<<

Onderzoeksrapport Better Wetter

NHL Hogeschool, 04-11-2016

Waterbeheer Noordoost Onderzoeksrapport

Auteur : Everhard van der Galiën Marco Dijkstra Johannes Sinnema

Klas: C3

Opleiding: Civiele techniek

Studiejaar 2016-2017, leerjaar 2

Opdracht Waterbeheer

In opdracht van: Wetterskip Fryslân Opleiding Civiele techniek van NHL Hogeschool te Leeuwarden Periode 1, semester 3

Begeleidende docent: E. Jonker

Contactgegevens

Studentennummers: Everhard 281220 Marco 231061 Johannes 436976

Mailadressen: [email protected] [email protected] [email protected]

Plaats: Friesland, Leeuwarden

Inleverdatum: 04-11-2016

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 1

Samenvatting

Wetterskip Fryslân, gemeenten, de provincie en natuurorganisaties hebben het plan om het watersysteem in Noordoost-Fryslân toekomstbestendiger te maken. Dit heeft er mee te maken dat het huidige systeem toe is aan vernieuwing. Hierbij is het nodig dat het water vast en schoon gehouden kan worden op nieuwe en innovatieve wijze. Aan de hand van dit bedachte plan heeft het consortium van ‘Better Wetter’ de volgende hoofdvraag voor het onderzoek opgesteld: “In welke mate dragen nieuwe vormen van flexibel waterbeheer bij aan de toekomstbestendigheid van het watersysteem in Noordoost Fryslân?’’ Om deze vraag te beantwoorden is deze deelvraag opgedeeld in 3 deelonderzoeken.

Het doel van dit onderzoek is om gegevens over het watersysteem aan te bieden aan het consortium, om zo bij te dragen aan het vinden van een antwoord op de hoofdvraag. Hieruit volgen de volgende deelvragen van dit rapport:

 Hoeveel peilvakken zijn er en waar/hoe wateren de peilvakken op af (stroomrichting)?  Wat zijn de gemiddelde hoogste en laagste grondwaterstanden en waar zitten deze?

De toegepaste onderzoeksmethode is voornamelijk het opzoeken van de beschikbare gegevens verkregen via de begeleidend docent. De peilgegevens worden gebruikt en van hieruit kan bepaald worden welke stroomrichtingen het water aanneemt. Om de grondwaterstanden te bepalen zijn gegevens van het dinoloket gebruikt.

Uit onderzoek is gebleken dat er verschillende peilvakken aanwezig zijn. In de omgeving van bevindt zich het laagste waterpeil (-1,8 m NAP). Het hoogste peil ligt in Damwoude, op een hoogte van -0,1 m NAP in de zomer tot -0,4 m NAP in de winter. Hieruit valt te concluderen dat hier een hoog gelegen gebied aanwezig is.

Verder blijkt uit onderzoek dat de grondwaterstanden dieper zijn naarmate men verder bij de kust vandaan is. De gemiddeld hoogste grondwaterstand bevindt zich aan de kust (In de buurt van Blija). Deze hoogte bedraagt -0,64 m NAP. De gemiddeld laagste grondwaterstand bevind zich het verst van de kust. De diepte van het grondwater kan hier het peil van -2,97 m NAP behalen. Wanneer alle onderzochte waterpeilen naast elkaar worden gelegd is er een goede lijn zichtbaar. De grondwaterstand wordt steeds dieper naarmate men verder het land in gaat. Voor de specificaties wordt doorverwezen naar figuur 4.16 en 4.17 van dit rapport.

Concluderend uit het onderzoek is dat er vele peilvakken aanwezig zijn. Deze hebben allemaal een eigen stroomrichting. Voor de specificaties hiervan wordt doorverwezen naar hoofdstuk 3.2 van dit rapport. Voor de grondwaterstanden zijn de gemiddeld hoogste grondwaterstand -2,47 m NAP en de gemiddeld laagste grondwaterstand -2,97 m NAP. Deze waarden zijn beide in de omgeving van Birdaard. Voor de specificaties hiervan wordt doorverwezen naar hoofdstuk 4 van dit rapport.

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 2

Inhoudsopgave

Samenvatting 1. Inleiding ...... 4 2. Het onderzoeksgebied ...... 6 3. Waterpeilen en stroomrichtingen ...... 8 3.1 Waterpeilen ...... 8 3.2 Stroomrichtingen ...... 8 3.2.1 , Holwerd ...... 9 3.2.2 ...... 10 3.2.3 Rinsumageest, Birdaard ...... 11 3.2.4 Damwoude, Broeksterwoude ...... 12 4. Grondwaterstanden ...... 13 4.1 Birdaard ...... 14 4.2 Rinsumageest, Damwoude, Broeksterwoude ...... 15 4.3 Dokkum ...... 16 4.4 Genum, , ...... 17 4.5 Blija ...... 18 4.6 , Ternaard ...... 19 4.7 ...... 20 4.8 Overzicht en terugkoppeling ...... 21 5. Conclusies en aanbevelingen ...... 22 Literatuurlijst ...... 23

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 3

1. Inleiding

Wetterskip Fryslân, gemeenten, de provincie en natuurorganisaties hebben het plan om het watersysteem in Noordoost-Fryslân toekomstbestendiger te maken. Het huidige watersysteem heeft zijn grenzen bereikt en dient verbeterd te worden. Er wordt gezocht naar innovaties met betrekking tot het watersysteem. Hierbij wordt gekeken naar de mogelijkheden om het systeem zo te verbeteren, dat het water vast en schoon gehouden kan worden op nieuwe en innovatieve wijze.

Er worden verschillende onderzoeken verricht. NHL-Hogeschool en Van Hall Larenstein zijn scholen die meedoen aan het onderzoek. Deze scholen worden ondersteund door de partners Wetterskip Fryslân, it Fryske Gea en de provinsje Fryslân. Deze groepen vormen samen een consortium en geven de naam ‘Better Wetter’ aan dit project. Het projectgebied is weergegeven in figuur 1.1.

Figuur 1.1 Projectgebied onderzoek ‘Better Wetter’

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 4

Hoofd en deelvragen Het complete onderzoek van ‘Better Wetter’ wordt geleid door de volgende hoofdvraag: “In welke mate dragen nieuwe vormen van flexibel waterbeheer bij aan de toekomstbestendigheid van het watersysteem in Noordoost Fryslân?”

Deze hoofdvraag is onderverdeeld in de volgende deelvragen:

 Welke innovatieve aanpassingen met nieuwe functies en functiecombinaties maken het watersysteem in Noordoost Fryslân meer toekomstbestendig?  Welke vormen van flexibel waterbeheer zijn nodig om deze aanpassingen te kunnen doen en deze nieuwe functies en functiecombinaties te realiseren?

Om deze deelvragen te kunnen beantwoorden, is het volgens het consortium nodig om 3 deelonderzoeken te doen. Dit zijn de volgende:

1. Het onderzoeken van het huidig watersysteem en de mogelijke innovaties 2. Het onderzoeken van de innovaties: functies, functiecombinaties en flexibel waterbeheer 3. Het onderzoeken van de mogelijkheden van een toekomstbestendig watersysteem

Dit rapport houdt zich bezig met deelonderzoek 1. Dit onderzoek wordt gedaan over een deel van het projectgebied. Dit is in het volgende hoofdstuk nader toegelicht.

Om dit deelonderzoek goed te kunnen maken, wordt deze opgedeeld in de volgende deelvragen:

 Wat is de huidige waterbalans van NO Fryslan: waterkwantitatief (in- en uitstroom boezem inclusief verbruik, neerslag/verdamping en infiltratie) en waterkwalitatief (inherent aan kwantiteitsbeheer inclusief interne belasting)?*  Hoeveel peilvakken zijn er en waar/hoe wateren de peilvakken op af (stroomrichting)?  Wat zijn de gemiddelde hoogste en laagste grondwaterstanden en waar zitten deze?

*Gezien het gebrek aan kennis en ontbrekende gegevens die nodig zijn voor deze deelvraag is in overleg besloten deze deelvraag uit te stellen. Deze kan in een eventueel later stadium beantwoord worden wanneer er meer gegevens beschikbaar zijn c.q. meer onderzoek in het gebied is gedaan.

Doelstelling De betrokken partijen bij dit onderzoek zijn: Wetterskip Fryslân, de verschillende gemeenten in het gebied, de provincie, natuurorganisaties (it Fryske Gea), Hogeschool VHL en NHL Hogeschool. Alle partijen hebben hun eigen onderzoek naar innovaties in waterbeheer. Zo onderzoekt Hogeschool VHL het ecologische deel en NHL juist het technische deel. Alle deelonderzoeken worden gebruikt om tot een conclusie te komen, om vervolgens een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag.

Dit onderzoek zal vooral informatief zijn en zal voornamelijk gegevens bevatten. Deze gegevens kunnen gebruikt worden om een antwoord te geven op de hoofdvraag van het project.

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 5

2. Het onderzoeksgebied

Het gehele onderzoeksgebied uit figuur 1.1 is opgedeeld in 4 stukken. Dit heeft als voornaamste reden omdat het gebied anders te groot wordt. Figuur 2.1 toont het opgedeelde projectgebied.

Figuur 2.1 Projectgebied, verdeling in schematische weergave

Voor dit rapport wordt er onderzoek gedaan in groep 1 (links boven, omgeving Dokkum). De getrokken grenzen links op de kaart zijn de huidige gemeentegrenzen. Deze zijn prima om aan te houden. Voor de dikgedrukte rode lijn is het soms nodig om hiervan af te wijken. Deze is willekeurig getrokken en zal er per vraag bekeken worden of het nodig is om hiervan af te wijken.

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 6

Achtergrondinformatie deelgebied In dit gebeid heeft men te maken met een aantal dorpen en de stad Dokkum. Het deelgebied bestaat voornamelijk uit zeeklei, veen en een klein deel zand als ondergrond. Verder bevindt er zich een kerende dijk. Deze moet het water van de Waddenzee tegenhouden.

Het deelgebied heeft men niet te maken met de beschermde gebieden van ‘it Fryske Gea’. Hier hoeft men dus geen rekening mee te houden als er nieuwe vormen van waterbeheer worden toegepast. Echter loopt er wel een belangrijke vaart door het projectgebied; de Dokkumer Ee. Deze vaart loopt van Leeuwarden naar Dokkum en is een onderdeel van de Friese boezem. Het waterpeil op deze vaart ligt op -0.52 t.o.v. NAP. Dit is het standaard peil van de Friese boezem.

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 7

3. Waterpeilen en stroomrichtingen

In dit hoofdstuk wordt gekeken waar het water uit de verschillende gebieden naartoe stroomt. Hierbij wordt ook gekeken wat de waterpeilen zijn. Dit gebeurt door het gebied in delen te beschouwen.

3.1 Waterpeilen

Water verplaatst zich in de regel van hoog naar laag. Van Friesland is bekend dat er veel peilen onder NAP liggen. Dat wil zeggen dat het desbetreffende gebied onder zeespiegel niveau ligt. De dijken zijn er dan voor om het water van buitenaf tegen te houden. Uit de bekende peilmaten is ook af te leiden dan het projectgebied zich onder zeespiegelniveau bevindt. In het gebied ligt het laagste peil op -1.8 m NAP (zomperpeil zp. en winterpeil wp.). Dit laagste gebied ligt ten zuidwesten van Dokkum, in de buurt van Holwerd. Het hoogste gebied ligt op -0.1 m (zp.) en -0.4 m (wp.) NAP. Dit gebied ligt rondom Damwoude, vlak onder Dokkum. Dit betreft dus een hoog gelegen gebied. Met het bepalen van de stroomrichtingen komen de belangrijke waterpeilen verder aan bod.

3.2 Stroomrichtingen

Het gevolg van deze verschillen in peilen is dat het water gaat stromen. Het is van belang om te weten waar het water naar toe stroom, omdat dit effect heeft op het watersysteem. Om deze stromen te kunnen bepalen wordt er gebruik gemaakt van beschikbare peilkaarten. In deze peilkaarten zijn gemalen, duiker, keerkleppen en stuwen weergegeven welke zijn verkregen via het Wetterskip (Wetterskip Fryslân, 2016). Hierbij wordt tevens aangegeven in welke richting het water stroomt. Hierdoor kan gekeken worden welke van deze objecten een belangrijke schakel zijn in het huidige watersysteem.

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 8

3.2.1 Dokkum, Holwerd

Gezien de omvang van het gebied, is besloten deze op te delen in verschillende delen. Zo is ervoor gekozen om dat voor dit gebied te doen aan de hand van de beschikbare peilkaarten. Deze zijn voor het hele gebied ook opgedeeld in delen. Figuur 3.1 en 3.2 tonen het eerste gebied in de omgeving van Dokkum en Holwerd.

Het gebied van de omgeving Holwerd heeft weinig peilverschil.

In het gebied is vooral te maken met zp. -0,8 m en wp. -1,0 m NAP. Dit is het meest groene peilgebied. Voor een groot deel stroomt het water van hieruit naar de donkergekleurde gebieden verder in het land. Het wil dus zeggen dat die gebieden een lager peil hebben. Hieruit valt te concluderen dat het water vanaf de dijk het land in stroomt. Dit klopt ook wel, omdat water van hoog naar laag stroomt.

Het hoogste peil: zp. -0,2 m en wp. -0,52 m Figuur 3.1 Beschouwde gebied op kaart weergegeven (Google, 2016) NAP Het laagste peil: zp. -1,3 m en wp. -1,5 m NAP

De hoge waterstanden bevinden zich aan de pier van Holwerd. Het valt op dat de stroming zich telkens meer het land in verplaatst. Het laagste peil ligt namelijk aan de onderkant van dit beschouwde gebied, wat deze situatie ook weer logisch verklaart. De kaart spreek verder voor zich.

Figuur 3.2 Deelgebied met aangegeven de aanwezige installaties en de stroomrichtingen van het water (Google, 2016)

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 9

3.2.2 Hantumeruitburen

Het volgende deelgebied is, op basis van de beschikbare peilkaart, gevestigd ten noorden van Dokkum. Centraal gelegen in dit gebied ligt het dorp Hantumhuizen. Figuur 3.3 en 3.4 tonen dit gebied.

Dit deelgebied, waar onder andere Hantumhuizen, Bollingawier en Ternaard deel van uitmaken, heeft ook vrij weinig activiteit. Aan de bovenkant ligt de zeedijk en aan de onderkant komen we in de buurt van Dokkum. Het gebied bestaat weer voor een groot deel uit zp. -0,8 m en wp. -1,0 m NAP. Het valt op dat er aan de kust, in vergelijking met het vorige gebied, niet veel verschillende peilverschillen zijn. Gemalen zijn ook niet in het gebied te vinden. Echter, er zijn wel enkele inlaten en duikers aanwezig.

De stroming van het water loopt telkens meer richting Dokkum. Hieruit kan geconcludeerd Figuur 3.3 Beschouwde gebied op kaart weergegeven (Google, 2016) worden dat deze stad is voorzien van een lager peil.

Het hoogste peil: -0,2 m en -0,52 m NAP Het laagste peil: vp. -1,7 m NAP (vigerend peil)

Het laagste peil bestaat wederom uit het lichtgroene deel. Dit is echter maar een klein stuk in het deelgebied. Het lichtgele deel heeft een hoog peil t.o.v. de rest. Het valt ook weer op dat deze waterstromen het land ingaan. De kaart spreekt verder voor zich.

Figuur 3.4 Deelgebied met aangegeven de aanwezige installaties en de stroomrichtingen van het water (Google, 2016)

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 10

3.2.3 Rinsumageest, Birdaard

Op basis van de beschikbare peilkaart is het volgende gebied gekozen ten westen van Dokkum. Hier komt men uit bij de dorpen Rinsumageest en Birdaard. Figuur 3.5 en 3.6 tonen dit gebied.

Het valt meteen op dat dit een gebied is met veel activiteit. Er zijn veel verschillende peilgebieden. Op de kaart is te zien dat het roze gebied alsnog wel overheerst. Dit gebied heeft een peil van zp. en wp. -1,55 m NAP. Door gemalen wordt het water op peil gehouden. Ook is te zien dat er zich gemalen rondom de Dokkumer Ee bevinden. Deze loopt van Dokkum langs Birdaard in de richting van Leeuwarden. De gemalen zorgen ervoor dat het peil in het bepaalde gebied normaal blijft. Dit is omdat de Dokkumer Ee onderdeel is van de Friese boezem en het Figuur 3.5 Beschouwde gebied op kaart weergegeven (Google, peil hier -0,52 m NAP bedraagt. Daarom zijn 2016) deze gemalen wel belangrijk voor dit gebied.

De meeste pijlen richten naar het midden van ons deelgebied. Hier bevindt zicht het dorp Rinsumageest. Dit houdt in dat dit gebied lager ligt dan de rest. Het water van de groene delen stromen naar de Dokkumer Ee. Gemalen doen vanaf hier het overige weg. De kaart spreek verder voor zich.

Figuur 3.6 Deelgebied met aangegeven de aanwezige installaties en de stroomrichtingen van het water (Google, 2016)

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 11

3.2.4 Damwoude, Broeksterwoude

Het laatste deel van het gebied bevindt zich te zuiden van Dokkum. Hier is het dorp Damwoude gelegen. Figuur 3.7 en 3.8 tonen dit gebied.

Een groot peilgebied is het oranje deel op de kaart. Deze bevindt zich rond Damwoude Het gebied heeft een peil van zp.-0,1 tot -0,2 en wp. -0,4 m NAP. Dit zijn weer relatief hoge waterpeilen. Het is ook te zien dat het oranje gebied allemaal pijlen uit het gebied heeft in plaats van in het gebied. Zo is duidelijk te zien dat het water naar een lager peil stroomt. Dit betekend dat het gedeelte onder Dokkum lager ligt. De kaart spreek verder voor zich.

Figuur 3.7 Beschouwde gebied op kaart weergegeven (Google, 2016)

Figuur 3.8 Deelgebied met aangegeven de aanwezige installaties en de stroomrichtingen van het water (Google, 2016)

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 12

4. Grondwaterstanden

In dit hoofdstuk wordt gekeken wat de hoogtes zijn van het grondwater. Voor het bepalen van de gemiddelde grondwaterstanden wordt gebruik gemaakt van de gegevens van het dinoloket. Figuur 4.1 toont het gebied waar wij als groep mee te maken hebben.

Figuur 4.1 Projectgebied Damwâld, Birdaard, Blija, Holwerd, Ternaard, Hantumhuizen, Dokkum (Dinoloket, 2016)

In het figuur hierboven zijn een aantal driehoeken aangegeven. Van deze locaties zijn verschillende gegevens bekend over het grondwater. Deze zijn in de loop der jaren geregistreerd en voor dit project zijn deze gegevens prima te gebruiken. Van een aantal van deze locaties wordt gekeken wat de grondwaterstanden zijn. Hierbij kan het grondwater af en toe van peil wisselen. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met hoge waterstanden in sloten of de val van neerslag. Bij deze situatie is het peil wat hoger. Bij een drogere periode zal het grondwaterpeil wat lager zijn. Daarom wordt er onderscheidt gemaakt tussen een hoge en een lage grondwaterstand. Hierbij zal het gebied in delen worden gesplitst, om zo van verschillende locaties van het gebied een uitspraak te kunnen doen over de grondwaterstanden.

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 13

4.1 Birdaard

Figuur 4.2 toont een het eerst deel van het gebied inclusief de gedetailleerde locaties.

Figuur 4.2 Deel van het projectgebied en bekeken locaties (Dinoloket, 2016)

Van de omcirkelde locaties zijn de grondwaterstanden bekend. Tabel 4.3 toont deze hoogtes.

Tabel 4.3 Grondwatergegevens aangeduide locaties Hoge gws Lage gws Gemiddelde hoge gws Gemiddelde lage gws

Locatie 1 -3.82 m NAP -4,32 m NAP Locatie 2 -1,50 m NAP -2,00 m NAP -2,47 m NAP -2,97 m NAP Locatie 3 -2,09 m NAP -2,59 m NAP

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 14

4.2 Rinsumageest, Damwoude, Broeksterwoude

Het volgende gebied dat is bekeken bevindt zich meer richting het oosten. Dit valt hieronder in figuur 4.4 te zien.

Figuur 4.4 Deel van het projectgebied en de bekeken locaties (Dinoloket, 2016)

Van de omcirkelde locaties zijn de grondwaterstanden bekend. Tabel 4.5 toont deze hoogtes.

Tabel 4.5 Grondwatergegevens van aangeduide locaties

Hoge gws Lage gws Gemiddelde hoge gws Gemiddelde lage gws Locatie 1 -2,00 m NAP -2,50 m NAP Locatie 2 -1,39 m NAP -1,89 m NAP Locatie 3 -0,77 m NAP -1,27 m NAP -1,75 m NAP -2,25 m NAP Locatie 4 -1,93 m NAP -2,43 m NAP Locatie 5 -2,04 m NAP -2,54 m NAP Locatie 6 -2,35 m NAP -2,85 m NAP

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 15

4.3 Dokkum

Het volgende bekeken gebied bevindt zich bij Dokkum. De bekeken locaties zijn hieronder in figuur 4.6 weergegeven.

Figuur 4.6 Deel van het projectgebied en de bekeken locaties (Dinoloket, 2016)

Van de omcirkelde locaties zijn de grondwaterstanden bekend. Tabel 4.7 toont deze hoogtes.

Tabel 4.7 Grondwatergegevens van aangeduide locaties Hoge gws Lage gws Gemiddelde hoge gws Gemiddelde lage gws Locatie 1 -1,10 m NAP -1,60 m NAP Locatie 2 -1,66 m NAP -2,16 m NAP Locatie 3 -2,21 m NAP -2,71 m NAP -1,49 m NAP -1,99 m NAP Locatie 4 -1,24 m NAP -1,74 m NAP Locatie 5 -1,24 m NAP -1,74 m NAP

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 16

4.4 Genum, Reitsum, Lichtaard

Het volgende bekeken deelgebied bevindt zich ten westen van Dokkum. Dit gebied is hieronder in figuur 4.8 weergegeven met de bekeken locaties.

Figuur 4.8 Deel van het projectgebied en de bekeken locaties (Dinoloket, 2016)

Van de omcirkelde locaties zijn de grondwaterstanden bekend. Tabel 4.9 toont deze hoogtes.

Tabel 4.9 Grondwatergegevens van aangeduide locaties Hoge gws Lage gws Gemiddelde hoge gws Gemiddelde lage gws Locatie 1 -1,10 m NAP -1,60 m NAP Locatie 2 -0,57 m NAP -1,07 m NAP -1,18 m NAP -1,68 m NAP Locatie 3 -1,25 m NAP -1,75 m NAP Locatie 4 -1,78 m NAP -2,28 m NAP

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 17

4.5 Blija

Ten noorden van het vorige gebied bevindt zich Blija. Dit is het volgende bekeken deelgebied. Deze is hieronder weergegeven in figuur 4.10.

Figuur 4.10 Deel van het projectgebied en de bekeken locaties (Dinoloket, 2016)

Van dit gebied zijn jammer genoeg vrij weinig grondwaterstanden bekend. Van de omcirkelde locaties zijn de grondwaterstanden wel bekend en zijn opgenomen in tabel 4.11.

Tabel 4.11 Grondwatergegevens van aangeduide locaties Hoge gws Lage gws Gemiddelde hoge gws Gemiddelde lage gws Locatie 1 -0,22 m NAP -0,72 m NAP Locatie 2 -0,74 m NAP -1,24 m NAP -0,64 m NAP -1,14 m NAP Locatie 3 -0,96 m NAP -1,46 m NAP

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 18

4.6 Brantgum, Ternaard

Het volgende bekeken gebied is hieronder in figuur 4.12 weergegeven.

Figuur 4.12 Deel van het projectgebied en de bekeken locaties (Dinoloket, 2016)

Van de omcirkelde locaties zijn de grondwaterstanden bekend. Tabel 4.13 toont deze hoogtes.

Tabel 4.13 Grondwatergegevens van aangeduide locaties

Hoge gws Lage gws Gemiddelde hoge gws Gemiddelde lage gws Locatie 1 -0,42 m NAP -0,92 m NAP Locatie 2 -0,43 m NAP -0,93 m NAP Locatie 3 -0,50 m NAP -1,00 m NAP -0,83 m NAP -1,33 m NAP Locatie 4 -1,54 m NAP -2,04 m NAP Locatie 5 -1,21 m NAP -1,71 m NAP Locatie 6 -0,90 m NAP -1,40 m NAP

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 19

4.7 Hantumhuizen

Het laatste deelgebied is hieronder in figuur 4.14 weergegeven.

Figuur 4.14 Deel van het projectgebied en de bekeken locaties (Dinoloket, 2016)

Van de omcirkelde locaties zijn de grondwaterstanden bekend. Tabel 4.15 toont deze hoogtes.

Tabel 4.15 Grondwatergegevens van aangeduide locaties Hoge gws Lage gws Gemiddelde hoge gws Gemiddelde lag gws Locatie 1 -0,81 m NAP -1,31 m NAP Locatie 2 -0,95 m NAP -1,45 m NAP Locatie 3 -1,28 m NAP -1,78 m NAP -0,95 m NAP -1,45 m NAP Locatie 4 -1,22 m NAP -1,72 m NAP Locatie 5 -0,50 m NAP -1,00 m NAP

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 20

4.8 Overzicht en terugkoppeling

Van de verzamelde gegevens zijn voor de hoge en de lage grondwaterstand overzichten gemaakt, te zien in figuur 4.16 en 4.17.

Figuur 4.16 Overzicht gemiddelde hoge grondwaterstand Figuur 4.17 Overzicht gemiddelde lage grondwaterstand (Google, 2016) (Google, 2016)

Gezien het overzicht blijven de verschillen beperkt tot 0,5 m NAP. Bij het aanpassen van het watersysteem is het nodig om hier rekening mee te houden. Boeren hebben baad bij een goede voedingsrijke bodem. Bij een stijging van het grondwater wordt de grond natter, waardoor boeren problemen krijgen met de oplevering van hun gewassen. Deze zullen gaan klagen en dat gaat de opdrachtgever geld kosten (en de boer zijn omzet).

Deze gegevens teruggekoppeld aan de bekeken waterpeilen en stroomrichtingen is te zien dat er wel een verband ligt. Gezien de grondwaterstanden kan men concluderen dat er sprake is van een diepere grondwaterstand wanneer men verder het land in gaat. Dit zou betekenen dat het land hier ook lager zou kunnen zijn. Dit is echter niet altijd het geval. Om dit te kunnen concluderen is er verder onderzoek nodig. Gezien de getrokken conclusie dat het water vanaf de kust steeds verder het land in stroomt, heeft een kern van waarheid. Hierbij zullen er delen zijn die afwijken van de dalende lijn van het maaiveld. Hiervoor is extra onderzoek nodig. Hiermee kan er exact gekeken worden wat de waterstromen zijn.

Om te kijken hoe dit exact zal verlopen, zal er verder onderzoek gedaan moeten worden. Dit zal dan voornamelijk over de samenstelling moeten gaan van de bodem, de hoogtes in de provincie en over de waterbalans. Deze gegevens geven een aanzet om hiermee vervolgonderzoek te doen.

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 21

5. Conclusies en aanbevelingen

Het onderzoek is gedaan aan de hand van het volgende deelonderzoek van het consortium van ‘Better Wetter’: ‘onderzoek het huidig watersysteem en de mogelijke innovaties.’ Om dit uit te kunnen voeren, is dit onderzoek geleid door de volgende vraagstellingen:

 Hoeveel peilvakken zijn er en waar/hoe wateren de peilvakken op af (stroomrichting)?  Wat zijn de gemiddelde hoogste en laagste grondwaterstanden en waar zitten deze?

In het gebied zijn verschillende peilvakken aanwezig. Het laagste waterpeilgebied bevind zich in de omgeving van Holwerd en heeft een waterpeil van -1.8 m NAP (zomperpeil zp. en winterpeil wp.). Dit komt mede door de aanwezigheid van de Waddenzee. Het hoogste waterpeilgebied ligt in Damwoude op -0.1 m (zp.) en -0.4 m (wp.) NAP. Dit is een hoog gelegen gebied.

Uit dit onderzoek is gebleken dat de gemiddelde grondwaterstanden dieper zijn naarmate men verder bij de kust vandaan is. De gemiddeld hoogste grondwaterstand bevindt zich aan de kust (In de buurt van Blija). Deze hoogte bedraagt -0,64 m NAP. Gezien de gemiddelde lage grondwaterstanden, schelen deze 0,5 m NAP in hoogte. De gemiddeld laagste grondwaterstand bevind zich het verst van de kust. De diepte van het grondwater kan hier het peil van -2,97 m NAP behalen. Wanneer alle onderzochte waterpeilen naast elkaar worden gelegd is er een goede lijn zichtbaar. De grondwaterstand wordt steeds dieper naarmate men verder het land in gaat. Voor de specificaties wordt doorverwezen naar figuur 4.16 en 4.17 van dit rapport. Of hier ook een verband zit m.b.t. de maaiveldhoogtes, daar is verder onderzoek voor nodig.

Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden om te kijken hoe het landschap is verdeeld en welke invloed dit heeft op de ontwikkeling van het watersysteem. Verder kan er onderzoek gedaan worden naar de waterbalans.

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 22

Literatuurlijst

Dinoloket (2016) Ondergrondgegevens. Geraadpleegd op 10 oktober via: https://www.dinoloket.nl/ondergrondgegevens

Google (2016). Maps [foto’s]. Geraadpleegd op 10 oktober via: https://www.google.nl/maps

Wetterskip Fryslân (2016) Leggerkaart. Geraadpleegd op 11 oktober via: https://www.wetterskipfryslan.nl/kaarten/leggerkaart

Onderzoeksrapport ‘Better Wetter’ 23