Zeven Jaar Paars
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Zeven jaar paars Zeven jaar paars Het tweeëntwintigste jaarboek voor het democratisch socialisme Onder redactie van Frans Becker,Wim van Hennekeler, Monika Sie Dhian Ho en Bart Tromp Amsterdam Uitgeverij De Arbeiderspers Wiardi Beckman Stichting Het tweeëntwintigste jaarboek voor het democratisch socialisme is een uitgave van de Wiardi Beckman Stichting, in samenwerking met Uitgeverij De Arbeiderspers. De redactie is benoemd door het curatorium van de wbs, maar verricht haar werkzaamheden in onafhankelijkheid. Copyright © 2001 Wiardi Beckman Stichting Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bvUitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 chAm- sterdam. No part of this book may be reproduced in any form, by print, pho- toprint, microfilm or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. Omslag: Marcel Bakker, De Ontwerperij isbn 9029500301/nugi 654 www.boekboek.nl inhoud inleiding Redactie Jaarboek 7 zeven jaar paars Hans Daudt Een paars intermezzo? 35 Margo Trappenburg Paarse ethiek 53 Casper van Ewijk Zondagskind of wonderkind? De economie van paars 79 Flip de Kam De belastingpolitiek van paars 101 Romke van der Veen Een technocratisch project. De paarse coalitie en de herziening van de verzorgingsstaat 142 Roel in ’t Veld De sturingsconceptie van paars 164 René Cuperus Paars in internationaal perspectief. Over afnemende vrij- heidsgraden van de politiek 197 Jan Peter Balkenende Groen over paars. Over de heroriëntatie van het cda 229 Uri Rosenthal Blauw over paars. Liberaal tij en de liberale machtsparadox 261 Paul Kalma Rood over paars. De sociaal-democratie tussen zakelijkheid en verzaking 281 Wim van Hennekeler en Bart Tromp De prijs van paars. Een gesprek met Hans van Mierlo 314 personalia medewerkers 325 Inleiding De Partij van de Arbeid heeft een afkeer van terugkijken ontwikkeld. Tweeëntwintig jaar geleden werd de eerste editie van dit jaarboek uitgegeven onder andere vanuit het motief dat het in de sociaal-de- mocratie aan historisch besef was gaan ontbreken. Sociaal-historische onderzoekers richtten zich toen vooral op de radicaal-socialistische stromingen in Nederland. In sociaal-democratische kring was het historischbewustzijnbeperktgeraakttotdeperiodevanpolarisatiepo- litiek en Nieuw Links. Er was een scherm neergelaten waardoor het gematigd reformistisch verleden van de Nederlandse sociaal-democra- tie aan het oog werd onttrokken. Na tien jaar kon de toenmalige re- dactie echter concluderen dat–mede door de publicatie van de jaar- boeken–in dit opzicht veel ten goede was gekeerd. Inmiddels heeft zich een nieuw gebrek aan historisch besef van de PvdA meester gemaakt, dat nu betrekking heeft op haar recente ver- leden. Noch de grondige heroriëntatie op de verzorgingsstaat en het financieel-economisch beleid, die zich tussen 1986 en 1994 in de PvdA heeft voltrokken, noch het paarse avontuur – en de daarmee verbonden beleidsdaden–zijn onderwerp geworden van serieuze re- flectie. De mogelijkheden die het verkiezingsprogram van 1994, Wat mensen bindt, daartoe bood, werden niet benut. De wijze waarop het verkiezingsprogramma van 1998 tot stand kwam, leverde evenzeer een gemiste kans op om zich rekenschap te geven van de koers die de PvdA inmiddels zonder veel discussie was ingeslagen. Angst voor verkeerde beeldvorming verbiedt kennelijk een kriti- sche beschouwing van het jongste verleden.Terugzien gaat soms ‘van au’–om Jaap Burger te parafraseren–en dat levert geen mooie beel- den op. Regerenderwijs,deinwbs-verband tot stand gekomen evalua- tie van het kabinet-Lubbers/Kok gaf daarvan een treffende illustratie. Des te meer reden om aan de vooravond van de reguliere verkiezin- gen van 2002 in dit jaarboek terug te kijken op zeven jaar paars: twee regeringsperiodes onder PvdA-premier Kok, gedragen door vrijzin- 9 nig-democraten, liberalen en sociaal-democraten. Zeven vette jaren, als we naar de groei van economie en werkgelegenheid kijken.Waren het ook zeven vette jaren als we letten op regeringsbeleid of op de ontwikkeling van sociaal-democratische politiek? Daarover gaat dit jaarboek. Toenhet eerste paarse kabinet in 1994 aantrad, noemde minister-pre- sident Kok het een ‘doodgewoon kabinet’. Die constatering volgt de redactie in zoverre dat het in dit jaarboek gaat over ‘paars’, zonder meer en zonder hoofdletter. Maar een doodgewoon kabinet was het natuurlijk allerminst geziende samenstelling.Voorhet eerst sinds 1917 kwam een regeringscombinatie tot stand waaraan de confessionelen niet meededen. Langer dan de bolsjewieken in Rusland waren de confessionelen in Nederland onafgebroken aan de macht–zij het dat ze die meestal deelden met anderen, zeker nadat zij vanaf de jaren zestig niet meer de meerderheid van de kiezers achter zich wisten. Deze positie konden zij na de Tweede Wereldoorlog onder meer in blijven nemen, omdat vvden PvdA elkaar lange tijd als coalitiegeno- ten bleven uitsluiten. Van 1952 tot 1959 had de vvd onder leiding van Oud, met een buitengewoon fel antisocialisme, oppositie gevoerd tegen de rooms-rode kabinetten.Van een mogelijke opening naar de PvdA was geen sprake.1 De natuurlijke tegenstelling tussen liberalen en sociaal-democraten werd opnieuw aangescherpt in de jaren van polarisatie, toen Den Uyl enWiegel hun respectieve politieke groepe- ringen aanvoerden. Pas na 1982 trad een lichte dooi in en begonnen beide partijen elkaar voorzichtig te besnuffelen.2 In 1984 verscheen de eerste publicatie over mogelijkheden en grenzen van een coalitie tussen PvdA en vvd, Illusie of monsterverbond, dat naast een historische analyse actuele bijdragen bevatte van voor- aanstaande sociaal-democraten en liberalen.3 In november van dat- zelfde jaar bood de liberale Teldersstichting een forum voor debat over de verhouding tussen vvd en PvdA met het symposium Libera- lisme, Socialisme en Economische Politiek. Om veel meer dan de eerste tekenen van dooi ging het nog niet. De sociaal-democraat Flip de Kam noemde op de bijeenkomst van de liberale denktank de moge- lijkheid van een coalitieregering van PvdA en vvd een ‘kasplantje’.4 Op lokaal niveau waren intussen de eerste samenwerkingsverban- den tussen liberalen en sociaal-democraten tot stand gekomen. In de 10 marge van de landelijke politiek ontmoetten voorstanders van samen- werking tussen liberalen, vrijzinnig-democraten en sociaal-democra- ten elkaar in het zogenaamde Des Indes-beraad, genoemd naar het Haagse hotel waar hun bijeenkomsten plaatsvonden. Wat stond de voorstanders van deze samenwerking precies voor ogen? Allereerst achtten zij de langdurige dominantie van de confessionelen in de Ne- derlandse politiek ongezond voor de democratie. Om een gewenste ‘wisseling der elites’ tot stand te brengen, diende het cdauit de rege- ringsmacht gedrongen te worden. Het ging hen overigens niet alleen om de politieke machtspositie van de christen-democratie, maar evenzeer om de daarmee verbonden bestuurlijke en maatschappelijke netwerken van confessionele snit. In de tweede plaats leefde de ver- wachting dat zonder het cda een ander beleid zou kunnen worden gevoerd, in het bijzonder op het terrein van de zogenaamde immate- riële vraagstukken van levensbeschouwelijke aard, zoals abortus en euthanasie. De christen-democratie werd in deze kwesties als een be- lemmeringbeschouwdommeerderheidsopvattingenonderdebevol- king in politieke besluitvorming om te zetten. Voor d66 – vertegenwoordiger van de vrijzinnig-democratische traditie in de Nederlandse politiek bij uitstek – had de vorming van een kabinet waarin liberalen en sociaal-democraten vertegenwoor- digd zouden zijn nog een andere waarde. d66 huldigde al vanaf haar oprichting de opvatting dat de belangrijkste politieke ideologieën – het liberalisme, het socialisme en de christen-democratie–geen ant- woord boden op de voornaamste maatschappelijke problemen. We- derzijdse uitsluiting van vvd en PvdA bij regeringsvorming diende daarom slechts ter bevestiging van achterhaalde ideologische scheids- lijnen. Maatschappelijke en politieke vraagstukken moesten pragma- tisch tegemoet worden getreden. d66 wil, zo stelden Thom de Graaf en Bert Bakker, voorzitter, res- pectievelijk vice-voorzitter van de d66-fractie in de Tweede Kamer, begin 2001 in een evaluatie van paars, de rigide tegenstellingen afbre- ken die pragmatische oplossingen in de weg staan. 5 Het is een opvat- ting die goed past bij de meer technocratische benadering van de po- litiek die in de paarse periode is gaan overheersen. Het voornaamste motief bij de voorstanders van een paarse coalitie vormde dus–nog los van de opgelopen irritatie bij sociaal-democra- 11 ten en liberalen in de regeringssamenwerking met de christen-demo- craten – de wens om het cda ter wille van de democratie tenminste tijdelijk uit het centrum van de macht te drukken. ‘Wisseling van de wacht is’, aldus Herman Tjeenk Willink, destijds PvdA-senator, ‘een essentieel element in de parlementaire democratie’. Het ging hem daarbij ook om de maatschappelijke machtsposities van de confessio- nelen en de daarmee samenhangende wijze van besluitvorming: ‘De onontkoombare gevolgen van deze langdurige machtspositie is een dicht bestuurlijk netwerk in onderwijs, gezondheidszorg, bouw en bedrijfsleven.Vaakis niet duidelijk wie waarover wanneer beslissende invloed uitoefent. Ook het benoemingsbeleid vertoont sporen van eenzijdigheid.’ 6 Dit motief speelde eveneens een centrale