PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Amsterdamse rederijkersspelen in de zestiende eeuw E. Ellerbroek-Fortuin bron E. Ellerbroek-Fortuin, Amsterdamse rederijkersspelen in de zestiende eeuw. J.B. Wolters, Groningen / Batavia 1937 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/elle005amst01_01/colofon.php © 2011 dbnl / E. Ellerbroek-Fortuin t.o. I TREKKING VAN DE LOTERIJ VOOR HET DOLHUIS IN AUGUSTUS 1592. Schilderij van Gilles Coignet. Amsterdamsch Historisch Museum. (Zie p. 116). E. Ellerbroek-Fortuin, Amsterdamse rederijkersspelen in de zestiende eeuw 1 Hoofdstuk I. De achtergrond: Amsterdam in de zestiende eeuw.1) 1. Topografisch: Groei van de stad; enkele gebouwen. ‘Amsterdam’ zegt een hedendaags historicus, ‘is gegroeid als een boom, de grachten zijn de ringen.’2) De kern, het oudste stuk, was de tegenwoordige Warmoesstraat, vroeger de Kerkstraat geheten naar de Oude Kerk; daarbij kwam de Nes en de omgeving van de Dam (tot in de zeventiende eeuw ‘de Plaetse’); aan de overzijde van de Amstel ontwikkelde zich de z.g. Nieuwe Zijde. Na de vergroting van omstreeks 1450 kreeg de stad behalve de grachten (Singel) ook muren; die vorm, besloten tussen Singel, Binnenamstel, Kloveniersburgwal en Gelderse Kade heeft Amsterdam het grootste deel der zestiende eeuw door gehouden, al breidde het zich ondertussen buiten de muren wel uit (de Lastage in het noordoosten). Die vorm heeft de bekende kaart van Cornelis Anthonisz3) voor ons bewaard, evenals de kaart van Antonio van Wijngaerde.4) In 1585 gaf een nieuwe grachtenring - Heerengracht, Zwanenburgwal, Oude Schans - aan Nieuwe en Oude Zijde uitbreiding. Reeds het volgende jaar kreeg de stad van Leicester octrooi voor onteigening van nieuwe gronden; met Prins Maurits werd overleg gepleegd over de vestingwerken en na de nieuwe, voor de zeehandel belangrijke uitleg van 1593, die vooral het oosten omvatte (Uilenburg, Marken, Rapenburg) en ontworpen was door Joost Jansz. Beeltsnijder (of Bilhamer), besloeg de stad een oppervlakte van 184 h.a., besloten tussen Heerengracht, Reguliersdwarsstraat, Botermarkt, Amstelstraat, N. Amstelstraat, Rapenburgerstraat en Schippersgracht. Dit is de stad, die de kaart van Pieter Bast ons toont ± 16005), en waarin men al de halve-maanvorm 1) Voornaamste geraadpleegde werken: M.G. de Boer: Een wandeling door een Oud-Nederlandsche stad. (Amsterdam). Amsterdam 1915. H. Brugmans: Schets eener beschavingsgeschiedenis van Nederland. Haarlem 1928. H. Brugmans: Opkomst en bloei van Amsterdam. Amsterdam 1911. H. Brugmans: Geschiedenis van Amsterdam van den oorsprong af tot heden. Dl. 1-2. Amsterdam 1930. H. Brugmans en A. Loosjes: Amsterdam in beeld. Amsterdam 1925. J. ter Gouw: Geschiedenis van Amsterdam. 5e dl. Amsterdam 1886. E.W. Moes en C.P. Burger: De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de zestiende eeuw. Dl. 1-4. A'dam, Haag 1900-1915. J.S. Theissen: De regeering van Karel V in de Noordel. Nederlanden. Amsterdam 1915. Jan Wagenaar: Amsterdam, in zijne opkomst, aanwas, enz. Amsterdam 1795. passim. Naar deze werken wordt niet telkens verwezen; enkele andere zullen in de noten vermeld worden. 2) H. Brugmans: Opkomst en Bloei, p. 45. 3) Reproducties o.a. bij de Boer t.a.p., Brugmans en Loosjes, idem. 4) Reproductie bij het artikel van A.E. d'Ailly in het Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum, 1930, pp. 67-78. 5) Zie de studie van C.P. Burger in het 16e Jaarboek van Amstelodamum, (1918) pp. 1 vlgg. Een afbeelding, die Amsterdam weergeeft waarschijnlijk ± 1600 heeft Burger aangewezen in de herdruk van 1605 van Hayen: Zee-caerten. (Moes - Burger, III, 44). E. Ellerbroek-Fortuin, Amsterdamse rederijkersspelen in de zestiende eeuw 2 der zeventiende eeuw herkent, zoals Oetgens met zijn helpers Staets en Sinck die in 1610 zouden ontwerpen; deze kwam echter eerst in de tweede helft dier eeuw geheel tot uitvoering en is sindsdien tot op deze dag de roem van Amsterdam. Binnen Amsterdam lagen omstreeks het midden der zestiende eeuw de Oude Kerk, daterend uit de veertiende eeuw, voltooid in de vijftiende en verbouwd omstreeks 1558; de Nieuwe Kerk, waarvan de Noorderkruisbeuk in 1536 voltooid werd, omringd door drie kerkhoven en nog door huizen van de Plaetse gescheiden; drie bruggen over het Damrak; het Stadhuis - bestaande uit drie gebouwen: het eigenlijke Stadhuis met toren, de later gebouwde Vierschaar, en het nog later bij het Stadhuis getrokken St. Elisabethsgasthuis - en de Waag, beide op de Plaetse; de Handboogs- en de Voetboogsdoelen, beide daterend uit het begin der eeuw, aan het Singel, en de Kloveniersdoelen aan de Oude Zijde; zeventien kloosters, waarvan dertien voor vrouwen, grotendeels in de Nes en het Z.O. der stad. Op het eind der eeuw heeft de stadsmuur twaalf bolwerken en wordt omgeven door een brede gracht. 2. Politiek: De regering van Amsterdam. Opstand en Overgang. De door landgenoot en vreemdeling al in de zestiende en zeventiende eeuw opgemerkte afkeer van den Nederlander om zich met politiek te bemoeien, gevoegd bij het feit, dat Amsterdam vóór alles een handelsstad was en geen industriestad, waardoor zij niet in het bezit was van machtige gilden, leidde er al vroeg toe, dat de regering in handen kwam van enkele families; er ontstond een regenten-aristocratie, gevormd door kooplieden. Naast schout en schepenen, de oudste regering van de stad, kwamen reeds omstreeks 1300 raden, die in de 14e eeuw in macht toenemen om ten slotte als ‘burgemeesteren’ de heren van Amsterdam te worden. In de Bourgondische tijd ontstond een nieuw lichaam, een soort vertegenwoordiging der burgerij: de vroedschap, eerst bestaande uit 24 leden, sinds 1477 echter uitgebreid tot 36. Van Maria van Bourgondië krijgt zij het recht zich zelf aan te vullen en de nominatie voor schepenen op te maken (die dan gekozen worden door den graaf). Elk jaar kozen de oud-schepenen en oud-raden drie raden of burgemeesters en deze kozen als nummer vier één der nog zittende raden. In 1508 kreeg de stadsregering bovendien van den keizer het schoutambt in pacht, maar schout Bardes weet in 1550 gedaan te krijgen schout van 's Keizers wege te worden; in 1564 echter komt het schoutambt weer aan Amsterdam. Van deze drie machten: vroedschap, schout en schepenen, raden of burgemeesters, werd de eerste in het midden der zestiende eeuw weinig geraadpleegd; vier raden, een schout en negen schepenen, gekozen uit enkele families, hadden de macht in handen. Werkkring en bevoegdheid van de burgemeesters en van de schepenen waren niet altijd duidelijk gescheiden; langzamerhand werden de eersten de eigenlijke bestuurders van de stad; de schepenen waren in hoofdzaak belast met de rechtspraak. Raden, schout en schepenen vormden samen het rechtscollege, dat de keuren uitvaardigde. E. Ellerbroek-Fortuin, Amsterdamse rederijkersspelen in de zestiende eeuw 3 In het begin van de Hervorming was de Amsterdamse regering weinig geneigd tot geloofsvervolging; zelfs hadden sommige regeerders Hervormde sympathieën. De eerste keur tegen de Hervormden is van 1523 (het eerste plakkaat van Karel V is van 1521), maar ondanks het aandringen van het Hof van Holland was de toepassing zeer gematigd; de stadsregering verdedigde zich met een beroep op de privileges. Haar houding verandert echter, wanneer in 1534 de Wederdopers, een religieuse beweging met sociale inslag, grote aanhang krijgen. Amsterdam werd door de Wederdopers beschouwd als een tweede Munster, waarheen van alle kanten aanhangers toestroomden. De regering greep streng in; talrijke executies hadden plaats. Ondanks de vervolging nam het aantal Wederdopers toch sterk toe. Zo gelukte het hun in de nacht van de tiende Mei 1535 het stadhuis te nemen, maar reeds de volgende dag werd de beweging bedwongen. Vele deelnemers aan de troebelen werden ter dood gebracht en een sterke reactie trad in: aan de plakkaten werd de hand gehouden en de landvoogdes benoemde het volgende jaar negen nieuwe schepenen. Een nieuwe schout was er al gekomen in 1534. De centrale regering deed haar best de burgemeestersplaatsen ook ‘om’ te krijgen en in 1538 was de gehele stadsregering goed katholiek. Dat er bij de genoemde samenstelling van de regering, vooral na 1538 voortgekomen uit een kleine kring van ingezetenen, van controle op bestuurshandelingen weinig sprake kon zijn, ligt voor de hand. Toen in 1550 schout Willem Bardes twist kreeg met burgemeester Hendrik Dircxzoon, waardoor er in de stad twee partijen ontstonden: ‘schoutisten’ en ‘Mr. Henrik Dirkisten’, kwamen de beschuldigingen los; verwoeder nog in 1564, wanneer Bardes, verbitterd, nu het schoutambt weer aan de stad gegeven is, met zijn beschuldigingen van de regering komt: ontduiking van 's lands plakkaten, achterhouden van geld, te nauwe bloedverwantschap tussen burgemeesters en schepenen, te jeugdige leeftijd van de raden. In 1564 kwam er een klacht, doleantie genaamd, uit de burgerij: de regering werd bij de landvoogdes aangeklaagd; de beschuldigingen betroffen, behalve praktische tekortkomingen, de bestuursregeling: de samenstelling van de stadsregering, de slechte invloed van de eenzijdige bezetting van de schepenbank op de justitie, het niet-raadplegen van de vroedschap. De landvoogdes droeg den stadhouder van Holland, Willem van Oranje, op, een onderzoek in te stellen, waarvoor deze in 1565 in Amsterdam kwam. Ondanks de verdediging van de stedelijke regering nam de landvoogdes een beslissing, die de aanklagers in vele opzichten in het gelijk stelde; zo werd voorgeschreven, dat Burgemeesters voortaan in belangrijke zaken steeds de Vroedschap zouden raadplegen en voor de eerstvolgende keer zou de Landvoogdes de regering benoemen. Verschillende van de