Een Interessante Plantenlijst Uit 1791 Van De En- Gelse Tuinen Van Kasteel Hex (Heers, Heks, Prov
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Relicta 5 (2009), 143-288 143 Een interessante plantenlijst uit 1791 van de En- gelse tuinen van kasteel Hex (Heers, Heks, prov. Limburg): een historisch-botanische en cultuurhis- torische analyse Paul Van den Bremt1 1 Inleiding Heks, een deelgemeente van Heers, ligt in het heuvelige land- schap van Limburgs Haspengouw. Op het einde van de 18de eeuw maakte de prins-bisschop van Luik (fi g. 1), François- Charles de Velbruck (1719-1784) van dit rustige landbouwdorp een kasteeldorp2. Nog voor hij in 1772 tot prins-bisschop werd verkozen, had hij in deze gemeente al een herenkwartier en een hoeve als privébezit verworven. Geleidelijk en vooral sinds hij prins-bisschop was geworden, liet hij zijn privébezit dat hij ge- bruikte als jachtgoed uitgroeien tot een heus landgoed dat een kasteel en tuinen omvatte. Het kasteeldomein Hex werd een feit. De Velbruck was, zoals veel groten van zijn tijd, erg geïnteres- seerd in tuinen en planten. Behalve de klassieke parterretuinen in Franse stijl liet hij ook een begin maken met de aanleg van een jardin anglais, nl. een tuin die geen regelmatige of geometrische stijl had zoals de tuinen in Franse stijl. Hij liet hiervoor uit alle windstreken zaden en planten overkomen en stuurde zijn tui- niers naar het buitenland (Holland, Engeland, Frankrijk) om er zich te bekwamen. Omstreeks 1775 liet hij zelfs een portret schilderen van zijn tuinman Janvier met in zijn handen een ge- vuldbloemige Chinese roos. De tuinman had deze via de Ver- enigde Oost-Indische Compagnie (VOC) geïmporteerde roos in Hex aangeplant. Toen de prins-bisschop op 30 april 1784 onverwacht stierf, ging het eigendom met zijn nog onvoltooide tuinaanleg naar zijn erfgenaam en neef graaf Joseph-Romain d’Ansembourg (1745- 1798), die de Engelse aanleg verder afwerkte. Die oorspronke- lijke aanleg zou in de loop van de 19de eeuw grondig gewijzigd worden. De kasteelbewoners kozen toen resoluut voor de uitvoe- ring van een park in landschappelijke stijl. Het was de bekende landschapsontwerper Louis Fuchs (1818-1904) die de plannen hiervoor uittekende. Fig. 1 Prins-bisschop François-Charles de Velbruck (1719-1784), Tuinkunsthistorica Chris De Maegd (Agentschap Ruimtelij- eigenaar en stichter van het landgoed Hex. ke Ordening en Onroerend Erfgoed Vlaanderen) ontdekte in het Prince bishop François-Charles de Velbruck (1719-1784), owner and huisarchief van het huidige kasteeldomein Hex (fi g. 2) een kopie builder of Hex country estate. 1 Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), Koning Albert II-laan 19 bus 5, 1210 Brussel. 2 Voor het volledige historische onderzoek van het kasteel en de tuinen verwijzen we naar De Maegd 2007. 144 P. Van den bremt Fig. 2 De beroemde moestuin van het huidige landgoed Hex. The famous kitchen garden ofHex country estate nowadays. van de plantenlijst van de verdwenen Engelse tuinen3. Ze legde de Het is trouwens niet altijd eenvoudig te achterhalen welke plan- lijst voor aan het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed ten precies bedoeld worden, omdat de wetenschappelijke bota- om ze in detail te ontleden. De lijst dateert uit 1791 en werd in op- nische naamgeving van toen vaak sterk afwijkt van de huidige. dracht van graaf d’Ansembourg opgesteld. De exacte ligging van Gelukkig werd al veelvuldig gebruikgemaakt van de binomi- de verdwenen tuinen kon tot nog toe niet achterhaald worden. nale of tweetermige nomenclatuur, bijvoorbeeld Thuja orien- talis voor oosterse levensboom. Deze nomenclatuur bestond al langer, maar ze kreeg slechts geleidelijk aan navolging. Pas 2 De plantenlijst uit 1791 in 1867 werd ze internationaal de algemene regel6. De Zweedse plantkundige Carl von Linné (1707-1778) of Carolus Linnaeus 2.1 De problematiek van de ontcijfering was de eerste wetenschapper die ze consequent toepaste. Veel Joseph-Romain d’Ansembourg liet in 1791 een genummerde lijst tweetermige soortnamen ondergingen na de 18de eeuw nog wij- opmaken van de bomen, struiken, heesters, vaste planten, oran- zigingen maar men kan, mits enig zoekwerk, hun oude synonie- jerieplanten en kruiden in zijn Engelse tuinen. De planten staan men wel opsporen. erin vermeld met hun toenmalige wetenschappelijke naam en Voor een aantal soorten liet d’Ansembourg zijn planten ech- hun Franse soortnaam. De totale plantenlijst omvat 285 num- ter noteren volgens een beschrijvend systeem met meer dan twee mers verdeeld over 240 taxa4 en vier verschillende plekken in termen, bijvoorbeeld Arctotis flore aureo pulcherrimo (een Zuid- de tuin. In het groenblijvende bosje (Bosquet toujours verd) wer- Afrikaanse soort). Die planten zijn moeilijker te identificeren, den 57 nummers genoteerd, op de heuvel met bontbladige plan- al bestaan er 18de-eeuwse synoniemenlijsten van beschrijvende ten (Motte panachée) 106 nummers; het zomerbosquet (Bosquet namen. De ontcijfering wordt pas echt ingewikkeld voor de culti- d’été) bestond uit twee delen, waarvan de nummering deels vars of de in cultuur ontstane variëteiten. Daarvoor bestonden in doorloopt, namelijk 66 nummers op een heuvel (Arbustes de la 1791 nog geen vaste codes, zodat een vergelijking met de huidige motte) en 56 nummers in een smal, langwerpig, opgehoogd tuin- cultivarnamen7 niet vanzelfsprekend is. Mag men bijvoorbeeld bed bij het Florabeeld (Platte bande près de la figure de Flore). de oude cultuurvariëteit van hulst die d’Ansembourg benoemt De lijst in het Huisarchief is niet het origineel, maar een als Ilex aquifolium fol. aureis spinis et limbis viridis zomaar ge- vrij recente transcriptie van iemand die jammer genoeg niet lijkstellen met de voor 17608 bestaande huidige Engelse cultivar vertrouwd was met 18de-eeuws handschrift, noch met weten- Ilex aquifolium ‘Golden Milkmaid’? schappelijke botanische nomenclatuur5. Bosea yervamora werd bijvoorbeeld overgeschreven als : een dergelij- Rosea jerva mora 2.2 De plantensoorten ontcijferd ke schrijffout kan men nog makkelijk ontdekken en corrigeren. Maar slaat een door de kopiist verhaspelde naam als Torpnea lu- Om ons een goed beeld te kunnen vormen van de relatieve zeld- cida wel degelijk op Royena lucida? Wij denken van wel, omwille zaamheid van elk van de in de lijst uit 1791 opgesomde planten, van de specifieke context, en identificeerden deze oude bena- hebben we op een systematische manier de samenstelling van de ming van een Afrikaanse dadelpruimsoort als de hedendaagse lijst getoetst aan eigentijdse 18de-eeuwse en vroeg-19de-eeuwse Diospyros whyteana. literatuurbronnen. 3 Huisarchief Hex, Bundel J2. Mertens 1995, 387-389 waar ook tal van weten- 7 International Code of Nomenclature for Cul- 4 Taxon, mv. taxa: verzamelnaam voor catego- schappelijke namen werden verhaspeld. tivated Plants, recentste editie: Brickell et al. 2004. rieën zoals soorten, ondersoorten, variëteiten en 6 International Code of Botanical Nomencla- 8 Galle 1997, 281. cultivars. ture, recentste editie, Saint Louis Code: Greuter et 5 Vgl. wat de botanische nomenclatuur betreft, al. 2000. Een interessante plantenlijst uit 1791 van de Engelse tuinen van kasteel Hex 145 Ȇ Zo vergeleken we de soortsamenstelling met de Gardener’s commentaar voorzien, kwam uit in Brussel in 1786-1789 als Dictionary van Philip Miller (1691-1771), waarvan niet min- Dictionnaire des Jardiniers et des Cultivateurs (fig. 3)9. Tot der dan acht edities verschenen tussen 1731 en 1768. Philip de inschrijvers behoorden zeer vooraanstaande figuren zo- Miller was zowat vijftig jaar lang de hoofdtuinier van de als onder meer baron de Poederlé (1742-1813), die algemeen plantencollectie van de Engelse Chelsea Physic Garden, aan- wordt beschouwd als de eerste grote Belgische dendroloog, gelegd in 1673 door de Society of Apothecaries. Hij legde er l’abbé Mann (dom Théodore Augustin Mann: 1735-1809), de verzamelaartuin bij uitstek aan en publiceerde zijn er- de invloedrijke secretaris van de Keizerlijke Brusselse Aca- varingen in zijn Gardener’s Dictionary. Dit werk wordt nog demie en l’abbé de Marci (François de Marci: ?-1791), de steeds beschouwd als hét wetenschappelijke startpunt voor kanselier van de universiteit van Leuven en lid van de ge- de gekweekte planten. De achtste editie, vertaald en van noemde Academie. Ȇ Als tweede belangrijke informatiebron, maar dan uitsluitend voor winterharde houtige gewassen, is er het weinig bekende maar zeer degelijke, anonieme overzichtswerkje uit 1790 dat toegeschreven wordt aan Gaspard-Joseph de Servais (1735- 1807), een Mechelse “rechtschapen edelman, een vrijgezel, die teruggetrokken leefde en zich uitsluitend met zijn boeken en zijn bomen bezighield”10. Het draagt de titel: Korte Verhande- ling van de Boomen, Heesters en Houtagtige Kruidgewassen11. Het bevat een beknopt overzicht van de toenmalig bekende winterharde houtige gewassen en is doorgaans een stuk ac- curater dan de (overigens wel degelijk terecht) veelgeprezen en veel beter bekende Manuel de l’arboriste et du forestier bel- giques12 van Eugène Joseph, baron d’Olmen, meestal bekend als baron de Poederlé. Ȇ Een minder belangrijke literatuurbron, omdat ze in de eerste plaats aandacht besteedt aan wilde planten, is de tweedelige Flore du Nord de la France (fig. 4)13 van François-Antoine Roucel (1736-1831), een flora uit 1803 die vooral het westelijke deel van het huidige België bestrijkt14. Toch hebben we ook deze flora in de vergelijking opgenomen omdat Roucel regel- matig veel voorkomende tuin- en oranjerieplanten bespreekt en zelf erg geïnteresseerd was in tuin- en oranjerieplanten15. Ȇ We toetsten de plantenlijst van het kasteel Hex ook aan een kwekerijcatalogus uit 1778 van de beroemde, in