PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 Mark Prager Lindo editie Lodewijk Mulder bron Mark Prager Lindo, Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 (ed. Lodewijk Mulder). Roelants, Schiedam 1882 (tweede druk) Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/lind033lmul01_01/colofon.htm © 2008 dbnl V [Woord vooraf] De Oude Heer SMITS is niet meer! Met een diep weemoedig gevoel schrijf ik die woorden neder en ik lees ze over, en ik kan het toch niet goed begrijpen, dat het zoo is. En hoe velen zijn er in Nederland, die dat gevoel met mij zullen deelen; - voor hoe velen is bij het vernemen van de treurmare, dat hij was heengegaan, met vernieuwde kracht het beeld voor den geest gekomen van den beminnelijken schrijver, aan wien zij zooveel genoeglijke oogenblikken, zooveel weldadige indrukken te danken hadden, - van den scherpzinnigen opmerker, die zulke juiste grepen wist te doen in het rijke leven der maatschappij, - van den fijn gevoelenden humorist, die, bij zijn onverwinnelijken afkeer van onwaarheid en schijn, zulk een open oog had voor al wat goed is en schoon, wiens hart zoo warm klopte voor de menschheid, die hij lief had. Ze liggen hier allen naast mij, de vruchten van zijn rijken geest, Mark Prager Lindo, Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 VI die duizenden bladzijden, waar hij den stempel van zijne krachtige individualiteit op heeft gedrukt, die zulk een zeldzaam rijken schat bevatten van wereldkennis en ervaring, en als letterkundige produkten in zijn eigenaardigen stijl het bewijs leveren van zijn meesterschap over den vorm. In de laatste dagen van zijn leven, toen wij nog geslingerd werden tusschen vrees en hoop, heb ik ze alle bijeengelegd, en ik zocht er afleiding in, en leefde weer met hem in een lang vervlogen, gelukkigen tijd. En opnieuw voelde ik mij onweerstaanbaar aangetrokken en geboeid door die van geest en humor tintelende regels, vol gemoedelijken ernst en spelend vernuft, als ik bladerde in zijne ‘Brieven en uitboezemingen,’ zijn ‘Clementine,’ zijn ‘Familie van ons,’ zijn ‘Nieuwjaarswensch,’ zijn satiriek vertoog ‘Over de belangrijkheid van de nietigheid,’ zijn geestige parodie: ‘de proeve van een groote opera,’ zijne gevoelvolle schetsen: ‘ons oud huis,’ ‘de drie gratiën,’ ‘zoo'n prul van een dansmeester,’ ‘een arme sukkel,’ en zoo vele andere, die hem eene blijvende plaats in onze Nederlandsche letterkunde en te gelijk in de harten zijner lezers hebben verzekerd. Hij heeft zijne laatste bladzijde geschreven - zijn arbeid is volbracht; maar toch, bij het weemoedig gevoel, dat die gedachte in ons opwekt, moeten wij dankbaar zijn voor het vele, dat hij ons gegeven heeft. Mark Prager Lindo, Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 VII De uitgever heeft gewenscht, dat deze ‘Volledige werken’ onder mijn toezicht zouden verschijnen, en ik er een levensbericht van onzen onvergetelijken vriend aan zou toevoegen - mijn antwoord is natuurlijk toestemmend geweest. Het was in Maart 1877, dat ik de bovenstaande regelen schreef, die de inteekenlijst op de Werken van den Ouden Heer SMITS vergezelden, en waarop door het Nederlandsche publiek met eene zeldzame deelneming werd geantwoord. Duizenden exemplaren waren er noodig om aan de aanvragen te voldoen, en thans, nu er ter nauwernood vijf jaren verloopen zijn, getuigt de noodzakelijkheid van een herdruk, dat mijn oordeel over Lindo's werk niet alleen dat was van een belangstellend vriend, maar de uitdrukking van eene algemeene waardeering in wijden kring, terwijl daardoor tevens het bewijs wordt geleverd, dat er in onze tegenwoordige Nederlandsche maatschappij nog warme sympathie wordt gevonden voor een werk, dat op elke bladzijde van eene door en door gezonde levensopvatting getuigt. NOVEMBER, 1882. L. MULDER Mark Prager Lindo, Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 I Levensschets. Mark Prager Lindo, Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 II Snelpersdruk van H.C.A. Thieme te Nijmegen Mark Prager Lindo, Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 III Levensschets. MARK PRAGER LINDO, de man, die zich eenmaal eene eereplaats in de Nederlandsche letterkunde zou verwerven, was van afkomst en geboorte een vreemdeling. Den 19den Februari 1819 zag hij te Londen het levenslicht, doch nauwelijks had hij den ouderdom van zeven jaren bereikt, toen hij met zijne ouders Engeland verliet, en in hunne nieuwe woonplaats, Boulogne, op eene Engelsche kostschool zijne eerste opleiding ontving en te gelijker tijd de eerste indrukken, waarvan wij later in zijn geschriften de sporen ontdekken. Na eenige jaren vertrok het gezin naar Dusseldorf, waar het sedert gevestigd bleef. Hier bezocht hij de Realschule en het gymnasium, en langzamerhand ontwikkelde zich bij den levendigen tot jongeling opgroeienden knaap die scherpe opmerkingsgave, welke hem altijd eigen bleef. Te midden van het eigenaardige leven, waardoor de Engelsche kringen zich in dergelijke steden op het vasteland plegen te onderscheiden, in dagelijksch verkeer met de Dusseldorfer schilderswereld, die voor zijn kunstenaarsgemoed zooveel aantrekkelijks had, deed hij reeds toen eene menigte bouwstoffen op, die hij naderhand zoo uitstekend wist te verwerken. In die onbezorgde jongelingsjaren dacht hij niet veel aan de toekomst, en het schijnt, dat er omtrent zijne latere bestemming in de wereld weinig of niets bepaald werd, zoodat hij negentien jaar was geworden zonder dat hij zelf of iemand anders wist, wat die toekomst hem zou opleveren. Dat was intusschen een toestand, waarin iemand van zijn karakter zich op den duur onmogelijk kon schikken: met eene ongeloofelijke werkkracht, die hem tot aan zijn dood is bijgebleven, vereenigde hij eene soort van rusteloosheid, die hem het nieuwe, het onbekende tot iets bijzonder aantrekkelijks maakte en geen wonder was het, dat hij op eens besloot, aan het doellooze en onvruchtbare leven, hoezeer het hem op het oogenblik ook bekoorde, een einde te maken, toen hij in een nieuwsblad eene advertentie las, waarbij een instituteur in Gelderland, de heer Van Woelderen, een Engelschman uitnoodigde, den vacantietijd bij hem buiten te komen doorbrengen om te zamen de Engelsche literatuur te beoefenen. Een vreemd land, vreemde menschen, een nieuwe Mark Prager Lindo, Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 IV kring, waarin hij zich zou kunnen bewegen en vooral waarin hij wat zou beginnen te doen in de wereld, dat alles lachte hem toe, en in den zomer van 1838 betrad Lindo voor het eerst het land, waar hij niemand kende, waar hij zelfs geen woord van de taal verstond, weinig denkende, dat hij daar eenmaal eene letterkundige vermaardheid zou verwerven, die maar aan weinigen ten deel valt, en een meesterschap over de taal zou veroveren, waarin hij de beste onzer nederlandsche schrijvers zou evenaren. De vacantietijd liep ten einde, maar op aandringen van den heer Van Woelderen bleef Lindo in Arnhem, waar hij zeer spoedig een aantal leerlingen vond, die hij door zijn gemakkelijken en ongedwongen omgang aan zich wist te boeien, en waarvan velen naderhand zijn vrienden zijn gebleven. Zoo geraakte hij ook in kennis met den zoon van het hoofd van een der aanzienlijkste handelshuizen in Amsterdam, die den jongen Engelschman, die zoo uitstekend Fransch en Duitsch sprak en schreef, en nu ook het Nederlandsch geheel machtig was geworden, wist te beduiden, dat er voor hem op een handelskantoor te Amsterdam veel beter carrière was weggelegd dan de Engelsche grammatica hem ooit in Arnhem zou kunnen opleveren. Het zou wel vreemd zijn geweest, wanneer de eenentwintigjarige Lindo zich weder niet met alle mogelijke illusie in dat nieuwe en onbekende vaarwater had ingescheept. In 1840 ging hij naar Amsterdam, en de latere oude heer Smits, die, zooals iedereen weet, een niet onbelangrijken handel in tabak dreef, schreef hier zijn eerste koopmansbrieven in drie en vier talen. Maar niet minder vreemd zou het geweest zijn, indien hij het hier lang had uitgehouden. Hij gevoelde al zeer spoedig, dat zijn weg niet tusschen een kantoorstoel en een beurspilaar lag, maakte zich van die nieuwe betrekking los, deed een korten uitstap naar Londen, en ging daarop naar Bonn, om de lessen aan de Universiteit te volgen, waar hij zich bijzonder aangetrokken voelde door de lezingen van Schlegel. Hier leerde hij het Duitsche studentenleven met al zijne degelijkheid en dwaasheid, zijn ernst en zijne belachelijkheid van nabij kennen, had op zijn tijd zijn duel, werkte veel maar op zijne eigene manier, en dacht hoogstwaarschijnlijk weinig aan promoveeren. In 1842 werd hem medegedeeld, dat er eene plaats als docent in het Engelsch aan het gymnasium te Arnhem vacant was. Hij bedacht zich niet lang: zijn vorig verblijf in die stad had goede herinneringen bij hem achtergelaten, en het vooruitzicht, dat hij daardoor eene vaste positie in de wereld zou kunnen verkrijgen, deed hem besluiten naar die betrekking te solliciteeren, en ten tweeden male kwam hij naar Nederland, ditmaal om het niet weder te verlaten. Zijn tweede verblijf te Arnhem duurde van 1842 tot 1853, een tijdperk, dat voor hem een der gewichtigste van zijn leven was. Hij trad in die jaren voor het eerst als schrijver op; eene reeks Mark Prager Lindo, Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 V van betrekkingen van allerlei aard werden hier door hem aangeknoopt, en boven alles, in het jaar 1844 legde hij hier den grond voor zijn volgend huiselijk geluk door zijn huwelijk met Johanna Nijhoff, de dochter van J.A. Nijhoff, den geleerden archivaris van Gelderland; vijf van de zes kinderen, die hij