Oude Muziek

Akademie für Alte Musik Beck, C. Ph. E. Bach, Monn, Mozart zaterdag 26 april 2003 Oude muziek . Seizoen 2002-2003

Koor en Orkest Collegium Vocale Gent . Concerto Palatino Philippe Herreweghe G. Gabrieli, A. Gabrieli, H. Schütz zondag 29 september 2002

Cantus Cölln . Concerto Palatino . Konrad Junghänel Monteverdi woensdag 15 januari 2003

Gabrieli Consort & Players . Paul Mc Creesh Händel zaterdag 22 maart 2003

Akademie für Alte Musik Beck, C. Ph. E. Bach, Monn, Mozart zaterdag 26 april 2003 Akademie für Alte Musik Peter Bruns cello

Franz Ignaz Beck (1734-1809) Sinfonia in g (Parijs, 1762) 18’ • Allegro con spirito • Andante con poco adagio • Menuetto I & II • Presto

C. Ph. E. Bach (1714-1788) Celloconcerto in a, Wq170 20’ • Allegro assai • Andante • Allegro assai

pauze

Matthias Georg Monn (1717-1750) Celloconcerto in g 21’ • Allegro • Adagio • Allegro non tanto

Wolfgang Amadeus Mozart (1765-1791) Sinfonia in F, Milano, KV112 (Milaan, 1771) 17’ • Allegro • Andante • Menuetto – Trio begin concert 20.00 uur • Molto allegro pauze omstreeks 20.40 uur einde omstreeks 21.40 uur inleiding door Bruno Forment . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Bruno Forment coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Tegendruk gelieve uw GSM uit te schakelen! Promenade doorheen de schemerzone Een wandelroute langs symfonieën en concerto's van Mozart, Monn, Bach en Beck

De achttiende-eeuwers velden bijwijlen harde oordelen over de bij zijn vader, Johann Aloys, en , vooral- de muziek van hun tijd. Toen Johann Sebastian Bach in 1750 eer hij achtereenvolgens in Venetië, Napels, en stierf, werd dit in Leipzig nauwelijks opgemerkt, laat staan ging werken. Hoewel hij dus het grootste dat zijn heengaan in Europa voor enige deining zorgde. Van gedeelte van zijn leven in het buitenland doorbracht, bleef de Duitse muziek werd vaak beweerd dat ze weinig hoog- hij een Mannheimer in hart en nieren. Op de titelpagina's staande composities voortbracht. Dit hardnekkige gerucht van de symfonieën opus 1 en 2, die respectievelijk in 1758 sproot voort uit een pro-Italiaanse houding die zich van het en 1762 in Parijs gepubliceerd werden, bemerken we de toenmalige muzieklandschap heer en meester maakte. In titel 'kamervirtuoos van de Palatijnse Keurvorst' naast zijn deze context werd de inheemse muziek uit Duitsland (musi- naam. ca tedesca) als leuk, maar boertig en platvloers beschouwd. Hoe instabiel Becks levensloop geweest is, zo rusteloos zijn Op deze visie kwam een krachtige repliek in de vorm van diens symfonieën. Vaak geldt hij als vertegenwoordiger van boeiende instrumentale muziek, die de hegemonie naar het de preromantische 'Sturm und Drang'-beweging of als een Duitse taalgebied deed verschuiven. Vier stalen bieden zich "romanticus die een generatie te vroeg geboren werd". Dra- hiervoor als bewijsmateriaal aan. matisch en hoogst individualistisch is zijn symfonie in sol klein (Opus 3, nr. 3) zeker, al was het maar omwille van de uitzonderlijke tonaliteit. Sol klein vertegenwoordigt de Franz Ignaz Beck duistere kant van het achttiende-eeuwse palet, denken we Sinfonia in g (Parijs, 1762) maar aan de twee symfonieën die Mozart in deze toonaard Een derde en laatste centrum van Duitse symfonische acti- componeerde. Becks reputatie als improvisator blijkt duide- viteit was . Tussen de aankomst van Johann Sta- lijk uit de spontaneïteit van zijn œuvre. Waar zijn leraar, Sta- mitz (1741) en de verhuis van het keurvorstelijke hof naar mitz, reeds progressief met de dynamiek omging München (1778) heerste een gunstig klimaat, dat als 'muzi- (contrastwerking tussen forte en piano, gebruik van crescen- kaal Elysium' of 'paradijs van de musici' werd omschreven. do en diminuendo), ging Beck nog een stapje verder door De Bohemer Stamitz vormde een orkest dat een eigen com- fortissimi met pianissimi te laten botsen. poneer- en uitvoeringspraktijk in de wereld riep. Vooral de Voorts benutte Beck vele mogelijkheden op melodisch en symfonie profiteerde van deze activiteit. harmonisch vlak. Door zijn spontane benadering verloor hij Uit de Mannheimer Schule ontpopten zich twee generaties echter soms de totaalplanning uit het oog. Zo ontbreekt het originele componisten, waarvan Franz Ignaz Beck (1734- vele van zijn symfonieën aan thematische helderheid en 1809) tot de besten mag gerekend worden. Beck studeer- balans. Beck poogde nochtans via nuances in de orkestratie en dynamiek subtiele afbakeningen aan te brengen. In een Bachs motto luidde "Aus der Seele muß man spielen, und tijdperk waarin een glasheldere en eenvoudige structuur nicht wie ein abgerichteter Vogel". Wie het celloconcerto in met twee contrasterende thema's als hoogste ideaal gold, la klein beluistert, wordt geconfronteerd met een fenome- werd dit gebrek hem waarschijnlijk zwaar aangerekend. nale diepgang qua expressieve intensiteit of 'Empfindsam- De muziek van Franz Ignaz Beck werd pas in de twintigste keit'. Daarvoor laafde Bach zich aan de rijke bron van de eeuw opnieuw onder de loep genomen. barok en de erfenis van Johann Sebastian. Tegelijkertijd ver- wierf hij kennis over de nieuwe modes. Zo wendde hij de Carl Philipp Emanuel Bach ritornellovorm aan, maar werkte deze fantasievoller uit dan Concerto voor cello en orkest in a (Berlijn, 1750) Monn. Bijvoorbeeld houden orkest en cellist een burleske Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788) vervulde sinds 1740 dialoog in de slotbeweging (Allegro assai) terwijl in het ont- een bescheiden functie als kamermusicus aan het hof van roerende Andante vaak per basnoot gemoduleerd wordt. Frederik de Grote, die hij tijdens zijn dagelijkse fluitconcer- Vanuit Bachs standpunt was dit geen uiting van grilligheid, ten begeleidde. Zijn salaris was mager, de artistieke vrijheid maar een radicale voortzetting van de aloude 'Affektenleh- nihil en op veel bijval kon hij al evenmin rekenen. Frederiks re', waarbij de compositie het sonore equivalent vormde van bewondering ging veeleer uit naar de italofiele broers de gevoelswereld. Graun en de traversospecialist Quantz. Naar vaderliefs Op orkestraal vlak is Bachs concerto al even barok als dat model oversteeg Bach deze penibele omstandigheden en van Monn. Houtblazers (hobo's of fluiten) kunnen ad libi- bleef gedurende achtentwintig jaar in Berlijn, totdat hij in tum ingezet worden, maar werden niet van afzonderlijke 1768 de vrijheid van Hamburg verkoos. partijen voorzien. De draagkracht van het orkestspel bevindt Een gebrek aan contrastwerking kan Bach zelden verweten zich in handen van de vierstemmige strijkersgroep, die een worden. Heterogeniteit, dramatiek, oppositie en avant-gar- zenuwachtige polyfone activiteit vertoont. Kan men voor de disme zijn slechts vier trefwoorden die we met zijn œuvre solopartij bij Monn nog kiezen tussen cello en contrabas, kunnen associëren. Zijn celloconcerto in la klein (Wq. 170) dan laat Bach de keuze tussen fluit, cello en klavecimbel liegt er niet om. De componeertrant van de eerste bewe- open. Voor elk van de drie instrumenten liet hij een idioma- ging, een stuwend Allegro assai, vormt zowat het tegen- tische versie na, die niet zomaar als 'transcriptie' mag afge- overgestelde van Monns stijl, en dit ondanks de minieme daan worden. Wellicht is het de versie voor violoncello die tijdsafstand. Terwijl de cellopartij bij Monn voortspint op de grootste authenticiteit bezit. thema's van de ritornelli, beantwoordt een pathetisch can- Laatbarok of preklassiek? Ook Carl Philipp Emanuel Bach tabile Bachs stormachtige openingsthema. bevond zich in de schemerzone, maar dit belette hem niet om originele composities na te laten, zoals dit spannende Monn hoedde zich echter voor het betekenisloze passage- celloconcerto in la klein. werk dat de concerto's van tijd- en stadsgenoot Georg Wagenseil (1715-1777) domineerde. Alle cellosoli bond Matthias Georg Monn Monn thematisch aan de orkestrale ritornelli, wat enerzijds Concerto voor cello en orkest in g (Wenen, 1747) de structuur ten goede kwam, anderzijds het melodische Johann Georg Mann, alias Matthias Georg Monn (1717- contrast belemmerde. Wél contrastrijk (ten opzichte van de 1750), werd in Wenen geboren en was vooral actief in reli- eerste en laatste beweging) is het middendeel: een galant gieuze middens, waardoor hij veelvuldig met de laatbarok- Adagio met wiegende sicilienne-ritmes. ke traditie in contact kwam. Dit blijkt niet alleen uit de Of Matthias Georg Monn nu werkelijk een wegbereider van fuga's van zijn missen, maar ook uit de contrapuntische het classicisme is geweest, of eerder een vooruitstrevend inslag van zijn instrumentale composities. Dit is zeker het barokmeester, laten we volkomen terzijde. In elk geval geval voor Monns celloconcerto in sol klein, waarvan de bevestigt zijn celloconcerto dat de baroktraditie geleidelijk omkaderende bewegingen (Allegro en Allegro non tanto) aan nieuwe impulsen ontving. talrijke imitatieve passages bevatten. Daarnaast valt in deze delen ook het gebruik van de ritornellovorm op: orkestrale tutti wisselen met solo's af en moduleren van toonaard naar Sinfonia in F (Milaan, 1771) toonaard. De thematische grondstoffen worden zodoende Eén ding is zeker: de componist van de tweede helft van de voortdurend uitgewerkt met een 'perpetuum mobile'-karak- achttiende eeuw diende rekening te houden met de erfenis ter als resultaat. Een sonatevorm met twee themagroepen van de barok en deze was in wezen Italiaans. Zowel de in contrasterende tonaliteiten ontbreekt volledig. Dit neemt belangrijkste instrumentale (sinfonia en concerto) als vocale niet weg dat Monn met de harmonie interessante effecten genres (opera en oratorium) kwamen voort uit de Italiaanse wist te bereiken. In het Allegro bevinden zich ongewone schoot. chromatische passages die bij Arnold Schönberg in goede Plichtsgetrouw noteerde Wolfgang Amadeus Mozart (1756- aarde vielen. De aanvoerder van de 'Tweede Weense School' 1791) daarom bovenaan zijn symfonie in fa groot de term schreef de continuopartij uit en publiceerde in 1913 een 'Sinfonia'. Vader Leopold vervolledigde dit met de woorden arrangement voor cello en piano. "del Sig[no]re Cavaliere Amadeo Wolfgango Mozart à Mila- Even progressief is de cellopartij, die af en toe in het diepe no 2 di Novemb. 1771." Mozarts Milanese sinfonia vertoont register duikt en grote eisen stelt aan de uitvoerder. Vlugge een typisch Italiaanse planning. Oorspronkelijk was het werk loopjes en grote intervalsprongen zijn daar niet vreemd aan. driedelig. Een pittig en beknopt Allegro in verkorte hoofd- vorm werd opgevolgd door een tweeledig Andante in can- se schiereiland. Händel vertrok omstreeks 1706, Hasse in tabile-stijl en een dansant Molto Allegro in een rondostruc- 1722, in 1756 en Mozart in 1769. tuur met een aanstekelijk refrein. Het concept kende zijn Allen gingen er in de leer bij de grote maestri om zich bij te wortels in de Italiaanse opera-ouverture, die zich stap voor scholen, in sommige gevallen zelfs te 'herscholen'. Het stap een plaats in de concertprogramma's veroverde. Zo was menuet in Mozarts sinfonia toont echter aan dat de Duitsers Mozarts symfonie in fa groot voor een concert bestemd dat op instrumentaal vlak een eigen bagage opbouwden, die ze op 21 of 22 november 1771 doorging. Dit bewijzen de her- uit de symfonische muziekcentra exporteerden. Drie halingstekens in de partituur die van het werk een substan- 'exportsteden' speelden hierbij een voortrekkersrol: Wenen, tieel programma-onderdeel maken met een duur van onge- Berlijn en Mannheim. veer een kwartier. Of de vierde beweging, het Menuet met Trio, reeds in de Conclusie eerste versie van de symfonie aanwezig was, of het om een Bezit de orkestmuziek van Monn, Bach, Beck en Mozart later toevoegsel gaat, is niet geweten. Het 'Weense' menu- tegengestelde kenmerken, dan hebben de vier besproken et was de Italianen weliswaar bekend, maar maakte geen componisten één ding gemeen. Hun inzet voor de zaak van deel uit van de traditionele sinfonia. Omdat het menuet de instrumentale muziek vormde de voedingsbodem voor door Leopold in Mozarts manuscript werd gekopieerd, rezen de totstandkoming van een hoogstaande muziekcultuur met vele twijfels over de authenticiteit van het fragment. Moge- Duitse wortels en een kosmopolitische instelling. Dit concert lijk kwam het eerder als onafhankelijke balzaaldans tot is er de klinkende getuigenis van. stand en werd het nadien in de symfonie geschoven. Sowieso primeert de Italiaanse zijde in dit jeugdwerk. Zo Bruno Forment vervullen de blazers een minimale rol. De houtblazers dou- bleren hoofdzakelijk de viool- en baspartijen en zwijgen zelfs in het Andante, terwijl de hoorns met hun 'signalen' af en toe wat kleur toevoegen aan het geheel. Mozarts symfonie is een mooi voorbeeld van de manier waarop de Germaanse muziek zich een eigen identiteit ver- wierf. Daartoe accumuleerden de Duitse componisten muzi- kale kennis uit verschillende gebieden. Zowat elke figuur met naam ondernam met dit doel een reis naar het Italiaan- Akademie für Alte Musik De geschiedenis van de Akademie für Alte Musik Berlin gaat terug tot het jaar 1982, toen jonge leden van verschillende Berlijnse orkesten besloten een zelfstandig ensemble met historisch instrumentarium op te richten. Daarmee wilden ze de tot dan toe aarzelende pogingen in de voormalige DDR tot authentieke uitvoeringen van Oude Muziek een belangrijke impuls geven. Het ging van start met de uitvoering van een cyclus Alte Musik - Heute aan de universiteit van Humboldt, die sterk de aandacht trok. Sedert 1984 heeft het ensemble zijn eigen concertserie in het Schauspielhaus in het historische centrum van Berlijn. Ook internationaal groeide de reputatie snel. Sedert 1988 gasteert het ensemble bij de door de West-Duitse omroep opgerichte Tage für Alte Musik in Herne. Sedertdien treedt de Akademie für Alte Musik niet alleen in alle culturele centra van Duitsland op, maar is zij ook regelmatig bij belangrijke festivals. Tournees brachten het orkest naar Zwitserland, Oostenrijk, Nederland, België, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, Griekenland, Cyprus, Egypte, Syrië, Jordanië, Israël, Rusland en de Baltische staten. Tegelijk werd het ensemble voor talrijke producties geëngageerd door verscheidene radiozenders en door de platenmaatschappijen Capriccio en Berlin Classics. Sinds de herfst van 1994 neemt de Akademie für Alte Musik exclusief op voor Harmonia Mundi France. De opname van de h-moll Mis van Bach onder leiding van René Jacobs werd bekroond met de Deut- sche Schallplattenpreis 1994. Bij de Akademie für Alte Musik is het werk, in de beste zin van het woord, democratisch georganiseerd. Artistieke vragen - of ze de keuze van de stukken betreffen, of deelaspecten van de muzikale realisatie ervan, of esthetische opvattingen van hogere orde - worden gemeenschappelijk besproken. De geestelijke openheid en ontwapenende vitaliteit van de interpretatie die hieruit ontstaan, bepalen het profiel van het orkest even sterk als de veelvuldige samenwerking met bekende collega's als René Jacobs, Philippe Herreweghe, Ton Koopman, Reinhard Goebel, Monica Huggett en Adreas Staier. Na de val van de muur is een nauwere band ontstaan tussen de Akademie für Alte Musik en het door Marcus Creed geleide Rias-kamerkoor.

Peter Bruns De jonge cellist Peter Bruns wordt hooggeprezen voor zijn opnamen op het Franse label Opus 111. Zijn recente cd met de zes Suites voor cello solo van Johann Sebastian Bach kreeg in Early Music Review volgend commentaar: “this is one of the best recordings of the year – possibly of the decade.” Als solist trad hij reeds op in alle Europese landen, Israel, Azië, Zuid- en Midden Amerika en de USA. Hij concerteerde met orkesten als Dresden Staatskapel- le onder leiding van Giuseppe Sinopoli. Geboren in Berlijn, studeerde hij bij Peter Vogler aan de Eisler Hochschule Berlin en nam hij master classes bij Heinrich Schiff en Siegfried Palm. Hij was eerste solist bij de Berliner Sym- phoniker, Staatskapelle Dresden en het Bayreuth Festival . Thans concentreert hij zich op zijn solistische- en kamermuziekcarrière en doceert hij aan de Dresden Hochschule. Peter Bruns bespeelt een cello van Carlo Tononi, gebouwd in 1730, en ooit eigendom van Pablo Casals.