Jacob Cats En Zijne Omgeving, Naar Aanleiding Van De Handschriften in Het Museum Catsianum
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
JACOB CATS EN ZIJNE OMGEVING, NAAR AANLEIDING VAN DE HANDSCHRIFTEN IN HET MUSEUM CATSIANUM, DOOR J. G. FREDERIKS. Il. ONING JACOBUS I verleende in 1628 octrooi voor bedijkingen in den mond van den Humber aan CORNELIS VERMUYDEN. Deze vermelding eischt eene uitvoerige opheldering aangaande dat werk en zijne plaatselijke geschiedenis, de lotgevallen van dergelijke ondernemingen in die dagen en bijzonder van deze, benevens de mededeeling der wederwaardigheden van genoemden leider dezer reusachtige werken en het wedervaren zijner medestanders, die daarin hun geld belegden. VERMUYDEN was uit het eiland Tolen, geboren te Sint Maartensdijk en van moederszijde verwant aan de WERCKENDET'S; hij telde dus onder de zijnen personen, die vóór de omwenteling de hoogste betrekkingen bekleed hadden in Zeeland beoosten de Schelde, die nog lang den ouden ' godsdienst beleden en daardoor in aanzien waren bij den heer van Sint-Maartensdijk, . FILIPS WILLEM, Prins van Oranje en Graaf van Buren. Tot zijne naaste aanverwanten behoorden ook leden der familie LIENS, die evenals zijne moederlijke betrekkingen nog in 1595 bedevaartgangers naar San-Jago konden aanwijzen. In de eilanden Schouwen~ Duiveland en Tolen vormden zij eeneklasse, 81 242 JACOB CATS EN ZIJNE OMGEVING. bestaande uit veelal onderling verwante geslachten, die, door het oude gouvernement met ruimer of kleiner gezag bekleed, aan de nieuwere orde van zaken niet dan schoor voetend zich aansloten en dit nog slechts aan de jongeren overlieten, terwijl enkelen ,hunner het openbaar gezag opgaven, als particuliere burgers bleven voortleven, als katho lieken stierven en soms een tak van hun geslacht nalieten, die weinig werd opgemerkt en allengs uitstierf of zich naar de zuidelijke gewesten begaf, gelijk omgekeerd anderen vandaar mede geloofshalve hierheen kwamen om de aanzienlijke ledige plaatsen van eigenaars en ambtenaren in te nemen. Want tallooze eigendommen waren in den binnen landsehen krijg bouwvallen of overstroomde grondbezittingen geworden, beide als gevolgen van nalatigheid en van vernielzucht, van eene verwildering onder de bewoners of van een veiligheidsmaatregel. Het is moeilijk dit duidelijk te maken en niet afte dwalen. Maar aan den anderen kant is het noodig te zeggen, dat de werkzaamheid der hier bedoelde standen en familiên lang vóór de onlusten dagteekent. De latere keizerlijke verordeningen hadden een waterstaat van beteren aard gevormd dan de graaflijke verordeningen der middeleeuwen en schoon niet zoo goed als de tegenwoordige, volkomen in staat om zelfs met buitenlandsche vermaardheid hun land den eersten rang te doen bekleed en onder de waterbouwkundigen. Wat droog te leggen en droog te houden was, deden zij, den scherpen blik gericht op elk strookje grond, dat kon behouden worden door een tijdigen maatregel, of verkregen door wel bestuurden en harden arbeid. Minder ervaren en denken vaak, dat inbraken en watervloeden afhankelijk zijn van het doen en laten der menschen. Men vergeet wel eens, dat het wijken van den bodem, waarop de zware aardmassa der dijken rust of de plotselinge veranderingen in den stroomgang, niet minder de invloed van stormen en hooge waterstanden. rampen veroorzaken, waarvan de afwering verre boven de macht der menschelijke hand is. Alotn in landstreken als het graaflijke baljuwschap Beoosten Schelde had men mannen, die in het schoone jaargetijde en in het noodweer van den winternacht zorgden voor hun eigen goed, dat van hunne meesters en lastgevenden en, niet onnatuurlijk uit het oogpunt van zelfbehoud, ook voor elkanders bezittingen, waar de ondergang van 't eene al het overige bedreigde. Men denke zich verder de nieuwe aanwinst van grond, die niet slechts de bezittingen vermeerderde, maar het oudere kwam beschermen, dat nu den tweeden aanval der wateren had te verduren, als achterliggende grond geworden; dan wordt dit eene kostbare en hachelijke onderneming. De kwade kans van een of twee seizoenen, een zachten winter, die den nieuwen dijk week laat, gevolgd door ruw weger; de arbeid moet opnieuw begonnen worden, en dit niet zelden bij herha ling, terwijl in een tegenovergesteld en niet ongewoon gelukkig geval één enkele oogst al de kosten vergoedt. Het geheel is dus een waagstuk, dat alleen kan slagen door gemeenschappelijke krachten, die niet slechts kapitalen kunnen bijeenbrengen, maar, bij een slecht succes, in staat zijn eene ramp te dekken. Waar vroeger de landsheer en zijne edelen klinkende munt voor materialen en arbeidsloonen hadden, en de kloosters verder en uitsluitend bij machte waren kapitalen bijeen te brengen, zou in Zeeland, waarbij wij ons JAC OB CATS EN ZIJNE OMGEVING. 243 hier bepalen, deze soort van ondernemingen onuitvoerlijk geworden zijn, omdat de Zeeuwsche adel in den aanvang der zeventiende eeuw niet meer bestond 1) en de kloosters waren ondergegaan in den algemeenen nood der tijden. Toen sloten de mannen, die zelf, of zeker hunne voorouders, door ambt en bediening, geboorte en bezitting, dijk en poldermannen waren, zich aaneen. In hunne overleggingen stonden zij eigene, weder keerige en tevens algemeene belangen voor j hunne gedurige en nauwe aanraking deed vermaagschapping ontstaan j waar de maatschappelijke veranderingen hen voor eigene zaken en zonder het vroegere gezag van anderen deden !handelen, vormden zij een nieuwen stand in de grootere gemeenten te platten lande, een' kring van gelijken, grondleggers van eene dorps- en kleinsteedsche aristocratie, die allengs door betere opleiding tot het maatschappelijke leven, in scholen en academiën verkregen, de eersten werden in den nieuwen vrijstaat en in het tegenwoordige koninkrijk. Zij zijn de stamvaders van groote, aanzienlijke en deels nog voortlevende geslachten j alleen hun oorsprong kan niet meer helder aangewezen worden, tenzij door persoonlijke bekendheid in sommige streken, die hunne 'vaderen hebben doen ontstaan, voor ondergang bewaard, tot hoogen bloei en welvaart gebracht om ze eindelijk te besturen of in hun naam te doen regeeren. Van hen noemen wij hier alleen WERCKENDET, VERMUYDEN en LIENS in Tolen, en, evenzeer uitgestorven, COUWENBURG en CATS in Schouwen. Als men van Huil den kleinen zeeboezem oversteekt om met den trein over Grimsby naar Londen te gaan, zet men den voet in het graafschap Lincoln, op eene landstreek, die Nieuw-Holland heet. Zooals men dat nu ziet, is het eene indijking, die op last en kosten van een' graaf van BEDFORD is geschied. Oorspronkelijk is dat hetzelfde, dat in 1620 ter indijking gegund was aan CORNELIS VERMUYDEN. De man was een geboren dijker, een tijdgenoot van Nederlandsche duizendkunstenaars als LEEGHWATER en DREBBEL. Zijne kunst had de omstreken van het koninklijke lustoord Windsor en Ganvey-island in de Theems drooggelegd, en als hij nu de moerassen van Lincoln boven water kon brengen, en volgens het octrooi de helft der verkavelde nieuwe gronden, bloksgewijze door het lot verdeeld, aan den Koning had overgedragen, dan behield hij voor zich eene bezitting, grooter dan de gemeente Haarlemmermeer. De ingenieur-ondernemer, gelijk wij zouden zeggen, woonde te Londen, waar hij lid der Hollandsche kerkelijke gemeente was, en er in 1626, 1634 en 1635 kinderen liet doopen. 2) Daar kwam CATS in gezantschap, werd in den aanvang van 1627 tot ridder verheven en woonde er het feest van Sint-Joris bij, zoodat hij in vier maanden tijd alle gelegenheid had om zijn landsman te gaan zien. Deze Sint-Maartensdijker was thans een man in den geest van den gezant, die den smaak van inpolderingen lang weg had en wiens vrouw reeds eenigen tijd hare hoogbejaarde 1) NIJHOFF'S Bijdr., dl. 1 (1837), blz. 75-92. Sj MOENS, The Dutch Church registers, London, p. 76. 244 ]ACOB CATS EN ZIJNE OMGEVING. moeder, de weduwe van HANS V ALCKENBORCH, 1) had verloren, zoodat er meer dan iets was om een aandeeltje te nemen. JOHAN LIENS, neef van VERMUYDEN, verkocht hem die, in Den Haag, 8 November 1627.~) LIENS maakte in April daaraanvolgende de bepaling, die ons leert, dat CATS eerst 300, daarna 500 acres - ieder van 0.42 onzer bunders ongeveer - had gekocht, en dat LIENS toestond het beloop der koopsommen te doen gebruiken voor de "dijkagie", maar dan moest hij, LIENS, andermaal 800 acres aan den man kunnen brengen. Wij zien dat de agent van VERMUYDEN de actiën wist om te zetten, zooals zijn principaal dat ontworpen had. CATS was niet enkel een leep man, maar ook in deze zaken niet onervaren en wij zullen de gelegenheid hebben meer dan eens klachten te vernemen, van een kooper van een paar blokken land, die zonder zijn wil aansprakelijk aandeelhouder in deze inpoldering en bijgevolg tegen eenige kavels grond het kapitaal moest helpen aanvullen, terwijl VERMUYDEN eenvoudig verklaarde, dat hij volgens contract van die gronden en de verplichting der eigenaars af was. Deze hadden dagelijks kans om hunne avontuurlijke bezittingen te vergrooten, maar het gelukte niet die van de hand te doen, als de onderneming boven hunne macht ging. Die zaak van Hadfield-Chase heeft CATS veel geld gekost, veel onaangenaamheden aan zijn financieël gestemd gemoed berokkend, heeft hem in onvriendschap gebracht met menschen, wel van gelijke bewegingen als hij, maar die wij liever niet in twist zagen met "Vader" CATS, eene zaak, die tot de beschuldiging geleid heeft van oplichterij. Het is dus noodig hiervan bijeen te brengen, wat bekend is, de zaak zoo goed na te gaan, alsof wij in de bedijking belang en aandeel en hadden en acht te geven op hetgeen CATS in gelijksoortige gevallen wedervaren is; misschien komen wij dan tot het antwoord op de vraag, of hij vrienden en magen zijne aandeel en overdeed om hun eene goede geldbelegging aan de hand te doen, of dat hij zich aan eene hachelijke onderneming onttrok ten koste van anderen, ranggenooten en bloedverwanten. Nog kon het geval zich voordoen, dat CATS met al zijne ervaring van polderwerk over dit Engelsche plan in eene hem zeldzame geestdrift geraakt was en bekenden en nabestaanden ging aanraden, zelfs met eenigen aandrang wist te bewegen om te trachten eenige gemeten te koopen, terwijl het hem uit edelmoedigheid of een oogenblikkelijk gemis van liggende renten geen te groote opoffering was een ander ook wat te gunnen en met geduld eene goede gelegenheid af te wachten en dan zijne ingelandheid uit te breiden.