nummer 17 november 2018

Nieuwsbrief Sectie

Nederlandse Entomologische Vereniging

In dit nummer onder meer:

 Veldobservaties  Rafelige of gladde gaten? Een onderzoekje naar bijenhotels  Inventarisatie en monitoring van bijen, hoe doe je dat?  Broedcellen van Isodontia mexicana  Een bijdrage over de familie in Nederland

nr. 17, november 2018

41 nr. 17, november 2018

ISSN 1387-1773

Foto voorpagina: Isodontia mexicana met prooi. Foto: Pieter van Breugel. Nieuwsbrief sectie Hymenoptera van de Nederlandse Entomologische Vereniging Vormgeving: Jan Smit. Redactie J. D’Haeseleer, T. Peeters, J. Smit, E. van der Spek

Redactieadres Voermanstraat 14, 6921 NP Duiven e-mail: [email protected] Website www.hymenovaria.nl

Redactioneel

Dit nummer van onze nieuwsbrief is weer zeer goed De literatuurmand puilt uit, met HymenoBiblio 2017, gevuld en erg gevarieerd. Allereerst de aankondiging een viertal boekbesprekingen door Hans Nieuwen- van een excursie in het voorjaar. huijsen, Jan Smit en Theo Peeters, daarnaast geven Verder een zevental ‘Veldobservaties’. Regina Oors en Erik van der Spek inkijk in ‘Resultaten van onderzoek’. Bij de ‘Artikelen’ doet Menno Reemer verslag van een onderzoekje naar nestblokken met gladde en rafelige Bij de ‘Oproepen’ wordt gevraagd de bijdrage voor gaten, Peter Megens heeft twee bijzondere bijen in het komend jaar (2019) over te maken. Verder de vraag binnenland teruggevonden, Erik van der Spek zet alle om ‘Leuke waarnemingen en vangsten uit 2018’ op te methoden van bijeninventarisatie en –monitoring op sturen. Erik van der Spek wil graag de gegevens van een rij, Pieter van Breugel geeft ons een inkijk in de deelnemers aan de excursies van de sectie naar de Peel broedcellen van Isodontia mexicana , Martijn Kos heeft en het Hollands Duin ontvangen. genoten van de hommelrijkdom in Polen, Jan Smit vraagt zich af of sommige bijen aan het eind van dit Bij ‘Mededelingen’ de aankondiging van de studiedag, jaar van slag waren, Hans Nieuwenhuijsen heeft oude een dag met korte lezingen door de leden in Natuur- kweekresultaten van Hennie Wiering op een rij gezet, museum Brabant in Tilburg. Theo Peeters vertelt uitgebreid over de wespjes van de familie Platygastridae. Jorgen Ravoet wordt hartelijk bedankt voor het vertalen van een aantal samenvattingen in het Engels.

We wensen je veel leesplezier, Jens, Theo, Erik en Jan.

42 nr. 17, november 2018 Excursie

vroeger open terreinen, zowel droog (zandverstui- vingen) als nat (natte heide). In het begin van de 20e Voorjaarsexcursie: eeuw is het landschap hier echter drastisch veranderd. Strijbeekse Heide en Het gebied werd ontwaterd en er zijn bossen aan- geplant en weilanden ingericht. Deze kleinschalige Chaamse Bossen, 13 april afwisseling is nog steeds in het gebied te zien. Momenteel wordt de waterhuishouding weer hersteld 2019 en zo ontstaat er weer meer ruimte voor vennen en moerasjes. Hier liggen veel verschillende biotopen vlak bij elkaar: gemengd bos, naaldbos, heide, een ven, Erik van der Spek weilanden.

Datum: 13 april. Nadat in 2017 de zomerexcursie naar de Chaamse Verzamelpunt: de Bijenboerderij, Strijbeekseweg Bossen en de Strijbeekse Heide grotendeels in het 62A, 4856 AB Strijbeek ( www.bijenboerderij.nl ), waar watergevallen is, gaan we in april 2019 op herkansing we koffie en thee krijgen. in deze Brabantse natuurgebieden. waar maar weinig Tijdstip: 10.00 uur. gegevens van bekend zijn. In het EIS-rapport (Reemer Van hieruit bezoeken we eerst de Strijbeekse Heide et al., 2016) op de website van EIS Kenniscentrum We parkeren op Ac. 115,0-390,3 (stel het navigatie- Insecten (www.eis-nederland.nl > publicaties > systeem in op Strijbeek, Goudbergseweg 15 en parkeer rapporten > zoek op ‘bijen Noord-Brabant’) is meer te hier aan de onverharde Bergweg). vinden over de huidige kennis van de verspreiding van Later verplaatsen we naar de Chaamse Bossen. We wilde bijen in deze provincie. gaan het gebied in aan de oostzijde, waar we de auto’s parkeren op Ac. 122,9-391,0 (stel het navigatiesysteem Strijbeekse Heide in op Alphen, Boerenbaan 12 en rij dan door tot aan De strijbeekse Heide ligt iets naar het westen toe, de bosrand). tussen Chaam, Strijbeek en Ulvenhout. Het is een Aanmelden: [email protected]. gebied waar vennen, heide en bossen elkaar afwisselen. De vergunning staat maximaal 16 deelnemers toe. Sinds 1990 probeert Staatsbosbeheer de natuur hier te Reservedatum: 20 april. verbeteren door opslag uit de heide te verwijderen, te plaggen, verdroging tegen te gaan en vennen uit te Literatuur baggeren. Het Goudbergven is een goed ontwikkelde Noordijk, J. & E. van der Spek, 2017. Zomerexcursie: natte heide met een klein stukje bijna-hoogveen. Chaamse Bossen en Strijbeekse Heide. - HymenoVaria 14: Vlakbij liggen geplagde percelen die zeer schraal 4. blijven met veel open droge zandplekken. Ten zuiden Reemer, M., I. Raemakers & T. Faasen 2016. De bijenfauna van het terrein loopt de Strijbeekse Beek, die tevens de van Noord-Brabant: trends, prioritaire soorten en grens met België vormt. beheertypen. - EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, Rapportnummer EIS2016-05, 48 p. Chaamse Bossen Spek, E. van der, 2018. Verslag excursie Chaamse Bossen. - Dit bosgebied van meer dan 1000 ha. ligt tussen HymenoVaria 16: 5-6. Chaam, Alphen en Gilze. Op de zandbodem lagen

43 nr. 17, november 2018

Veldobservaties

Goed en slecht nieuws over Veldwaarneming aan bijen Nomada baccata Hans Nieuwenhuijsen

Jan Smit De kleine bleekvlekwespbij Nomada baccata is een vrij zeldzame broedparasiet van de zilveren zandbij In 2016 werd gemeld dat de kleine bleekvlekwespbij Andrena argentata. De wespbij wordt in Schoorl in Nomada baccata Smith, 1844 in ons land teruggevonden augustus, als de zandbij actief is, regelmatig was op twee plekken; in de Schoorlse duinen in 2012 waargenomen. Er is echter iets vreemds aan de hand. en op de Tongerense hei bij Epe in 2015 (Smit & Elk jaar is er op een open zandvlak in het bos, de Nieuwenhuijsen 2016). Beide locaties zijn sindsdien Bokkenweide, een gigantische aggregatie van de jaarlijks in de zomer bezocht. In de Schoorlse duinen zandbij aanwezig. Maar tot nu toe heb ik daar in die is de kleine bleekvlekwespbij in 2016 weer gevonden tijd de wespbij niet aangetroffen. Trouwens ook en ook met enkele exemplaren aangetroffen in het Sphecodes pellucidus niet, die in het voorjaar op deze plek Harger zandgat (Ac. 105-525) door beide auteurs. regelmatig te zien is als de witbaardzandbij Andrena Op de Tongerense hei is deze wespbij jaarlijks terug barbilabris er nestelt. gevonden op de bekende plek (Ac. 190-482). In 2018 waren er meer dan 10 exemplaren aanwezig. Een eind Op 25 augustus 2017 nam ik op een zandpad door de verderop, na een flink stuk bos, was er nog een kleine heide een paar wespbijen (Nomada baccata ) waar en ik hei met een zandplek. Hier (Ac. 190-481) werden in besloot ze te volgen. Het pad bestaat uit mul zand met 2018 twee vrouwtjes van Nomada baccata hier en daar wat vegetatie. Kenmerkend is de waargenomen. ‘zoekende’ vlucht vlak boven het zand. Soms wordt In het artikel uit 2016 werd ook de vindplaats vermeld een wespbij besprongen door een zandbij man. Ik zie van Klaas Vegter uit het Mantingerzand, waar hij in de wespbij regelmatig in de buurt van de vegetatie 1992 de laatste waarneming van deze soort deed. Op vliegen, terwijl de meeste zandbijvrouwtjes hun nest in ons verzoek heeft Joop van de Nieuwegiessen dit het open zand graven. De wespbij vliegt niet achter terrein in 2016 en 2017 in september bezocht. Hij het vrouwtje van de zandbij aan. Als een vrouwtje heeft geen exemplaren van de gastheer Andrena zandbij landt op de plek van haar verborgen argentata aangetroffen en ook niet van Nomada baccata . nestingang, hangt N. baccata er even boven maar vliegt In 2018 is dit gebied twee keer eind augustus bezocht dan weg. De wespbij bestrijkt voor haar afmetingen door de auteur, ook nu werden er geen gastheren een flink gebied: soms maakt ze een sprong van aangetroffen en dus ook de broedparasiet niet. ongeveer 40 meter van de ene zandbijnestplaats naar Ondanks dat het terrein minder vergrast was dan de andere. Eén keer zag ik een vrouwtje in de buurt gedacht. Er was behoorlijk veel open zand, veel meer van een plant zich ingraven en zij bleef er ongeveer 9 dan op de Tongerense hei. minuten in, wat ik vermoedde dat het zandbijennest was. In die tijd legde ze waarschijnlijk een ei. Summary Nomada baccata is in recent years found in areas that Hoe verklaar ik het merkwaardige feit dat de wespbij were known since 2012, but nearby Epe was a new (nog) niet is waargenomen op de Bokkenwei en wel location discovered. This species was not found in hier op dit zandpad? Mijn hypothese is dat het te Mantingerzand. maken heeft met het al of niet aanwezig zijn van begroeiing. De ingang van het nest van de zilveren Literatuur zandbij (en dat van de witbaardzandbij) is voor ons Smit, J. & H. Nieuwenhuijsen, 2016. Recente waarnemingen onzichtbaar vanwege de bedekking met rul zand. Op van de kleine bleekvlekwespbij N omada baccata het zicht is de nestingang voor de wespbij niet te (Hhymenoptera: Apoidea: Apidae). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 46: 95-100. vinden. Maar maakt een zandbij haar nest in de buurt van wat vegetatie dan heeft de koekoek iets om zich

44 nr. 17, november 2018 op te oriënteren. Vervolgens kan ze van haar zicht op nestplaats bereikt raakt ze in gevecht met een ander haar reuk overschakelen om het nest te vinden. vrouwtje (B), dat er tenslotte met de spin vandoor Een ondersteunende waarneming kan zijn dat Jan Smit gaat. Ik moet bekennen dat deze waarnemer, na alles en ik dit jaar, 2018, veel N. baccata’s zagen op een wat ik gezien had, te doen had met vrouwtje A. stukje zand op de Tongerense heide. Ook hier geen open zandvlakte maar open stukjes zand afgewisseld Binnenkort zal in de Entomologische Berichten een met vegetatie. fotoreeks van Cor Zonneveld verschijnen, waarin maar liefst vier Anoplius vrouwtjes vechten om één Summary spin. The searching behavior for an Andrena argentata nest by Nomada baccata is shortly described. A striking fact Anoplius viaticus 2 in Schoorl is that N. baccata was not found yet in a De volgende waarneming dateert van 5 mei 2016, ook large aggregation of A. argentata on an open sand plain. in Schoorl. Hier is de volgende Noord (boven)- Though, it occurs on a sandy path with limited Zuid(onder) gerichte situatie (Fig. 2): vegetation where A. argentata nests also. A hypothesis Ik neem op deze helling een Anoplius viaticus vrouwtje to explain this difference is that N. baccata orients itself A. on the vegetation to subsequently search a nest of N argantata by smell. hier achter heide

Veldobservaties aan 4 m helling spinnendoders (3) nest 2 8 m nestpoging 1 Hans Nieuwenhuijsen zandpad

Anoplius viaticus 1 Ik bespreek eerst een oude waarneming uit 2013 in de Figuur 2. Situatieschets . Schoorlse Duinen. De situatie is als volgt (Fig. 1): waar dat maar heen en weer rent en vliegt. Af en toe graaft ze wat, vaak in de buurt van dennennaalden. N Serieus graven -lang achter elkaar- vindt plaats op plek 1. Daarna vertoont ze hetzelfde gedrag op plek 2. Het lijkt erop alsof de wesp door deze graafpogingen heide heide vaststelt of de samenstelling van de grond goed is voor de aanleg van een nest, dat bij deze soort eenvoudig is (Nieuwenhuijsen 2008). Plotseling rent ze de helling op naar een polletje buntgras (zie ster) en loopt nestplek voetpad achterste voren met een spin naar plek 2. Ze blijft met (stevig) (rul) de spin 15 minuten in het nest. Dan komt ze, achterlijf eerst, naar buiten en begint het nest af te sluiten en aan te stampen met de borstels op het laatste achterlijfs- Figuur 1. Situatieschets . segment. Ze is daarna nog 15 minuten bezig het Vrouwtje spinnendoder A haalt een spin op, die ze aan oppervlak te egaliseren. Van het nest is niets meer te de rand van de hei verborgen heeft (Fig. 1: ster). zien. Blijkbaar heeft ze al op een prooi gejaagd en die verlamd. Nu gaat ze achterstevoren het zandpad Anoplius viaticus 3 oversteken op weg naar de nestplek, die ze Op 24.8.2018 op dezelfde plek als hierboven be- waarschijnlijk van te voren heeft uitgekozen. Het is schreven zie ik een vijftal A. viaticus vrouwtjes graven een zwaar karwei. In het rulle zand van het pad staan aan wat ik winternesten noem (Nieuwenhuijsen, 2008) voetafdrukken en in één zo’n afdruk komt ze met haar Hetzelfde gedrag neem ik waar, ook in Schoorl in de spin terecht. De helling van de afdruk aan de nestplek Bokkenweide. kant is steil en ze valt voortdurend met spin en al terug Ik ben op 1 september teruggegaan naar deze in deze kuil. Maar ze blijft volharen en uiteindelijk lukt ‘winternesten” om te proberen vrouwtjes op te graven. het haar de kuil uit te komen. Net voordat ze de Dat is me niet gelukt. Wel waren op andere plekken A.

45 nr. 17, november 2018 viaticus vrouwtjes actief. Eén zat in een ondiep ‘nest’ (5 cm). Andere vrouwtjes lagen op hun zij te Discussie zonnebaden! Ik denk dat het stelen van prooi of nestmateriaal onderdeel is van het gedragsrepertoire van een Pompilus cinereus vrouwtje, dat een broedzorgcyclus doorloopt. Een Schoorl, Hargerplas 1.9.2016. Vrouwtje 1 graaft op verlamde spin is een prikkel om die naar het nest te twee plekken. Ze kiest één plek om door te graven. brengen. Je ziet regelmatig de roodzwarte borstelspin- Dan haalt ze 1,5 m van dit nest een spin onder het nendoder tijdens het transport de spin even verlaten zand vandaan. Dit doet deze soort altijd: eerst jagen, om naar het nestelgebied te gaan. Daarna pakt ze de de spin onder een laagje zand verbergen en dan een spin weer op. Als die spin toevallig achter een ander nest graven. Ze vervoert de spin voorwaarts naar het vrouwtje hangt is dat geen probleem: meepikken die nest en verdwijnt met de spin in het nest. spin. Om de kans op het stelen van de prooi tijdens Nu verschijnt vrouwtje 2 op het toneel. Zij gaat het het transport van vangplaats naar nestplek te nest van vrouwtje 1 binnen en kort daarna komen verkleinen verbergt A. viaticus de prooi in de vegetatie beide vechtend naar buiten. Vrouwtje 2 gaat er met de en P. cinereus bedekt haar met een laagje zand. spin vandoor. Dit stelen van prooien lijkt mij niets te maken te Vrouwtje 3 passeert het nest van vrouwtje 1 en gaat in hebben met het ontstaan van broedparasitisme dit nest graven. Vervolgens haalt ze een spin onder het (cleptoparasitisme, koekoeken). Dit laatste zal ontstaan zand vandaan en brengt die snel het nest in. Ze graaft door een genetische verandering waardoor het nog wat en sluit het nest van binnenuit af en komt, individu een gereduceerde broedzorgcyclus doorloopt. ook na 5 minuten niet tevoorschijn. Overnacht ze er? Bij Ceropales bijvoorbeeld is de hele cyclus weg Ik breek de waarneming af. gevallen. Het vrouwtje reageert op een passerende verlamde spin met eileg. Bij Evagetes is het jagen op een prooi en het transport weggevallen. Het vrouwtje graaft nog steeds maar nu naar de broedcel van de gastheer. Het ontstaan van dit soort genetische veranderingen in een populatie is zeldzaam. Het feit dat het stelen zo frequent voorkomt lijkt mij een argument voor mijn opvatting dat het gewoon bij een broedzorgcyclus hoort.

Summary The stealing of preys by congeners is observed by Anoplius viaticus as well as Pompilus cinereus . This is probably a normal part of the brood care cycle of both species. It occurs mostly at sites where numerous Figuur 3. Pompilus cinereus , vrouw. Foto Albert de Wilde . females are nesting. Apparantly, a paralyzed is a trigger for all female to carry the sider to their Conclusies nest. Because this behavior in a group of spider- 1. De broedzorgcyclus van beide soorten is hunting wasps almost always takes place and many waarschijnlijk hetzelfde. Beide soorten kiezen eerst individuals are involved, it seems unlikely that this globaal een nestplaats, gaan dan op jacht, stealing can evolutionary induce brood parasitism. verlammen een spin en verbergen die, graven dan, Rare mutants with a reduced brood care cycle are na een paar ‘proefboringen’ een nest, en brengen needed for this. de spin daarin. 2. Bij beide soorten komt diefstal van de prooi voor. Literatuur Die kans is het grootst op gunstige plekken waar Breugel, P. van, 2014. Gasten van bijenhotels. - EIS meerdere vrouwtjes nestelen. Een Pompilus Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & vrouwtje neemt zelfs een nest over. Het stelen van Naturalis Center, 486 p. een prooi of het stelen van nestmateriaal is bij Nieuwenhuijsen, H., 2008. De twee levens van een Anoplius viaticus - vrouwtje. - Nieuwsbrief sectie Hymenoptera NEV aculeaten vrij gewoon. Pieter van Breugel (2014) 27: 15 -18. meldt dat de metselspinnendoder Auplopus carbonarius nestafsluitingen van de rosse metselbij Osmia bicornis gebruikt. 3. De actieradius van beide soorten zal een straal van ongeveer 10 meter hebben.

46 nr. 17, november 2018

Intussen zijn er al flink wat meer meer meldingen van buiten Limburg op Waarneming.nl: uit Noord- De breedbandgroefbij Brabant, Zuid-Holland (Tiengemeten), Gelderland (Gorinchem, de Liemers, de Achterhoek) en uit Halictus scabiosae in Overijssel (Haaksbergen). In de aan Gelderland grenzende Duitse deelstaat opmars Noordrijn-Westfalen zijn geen meldingen dichter bij dan de Nederlandse waarnemingen uit midden Jan Smit Limburg, het is dus niet waarschijnlijk dat de uitbreiding daar vandaan komt. Door al deze waarnemingen kunnen we wel stellen, Volgens “De Nederlandse bijen” (Peeters et al. 2012) dat de breedbandgroefbij intussen veel noordlijker en was de breedbandgroefbij Halictus scabiosae (Fig. 1) uit westelijker gevestigd is (Fig. 2) dan de verspreiding op ons land tot 2012 alleen bekend uit Midden- en Zuid- de kaart uit de bijenatlas laat zien. Het zou kunnen dat Limburg. deze snelle opmars mede een gevolg is van de klimaatverandering, want het gaat ineens wel heel snel.

Figuur 1. Vrouwtje van de breedbandgroefbij Halictus scabiosae . Foto Albert de Wilde.

In 2016 en 2017 werd door respectievelijk Tim Faassen en Pieter van Breugel een vrouwtje gemeld uit Noord-Brabant van dezelfde locatie: Klein Dommel, Collse Molen (Ac. 165-384). Op 17 juli 2017 werd op Waarneming.nl door Peter Eekelder een mannetje van Halictus scabiosae gemeld uit Gelderland, van de weitjes op de Stuwwal van de Figuur 2. Verspreiding van Halictus scabiosae in Wylerberg (Ac. 192-426). Dit jaar (2018) maakte hij op Nederland. Kaartje: EIS Kenniscentrum Insecten. diezelfde site twee keer melding van een vrouwtje, één op 29 mei uit Ubbergen, uit zijn tuin (Ac. 190-427) en één op 23 juni uit de Ooijpolder, Jonkermanshof (Ac. Summary 192-429) op goudsbloem. The distribution area of Halictus scabiosae has strongly moved northward and westward in the last three years. Op 3 juli ving ik een vrouwtje in de Groenlanden (Ac. Is this because of the changing climate? 190-430) op kruldistel. Aan de paarse kleur van het stuifmeel aan de poten is te zien dat ze van deze plant Literatuur stuifmeel heeft verzameld. Op 25 juli nam ik hier nog Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, C. van drie vrouwtjes waar, twee op kruldistel en één op Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos akkerdistel. Aan de overkant van de Waal, in de & M. Reemer, 2012. De Nederlandse bijen (Hymenoptera: Gendtsche Polder vond ik op 24 juli twee vrouwtjes Apidae s.l.). Natuur van Nederland 11. - Naturalis en een mannetje. Alle drie op kruldistel, de vrouwtjes Biodiversity Center & European Invertebrate Survey met paars stuifmeel aan de poten. Nederland, Leiden, 544 p.

47 nr. 17, november 2018

Veldwespensociëteit Hoornaarmannen

Aad van Diemen Jan Smit

Terug van vakantie rond half juni, vloog in de tuin Tot dit jaar had ik nog nooit een man van de hoornaar soms een Franse veldwesp ( Polistes dominula) in of uit, (Vespa crabro ) (Fig. 1) in het veld gezien, laat staan een verder al jaren onbenut, vlinderkastje (Fig. 1). verzameld. In mijn collectie stond 1 exempaar dat ik Ha, een nest, dachten van Harry Pijfers gekregen had. Gewoonlijk komen we. Maar toen werd deze mannen pas laat in het jaar, vanaf half september, het stil, totdat half uit de nesten. Ik had wel vaker op bloeiende klimop september het kastje gezocht omdat ik wist dat ze daar wel op foerageren, van de muur moest maar had er nooit een gevonden. Ik had via Theo vanwege het knippen Zeegers gehoord dat er al in augustus mannen gemeld van de klimop. In het waren op Waarneming.nl. vlinderkastje zaten Op 16 september van dit jaar was ik op zoek naar ongeveer 50 Franse Colletes hederae in Duiven. Bij een plek met bloeiende veldwespen (Fig. 2). klimop vond ik, naast klimopbijen, een drietal mannen De volgende en twee werksters van de hoornaar. Ik was zeer veronderstellingen opgetogen over deze waarneming en heb een man bestaan: is het een verzameld. slaapaggregatie - wat vreemd is, gezien hun Onze verdere zoektocht naar de klimopbij bracht ons eigen nest dat bewaakt echter nog veel meer mannen van de hoornaar op moet worden (Aad Figuur 1. Het vlinderkastje . andere plekken in Duiven. Verder in Achter-Drempt, van Diemen). Zijn het Foto Aad van Diemen. Angerlo, Beek, Doesburg, Loo, Ooy, Pannerden, Sint overwinterende Jansteen (Zeeuws Vlaanderen) en Zevenaar. vrouwtjes - wat ook vreemd is, want het is nog vroeg In totaal heb ik dit jaar 30 exemplaren gezien. Ook op in het seizoen. Of zijn het gewoon houtvezelknagende Waarneming.nl worden dit jaar veel mannen gemeld werksters (Wim Klein). Een slaapplek van jonge en/of staan op de foto. koninginnen (Jan Smit). Niemand die het weet, en niemand die het eerder heeft gezien. De vragen aan de lezers zijn daarmee ook gesteld.

Figuur 1. Man van de hoornaar Vespa crabro . Foto Albert de Wilde.

Summary

A lot of male hornets were observed in the Figuur 2. De Franse veldwespen . Foto Aad van Diemen. Netherlands this year, some very early.

48 nr. 17, november 2018

Met het blad geklemd tussen kaken en poten vliegen ze af en aan om het nest te bekleden. Er komen in ons Bijen in koeienkeutels land 15 soorten voor, daarvan zijn er diverse zeldzaam en of gebonden aan een specifiek biotoop zoals heide Pauline Arens of duinen. Bericht overgenomen van boswachters- blog.nl/Drenthe. In het beekdal de Elperstroom tussen Elp en Schoonloo lopen Galloway runderen, een hoornloos Dit doet Erik van der Spek denken aan een in 2012 ras oorspronkelijk afkomstig uit de streek Galloway in nieuw beschreven bijensoort Trichothurgus bolitophilus uit Schotland. Sinds de jaren 90 worden Galloways Patagonië Argentinië (Sarzetti et al. 2012) die in ingezet als begrazers in natuurgebieden. Ze zijn paardenkeutels nestelt, ook dit is een Megachillidae. T. zelfredzaam en hebben een gemoedelijk karakter. Wij bolitophilus nestelt in droge paardenmestblokken in als terreineigenaar zijn blij met de runderen, ze houden Chubut, Patagonië, Argentinië. De eenvoudigste delen van de vegetatie kort en zorgen dankzij hun nesten bestonden uit één hoofdtunnel die eindigde in ligplekken en geloop voor open plekken en dynamiek. een reeks van dubbelecellen zonder afscheiding En ze poepen wat af. Poep is juist voor insecten weer ertussen. In de meer complexe nesten waren er 6 interessant. Het is fijn gemalen organisch materiaal cellen lateraal verbonden met de hoofdtunnel. Nesten waarbinnen het broeit. Menig kever en andere kleine vertoonden tekenen van hergebruik. Het gedrag van beestjes zijn gek op poep, ze kunnen zich er in nestelen in paardenmest wordt volgens de auteurs voortplanten, schuilen, eten, van gedaante verwisselen, hiermee voor het eerst beschreven bij bijen. het is een wereld op zich. Andere dieren profiteren hier weer van, de beestjes in de poep zijn stapelvoedsel Summary voor zoogdieren als de das en diverse vogels. In cow manure in the stream valley Elperstroom nests were found from leafcutting bees. Ik vind het boeiend om in de keutels te peuteren. Het was een enorme verrassing en een toevalstreffer om Literatuur deze zomer in een van de keutels iets anders aan te Arends, P., 2018. Een aangename verrassing in poep, treffen dan normaal: kleine sigaren van blad (Fig. 1). https://www.boswachtersblog.nl/drenthe/2018/09/26/e en-aangename-verrassing-in-poep/ In eerste instantie was het voor mij een raadsel; wie Sarzetti, C.L., J.F. Genise & M. Victoria Sánchez, 21012. heeft dit fraais gemaakt en wat is het? Met wat Trichothurgus bolithophilus sp. n. (Hymenoptera, speurwerk op internet, bleken het nestcellen te zijn Megachilidae) a bee nesting in horse manure pads in van een bladsnijder- of behangersbij. Behangersbijen Patagonia, Argentina. - Journal of Hymenopthera danken hun naam aan de gewoonte van de vrouwtjes Research 29: 1-14 om hun broedcellen op te bouwen en te bekleden met stukjes blad, die ze zelf uitknippen met hun kaken.

Figuur 1. Keurig gevouwen bladeren in een keutel. Foto Pauline Arens . 49 nr. 17, november 2018

een metalen mal, zodat alle gaten in elk hotel even groot zijn en op precies dezelfde plekken zitten. In vijf van de hotels zijn de gaten zodanig geboord dat Artikelen ze aan de binnenkant rafelig zijn (met opstaande vezels, fig. 2), terwijl de gaten in de andere vijf hotels zo glad mogelijk zijn afgewerkt (fig. 3) Elk hotel bevat 77 gaten, waarvan 31 aan de Rafelige of gladde gaten? linkerzijde en 46 aan de rechterzijde. Tabel 1 geeft een overzicht van de aantallen en diameters van de Een onderzoekje naar gaten in de hotels. bijenhotels

Menno Reemer

Bijenhotels schieten als paddenstoelen uit de grond. Niet altijd worden ze volgens de regelen der kunst gemaakt en geplaatst. Te vaak staan ze bijvoorbeeld in de schaduw of wordt ongeschikt materiaal gebruikt. In sommige gevallen bestaat nog onduidelijkheid over wat het beste is, zoals over de 'rafeligheid' van nestelgangen in houtblokken. Is het nu echt zo belangrijk om de nestgangen zo glad mogelijk te boren? In een klein onderzoekje is Figuur 1. De in het onderzoekje gebruikte bijenhotels. geprobeerd om hier duidelijkheid in te scheppen.

In sommige literatuur, zoals het boek Gasten van bijenhotels van (Van Breugel 2017), wordt gesteld dat geboorde nestelgangen in houtblokken zo glad mogelijk dienen te zijn. Bijen moeten vele malen op en neer lopen door deze gangen, en ze zouden in ruwe gangen met opstaande houtvezels hun vleugels kunnen scheuren. Ook de Duitse publicaties van Westrich (2015) en David (2016) benadrukken dit. Volgens sommige anderen, waaronder producenten van bijenhotels waar ik contact mee had, zou het bijen echter weinig uitmaken of er wel of geen Figuur 2. Detail van een hotel met rafelige gaten. rafelige houtvezels in de gangen aanwezig zijn. Anekdotische informatie suggereert volgens hen dat bijen ook van rafelige gangen gebruikmaken. Over dit onderwerp is echter nooit op een systematische manier informatie verzameld. Dit artikel doet verslag van een klein onderzoek met als vraagstelling: hebben in hout nestelende bijen en andere angeldragers een voorkeur voor glad afgewerkte nestgangen of voor 'rafelige' gangen?

Materiaal en methode Speciaal voor dit onderzoek zijn 10 bijenhotels vervaardigd door het Amsterdamse bedrijf Bee Inc. Alle hotels zijn gemaakt van massief Amsterdams iepenhout, dat door een robot met kettingzaag in Figuur 3. Detail van een hotel met glad afgewerkte gaten. steeds exact dezelfde kristalvorm is gezaagd (fig. 1).

Bij het boren van de gaten is gebruikgemaakt van

50 nr. 17, november 2018

Tabel 1. Aantal geboorde gaten per bijenhotel per Het bezettingspercentage op de tweede datum is diameterklasse, verdeeld over de linker- en duidelijk hoger en hierbij zijn ook de (meeste of alle) rechterzijde van de bijenhotels. De linkerzijde was gaten meegeteld die bij de eerste datum al geteld gericht op het zuidwesten, de rechterzijde op het waren. Daarom worden hier alleen de resultaten van zuidoosten. de tweede telling verder beschouwd.

Linkerzijde Rechterzijde Totaal Door een flink deel van de gaten was een barst 10 mm 1 1 2 ontstaan (fig. 5) en zulke gebarsten gaten waren vrijwel nooit bezet. Het gemiddelde aantal gebarsten 8 mm 10 15 25 gaten bedroeg 25% bij de rafelige hotels en 26% bij 6 mm 10 15 25 de gladde. Een te verwaarlozen verschil, maar per 4 mm 10 15 25 hotel varieerde dit percentage wel sterk (van 13 tot Totaal n 31 46 77 39%), dus voor de bezettingspercentages per hotel

De bijenhotels zijn op 7 april 2016 opgehangen in het archeologisch openluchtmuseum Archeon te Alphen aan den Rijn (Zuid-Holland, Amersfoortcoördinaten 104,3-458,8). Ze hingen op een zonnige, op het zuiden geöriëntieerde, witte stenen muur op circa 2,40 meter hoogte (fig. 4). Hotels met rafelige en gladde gaten werden om en om opgehangen, zodat een hotel met rafelige gaten steeds tussen twee gladde in hing, en vice versa.

Figuur 5. Door barsten in de bijenhotels waren sommige gaten niet meer geschikt voor bewoning door bijen. wordt er hieronder wel rekening mee gehouden. In Tabel 2 is per hotel het aantal en het percentage bezette gaten genoteerd. Voor het percentage zijn alleen de intacte, niet gebarsten gaten in de berekening meegenomen. De gemiddelde Figuur 4. Overzicht van de muur met de tien bijenhotels. percentages onderin de tabel geven inzicht in de verschillen tussen de hotels met rafelige gaten en die De bezetting van de bijenhotels is op twee met gladde. Dit verschil is slechts 1% en dit zal momenten gemeten: 22 augustus 2016 en 14 onder geen enkele manier van statistische toetsing februari 2018. Bij deze metingen werd per bijenhotel standhouden, gezien de grote variatie in bezettings- het aantal gebruikte gaten per zijde en per graad tussen de hotels. diameterklasse genoteerd. Hierbij zijn alle gaten waarin sporen van gebruik door bijen, graaf- of Tabel 3 geeft per diameterklasse van de boorgaten plooivleugelwespen zichtbaar waren als 'bezet' aan hoeveel van de intacte gaten er bezet waren, aangemerkt, dus ook wanneer de bewoners reeds afzonderlijk voor rafelige en gladde gaten. Ook gevlogen waren. Bij de meting is tevens onderscheid hieruit blijkt dat er geen noemenswaardig verschil is gemaakt tussen gaten die barsten vertoonden en tussen rafelige en gladde hotels. Wel zijn er grote intact gebleven gaten. verschillen in bezettingsgraad tussen de verschillende diameterklassen. Gaten met diameters Resultaten van 10 en 8 mm waren nooit bezet, gaten van 6 mm Van de in totaal 770 gaten in alle 10 de bijenhotels hadden een bezettingsgraad van 9% en gaten van 4 waren er op 22 augustus 2016 in totaal 37 bezet mm een bezettingsgraad van 25 tot 30%. Aan de (4,8%). Op 24 februari 2018 waren dit er 84 (10,9%). nestafsluitingen te zien (fig. 6) waren de meeste

51 nr. 17, november 2018

Tabel 3. Bezettingsgraad van de bijenhotels per diameterklasse van de boorgaten, verdeeld in hotels met rafelige en gladde gaten. n intact = het aantal intacte, niet gebarsten gaten; n bezet = het aantal gaten met gebruikssporen van bijen of angeldragende wespen; % bezet = het percentage bezette gaten van het aantal intacte gaten. Rafelig n intact n bezet % bezet 10 mm 6 0 0 8 mm 62 0 0 6 mm 102 9 9% 4 mm 119 36 30%

Glad n intact n intact n intact Figuur 6. Een rafelig gat (diameter 6 mm) met 10 mm 4 0 0 nestafsluiting van tronkenbij. 8 mm 68 0 0 bezette gaten in gebruik door tronkenbijen Heriades truncorum (die elders in het onderzoeksgebied in 6 mm 94 9 10% grote aantallen nestelen). Een klein deel van de gaten 4 mm 119 30 25% was mogelijk gebruikt door metselbijen, metselwespen of pottenbakkerswespen. Bij het boren van de gaten bleek dat het vrij lastig was om gaten met veel rafels te boren (pers. med. Tabel 2. Aantallen intacte en bezette gaten per Aad Kruiswijk). De snelheid van de boor had hier bijenhotel, afzonderlijk voor hotels met rafelige en wel enige invloed op, maar de meeste rafels hotels met gladde gaten. Bezettingspercentages zijn ontstonden toch vooral dichtbij de voorzijde van de berekend op basis van het aantal intacte (niet nestgang. Hier is ook met een mesje gepoogd om de gebarsten) gaten per hotel. n intact = het aantal ingangen nog extra rafelig te maken. Verderop in de intacte, niet gebarsten gaten; n bezet = het aantal gang waren ook de rafelige gaten dus vrij glad. gaten met gebruikssporen van bijen of De rafeligheid van boorgaten hangt waarschijnlijk angeldragende wespen; % bezet = het percentage voor een belangrijk deel samen met de houtsoort: bezette gaten van het aantal intacte gaten. zacht hout geeft meer kans op opstaande vezels dan hard hout. Deze 'braampjes' gaan volgens Van Rafelig n intact n bezet % bezet Breugel (2017) in zacht hout vooral overeind staan R1 47 13 28% als gevolg van blootstelling aan luchtvochtigheid, en R2 60 5 8% zijn geen direct gevolg van het boren. R3 56 7 13% Vermoedelijk was het grootste deel van de bezette R4 67 8 12% gaten in gebruik door tronkenbijen. Deze kleine R5 59 9 15% bijtjes konden zich mogelijk vrij gemakkelijk langs Gemiddeld percentage bezet 15% opstaande vezels rond de ingang van de gaten wurmen zonder schade op te lopen. Misschien is dit Glad n intact n bezet % bezet voor de grotere metselbijen lastiger, maar deze G1 49 6 12% wisten de hotels om onduidelijke redenen niet of G2 50 11 22% nauwelijks te vinden. Mogelijk hingen ze op een iets G3 57 4 7% te windgevoelige plek. G4 64 12 19% Al met al kan de onderzoeksvraag met de resultaten G5 65 6 9% van dit onderzoekje niet bevredigend beantwoord Gemiddeld percentage bezet 14% worden. Vooralsnog lijkt het verstandig om af te gaan op de uitgebreide ervaring van Discussie bijenhotelexperts als Pieter van Breugel en Paul In dit onderzoek is geen verschil gevonden in Westrich, en dus te streven naar gladde gangen in bijenhotels. bezettingsgraad van hotels met rafelige gaten en Dankwoord hotels met gladde gaten. Op basis hiervan blijkt dus Medewerkers van archaelologisch openluchtmuseum geen voorkeur van de in deze hotels nestelende Archeon, met name Wiel van der Mark, worden angeldragers voor één van de twee hoteltypen. bedankt voor hun hulp bij het ophangen van de Hier zijn echter wel kanttekeningen bij te plaatsen. bijen-hotels. Ik dank Aad Kruiswijk van Bee Inc.

52 nr. 17, november 2018 voor het meedenken over het ontwerp van de Literatuur bijenhotels. De Van der Hucht de Beukelaar Breugel, P. van 2017. Gasten van bijenhotels. - EIS Stichting leverde een bijdrage voor de aankoop van Kenniscentrum Insecten & Naturalis Biodiversity de bijenhotels, waarvoor dank. Center, Leiden, 486 p.. David, W. 2016. Fertig zum Einzug: Nisthilfen für Summary Wildbienen. - Pala Verlag, Darmstadt, 157 p. Westrich, P. 2015. Wildbienen: die anderen Bienen. − Trap nests for bees, more commonly called 'bee Verlag Dr. Friedrich Pfeil, München, 168 p. hotels', have become hugely popular over the past years. Many of these trap nests consist of wood blocks with drilled holes of various diameters. There has been some debate on the question whether the inner surface of the holes should be smooth or Remigratie? rough. Apidologists with a lot of practical experience, such as Breugel (2017), David (2016) Peter Megens and Westrich (2015), advocate smooth holes, because the bees should be able to walk in and out many times without damaging their wings. Others, 2018 was een raar bijenjaar. De droogte was de including certain producers of commercially oorzaak dat ik van veel voorkomende soorten maar available trap nests, argue that it does not make a enkele exemplaren zag. Sommige soorten heb ik dit difference whether the holes are smooth or rough. jaar zelfs compleet gemist. This matter has been the subject of a small Maar er waren ook verrassingen. Zo kwam ik experiment carried out in 2016-2018 in Alphen aan Coelioxys afra tegen op de Maasduinen bij Nieuw- den Rijn (the Netherlands). Bergen, man en vrouw. In 2010 is deze soort voor Ten blocks of Ulmus wood were transformed into het eerst gevonden op de Maasduinen (Ac. 203.7- bee hotels by drilling holes in them. All blocks were 400.3) door Stijn Schreven en daar later ook terug cut into exactly the same, crystal-like shape using a gevonden (Schreven 2011, 2014). Mijn melding robot-operated chainsaw. Then, a mold was used for komt van de andere kant van de ontginningsweg, drilling 77 holes of varying diameters (4-10 mm) at namelijk het Eendenmeer (Ac. 202-402). Een bewijs exactly the same places in the blocks. In five of the dat deze soort zich hier gevestigd heeft. blocks, the holes were made as smooth as possible, Een grotere verrassing was de vondst van een whereas in the other five the holes were made mannetje van Megachile maritima . Van deze grote rough, with many erect fibers. On April 7th 2016, duinbehangersbij zijn volgens de bijenatlas (Peeters the blocks were placed on the same wall, at the same et al. 2012) sinds 1990 nog maar enkele meldingen height, next to each other, with rough and smooth uit het binnenland. Deze zijn ook uit de blocks alternating. On february 24th 2018 results Maasduinen. De laatste melding is van 1995 were measured by counting the number of occupied Eendenmeer, Nieuw-Bergen. De een na laatste holes. melding is ook uit Nieuwbergen, van de On average, there were no significant differences in gemeenteheide uit 1984. Een zeer zeldzame degree of occupation between smooth and rough binnenlandse soort dus. Op de rode lijst van 2018 holes. This might be taken to suggest that bees do (Reemer 2018) staat deze soort als bedreigd, zz. not have a preference for either type, but such a Tussen 2002 en 2016 is deze bij in 37 atlasblokken conclu-sion would be premature. The rough holes waargenomen. Een achteruitgang van 69% sinds were mostly only rough at the entrance, while their 1950. Vanaf 1995 zijn er alleen nog maar meldingen inner surface was about as smooth as in the smooth langs de kust inclusief de Waddeneilanden. Na 18 holes. Almost all occupied holes were used by large- jaar weer een remigratie uit de kustduinen naar de headed resin bees Heriades truncorum , a small bee Maasduinen in Nieuw-Bergen? Of is de soort al die species that may be better able to crawl past the tijd ondergedoken geweest? Uit het aangrenzende rough wood fibers than other (larger) bees species. Nordrhein-Westfalen zijn sinds 1990 geen Surprisingly, no Osmia or Megachile species appeared meldingen bekend. to have used the trap nests. So, unfortunately, the De gemeente Nieuw-Bergen werkt al jaren aan het results of this experiment do not allow for a terug brengen van stuifzand op de Maasduinen. En definitive conclusion. Pending further research, it dat begint succes op te leveren. Want daar bleef het seems wise to rely on the year long experience of niet bij. Bij een volgend bezoek kwam ik Coelioxys people like Pieter van Breugel and Paul Westrich, conoidea tegen, de grote kegelbij. Laatste binnenlandse and drill the holes as smooth as possible. melding was uit Gronsveld in 1956. De laatste

dichtstbijzijnde melding was uit Mook in 1952. Ik

weet niet waar precies in Mook, maar Mook heeft

53 nr. 17, november 2018 ook een klein maasduingebiedje. De grote kegelbij verschillen. Hieronder volgt een bespreking van een staat op de rode lijst 2018 als ernstig bedreigd, zzz. aantal waarnemingstechnieken. Tussen 2002 en 2016 in 9 atlasblokken waargenomen. Sinds 1950 een afname van 83%. Kijken en tellen Maar weer een remigratie uit de kust? Dit kan vanaf vaste punten en langs transecten. De gemeente Bergen is goed bezig. De Maasduinen Volgens Westphal et al. (2008) is het observeren worden weer “echte Maas-duinen” met bij vanaf vaste punten van de algemene behorende flora en fauna. waarnemingsmethodes de slechtste methode, zowel wat betreft het aantal waargenomen bijen (10%), als Met dank aan Andries Arts, van de gemeente het aantal soorten (6/64). Alleen nestvallen gericht Nieuw-Bergen en Jan Smit voor het bevestigen van op holtenestelaars scoren slechter, maar veruit de de determinaties. meeste soorten bijen nestelen dan ook in de bodem.

Summary Three special bee species were found this year in the Maasduinen near Nieuw-Bergen among which Coelioxys afra who is present here since 2010. Further the rediscovery of Megachile maritima , which last Dutch recording in 1995 was also in the Maasduinen, and Coelioxys conoidea , which last Dutch recording in 1956 was in Gronsveld.

Literatuur Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, C. van Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Figuur 1. Bombus lapidarius , we rkster. Foto Albert de Roos & M. Reemer 2012. De Nederlandse bijen Wilde. (Hymenoptera: Apidae s.l.). Natuur van Nederland 11. - Naturalis Biodiversity Center & European Invertebrate Hommelwandeling Survey Nederland, Leiden, 544 p. EIS Kenniscentrum Insecten en de Vlinderstichting Reemer, M., 2018. Basisrapport voor de Rode Lijst Bijen. zijn bezig om, als onderdeel van de Bijenstrategie, - EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, 171 p. een meetnet hommels op te zetten naar voorbeeld Schreven, S., 2011. De schubhaarkegelbij Coelioxys afra van het meetnet dagvlinders. Dit is geschikt om een nieuw voor Nederland (Hymenoptera: Apoidea: algemeen beeld te krijgen van de ontwikkeling van Megachilidae). - Nederlandse Faunistische de hommelstand, maar is verwacht ik niet geschikt Mededelingen 35: 27-32. voor het monitoren van specifieke, bedreigde Schreven, S., 2014. Coelioxys afra nog steeds op de soorten. Al was het maar omdat veel soorten op het Bergerhei. - HymenoVaria 8: 12-14. oog niet met zekerheid zijn te herkennen. Dit programma lijkt sterk op dat van de BeeWalks (BCT 2017) van de Bumblebee Conservation Trust. Tijdens de telling loopt iemand in een constante, Inventarisatie en rustige wandelpas over een vaste route door het terrein. Alle hommels die tot een afstand van 2,5 monitoring van bijen, hoe meter opzij aan beide kanten, 5 meter vooruit en 5 meter omhoog zijn gezien, worden genoteerd. De doe je dat? telling kan onderbroken worden, bijvoorbeeld om waarnemingen op te schrijven of om een hommel Erik van der Spek op naam te brengen. Tel in iedere sectie apart de hommels. Het is aan te bevelen om in het veld gebruik te maken van een aantekeningenboekje en Inventarisatie is het uitzoeken van welke soorten de gegevens thuis in te voeren. Er wordt niet geteld bijen en/of welke aantallen bijen er in een bepaald bij neerslag en/of een windkracht van meer dan 5 gebied te vinden zijn. Monitoring is het volgen van Beaufort. Opgeven voor deelname hieraan kan bij de ontwikkeling van de soorten en/of aantallen [email protected] wilde bijen in een of meer gebieden, habitats of beheersvormen. Voor beide doelen zijn Netvangst verschillende technieken bruikbaar, die ieder eigen Banaszak et al. (2014) concluderen dat, voor het voor- en nadelen hebben, die per doel kunnen onderzoeken van de samenstelling van de bijenfauna

54 nr. 17, november 2018 op een representatieve manier via netvangsten, vanaf Het monitoringssysteem voor gemeenschappen van eind maart tot in september eens per 7-10 dagen bestuivers van de FAO (LeBuhn et al, 2016) gaat gemonitord moet worden. Deze intensiteit is vooral ook uit van het gebruik van kleurvallen. Om een 3- in het voorjaar (april – half mei) en juli nodig, 5% grote jaarlijkse verandering in soortenrijkdom te wanneer de diversiteit aan bijen piekt. Voor ontdekken of de abundantie in een regio over een vergelijkende ecologische studies wordt een vijfjarige periode, zijn ongeveer 25 plots nodig bemonstering van op zijn minst eens per maand van volgens dit systeem. Door een randomkeuze van de april tot en met augustus aanbevolen. Bij 1x per plots is de kans het grootst dat geconstateerde maand werden 52,4% van de verwachten soorten veranderingen iets zeggen over de situatie in de regio aangetroffen, bij 2x per maand 65,5% en 4x per en niet alleen wat zeggen over de situatie in de plots. maand 76%. Per onderzoeklocatie worden 24 kleurvallen Waarnemerseffect speelt een grote rol, zeker bij geplaats, acht per kleur (wit, fluorescerend geel en variabele transecten, bij gebiedsinventarisaties fluorescerend blauw) en de kleuren worden blijken specialisten die op hetzelfde moment in het- afwisselend over het transect geplaatst. In gele zelfde gebied verzamelen met sterk variërende kleurvallen worden volgens Munyuli (2013) de soortenlijsten terug te komen. Dit blijkt bijvoorbeeld meeste bijen gevangen en in blauwe de meeste bij het uitwerken van de waarnemingen na excursies soorten. van de sectie Hymenoptera. Mogelijk is het verschil Alhoewel de meeste studies aangeven de het kleiner bij het gebruik van gestandaardiseerde meeteffect niet wordt beïnvloed door de omvang transecten. De ruimte en tijd waarbinnen van de kleurval is in een recent gepubliceerde studie waargenomen mag worden is dan sterk beperkt, (Wilson et al. 2016) wel een verschil vastgesteld. In waardoor verschillen in waarnemingen zouden vallen met een inhoud van 590 ml was het aantal kunnen worden beperkt. Wel worden dan volgens bijen beduidend hoger (5,9), dan in vallen van 240 Westphal et al. 2008 minder soorten waargenomen ml (3,2) en van 100 ml (3,6), de gemiddelde lengte dan bij het gebruik van variabele transecten. Voor van de bijen daalde bij kleinere vallen van 8,13 mm het bepalen van trends bij monitoring is via 7,52 mm naar 7,25 mm. De vraag is wat hier de reproduceerbaarheid belangrijker dan volledigheid factor is die invloed heeft op de vangsten; de inhoud en kan een minder volledige soortenlijst acceptabel of het oppervlakte? Campbell & Hanula (2006) zijn. Rhoades et al. (2017) troffen via netvangst 51% gebruikten de grootste bekervallen met een diameter van het totaal aantal waargenomen soorten. van 18 cm. Ook zij haalden de meeste hymenoptera Bij de monitoring van de effecten van Sinusbeheer uit blauwe vallen. Zij geven niet aan in welke mate er (Stip et al. 2018) maakt men gebruik van transect- verschil in soortensamenstelling is tussen de tellingen, gebiedsbezoek met net en van kleurvallen. verschillende kleuren. De transecten, 2 per gebied, 25 meter lang en 1 Het aanbrengen van honingmerken met een zwarte meter breed zijn gedurende 10 minuten bezocht stift in gele watervallen van 240 mm leidde volgens begin juli en half augustus, waarbij alle bijen en Wilson et al. (2008) tot een 254% grotere vangst dan zweefvliegen zijn geregistreerd. Tijdens het zonder honingmerken. Het honingmerk bestond uit gebiedsbezoek op dezelfde datum is het gebied een met zwarte stift aanbrengen van een asterisk (*) gedurende 45 minuten doorkruist en op bijen en bestaande uit zes elkaar kruisende lijnen. Dit artikel zweefvliegen onderzocht. De kleurvallen stonden geeft niet aan of er effect is op de begin juli gedurende 3 dagen in het veld. Van de 37 soortensamenstelling. waargenomen soorten is 8% alleen tijdens de Per mail laat Sam Droege desgevraagd weten dat zij transecttelling waargenomen, voor gebiedsbezoek is bij meer testen geen significant effect van het dat (27%) en voor kleurvallen (32%). Het verschil in formaat hebben gemeten en op reis met succes zelfs waargenomen soortenrijkdom was via deze vallen van 30 ml gebruiken. Ook meldt hij dat een methoden veel groter. artikel in voorbereiding is n.a.v. een tweejarige test in het oosten van de VS met verschillende vormen van Kleurvallen of bekervallen honingmerken. Daarbij bleek dat deze een Een andere inventarisatiemethode is het gebruik van significant negatief effect hadden of wanneer er UV kleurvallen (fluorescerend geel en fluorescerend verf voor was gebruikt, er geen effect optrad. blauw en wit). Volgens Westphal et al. (2008) De monitoring van de effecten van sinusbeheer (Stip volstaan dan vijf rondes. De vallen staan minimaal et al. 2018) maakte per deelgebied gebruik van twee een dag per ronde gedurende de vliegperiode van sets van drie (blauw, geel en wit) kleurvallen aan een bijen. De vallen worden als regel gevuld met water paal op 50 cm boven het maaiveld. De vallen bleven met een druppel afwasmiddel zonder citroen. Door drie opeenvolgende dagen staan. Ze hadden een het afwasmiddel verminderd de oppervlaktespanning diameter van 10 cm en waren voor de helft gevuld en verdrinken de gevangen insecten. met water met een druppel zeepsop. Het gebruik

55 nr. 17, november 2018 van drie kleuren gaf een significant beter beeld van - Grote bijen lijken onderbemonsterd te worden. de soorten rijkdom. Het percentage soorten dat - Ze zijn lastiger terug te vinden. maar in één van de drie kleuren vallen is waargeno- - De vallen kunnen 2-3 weken functioneren voordat men is: wit 20%, geel 20% en blauw 25%. ze vervangen worden. Bij een dichte vegetatie moeten ze net als bekervallen verhoogd worden Permanente bekervallen met propyleen glycol geplaatst. Droege et al. (2016) beschrijven een protocol voor monitoring van wilde bijen in de USA met Nestvallen permanent geplaatste kleurvallen (geel, blauw, wit), Als aanvullende methode om een completer beeld die met propyleen glycol (antivries) waren gevuld. van de soortensamenstelling van holtenestelaars te Per locatie is een serie van negen vallen geplaatst. De krijgen is het plaatsen van nestvallen, in de vorm van vallen werden gevuld met propyleen glycol stukjes rietstengel. Van bundels van ongeveer 150 onverdund of voor 50% verdund met water en stukjes rietstengel met diameters van 2-10 mm en voorzien van een scheut afwasmiddel zonder citroen 15-20 cm lengte worden aan het eind van het om de oppervlakte spanning te verminderen. De seizoen de bewoonde stengels uit elkaar gehaald. De vallen werden elke week of maximaal om de twee aangetroffen cocons worden na een diapauze van weken geleegd en dan werd na een week de vloeistof minimaal drie maanden op vier graden Celsius zo nodig aangevuld. De vallen worden tussen de 5 opgekweekt. meter en 20 meter uit elkaar geplaats. De vallen staan in de open ruimte op zon beschenen plaatsen, Blauwe schoepvallen of blue vane trapss die ook in de loop van het seizoen niet door Een techniek die in de USA wordt gebruikt. Een bladeren of uitgroeiende grassen worden pot, net als een kleurval gevuld met water met een overschaduwd. beetje zeepsop, met daar boven op een blauwe De vangsten werden op een centraal punt verzameld trechter met vier ultraviolet reflecterende blauwe en uitgezocht. Hiervoor is een mechanische schoepen. Het geheel wordt aan b.v. een driepoot wassysteem ontwikkeld om de vangst te ontdoen van bamboe opgehangen. Verschillende van de propyleen glycol en daarna wordt een kleine onderzoekers (Rhoades et al. 2017, Ptasznik 2015) wasdroger gebruikt om de bijen te drogen. tonen aan dat blauwe schoepvallen 2,5-4 keer meer https://www.youtube.com/watch?v=ryE8LdmsBrI bijen en 1,5 keer meer soorten (Ptasznik 2015) Om de verschillende vangsten uit elkaar te houden is vangen dan kleurvallen. Beide onderzoekers geven aan de vangst een combinatie van twee gekleurde aan dat er een behoorlijk aantal soorten met de ene kraaltjes toegevoegd. methode wel en de andere niet is waargenomen. Rode antivries kan met behulp van twee eetlepels Hall (2018) vergeleek blauwe en gele schoepvallen. huishoudbleekmiddel door schudden en een aantal Blauwe schoepvallen vingen daarbij 6 keer zoveel uren laten staan van deze kleur worden ontdaan. individuen en 96% van het aantal soorten. Droege Blauwe kleurstof heeft geen effect op de vangsten. (schrift. meded.) meldt dat deze vallen erg geschikt zijn om grotere bijen te vangen en soms zelfs juist te Droege (schrift. meded.) beschrijft een proef met goed. In het voorjaar kunnen er veel ingegraven 50 ml centrifugebuisjes gevuld met hommelkoninginnen mee worden gevangen. In het 50:50% water:glycol vergeleken met bekervallen van voorjaar moeten deze vallen daarom in kleine 96 ml, alleen de kleuren geel en blauw zijn gebruikt. aantallen worden gebruikt. Ze vangen per val De buisjes zijn op 2,5 cm na ingegraven, dit deel is ongeveer het dubbele van een kleurval. Nadeel is dat aan de buitenkant geverfd. Het aantal verzamelde ze onhandig en duur zijn. Ze zijn ook met propyleen bijen in de bekervallen was 68 en in de glycol te gebruiken, wel is dan versteviging van de centrifugebuisjes 53. Voordelen van de centrifuge- schoepen nodig. In de woestijn kunnen ze goed buisjes ten opzichte van bekervallen zijn: worden ingegraven, waarbij de pot onder het - Er is nauwelijks bijvangst. maaiveld verdwijnt. Bij een monitoringsprogramma - Hommels lijken niet of nauwelijks gevangen te zou volgens hem een deel van de kleurvallen worden. vervangen kunnen worden door een schoepval om - Ze worden niet omvergelopen. een grotere variatie aan soorten in beeld te krijgen. - Vloeistof verdampt nauwelijks en blijft schoon. - De centrifugebuisjes kunnen eenvoudig met een Plakvallen grondboortje of guts worden geplaats. Dit is een weinig gebruikte techniek voor - Voordeel is ook dat de buisjes met een dop kunnen monitoring van bijen en wordt het meest gebruikt worden afgesloten. Bij monitoring kan een om te bepalen hoeveel sluipwespen aanwezig zijn die vervangende buis in het gat worden achter gelaten. plaagvormende insecten parasiteren. Gele plakvallen Nadelen zijn: lijken daarbij het beste te werken. Plakvallen worden

56 nr. 17, november 2018 ook gebruikt om te bepalen of er voldoende voedsel opening tussen de val en de vangpot voldoende ruim van het juiste formaat voor weidevogelkuikens in moet zijn (75 mm). graslanden aanwezig is. Deze vallen controleren op Mijn eigen waarnemingen wijzen er op dat in de aanwezigheid van bijen kan een aanwijzing geven malaiseval juist soorten bijen gevangen worden die van de bruikbaarheid van plakvallen als middel om met netvangst niet of nauwelijks worden abundantie en soortenrijkdom aan bijen vast te waargenomen. Hoe dit zich verhoudt tot andere type stellen. Nadeel van deze methode is dat gevangen vallen weet ik niet. dieren niet snel worden gedood. Voordeel is dat de vallen licht van gewicht zijn en er geen voorraad Monitoring of inventariseren? water meegenomen hoeft te worden. Bij monitoring is herhaalbaarheid van groot belang. Gegevens van de ene monitoringsronde moeten Piramidevallen statistisch met die van de andere ronde (tijd en/of Een vangtent waarbij alle uit de grond uitsluipende plaats) vergeleken kunnen worden, ook wanneer de insecten in een met alcohol gevulde vangbeker ronde door een andere waarnemer wordt uitgevoerd. worden opgevangen. Geschikt om te monitoren Bij inventarisatie is het hoofddoel een zo volledig welke soorten en aantallen in de bodem nestelende mogelijk beeld van de soortensamenstelling in een bijen in bepaalde bodems, bijvoorbeeld bij gebied te krijgen. Combineren van verschillende verschillend beheer, omstandigheden of grondsoort technieken verbeterd het zicht op de soorten aanwezig zijn. samenstelling (Rhoades et al. 2017) dit is aangetoond tijdens een onderzoek in prairiefragmenten in Malaisevallen Washington en Idaho om te testen welke Een vangtent voor vliegende insecten. De tegen de waarnemingsmethodes een betrouwbaar en middenwand vliegende insecten kruipen in veel consistent monitoringsprogramma mogelijk maken. gevallen om hoog en komen op het hoogste punt in Van de 210 aangetroffen soorten en morfologische een vangbeker terecht. Momenteel is alcohol het vormen werden er met netvangsten 107, met best bruikbare dodingsmiddel. Met een halve liter kleurvallen 144 en met de blue vane trap (een 70% alcohol kan deze val een week functioneren techniek die zover mij bekend nog niet in Europa is voordat de vangbeker gewisseld moet worden. Voor toegepast) 149 soorten bijen aangetroffen. De bijen lijkt de malaiseval op basis van eigen ervaring combinatie van watervallen en netvangsten toonde een minder geschikt inventarisatiemiddel. Dit komt de aanwezigheid van 172 soorten aan. De combina- overeen met het onderzoek van Campbell & Hanula tie van blue vane traps en netvangsten miste slechts (2006) die de efficiency van malaisevallen en 13 soorten. De gebieden waar dit onderzoek is kleurvallen vergeleken om bloembezoekende uitgevoerd, zijn gedurende twee seizoen in de insecten te verzamelen in bosgebieden. Het periode mei tot juli vier keer bezocht met twee aanbrengen van 0,3 m2 grote gekleurde lappen op de weken tussen ruimte. De vallen waren ongeveer 24 wanden van de malaiseval bleek volgens hem wel de uur actief. effectiviteit van de malaiseval te verbeteren waar het Westphal et al. (2008) vergeleken de resultaten van: om bijen gaat. Dit ging om malaisevallen van een mij observatiepunten, gestandaardiseerde en variabele niet bekend type met een vangbeker boven en onder transecten met netvangsten, nestvallen (bundels in, met een middenwand (1,2 m breed) die uit vier papieren buisjes en rietstengels) en kleurvallen. De delen bestond, het geheel is bijna 3 m hoog. Zij rijkdom aan bijensoorten kan volgens deze analyse geven niet aan of de malaisevallen andere soorten het best bepaald worden met kleurvallen, eventueel vangen dan de kleurvallen. aangevuld met nestvallen van rietstengels, in het Van Achterberg (2009) beschrijft een verbeterde bijzonder wanneer veel holtenestelaars worden malaiseval. Deze val die hij naar de vorm wel verwacht. vlinderval noemt heeft hij in geheel witte kleur gebruikt. In een vochtig Alpenhabitat ving hij veel Nieuwe ontwikkelingen blad- en sluipwespen. Op een warme droge Sam Droege heeft een Amerikaans online zuidhelling in Slowakije vergeleek hij deze val met de discussieplatform over bijendeterminatie en – kleinere klassieke malaiseval. De laatste scoorde wat monitoring opgezet bijen betreft slecht, terwijl de vlinderval daar wel https://groups.yahoo.com/neo/groups/beemonitor goede resultaten had (meded. Achterberg). Maar hij ing/info to subscribe send an email to: had in het voorjaar van 2018 in een zeer bloemrijke [email protected] and tuin, op droge stenige grond in Bulgarije, juist veel put "subscribe" in the subject line betere resultaten met een klassieke malaiseval dan Meer weten over het vangen, (identificeren) en met gele kleurvallen. Ook geeft hij aan dat de collectiebeheer van bijen:

57 nr. 17, november 2018

Droege, Sam, 2015 (versie september) The Very Droege, S., 2015. The Very Handy Manual: How to Catch Handy Manual: How to Catch and Identify Bees and and Identify Bees and Manage a Collection, 65 p. Manage a Collection. https://www.pwrc.usgs.gov/nativebees/Handy%20Bee https://www.pwrc.usgs.gov/nativebees/Handy%20 %20Manual/The%20Very%20Handy%20Manual%20- Bee%20Manual/The%20Very%20Handy%20Manu %202015.pdf Droege, S., J. Engler, E. Seller & L. O’Brien, 2016. al%20-%202015.pdf National Protocol Framework for the Inventory and Monitoring of Bees. - U.S. Fish and Wildlife Service Conclusie U.S. Department of the Interior, 28 p. Wanneer het doel van onderzoek is het vaststellen of http://ecos.fws.gov/ServCatFiles/reference/holding/4 monitoren van het aantal aanwezige soorten bijen 7682 dan is de combinatie van een methodes (netvangst Hall, M., 2018. Blue an yellow vane traps differ in thei en kleurvallen met mogelijk ook andere technieken) sampling effectiveness for wild bees both in open and met een intensiteit volgens Banaszak et al. (2014) wooded habitats. - Agricultural an Forest Entomology. aan te bevelen om een goed beeld van de soorten- https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/afe.1 rijkdom te krijgen. Voor monitoring van de 2281 LeBuhn, G., S. Droege, E. Conner, B. Gemmill-Herren & abundantie is herhaalbaarheid zonder waarnemers- N. Azzu, 2016. Protocol to detect and monitor effect essentieel. Beste oplossing is dan kleurvallen pollinator communities. - FAO, 64 p. volgens het protocol van de FAO (LeBuhn et al, http://www.fao.org/3/a-i5367e.pdf 2016) bij periodiek geplaatste vallen of van Droege Munyuli, M.B.T., 2013. Is pan-trapping the most reliable et al. (2016) bij permanente monitoring. Eventueel sampling method for measuring and monitoring bee zouden dan drie, respectievelijk één, vallen biodiversity in agroforestry systems in sub-Saharan vervangen kunnen worden door een blauwe Africa? - International Journal of Tropical Sience, schoepenval buiten de periode in het voorjaar dat de 33(1):14-37. hommelkoninginnen vliegen. https://www.cambridge.org/core/journals/internation al-journal-of-tropical--science/article/is- pantrapping-the-most-reliable-sampling-method-for- Summary measuring-and-monitoring-bee-biodiversity-in- Inventarisation is the investigation of which bees agroforestry-systems-in-subsaharan- and/or which numbers of bees are present in a africa/2E198344EF43ACCD4BEC2EE06C0C305A certain area. Monitoring is the observation of the Ptasznik, A., 2015. A comparison of pan trap and blue development of the species and/or numbers of wild vane sampling methods for determining bee diversity. - bees in one or more areas, habitats or nature Undergraduate Honors Theses. 856, 29 p. managements. Different techniques can be used for https://scholar.colorado.edu/honr_theses/856/ both purposes, each having their own advantages Rhoades, P., T. Griswold, L. Waits, N.A. Bosque-Pérez, and disadvantages, who can differ per objective. I C.M. Kennedy & S.D. Eigenbrode, 2017. Sampling discuss several observation techniques in this article. technique affects detection of factors influencing wild bee communities. - Journal of Insect Conservation, 21(4): 703-714. Literatuur https://link.springer.com/article/10.1007%2Fs10841- Achterberg, K. van, 2009. Can Townes type Malaise traps 017-0013-0 be improved? - Entomologische Berichten 69 (4) 129- Stip, A., Reemer, M. & van Iersel, D., 2018. Effecten van 135. https://www.nev.nl/pages/publicaties/eb/ sinusbeheer op flora en fauna in Noord-Brabant. nummers/2009/69-4/129-135.pdf Voortgangsrapportage 2017. - Rapport VS2018.007, De Banaszak ,J, Banaszak-Cibicka W, Szefer P., 2014. Vlinderstichting Wageningen, Rapport EIS2018-02, EIS Guidelines on sampling intensity of bees (Hymenoptera: Kenniscentrum Insecten, Leiden, 22 p. Apoidea: Apiformes) - Journal of Insect Conservation Westphal, C., R. Bommarco , G. Carré , E. Lamborn , N. 18:651-656 Morison , T. Petanidou , S.G. Potts , S.P.M. Roberts , H. https://link.springer.com/article/10.1007/s10841-014- Szentgyörgyi , T. Tscheulin , B.E. Vaissière , M. 9671-3 Woyciechowski , J.C. Biesmeijer , W.E. Kunin , J. Settele Campbell, J.W. & J.L. Hanula, 2006. Efficiency of Malaise & I. Steffan-Dewenter , 2008. Measuring bee diversity in traps and colored pan traps for collecting flower visiting different European habitats an biogeographical regions. from three forested ecosystems. - Journal of - Ecological Monographs, 78(4): 653-671. Insect Conservation 11:399-408, https://esajournals.onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10. https://www.srs.fs.usda.gov/pubs/31451 1890/07-1292.1 Comont, R. F. & Dickinson, H. 2017. BeeWalk Annual Wilson, S.W., J.P. Jahner, L. Starley, C.L. Calvin, H. Ikers Report 2017. - Bumblebee Conservation Trust, Stirling, & T. Griswold, 2016. Sampling bee communities using Scotland UK, 24 p. pan traps: alternative methods increase sample size. - https://www.bumblebeeconservation.org/images/uplo Journal of Insect Conservation 20(5): 919-922. ads/Beewalk/BBCT074_- https://link.springer.com/article/10.1007/s10841-016- _BeeWalk_Annual_Report_2017_03.17_%281%29.pdf 9914-6

58 nr. 17, november 2018

september, de sprinkhanen zijn grotendeels opgegeten en de larven van Isodontia zijn verpopt. Broedcellen van Isodontia Foto’s van de wespen, de gangen en de zich daarin mexicana bevindende broedcellen geven het volgende beeld. 1. Van de meeste prooidieren worden de antennes Pieter van Breugel afgebeten (Fig. 4).

In 2017 kon ik het gedrag van de Mexicaanse zwartsteel ( Isodontia mexicana ) (Fig. 1) waarnemen in mijn tuin (Breugel 2017).

Figuur 1. Isodontia mexicana . Foto Pieter van Breugel. In 2018 heb ik in mijn tuin gefreesde nestgangen van 9 mm aangeboden, die geopend konden worden, waardoor de inhoud van de gangen bekeken en Figuur 4. Isodontia mexicana met prooi . Foto Pieter van gefotografeerd kon worden. Figuur 2 toont twee Breugel. nestgangen op 5 augustus 2018. De totale lengte van 2. Per broedcel zijn vier tot elf exemplaren van de elke gang bedraagt 15,5 cm. In de broedcellen zijn zuidelijke boomsprinkhaan ( Meconema meridionale ) boomsprinkhanen te zien en larven van Isodontia aangevoerd (Fig. 2). Nimfen veel meer dan mexicana . Figuur 3 toont dezelfde nestgang op 13 imago’s.

Figuur 2. Nestgangen van Isodontia mexicana op 5 augustus 2018 . Foto Pieter van Breugel.

Figuur 3. Nestgangen van Isodontia mexicana op 13 september 2018 . Foto Pieter van Breugel. 59 nr. 17, november 2018

3. Er is slechts één keer een (mannelijk) exemplaar 12. In Veghel is het eerste exemplaar van Isodontia van de inheemse boomsprinkhaan ( Meconema mexicana waargenomen op 11 juni. De eerste thalassinum ) aangetroffen. nestactiviteit was op 26 juni. De laatste 4. De harde delen van de prooien (legboor, poten, nestactiviteit was op 21 augustus (tweede soms deel van de kop) worden veelal versmaad generatie). Op 27 augustus is de laatste (Fig. 3). Mexicaanse zwartsteel (slapend in een gang) nog 5. Niet alle broedcellen zijn goed begrensd door waargenomen. Op bloemen is nog een exemplaar ‘hooibaaltjes’. Sommige cellen lopen in elkaar in Heeze waargenomen op 27 september (pers. over (Fig. 2 linksboven) en de wespenlarven eten mededeling Annemiek van Dijk). dan direct naast of zelfs op elkaar. 13. Op het hoogtepunt van de activiteiten (5 6. Er komen cellen voor waarin het ei of de larve augustus) werden 3 verschillende individuen niet tot ontwikkeling komt (Fig. 3 midden- en waargenomen op en bij de aangeboden nesthulp. rechtsonder). Soms is er ook geen ei gelegd. De Twee van een nieuwe generatie. prooidieren blijven in deze gevallen liggen en 14. Het exemplaar dat in Veghel de meeste gangen verdrogen op den duur. gebruikte was soms met twee gangen tegelijk 7. De nestgangen worden lang niet altijd tot aan de bezig. ingang volgestopt met grassprietjes. 15. De nieuwe generatie maakte gebruikte gangen 8. Het ei wordt gewoonlijk gelegd op de eerste of leeg om zelf daarin te beginnen (Fig. 7). tweede prooi. 9. De broedcellen variëren in lengte van ongeveer 1,5-2,5 cm. 10. De cocon heeft een spitse punt aan de anale kant en kent drie lagen: de als eerste gemaakte buitenste laag zit met enkele draden aan de wand vast en bestaat uit een dun crèmekleurig wollig spinsel. De tweede coconlaag is iets geler en is zeer dun en viltig. De derde en binnenste laag is een vliesdunne bruine omhulling. Alle drie de lagen zitten los van elkaar (Fig. 5 en 6).

Figuur 7. Oud nestmateriaal wordt uit een nestgang verwijderd. Foto Pieter van Breugel. Summary Isodontia mexicana builds brood cells that are not clearly defined. The number of preys ( Meconema meridionale ) per cell varies between 4 and 11. The cocoon consists of three layers. In 2018 a second generation of this species was present.

Literatuur Breugel, P. van, 2017. De Mexicaanse zwartsteel nestelt in mijn tuin. - Hymenovaria 15: 68-71.

Figuur 5, 6 . Open gemaakte cocon van Isodontia mexicana . Foto Pieter van Breugel.

11. Zeker 10 cocons zijn dit jaar als tweede generatie uitgekomen.

60 nr. 17, november 2018

het landschap er hier nu had uitgezien als het nog steeds Duits was geweest. Hoewel ik graag de hele Hommels kijken in Polen week hommels had gekeken hadden vriendin, schoonouders en hond ook zo hun eigen wensen, – een tijdreis naar het maar er was toch genoeg tijd voor enkele hommeluitjes. Op onze eerste wandeling in het Nederland van Thijsse stadsbos van Olsztyn kwam ik meteen als eerste hommel een mannetje gewone koekoekshommel Martijn Kos (Bombus campestris ) tegen. Een goed teken want de aanwezigheid van koekoekshommels duidt op sterke populaties van de gastheersoorten. Overigens bleek Deze zomer zou ik een week vakantie in Noordoost- het op naam brengen achteraf niet zo simpel want er Polen doorbrengen. Het hommel-virus dat zijn hier meer mogelijkheden. Ik was daar niet direct inmiddels al geruime tijd van mij bezit had genomen op voorbereid want in Nederland is het determi- werd door dit vooruitzicht weer geactiveerd. Om neren van hommels tegenwoordig iets makkelijker. meteen maar een bescheiden expeditiedoel te stellen: Een zeer schrale troost voor het verdwijnen van ik zag mezelf al in een klaverveld staan te midden zeven van de 29 soorten hommels. In totaal staan er van de gele hommels ( Bombus distinguendus ). In Polen 17 soorten op de rode lijst (Reemer 2018). moest het toch mogelijk zijn deze prachtige, maar in Nederland verdwenen soort te vinden. Of hadden De eerste ‚vrije’ middag besloot ik weer het stadsbos EU-subsidies schaalvergroting en efficiëntiedenken te bezoeken. Dit keer was mijn doel twee het Poolse platteland ook al stevig in zijn greep? In veenreservaten te bekijken die in het bos lagen. Als ieder geval bleken, net als in Duitsland, alle hommels broedvogels werden o.a. kraanvogels genoemd en ik beschermd te zijn. Een net nam ik om problemen te zag al een uitgestrekt hoogveen bewoond door voorkomen dus maar niet mee. Hommelmannetjes kraanvogelfamilies voor me. Die kraanvogels bleken kun je trouwens met de hand vangen, al is het met makkelijker te vinden op akkers langs de snelweg. een iets lagere slaagkans dan met een net en voor de Vanaf het pad bleek door de bomen het veen niet te vrouwtjes is met wat creativiteit ook wel een zien. Misschien was het er ook niet meer. In Polen oplossing te vinden. kan dat zomaar, ook al staat iets op de meest recente topografische kaart. Maar zoals dat wel vaker gaat, is Het weer leek met rond de dertig graden bepaald dat wat onverwachts op je pad komt uiteindelijk niet ideaal voor hommels. Wel had het, in belangrijker dan het geplande doel. Langs het tegenstelling tot het kurkdroge Nederland en bospad groeiden kruldistels en daar foerageerden Duitsland, veel meer geregend: de hoeveelheid groen koekoekshommelmannetjes van verschillende in het landschap nam onderweg duidelijk toe. In soorten op. Als je bij de hommeljacht geen net Polen viel er ook tijdens ons verblijf van 29 juli tot 5 nodig hebt dan is het wel bij augustus steeds weer wat regen. Naast de koekoekshommelmannetjes. Soms zijn ze zo sloom hoognodige afkoeling was dit natuurlijk gunstig voor dat je hetzelfde mannetje meerdere keren kunt het aanbod van bloemen en dus voor hommels. Na vangen. Na het loslaten laat hij zich dan steeds weer het passeren van de grens zag het landschap er in op de dichtstbijzijnde bloem neerploffen. eerste instantie niet erg hoopgevend uit. Het beeld Waarschijnlijk moe van het achter de vrouwtjes aan werd voornamelijk bepaald door eindeloze zitten. Dit doen ze alleen ’s morgens, waarna de dennenplantages en grootschalige akkergebieden. middag bij voorkeur nectar drinkend op distels Wel passeerden we om de zoveel kilometer een wordt doorgebracht. De mannetjes van gewone splinternieuw ecoduct: waarschijnlijk een koekoekshommel ( Bombus campestris ), rode voorwaarde voor EU-subsidies als je een snelweg koekoekshommel ( Bombus rupestris ) en grote aanlegt. Maar ook dat werd richting oosten beter en koekoekshommel ( Bombus vestalis ) herkende ik de akkers en dennen maakten allengs plaats voor een meteen. Bij nadere bestudering van de foto’s thuis in kleinschaliger mozaïek van bos, akkers en grasland. Nederland bleek er waarschijnlijk ook één lichte Ook het aantal ooievaars nam gestaag toe. Ik kreeg koekoekshommel ( Bombus barbutellus) bij te zitten, het gevoel terug in de tijd te gaan naar een platteland een soort die onlangs op de nieuwe Rode Lijst Bijen zoals dat er in Nederland misschien honderd jaar is gepromoveerd van ernstig bedreigd naar geleden uitzag. verdwenen (Reemer 2018). De rode koekoekshommel (Bombus rupestris ) bleek bepaald Uitvalsbasis was de stad Olsztyn. Ook bekend onder geen zeldzaamheid: op deze wandeling kwam ik de de naam Allenstein. Tot 1945 lag deze stad namelijk mannetjes op vier verschillende plekken tegen. Ook in Oost-Pruisen en dus in Duitsland. Wie weet hoe op de nieuwe Nederlandse Rode Lijst Bijen

61 nr. 17, november 2018

(Reemer, 2018) heeft deze soort nog steeds de status zich door het gras worstelende werkster te houden. bedreigd. Zelf heb ik er sinds ik mij met bijen Waarschijnlijk was de gele hommel die ik dacht bezighoud nog pas één kunnen vangen. Maar ook de gezien te hebben ook een boshommel geweest: gewone koekoekshommel ben ik in mijn woonplaats beide hebben een donkere band over het midden Den Haag en omstreken pas slechts één keer van het borststuk. Nu volgde een eentonige stuk tegengekomen in de circa vijf jaar dat ik er serieus lopen langs de autoweg in de brandende middagzon, naar hommels kijk. gemotiveerd door wat op de topografische kaart een flink stuk grasland leek te zijn. Dit grasland bleek er Bij de tweede hommelwandeling was het mijn plan ook te zijn, maar was helaas ook een vliegveld met om bloemrijk grasland te bekijken. Na een korte een hek eromheen. Wie weet wat daar verder nog wandeling vanuit het oude centrum en langs de allemaal rondvloog. autoweg kwam ik de eerste bloemrijke plek tegen: een zandweg langs een moerasje met aan beide kanten een brede strook grasland met veel vlinderbloemigen. Een van de eerste hommels die ik zag was waarschijnlijk een heidehommel ( Bombus humilis ): lichtbruin gekleurd achterlijf en grotendeels zwartbehaarde bovenkant van het borststuk, helaas kreeg ik deze niet te pakken. Even later dacht ik een gele hommel te zien maar ook hier was ik niet succesvol met mijn papiertje. Enigszins gefrustreerd, maar ook bemoedigd door deze eerste hoopgevende ervaringen wandelde ik verder tot ik bij een bloemrijk veldje tussen bos, bebouwing en autoweg arriveerde (Fig. 1). Hier bloeiden vooral veel vlinderbloemigen zoals sikkelklaver, rolklaver en vogelwikke, maar ook slangenkruid, beemdkroon, ossentong en guldenroede. Fig. 2. Boshommel ( Bombus sylvarum ), werkster gevangen met petje en potje. Foto Martijn Kos. Op de terugweg, die veraangenaamd werd door reeën, keizersmantels en friese bijvliegen, bezocht ik weer het veldje waar de boshommel vloog. Deze keer was ik vastberaden ook de heidehommel te vangen. De eerste keer had ik op dat veldje al een koningin met zwart behaard borststuk en bruin achterlijf zien vliegen. Uiteindelijk vond ik op slangenkruid foeragerend werksters, waarvan ik op het eerste gezicht dacht ‘akkerhommel’ , maar waar ook iets ondefinieerbaars niet aan leek te kloppen. Deze besloot ik met mijn zwembroek -die ik toevallig in mijn rugzak had- te vangen. Het petje bleek namelijk toch niet zo succesvol: het had een opening aan de achterkant wat niet alleen zorgt voor verbranding als je met je kortgeschoren hoofd in de Fig. 1. Bloemrijk grasland aan de rand van Olsztyn. Hier zon loopt, maar die ook de hommelvangst vlogen bos- en heidehommels. Foto Martijn Kos. bemoeilijkt. En inderdaad: deze werksters hadden Op dit veldje kon ik mijn vermoeden bevestigen dat geen zwarte haren op het achterlijf en een bruine hier inderdaad voor Nederlandse begrippen band op tergiet 2 en 3: mijn eerste heidehommels! zeldzame soorten voorkomen. Met mijn pet kon ik mijn eerste boshommel ( Bombus sylvarum ) ooit Wat maakte dit veldje, waar overigens geen heide vangen (Fig. 2), een soort die in Nederland ernstig groeide, zo bijzonder? Wat mij opviel naast de bedreigd is en nog slechts een enkele keer in Zuid- diversiteit aan soorten bloeiende planten en het hoge Limburg wordt waargenomen. En nu haar nog in aandeel vlinderbloemigen en ook ruwbladigen was een potje zien te krijgen. Al snel hoorde ik gezoem de dichtheid van bloemen. Ik kan me niet in het platgedrukte gras naast mijn stevig op de herinneren zo’n plek in Nederland gezien te hebben. grond gedrukte petje en zag ik beweging. Ik hoefde Misschien afgezien van een recent ingezaaide dus alleen nog maar mijn potje over de kop van de bloemenweide. Maar meestal is het aandeel gras in

62 nr. 17, november 2018 semi-natuurlijke graslanden in Nederland erg hoog. hoge stikstofdepositie. Daardoor bieden de Waarschijnlijk is dit te danken aan de hoge wortelknolletjes met stikstoffixerende bacteriën van stikstofdepositie. Mogelijkerwijs hebben de in vlinderbloemigen geen voordelen meer en nemen Nederland bedreigde hommelsoorten hoge grassen de overhand. Ook distels zijn een belangrijke bloemdichtheden nodig die in het Nederlandse voedselbron voor hommels en dan met name voor landschap niet meer voorhanden zijn. Er wordt bij de mannetjes (Vray et al. 2017). Bijna alle hommels wel gesproken van ‘doorstep foragers’, vrij koekoekshommelmannetjes die ik tegenkwam zaten vertaald ‘voor de deur verzamelaars’. Dit zijn op distels. In het aangeharkte Nederland is er ook soorten waarvan vermoed wordt dat ze relatief dicht voor distels weinig plaats meer. Boeren bestrijden ze bij het nest foerageren. Bijvoorbeeld de soorten van gesteund door de Distelverordening, in het subgenus Thoracobombus waartoe naast de natuurgebieden maken ze over het algemeen geen akkerhommel in Nederland zeldzaam geworden deel uit van het gewenste doeltype en niemand wil ze soorten als boshommel, grashommel ( Bombus in de tuin hebben. Polen heeft geen ruderarius ), moshommel ( Bombus muscorum ) en distelverordening en nog genoeg overhoekjes waar zandhommel ( Bombus veteranus ) behoren. Uit een distels kunnen groeien. Naast de bloemen valt ook onderzoek door Free (1955) bleek dat de de kleinschaligheid van het landschap op: het verzamelvluchten van de boshommel korter platteland is een lappendeken van stukjes grasland, duurden (nectar: 12,5 min, pollen 18,4 min) dan die akkers en bos. Hierdoor zijn er veel perceelsranden van akkerhommel ( Bombus pascuorum ) (nectar 20,3 met bijbehorende bosranden, heggen en greppels min, pollen 22,4 min), weidehommel ( Bombus waarvan de extreme ruilverkaveling in Nederland pratorum ) (nectar 20,0 min, pollen 33,3 min) en weinig heeft overgelaten. Deze bieden zowel vooral veldhommel ( Bombus lucorum ) (nectar 53,6 nestgelegenheid als bloemen. Ook de bosbouw, die min, pollen 128,9 min). De boshommel staat ook in Polen nog een belangrijke rol lijkt te spelen, kan bekend om zijn hoge zoemtoon (waar de engelse voor hommels positief uitpakken. Kapvlaktes zijn naam ‘shrill carder bee’ naar verwijst) en snelle vaak bloemrijk en bosranden bieden nest- en vlucht (Løken 1973). Wellicht zijn boshommels de overwinteringsgelegenheid. Grootschalige sprinters onder de hommels en veldhommels de kleinschaligheid en veel (vlinder-) bloemrijk grasland marathonvliegers. Dat sprinten is dan waarschijnlijk zijn waarschijnlijk de sleutelfactoren die er voor een goede strategie als er veel bloemen dicht op zorgen dat soorten als boshommel en heidehommel elkaar en dicht bij het nest staan en de in Noordoost-Polen nog talrijk voorkomen. vliegafstanden dus kort zijn. Het zou kunnen dat de daarvoor benodigde aanpassingen in lichaamsbouw Ik kan iedereen die meer wil leren over de ecologie en fysiologie een nadeel vormen op lange afstanden van hommels en die wil begrijpen waarom het met en dat andere soorten zoals de veldhommel hier veel soorten zo slecht gaat in Nederland, aanraden beter voor zijn aangepast. om eens een kijkje over de grens te nemen. Het wordt dan in ieder geval duidelijk dat Nederland wat De gele hommel heb ik niet gevonden, maar gezien hommels betreft het absolute dieptepunt vormt het gemak waarmee in Polen zeer zeldzame soorten binnen Europa. Polen is een aanrader, maar ook als heidehommel en boshommel aan de rand van de dichterbij bieden bijvoorbeeld de Ardennen de stad gevonden konden worden, lijkt dit hier nog mogelijkheid tot een vergelijking. Die laat je inzien steeds mogelijk. Bij een wandeling door de velden hoe we in Nederland het landschap voor soorten als rond het gehucht Fuleda, meer dan honderd km. boshommel en heidehommel praktisch noordoostelijk van Olsztyn, kwam ik de boshommel onbewoonbaar gemaakt hebben. Misschien is het ook tegen. Het lijkt er dus op dat dit in Noordoost- met deze inzichten mogelijk het Nederlandse Polen echt een algemene soort is. Waarom zijn in landschap tenminste weer deels geschikt te maken Nederland zo zeldzame soorten in dit deel van voor deze soorten. Hopelijk kunnen we dan in de Polen nog zo gewoon? Ten eerste waarschijnlijk toekomst ook in Nederland het hoge gezoem van de door de nog overvloedige aanwezigheid van boshommel weer vaker horen. bloemrijk grasland met een hoog aandeel vlinderbloemigen. Uit de nieuwe Nederlandse Rode Summary Lijst Bijen (Reemer 2018) blijkt dat vooral hommels This summer the author spent one week of holiday en klaverspecialisten het moeilijk hebben in in northeast Poland, a part of which was spent by Nederland. Vlinderbloemigen zoals luzerne en rode searching for bumblebees in the environment of klaver worden in Nederland nauwelijks meer Olsztyn. On a walk through the city forest of gebruikt als veevoer of groenbemester. Daarnaast Olsztyn males of four cuckoo-bee ( Bombus subgenus hebben vlinderbloemigen in wegbermen en Psithyrus ) species were observed on welted thistle natuurgebieden waarschijnlijk te leiden onder de (Carduus crispus ). The hill cuckoo-bee ( Bombus

63 nr. 17, november 2018 rupestris ), a rare and threatened species in the 2016) noemt men deze soorten univoltien, evenals in Netherlands, was found on four different occasions. Falk & Lewington (2015). Mogelijk is het Barbut’s cuckoo-bee ( Bombus barbutellus ), presumed verschijnen van een aantal exemplaren van deze to be extinct in the Netherlands, was found once. bijen in september in ons land een poging tot een On a walk along the outskirts of Olsztyn the shrill tweede generatie. Maar dan is dat wel erg laat in het carder bee ( Bombus sylvarum ) and brown-banded jaar, de dieren waren allemaal erg vers, dus nog maar carder bee ( Bombus humilis ) were found on a plot of pas uitgekomen. De kans van slagen lijkt mij dan flowery grassland. Both species are considered very ook erg gering. rare and critically endangered in the Netherlands. Waren deze bijen van slag door de droge hete zomer The relative easyness with which these cuckoo-bee die we dit jaar hadden? Of doordat het in september and bumblebee species were found in Olsztyn nog weer vrij warm was? Ik weet het niet. Mogelijk contrasts with their status as rare and endangered heeft iemand van jullie een idee hierover, ik hoor species in the Netherlands. Possible reasons for this (lees) dat graag. Tevens ben ik benieuwd wie er nog difference between Poland and the Netherlands are meer soorten gevonden heeft die normaal gesproken discussed. in deze tijd niet vliegen.

Literatuur Free, J.B., 1955. The collection of food by bumblebees. - Insectes Sociaux 2: 303-311. Løken, A., 1973. Studies on Scandinavian Bumble Bees (Hymenoptera, Apidae). - Norsk entomologisk Tidsskrift 20: 1-218. Reemer, M., 2018. Basisrapport voor de rode lijst bijen. - EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden. Vray, S., T. Lecocq, S.P. Roberts & P. Rasmont, 2017. Endangered by laws: potential consequences of regulations against thistles on bumblebee conservation. - Annales de la Société entomologique de France (NS) 53: 33-41.

Figuur 1. Mann etje van Andrena chrysosceles . Foto Albert de Wilde. Bijen van slag?

Summary Jan Smit Freshly emerged sand bees, male and females of three different species, were caught on 19 and 26 September. What was the trigger for these bees to In 2011 schreef ik een kort stukje over twee emerge? mannetjes van Andrena chrysosceles (Fig. 1) die op 1 oktober op de bloeiende klimop vlogen in mijn tuin Literatuur (Smit 2011). Ik vroeg me toen af of die getriggerd Falk, S. & R. Lewington, 2015. Field guide to the bees of waren door de warme herfst van dat jaar. Great Britain and Ireland. – Bloomsbury Publishing Dit jaar ving ik op 19 september zes kakelverse Plc., 432 p. zandbijen in Spijkenisse. Van bloeiende klimop op Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der de begraafplaats: Andrena chrysosceles man en vrouw Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, C. van en Andrena carantonica man en vrouw. Van de laatste Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. soort vlogen daar nog meer exemplaren. Van een Roos & M. Reemer 2012. De Nederlandse bijen laat bloeiende berenklauw in het Hartelpark Andrena (Hymenoptera: Apidae s.l.). Natuur van Nederland 11. - nitida man en vrouw. Op 26 september ving John Naturalis Biodiversity Center & European Invertebrate Survey Nederland, Leiden, 544 p. Smit in St. Jansteen (Zeeuws Vlaanderen) een Scheuchl, E. & W. Willner, 2016. Taschenlexicon der mannetje van Andrena carantonica op bloeiende Wildbienen Mitteleuropas. Alle Arten im Porträt. - klimop. Wiebelsheim, Quelle & Meyer Verlag, 917 p. Van geen van deze drie Andrena -soorten wordt ook Smit, J., 2011. Bijen in de war door mooi najaarsweer? - maar iets vermeld over een eventuele partiele tweede HymenoVaria 3: 49-50. generatie in de bijenatlas (Peeters et al., 2014). Ook Westrich, P., 2018. Die Wildbienen Deutschlands. - in recente Duitstalige buitenlandse literatuur over Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart, 821 p. Midden-Europa (Westrich 2018, Scheuchl & Willner

64 nr. 17, november 2018

een hele klus want ze zijn keihard, het aantal cocons genoteerd en die laten uitkomen. Hij meldt geen Kweekresultaten uit data van uitkomen. sigaargallen Van Hylaeus pectoralis en van Hoplitis leucomelana is bekend dat ze in gallen van riet nestelen. Van Hans Nieuwenhuijsen Trypoxylon is bekend dat ze samen met andere aculeaten nestelen, maar bij geen van deze soorten wordt expliciet de sigaargal als nestplaats genoemd. In de nalatenschap van Henny Wiering (1929 - 2001) vond ik een aantal aantekeningen over enkele bijen- Summary en wespensoorten, die hij in 1956 had gekweekt uit Some old observations of aculeates, grown by the sigaargallen van de grote rietsigaargalhalmvlieg late Henny Wiering from Lipara lucens galls, are Lipara lucens (Fig. 1). summarized in the table. Ik vat ze samen in de tabel hieronder. Ik neem aan dat hij sommige larven heeft zien verpoppen. Blijkbaar heeft hij de gallen geopend,

Gal nr. Vindplaats Datum Vorm larven verpopt soort cocons Aantal 1 Zuidelijk deel Verbrande 19.4.1956 glad 2 ± 22.4. 4 Hylaeus pectoralis Pan. Bergen NH 1956; 1 ± 24.4.1956 2 Zuidelijk deel Verbrande 19.4.1956 gestippelde buik 2 1 Hoplitis leucomelana Pan, Bergen NH 3 Zuidelijk deel Verbrande 19.4.1956 glad Aantal? 2 Hylaeus pectoralis Pan,Bergen NH 25.4.1956 4 Eendenkooi 24.4.1956 glad 3 2 Hylaeus pectoralis; 1 Heemskerkerduin. Trypoxylon spec. 5 Eendenkooi 24.4.1956 glad 1 Trypoxylon spec. Heemskerkerduin 6 Noordelijk deel Verbrande 23.4.1956 gestippelde buik 2 Hoplitis leucomelana Pan. Bergen NH 7 Noordelijk deel Verbrande 23.4.1956 gestippelde buik 3 1 Hoplitis leucomelana; 1 Pan. Bergen NH Trypoxylon spec. 8 Noordelijk deel Verbrande 23.4.1956 gestippelde buik 4 Hoplitis leucomelana Pan. Bergen NH

Figuur 1. Sigaargal van Lipara lucens . Foto Hans Jonkman (Licentie CC BY-NC-ND).

65 nr. 17, november 2018

Een bijdrage over de familie Platygastridae in Nederland

Theo M.J. Peeters

Op 7 augustus 2018 kreeg ik van Pieter van Breugel een serie foto’s opgestuurd van een galmug en een karakteristiek zwart wespje op de bloemhoofdjes van boerenwormkruid Tanacetum vulgare (Fig. 1). Door correspondentie met Willem Ellis en enig eigen zoekwerk had Pieter de namen Ozirhincus hungaricus voor de galmug en Inostemma reticulatum voor de wesp gevonden. Tevens meldde Pieter dat er volgens een recent artikel ‘nog een zeldzamere galmug zou zijn die hetzelfde doet op die bloemhoofdjes’. Pieter schreef: “(...) maar die [wespen-]soort is niet uit ons land bekend als ik afga op de site www.soortenregister.nl . Vandaar dat ik niet weet welke naam ik er aan moet geven.” Zelf werk ik al enige tijd aan een database met naamlijsten gebaseerd op de literatuur over enkele groepen van kleine wespjes voor Nederland. Daarin stonden op 10 augustus, toen ik Pieter heb geantwoord, slechts twee namen: Inostemma boscii gemeld door Snellen van Vollenhoven (1873, 1876) en Inostemma piricola gemeld in het hierboven genoemde soortenregister. Na nieuw speurwerk bleek er echter nog meer te vinden.

Het geheel bleef me intrigeren. Enkele dagen later op 12 augustus heb ik tijdens een wandeling in het Bossche Broek bij ’s Hertogenbosch zelf ook gekeken op de bloemhoofdjes van boerenwormkruid naar miniwespjes van 1-2 mm. Op enkele boerenworm- kruiden in het open veld vond ik geen wespen, maar op het eind van de wandeling bij meer bosschages was het raak. Met een penseeltje regelmatig gedoopt in een buisje met 70% alcohol kon ik de mini-wespjes en mini-dipteren vrij makkelijk van de bloemhoofdjes vegen. Bij thuiskomst bleken tussen de 44 mini’s 5 galmuggen en 24 Inostemma ’s te zitten. Op 24 augustus verzamelde ik mini’s op boerenwormkruid op een ruderaal terrein in Tilburg, op 28 augustus in onderzoeksgebied de Kaaistoep en tenslotte vond ik op 6 oktober in de polder bij Kelsdonk nog 1 vrouw. Figuur 1. Inostemma ’s en galmug op bloemhoofdjes Van deze soort had ik in mijn eigen omgeving binnen van boerenwormkruid. Foto’s Pieter van Breugel. de kortste keren dus materiaal genoeg. met de familie waartoe deze mini-wespen worden Na deze vangsten heb ik literatuur over Platygastridae gerekend, de historie van het onderzoek aan deze bestudeerd, de exemplaren uit mijn alcoholcollectie bij familie in ons land vertellen, een portret schetsen van elkaar gesorteerd en mijn eerste schreden gezet op het het Inostemma en tevens een nieuwe soort voor gebied van de determinatie van soorten uit deze de Nederlandse fauna melden. familie. Graag wil ik jullie hier ook laten kennismaken

66 nr. 17, november 2018

Platygastridae drie perioden. De periode vóór 1900, de periode 1900- Uiterlijk 1969 en de periode vanaf 1970. In de periode vóór Kleine, meestal zwarte of soms bruine wespjes (< 3 1900 is in Nederland vrijwel alleen door Snellen van mm). Antennen geknikt en ingeplant op de onderkant Vollenhoven aan deze groep gewerkt. De conservator van de kop. Gewoonlijk met 10 (zelden minder) insecten van het Rijksmuseum voor Natuurlijke antennenleden. Man met 4e (zelden 3e) antennenlid Historie uit Leiden Samuel Constant Snellen van gemodificeerd. Voorvleugels zonder aders of slechts Vollenhoven (1816-1880) noemt in zijn naamlijsten met een enkele korte ader. Achterlijfssegment 2 altijd van de Hymenoptera (1873, 1876) 5 genera het langst en het breedst. Vrouw vrijwel altijd met 6 (Amblyaspis , Inostemma , Isocybus , Platygaster , Sactogaster ) en zichtbare tergieten. Legboor in rust inwendig 9 soorten van de familie Platygastridae, destijds opgeborgen. genoemd onder de familie Proctotrupidea. In zijn prachtige Pinacographia deel 9 (1880) vinden we op Taxonomie en diversiteit plaat 45 tekeningen van 8 soorten uit 5 genera Volgens de meest recente publicaties is de familie (Epimeces, Inostemma , Iphitrachelus , Isocybus en Leptacis ) Platygastridae de enige familie van de superfamilie van de familie Platygastridae (Fig. 2). In de Platygastroidea. Wereldwijd zijn in deze super-/familie bijbehorende tekst, geschreven na het overlijden van 236 genera en 5384 soorten beschreven plus ook nog Snellen van Vollenhoven door Gerard Antonie Six eens 45 soorten in 20 fossiele genera (Aguiar et al. (1818-1898), wordt niet vermeld of deze dieren 2013). getekend zijn van Nederlandse exemplaren. Wel Door anderen worden in de superfamilie vermeld Six hier tevens nog het genus Sactogaster en in Platygastroidea meerdere families onderscheiden. een noot noemt hij zijn eigen vondsten van de Vanouds worden de Scelionidae en Platygastridae van volgende soorten bij Den Haag: Inostemma boscii , elkaar onderscheiden, maar moleculaire studies tonen Inostemma lycon , Isocybus pallidicornis , I. ruficornis , I. dat de familie Scelionidae parafyletisch is (Austin & strigomus en I. trochanteratus , Sactogaster curvicauda . In het Field 1997, Austin et al. 2005, Murphy et al. 2007). overzichtswerk ‘De Nederlandsche Insecten’ van J.Th. Daarop aansluitend rekent Engel (2015) de Nixoniidae, Sparasionidae, Scelionidae en Platygastridae tot de Platygastroidea. Ook Buhl et al. (2016) volgen deze indeling en onderscheiden in de Britse naamlijst van de superfamilie de families Sparasionidae, Scelionidae en Platygastridae. Omdat voor ons land de soorten van deze drie families goed te onderscheiden zijn volgen we hier de praktische indeling van deze laatste auteurs, totdat de nieuwe inzichten uitgekristalliseerd zijn. In dit artikel wordt verder alleen op de familie Platygastridae ingezoemd. Soorten uit deze familie zijn wereldwijd verspreid (Vlug 1995). De database Fauna Europaea (2018) noemt 516 soorten in 28 genera, maar daarin ontbreken nog vele tientallen soorten. In het Nederlands soortenregister (2018) staan 20 soorten verdeeld over 9 genera van de Platygastridae. Zelf heb ik door literatuuronderzoek uit Nederland en het buitenland tot op heden 37 taxa verdeeld over 14 genera van de familie Platygastridae gevonden (zie tabel 1). Sortering en controle van de collecties moet duidelijk maken welke taxa hiervan in ons land zijn aangetroffen en inmiddels nog als geldige soorten kunnen worden beschouwd.

Historie In navolging van Popovici & Buhl (2011) kunnen we de historie van het onderzoek aan Figuur 2. Plaat 45 uit Pinacographia deel 9 (Snellen van Vollenhoven de familie Platygastridae in ons land verdelen in 1880).

67 nr. 17, november 2018

Oudemans uit 1900 worden dezelfde 5 genera tussen sluipwespen en hun gastheren binnen diverse genoemd als in de naamlijsten van Snellen van groepen van parasitaire wespen. Hans van den Assem Vollenhoven (1873, 1876). Van Inostemma bosci [sic] (1930-2014) van de vakgroep gedragsbiologie deed wordt een tekening gegeven en ook drie larvenstadia vergelijkend onderzoek aan het baltsgedrag en van een Platygaster -soort worden afgebeeld. mechanismen achter seksallocatie. Hij publiceerde een ethologisch artikel over de balts en de paring van vijf In de periode 1900-1969 werden vooral door Jean verschillende soorten Platygastridae (van den Assem et Jacques Kieffer (1857-1925) veel nieuwe soorten van al. 1980). In dit artikel wordt er onder andere aandacht deze familie beschreven. In 1926, vlak na de dood van besteed aan de functie van de morfologische Kieffer, verscheen zijn monografie over de Scelionidae verschillen in de voelsprieten bij de balts en het van de wereld, waartoe destijds ook de Platygastridae zogenaamde ‘flauwvallen’ van de mannetjes tijdens de als een van de subfamilies werd gerekend. Kieffer paring bij alle vijf de onderzochte soorten. Hans kreeg van Erich Wasmann (1859-1931) veel kleine Roskam die werkzaam was bij de vakgroep wespen ter determinatie toegestuurd en daardoor (Systematiek en) Evolutiebiologie deed onderzoek aan hebben we o.a. vier typen van deze familie uit plantengallen en hun verwekkers, vooral de galmuggen Nederland staan in de Wasmann-collectie te (Diptera: Cecidomyiidae). Op die manier kwam hij in Maastricht, nl. Amblyaspis scutellaris , Diplatygaster aanraking met diverse parasitaire wespen van de formicaria , Platygaster lasiorum en Synopeas wasmanni galmuggen waaronder Platygastridae. Hans publiceerde (Dessart 1975). In de periode na de dood van Kieffer tussen 1977 en 2013 vijf artikelen over de entomo- in 1925 moeten we een hele tijd wachten voordat fauna van vrouwelijke berkenkatjes (Roskam 1977, materiaal uit ons land weer opduikt in de literatuur. In 2013). In deel vier van deze serie schreef hij over drie de literatuur tussen 1900-1969 die ik heb gezien, vond platygastriden als parasitoïden van galmuggen van het ik tot op heden alleen twee vermeldingen van genus Semudobia . De larvale en adulte stadia van platygastriden: a. in de naamlijst van Smits van Burgst Platygaster betularia en P. betulae en van Metaclisis (1911) en b. in een studie over tarwegalmuggen phragmites worden nauwkeurig beschreven (Roskam (Doeksen 1939). In deze periode was er niemand in 1986). ons land die serieus aandacht heeft geschonken aan Recentelijk taxonomisch onderzoek aan de familie deze groep. Platygastridae wordt vooral gepubliceerd door de Pas weer in 1971 vind ik een oproep van Henk Vlug in Deense taxonoom Peter Neerup Buhl. Entomologische Berichten waarin hij gekweekt parasietenmateriaal vraagt van de familie Platygastridae Biologie uit galmuggen, witte vliegen, schildluizen en eventueel Platygastridae kunnen we verdelen in twee subfamilies: andere gastheren (Vlug 1971). Henk Vlug was en Sceliotrachelinae (Masner & Huggert geïnteresseerd in de taxonomie en systematiek van de 1989). Platygastrinae zijn solitaire of gregaire Platygastridae van begin jaren 1970 tot en met 1995, parasitoïden van galmuggen (Cecidomyiidae), de toen hij nog in Wageningen voor het Instituut voor vrouwtjes leggen hun eieren in de eieren of in de eerste Plantenziektenkundig Onderzoek (IPO) werkte. Hij larvestadia van de gastheer. De parasitoïden wachten publiceerde, deels samen met Graham, o.a. over de tot de gastheerlarve volgroeid is en ontwikkelen zich typen van Förster, Haliday en Walker (Vlug 1973, daarna zeer snel en verpoppen binnen de cocon van 1984, 1985). En in 1995 verscheen van Henk een de galmug. Polyembryonie is bekend van enkele catalogus van de Platygastridae van de wereld (Vlug soorten, vooral bij soorten waarvan de gastheer een 1995). Daarna heeft hij een ander pad bewandeld. De stuk groter is dan de parasitoïd. In het algemeen is het collectie Platygastridae van Henk staat nog bij hem lichaam van de soorten van deze subfamilie thuis en gaat naar het NCB Naturalis (mond. meded.). langwerpig, cylindrisch. Sceliotrachelinae, voor zover De andere hymenoptera van zijn collectie heb ik bekend, parasiteren op witte vliegen (Aleyrodidae), gekregen en zijn inmiddels deels opgenomen in de wolluizen (Pseudococcidae) en kevers (Chrysomelidae, collectie van NCB Naturalis en deels in mijn eigen Curculionidae). Bij kweek uit andere gastheren, zoals collectie. Belangrijke onderzoekers aan de familie hymenoptera-nesten en gallen, is het onduidelijk wat Platygastridae gelijktijdig met Henk Vlug waren o.a. de echte gastheren zijn. Het zijn echte eiparasitoïden Lubomir Masner, Norman Johnson, Lars Huggert of ze parasiteren op eivormige organismen zoals witte (1942-2002) en Michail Alexeevich Kozlov (1936- vliegen en wolluizen. Hun lichaam is dan ook meer 2006). afgestompt, korter, breder, eivormig. Ook aan de Leidse Universiteit werd gepubliceerd over Platygastridae. Vanaf de jaren ’60 tot aan de zeer ingrijpende reorganisatie in 2009 werd er in maar liefst drie verschillende vakgroepen gewerkt aan de systematiek, het gedrag en de evolutionaire aspecten

68 nr. 17, november 2018

Tabel 1. Taxa van de familie Platygastridae uit Nederland gevonden in de literatuur. Toelichting: SvV = Snellen van Vollenhoven; K = Kieffer. * = Typen in collectie NHM Maastricht.

SvV SvV SvV K Taxa (37) Diverse auteurs 1873 1876 1880 1926 Amblyaspis forticornis 1 [= Platygaster forticornis ] Amblyaspis nodicornis 1 Amblyaspis scutellaris * 1 1 Kieffer 1904, Dessart 1975 Amblyaspis tritci 1 Diplatygaster formicaria * 1 1 Kieffer 1904, Dessart 1975 Euxestonotus hasselbalchi 1 Buhl 1995 Gastrotrypes spatulatus 1 Huggert 1980 Inostemma boscii 1 1 1 Inostemma lycon 1 Inostemma melicerta 1 Inostemma piricola 1 Iphitrachelus lar 1 Isocybus erato 1 Vlug 1985 Isocybus pallidicornis 1 Isocybus strigomus 1 Isocybus trochanteratus 1 Isotasius punctiger 1 Doeksen 1939 Leptacis tipulae 1 1 Doeksen 1939 [= scutellaris ] Metaclisis phragmites 1 van den Assem et al. 1980, Roskam 1986 Piestopleura thomsoni 1 Doeksen 1939 Platygaster athamas 1 Vlug 1985 Platygaster betulae 1 Roskam 1986 Platygaster betularia 1 van den Assem et al. 1980, Roskam 1986 Platygaster concorticornis 1 Platygaster lasiorum * 1 1 Kieffer 1916, Dessart 1975 Platygaster nigra 1 Platygaster phragmitis 1 [= Epimeces phragmitis ] Platygaster ruficornis 1 1 [= Isocybus ruficornis ] Platygaster striatithorax 1 Buhl 1994 Platygaster striolata 1 Smits van Burgst 1911 Platygaster tuberosula 1 Doeksen 1939 Platygaster tubulosa 1 Huggert 1980 Prosactogaster subulata 1 [= Epimeces subulatus ] Synopeas curvicauda 1 [= Sactogaster curvicauda ] Synopeas hillus 1 Koponen & Huggert 1982 Synopeas jasius 1 Vlug 1985 Synopeas wasmanni * 1 1 Kieffer 1916, Dessart 1975

Het genus Inostemma - foedraalwespen verschillen. Bij sommige soorten is de foedraal beperkt Uiterlijk tot een stompje. Het meest opvallende uiterlijke kenmerk van het Binnen de soorten van het genus Inostemma is niet merendeel van de vrouwtjes van het genus Inostemma is alleen de lengte en de oppervlaktestuctuur van het een hoorn die vanaf het eerste achterlijfssegment (T1) foedraal, maar bijvoorbeeld ook de vorm van het over de kop naar voren is gebogen. In rust is de lange zesde achterlijfssegment een belangrijk kenmerk om legboor daarin opgeborgen, vandaar dat hier gekozen de soorten te onderscheiden. De sexuele dimorfie is is voor de Nederlandse naam foedraalwespen voor dit groot. De mannen dragen geen foedraal en zijn genus (Fig. 3). Niet alle vrouwen van het genus dragen moeilijk te onderscheiden. De determinatietabellen echter een hoorn op T1 en als ze wel een hoorn zijn dan ook meestal alleen voor de vrouwen geschre- bezitten dan kan de lengte van de hoorn sterk ven (Szelenyi 1938, Masner 1955, Kozlov 1978,

69 nr. 17, november 2018

Buhl 1999). komt leek het me zinvol ook de soorten van dat land Antennen met 10 leden. Vrouw: achterlijf (metasoma) hier te vermelden (zie tabel 2). met 6 zichtbare segmenten; antenne met knots (clava). Het Nederlands soortenregister (2018) meldt van dit Man: achterlijf met 8 zichtbare segmenten; antenne genus alleen de soort Inostemma piricola . En in mijn zonder knots, draadvormig; A4 is het gemodificeerde eigen databank, die op literatuuronderzoek is sexsegment. gebaseerd, staan 4 taxa van het genus Inostemma gemeld Van elders op de wereld zijn soorten beschreven die uit Nederland (zie tabel 1 en 2). morfologisch sterk afwijken van het type Inostemma boscii van dit genus. Hier besluit ik de vrij oppervlak- Biologie kige beschrijving van het uiterlijk. Voor een meer We kennen slechts van een gering aantal soorten de uitgebreide beschrijving verwijzen we hier naar Masner gastheren. Van 8 van de 35 uit Europa gemelde & Huggert (1989). soorten heb ik tot op heden in de literatuur gastheeropgaven gevonden. Ze parasiteren op galmuggen van de genera Contarinia , Dasineura , Lasioptera en Resseliella . In 1923 schrijft Joman nog ‘ Inostemma boscii , een ongeveer 2 mm lang sluipwespje, dat zijn eieren niet legt op de gewone wijze, nl. achter of onder zich, maar een eileider bezit, die over zijn hoofd gebogen, in staat is de eieren te deponeren vóór den kop van het diertje.’ Waar deze waarneming vandaan komt weet ik niet maar de legboor komt bij platygastriden uit het topje van het achterlijf. De legboor en het eileggedrag van deze mini’s heb ik nog niet goed kunnen bestuderen maar werkt in elk geval niet zoals hierboven door Joman wordt gesuggereerd. Myers (1927) observeerde dat het foedraal bij de eileg ietwat omhoog veert en daardoor met het blote oog goed zichtbaar is. De duur van de eileg kan uiteenlopen van 0,5 - 1 minuut ( I. boscii ) tot meer dan een half uur ( I. piricola ). De lengte van de legboor heeft wellicht te maken met de bereikbaarheid van de gastheren. Foedraalwespen zijn solitaire parasitoiden en leggen hun eieren in de eieren van hun gastheer, een galmug.

Inostemma-soorten gemeld van Nederland Tot op heden zijn slechts 4 taxa van het genus Inostemma uit Nederland vermeld in de literatuur. Hieronder een kort overzicht van deze meldingen aangevuld met enige informatie over de biologie van Figuur 3. Vrouw van Inostemma reticulatum ; lengte wesp deze soorten. Op het eind wordt een nieuwe soort 1 mm. Foto’s Bart Horvers. voor ons land toegevoegd. Verspreiding en diversiteit In de catalogus van de familie Platygastridae (Vlug Inostemma boscii (Jurine, 1807) , I. lycon Walker, 1835 en I. 1995) worden van het genus Inostemma 80 soorten melicerta Walker, 1835 genoemd. De database Hymenoptera Online (2018) In de naamlijsten van Snellen van Vollenhoven (1873, meldt wereldwijd inmiddels 109 taxa. Hierbij 1876) wordt alleen Inostemma boscii genoemd met als inbegrepen is het 37.2-33.9 Ma oude barnsteenfossiel vindplaatsen Haagse staatweg (juli), Middelburg (25 Inostemma methusalem Buhl, 2002. juli) en ’s Gravenhage (28 juli). Ook Six (1876) en In Europa zijn volgens de database van Fauna Oudemans (1900) noemen deze soort. Door Snellen Europaea (2018) 35 soorten aangetroffen, maar die van Vollenhoven (1880) zijn drie soorten van het website is sinds 2014 niet meer bijgewerkt en er genus Inostemma afgebeeld zonder vermelding van ontbreken diverse soorten. vindplaats (Fig. 2). Uit de ons omringende landen zijn in totaal 20 soorten Het genus Inostemma heeft als type-soort Psilus boscii van het genus Inostemma gemeld. Denemarken grenst beschreven door Jurine in 1807. Door Haliday (1833) weliswaar niet aan Nederland, maar omdat de huidige werd dit taxon naar Inostemma geplaatst. In 1963 werd Europese platygastriden-specialist uit Denemarken door Masner het type van Jurine onderzocht en wees

70 nr. 17, november 2018

Tabel 2. Soortenaantal van het genus Inostemma in peulen van brem en vliegt eind mei - begin juni Nederland en omringende landen. (Parnell 1963). Als ik echter de foto’s bij de Bronnen: DK: Deense soortenbank 2018; IR & GB: schimmelende bremgalmug Asphondylia sarothamni in Buhl et al. 2016; DU: Buhl 2001, Buhl et al. 2016; BE: Grosscurt (2017) bekijk, komt bij mij de vraag Debauche 1947; NL: zie tabel 1. opborrelen of dit in ons land eveneens een gastheer * Inostemma manevali Debauche, 1947 wordt door voor deze foedraalwesp zou kunnen zijn. Inostemma Kozlov (1978) als een synoniem van I. quiquearticulatum melicerta is bekend van de galmug Resseliella peceae die Szelényi, 1938 beschouwd. leeft in jonge zaden in kegels van gewone zilversparren en vliegt, volgens een Poolse studie, vanaf begin april (Skrzypczynska 1990). Soort Land IR GB DK DU BE NL

Inostemma bonessi Buhl, 2006 - - - 1 - - Inostemma piricola Kieffer, 1906 Inostemma boscii (Jurine, 1808) 1 1 1 1 1 1 Voor Nederland gemeld door Inostemma contariae Szelényi, 1938 - - - 1 - - Kieffer (1926). Parasiteert op de Inostemma curtum Szelényi, 1938 1 1 1 1 1 - perendikkopgalmug Contarinia Inostemma favo Walker, 1838 1 - 1 1 - - pyrivora (Riley, 1886) in de bloemen Inostemma foesteri Kieffer, 1914 - - 1 1 1 - van peer en vliegt in april. Een afbeelding van de aantasting van de Inostemma frivaldskyi Szelényi, 1938 1 - - - - - vrucht door de galmug geven Inostemma hispo Walker, 1838 1 1 1 - - - Roskam & Carbonelle (2015). De Inostemma hyperici Debauche, 1947 1 - 1 - 1 - biologie en ontwikkeling van de Inostemma lycon Walker, 1835 - 1 - - - 1 parasitoïd is voor het eerst Inostemma manevali Debauche, 1947 * - - - - 1 - uitgebreid beschreven door Marchal Inostemma melicerta Walker, 1835 1 1 1 - - 1 (1906). Toch nog maar eens goed Inostemma menippus Walker, 1835 - 1 - - - - speuren op de bloeiende peer in het Inostemma mosellanae Vlug, 1991 - 1 - - - - komende voorjaar. Inostemma piricola Kieffer, 1906 - 1 - 1 - 1 Inostemma reticulatum Szelényi, Inostemma popovicii Buhl, 2006 - - 1 - - - 1938 fnsp. Inostemma reticulatum Szelényi, 1938 - 1 1 1 1 - Vangsten Inostemma spinulosum Kieffer, 1916 1 1 1 1 - - 12 augustus 2018: Den Bosch, Inostemma szabopatayi Szelényi, 1938 - - 1 - - - Bossche Broek, dijk (Ac. 148.65- Inostemma walkeri Kieffer, 1914 1 1 1 - - - 410.29), 19 vrouwen (en 5 mannen) Totaal (max. 20) 9 11 12 9 6 4 op boerenwormkruid, leg. det. col. T. Peeters. [enkele vrouwen hij een lectotype aan (Masner 1964). Tevens beschreef gebruikt voor Fig. 3] hij het vrouwtje opnieuw. Het foedraal van I. boscii is 24 augustus 2018: Tilburg, Kanaalzone, ruderaal overlangs gericheld en reikt tot over de kop van de terrein (Ac. 132.96-398.78), 7 vrouwen (en geen wesp. Tergiet 6 is lang, langer dan breed (7:4), fijn mannen) op boerenwormkruid, leg. det. col. T. gereticuleerd en apicaal puntig, zoals afgebeeld door Peeters. Masner (1964). Het exemplaar afgebeeld door Snellen 28 augustus 2018: Tilburg, Leijkant, oude stortplaats van Vollenhoven als I. boscii lijkt niet deze soort te zijn (Ac. 130.13-394.13), 14 vrouwen (en 13 mannen) op maar een andere soort binnen dit genus. Echter boerenwormkruid, leg. det. col. T. Peeters. bestudering van het oorspronkelijke materiaal is hier 6 oktober 2018: Etten-Leur, Kelsdonk, polder (Ac. gewenst om de taxa bestudeerd en getekend door 103.01-402.15), 1 vrouw (en geen man) op Snellen van Vollenhoven (1880), volgens de huidige boerenwormkruid, leg. det. col. T. Peeters. inzichten, opnieuw te benoemen. Over de biologie van deze drie soorten is in de De vrouwelijke exemplaren van Inostemma op literatuur wel iets te vinden. Zo zijn o.a. de gastheren boerenwormkruid kon ik met behulp van Szelényi van deze soorten bekend. Inostemma boscii heeft als (1938), Kozlov (1978) en Buhl (1999) determineren als gastheer de perenbladgalmug Dasineura pyri die I. reticulatum (Fig. 3). Deze algemene soort is nog niet bladeren van peer in de lengte doet rollen. De eieren gemeld voor Nederland en dus nieuw voor onze van de galmug en haar parasitoïd worden afgezet in de fauna. Samen met deze foedraalwespen werden op jonge knoppen en ze vliegen van half juli - half dezelfde boerenwormkruiden nog diverse andere mini- augustus (Myers 1927). Inostemma lycon heeft als hymenopteren en ook mini-dipteren verzameld. gastheer waarschijnlijk de springende brempeulgalmug Contarinia pulchripes die parasiteert in de jonge groene Verspreiding

71 nr. 17, november 2018

Inostemma reticulatum is een palaearctische soort die Nederland. En naast I. reticulatum zijn er nog diverse gemeld is van Engeland (Buhl & Notton 2009), andere soorten van het genus die we in ons land Denemarken, Noorwegen (Buhl 1999), Finland kunnen verwachten (zie tabel 2). (Hellén 1968), België (Debauche 1947), Hongarije Er is ook in deze wespenfamilie nog veel werk aan de (Szelényi 1938), Roemenië (Fabritius & Grellmann winkel! De volgende stap zou moeten zijn het sorteren 1971), Bulgarije (Koponen & Huggert 1982), Polen en bij elkaar brengen van de taxa van de Nederlandse (Buhl & Jaloszynski 2016), Letland (Buhl 2016), Platygastridae in de collecties waarna studie van de Griekenland, Spanje en Zweden (FE 2018), Moldavië, soorten kan plaatsvinden. Zolang echter de Naturalis- Europees Rusland (Kozlov 1978) en Iran (Sakenin et collectie nog slecht toegankelijk is, ligt die stap voor al. 2008 in Ghahari & Buhl 2011). mij niet voor de hand. De soort was dus te verwachten in ons land. Een andere aanpak om de achterstand kleiner te maken is ook mogelijk en misschien aantrekkelijk voor Biologie enkele doorzetters zoals bijvoorbeeld liefhebbers die De soort werd ook door mij waargenomen en gevan- gallen uitkweken en/of fotograferen. Een recent gen op boerenwormkruid ( Tanacetum vulgare ). Dat overzicht van de galmuggen (Cecidomyiidae) in de stemt overeen met de literatuur waarin I. reticulatum Benelux (Roskam & Carbonnelle 2015), de gastheren bekend staat als parasitoïd van en Ozirhincus tanaceti van Inostemma en de belangrijkste gastheren van het van Tanacetum vulgare (Buhl 2009). merendeel van de andere soorten van de familie Als gastheer wordt in de literatuur tevens nog de Platygastridae, somt maar liefst 366 soorten voor ons galmug Dasineura brassicae op Brassica genoemd (Vlug land op. Nu hebben vast niet al die galmugsoorten een 1995, Vidal 2003). De naamgeving van de galmuggen platygastride als gastheer, maar vele tientallen wellicht van het genus Ozirhincus is inmiddels echter veranderd wel. Het vinden van een nieuwe soort voor onze fauna (Dorchin et al. 2015). De meest algemene galmug op van deze familie is dan ook niet moeilijk door te boerenwormkruid is volgens dit artikel O. hungaricus kweken met de belangrijkste gastheren. Ook nieuwe Möhn, 1968. En een tweede minder algemene soort O. gastheer-parasitoïd-relaties kunnen worden ontdekt als tanaceti (Kieffer, 1889) is gesynonimiseerd met O. we precies weten uit welke gastheren de dieren longicollis Rondani, 1840. Of een of beide soorten als afkomstig zijn. Dat vergt wel nauwkeurige observaties gastheer dienen zou nieuw onderzoek moeten zeker bij mini’s als galmuggen en platygastriden uitwijzen. waarbij meerdere bewoners gebruik kunnen maken De verzamelde galmuggen op dezelfde bloemhoofdjes van één gal of gastheer. Eigen kweek, een spannende op drie van de vier vindplaatsen behoorden allen tot en leerzame ervaring om onze kennis, ook van de de soort Ozirhincus hungaricus (det. Jan Willem van Platygastridae, te vergroten. Help je mee? Zuylen). Op een foto in het artikel van Dorchin et al. waarbij Dankwoord de afzonderlijke bloempjes van de bloeiwijze van Bart Horvers en Pieter van Breugel dank ik hartelijk boerenwormkruid zijn te onderscheiden kun je goed voor het gebruik van hun foto’s. Jeroen de Rond dank de verschillen zien tussen de bloempjes die wel of niet ik voor de scan van Buhl (2001) en Wijnand Heitmans geparasiteerd zijn door de galmug O. hungaricus . Of we voor zijn commentaren op de historische paragraaf ook het verschil kunnen zien tussen bloempjes waarbij van dit artikel. Jan Willem van Zuylen dank voor het deze galmug al of niet door Inostemma is geparasiteerd determineren van de galmuggen. Diverse medewerkers is eveneens een mooi onderwerp voor verder van de bibliotheek van Naturalis dank ik voor hun onderzoek. hulp bij het zoekwerk naar literatuur en personalia van G.A. Six. Slotwoord Dit literatuuronderzoek is wellicht niet volledig maar Summary wel een serieuze poging om de taxa van de familie We found the common species Inostemma reticulatum Platygastridae die uit Nederland gemeld zijn op een rij (Szelényi, 1938) (Hymenoptera: Platygastridae) that te zetten. Met een lijstje van 37 taxa in 14 genera in appeared to be new for the Netherlands. A history of ons land doe je de familie Platygastridae sterk tekort. the research on the family Platygastridae in the Een simpele vergelijking met naamlijsten van Netherlands is presented. Until now by research of the Platygastridae in goed bestudeerde landen zoals literature I discovered only 37 taxa in 14 genera of the Denemarken en Groot-Brittannië met resp. 217 en family, about six times less species than can be 228 soorten maakt onze achterstand op dit gebied in expected. The next step should be sorting out and één klap duidelijk. Ook het feit dat de algemene soort bringing together the Platygastridae in the collections Inostemma reticulatum tot op heden nog niet gemeld of the Netherlands and at the same time to rear wasps werd voor ons land geeft aan hoe weinig er aan deze from known hosts to study the taxa of this big and familie van parasitaire mini-wespen is gewerkt in difficult family of tiny wasps. Who is helping?

72 nr. 17, november 2018

Thüringens. - Check-Listen Thüringer Insekten und Literatuur Spinnentiere 24: 5-9. Aguiar, A.P., A.R. Deans, M.S. Engel, M. Forshage, J.T. Debauche, H.R., 1947. Scelionidae de la faune belge Huber, J.T. Jennings, N.F. Johnson, A.S. Lelej, J.T. (Hymenoptera Parasitica). - Bulletin et Annales de la Longino, V. Lohrmann, I. Miko, M. Ohl, C. Rasmussen, Société Entomologique de Belge 83: 255-285. A. Taeger & D.S.K. Yu, 2013. Order Hymenoptera: 51- Dessart, P., 1975. Matériel typique des microhymenoptera 62. In: Zhang, Z.-Q. (ed.) Biodiversity: An Outline myrmécophiles de la collection Wasmann déposé au of Higher-level Classification and Survey of Taxonomic Muséum Wasmannianum à Maastricht (Pays-Bas). - Richness (Addenda 2013). - Zootaxa 3702 (1): 1-82. Publicaties van het Natuurhistorisch Genootschap in Assem, J. van den, M.J. Gijswijt & B.T. Nübel, 1980. 'Ik Limburg, XXIV (1-2) [1974]: 1-94. wor nie goed' (Over balts en paring bij enkele Doeksen, J., 1939. Uitkomsten van onderzoekingen platygastriden). - Entomologische Berichten 40 (6): 90-93. betreffende de tarwegalmuggen in Nederland. - Austin, A.D. & S.A. Field, 1997. The ovipositor system of Tijdschrift over Planteziekten 45 (6): 233-246. scelonid and platygastrid wasps (Hymenoptera: Dorchin, N., J.J. Astrin, L. Boddner & K.M. Harris, 2015. Platygastroidea): comparative morphology and Morphological and molecular revision of the genus phylogenetic implications. - Invertebrate 11 Ozirhincus (Diptera: Cecidomyiidae) - Long-snouted seed- (1): 1-87. feeding gall midges on Asteraceae. - PLoS ONE 10 (7): Austin, A.D., N.F. Johnson & M. Dowton, 2005. e0130981. Systematics, evolution, and biology of scelionid and Engel, M.S., 2015. A new family of primitive serphitoid platygastrid wasps. - Annu. Rev. Entomol. 50: 553-582. wasps in Lebanese amber (Hymenoptera: Serphitoidea). - Buhl, P.N., 1994. A new species of Platygaster Latreille, Novitates Paleoentomologicae 13: 1-22. 1809, from the Netherlands, Belgium and Denmark Fabritius, K. & D. Grellmann, 1971. Contributii la studiul (Hymenoptera, Platygasteridae). - Entomofauna 15 (6): inostemminelor din Romania (Hymenoptera, 69-74. Platygastridae, Inostamminae). - Lucrari Stiintifice - Buhl, P.N., 1995. Taxonomic studies on Euxestonotus Fouts Zoologie, Constanta 1971: 5-14. (Hym., Platygastridae). - Entomologist's Monthly Ghahari, H. & P.N. Buhl, 2011. Check-list of Iranian Magazine 131: 115-121. Platygastridae (Hymenoptera, Platygastroidea). - Buhl, P.N., 1999. A synopsis of the Platygastridae of Entomofauna 32 (22): 329-336. Fennoscandia and Denmark (Hymenoptera, Grosscurt, A., 2017. Plantengallen. - KNNV Uitgeverij, Platygastroidea). - Entomofauna 20 (3): 17-52. Zeist, 423 pp. Buhl, P.N., 2001. Ten new species of platygastrid wasps Haliday, A.H., 1833. An essay on the classification of the from Central Spain (Hymenoptera, Platygastridae). - parasitic Hymenoptera of Britain, which correspond with Graellsia 57 (2): 141-153. the Ichneumones minuti of Linnaeus. - Entomological Buhl, P.N., 2001. Platygastroidea: 43-45. In: H. Dathe, A. Magazine 1: 259-276. Taeger & S. Blank (eds.), Entomofauna Germanica 4. Hellén, W., 1968. Platygastrinenfunde aus Finnland Verzeichnis der Hautflügler Deutschlands. - (Hymenoptera, Proctotrupoidea). - Notulae Entomologische Nachrichten und Berichte, Beiheft 7: 1- Entomologicae 48: 45-48. 180. Huggert, L., 1980. Taxonomical studies on some genera and Buhl, P.N., 2006. Taxonomical and distributional notes on species of Platygastridae (Hymenoptera: Proctotrupoidea). new and known palaearctic platygastrid species - Entomologica Scandinavica 11: 97-112. (Hymenoptera: Platygastridae). - Acta Zoologica Joman, A., 1923. Ongewone dingen. - De Levende Natuur Academiae Scientiarum Hungaricae 52 (3): 287-311. 28 (5): 149-153. Buhl, P.N., 2009. Reared palaearctic Ceraphronidae and Kieffer, J.J., 1904. Nouveaux proctotrypides Plastygastridae (Hym.), with a new species of Platygaster myrmécophiles. - Bulletin de la Société d'Histoire Latreille, 1809. - Entomologist's Monthly Magazine 145: Naturelle de Metz 23: 31-58. 197-202. Kieffer, J.J., 1916. Beitrag zur Kenntnis der Platygastrinae Buhl, P.N. & D.G. Notton, 2009. A revised catalogue of the und ihrer Lebensweise. - Centralblatt fur Bakteriologie, Platygastridae of the British Isles (Hymenoptera: Parasitenkunde und Infektionskrankheiten 2, 46: 547-592. Platygastroidea). - Journal of Natural History 43 (27-28): Kieffer, J.J., 1926. Hymenoptera Proctotrupoidea 1651-1703. Scelionidae. - Das Tierreich 48: i-xxxvi, 1-885. Buhl, P.N., 2016. New European species of Platygastrinae, Koponen, M. & L. Huggert, 1982. Platygastridae with an updated list of Latvian species of Platygastrinae (Hymenoptera, Proctotrupoidea) from Finland. - Notulae and Sceliotrachelinae (Hymenoptera: Platygastridae). - Entomologicae 62: 51-59. Latvijas Entomologs 53: 3-13. Kozlov, M.A., 1978. Superfamily Proctotrupoidea Buhl, P.N. & P. Jaloszynski, 2016. New records of (Proctotrupoids): 983-1212. In: G.S. Medvedev (ed.), Keys Platygastrinae (Hymenoptera: Platygastridae) in Poland, to the Insects of the European Part of the USSR, Volume including sixteen species new in the Polish fauna. - III, part II. - Leiden E.J. Brill, 1341 pp. [Gebruikt is de Wiadomosci Entomologiczne 35 (2): 109-116. Engelse vertaling van de Russische publicatie verschenen Buhl, P.N., G.R. Broad & D.G. Notton, 2016. Checklist of in 1988] British and Irish Hymenoptera - Platygastroidea. - Marchal, P., 1906. Recherches sur la biologie et le Biodiversity Data Journal 4: e7991. dévelopment des Hyménoptères parasites, II. Les Buhl, P.N., F. Creutzburg & J. Müller, 2016. Checkliste der Platygasters. - Archives de Zoologie Expérimentale et Platygastridae (Hymenoptera, Proctotrupoidea) Générale 4 (4): 485-640, pl. XVII-XXIV.

73 nr. 17, november 2018

Masner, L., 1955. Bermerkungen zur Familie Scelioniodae insecten gekweekt, hoofdzakelijk behoorend tot de aus der CSR (Hymenoptera). - Acta Entomologica Musei 'Microhymenoptera' en wel tot de groepen, vereenigd Nationalis Pragae 30 (448): 137-142. onder den naam van 'Sluipwespen'. - Entomologische Masner, L., 1964. A redescription of three species of Berichten 58: 133-137. Proctotrupoidea (Hymenoptera) from Jurine's collection. - Snellen van Vollenhoven, S.C., 1873. Nieuwe naamlijst van Entomophaga 9 (1): 81-89. Nederlandse vliesvleugelige insecten (Hymenoptera). Masner, L. & L. Huggert, 1989. World review and keys to Tweede stuk. - Tijdschrift voor Entomologie 16: 147-220. genera of the subfamily Inostemmatinae with Snellen van Vollenhoven, S.C., 1876. Bijvoegsel tot de reassignment of the taxa to the Platygastrinae and nieuwe naamlijst van Nederlandse vliesvleugelige insecten Sceliotrachelinae (Hymenoptera: Platygastridae). - (Hymenoptera). - Tijdschrift voor Entomologie 19: 211- Memoirs of the Entomological Society of Canada 147: 257. 214 pp. Snellen van Vollenhoven, S.C., 1880. Pinacographia. Murphy, N.P., D. Carey, L.R. Castro, M. Dowton & A.D. Illustrations of more than 1000 species of North-West Austin, 2007. Phylogeny of the platygastroid wasps European Ichneumonidae sensu Linnaeano. Part 9. - (Hymenoptera) based on sequences from the 18S rRNA, Martinus Nijhoff, 's Gravenhage, p. 65-68, pls. 41-45. 28S rRNA and cytochrome oxidase I genes: implications Szelenyi, G., 1938. Ueber palaarktische Scelioniden (Hym. for the evolution of the ovipositor system and host Proct.). - Ann. Mus. Nat. Hung. 31: 108-128. relationships. - Biological Journal of the Linnean Society Vidal, S., 2003. Identification of hymenopterous parasitoids 91: 653-669. associated with oilseed rape pests: 161-179. In: D.V. Myers, J.G., 1927. Natural enemies of the pear leaf-curling Alford, Biocontrol of oilseed rape pests. - Blackwell midge, Perrisia pyri , Bouché (Dipt., Cecidom.). - Bulletin of Science, Oxford, 355 pp. Entomological Research 18: 129-138. Vlug, H.J., 1971. Verzoek om medewerking [gevraagd Oudemans, J.T., 1900. Hymenoptera, vliesvleugeligen of gekweekt parasietenmateriaal, Platygastridae]. - bijen, wespen en mieren: 713-810. In: De Nederlandsche Entomologische Berichten 31 (4): 79. Insecten, Nijhoff, 's-Gravenhage, xv + 1-835 + 38 pls. Vlug, H.J., 1973. The species of Platygastridae Parnell, J.R., 1963. Three gall midges (Diptera: [Hymenoptera, Proctotrupoidea] in the collection of the Cecidomyidae) and their parasites found in the pods of "Naturhistorisches Museum" in Vienna with special broom ( Sarothamnus scoparius (l.) Wimmer). - Transactions reference to the types of Förster. - Entomophaga 18 (2): of the Royal Entomological Society of London 115 (10): 175-184. 261-275. Vlug, H.J. & M.W.R. Graham de Vere, 1984. The types of Popovici, O.A. & P.N. Buhl, 2011. A short history Platygastridae (Hymenoptera, Scelionoidea) described by regarding the taxonomy and systematic researches of Haliday and Walker and preserved in the National Platygastroidea (Hymenoptera). - Memoirs of the Museum of Ireland and the British Museum (Natural Scientific Sections of the Romanian Academy 34 (1): 65- History). 1. Designation of lectotypes. - Tijdschrift voor 104. Entomologie 127 (6): 115-135. Roskam, J.C., 1977. Biosystematics of insects living in Vlug, H.J., 1985. The types of Platygastridae (Hymenoptera, female birch catkins. I. Gall midges of the genus Semudobia Scelionoidea) described by Haliday and Walker and Kieffer (Diptera, Cecidomyiidae). - Tijdschrift voor preserved in the National Museum of Ireland and the Entomologie 120: 153-197. British Museum (Natural History). 2. Keys to species, Roskam, J.C., 1986. Biosystematics of insects living in redescriptions, synonymy. - Tijdschrift voor Entomologie female birch catkins. IV. Egg-larval parasitoids of the 127 (9): 179-224. genera Platygaster Latreille and Metaclisis Förster Vlug, H.J., 1995. Catalogue of the Platygastridae (Hymenoptera, Platygastridae). - Tijdschrift voor (Platygastroidea) of the world (Insecta: Hymenoptera). Entomologie 129: 125-140. Hymenopterorum Catalogus (nova editio) pars 19, editus a Roskam, J.C., 2013. Biosystematics of insects living in C. van Achterberg. - SPB Academic Publishing bv female birch catkins. V. Chalcidoid ectoparasitoids of the Amsterdam - Netherlands, 168 pp. genera Torymus Dalman, Aprostocetus Westwood, Psilonotus Walker and Euplemus Dalman (Hymenoptera, Websites Chalcidoidea). - Tijdschrift voor Entomologie 156: 21-34. Fauna Europaea (2018) (FE), https://fauna-eu.org [bezocht Roskam, H. & S. Carbonnelle, 2015. Annotated checklist of in september 2018] the gall midges from the Netherlands, Belgium and Hymenoptera Online (2018) (HOL), https://hol.osu.edu Luxembourg (Diptera: Cecidomyiidae). - Nederlandse [bezocht in september 2018] Faunistische Mededelingen 44: 47-166. Deense soortenbank (2018), https://www.allearter- Six, G.A., 1876. Eenige opmerkingen omtrent het verschil databasen.dk [bezocht in oktober 2018] der insekten, welke op onze duinen en heiden voorkomen. Nederlands soortenregister (2018), - Album der Natuur 25 (1): 341-349. https://www.nederlandsesoorten.nl [bezocht in Skrzypczynska, M., 1990. Inostemma melicerta Walker, 1835 september 2018] (Hym., Platygastridae), ein neuer Parasit von Resseliella piceae Seitner, 1906 (Dipt., Cecidomyidae) in Weisstannensamen. - Anzeiger für Schädlingskunde, Pflanzenschutz, Umweltschutz 63 (7): 124-125. Smits van Burgst, C.A.L., 1911. Eerste lijst van Hymenoptera in Nederland gevangen of uit andere

74 nr. 17, november 2018

Pompilidae – spinnendoders Vespidae - plooivleugelwespen Nederlandse namen voor Spheciformes – graafwespen bijen- en graafwespen- Ammoplanidae – thripsenjagers De meeste soorten jagen op thripsen. Van deze families familie kennen we nog geen soorten uit Nederland. Volgens Sann et al. (2018) is dit de zustergroep van Jan Smit, Wim Klein, Theo Peeters & Erik van de bijen. der Spek Psenidae – tengere steelwespen Tot deze familie worden o.a. de genera Psenulus , Mimesa (Fig. 1) en Mimumesa gerekend. Deze De groep van de bijen wordt in de literatuur op wespen hebben een gesteeld achterlijf en zijn verschillende manieren benoemd. Sinds het tenger van bouw. verschijnen van Micheners ‘Bees of the world’ (Michener 2000) is het gebruik van de familienamen van de bijen, als groep ook wel Apiformes of Anthophila genoemd, ingeburgerd. Een weg die wij ook in de bijenatlas gevolgd hebben (Peeters et al. 20112). Door anderen worden deze families als subfamilies binnen de familie van de bijen (Apidae of Apidae s.l.) gezien (Else & Edwards 2018). Voor deze familienamen zijn echter nog geen Nederlandse namen bedacht en daar willen we hier een eerste aanzet toe geven. Dit jaar is een artikel verschenen (Sann et al. 2018) waarin naar aanleiding van moleculair-genetisch onderzoek een herindeling van de graafwespenfamilies Figuur 1. Vrouw van Mimesa lutaria . Foto Albert de (Spheciformes) is gemaakt. Daar wordt echter wel bij Wilde. vermeld dat nog niet alles uitgekristalliseerd is. Ook de ‘nieuwe’ graafwespenfamilies zoals genoemd in Sann Pemphredonidae – bladluisjagers et al. (2018) hebben nog geen Nederlandse naam. De meeste soorten jagen op bladluizen. Philanthidae – snelle jagers Hieronder volgt een voorstel voor Nederlandse namen Tot deze familie behoren in Nederland alleen de voor deze bijen- en graafwespenfamilies, met een genera Cerceris en Philanthus . Veel soorten van deze korte verantwoording. Wij zijn er van doordrongen genera zijn snel in het jagen. We vinden dit nog dat lang niet al deze Nederlandse familienamen alle geen erg geschikte naam, maar weten nu even geen genera binnen de familie dekken, maar we hebben betere. gekozen voor een Nederlandse naam die past op een Bembicidae – cicadenjagers groot deel van de soorten in deze families. We hebben Veel soorten zijn cicadenjagers. hierbij gekeken naar: reeds ingeburgerde namen, Crabronidae – graafwespen gedrag en uiterlijk. Verder moeten de namen goed Deze naam is reeds ingeburgerd voor deze familie. ‘bekken’. Mellinidae – vliegendoders We willen graag jullie reacties, opmerkingen en Tot deze familie behoort in ons land alleen het voorstellen voor betere namen ontvangen; stuur ze genus Mellinus , ook wel vliegendoders genoemd. naar [email protected] . Deze naam is reeds ingeburgerd voor het genus en de soorten in deze familie en daarom willen we die Allereerst voor de volledigheid de andere aculeate ook gebruiken als familienaam.. wespenfamilies en hun Nederlandse namen. Sphecidae – langsteelgraafwespen Bethylidae - platkopwespen Deze naam is reeds ingeburgerd voor deze familie Chrysididae – goudwespen (Fig. 2). Dryinidae – tangwespen Astatidae – wantsenjagers Embolemidae – peerkopwespen In Nederland behoren de genera Dryudella en Astata Formicidae – mieren tot deze familie. De wespen van deze genera jagen Mutillidae – mierwespen op wantsen. Sapygidae – knotswespen Ampulicidae – kakkerlakwespen Tiphiidae – keverdoders Deze wespen jagen op kakkerlakken.

75 nr. 17, november 2018

We willen hier tenslotte nog wel vermelden dat niet alle auteurs van dit artikel overtuigd zijn van de systematische keuze om de subfamilies van de bijen te verheffen tot families. Er is nog geen duidelijkheid over de evolutie van de stamgroep van de bijen, de ‘familie Melittidae’. En tevens ontbreken tabellen voor het determineren van bijenfamilies in Nederland en vele andere Europese landen. Op grond van deze argumenten is de derde auteur op dit moment geen voorstander van het gebruik van Nederlandse namen voor de door Michener (2000, 2017) gebruikte indeling van de ‘bijenfamilies’.

Literatuur: Figuur 2. Vrouw van langsteelgraafwesp: Ammophila Else, G., & M. Edwards, 2018. Handbook of the Bees of sabulosa . Foto Albert de Wilde. the British isles, Volume 1, Volume 2. - The Ray Society, Apiformes of Anthophila – bijen 775 p. Melittidae – oerbijen Michener, C.D., 2000. The Bees of the World. - Johns Dit wordt tegenwoordig beschouwd als de meest Hopkins University Press, Baltimore, 913 p. Michener, C.D., 2007. The Bees of the World. - Johns primitieve groep van de bijen. Hopkins University Press, Baltimore, London, 2 edition, Megachilidae – buikschuierbijen 953 p. De vrouwtjes van de niet-parasitaire soorten Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der hebben een buikschuier (Fig. 3). Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, C. van Apidae – langtongbijen Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos Alle soorten hebben een relatief lange tong. & M. Reemer, 2012. De Nederlandse bijen (Hymenoptera: Andrenidae – zandbijachtigen Apidae s.l.). - Natuur in Nederland 11, Naturalis De familie is genoemd naar het genus van de Biodiversity Center & European Invertebrate Survey - zandbijen ( Andrena ). Nederland, Leiden, 544 pp. Halictidae – groefbijachtigen Sann, M., O. Niehuis, R.S. Peters, C. Mayer, A. Kozlov, L. Podsiadlowski, S. Bank, K. Meusemann, B. Misof, C. Het merendeel van de soorten behoort tot de Bleidorn & M. Ohl, 2018. Phylogenomic analysis of genera van de groefbijen ( Halictus en Lasioglossum ). Apoidea sheds new light on the sister group of bees. - Deze naam is reeds ingeburgerd voor de meeste BMC Evolutionary Biology 18 (71): 15 p. soorten in deze familie. Colletidae – zijdebijachtigen De familienaam is afgeleid van het genus van de zijdebijen Colletes . De nestgang wordt door deze soorten versterkt met een zijdeachtig vlies.

Figuur 3. rouw van Osmia spinulosa met buikschuier . Foto Albert de Wilde.

76 nr. 17, november 2018

Bank, S., M. Sann, C. Mayer, K. Meusemann, A. Donath, L. Podsialowski, A. Kozlov, M. Petersen, L. Krogmann, Literatuur R. Meier, P. Rosa, Y. Schmitt, M. Wurdack, S. Liu, X. Zhou, B. Misof, R.S. Peters & O. Niehuis, 2017. Transcriptome and target DNA enrichment sequence data provide new insights into the phylogeny of vespid wasps (Hymenoptera: Aculeata: Vespidae). - Molecular HymenoBiblio 2017 Phylogenetics and Evolution 116: 213-226. Benton, T., 2017. Solitary bees. - Naturalist' Handbooks 33, 202 pp. [zie ook boekbespreking in HV 15: 80-81 en Jan Smit & Erik van der Spek EB 77: 307-308] Biella, P., G. Bogliani, M. Cornalba, A. Manino, J. Neumayer, M. Porporato, P. Rasmont, P. Milanesi, Een globaal overzicht van literatuur over 2017. Distribution patterns of the cold adapted hymenoptera, verschenen in het afgelopen jaar. bumblebee Bombus alpinus in the Alps and hints of an De lijst bevat literatuur uit het buitenland en uit uphill shift (Insecta: Hymenoptera: Apidae). - Journal of Nederland. Wanneer er een determinatietabel in de Insect Conservation 21(2): 357-366. publicatie opgenomen is, staat er achter: ## . Boesschoten, L. van, F. Blanckaert & J. Noordijk, 2017. Het mediterraan draaigatje. Invasief en overlastgevend. - Met dank aan Theo Peeters voor het aanvullen van Dierplagen 20 (3): 4-6. de lijst. Bogusch, P., L. Belastova & P. Heneberg, 2017. Limited overlap of community of bees and wasps Achterberg, K. van, A. Taeger, S.M. Blank, K. Zwakhals, (Hymenoptera: Aculeata) nesting in reed galls with M. Viitasaari, D. Sick Ki Yu, Y. de Jong, 2017. Fauna those nesting in other cavities. - J. Insect Conserv. DOI Europae: Hymenoptera – Symphyta & Ichneumonidae. 10.1007/s10841-017-0025-9. - Biodiversity Journal 5: e14650. Branstetter, M.G., B.N. Danforth, J.P. Pitts, B.C. Alebeek, F. van, A. van der Veen, J. de Rond, 2017. Faircloth, P.S. Ward, M.L. Bufffington, M.G. Gates, Infrastructuur voor bijen. - HymenoVaria 14: 18-20. R.R. Kula & S.G. Brady, 2017. Phylogenomic insights Anderson, P., A. Koffman, N.E. Sjödin, V. Johansson, into the evolution of stinging wasps and the origins of 2017. Roads may act as barriers to flying insects: species ants and bees. - Current Biology 27: 1019-1025. composition of bees and wasps fiffers on two sides of a Breugel, P. van, 2017. Sphecodes albilabris versus Anthophora large higway. - Nature Conservation 18: 47-59. retusa . - HymenoVaria 15: 55. Anonymous, 2017. Wildbiene des Jahres 2017. Die Breugel, P. van, 2017 De mexicaanse zwartsteel nestelt in Knautien-Sandbiene - Wildbienen-Kataster. mijn tuin. - HymenoVaria 15: 68-71. Anonymus, 2017. Verslag 149e Winterbijeenkomst [fnsp. Breugel, P. van, 2017. Op zoek naar Leucospis dorsigera Hybothorax graffii (Chalcididae)]. - Entomologische Fabricius, 1775. - HymenoVaria 15: 71-73. Berichten 77 (2): 191-192. Brothers, D.J. & A.S. Lelej, 2017. Phylogeny and higher Arbetman, M.P., G. Gleiser, C.L. Morales, P. Williams & classification of Mutillidae (Hymenoptera) based on M.A. Aizen, 2017. Global decline of bumblebees is morphological reanalyses. - Journal of Hymenoptera phylogenetically structured and inversely related to Research 60: 1-97. species range size and pathogen incidence. - Proc. R. Budge, G.E., J. Hodgetts, E.P. Jones, J.C. Ostojá- Soc. B 284: 20170204. Starzewski, J. Hall, V. Tomkies, N. Semmence, M. Archer, M., 2017 The Dryinidae, Embolemidae and Brown, M. Wakefield & K. Stainton, 2017. The Bethylidaae - Part 2. Key to the genera of the Bethy- invasion, provenance and diversity of Vespa velutina lidae. - BWARS Newsletter, Autumn 2017: 14-17. ## Lepeletier (Hymenoptera: Vespidae) in Great Britain. – Ascher, J.S. & M.S. Engel, 2017. A new species of PLoS ONE 12(9): e0185172. Mermiglossa from Kenya, with comments on the Bukovinszky, T., J. Verheijen, S. Zwerver, E. Klop, J.C. arrangement of Old World Panurginae (Hymenoptera: Biesmeijer, F.L. Wäckers, H.H.T. Prins & D. Kleijn, Andrenidae). - Journal of Melittology 75: 1-11. 2017. Exploring the relationships between landscape Astafurova, Y.V. & M.Y. Proshchalykin, 2017. To the complexity, wild bee species richness and reproduction, knowledge of the Sphecodes hyalinatus Hagens species- and pollination services along a complexity gradient in group (Hymenoptera, Halictidae). - Entomological the Netherlands. - Biological Conservation 214: 312- Review 97 (5): 664-671. ## 319. Attewell, P., 2017. Lasius emarginatus (Olivier, 1792) (Hym: Bunn, D., 2017. History of a colony of Lasius fuliginosus Formicidae) in North London with a summary of observed during a 32-year period. - BWARS, spring observations to date. - BWARS Newsletter, Autumn 2017: 8-9. 2017: 29-33. Campbell, A.J., A. Wilby, P. Sutton, F.L. Wäckers, 2017. Aukes, M., R. Bink-Moenen, P. van Breugel, Kees Do sown flower strips boosts wild polinator abundance Goudsmits, M. Kos, P. Kuijken, S. Lamberts, H. and pollination services in a spring crop? - Agriculture, Nieuwenhuijsen, J. Smit, J.T. Smit, A. v. Stipdonk, E. Ecosystems & Environment 239: 20-29. v.d. Spek, A. de Wilde & E. Willems, 2017. Leuke Cerna, K., P. Munclinger, N.J. Vereecken & J. Straka, waarnemingen 2016. - HymenoVaria 14: 11-13. 2017. Mediterranean lineage endemism, cold-adapted palaeodemographic dynamics and recent changes in

77 nr. 17, november 2018

population size in two solitary bees of the genus Falk, S., 2017. Veldgids Bijen voor Nederland en Anthophora . - Conserv. Genet. DOI 10.1007/s10592- Vlaanderen. - Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen, 017-0952-8. 432 pp. [zie ook boekbespreking in HV 15: 78-80] ## Cheng, Y., P. Wen, S. Dong, K. Tan & J.C. Nieh, 2017. Falk, S., A. Jukes & R.J. Paxton, 2017. The story behind Poison and alarm: the Asian hornet Vespa velutina uses Kirby's nomad bee Nomada subcornuta (Kirby, 1802). - sting venom volatiles as an alarm pheromone. - Journal BWARS newsletter, autumn 2017: 6-12. of Experimental Biology 220, 645-651. Feijen, M., 2017. Ogentroostdikpoten profiteren van Cölln, K. & A. Jakubzik, 2017. Integration artenreicher nieuwe riviernatuur. - De Levende Natuur 118(3): 106. Wespen- und Bienen-gemeinschaften in den vom Felix, R., E. Bouvy, J.W. van Zuijlen, P. Boer & T. Menschen genutzten Raum (Hymenoptera Aculeata). - Peeters, 2017. Bijzondere vangmethoden II. Dendrocopos 44: 41-65. Pijpvallenonderzoek: 21-32. In: T. Peeters, A. van Eck Cross, I., & D.G. Notton, 2017, Small-Headed Resin Bee, & T. Cramer (red.), Natuurstudie in De Kaaistoep en Heriades rubicola , new to Britain (Hymenoptera: aangrenzende terreinen in Tilburg. Verslag 2016, 22e Megachilidae). - British Journal of Entomology & onderzoeksjaars. - TWM Gronden BV, Natuurmuseum Natural History 30: 1-6. ## Brabant & KNNV-afdeling Tilburg, 80 pp. Dance, C., C. Botias, D. Goulson, 2017. The combines Fijen, T.P.M., D. Kleijn, 2017. How to efficiently obtain effects of a monotonous die tand exposure to accurate estimates of flower visitation rates by thiamethoxam on the performance of bumblebee pollinators. - Basic and Applied Ecology 19: 11-18. micro-colonies. - Ecotoxicology and Environmental Flügel, H.-J., 2017. Verbreitung der Hylaeus gibbus - Safety 139: 194-201. Artengruppe in Hessen, weitere eigene Fundnachweise Dehon, M., A. Perrard, M.S. Engel, A. Nel & D. Michez, und Anmerkungen zur Biologie (Hymenoptera 2017. Antiquity of cleptoperasitism among bees Aculeata: Apoidea, Colletidae). - Ampulex 9: 15-19. revealed by morphometric and phylogenetic analysis of Folly, A.J., H. Koch, P.C. Stevenson, M.J. Brown, 2107. a Paleocene fossil nomadine (Hymenoptera: Apidae). - Larvae act as a transient transmission hub for the Systematic Entomology 42: 543-554. prevalent bumblebee parasite Crithidia bombi . - Journal Dellicour, S., M. Gerard, J.G. Prunier, A. Dewulf, M. of Invertebrate Phathology 148: 81-85. Kuhlmann & D. Michez, 2017. Destribution and Forshage, M., J. Browdrey, G.R. Broad, B.M. Spoonen, F. predictors of wing shape and size variability in three Van Veen, 2017. Checklist of Britisch and Irish sister species of solitary bees. - PLoS ONE 12 (3): Hymenoptera-Cynipoidea. - Biodiversity Data Journal 5: e0173109. 76 p. De Palma, A., M. Kuhlmann, R. Bugter, S. Ferrier, A.J. Franklin, D.N., M.A. Brown, S. Datta, A.G.S. Hoskins, S.G. Potts, S.P.M. Roberts, O, Schweiger & A. Cuthbertson, G.E. Budge & M.J. Keel, 2017. Invasion Purvis, 2017. Dimensions of biodiversity loss: Spatial dynamics of Asian hornet, Vespa velutina (Hymenoptera: mismatch in land-use impacts on species, functional and Vespidae): a case study of a commune in south-west phylogenetic diversity of European bees. - Diversity and France – Appl. Entomol. Zool. 52: 221-229. Distributions 2017; 1-12. Frommer,, U., S. Tischendorf & H.-J. Flügel, 2017. Devalez, J., 2017. Systematiek van de bijen: 10 jaar na de Kommentierte Rote Liste der "Dolchwespenartigen" laatste editie van 'Bees of the world'. - HymenoVaria 14: Hessens. - Hessisches Ministeriumfür Umwelt, 14-17. Klimaschutz, Landwirtschaft und Verbraucherschutz, D'Haeseleer, J., 2017. Expert-advies wilde bijen 78 p. Gestroomlijnd landschap Molenbeek-Graadbeek. - Gibbs, J. & H.H. Dathe, 2017. First recods of Hylaeus Rapport Natuurpunt Studie 2017/37: 121 p. (Paraprosopis ) pictipes Nylander, 1852 (Hymenoptera: Dorchin, A., A. Dafni, I. Izhaki, Y. Sapir & N.J. Collectidae) in North America. - Check List 13 (3): 1-6. Vereecken, 2017. Patterns and drivers of wild bee ## community assembly in a Mediterranean IUCN Guglielmino, A., M. Olmi, A. Marletta & C. Bückle, 2017. important plant area. – Biodivers. Conserv., DOI Larval morphology of three species of Anteoninae 10.1007/s10531-017-1459-9. (Hymenoptera, Dryinidae). - Zootaxa 4320(3): 470-486. Early, J., 2017. Crossocerus species as hosts of the Goulson, D., S. O’Connor, K.J. Park, 2017. Causes of anthomyiid fly Eustalomyia hilaris (Fallén, 1823). - colony mortality in bumblebees. - Animal Conservation BWARS Newsletter, Autumn 2017: 13. 21: 45-53. Early, J., 2017. Quick on the job - Arachnospila anceps Hallmann, C.A., M. Sorg, E. Jongejans, H. Siepel, N. (Wesmael 1851) nesting in Surrey. - BWARS Hofland, H. Schwan, W. Stenmans, A. Müller, H, Newsletter, Autumn 2017: 4-5. Sumser, T. Hörren, D. Goulson & H. de Kroon, 2017. Early, J., 2017. Oxybelus uniglumis (Linnaeus, 1758) walking More than 75 percent decline over 27 years in total all over a predator. - BWARS, spring 2017: 14-15. flying insect biomass in protected areas. - PLoS ONE Early, J., 2017. Interaction between nesting Symmorphus 12 (10): e0185809, 1-22. bifasciatus (Linnaeus, 1761) and male Heriades truncorum Heijerman, T. & H. Turin, 2017. Tiphia villosa , een (Linnaeus, 1758). - BWARS, spring 2017: 5-7. merkwaardige vondst van een gemuteerd exemplaar Ellis, C.R., H. Feltham, K. Pank, N. Hanley, D. Goulson, (Hymenoptera: Tiphiidae). - Entomologische Berichten 2017. Seasonal complementary in pollinators of soft- Amsterdam 77(1): 2-5. fruit crops. - Basic and Applied Ecologys19: 45-55. Helmantel, J. & J. Bijkerk, 2017. Op weg naar een bloemrijke duurzame vegetatie. - Vakblad Groen 73(3): 40-43.

78 nr. 17, november 2018

Hollis Woodard, S., 2017. Bumble bee ecophysiology: molecular tools to guide bee pollinator conservation. - integrating the changing environment and the organism. Conservation Genetics 18( 3): 501-506. - Current Opionion in Insect Sience 22: 101-108. Mallinger, R.E., H. R. Gaines-Day, C. Gratton, 2-17. Do Hoop, L., T.E.P.A. Lam, J.L.C.H. v. Valkenburg, G. v.d. managed bees have negative effects on wild bees?: A Velde & R.S.E.W. Leuven, 2017. Voorstel voor systematic review of the literature. – PLoS ONE, vergunningsvoorwaarden voor onderzoek, ex-situ 12(12): e0189268. bewaring en bevordering volksgezondheid met Marshall, L., J.C. Biemeijer, P. Rasmont, N.J. Vereecken, invasieve exoten van EU-belang. - Milieukunde, L. Dvorak, U. Fitzpatrick, F. Francis, J. Neumayer, F. Radbout Universiteit, 554, 149 p. Odegaard, J.P.T. Paukkunen, T. Pawlikowski, M. Jacquemin, F., C. Violle, P. Rasmont & M. Dufrêne, 2017. Reemer, S.P.M. Roberts, J. Straka, S. Vray & N. Mapping the dependency of crops on pollinators in Dendocker, 2017. The interplay of climate and land use Belgium. - One Ecosystem 2: 1-9. change affects the distribution of EU bumblebees. - Kallioniemii, E., J. Ånstöm, G.M. Rusch, S. Dahle, S. Global Change Biology 2017: 1-16. Ånström, J.O. Gjershaug, 2017. Local resources, linear Meyer, S., D. Unternährer, R, Arlettaz, J.Y. Humbert, elements and mass-flowering crops determine M.H.M. Menz, 2017. Promoting diverse communities of bumblebee occurances in moderately intensified wild beees and hoverflies requieres a landscape farmlands. - Agriculture, Ecosystems & Environment approach to managing meadows. - Agriculture, 239: 90-100. Ecosystems & Environment 239: 376-384. Kasparek, M., 2017. Resin bees of the anthidiine genus McKendrick, L., J. Provan, U. Fitzpatrick, M.J.F. Brown, Trachusa . - Entomofauna Supplement 21: 1-152. ## T.E. Murray, E. Stolle, R.J. Paxton, 2017. Microsatellite Keeling, M.J., D.N. Franklin, S. Datta, M.A. Brown & analysis supports the existence of three crypic species G.E. Budge, 2017. Predicting the spread of the Asian within the bumble bee Bombus lucorum senu lato. - hornet ( Vespa velutina ) following its incursion into Great Conservation Genetics 18(3): 573-584. Britain - Scientific Reports 7:6240: 1-7. Moerman, R., M. Vanderplanck, D. Fournier, A.-L. Kleijn, D., T.P.M. Fijen, I. Raemakers & J. Scheper, 2017. Jacquemart & D. Michez, 2017. Pollen nutrients better Het behoud van wilde bijen in het landelijk gebied: is explain bumblebee colony development than pollen bloemen zaaien de oplossing? - De Levende Natuur diversity. - Insect Conservation and Diversity 118(3): 98-104. https://doi.org/10.1111/icad.12213 . Kirmer, A., K. Rydgren, S. Tischew, 2017. Smart Mol, A.W.M., 2017. De zwaardwesp Ibalia jakowlewi in management is key for succesful diversication of field Nederland (Hymenoptera: Ibaliidae) - Nederlandse margins in highly productive farmland. - Agriculture, Faunistische Mededelingen 49: 41-46. Ecosystems & Environment 251: 88-89. Mol, A., 2017. De bladwesp Blasticotoma filiceti en de relatie Knight, T., 2017. Short observation of Nomada flava met mieren. - Forum Formicidarum 18(1): 5-13. Panzer, 1798 - BWARS Newsletter, Autumn 2017: 25. Mol, A.W.M. & L.H.M. Blommers, 2017. Nieuwe en Koch, H. & P.C. Stevenson, 2017. Do linden trees kill interessante bladwespen (tenthredinidae: Allantinae) in bees? Revieuwing the causes of bee deths on silver Nederland - Entomologische Berichten Amsterdam linden ( Tilia tomentosa ). - Biology Letters 13: 1-9. 77(5): 248-260. Koster, A., 2017. Alleen inzaaien niet voldoende. - Mol, A.W.M., 2017. Aproceros leucopoda (Hymenoptera: Vakblad Groen 73 (3): 34-39. Argidae) in 2016 wijd verspreid in Nederland. - Koster, A., 2017. Bevlogen.... bijen en wilgen. - Oase lente Entomologische Berichten 77(4): 215-218. 2017: 12-15. Mol, A.W.M., 2017. The status of Selandria albomarginata Koster, A., 2017. De meest voorkomende behangersbij. - Snellen van Vollenhoven (Hymenoptera, Vakblad Groen 73 (5): 20-21. Tenthredinidae). - Entomologische Berichten 77(2): 67. Koster, A., 2017. Een bulldozer onder de bijen. - Vakblad Monceau, K. & D. Thiéry, 2017. Vespa velutina nest Groen 73(4): 22-23. distribution at a local scale: An 8-year survey of the Koster, A., 2017. Factoren voor wilde bijen in tuin, park invasive honeybee predator. - Insect Science 24, 663- en landschap. - Vakblad Groen 73(10): 42-46. 674. Koster, A., 2017. Meer stadsbomen voor bijen, minder Moraal, L., 2017. De vestiging van de tamme- concurrentie. - Vakblad Groen 73(5): 30-35. kastanjegalwesp, Dryocosmus kuriphilus (Hymenoptera: Koster, A., 2017. Welke eetbare planten zijn ook Cynipidae), in Nederland. - Entomologische Berichten voedzaam voor bijen? - Tuin en Landschap 11: 14-17. 77(1): 6-9. Lambrechts, J., K. Boers, S. Feys, M. Jacobs, W. Morrison, J., J. Izquierdo, E. H. Plaza, J. Gonzalez- Machielsen & A. Lefevre, 2017. Monitoring van het Andújar, 2017. The role of field margins in supporting ecoduct Kempengrens over de E34 in Mol (T2). - wild bees in mediterranean cereal agroecosystems. - Natuurpunt Studie i.o.v. Vlaamse Overheid, LNE, Agriculture, Ecosystems & Environment 247: 216-224. Dienst Milieu-integratie Economie en Infrastructuur. Müller, A., 2017. Palaearctic Protosmia bees of the Rapport Natuurpunt Studie 2017/1, Mechelen. subgenus Chelostomopsis (Megachilidae, Osmiini): Loktionov, V.M., A.S. Lelej & Z.-F. Xu, 2017. Review of biology, taxonomy and key to species. - Zootaxa 4227 the Priocnemis hyalinata species-group (Hymenoptera: (2): 287-294. ## Pompilidae), with description of a new species from Müller, A. & T. Griswold, 2017. Osmiine bees of the China. - Zootaxa 4254(5): 551-562. genus Haetosmia (Megachilidae, Osmiini): biology, López-Uribe, M.M., A. Soro, S. Jha, 2017. Conservation taxonomy and key to species. - Zootaxa 4358 (2): 351- genetics of bees: advances in the application of 364. ##

79 nr. 17, november 2018

Nidup, T., W. Klein & P. Dorji, 2017. New records off Naar een Nederlandse naamlijst voor alle Hymenoptera- hover wasps (Hymenoptera: Vespidae: Stenogastrinae) families. - HymenoVaria 14: 38-40. from Bhutan. - Journal of Threatened Taxa 9(7): 10487- Peeters, T.M.J., 2017. Favoriet dier Witbaard zandbij - 10489. Nieuwe Veluwe 1/17: 9. Niehuis, O., G. Krumm, 2017. Another record of the Pérez-de-Heredia, I., E. Darrouzet, A. Goldarazena, P. cuckoo wasp Chrysura rufiventris (Dahlbom, 1853) from Romón & J.-C. Iturrondob, 2017. Differentiating Germany (Hymenoptera: Aculeata: Chrysididae). - between gynes and workers in the invasive hornet Vespa Ampulex 9: 20-21. velutina (Hymenoptera, Vespidae) in Europe. - Journal Nieuwenhuijsen, H., 2017. Werkgroep vlindertuin Groene of Hymenoptera research 60: 119-133. Voet. - HymenoVaria 14: 21-25. Peters, R., L. Krogmann, C. Mayer, A. Donath, S. Nieuwenhuijsen, H. & T. Peeters, 2017. Nederlandse Gunkel, K. Mausemann, A. Kozlov, L. Podsiadlowski, bijen op naam brengen. Deel 1. Verbeteringen en errata. M. Petersen, R, Lanfear, P.A. Diez, J. Heraty, K.M. - HymenoVaria 14: 26-27. Kjer, S. Klopfstein, R. Meier, C. Polidori, T. Schmitt, S. Nieuwenhuijsen, H. & J. Smit, 2017. Verspreiding en Liu, X. Zhou, T. Wappler, J. Rust, B. Misof & O. habitat van de vuurspindoder Eoferreola rhombica in Niehuis, 2017. Evolutionary History of the Nederland (Hhymenoptera: Pompilidae). - Nederlandse Hymenoptera. - Current Biology 27, 1-6. Faunistische Mededelingen 49: 91-99. Praz, C., 2017. Subgeneric classification and biology of Nogueira, D.S., F.Freitas de Oliveira, M.L. de Oliveira, the leafcutter and dauber bees (genus Megachile Latreille) 2017. The real taxonomic identity of Trigona latitarsis of the western Palearctic (Hymenoptera, Apoidea, Friese, 1900, with notes on type specimens Megachilidae). - Journal of Hymenoptera Research 55: (Hymenoptera, Apidae). - ZooKeys 713: 113-130. 1-54. Noordijk, J., A.J. van Loon & R. Morssinkhof, 2017. Een Prokop, J., M. Dehon, D. Miches, M.S. Engel, 2017. An nieuwe mier voor de fauna van Nederland: Formica Early Miocene bumble be from nortern Bohemia lemani (Hymenoptera: Formicidae). - Entomologische (Hymenoptera, Apidae). - ZooKeys 710: 43-63. Berichten Amsterdam 77(5): 234-237. Rasmont, P., J. Devalez, A. Pauly, D. Michez & V.G. Notton, D.G. & H. Norman, 2017. Hawk's-beard nomad Radchenko, 2017. Addition to the checklist of IUCN bee, Nomada facilis , new to Britain (Hymenoptera: European wild bees (Hymenoptera: Apoidea). - Annales Apidae). - Britiah Journal ent. Nat. Hist. 30: 201-214. de la Société entomologique de France 53(1): 17-32. Ornosa, C., F. Torres, F. Rúa, 2017, Updated list of Rasmussen, C., H. T. Schmidt, H.B. Madsen, 2017. bumblebees (Hymenoptera: Apidae) from the Spanish Distribution, phenology and host plants of Danish bees Pyrenees with notes on their decline and conservation (Hymenopthera, Apoides). - Zootaxa 4212(1): 1-100. status. – Zootaxa 4237: 13. Ravoet, J., T. Barbier & W. Klein, 2017. First observation Papanikolaou, A.D., I. Kühn, M. Frenzel, M. Kuhlmnann, of another invasive mud dauber wasp in Belgium: P. Poschloo, S.G. Potts, S.P.M. Roberts & O. Sceliphron caementarium (Drudy, 1773) (Hymenoptera: Schweiger, 2017. Wild bee and floral diversity co-vary in Sphecidae). - Bulletin van de Koninklijke Belgische response to the direct and indirect impacts of land use. - Vereniging voor Entomologie 153: 40-42. Ecosphere 8(11): 1-14. Reemer, M., 2017. Bijen en zweefvliegen in de Paukkunen, J., J. Pöyry, M. Kuussaari, 2017. Species traits ecologische stadsstructuur van Leiden: nulmeting 2016- explain long-term trens of Finnish cucko wasps 2017. - EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, EIS2017- (Hymenoptera: Chysididae). - Insect Conservation and 06: 30 p. Diversity 11: 58-71. Reemer, M., 2017. Bijen en zweefvliegen in wegbermen Pauly, A. & S. Belval, 2017. Atlas des Halictidae de France van de Lithse Polder: nulmeting 2017. - EIS (Hymenoptera: Apoidea). - Belgian Journal of Kenniscentrum Insecten, Leiden, EIS2017-10: 20 p. Entomology 53: 1-34. Reemer, M., 2017. Bijen en zweefvliegen op Peeters, T., 2017. Gaasvliegwespen (Hymenoptera: boerenbedrijven aangesloten bij de Groene Klaver: Heloridae) in de Kaaistoep: 33-35. In: T. Peeters, A. van nulmeting 2017. - EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, Eck & T. Cramer (red.), Natuurstudie in De Kaaistoep EIS2017-12: 23 p. en aangrenzende terreinen in Tilburg. Verslag 2016, 22e Reemer, M., 2017. De bijenfauna van Zuid-Holland: onderzoeksjaars. - TWM Gronden BV, Natuurmuseum trends, prioritaire soorten en belangrijke gebieden. - EIS Brabant & KNNV-afdeling Tilburg, 80 pp. Kenniscentrum Insecten, Leiden, EIS2017-05: 1-52. Peeters, T. & P. Thomas (†), 2017. Priemwespen Rocha Filho, L.C. & L. Packer, 2017. Phylogeny of the (Hymenoptera: Proctotrupidae) in de Kaaistoep: 37-42. cleptoparasitic Megachilini genera Coelioxys and In: T. Peeters, A. van Eck & T. Cramer (red.), Radoszkowskiana , with the description of six new Natuurstudie in De Kaaistoep en aangrenzende subgenera in Coelioxys (Hymenoptera: Megachilidae). - terreinen in Tilburg. Verslag 2016, 22e onderzoeksjaars. Zoological Journal of the Linnean Society 180 (2): 354- - TWM Gronden BV, Natuurmuseum Brabant & 413. ## KNNV-afdeling Tilburg, 80 pp. Ropars, L., I. Dajoz & B. Geslin, 2017. La ville un désert Peeters, T. & R. Vereijken, 2017. Verslag Natuurweekend pour les abeilles sauvages? - J. Bot. Soc. Bot. France 79, KNNV-afdeling Tilburg, 12 en 13 september 2015. - 29-35. KNNV-afdeling Tilburg, 75 pp. Rosa, P. & H. Zettel, 2017. First record of Peeters, T., K.v. Achterberg, W. Heitmans, A. Mol, L. gynandromorphism in the subfamily Chrysidinae Sijstermans, S. Ulenberg, H. Vlug & K. Zwakhals, 2017. (Hymenoptera: Chrysididae). - Linzer biologische Beiträge 50(1): 801-808.

80 nr. 17, november 2018

Schmid-Egger, C., C. van Achterberg, R. Neumeyer, J. Stip, A., 2017. Notities bij een territoriaal mannetje Morinière & S. Schmidt, 2017. Revision of the West Megachile willughbiella . - HymenoVaria 15: 56. Palaearctic Polistes Latreille, with the descriptions of two Teepe, A., 2017. Wildbienenschutz in Niedersachsen. - species - an integrative approach using morphology and HymenoVaria 14: 32-36. DNA barcodes (Hymenoptera, Vespidae). - ZooKeys Vanhellemont, Z., 2017. Comparaison de la variation 713: 53-112. ## génétique au sein de deux espèces d’abeilles solitaires, Schneider, N., 2017. Nids d’hyménoptères aculéates Colletes halophilus et Colletes hederae spécialisées sur deux remarquables observés de 2012 à 2016 au Luxembourg plantes hôtes différentes. - Universite Libre de et en Lorraine proche (Insecta, Hymenoptera, Aculeata). Bruxelles, Promotie-onderzoek, 1-83. - Bull. Soc. Nat. luxemb. 119: 145-148. Veenendaal, R., 2017. Ephialtes manifestator (Hymenoptera: Schreven, S.J.J., 2017. Bijen en wespen in het natte Ichneumonidae) gekweekt uit een nest van Ancistrocerus natuurgebied De Bruuk. - HymenoVaria 15: 59-66. trifasciatus (Hymenoptera: Vespidae: Eumeninae). - Senapathi, D., M.A. Goddard, W.E. Kunin, K.C.R. HymenoVaria 15: 67. Baldock, 2017. Landscape impacts on pollinator Velthuis, H.H.W. & K. Hogendoorn, 2017. The Various communities in temperate systems: evidence and Origins of Social Behavior in Bees. - Bee World 94(1): knowledge gaps. - Functional Ecologys 31: 26-37. 2-7. Smit, J., 2017. Vespa velutina in Nederland. - Venhuizen, G., 2017. In de ban van de bij. - Mens en HymenoVaria 15: 57. Natuur 68 (1): 20-25. Smit, J. & E. van der Spek, 2017. HymenoBiblio 2016. - Veraghtert, W., M. Jacobs & P. Vanormelingen, 2017. HymenoVaria 15: 74-78. Wilde bijenplan Merelbeke - Rapport Natuurpunt Smit, J. & T. Zeegers, 2017. Nest Aziatische hoornaar in Studie 2017/40, Mechelen, 105 p. Dreischor opgespoord. - Vereecken, N.J., 2017. A phylogenetic approach to https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature- conservation prioritization for Europe's bumblebees reports/message/?utm_source=newsletter&utm_mediu (Hymenoptera: Apidae: Bombus ). - Biological m=e-mail&utm_campaign=user-mailing&msg=23795. Conservation 206: 21-30. Smit, J., R. Kleukers & T. Roeke, 2017. Eerste vondst van Vincett, J., 2017. Melitta tricincta , Kirby 1802, in de Aziatische hoornaar in Nederland. - Radnorshire, Mid-Wales. - BWARS, spring 2017: 13. https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature- Vranken, T., 2017. De Bergveldwesp ( Polistes biglumis ). - reports/message/?msg=23764. De Natuurgids 2017-1: 28-29. Smit, J., R. van de Roer, R. Fontein & A. de Wilde - Vray, S., T. Lecocq, S.P.M. Roberts & P. Rasmont, 2017. Eerste vondst van de Aziatische hoornaar Vespa velutina Endangered by laws: potential consequences of nigrithorax in Nederland (Hymenoptera: Vespidae). - regulations against thistles on bumblebee conservation. Nederlandse Faunistische Mededelingen 49: 1-10. - Annales de la Société entomologique de France (N.S.) Smit, J.T., 2017. Verslag 1000-soortendag Haringvliet. - http://dx.doi.org/10.1080/00379271.2017.1304831 Rapport EIS2017-004: 1-30. Wells, D., 2017. Comparative study of the mating flights Smit, J.T. & L. van der Jagt, 2017. Zandhommelnest of the ant species Lasius niger (Linnaeus, 1758) and gevonden. - HymenoVaria 15: 58. Lasius platythorax (Seifert, 1991). - BWARS Newsletter, Smit, J.T. & R.H.A. van Grunsven, 2017. De bijen en Autumn 2017: 26-28. dagvlinders van Overijssel: trends, karakteristieke Westrich, P., 2017. Zur Besiedlung alter und neuer soorten en belangrijke gebieden. - EIS Nederland; Feldwege durch Wildbienen (Hymenoptera, Apidae) in EIS2017-17: 69 p. einem Lößgebiet Südwestdeutschlands. - Eucera 11: 3- Smit, J.T., 2017. Kort verslag Andrena ferox . - 16. HymenoVaria 14: 9. Witt, R., 2017. Bemerkenswerte Stechimmenfunde aus Smit, J.T., 2017. Kort verslag Dwingelderveld. - Niedersachsen (Hymenoptera: Aculeata) - Ampulex 9: HymenoVaria 14: 9-10. 36-39. Söderman, A.M.E., T.I. Irminger Street, K. Hall, O. Woodcock, B.A., J.M. Bullock, R.F. Shore, M.S. Heard, Olsson, H.C. Prentice, H.G. Smith, 2017. The value of M.G. Perreira, J. Redhead, L. Ridding, H. Dean, D. small arable habitats in agricultural landscape: Sleep, P. Henrys, J. Peyton, S. Hulmes, L. Hulmes, M. Importance for vascular plants in the provisioning of Sárospataki, C. Saure, M. Edwards, E. Genersch, S. floral resources for bees. - Ecological Indicators 84: Knäbe & R.F. Pywell, 2017. Country-specific effects of 553-563. neonicotinoid pesticides on honey bees and wild bee.s - Spek, E. v.d., J. Prijs, J. Smit, M. Kos, A. Teepe & H. Science 356: 1393-1395. Nieuwenhuijsen, 2017. Verslag voorjaarsexcursie naar 't Zeegers, T., 2017. Effecten van agrarisch natuurbeheer in Roegwold e.o. 6 mei 2017. - HymenoVaria 15: 48-50. de Hoeksche Waard op de diversiteit en abundantie van Spek, E. van der, 2017. - Verslag studiedag 'Wildbienen & bloembezoekende insecten, in het bijzonder bestuivers. Co in Niedersachsen und Bremen'. - HymenoVaria 14: - EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, EIS2017-15, 32 30-31. p. Spek, E. van der, 2017. Meewerken aan de bijenatlas voor België. - HymenoVaria 15: 51-53. Spek, E. van der, S. Schreven, J. Smit, M. Kos, H. Nieuwenhuijsen, B. Jeucken, J. Prijs & A. de Wilde, 2017. Verslag zomerexcursie naar De Bruuk, 6-8-2016. - HymenoVaria 14: 5-8.

81 nr. 17, november 2018

zeldzaamheid. Dit is gedaan voor 331 soorten, die zich in Nederland voortplanten (of zich Boekbespreking: voortgeplant hebben). 28 soorten zijn niet in de lijst opgenomen, zij worden, met opgaaf van reden, Basisrapport voor de besproken. Op grond van trend en zeldzaamheid wordt een soort geplaatst in een trend- Rode Lijst Bijen respectievelijk zeldzaamheidsklasse. De combinatie van beide klassen levert de RL categorie van de Hans Nieuwenhuijsen soort op.

Reemer, M., 2018. Basisrapport voor de Rode Lijst Bijen. EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden. 171 p. Rapportnummer EIS2018-06. Er zijn slechts 100 papieren exemplaren van dit basisrapport gedrukt; er is nog een klein aantal daarvan voor leden van de sectie Hymenoptera beschikbaar. Zolang de beperkte voorraad strekt kunnen sectieleden gratis een papieren exemplaar aanvragen via [email protected] , tegen alleen de portokosten. Ook te downloaden: www.bestuivers.nl/rodelijst of hymenovaria.nl/publicaties.

Het basisrapport voor de Rode Lijst bijen is opgesteld in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Vanaf 30 april 2018 is het de officiële Rode Lijst Bijen, gepubliceerd in de Staatcourant. Voordat ik de rapport bespreek wil ik eerst de vraag beantwoorden wat het betekent voor een bijensoort op de Rode Lijst (RL) te staan. Het betekent niet dat de soort wettelijk beschermd is. Dat zijn alleen de soorten die in de nieuwe Wet Natuurbescherming zijn opgenomen. Onder die wet vallen (nog) geen bijensoorten. Op de RL staan betekent wel dat gemeenten, provincies, het rijk en natuurbe- schermingsorganisaties zoveel mogelijk beheers- en beschermingsmaatregelen moeten nemen om de Ik heb wat moeite met de volgorde van de bedreigingen voor deze soorten weg te nemen. onderdelen in dit belangrijke hoofdstuk. Het lijkt mij Het rapport bestaat uit de volgende hoofdstukken: logischer eerst de criteria -trend en zeldzaamheid- te inleiding, methode, rode lijst, bijen in internationaal bespreken op grond waarvan men de soort gaat perspectief, bedreigingen en maatregelen en indelen. Vervolgens komen de trend- en monitoring en evaluatie. De literatuurlijst en drie zeldzaamheidsklassen ter sprake en tot slot de bijlagen besluiten het rapport. De bijlagen zijn: totale plaatsing van een soort op grond van de combinatie soortenlijst en uitkomsten zeldzaamheids- en van de klassen in een RL categorie. Een ander punt trendbepalingen (H.N. RL s.l. zie hieronder), is de vaagheid van het begrip RL, zie daarvoor ecologisch relevante eigenschappen van de uit hieronder mijn opmerkingen bij hoofdstuk 3. Een Nederland bekende bijensoorten, gesorteerd op RL positief punt is het consequent gebruik van kleuren categorie (H.N. RL s.l. zie hieronder) en in de lijsten en tabellen door het hele rapport heen bijensoorten van de RL per provincie (H.N. RL s.s, b.v. zwart voor de categorie ‘verdwenen”, licht geel zie hieronder). voor de categorie ‘gevoelig”, enzovoort. ● Hoofdstuk 3 draagt als titel Rode Lijst. Van 331 Enkele hoofdstukken, tabellen en bijlagen verdienen zich in Nederland voortplantende bijensoorten is de volgens mij een nadere bespreking. RL categorie vastgesteld, 181 soorten blijken ● Hoofdstuk 2 Methode beschrijft de Rode Lijst bedreigd. In dit hoofdstuk is opgenomen ‘Voorstel categorieën en de plaatsing van een bijensoort in een Rode Lijst 2018’ en “Een vergelijking met bepaalde categorie op grond van trend en basisrapport Rode Lijst 2003”. Een tabel vergelijkt

82 nr. 17, november 2018 beide RL’s en trekt daaruit conclusies over maar slechts één soort, de duinzijdebij, die het bij veranderingen in RL-categorie van een aantal ons goed doet, staat in de Europese RL s.s. en 10 bijensoorten. De trend is dat 14 soorten niet meer soorten staan in de RL s.l.. Je kunt stellen dat we op de rode lijst staan, ze zijn verplaatst naar TNB voor deze ene soort een Europese verantwoorde- (thans niet bedreigd), 21 soorten gaan naar een lijkheid dragen. lichtere categorie, 28 naar een zwaardere en 37 zijn ● Hoofdstuk 5 gaat over bedreigingen en nieuw op de rode lijst (van TNB naar een andere maatregelen. Uitgangspunt is bijlage 2. Ecologische categorie). Kortom: het gaat niet goed met de relevante eigenschappen van de uit Nederland Nederlandse bijen. In paragraaf 3 van dit hoofdstuk bekende bijensoorten, gesorteerd op RL (s.l.) worden, per rode lijst categorie, de 181 bedreigde categorie. In deze overzichtelijke tabel, waarin de bijensoorten besproken. Per soort worden vermeld soorten niet gesorteerd zijn op RL categorie, zijn per de RL categorie van 2018 en 2003; de criteria soort aangegeven: RL categorie, sociaal, koekoek, zeldzaamheid en trend sinds 1950 en de boven-/ondergronds nest, bloembezoek (oligo- bedreigingen en maatregelen. polylectisch), afhankelijk van vlinderbloemigen en Wat mij betreft had hier -of beter al in hoofdstuk 2- areaalgrens in Nederland. In cirkeldiagrammen is het begrip RL scherper gedefinieerd moeten worden. van enkele eigenschappen, bijvoorbeeld koekoek, Is het nu een lijst inclusief (nog) niet bedreigde oligo-poly, enz. de verdeling over de verschillende soorten of één met uitsluitend soorten in gevaar? RL categorieën weergegeven en we lezen de Tabel 6 “Voorstel van de Rode Lijst Bijen” bevat de conclusies die daaruit getrokken worden. Daarna 181 bedreigde soorten, terwijl tabel 7 “Rode Lijsten volgen besprekingen van de zo langzamerhand wel 2003 – 2018” de 331 onderzochte bijensoorten bekende bedreigingen: schaalvergroting landbouw, bevat. Voor mijzelf heb ik tabel 6 maar RL s.s. vermesting, verdroging, bloemarmoede, genoemd en tabel 7 RL s.l. Rode Lijsten s.l. lenen bestrijdingsmiddelen, klimaatverandering, zich, volgens mij, voor het volgen van de honingbijen en te grootschalig natuurbeheer. Tot ontwikkelingen in onze bijenfauna, terwijl een RL slot komen de maatregelen aan bod zoals s.s., denk ik, handvatten geeft voor beheer en maatregelen op landelijk niveau, maatregelen in bescherming. natuurgebieden en maatregelen in agrarische en ● Hoofdstuk 4 betreft Bijen in internationaal stedelijke gebieden. (Europees) perspectief. Hierin wordt de status van ● Het laatste hoofdstuk, nummer 6, gaat over de Nederlandse bijen (RL s.l.) vergeleken met de monitoring en evaluatie. Zoals hierboven al Europese status en die in Duitsland. Om de vraag te opgemerkt is het gewenst per 10 jaar een RL s.l. op beantwoorden of Nederland ten opzichte van in te stellen voor de Nederlandse bijen. Uit die RL kan Europa bedreigde bijen een verantwoordelijkheid dan een RL s.s. worden gedistilleerd. Uit een heeft, dient de vergelijking met de Europese lijst. vergelijking tussen de oude en de nieuwe RL s.l. Het blijkt dat 11 (en niet 12) Nederlandse soorten in kunnen conclusies getrokken worden over de Nederland de status TNB hebben, terwijl ze resultaten van de maatregelen, die in die 10 jaar Europees de status KW (kwetsbaar) of GE genomen zijn om onze bijenfauna te stimuleren. Er (gevoelig) hebben. Hoewel deze soorten dus niet op zijn plannen om ook bijen te gaan monitoren, zoals de Nederlandse RL s.s. staan, hebben we er dat al jaren gebeurt met de vlinders. De moeilijkheid Europees gezien toch een zekere bij bijen is de herkenning van soorten in het veld. verantwoordelijkheid voor. Vergelijking met de Het hoofdstuk besluit met een staafdiagram waarin Duitse lijst laat zien dat 26 soorten bij ons de TNB per provinciestaaf het aantal bijensoorten is status hebben, terwijl ze in Duitsland de KW of de aangegeven en hun verdeling over de RL s.l. GE status hebben. categorie. De RL s.s. soorten per provincie staan in Is het vergelijken van onze lijst met de Europese wel bijlage 3. zinvol? Hebben wij, gezien de status van een Wat betreft het opleiden van bijenherkenners, die Europese soort, een zekere verantwoordelijkheid? In deel kunnen nemen aan de monitoring is voor de Europa leven zo’n 1950 bijensoorten. Van 1535 sectie Hymenoptera van de NEV een mooie taak soorten is te weinig bekend om een weggelegd. EIS heeft al een stap gezet met een bedreigingsstatus vast te stellen, van zo’n 400 jeugdbond bijenkampje in 2016. En misschien soorten kan dat wel. Daarvan staan 77 op de RL s.s., kunnen onze Belgische collega’s met hun cursussen dat is 4% van de Europese bijen. Nog altijd 4% ‘bijenherkenning” ons wat tips geven. teveel maar vergelijk dat met onze 55%! Waar vallen Afsluitend: Voor mij ligt een rapport dat de stand de grootste klappen in Europa? In het alpengebied van de Nederlandse bijenfauna op een zeer grondige en een deel van Centraal Europa. Volgens het wijze behandelt. En nu aan de slag met de rapport staan 11 (en niet 12) bijensoorten in zowel aanbevelingen. de Europese als de Nederlandse RL s.l. Dat klopt,

83 nr. 17, november 2018

Ik heb het boek (uiteraard) nog niet gelezen, maar alleen doorzocht, vandaar dat deze bespreking Boekbespreking: Die slechts globaal is. Wel heb ik het naast de eerste boeken gelegd. Het nieuwe boek is nog rijker Wildbienen Deutschlands geïllustreerd met foto’s dan de beide eerste, er zijn o.a. meer soorten (niet alle) afgebeeld. Jan Smit • Het hoofdstuk over het onderzoeksgebied van de eerste delen (Baden-Württemberg) is in het nieuwe boek weg gelaten. Westrich, P., 2018. Die Wildbienen Deutschlands. - • Het hoofdstuk over de “Die Lebensräume der Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart, 821 p., prijs € 99,-, Wildbienen” geeft informatie over groot aantal exclusief verzendkosten. leefgebieden of bijenbiotopen, met name wat het belang ervan is voor bijen. Dit hoofdstuk is Eind 80er jaren van de vorige eeuw verschenen de ongeveer gelijk van opbouw als de eerdere boeken, beide handzame boeken van Paul Westrich over de met grotendeels dezelfde paragrafen. De tekst bijen van Baden-Württemberg (Westrich 1989). verschilt wel. In sommige hoofdstukken is de Deze boeken gaven de bijenstudie in Duitsland, informatie beperkter dan in de eerste boeken. maar ook o.a. in Nederland een flinke impuls. Bijvoorbeeld de paragraaf over “Weinberge” omvat Eindelijk was er een standaardwerk waarin veel in het eerste boek 2½ pagina tekst, in het nieuwe informatie bijeen gebracht was en waarin het lekker boek ruim 1 pagina tekst. Andere zijn veel bladeren en zoeken was naar gegevens. uitgebreider, bijvoorbeeld “Küstendünen”, Nu is er dan een boek verschenen in hetzelfde “Brachen” en “Äcker und Feldkulturen”. stramien van dezelfde schrijver over de bijen van • Over de biologie van de bijen is sinds het heel Duitsland. Eerste verschil? Het is één verschijnen van zijn eerste boeken veel meer bekend loodzware pil, van iets groter formaat dan de andere geworden, vandaar dat het hoofdstuk “Die boeken, maar iets minder dik: 821 pagina’s Lebensweise der Bienen” veel meer pagina’s in tegenover 972 pagina’s. Door het formaat en de beslag neemt. Met name het deel over de omvang is het nieuwe boek echter veel minder “Lebensweise und Verhalten mitteleuropäischer handzaam in het gebruik. Bienen” is bijna vijftig pagina’s langer. In deze paragraaf wordt de leefwijze van meer soorten als voorbeeld genomen en de informatie is geactuali- seerd. De volgorde is ook anders dan in de eerste boeken. • Het hoofdstuk “Nutzniesser und Gegenspieler” gaat over allerlei parasieten en dieren die bijen eten. De tekst van enkele paragrafen is grotendeels hetzelfde als in de andere boeken, wel zijn sommige toen vermelde literatuurverwijzingen vervangen door andere. De paragraaf over de oliekevers is bijvoorbeeld uitgebreider, met de bespreking van vier verschillende soorten. In de paragraaf over Strepsiptera heeft Westrich helaas de nieuwste ontwikkelingen (Juzova et al., 2015) niet mee genomen. In de paragraaf over “Schmalbauch- wespen, Gasteruptionidae” is nu een tabel opgenomen van Gasteruption -soorten met hun tot nu toe gevonden gastheren. • “Bienen und Blüten”, dit hoofdstuk geeft informatie over bloembezoek, wat bijen op bloemen halen en hoe pollen verzameld worden. Dit deel is geactuali- seerd ten opzichte van de andere boeken, bijvoor- beeld met het verzamelen van pollen door middel van vibratie en er is een tabel met de benodigde hoeveelheid pollen voor het bevoorraden van één broedcel. Over de concurrentie tussen bijen is de Wat zijn de inhoudelijke verschillen met de vorige laatste decennia ook veel meer bekend geworden, boeken? die paragraaf is dan ook flink uitgebreid, met daarin

84 nr. 17, november 2018

verwijzing naar recente literatuur. In de paragraaf levenswijze, nestwijze, bouwmateriaal en bloem- over “Die Nahrungspflanzen der Wildbienen” wordt bezoek. Een totaallijst met o.a. de synoniemen per plantenfamilie uitgelegd wat het belang voor ontbreekt in dit boek, die stond wel in de eerdere bijen is en welke soorten bijen er op halen. Deze boeken. Westrich is niet helemaal consequent, hij paragraaf is korter geworden. Daarop volgt een gebruikt soms wel nieuwe namen, zoals Andrena lange plantenlijst, per plantensoort wordt een lijst scotica , voorheen Andrena carantonica genoemd en nog van bezoekende bijen gegeven, met eerst de vroeger Andrena jacobi . Deze synoniemen zijn in het oligolectische soorten en daarna de polylectische boek dus niet terug te vinden. In de beschrijvingen soorten die de betreffende plant bezoeken. staan uiteraard meer soorten dan in ons land • Opvallend is dat de hoofdstukken over voorkomen. Nagenoeg alle Nederlandse achteruitgang en bedreiging van wilde bijen en het bijensoorten zijn er te vinden; Epeolus tarsalis hoofdstuk over beschermingsmaatregelen uit de ontbreekt, omdat deze niet in Duitsland voorkomt. eerste boeken in dit boek niet zijn opgenomen. Terwijl de situatie van de wilde bijen in de laatste Ondanks enkele bezwaren vind ik dat in de bijenkast decennia alleen maar veel meer verslechterd is. van de echte wilde bijenliefhebber dit nieuwe Blijkbaar gaat Westrich er van uit dat daar al genoeg standaardwerk niet mag ontbreken. Het is een over gepubliceerd is. Ik vind het echter een gemis in informatief boek waarin het heerlijk grasduinen is, zijn boek, temeer daar er diverse recente mede door de vele illustraties. ontwikkelingen zijn die het beschermen van de leefgebieden van wilde bijen alleen maar dringender Literatuur maken. Denk bijvoorbeeld aan nieuwe Juzova, K., Y. Nakase & J. Straka, 2015. Host landbouwbestrijdingsmiddelen zoals specialization and species diversity in the genus Stylops neonicotinoiden. (Strepsiptera: Stylopidae), revealed by molecular • phylogenetic analysis. - Zoological Journal of the Hoofdmoot ook van dit boek zijn de soortbespre- Linnean Society, 174, 228-243. kingen van de bijen. In totaal zijn 565 soorten Michener, C.D., 2007. The bees of the world. Second opgenomen (320 pag.), uiteraard flink wat meer dan edition. - Uitg. Johns Hopkins, 953 p. in de delen over één bondsland (Baden- Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Württemberg). Per soort omvat dit: naam, kenschets Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, C. van uiterlijk, verspreiding in Duitsland, leefgebied, Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. nestwijze, bloembezoek, broedparasieten, fenologie. Roos M & M. Reemer, 2012. De Nederlandse bijen Bij de broedparasieten ontbreken: leefgebied en (Hymenoptera: Apidae s.l.). Natuur van Nederland 11. - nestwijze, maar worden de gastheren vermeld. Naturalis Biodiversity Center & EIS-Nederland, Leiden, 544 p. Helaas ontbreken verspreidingskaartjes. Het Westrich, P., 1989. Die Wildbienen Baden-Württembergs belangrijkste verschil van dit boek met de beide Teil I, II. - Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart, 972 p. andere en voor mij het meest storend is de volgorde van de soorten. Westrich heeft daarbij de systematiek van de families in Michener (2007) gevolgd en per genus de soorten alfabetisch gerangschikt. Met als resultaat dat je altijd in de Boekbespreking: Stachel index op moet zoeken waar welke soort staat. In zijn eerste boeken stonden de soorten in alfabetische und Staat volgorde, evenals trouwens in onze bijenatlas (Peeters et al. 2012) en dat is veel gemakkelijker Theo Peeters zoeken. Daarnaast houdt hij vast aan een aantal oude namen. Bijvoorbeeld Osmia leucomelana in plaats van Hoplitis leucomelana . Als je zoekt naar deze soort Michael Ohl, 2018. Stachel und Staat. Eine in de index wordt je via ‘Hoplitis ’ verwezen naar leidenschaftliche Naturgeschichte von Bienen, Wespen pagina 592, daar staat een tabel met de soorten van und Ameisen. - Droemer Verlag, 336 pp. ISBN 978-3- dit genus met hun oude namen. En dan blader je dus 426-27749-2; Prijs: 39,99 euro. naar de betreffende soort. Hij verdedigt dit door te zeggen dat die naamsveranderingen veel Via facebook was dit nieuwe boek bij mij al een keer onduidelijkheid veroorzaken. Echter door de nieuwe langsgekomen en toen we dit jaar onze namen niet te gebruiken vergroot hij die zomervakantie in Freiburg doorbrachten heb ik het onduidelijkheid alleen maar, houdt het in ieder geval dan ook meteen gekocht. Een extra vakantieboek in stand. Achter in het boek (pag. 734) staat wel een waarin ik tijdens de 30+ dagen gretig heb zitten lijst van deze soorten. Achterin staat ook een lezen. totaaltabel van de soorten, met verkort de

85 nr. 17, november 2018

Stachel und Staat oftewel vrij vertaald angel en volk; Een enkele keer staan zowel man en vrouw van een mooie statige titel voor een boek; een titel die dezelfde soort op de foto, soms staat niet vermeld of tevens duidt op het begin en eind van de een vrouw of een man is afgebeeld. Van de 20 evolutionaire weg die afgelegd is binnen bepaalde wespenfamilies (inclusief mieren) genoemd in groepen van de angeldragers die centraal staan in dit hoofdstuk 2 over diversiteit zijn foto’s van slechts 9 boek. families opgenomen. Gewone soorten zoals Het boek begint met een inleiding over Paravespula germanica en P. vulgaris , Formica rufa, Lasius ‘Leidenschaft. Von der Poetik des Sammelns und niger of Anoplius viaticus ontbreken, en helaas ook ungehobenen Schätzen’. Leidenschaft is het Duitse soorten die in de tekst extra aandacht krijgen. De woord voor passie en als je dit woord in je ondertitel overige foto’s en illustraties in het boek zijn o.a. en inleiding gebruikt moeten de vonken er ook een oude platen uit oude boeken (17 e, 18 e, 19 e eeuw), beetje vanaf spatten, toch? Oordeel zelf als je het waar geen auteursrechten meer op zitten, van boek leest; ikzelf zal hier straks nog even op collega’s of studenten van de auteur; twee foto’s zijn terugkomen. van de auteur zelf. De macrofoto’s zijn mooi maar Na de inleiding is het boek verdeeld in 9 verder niet spannend of slechts illustratief voor een hoofdstukken. De titels van de hoofdstukken zijn enkel hoofdstuk in het boek. Voor een meer kort en krachtig en de onderwerpen die aan de bod functionele toepassing in de verhalen, van allerlei komen zijn als volgt verdeeld. gepassioneerde momenten van de auteur zelf en van 1. Annäherung. Von der Wüste in die Sammlung. de mensen die hij heeft ontmoet had ik liever foto’s 2. Vielfalt. Von Evolution und Manigfaltigkeit. gezien. Bijvoorbeeld van het uitgraven van een 3. Entdeckung. Von Wespenbeschreibern und honingmier ( Myrmecocytus ) of van de meest pijnlijk Bienenbeobachtern. stekende mier Paraponera clavata of van de 4. Verwechslung. Vom Warnen, Tauschen und onderzoekers Arnold Menke en Justin Schmidt. Wat Nachahmen. mij betreft had de afstemming van foto’s en tekst in 5. Verführung. Von Bienen und Blüten. het boek beter en functioneler en met meer 6. Raum. Von der Vielfalt der Nestarchitektur. passievolle beelden kunnen worden uitgewerkt. 7. Staat. Vom Vorteil des Zusammenlebens. 8. Schmerz. Von Stacheln und Giften. 9. Perspektiven. Von Natur und Mensch. Het boek besluit met een woord van dank, een lijst met referenties per hoofdstuk, een register en een toelichting per gebruikte foto. Het boek is stevig gebonden, duidelijk vormgegeven en rijk geïllustreerd met foto’s en tekeningen, platen uit veelal oude boeken, en leest daardoor prettig. Het meest opvallende bij een eerste scan, het doorbladeren van het boek zijn de illustraties en met name de twee katernen met macrofoto’s tussen de hoofdstukken; daarover eerst enkele opmerkingen. De foto’s zijn gemaakt door Bernhard Schurian. Macrofoto’s van vooral wespen met een pikzwarte achtergrond, al eerder gezien ergens op een beeldscherm of boek, maar ik weet niet meer waar. Sommige foto’s vind ik indrukwekkend, ware kunstwerkjes. Mijn favorieten zijn de mierwespen van het genus Dasymutilla . Andere foto’s vind ik duidelijk minder fraai zoals de honingbij Apis mellifera en de heizijdebij Colletes succinctus . In totaal worden in de twee katernen van 48 taxa foto’s getoond. Met een verdeling van 6 mieren, 7 bijen en 35 wespen ligt het zwaartepunt van de foto’s, en overigens ook van de tekstdelen, duidelijk bij de wespengroepen; niet verwonderlijk voor een (graaf- )wespenonderzoeker zoals Michael. De meest taxa De afzonderlijke hoofdstukken van het boek zijn staan eenmaal op de foto, sommige taxa zijn ook los van elkaar te lezen want het is geen meermaals opgenomen zoals Stictia carolina waarvan doorlopend verhaal. Wel zit er een opbouw in de vier foto’s zijn opgenomen; vraag me niet waarom! volgorde van de verschillende hoofdstukken. Mijn

86 nr. 17, november 2018 gevoelens gedurende het lezen van de hoofdstukken nog een stuk aangenamer hebben gemaakt en het laat ik in de volgende zinnen opborrelen. In de verhaal samenhangender. De mieren en bijen eerste drie hoofdstukken herkende ik de passie, was weglaten? Ook geen gezeur over Maja de bij, want ik nog nieuwsgierig en bedacht zelf nog uitstapjes die paden leiden af van jouw eigen wespenverhalen. die ik interessant had gevonden. Zo zou in Daar ligt je passie! Misschien is dat (te)veel gevraagd. hoofdstuk 1 een bespreking met kaart- en Daarvoor moet je naast taxonoom toch ook een fotomateriaal van bezochte ‘woestijngebieden’, de beetje etholoog en ecoloog zijn en tevens de hotspots van veel angeldragende wespen, een gepassioneerde momenten van jezelf, je collega, prachtig onderwerp zijn geweest om verder uit te mede-onderzoeker of voorbijganger bij je werken. Nu komt dit onderwerp slechts op enkele onderzoek, in het verhaal betrekken in woord en bladzijden in hoofdstuk 1 ter sprake omdat de beeld. Een kwestie van groei, ouder worden...? graafwespenspecialist Arnold Menke daar in de buurt woont en heeft gewezen op een naamgenoot Alles bij elkaar een mooi, stevig, leerzaam en vlot van Michael Ohl die daar heeft geleefd. Hoofdstuk 3 geschreven boek. Een aanrader voor eenieder met is een samenvoeging van verhalen van liefde voor insecten en voor allen met voorliefde gepassioneerde voorgangers uit vroegere eeuwen en voor angeldragers. een enkele collega uit de huidige tijd. Velen van hen Michael van harte proficiat met dit tweede boek, ik staan in dit hoofdstuk enkele bladzijden in de ben nieuwsgierig naar een volgende. belangstelling zoals o.a. Christ (1739-1813), Kohl (1865-1924), Handlirsch (1865-1935), Cockerell (1866-1948), Friese (1860-1948), Forel (1848-1931), von Frisch (1886-1982). Ietwat teveel alleen Duitstalige voorgangers! De ‘blauwe bijbel’ van Boekbespreking: Zet de Bohart & Menke wordt genoemd maar de ‘bijbels’ van de mieren en bijen ontbreken. berm in bloei voor de bij! Na hoofdstuk 4 kreeg ik de neiging om het boek weg te leggen. In hoofdstuk 5 en 6 heb ik me door Jan Smit de talrijke opsommingen van o.a. nesttypen geworsteld en in hoofdstuk 7 begon ik weer nieuwsgierig te worden. Hoofdstuk 8 over ‘pijn’, IVN Westerveld, 2018. Zet de berm in bloei voor de bij!. grotendeels opgehangen aan onderzoek van Justin – KNNV Uitgeverij, Zeist, 112 p. ISBN-978 90 5011 658 Schmidt, vond ik een interessant onderwerp en 9. Prijs: € 17,95, exclusief verzendkosten. hoofdstuk 9 vooral over het ‘grote insectensterven’ een wat merkwaardige uitleiding voor dit boek. Al Dit boekje geeft praktische handleidingen voor de krijgt het boek nog een persoonlijke kleur in de organisatie en uitvoering van bijvriendelijk laatste paragraaf over ‘Leidenschaft und Neugier’ als bermbeheer. Het boek bestaat uit drie delen. we lezen dat het boek is opgedragen aan de In het eerste deel staat informatie over bijen, de overleden jongere zus van de auteur. Frauke Ohl relatie met bloemen en de achteruitgang van bijen. werkte aan de Universiteit Utrecht op de faculteit In dit hoofdstuk staan enkele onzorgvuldigheden, Diergeneeskunde als hoogleraar Dierenwelzijn en met name bij het benoemen van de soorten op de Proefdierkunde en stierf begin 2016 op 50tig jarige afbeeldingen. leeftijd; veel te vroeg voor een mensenleven! Michael Het tweede deel geeft een beschrijving van het wijdt een paar mooie zinnen aan hun relatie. project van deze IVN-afdeling. Het sterke van hun aanpak is dat ze zoveel mogelijk bewoners van de Kortom: ik had na de inleiding en eerste gemeente wilden informeren en betrekken bij het hoofdstukken een meer persoonlijke kleur, passie project, om zoveel mogelijk draagvlak te creëren bij door het boek heen verwacht. Wat heb je gezien en de inwoners van de gemeente. Er was onder andere meegemaakt op je verzamelreizen, bezoeken aan de informatie voor winkelend publiek, een activiteit verschillende wespen-hotspots. Maar ook eigen voor bejaarden en een educatief project voor analyses van woestijnen en (graaf- scholen. Daarnaast werd een tweedaags symposium )wespengezelschappen, aangevuld met eigen meer gehouden, met als meest aansprekende spreker Dave functionele en passievolle foto’s zou het lezen m.i. Goulson.

87 nr. 17, november 2018

Resultaten van onderzoek

Regina Oors, Erik van der Spek

Onderzoekers publiceren hun resultaten regelmatig in vaktijdschriften. Van enkele recente artikelen hierbij de samenvatting om een beter beeld te krijgen van de resultaten van dit onderzoek. Het volledige verhaal is gewoonlijk digitaal te vinden.

Arce, A.N., A.R. Rodrigues, J. Yu, T.J. Colgan, Y. Wurm & R.J. Gill, 2018. Foraging bumblebees acquire a preference for neonicotinoid-treated food with prolonged exposure. - Proceedings Royal Society B 285: 7 p. http://rspb.royalsocietypublishing.org/content/285/188 5/20180655 .

Zijn pesticiden verslavend voor bijen ?

In het Londonse Imperial College en de Queen Het derde deel beschrijft de verschillende activiteiten Mary University is begin dit jaar een interessant die uitgevoerd zijn. Belangrijk bij dit alles was de onderzoek gedaan naar het effect van relatie met de gemeente, omdat die verantwoordelijk neonicotinoiden op bijen. Er wordt op dat vlak is voor het beheer van de bermen. Maar ook voor de geregeld zinvol onderzoek gedaan, waarbij er wordt tuinen en balkons van inwoners werd informatie onderzocht wat het effect is van deze pesticiden op verstrekt en workshops georganiseerd o.a. voor het bijen, maar zonder dat er rekening wordt gehouden maken van bijenhotels. met de mogelijkheid dat bijen in het wild een andere De nadruk van dit boekje ligt echt op de praktijk en keuze maken. die is uiteraard niet zo over te nemen voor elke situatie, maar het boekje geeft wel veel Deze onderzoekers wilden onderzoeken welke keuze handreikingen over hoe een dergelijk projekt hommels zouden maken als ze de keuze hebben aangepakt kan worden. Veel van de praktische zaken tussen voedsel met en voedsel zonder zijn ook op hun website te vinden: neonicotinoiden. De stelling was dat onderzoeken http://ivn-westervel.nl/digitale_werkmap/ . tot nu toe steeds zijn uitgevoerd om het effect van

neonicotinoiden op bijen te achterhalen, wat op zich

waardevolle studies zijn. Bijen kunnen in de praktijk echter zelf kiezen waar ze hun voedsel halen. De onderzoekers wilden proberen te achterhalen of de bijen de pesticiden zouden kunnen detecteren en of ze dat voedsel dan vervolgens uit de weg zouden gaan.

Het team van onderzoekers volgde 10 hommelkolonies gedurende tien dagen, waarbij elke kolonie in zijn foerageergebied zowel suikeroplossingen met en zonder toegevoegd neonicotinoide kreeg aangeboden. Bij de onderzoeksopzet werd de daadwerkelijke blootstelling zo realistisch mogelijk nagebootst. Door een realistische reeks concentraties toe te passen in het foerageergebied, herhaalde interacties met de pesticide en gebruik te maken van hele

88 nr. 17, november 2018 hommelvolken zodat er op de gebruikelijke sociale van bloemen laat in het seizoen in organische wijze werd gecommuniceerd. kunstweiden van cruciaal belang is om de stabiliteit van de hommelsoorten in de loop van het jaar te Waar aanvankelijk de hommels het suikerwater met behouden. Dit door het verminderen van de kans pesticide meden, werd dit anders als ze de smaak op voedseltekort in die periode, wanneer de meeste eenmaal te pakken hadden. Dan gingen ze juist hommelkolonies nieuwe koninginnen produceren. steeds meer van het bespoten voedsel eten. Ze De constante aanwezigheid van de rijkdom aan bleken een voorkeur te krijgen voor het voedsel met hommelsoorten was hoger in organische dan in de pesticide. De onderzoekers wisselden de conventionele graangebieden, terwijl de stabiliteit voederbakjes, maar dat maakte geen verschil. De van de vlindersoorten gedurende het jaar en tussen hommels konden dus inderdaad wel de pesticide de jaren niet beïnvloed werd door het detecteren, maar bleken er een voorkeur voor te landbouwsysteem. Op bedrijfsniveau ontdekten we krijgen. De pesticide in kwestie is scheikundig dat de ruimtelijke stabiliteit van de vlinder- en verwant met nicotine uit tabak. Hoofdonderzoeker hommelsoorten rijker was in organische dan in Richard Gill ziet in het gedrag van de hommels conventionele boerderijen, maar dit werd niet symptomen van verslaving die te vergelijken zijn met verklaard door een grotere ruimtelijke continuïteit de verslaving aan tabak bij mensen. van bloemhulpbronnen. Het onderzoek toont aan dat biologische landbouw de fluctuaties in ruimte en De toenemende voorkeur van de werksters voor het tijd van de rijkdom aan hommels en vlindersoorten het voedsel met de neonicotinoide verhoogt het vermindert. Bovendien verhoogt het vergroten van risico voor de kolonie bij langdurige blootstelling de bloemenrijkdom de aanwezigheid van hommels aan pesticide van de kolonie. en vlinders, ongeacht het landbouwsysteem. Biologische landbouw en toenemende De Standaard van 31 augustus 2018 besteedde beschikbaarheid van bloemenhulpbronnen dragen aandacht aan dit onderzoek en bevat een goede bij aan het handhaven van de stabiliteit gedurende samenvatting. het jaar en tussen de jaren, van hommels en vlinders in landbouwlandschappen .

Carrié, R., J. Ekroos & H.G. Smith, 2018. Organic farming supports spatiotemporal stability in species Polce C. J. Maes, X. Rotllan-Puig, D. Michez, L Castro, B. richness of bumblebees and butterflies. - Biological Cederberg, L. Dvorak, U. Fitzpatrick, F. Francis, J. Conservation, volume 227: 48-55. Neumayer, A. Manino, J. Paukkunen, T. Pawlikowski, S. Roberts, J. Straka & P. Rasmont, 2018. Distribution of De stabiliteit in ruimte en tijd van wilde organismen, bumblebees across Europe. - One Ecosystem 3: e28143. zoals bloembezoekende insecten, is van cruciaal https://doi.org/10.3897/oneeco.3.e28143 belang om een hoge biodiversiteit in agro- ecosystemen te garanderen. Terwijl is aangetoond Bestuivende insecten zijn een essentieel onderdeel dat het aandeel van semi-natuurlijke habitats in van biodiversiteit; ze spelen ook een belangrijke rol landschappen de soortenrijkdom aan bij de reproductie van veel soorten wilde planten en bloemenbezoekers stabiliseert, is het effect van gewassen. Het wordt algemeen erkend dat intensiteit van de landbouw nog niet bestudeerd. In bestuivende insecten bedreigd worden door een deze studie is de temporele en ruimtelijke stabiliteit hoge milieudruk, meestal van antropogene aard. (continuïteit van soortenrijkdom in ruimte en tijd) Hun achteruitgang is een wereldwijd fenomeen. Een vergeleken van twee groepen bloembezoekende beter begrip van hun verspreiding kan helpen bij het insecten (vlinders en hommels) tussen negen monitoren van deze ontwikkeling en uiteindelijk het conventionele en tien biologische boerderijen, met vergemakkelijken van beschermingsacties. een gradiënt in het aandeel van semi-natuurlijke Omdat we slechts gedeeltelijk weten waar grasland. Tijdens het groeiseizoen zijn hommels, bestuivende soorten voorkomen, kan de vlinders en lokale bloemdekking onderzocht, over mogelijkheid om geschikte meerdere jaren en verschillende habitattypes per omgevingsomstandigheden te voorspellen uit boerderij (graanvelden, tijdelijke graslanden en semi- verspreide soortenrecords, niet alleen het monitoren natuurlijke graslanden). Op de veldschaal ontdekten van soorten vergemakkelijken, maar ook de we dat de stabiliteit van de hommelsoorten in het identificatie van gebieden die mogelijk kwetsbaar jaar groter was in organische dan in conventionele zijn voor afname van bestuivers. tijdelijke graslanden (kunstweiden) door een hogere Dit gegevensblad bevat de voorspelde verspreiding continuïteit van in het veld aanwezige bloemen. van 47 soorten hommels in de 28 lidstaten van de Nadere analyses toonden aan dat de aanwezigheid Europese Unie (EU-28). Onder de wilde bestuivers

89 nr. 17, november 2018 zijn hommels een van de belangrijkste groepen die en ongepubliceerde conferentieprocedures op bijdragen aan de productie van veel gewassoorten. gespecialiseerde internationale conferenties in de Vandaar dat achteruitgang van hommels in Europa, afgelopen 16 jaar. Noord-Amerika en Azië een bedreiging kan vormen 3. De resultaten laten zien dat wespen inderdaad voor de voedselzekerheid. door het publiek algemeen worden gehaat en Voorspellingen werden afgeleid van bovendien onpopulaire onderzoekstaxa zijn bij distributiemodellen, met behulp van soortrecords onderzoekers. Woorden die wespen beschrijven, zijn met een ruimtelijke resolutie van 10x10 km, emotioneel en negatief, terwijl woorden die bijen toegankelijk via een centraal bestand beschrijven functioneel en positief zijn. Een geringe (www.atlashymenoptera.net ). Voorspellingen zijn interesse naar wespen en een gebrek aan kennis (bij gebaseerd op records uit de periode van 1991 tot het publiek) en onderzoeksinspanningen (onder 2012 en op een reeks ruimtelijke omgevingsvoor- wetenschappers) met betrekking tot de spellers uit drie hoofdthema's: landgebruik en ecosysteemdiensten van wespen zijn waarschijnlijk bodembedekking, klimaat en topografie. de oorzaak van de negatieve perceptie. Hoewel de Deze verdelingen zijn gebruikt om de waarde van ecosysteemdiensten van bijen goed worden bestuiving als een ecosysteemdienst te schatten. In begrepen door het publiek, worden die van wespen het licht van het recente Europese slecht begrepen. In 1989 ging 80% van de bestuiversinitiatief biedt dit document waardevolle publicaties over bijen en 20% over wespen; in 2002 informatie voor een beter begrip van waar hommels lag die verhouding iets evenwichtiger (70:30) om als wilde bestuivers voorkomen en moet dit worden vervolgens weer verder te verschuiven in het uitgebreid tot andere bestuivende soorten. voordeel van bijen naar 90:10 in 2014. 4. Positieve actie om onderzoek naar wespen te bevorderen en het publieke imago van wespen te herzien via onder andere de media, zou kunnen Summer, S., G. Law & A. Cini, 2018. Why we love bees helpen om de onevenwichtigheid bij de waardering and hate waps. – Ecological Entomology, 10 p., van twee van 's werelds ecologisch belangrijke taxa https://doi.org/10.1111/een.12676 te herstellen. Culturele verschuivingen naar een positievere houding ten opzichte van wespen 1. Bijen en wespen zijn belangrijke onderdelen van zouden een centrale rol kunnen spelen in het werken natuurlijk kapitaal die door menselijke met wespen als onderdeel van het natuurlijk kapitaal, samenlevingen worden gewaardeerd: bijen bestuiven in plaats van ertegen. wilde bloemen en landbouwgewassen; wespen reguleren geleedpotige populaties, inclusief insectenvectoren van menselijke ziekten en gewasplagen. Ondanks het belang van beide taxa, Meer wetenschappelijk nieuws? worden bijen universeel geliefd terwijl wespen Links naar de rapporten van deze en andere universeel worden gehaat. Deze studie onderzoekt onderzoeken worden regelmatig per email naar de enkele van de redenen hierachter. leden van de sectie Hymenoptera gestuurd. 2. Bijna 750 leden van het publiek zijn bevraagd over Ontvang je deze mails niet dan hebben we van jou hun perceptie van insecten, inclusief bijen en geen (goed) emailadres. Wil je deze mails krijgen? wespen. Daarnaast is een analyse uitgevoerd van de Stuur dan jouw actuele emailadres aan inspanningen van onderzoekers naar bijen en [email protected]. wespen, met behulp van publicatiecijfers van collegiaal getoetste artikelen in de afgelopen 37 jaar

90 nr. 17, november 2018 Oproepen

Oproep penningmeester Gegevens excursie “De

Peel” Beste mensen, zoals gewoonlijk in het najaarsnummer de oproep om je contributie voor de sectie Hymenoptera van € 10,- voor het komende jaar (2019) Op 14 april van dit jaar waren we met de sectie op te voldoen. verzoek van EIS Kenniscentrum Insecten in twee Graag voor 1 januari 2019 overmaken op: terreinen waarvan weinig gegevens bekend zijn, in het NL34 ASNB 0942 6821 49 oosten van Noord-Brabant. Het terrein De Bult is in t.n.v. A. van Stipdonk, Standaardmolen 16 beheer bij Staatsbosbeheer, het maakt onderdeel uit 6003 CJ Weert. van de Deurnese Peel, maar ligt nu geïsoleerd van het Onder vermelding van ‘contributie sectie grootste deel daarvan. Noordelijk daarvan ligt het Hymenoptera + jaar (of jaren)’. landgoed De Krim, dat in beheer is bij Brabants In het voorjaarsnummer (HymenoVaria 16) is de Landschap. ledenlijst verschenen met de stand van de betaling van het lidmaatschaps-geld over dit jaar. Wie alsnog niet In het volgende nummer van HymenoVaria (18) willen betaalde voor 1 juni werd geschrapt als lid en ontvangt we een verslag van deze excursie opnemen. Bij deze het huidige nummer niet. het verzoek aan de deelnemers aan de excursie van de sectie om hun waarnemingen en eventueel foto’s door te geven. Deze kunnen dan worden verwerkt in het verslag. Waarnemingen graag naar [email protected]. ‘Leuke waarnemingen in 2018’ Gegevens excursie

Gewoontegetrouw nemen we in het eerste nummer “Hollandse Duinen” van het komende jaar (HymenoVaria nr. 18) weer de traditionele rubriek "Leuke waarnemingen" van het afgelopen jaar op. Met daarin een overzicht van Op 11 augustus van dit jaar waren we met de sectie op vangsten en waarnemingen, die het vermelden waard verzoek van EIS in het Nationaal Park i.o. Hollandse zijn. Duinen waar in samenwerking met DUNEA en Willen jullie voor deze rubriek de leuke, interessante, Staatsbosbeheer een 5000 soorten jaar is opmerkelijke en verrassende vangsten en georganiseerd. waarnemingen van het afgelopen seizoen (2018) In het volgende nummer van HymenoVaria (18) willen opsturen naar de redactie? we een verslag van deze excursie opnemen. Bij deze Insturen vóór de kopijdatum (1 maart 2019) naar het verzoek aan de deelnemers aan de excursie van de [email protected] sectie om hun waarnemingen en eventueel foto’s door te geven. Ook deze kunnen dan worden verwerkt in het verslag. Waarnemingen graag naar [email protected] .

91 nr. 17, november 2018

Mededelingen

• Jan Smit: Vespa velutina in Nederland in 2018. Studiedag 12-1-2019: • Theo Peeters: Bijenlandschap Bels Lijntje & Vergeten wespen Korte lezingen Het definitieve programma komt op de website te Op zaterdag 12 januari 2019 is de jaarlijkse studiedag staan en wordt rond gemaild. van de sectie in Natuurmuseum Brabant te Tilburg. Adres: Spoorlaan 434, 5038 CH Tilburg. Deelnemers aan de studiedag kunnen zich tot 7 januari opgeven bij Erik van der Spek ( spek- OV: Het Natuurmuseum ligt tegenover het station [email protected] ) zodat we weten op hoeveel Tilburg CS en het busstation. mensen we kunnen rekenen. Auto: Het handigst is parkeergarage Knegtel, vlakbij het museum. Let op, je kunt hier alleen met pin betalen! Voor de navigatie: het adres is: Parkeergarage Knegtel, Gasthuisring 60, 5041 DT Tilburg. Veranderingen in de Volg vanuit de parkeergarage de gele borden naar de uitgang; daar - schuin rechts voor je - kun je de ledenlijst Spoorlaan veilig oversteken (zebrapad); aan de overkant loop je linksaf; na ongeveer tweehonderd meter zie je dan vanzelf Natuurmuseum Brabant aan Per 1 november 2018, aantal leden 105. je rechterhand.

Je kunt bij de receptie van Natuurmuseum Brabant In verband met de nieuwe privacywetgeving uitrijkaarten voor parkeergarage Knegtel kopen, voor vermelden wij alleen de naam en woonplaats van het speciale tarief van 4 euro. Daarvoor kun je de auto nieuwe leden. Leden die graag het adres willen hebben 24 uur in deze parkeergarage laten staan. van een nieuw lid, kunnen dit opvragen bij het

bestuur. We beginnen om 10.30 uur (inloop vanaf 10.00 uur) en sluiten af rond 16.00 uur. Nieuwe leden

Na het succes van de studiedag met korte lezingen in Aglaia Bouma Den Haag 2016 hebben we besloten deze vorm van studiedagen af en toe terug te laten keren. Tim Faasen Eindhoven

De onderwerpen hangen af van de inleiders. Er wordt Jacques Kleynen Geulle nog gewerkt aan het definitieve volgorde van het programma: • Tineke van der Sluis Gasselte Lucien Calle: Bijen en bestuiving in Zeeuwse boomgaarden. Denise Willemstein Den Hoorn • Theo Zeegers: Spinnendoders op de voormalige vliegbasis Soesterberg. • Aad van Diemen: Bijenleren. Adreswijziging • Martijn Kos: Hommels. • Linde Slikboer: Het belang van dijken voor bijen J. D’Haeseleer Gentbrugge, België en onderzoek daarnaar. • Wim Klein: Nieuwe graafwespen voor de J. Molenaar Vorden Nederlandse fauna. • John Smit: Hommelles bij EIS. • Wankja Fergusson: Tuininrichting voor wilde bijen • Menno Reemer: Bijenlandschap in de Zuid- Hollandse polder: drie jaar later.

92 nr. 17, november 2018

Activiteiten Kopij-sluitingsdatum Mierenwerkgroep voor nummer 18:

De komende periode zijn de volgende activiteiten van de Mierenwerkgroep (MWG) van de Nederlandse 1 maart 2019 Entomologische Vereniging:

10 november 2018, determinatiedag, in Wageningen (Het Groene Wiel). 30 maart 2019, studiedag met lezingen, in Amersfoort (Het Groene Huis). Info: Jinze Noordijk, 06-14605259.

De Mierenwerkgroep heeft tot doel het bundelen en Bestuur sectie Hymenoptera bevorderen van de kennis van mieren (Formicidae), mede met het oog op natuurbehoud en milieubeheer. Voorzitter Jan Smit Jaarlijks organiseert de Voermanstraat 14 MWG een 6921 NP Duiven bijeenkomst, enkele 0316-284793 excursies en een [email protected] determinatiedag, waarop ervaren leden Penningmeester helpen met Arno van Stipdonk determinatie. Standaardmolen 16 6003 CJ Weert Meer informatie op de 0495-520826 website van de nev NL34 ASNB 0942 6821 49 (www.nev.nl). [email protected]

Secretaris Erik van der Spek Wilhelminalaan 67 1781 AM Den Burg 0222-318027 [email protected]

93 nr. 17, november 2018

Inhoud Hymeno 17 blz. Redactioneel ...... 42 Excursie ...... 43 Voorjaarsexcursie: Strijbeekse Heide en Chaamse Bossen, 13 april 2019 ...... 43 Veldobservaties ...... 44 Goed en slecht nieuws over Nomada baccata ...... 44 Veldwaarneming aan bijen ...... 44 Veldobservaties aan spinnendoders (3) ...... 45 De breedbandgroefbij Halictus scabiosae in opmars ...... 47 Veldwespensociëteit ...... 48 Hoornaarmannen ...... 48 Bijen in koeienkeutels ...... 49 Artikelen ...... 50 Rafelige of gladde gaten? Een onderzoekje naar bijenhotels ...... 50 Remigratie? ...... 53 Inventarisatie en monitoring van bijen, hoe doe je dat? ...... 54 Broedcellen van Isodontia mexicana ...... 59 Hommels kijken in Polen – een tijdreis naar het Nederland van Thijsse ...... 61 Bijen van slag? ...... 64 Kweekresultaten uit sigaargallen ...... 65 Een bijdrage over de familie Platygastridae in Nederland ...... 66 Nederlandse namen voor bijen- en graafwespen-families ...... 75 Literatuur ...... 76 HymenoBiblio 2017 ...... 77 Boekbespreking: Basisrapport voor de Rode Lijst Bijen ...... 82 Boekbespreking: Die Wildbienen Deutschlands ...... 84 Boekbespreking: Stachel und Staat ...... 85 Boekbespreking: Zet de berm in bloei voor de bij! ...... 87 Resultaten van onderzoek ...... 88 Oproepen ...... 91 Oproep penningmeester ...... 91 ‘Leuke waarnemingen in 2018’ ...... 91 Gegevens excursie “De Peel” ...... 91 Gegevens excursie “Hollandse Duinen” ...... 91 Mededelingen ...... 92 Studiedag 12-1-2019: Korte lezingen ...... 92 Veranderingen in de ledenlijst ...... 92 Activiteiten Mierenwerkgroep ...... 93 Kopij-sluitingsdatum voor nummer 18: ...... 93

94