Terpen Tussen Vlie En .Eems
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
• VERENIGING VOOR TERPENONDERZOEK • TERPEN TUSSEN VLIE EN .EEMS EEN GEOGRAFISCH-HISTORISCHE BENADERING DOOR • H. HALBER TSMA II • TEKST • • • J. B. WOLTERS GRONINGEN • • TERPEN TUSSEN VLIE EN EEMS VERENIGING VOOR TERPENONDERZOEK TERPEN TUS'SEN VLIE EN EEMS EEN GEOGRAFISCH-HISTORISCHE BENADERING DOOR H. HALBERTSMA Conservator bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort 11 TEKST J. B. WOLTERS GRONINGEN 1963 Uitgegeven in opdracht van de Vereniging voor Terpenonderzoek, met steun van de Nederlandse organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onderzoek (Z. W.O.), het Prins Bernhard Fonds, de provinciale besturen van Friesland en Groningen, het Provinciaal Anjeifonds Friesland en het Harmannus Simon Kammingafonds Opgedragen aan Afbert Egges van Giffen door de schrijver WOORD VOORAF Het is geen geringe verdienste van de Vereniging voor Terpenonderzoek, de ver schijning van dit werk mogelijk te hebben gemaakt. Met nimmer aflatend ver trouwen heeft het Bestuur zich bovendien de moeilijkheden willen getroosten en de oplossingen helpen zoeken toen de schrijver zijn arbeid op een aanzienlijk later tijdstip voltooide dan hij zich aanvankelijk had voorgesteld, met alle gevolgen van dien. Moge de ontvangst" welke het werk vindt, de verwachtingen derhalve niet beschamen. Dank is de schrijver ook verschuldigd aan de Directeur van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort, die hem ten volle in de ge legenheid stelde zich geruime tijd vrijwel uitsluitend aan de samenstelling van atlas en tekst te wijden en nimmer een beroep op de hulpmiddelen van zijn Dienst afwees. Woorden van erkentelijkheid zijn niet minder op hun plaats aan het Biologisch Archaeologisch Instituut der R.U. te Groningen, het Provinciaal Museum aldaar, het Fries Museum te Leeuwarden, het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, de Stichting voor Bodemkartering te Bennekom, de Topografische Dienst te Delft, de Niedersächsische Landesstelle für Marschen- und Wurtenforschung te Wilhelms haven alsmede aan de Hypotheekkantoren te Groningen en Leeuwarden. Bereidwillig werd aan onze wensen voldaan door de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, de Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden en de Universiteitsbibliotheken te Gro ningen, Leiden en Utrecht. De Uitgeversmaatschappij J. B. Wolters te Groningen achtte geen inspanning te veel, atlas en tekst in een onberispelijk gewaad te steken. Het zou ondoenlijk zijn op deze plaats een persoonlijk dankwoord te richten aan al degenen, die ons door hun mededelingen, raadgevingen of daadwerkelijke bijstand aan zich verplichtten. Men houde het ons ten goede indien wij twee uit zonderingen maken. Prof. Dr. A. G. Jongkees op grond van het feit, dat hij onze arbeid in zijn geheel beoordeeld heeft en ons belangrijke verbeteringen aan de hand deed. Prof. Dr. A. E. van Giffen op grond van het feit, dat hij onze eerste schreden naar de wereld der terpen richtte. Zijn leermeesterschap leidde over de studiejaren heen tot blijvende aanhankelijkheid. De oogst, hier binnengehaald, is door hem gezaaid. De ondertitel van het werk laat uitkomen dat de aardrijkskundige en geschied kundige kanten van het onderhavige onderwerp meer zijn belicht dan de oudheid kundige, voorzover deze samenhangen met de wetenschap, aan de hand van bodem vondsten verkregen. Hiertoe kan worden verwezen naar het levenswerk van Mr. VIn P. C. J. A. Boeles, dat niet herschreven behoefde te worden. De keuze der afbeel dingen is op deze opzet afgestemd en heeft in de eerste plaats het door de kaart bladen van de atlas gegeven beeld willen aanvullen. Nochtans is aan deze afbeel dingen een reeks fotografieën en tekeningen toegevoegd, waarbij wij ons weliswaar de nodige beperking op moesten leggen, maar welke toch in kort bestek het karakter der terpencultuur, voorzover deze zich door roerende vondsten uit het kustgebied tussen Vlie en Eems laat kennen, in haar ontwikkelingsgang voor ogen stellen. Voor het overige moge men het werk beschouwen als te zijn ingegeven door 's schrijvers behoefte, getuigenis af te leggen van zijn liefde voor het land, dat hem zo na aan het hart ligt. Amersfoort, oktober 1962. INLEIDING "En liz ik it libben Of, Alde terp, wird dan myn hOf." E.H.HALBERTSMA Een door de zee gevormd doch daaraan door de mens ontworsteld gebied als de kustzoom tussen Vlie en Eems draagt zovele littekens van de strijd, de eeuwen door om dit bezit geleverd, zovele groeven van de inspanning, geslachten aaneen aangewend de bodem zijn vruchten te ontwringen, dat het zich wel bij uitstek tot een historisch-geografisch onderzoek leent. Waar stamtrots en liefde tot de geboortegrond in het 16de-eeuwse Friesland, mede onder de druk der staatkundige ontwikkeling, hoogtij vierden, laat het zich denken dat met de meest primitieve voorstellingen der aardrijkskundige gesteld heid genoegen genomen werd teneinde deze door middel van houtsneden ter toe lichting van de beschreven geschiedenissen en toestanden te kunnen doen dienen. Bij ontstentenis van andere opmetingen werd daartoe geruime tijd roofbouw ge pleegd op het werk van Jacob van Deventer, vóór wiens optreden men slechts zeemansgidsen ter beschikking had. Wij gaan aan de ontwikkeling der Friese cartografie echter voorbij om eerst stil te staan bij de Uitbeelding der Heerlijkheit Friesland, een kaartboek in folio-formaat, in 1698 door de Staten van Friesland uitgegeven op naam van Bernardus Schotanus à Sterringa, zoon van de historicus Christianus, die beschikken kon over de ge gevens, door de landmeters B. Boelens, S. Gravius, M. Frederici en S. A. Haacma vastgelegd. Deze atlas bouwde evenwel voort op de veel eenvoudiger grietenij kaarten, reeds door Bernardus toegevoegd aan Christianus Schotanus' in 1664 ge drukte Beschrijvinge van de Heerlijckheijdt van Friesland, en bezat een archaïsch karakter daar zij bijzondere nadruk legde op de ligging van vaak al niet meer be staande kloosters, kapellen, stinsen of wat de belangstellende in de Friese historie verder maar mocht aanspreken. In het jaar 1718 verzorgde François Halma een herdruk van de atlas, vermeer derd met enige nieuwe, ook weer de Friese geschiedvorsing dienende bladen. Ter pen werden op de grietenij kaarten nochtans niet aangegeven, wel stinsheuvels of wieren, voorzover zich daaraan roemruchte namen hadden gehecht. De sinds de twintiger jaren van de 19de eeuw sterk toenemende belangstelling voor d~ terpen als getuigenissen van Frieslands oudste historie en hoeders van onvermoede oudheidkundige schatten doet meteen de behoefte aan terpenkaarten 2 Inleiding ZO 40 60 BQ IOOKM KAART 1. Overzichtskaart van de verspreiding der terpen over de Friese kuststreken. (Tekening P.e.Houttuin). ontstaan. Binnen het kader van hun pioniersarbeid stellen Westerhoff, doch vooral Acker Stratingh hiertoe ernstige pogingen in het werk doch deze hebben nog niet recht vrucht opgeleverd als de provincie Friesland de oude traditie der grietenij atlassen in de jaren 1849-1859 gaat voortzetten met een voortreffelijke reeks kaar ten, op grondslag der kadastrale plans en latere opmetingen op schaal I : 25.000 gegraveerd. Weliswaar was de provincie Groningen, het nabuurgewest, in 1835 reeds voorgegaan met de prachtige, vier-bladige overzichtskaart, op schaal I : 5°.000 ontworpen door J. H. Jappé, doch deze had nu eenmaal niet de toeleg, welke de Friese uitgave, waeraan de naam van W. Eekhoff verbonden zou blijven, zo dui delijk liet doorschemeren - het huidige Friesland weer te geven weliswaar, doch met het oude Friesland doorweven. Daartoe was men in de voetsporen van Scho tanus getreden door wederom veelal lang verdwenen wieren, stinsen, kapellen en kloosters, welker naam en faam in de historie waren beklijfd, nauwkeurig aan te Inleiding 3 geven terwijl als een novum de terpen hun intrede op de kaarten deden, voorzover deze door hun hoogte of uitgestrektheid de aandacht trokken en over hun aard geen twijfel behoefde te bestaan. Het behoeft geen betoog dat deze Nieuwe Atlas van .de Provincie Friesland mede daardoor van niet geringer documentaire betekenis geworden is dan de uitgaven van 1664, 1698 of 1718. Volledigheid met betrekking tot de terpen kon van deze atlas nochtans niet worden verwacht, terwijl omgekeerd natuurlijke verhevenheden ten onrechte wel eens voor terpen versleten waren. Dit bleek duidelijk toen de fiscus kort na de wende der 19de en 20ste eeuw op middelen zon de waarde van deze heuvels in de aanslagen voor de vermogensbelasting te kunnen verdisconteren. Gold het ter pen, welke men bereids bezig was af te graven zo leverde het opleggen van aan slagen geen moeilijkheden op ; doch anders was het gesteld met de sluimerende ter pen, welker eigenaren geen aanstalten tot verkoop of afgraving maakten. Teneinde deze slapende terpen op te sporen liet de Inspectie der Registratie in de provincie Friesland de heer lP. Wiersma allerwege en ongevraagd boringen verrichten waar verhevenheden in het terrein de aanwezigheid van terpen lieten vermoeden. Menig terp eigenaar werd op deze wijze het vuur zo na aan de schenen gelegd dat alsnog tot "opening" van een terp werd overgegaan, hetgeen een nieuwe prikkel voor de bedrijvigheid in de terpaarde-handel betekende. Het Friesch Genootschap wist van de nood een deugd te maken door in overleg met de Inspecteur der Registratie te Leeuwarden, J. A. Smits, de Minister van Financiën toestemming te vragen de door de fiscus verzamelde gegevens over de kadastrale ligging der percelen terp grond ten behoeve van een wetenschappe lijke terpenkaart te benutten. De vergunning werd voetstoots verleend,