PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Indische Letteren. Jaargang 21 bron Indische Letteren. Jaargang 21. Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn 2006 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_ind004200601_01/colofon.php © 2013 dbnl i.s.m. 1 [Nummer 1] Redactioneel Op 25 september 1985 werd in Leiden de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde opgericht. Omdat we in 2005 ons twintigjarig bestaan vierden, was het jaarlijks symposium, gehouden in Bronbeek op 6 november, gewijd aan het thema Feesten in Indië. Deze aflevering bevat de teksten van de lezingen die toen gehouden zijn. Fred Lanzing houdt op basis van persoonlijke herinneringen een causerie die als kader dient voor wat volgt. Allereerst de Europeanen: Sinterklaas en Kerstmis komen aan bod in de bijdrage van John Helsloot, Pieter Eckhardt bespreekt de Oranjefeesten in Indië. Dan de Indonesiërs: Peter Boomgaard belicht festiviteiten waarbij tijgers moeten vechten, Karel Steenbrink vertelt over de Garebeg-feesten in Yogyakarta. Ook de Japanse bezetting komt aan bod: Frans Schreuder en Joke van Grootheest laten zien dat er ook momenten van troost en ontspanning waren in de kampen. Tenslotte passeren bij Adrienne Zuiderweg de luisterrijke VOC-feesten de revue en schetst Gerard Termorshuizen een navrant beeld van de beruchte plantersfeesten in Deli. Ten slotte kijkt Peter van Zonneveld, de voorzitter, terug op de geschiedenis van de werkgroep en blikt hij ook vooruit naar de toekomst. Op 3 februari hebben we - niet zonder emoties - afscheid moeten nemen van Gerard Termorshuizen en Reggie Baay als redacteuren. Indische Letteren. Jaargang 21 2 Beiden hebben twintig jaar lang, vanaf het allereerste uur, hun beste krachten aan de Werkgroep en het tijdschrift gegeven. Het is onmogelijk in kort bestek hun verdiensten recht te doen. Reggie Baay was een van de drie initiatiefnemers en werd door Rob Nieuwenhuys benoemd tot secretaris en redactiesecretaris. Jarenlang heeft hij beide functies met verve vervuld; nadien heeft Marian Fillié taken van hem overgenomen. Ook inhoudelijk heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd in de vorm van vele lezingen en artikelen: over Brooshooft, Hans van de Wall, het Indisch toneel en de njai. Binnenkort verschijnt de handelseditie van zijn verhalenbundel De ogen van Solo. Wij hopen dat hij nu meer tijd zal vinden voor het boek dat hij schrijft over de njai, en voor ander creatief werk. Gerard Termorshuizen is vanaf de oprichting bij de werkgroep betrokken, heeft een enorme bijdrage geleverd in de vorm van lezingen en artikelen, maar daarnaast ook vele anderen geholpen met hun onderzoek en het redigeren van hun artikelen. Niemand deed ooit tevergeefs een beroep op hem. Bovendien vormde hij de personele band tussen onze werkgroep en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde waaraan hij verbonden is. Hoezeer wij hun inbreng hebben gewaardeerd, mag blijken uit het feit dat we besloten hebben Reggie Baay en Gerard Termorshuizen tot ereleden van de werkgroep te benoemen. Gelukkig zijn ze niet geheel voor ons verloren: samen met de oud-redacteuren Liesbeth Dolk en Joop van den Berg zijn ze tot onze grote vreugde bereid gevonden om toe te treden tot de vanaf nu bestaande Redactieraad. Het is verheugend dat we een nieuw redactielid mogen verwelkomen in de persoon van Inge Tromp. Zij is als neerlandica in Leiden afgestudeerd op een Indisch onderwerp, het tijdschrift Biäng-Lala, waarover ze ook in ons tijdschrift publiceerde. Thans is zij hoofd documentatie van het KITLV, zodat de personele band tussen onze werkgroep en deze instelling gelukkig behouden blijft. We wensen haar veel succes. Data om alvast te noteren: op 2 juni vindt een lezingenmiddag plaats die geheel in het teken staat van Rumphius (nadere informatie elders in dit nummer). Voorts wordt op 29 september weer een middag met lezingen gehouden. Het jaarlijks symposium vindt plaats op zondag 12 november op Bronbeek; het thema is: Perkara's. Indische Letteren. Jaargang 21 3 Feest ter gelegenheid van de kroning van koningin Wilhelmina in Soerabaja op 31 augustus 1898 (Collectie Tropenmuseum, Amsterdam). Uitnodiging Op vrijdag 2 juni organiseert de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde weer een lezingenmiddag, die ditmaal geheel in het teken staat van Rumphius, de grote natuuronderzoeker uit de Molukken. Mark Loderichs verzorgde een verrassende bloemlezing uit diens werk, en W. Buijze publiceerde onlangs een biografie met veel nieuwe feiten. Zij zullen als sprekers optreden, samen met Hans Straver, verbonden aan het Moluks Historisch Museum, Freek van Veen, emeritus-hoogleraar van de TU Delft, en Patty Scholten, de dichteres van de aan Rumphius gewijde bundel Een tuil zeeanemonen. • Aanvang: 14.00 uur. Slot: 17.00 uur Plaats: Universiteit Leiden, gebouw 1175 (Lipsius), Witte Singel/Doelencomplex (achter het Rapenburg ter hoogte van de Doelensteeg). De zaal wordt ter plekke bekend gemaakt. De toegang is gratis. Alle belangstellenden zijn van harte welkom. Indische Letteren. Jaargang 21 4 Sociëteit ‘Concordia’ in de Sociëteitsstraat te Soerabaja (foto Woodbury & Page, ca. 1900). Indische Letteren. Jaargang 21 5 Feesten in Indië Van Sint Nicolaas tot lebaran: een persoonlijke introductie Fred Lanzing Geboren worden en opgroeien in Nederlands-Indië is een bijzondere ervaring. Als kind heb je meer en andere belevenissen en ontmoetingen in de koloniale samenleving dan de meeste volwassen Europeanen. Bovendien hebben kinderen dikwijls een heldere blik op en een attent gehoor voor allerlei zaken en voorvallen in hun omgeving. Jeugdherinneringen kunnen daarom scherp in het geheugen staan. Dat geldt ook voor mij. Ik herinner mij de feesten en festiviteiten goed. En ik herinner mij ook wat er over verteld werd door mijn ouders en hun kennissen op het platje aan het eind van de middag bij een kop thee of een paitje, als zij dachten dat ik niet luisterde naar wat er gezegd werd. Hieronder zal ik beschrijven wat ik meemaakte, zag en hoorde over een aantal feestelijke gebeurtenissen. Ik begin natuurlijk met het grote kinderfeest Sint-Nicolaas. In 1938 vertoefde ik met mijn ouders en zusje in december te Batoe om in de bergen ‘een koude neus te halen’. Het bungalowtje had aan de achterzijde een half open keuken waarin onder andere een drietal arangcomfoors stond. 's Avonds zongen mijn zuster en ik braaf ‘Makkers staakt uw wild geraas’ en ‘Hoort wie klopt daar, kinderen’, terwijl de kokkie toekeek alsof ze een gezicht van hout had, ze vertrok geen spier. Ik kan nu wel raden wat zij toen dacht: ‘aan alle belanda's zit een steekje los’. Wij zetten ons schoentje met ook iets erin voor de schimmel. De volgende ochtend bleek Sinterklaas ons inderdaad te hebben bezocht. Ik waardeerde het feit dat hij en zijn knecht met dat gammele stoombootje dat hele klere-eind van Spanje naar Java was gevaren. Hij had ook voor snoep gezorgd. Geen speculaas of marsepein, zoals men wellicht zou denken. Nee hoor, als multi-culti avant la lettre had hij kwee lapis en kwee talem bij ons schoentje gelegd. De pisang en de ramboetans die wij voor de schimmel hadden bestemd, waren verdwenen. Het beest had kennelijk de pisang én de ramboetans met schil en al opgegeten. Dat laatste maakte een zekere onrust in mij wakker. Ik geloof dat toen de eerste ontkieming van mijn geloofsafval plaatsvond. Van Kerstmis heb ik merkwaardigerwijs geen enkele herinnering. Indische Letteren. Jaargang 21 6 Mijn ouders waren niet gelovig, maar deze volstrekte lacune in mijn geheugen verbaast mij wel. Eerst was ik van plan om snel naar documentatie op zoek te gaan bij het KITLV of in het KIT, maar gelukkig was dat niet nodig. Ik verwijs naar het artikel van John Helsloot in dit nummer. Van oud en nieuw_herinner ik mij eigenlijk alleen de teringherrie die elders in de stad ontstond bij de viering van Chinees nieuwjaar. Dertig jaar geleden woonde ik tienhoog aan de rand van Amsterdam. Bij oudjaar zag je aan de horizon het vuurwerk de lucht in gaan. Op één plek was wel erg veel vuurwerk. ‘Ja hoor’, dacht ik, ‘daar ligt de Binnen Bantammerstraat.’ Natuurlijk waren er ook inheemse feestdagen. Lebaran, is niet wat veel mensen dachten en denken: het inlandse nieuwjaar. Het is het einde van de vastentijd. Die werd uitbundig gevierd door, zoals Snouck Hurgronje in 1904 schreef, ‘maaltijden, bezoek aan verwanten, aanschaffing van nieuwe kleederen en vreugdebedrijf’.1 En hij vervolgde: ‘Dat de Inlandsche bevolking van Java in hoge mate lijdt aan feestzucht welker bevrediging vaak tot het aangaan van bezwarende schulden leidt [...] staat vast.’ Die hang naar ‘vreugdebedrijf’ en ‘feestzucht’ was geen monopolie van de inlandse bevolking. Hieronder zal blijken dat de Europese bevolking daarin bepaald niet onderdeed. Wat betreft ‘het aangaan van bezwarende schulden’, ook daarin had Snouck Hurgronje gelijk. Het einde van de vastentijd kondigde zich altijd op dezelfde wijze aan, daar kon je vergif op innemen: onze bedienden wilden om dit te vieren een paar dagen verlof om terug te gaan naar hun desa. En dan voltrok zich een vast ritueel: ze vroegen om een voorschot. Waar je ook vergif op kon innemen, was dat mijn moeder dan riep: ‘Hij heeft het voorschot, van vorig jaar nog niet eens afbetaald!’ ‘Ja, ja’, zei mijn vader die zelf in Indië geboren was en er tot zijn zeventiende had gewoond, ‘laat dat maar aan mij over.’ Van de vastentijd - de ramadan - en ook van de overige uitingen van de islam heb ik in mijn jeugd eigenlijk niet zoveel gemerkt. Dat ligt niet aan mij. De islam op Java was en is nog steeds een dun laagje religieus vernis in het dagelijks leven, zeker in de steden. Het is niet voor niets dat Snouck Hurgronje in 1891 opmerkte, dat de enige die in Nederlands-Indië de koran in vlekkeloos klassiek Arabisch kon reciteren, de beo in zijn kooi achter in de tuin was.2 Een aparte dag was Koninginnedag, dat was altijd een groot feest. De bijdrage van Pieter Eckhardt in dit nummer gaat hierover.