Hoe stemmen de Nederlandse leden van het Europees Parlement?

Een onderzoek naar het stemgedrag in 2007-2008

Eva Huijbregts

Instituut voor Publiek en Politiek

Amsterdam, maart 2009 Inhoudsopgave

Inleiding...... 3 Het Europees Parlement ...... 5 Hoofdelijke stemmingen ...... 7

Het stemgedrag van de Nederlandse Europarlementariërs...... 9 Hoe vaak zijn de parlementariërs aanwezig en nemen ze deel aan stemmingen? ...... 9 Wie vertegenwoordigen de parlementariërs?...... 13 Hoe vaak wordt er binnen en tussen delegaties gemeenschappelijk gestemd? ...... 14 Hoe verhouden de parlementariërs, de delegatie en de Europese fractie zich tot elkaar? .. 18 Is er sprake van fractiediscipline? ...... 21

Conclusie ...... 25

Bronvermelding ...... 27

2

Inleiding

In juni 2009 worden er verkiezingen gehouden voor het Europees Parlement. De Nederlandse kiezers kunnen dan 25 parlementsleden kiezen die de komende vijf jaar meebeslissen over de Europese Unie. Om een beeld te krijgen van de werkzaamheden van de parlementariërs heeft het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) een onderzoek uitgevoerd naar het stemgedrag van de huidige 27 Nederlandse Europarlementariërs. Hierin onderzoeken we wat de verhouding is tussen de Nederlandse delegaties van politieke partijen in het Europees Parlement, wat de verhouding is tussen de Nederlandse delegaties en de Europese fracties, en wat de verhouding is van de parlementariërs ten opzichte van hun delegatie en de Europese fractie. Zo is onder meer te zien welke delegaties vaak hetzelfde stemmen, en hoe vaak ze dat doen. Ook zien we welke parlementariër vaak hetzelfde stemt als de meerderheid van zijn/haar delegatie en fractie, en wie er vaak afwijkt.

Door Abdul Noury is eenmaal eerder een onderzoek gedaan naar het stemgedrag van de Nederlandse Europarlementariërs in de parlementsperiode 1999-2004 1. Hij heeft echter alleen de uitslagen van de hoofdelijke stemmingen bestudeerd, terwijl in dit onderzoek ook een enquête onder de parlementariërs is gehouden. Aan de hand van de enquête kan het stemgedrag, wat slechts het resultaat is van een uitgebreid besluitvormingsproces, verklaard worden. Simon Hix heeft eveneens veel onderzoek gedaan naar het stemgedrag van Europarlementariërs 2. Hij concentreert zich echter op de Europese fracties, en maakt geen onderscheid tussen de verschillende Nederlandse delegaties van politieke partijen die binnen dezelfde Europese fractie zitten.

In dit onderzoek is het stemgedrag geanalyseerd aan de hand van de hoofdelijke stemmingen in de periode oktober 2007 tot en met september 2008. Het gaat daarmee om bijna 1600 hoofdelijke stemmingen. Er is voor slechts één jaar gekozen uit praktische overwegingen. Er is voor specifiek deze periode gekozen, omdat deze het meest recent is en ook omdat alle huidige parlementariërs, op één na, in deze periode zitting hadden.

1 Noury, A.G., Dutch MEPs’ Voting Patterns, 5th (1999-2004) , Université Libre de Bruxelles, 2004.

2 Hix, S., How MEPs Vote , ESRC One Europe of Several? Programme, Briefing Note 1/00, London School of Economics and Political Science, 2000.

3

Daarnaast is er naar alle Nederlandse Europarlementariërs een enquête gestuurd over hun stemgedrag. Maar liefst 21 enquêtes kregen we ingevuld teruggestuurd, wat een respons is van 78%. Van elke delegatie van een politieke partij heeft minimaal de helft van de parlementsleden de enquête beantwoord, wat voor een betrouwbaar resultaat zorgt. Alleen heeft als enige delegatie/onafhankelijk parlementslid de enquête niet ingevuld. Hij heeft echter wel een verklaring via de mail gegeven, die ook een goed inzicht geeft in zijn werkzaamheden. De resultaten uit de enquêtes zijn overigens anoniem verwerkt. Daarnaast moet worden opgemerkt dat er niet naar de inhoud van het stemgedrag is gekeken, maar puur naar het gemeenschappelijk en afwijkend stemgedrag van parlementariërs en partijen. Dus welke partij het meest milieuvriendelijk heeft gestemd, of welke het meest liberaal, is niet in dit onderzoek te lezen.

Als achtergrond voor de studie is onder andere literatuur gebruikt over het gedrag van parlementariërs in het nationaal parlement, de Tweede Kamer. Het Europees Parlement functioneert echter op een andere manier. Daarom wordt in de volgende paragraaf de werking van het Europees Parlement uitgelegd, en wordt uitgelegd wat hoofdelijke stemmingen zijn. In het hoofdstuk daarna worden de onderzoeksresultaten uit de berekeningen van de hoofdelijke stemmingen en de enquêtes geanalyseerd.

Wij zijn de Nederlandse parlementsleden zeer erkentelijk voor hun medewerking aan dit onderzoek.

4

Het Europees Parlement

Het Europees Parlement telt op dit moment 785 leden uit de 27 lidstaten van de Europese Unie. Het aantal zetels wordt per land evenredig naar het bevolkingsaantal verdeeld, waarbij de kleinste landen relatief veel zetels hebben. Het aantal zetels is per land vastgelegd in het verdrag. Leden van het Europees Parlement zitten in een fractie naar hun politieke voorkeur en niet naar nationaliteit. De werking van het Europees Parlement, en daarmee het stemgedrag van de Europarlementariërs, is niet te vergelijken met die van de Tweede Kamer. Er zijn namelijk grote verschillen tussen deze twee instituties:

- In het Europees Parlement wordt geen coalitie gevormd door partijen die samen een regering/kabinet vormen. Dit is van invloed op het gedrag van parlementariërs, omdat ze niet hun eigen regeringspartij ‘moeten’ steunen, of juist oppositie tegen de regering ‘moeten’ voeren.

- Parlementsleden van een politieke partij worden in het Europees Parlement lid van een overkoepelende Europese fractie. Deze fractie kan het gedrag van parlementariërs beïnvloeden, door gemeenschappelijk stemgedrag te verlangen op fractieniveau.

Dat er vanuit het Europees Parlement geen regering wordt gevormd, betekent dat de machtsvraag een kleinere rol speelt, en de ideeën centraler staan. Wat overigens niet wil zeggen dat macht er niet toe doet. Om te zorgen dat een plan wordt overgenomen door het parlement moeten er ad hoc coalities gevormd worden, maar deze kunnen per beleidsterrein of kwestie verschillen. Het bestaan van de Europese fracties leidt eveneens tot een interessante situatie. De fracties bestaan uit vertegenwoordigers van nationale politieke partijen, die delegaties worden genoemd. Ze werken binnen de fractie samen op basis van gemeenschappelijk gedachtegoed. Deze vertegenwoordigers worden in hun eigen land gekozen door de burgers, op basis van hun standpunten. De macht ontstaat vervolgens door samenwerking binnen een Europese fractie, omdat deze ten eerste groter is, en ten tweede omdat de geldstromen vanuit de Europese Unie naar de fracties gaan. De invloed van een fractie wordt groter naarmate de leden ervan meer gemeenschappelijk stemgedrag vertonen.

5

De Nederlandse politieke partijen maken op Europees niveau deel uit van de volgende fracties:

CDA Europese Volkspartij en Europese Democraten, EVP-ED.

PvdA Sociaaldemocratische fractie, PES. VVD Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, ALDE.

GroenLinks De Groenen/Europese Vrije Alliantie, de Groenen/EVA.

SP Europees Unitair Links/Noords Groen Links, EVL/NGL.

CU-SGP Onafhankelijkheid en Democratie, IND/DEM.

D66 Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, ALDE.

Europa Transparant 3 De Groenen/Europese Vrije Alliantie, de Groenen/EVA.

3 Europa Transparant deed in 2004 voor het eerst mee aan de verkiezingen in het Europees Parlement en won meteen twee zetels. Paul van Buitenen en -Kouwenhoven vertegenwoordigden de partij. In april 2005 verliet Els de Groen de partij en ging als onafhankelijk parlementslid verder. Op 1 januari 2008 is Europa Transparant opgeheven. De beide parlementariërs maken nog wel deel uit van de Europese fractie Groenen/EVA.

6

Hoofdelijke stemmingen

In het Europees Parlement wordt gedebatteerd en gestemd. Het stemmen vindt plaats tijdens plenaire vergaderingen. Twaalf keer per jaar is er een plenaire vergadering in Straatsburg en zes keer per jaar in Brussel. Er kan op drie verschillende manieren gestemd worden, namelijk middels 1) handopsteking, waarbij de voorzitter een inschatting maakt wie gewonnen heeft, en alleen die uitslag wordt genoteerd in de notulen; 2) elektronisch stemmen, waarbij de parlementsleden ‘ja’, ‘nee’ of ‘onthouding’ indrukken, en waarvan alleen het totale aantal voor, tegen of onthoudingsstemmen wordt genoteerd; 3) hoofdelijke stemmingen, waarbij elke individueel besluit wordt opgeslagen in de notulen 4.

Alleen de hoofdelijke stemmingen zijn bruikbaar voor dit onderzoek, omdat alleen aan de hand daarvan het individueel stemgedrag bestudeerd kan worden. Onderzoeker Abdul Noury gaat ervan uit dat er geen systematische verschillen in stempatronen bestaan tussen hoofdelijke stemmingen en de twee andere manieren van stemmen 5. Het is moeilijk te beoordelen of dat inderdaad zo is, omdat parlementariërs zich ervan bewust zijn wanneer er wel of niet hoofdelijk wordt gestemd. Wel is zeker dat het de belangrijkste stemmingen zijn die hoofdelijk plaatsvinden, en dat er steeds meer hoofdelijk gestemd wordt.

Het IPP heeft de uitslagen van de hoofdelijke stemmingen van de Nederlandse Europarlementariërs in zijn bezit over de periode 2004 tot heden. Deze data zijn opgeslagen in spreadsheets. In grote lijnen er zijn twee soorten berekeningen uitgevoerd, namelijk 1) het berekenen van percentages, zoals het percentage aanwezigheid van parlementariërs; 2) het berekenen van de Agreement Index (AI) van Hix om de cohesie binnen de partijen te berekenen.

4 Noury, A.G., Dutch MEPs’ Voting Patterns, 5th European Parliament (1999-2004), Université Libre de Bruxelles, 2004.

5 Noury, A.G., Dutch MEPs’ Voting Patterns, 5th European Parliament (1999-2004) , Université Libre de Bruxelles, 2004. P.5

7

De formule van de Agreement Index ziet er als volgt uit 6:

IoA = max {Yi, Ni, Ai} – ½ [(Yi + Ni + Ai) – max {Yi, Ni, Ai}]

(Yi + Ni + Ai)

Hierin staat Y (yes) voor het aantal keer dat er ‘ja’ is gestemd, N (no) voor het aantal keer dat er ‘nee’ is gestemd, en A (abstention) staat voor het aantal keren dat er ‘onthouding’ is gestemd. De resultaten van het rekenen met deze formule zijn te lezen in figuur 4. In het volgende hoofdstuk zijn de uitkomsten van de berekeningen en de resultaten van de enquête te lezen.

6 Hix, S., A. Noury and G. Roland, Power to the parties: Cohesion and Competition in the European Parliament, 1979-2001 , Cambridge University Press, 2005.

8

Het stemgedrag van de Nederlandse Europarlementariërs

Hoe vaak zijn de parlementariërs aanwezig en nemen ze deel aan stemmingen? Gemiddeld zijn 89,49% van de parlementariërs aanwezig op de stemmingsdagen. is over de gehele periode het vaakst aanwezig, namelijk 99,81%. Paul van Buitenen is het minst vaak aanwezig, namelijk 61,71%. De parlementariërs brengen niet bij alle stemmingen hun stem uit, daarom ligt het participatiegemiddelde een paar procenten lager dan de aanwezigheid, namelijk op 86,24%. heeft over de gehele periode genomen het vaakst zijn stem uitgebracht, namelijk bij 94.95% van de stemmingen. Paul van Buitenen heeft het minst vaak zijn stem uitgebracht namelijk, bij 58,03% van de stemmingen.

9

Figuur 1. Percentage aanwezigheid en uitgebrachte stemmen in de periode oktober 2007 t/m september 2008

Aanwezigheid Participatie CDA 83,04% 81,13% 96,08% 88,61% 90,63% 85,48% 96,46% 94,50% Ria Oomen-Ruijten 90,89% 87,97% 81,71% 79,85% Corien Wortmann-Kool 90,32% 88,36% PvdA 88,80% 81,32% 88,35% 85,92% 74,62% 68,33% 94,94% 89,38% * 100% 97,82% Lily Jacobs 94,87% 92,58% 95,44% 89,19% VVD Jeanine Hennis-Plasschaert 82,23% 77,80% 93,42% 91,75% Toine Manders 99,81% 94,05% Jan Mulder 95,51% 94,95% GroenLinks 74,43% 71,85% 94,84% 89,83% SP 84,43% 83,81% 91,20% 90,79% CU-SGP 90,51% 90,08% Hans Blokland 88,54% 87,84% D66 Sophie in 't Veld 96,77% 93,22% Europatransparant Paul van Buitenen 61,71% 58,03% Onafhankelijk Els de Groen-Kouwenhoven 96,71% 94,11%

* Jan Cremers zit sinds mei 2008 in het Europees Parlement. Dit percentage is daarom gebaseerd op de periode mei 2008 t/m september 2008.

10

In de enquête hebben we de parlementariërs gevraagd of ze het belangrijk vinden aanwezig te zijn bij stemmingen. Unaniem hebben ze aangegeven altijd te proberen bij stemmingen aanwezig te zijn. Dat blijkt ook uit de percentages, die over het algemeen vrij hoog liggen. Zo licht een parlementslid het belang van stemmen toe:

‘Stemmingen zijn het moment bij uitstek waarop het parlement zich kan uitspreken’

Een ander parlementslid geeft aan te proberen bij alle stemmingen aanwezig te zijn, maar dat er soms voorrang wordt gegeven aan bijeenkomsten in Nederland waar veel mensen geïnformeerd worden over de EU en het werk. Dit kan, naast persoonlijke omstandigheden zoals ziekte, mede verklaren waarom niet iedereen er altijd is, ook al proberen ze dat wel. Paul van Buitenen vormt hierop echter een uitzondering. Hij ziet zijn belangrijkste taak in het onthullen van misstanden en het nemen van maatregelen daartegen, en niet zozeer in het uitbrengen van een stem in het Europees Parlement.

Het belang van het deelnemen aan stemmingen wordt gedeeld door parlementariërs van alle delegaties, behalve Paul van Buitenen. Het is onderzocht of leden van de kleine delegaties vaker hun stem uitbrengen dan de leden van de grote delegaties. Dat blijkt niet zo te zijn. Van de twee grote delegaties CDA en PvdA participeren de parlementariërs gemiddeld zo’n 85% 7. De delegaties met twee leden GroenLinks, SP en CU-SGP zitten ook op dat gemiddelde. Een tweede reden om te vermoeden dat parlementariërs van kleine delegaties vaker aanwezig zouden zijn dan van grote delegaties, komt voort uit het idee van representatie. Als er bij een grote delegatie twee leden afwezig zijn wordt de delegatie toch nog goed gerepresenteerd. Voor kleine delegaties ligt dat problematischer, omdat de delegatie dan helemaal niet vertegenwoordigd wordt. In onderstaande figuur is te zien hoe vaak een delegatie volledig aanwezig is, en hoe vaak met minder personen. Alleen delegaties van politieke partijen staan in figuur 2, dus niet de onafhankelijke parlementsleden Els de Groen en Paul van Buitenen.

7 Dit gemiddelde blijkt uit de gegevens die in figuur 1 vermeld staan. Hierbij is de deelname aan stemmingen van de parlementariërs van het CDA en de PvdA bij elkaar opgeteld en gedeeld. Het percentage van Jan Cremers is niet meegenomen, omdat hij alleen de laatste vier maanden van de onderzoeksperiode parlementariër was.

11

Figuur 2. Aantallen en percentages van de stemmingen naar aanwezigheid van het aantal parlementariers per delegatie

CDA PvdA VVD GroenLinks SP CU-SGP D66 0 aanwezig 3 1 2 136 32 3 106 0,19% 0,06% 0,13% 8,70% 2,05% 0,19% 6,78% 1 aanwezig 0 8 5 327 333 339 1457 0,00% 0,51% 0,32% 20,92% 21,31% 21,69% 93,22% 2 aanwezig 4 13 81 1100 1198 1221 0,26% 0,83% 5,18% 70,38% 76,65% 78,12% 3 aanwezig 30 50 465 1,92% 3,20% 29,75% 4 aanwezig 90 272 1010 5,76% 17,40% 64,61% 5 aanwezig 313 449 20,03% 28,73% 6 aanwezig 414 404 26,49% 25,85% 7 aanwezig 709 366 45,36% 23,42%

Opvallend is het grote verschil tussen het CDA en de PvdA, beide delegaties met 7 leden. Dit kan verklaard worden doordat de PvdA in deze periode gedeeltelijk met slechts 6 personen aanwezig was, wegens ziekte van één van de parlementariërs, . Zij is in mei 2008 opgevolgd door Jan Cremers. Bij de drie delegaties met 2 leden is te zien dat de CU-SGP vaker aanwezig is dan GroenLinks. Het is moeilijk om de grote en kleine delegaties onderling te vergelijken, omdat de grote delegaties enerzijds meer kans hebben op afwezige parlementariërs (omdat ze nu eenmaal meer parlementariërs hebben), terwijl juist de afwezigheid van één persoon grotere gevolgen heeft in aanwezigheidspercentages bij de kleine delegaties. Hoewel de percentages bij de grote delegaties lager liggen met betrekking tot volledige aanwezigheid, is te zien dat het zelden voorkomt dat de helft of meer van de leden afwezig is.

Samenvattend moet ten eerste gesteld worden dat Paul van Buitenen een andere visie heeft op zijn mandaat als Europarlementariër dan de overige parlementsleden. Hij ziet het als zijn taak om misstanden te onthullen en daar maatregelen tegen te treffen. Daarom is hij niet bij alle stemmingen aanwezig, en als hij stemt, kiest hij in 96% van de gevallen ‘onthouding’. Voor de overige parlementariërs, van zowel de grote als de kleine partijen, geldt dat zij het belangrijk vinden aanwezig te zijn bij stemmingen, en hun stem uit te brengen. Dit blijkt uit de gegevens over de periode oktober 2007 - september 2008.

12

Wie vertegenwoordigen de parlementariërs?

De Nederlandse parlementariërs worden gekozen door Nederlandse kiezers. We hebben ze gevraagd of ze daarom ook met name de kiezers van hun eigen partij vertegenwoordigen, of dat ze alle Europese kiezers vertegenwoordigen. De parlementariërs konden één keuze maken of een voorkeursvolgorde maken uit de zes mogelijkheden die in onderstaande tabel staan genoteerd. Omdat de meeste parlementariërs niet meer dan twee keuzen hebben aangegeven, staan in onderstaande tabel de eerste twee keuzen genoteerd.

Figuur 3. Wie vertegenwoordigen de Nederlandse Europarlementariërs? Keuze 1 Keuze 2 leden partij 0 1 kiezers partij 15 2 alle Nederlandse kiezers 5 4

leden partijen EU-fractie 0 0 kiezers partijen EU-fractie 1 4 alle Europese kiezers 0 0

Uit de resultaten van de enquête blijkt dat de parlementariërs met name de Nederlandse kiezers vertegenwoordigen die op hun eigen partij hebben gestemd. Een opmerking die een parlementariër daarbij maakte, was dat hij/zij ervan uitgaat dat de leden van de partij ook kiezers van de partij zijn. Dat kan mede verklaren waarom slechts één parlementariër heeft aangeven de leden van de partij te vertegenwoordigen. Als tweede hebben de parlementariërs aangegeven alle Nederlandse kiezers te vertegenwoordigen. Dit kan verklaard worden doordat de parlementariërs gekozen worden door Nederlandse kiezers.

De vraag wie er vertegenwoordigd wordt, is iets anders dan de vraag voor wie er beleid gemaakt wordt. Een parlementariër geeft in de enquête de volgende toelichting:

‘Het EP maakt wetten voor alle EU-burgers. Ik ben gekozen door de kiezers die op mijn partij hebben gestemd, maar ik doe mijn parlementaire werk voor alle Europese burgers die mijn opvattingen delen’

Dit maakt het verschil duidelijk tussen wie er vertegenwoordigd wordt, en voor wie het beleid wordt gemaakt.

13

Om te onderzoeken of het voorkomt dat de parlementariërs in het nationale belang stemmen, hebben we ze gevraagd of het wel eens voorkomt dat ze samen met landgenoten overleggen over het innemen van een bepaald standpunt. De helft van de parlementariërs zegt in de enquête dat dit nooit voorkomt. De andere helft zegt dat dit soms voorkomt. Uit de toelichtingen blijkt echter dat ze wel eens overleggen, maar niet samen een standpunt innemen:

‘Over bepaalde dossiers is er wel eens overleg. Dat gaat slechts om enkele gevallen. De uiteindelijke standpuntbepaling vindt echter plaats langs politieke lijnen. We zijn hier immers ook langs politieke lijnen georganiseerd, en vooral niet op basis van nationaliteit.’

‘Nederland in de EU is geen hechte groep. We kennen elkaar natuurlijk, maar het stemgedrag wordt bepaald door de fracties waarin de Nederlanders zitten. Politieke stroming gaat boven nationaliteit!’

Dat politieke stroming boven nationaliteit gaat, blijkt ook uit de gegevens van oktober 2007 t/m september 2008. Bij slechts 9.5% van de stemmingen stemmen alle aanwezige Nederlandse parlementsleden hetzelfde. Het gemeenschappelijk stemgedrag binnen de delegaties en de Europese fracties ligt veel hoger, zoals blijkt in de volgende paragraaf.

Kortom, de meeste parlementariërs vertegenwoordigen kiezers die op hun partij hebben gestemd. Het zijn immers deze kiezers van wie ze het mandaat hebben gekregen zitting te nemen in het Europees Parlement. In het Europees Parlement wordt volgens de eigen politieke opvattingen gestemd, waardoor gesteld kan worden dat politieke opvatting boven nationaliteit gaat.

Hoe vaak wordt er binnen en tussen delegaties gemeenschappelijk gestemd?

Het stemgedrag in het Europees Parlement wordt met name bepaald door de Europese fractie waarin de delegaties zich bevinden, en niet door de nationaliteit van de parlementariërs. In de volgende tabel is de cohesie binnen de delegaties af te lezen, die aanmerkelijk hoger is dan gemeenschappelijk stemgedrag tussen alle Nederlandse Europarlementariërs (nl. 9.5%).

14

De cohesie kan niet aan de hand van percentages berekend worden, en daarom is gekozen voor de Agreement Index (AI) van Hix. Hiervoor geldt dat er uitkomsten mogelijk zijn tussen 0 en 1, waarbij 0 geen cohesie inhoudt en 1 maximale cohesie. Op het moment dat er 3 stemmen worden uitgebracht, die allen voor zijn, dan is de AI 1. Als één stem voor, één stem tegen en één stem onthouding is, is de uitkomst 0.

Figuur 4. Cohesie van de delegaties Delegatie Agreement Index CDA 0,981143 PvdA 0,951122 VVD 0,943954 GroenLinks 0,987727 SP 0,976952 CU-SGP 0,993863

De cohesie van alle delegaties is hoog. De ChristenUnie-SGP heeft de hoogste cohesie, terwijl dat een lijstineenschuiving van twee partijen betreft. Er zijn slechts 10 stemmingen geweest waarbij Bas Belder (SGP) en Hans Blokland (CU) verschillend hebben gestemd. De cohesie ligt het laagst bij de VVD, maar die is met ruim 0.94 nog erg hoog. Door alle parlementariërs wordt gemeenschappelijk stemgedrag binnen de eigen delegatie belangrijk geacht:

‘We zijn gekozen op hetzelfde verkiezingsprogramma en onderschrijven dezelfde basisprincipes. Uiteindelijk is iedereen vrij zelf een eigen beslissing te nemen, maar samenwerken heeft altijd de voorkeur omdat wij hierdoor een slagvaardige en constructieve fractie zijn’

De cohesie is hoog en alle parlementariërs hechten daar eveneens belang aan. Toch wijkt iedere parlementariër wel eens af van het delegatiestandpunt. In onderstaande tabel is te zien hoe vaak de parlementariërs afwijken. Het percentage is gebaseerd op de stemmingen waarbij minimaal de helft van de parlementariërs aanwezig was. Het is immers lastig te zeggen wat het standpunt van de delegatie is, als minder dan de helft aanwezig is. Uiteraard was het alleen mogelijk de delegaties met meer dan 2 leden te onderzoeken.

15

Figuur 5. Hoe vaak wijken de parlementariërs af van het stemgedrag van de meerderheid van de eigen delegatie?

CDA Bert Doorn 1,70% Esther de Lange 2,67% Maria Martens 2,07% Lambert van Nistelrooij 0,88% Ria Oomen-Ruijten 3,35% Cornelis Visser 1,52% Corien Wortmann-Kool 2,07% PvdA Thijs Berman 4,32% Emine Bozkurt 0,99% Ieke van den Burg 1,50% Dorette Corbey 4,34% Jan Cremers* 0,87% Lily Jacobs 0,93% Jan Marinus Wiersma 5,54% VVD Jeanine Hennis-Plasschaert 1,48% Jules Maaten 2,65% Toine Manders 5,65% Jan Mulder 1,01% * Bij Jan Cremers is alleen naar de stemmingen vanaf 20 mei 2008 gekeken.

Uit deze gegevens blijkt dat Toine Manders het meest afwijkend heeft gestemd, in namelijk 5.65% van de stemmingen heeft hij anders gestemd dan de VVD. Lambert van Nistelrooij (CDA) heeft met 0,88% in de gehele periode het minst afwijkend gestemd.

Behalve het gemeenschappelijk stemgedrag binnen de delegaties, is het gemeenschappelijk stemgedrag tussen delegaties ook interessant om te bekijken. In de volgende figuur staat aangegeven in hoeveel procent van de stemmingen de meerderheid van delegatie 1 hetzelfde heeft gestemd als de meerderheid van delegatie 2.

16

Figuur 6. Convergentie in stemgedrag tussen de Nederlandse delegaties in het Europees Parlement

Delegatie 1 Delegatie 2 Convergentie Delegatie 1 Delegatie 2 Convergentie CDA VVD 80,83% PvdA D66 76,45% CDA D66 78,93% PvdA VVD 75,34% CDA PvdA 73,36% PvdA CDA 73,36% CDA CU-SGP 69,27% PvdA GroenLinks 72,10% CDA GroenLinks 52,99% PvdA SP 64,75% CDA SP 47,57% PvdA CU-SGP 59,59%

Delegatie 1 Delegatie 2 Convergentie Delegatie 1 Delegatie 2 Convergentie VVD D66 93,97% GroenLinks SP 76,82% VVD CDA 80,83% GroenLinks PvdA 72,10% VVD PvdA 75,34% GroenLinks D66 62,55% VVD CU-SGP 67,09% GroenLinks VVD 61,88% VVD GroenLinks 61,88% GroenLinks CDA 52,99% VVD SP 56,48% GroenLinks CU-SGP 51,59%

Delegatie 1 Delegatie 2 Convergentie Delegatie 1 Delegatie 2 Convergentie SP GroenLinks 76,82% CU-SGP CDA 69,27% SP PvdA 64,75% CU-SGP VVD 67,09% SP VVD 56,48% CU-SGP D66 66,88% SP D66 56,42% CU-SGP PvdA 59,59% SP CU-SGP 53,95% CU-SGP SP 53,95% SP CDA 47,57% CU-SGP GroenLinks 51,59%

Delegatie 1 Delegatie 2 Convergentie D66 VVD 93,97% D66 CDA 78,93% D66 PvdA 76,45% D66 CU-SGP 66,88% D66 GroenLinks 62,55% D66 SP 56,42%

In de figuren is te zien dat de VVD en D66 zeer hoge convergentie hebben, namelijk 93,97%. Dit kan verklaard worden doordat ze beide lid zijn van dezelfde Europese fractie, ALDE. Om deze reden hebben we ook het gemeenschappelijk stemgedrag van GroenLinks en Els de Groen onderzocht, omdat zij beiden lid zijn van de Groenen/EVA. De convergentie is zeer hoog te noemen, namelijk 97,15%.

17

GroenLinks en Paul van Buitenen (ook lid van de Groenen/EVA) vertonen zeer laag gemeenschappelijk stemgedrag met slechts 1,45% convergentie. Dit is te verklaren vanwege de afwijkende functieomschrijving die Paul van Buitenen hanteert. De delegaties die het verst uit elkaar liggen zijn het CDA en de SP. Wat daarnaast opvalt is dat de ChristenUnie-SGP de minste convergentie vertoont, namelijk slechts 69,27% met de delegatie met wie ze het meest gemeenschappelijk stemt, het CDA.

Samenvattend kan gezegd worden dat er binnen alle delegaties een hoge cohesie is. Logischerwijs vindt er niet veel afwijkend stemgedrag plaats. Het gemeenschappelijk stemgedrag tussen delegaties laat de invloed van de Europese fracties zien: de partijen die bij elkaar in een Europese fractie zitten hebben een hoge convergentie. De delegaties die het verst uit elkaar liggen zijn het CDA en de SP.

Hoe verhouden de parlementariërs, de delegatie en de Europese fractie zich tot elkaar?

In de vorige paragrafen was te lezen dat de parlementariërs gemeenschappelijk stemgedrag binnen de delegatie belangrijk vinden. In het stemgedrag was te zien dat de delegaties veel cohesie vertonen, en dat parlementariërs weinig afwijkend stemmen. Het is ook interessant om te zien hoe vaak er door de parlementariërs gemeenschappelijk wordt gestemd met de Europese fractie. Het IPP bezit echter geen gegevens over het stemgedrag van alle Europarlementariërs. Wel is uit eerder onderzoek van het Institutul pentru Politici Publice in Roemenië (IPP-RO) gebleken dat het gemeenschappelijk stemgedrag binnen de Europese fracties over het algemeen ook hoog ligt. Uit die gegevens blijkt dat de Nederlandse leden van de Groenen/EVA, Kathalijne Buitenweg, Joost Lagendijk en Els de Groen- Kouwenhoven, zeer loyaal zijn aan de Europese fractie. Zij stemmen ruim 96% hetzelfde als de fractie. Daarna volgen de delegatieleden van het CDA en de PvdA, die ook boven de 90% uitkomen. De vertegenwoordigers van de VVD stemmen rond de 88% mee, D66 iets minder met 86%, de SP ongeveer 80%, en de leden van de ChristenUnie-SGP stemmen amper 60% mee met hun fractie. Bij dit onderzoek van het IPP-RO moet echter worden opgemerkt dat de gegevens slechts over een korte periode zijn verzameld, namelijk van september 2007 t/m december 2007.

18

In de enquête hebben we gevraagd hoe de politici gemeenschappelijk stemgedrag binnen de Europese fractie waarderen. Uit de enquête blijkt dat de meeste parlementariërs gemeenschappelijk stemgedrag binnen de Europese fractie belangrijk vinden:

‘Dat is op de lange termijn effectiever’

‘Het verstevigt de onderhandelingspositie en slagkracht’

‘Door een gemeenschappelijk standpunt met de fractie te hanteren valt er meer te bereiken’

Alleen de SP en ChristenUnie-SGP vinden gemeenschappelijk stemgedrag binnen de Europese fractie soms of helemaal niet belangrijk. De SP zegt lid te zijn van een confederale fractie (EVL/NGL), waarbij consensus bereiken wel het doel is, maar gemeenschappelijk stemgedrag niet altijd belangrijk is. ChristenUnie-SGP is lid van de fractie IND/DEM waarbij meer nationaal georiënteerde partijen aangesloten zijn. Het gemeenschappelijk doel van deze fractie is het tegenhouden van de grondwet en het tegengaan van alle vormen van centralisering 8. Het doel is dus niet om op alle terreinen gemeenschappelijk te stemmen. Hiermee wordt duidelijk dat er verschillen tussen doelen en opvattingen tussen de Europese fracties bestaan. Een belangrijk onderdeel van dit verschil is de mate waarin de partijen zijn gericht op Europa. Dit is terug te zien in de gegevens van het IPP-RO waaruit blijkt dat de delegaties die minder belang hechten aan gemeenschappelijk stemgedrag in de Europese fractie, minder meestemmen met hun fractie. Zo stemt de SP in 80% en CU-SGP in slechts 60% mee met de Europese fractie.

Binnen de Europese fractie zitten delegaties uit verschillende lidstaten. De fractie probeert soms een gemeenschappelijk standpunt uit te dragen. Toch is het mogelijk dat de Nederlandse partij het daarmee oneens is. Wat doen de Europarlementariërs dan, volgen ze hun eigen delegatie, of de Europese fractie? We legden de parlementariërs zeven opties voor in de enquête, met het volgende resultaat:

8 Zie het politieke programma van IND/DEM op http://indemgroup.eu/16

19

Figuur 7. Welk standpunt volgen de parlementariërs als de delegatie afwijkt van de fractie? Keuze Aantal standpunt van de fractie 0 standpunt van de delegatie 15 eigen standpunt 7 onthouden van stemmen 1 niet stemmen 0 nooit voorgekomen 0 hangt ervan af 5

Wat opvalt is dat geen enkele parlementariër kiest voor het volgen van het standpunt van de fractie. Een eerder onderzoek (IPP-RO) heeft ook aangetoond dat er meer cohesie is tussen de Nederlandse politici binnen hun eigen delegatie, dan binnen hun fractie. Een parlementariër, die zowel voor de mening van de delegatie als voor de eigen mening heeft gekozen, licht toe:

‘De mening van de delegatie is door onszelf bepaald. Als de delegatie het onderling niet eens is, kunnen we besluiten tot een free vote’

Hiermee wordt de status van het delegatiestandpunt verduidelijkt. In principe stemt iedereen mee met de delegatie. Als er onenigheid is, kunnen de parlementariërs daarvan afwijken.

Het is mogelijk dat de delegatie en de fractie hetzelfde standpunt hanteren, maar dat een individuele parlementariër het daarmee oneens is. We hebben de parlementariërs in de enquête voorgelegd wat ze in die situatie doen.

Figuur 8. Welk standpunt volgen de parlementariërs als ze afwijken van het delegatie- en fractiestandpunt? Keuze Aantal standpunt delegatie en fractie 4 eigen mening 4 onthouden van stemmen 3 niet stemmen 0 nooit voorgekomen 5 hangt ervan af 6

Hieruit is alleen af te lezen dat in elk geval niemand kiest voor de optie ‘niet stemmen’. En hier blijkt niet iedereen overduidelijk voor het standpunt van de delegatie/fractie te kiezen. 20

De keuze tussen individueel standpunt en delegatie- of fractiestandpunt is blijkbaar complexer, dan de keuze tussen de delegatie en de Europese fractie. De delegatie lijkt daarmee voor het bepalen van het stemgedrag belangrijker te zijn dan de Europese fractie.

Kortom, de meeste parlementariërs geven aan gemeenschappelijk stemgedrag in de Europese fractie belangrijk te vinden. De SP vindt dit soms belangrijk, en de CU-SGP acht dit onbelangrijk. Als de parlementariërs een keuze moeten maken tussen het standpunt van de fractie of het volgen van de delegatie, dan kiest niemand voor de fractie. De Europese fractie lijkt daarmee op de tweede plaats te staan, en de delegatie op de eerste plaats.

Is er sprake van fractiediscipline?

Als de parlementariërs van een delegatie vaak gemeenschappelijk stemmen wordt gezegd dat de cohesie van de delegatie hoog is. Er is sprake van fractiediscipline als parlementariërs door de leiding van de delegatie of fractie worden gedwongen een bepaald standpunt in te nemen.

In de enquête hebben we gevraagd of er binnen de delegatie afspraken zijn die gemeenschappelijk stemgedrag afdwingen. De meeste parlementariërs geven aan dat er soms of regelmatig afspraken worden gemaakt. Alleen GroenLinks zegt op deze vraag dat er geen fractiediscipline is, maar wel getracht wordt om tot een gezamenlijk fractiestandpunt te komen.

Daarna hebben we de vraag gesteld hoe ze die afspraken beoordelen. De grote partijen CDA, PvdA en VVD beoordelen afspraken die gemeenschappelijk stemgedrag afdwingen over het algemeen positief, met als argument dat gemeenschappelijk stemgedrag de delegatie een duidelijke positie en/of macht geeft. Uit toelichtingen van de parlementariërs van de PvdA blijkt echter dat er geen sprake moet zijn van dwang. Dat kan betekenen dat ze voordelen zien van fractiediscipline, maar dat de individuele parlementariër mag afwijken. De SP geeft aan dat ze het verkiezingsprogramma volgt, maar ze geeft niet aan hoe ze fractiediscipline beoordeelt. GroenLinks beoordeelt als enige delegatie dat fractiediscipline tegen regels ingaat. De ChristenUnie-SGP heeft deze vraag niet beantwoord.

Op de vraag of de regels m.b.t. gemeenschappelijk stemgedrag strakker of minder strak moeten zijn, antwoordt een ruime meerderheid dat het goed is zoals het is.

21

Twee parlementariërs van twee verschillende delegaties, namelijk het CDA en de PvdA, geven echter aan dat het strakker kan. Eén van hen vindt dat er verbetering kan plaatsvinden door vooraf beter af te stemmen.

Om te onderzoeken of vanuit de partij in Nederland wel eens wordt gepoogd de standpunten te beïnvloeden, hebben we de parlementariërs gevraagd of er regels zijn vanuit de politieke partij die bindend zijn voor de standpunten die ze innemen. Een ruime meerderheid van de parlementariërs geeft aan dat men zich moet of wil houden aan het verkiezingsprogramma. Daarnaast geven sommigen ook aan af te stemmen met de Tweede Kamer, maar dat is niet bindend:

‘Het zijn ongeschreven regels, vooral, dat je rekening houdt met de Tweede Kamer, en het programma uitdraagt’

Binnen de delegaties in het Europees Parlement wordt gemeenschappelijk stemgedrag gewaardeerd en daar zijn met name binnen de grotere delegaties afspraken over. Niemand wil echter de term fractiediscipline gebruiken. Omdat de meesten zelf het belang inzien van gemeenschappelijk stemgedrag, zullen sommigen wellicht uit eigen overtuiging meestemmen met de rest van de delegatie. In dit geval is de rolopvatting van de parlementariër zodanig op het belang van de delegatie gericht, dat fractiediscipline niet nodig is om tot gemeenschappelijk stemgedrag te komen.

We hebben de parlementariërs ook gevraagd naar hun opvattingen over fractiediscipline binnen de Europese fractie. Op de vraag of er binnen de Europese fractie afspraken zijn die gemeenschappelijk stemgedrag afdwingen, antwoorden de meeste partijen dat dit zo is. Wel is enkele keren toegevoegd dat er bij grote bezwaren afgeweken kan worden. Een van de parlementariërs schrijft:

‘Het is belangrijk om als fractie zoveel mogelijk een eenduidig standpunt te laten horen, maar fractiediscipline mag niet afgedwongen worden. De fractiediscipline is vooral het resultaat van het feit dat wij dezelfde basisprincipes onderschrijven en dankzij goed onderling overleg.’

De SP, ChristenUnie-SGP en de Nederlandse parlementariërs die lid zijn van de Groenen/EVA geven aan dat er binnen de Europese fractie geen afspraken zijn. Wel wordt door de fractieleden van de Groenen aangegeven dat er verwacht wordt dat je de stemlijst volgt, maar dat daarvan kan worden afgeweken. 22

Op de vraag hoe de parlementariërs denken over het afdwingen van gemeenschappelijk stemgedrag binnen de Europese fractie antwoorden de leden van het CDA, de PvdA en de VVD positief. Ze geven aan dat het de fractie een duidelijke positie of machtspositie geeft. Door de fractieleden van de Groenen/EVA en de leden van de ChristenUnie-SGP wordt het negatief beoordeeld in de zin dat het creativiteit en pluriformiteit onderdrukt, en ingaat tegen regels.

Wel is bijna iedereen tevreden met de regels over fractiediscipline binnen de eigen fractie. Eén parlementariër zou de regels graag strakker zien. De SP heeft deze vraag niet beantwoord, omdat er in hun fractie geen regels zijn, waardoor de vraag niet relevant wordt geacht.

Uit de vragen over fractiediscipline binnen de Europese fractie, blijkt dat de meeste parlementariërs ook de machtspositie van hun Europese fractie belangrijk vinden. Er zijn echter geen grote verschillen te zien tussen hoe de parlementariërs fractiediscipline op delegatieniveau en op fractieniveau ervaren.

Als het gemeenschappelijk stemgedrag niet is te verklaren door fractiediscipline, dan moet het op een andere manier verklaard kunnen worden. Daarom hebben we in de enquête de vraag gesteld hoe het gemeenschappelijk stemgedrag is te verklaren.

Figuur 9. Verklaring gemeenschappelijk stemgedrag in de Europese fractie Keuze Aantal gedachtegoed 19 volgen van fractiespecialisten 10 volgen van regels 0 anders 3

Geen enkele parlementariër geeft aan dat regels, zoals fractiediscipline, het gemeenschappelijk stemgedrag kunnen verklaren. De belangrijkste factoren zijn het gedeelde gedachtegoed en het volgen van de fractiespecialist. Mensen worden immers lid van een partij waarmee ze het inhoudelijk eens zijn. De vertegenwoordigers van deze partij hebben zich vervolgens op Europees niveau aangesloten bij de fractie waarbij ze inhoudelijk het beste passen. Per fractie verschilt de mate waarin wordt samengewerkt in bijvoorbeeld verkiezingscampagnes en/of een gemeenschappelijk verkiezingsprogramma, maar bij sommige fracties gaat dat heel ver. 23

Het is dus niet verrassend dat gedachtegoed een belangrijke verklaring vormt. Daarnaast biedt het volgen van de fractiespecialist een verklaring. Alle fracties doen aan taakverdeling, waarbij de ene parlementariër zich buigt over bijvoorbeeld het landbouwbeleid en de andere parlementariër zich verdiept in de mensenrechten. Het standpunt van de specialist wordt vaak gevolgd door de andere fractieleden. Daarnaast lijkt ook de rolopvatting van de parlementariërs mee te spelen, omdat alle parlementariërs het belang inzien van gemeenschappelijk stemgedrag. Als de parlementariërs het eens zijn over het belang van gemeenschappelijk stemgedrag, hoeft hun stemgedrag vaak niet afgedwongen te worden.

Samenvattend kan worden gesteld dat er soms sprake is van fractiediscipline op het niveau van de delegatie en de Europese fractie. De meeste parlementariërs geven aan dat er afspraken worden gemaakt over gemeenschappelijk stemgedrag, en beoordelen die positief. Alleen GroenLinks laat zich negatief uit over fractiediscipline en geeft tevens aan dat er binnen de delegatie en fractie geen afspraken worden gemaakt. De SP en ChristenUnie- SGP zijn negatief over gemeenschappelijk stemgedrag binnen de Europese fracties. Deze partijen zijn minder op de Europese Unie georiënteerd dan de andere partijen, en dat is terug te zien in de verwachtingen van de fractie waar zij deel van uitmaken. De parlementariërs geven aan dat op partijniveau met name binding aan het verkiezingsprogramma tot gemeenschappelijk stemgedrag leidt. Op het niveau van de Europese fracties zorgen een gemeenschappelijk gedachtegoed en het volgen van de fractiespecialist voor gemeenschappelijk stemgedrag.

24

Conclusie

In dit rapport is het stemgedrag van de 27 Nederlandse Europarlementariërs over de periode oktober 2007 t/m september 2008 onderzocht. De verhouding tussen de Nederlandse delegaties van politieke partijen in het Europees Parlement is bestudeerd, de verhouding tussen de delegaties en de Europese fracties, en er is gekeken wat de verhouding is van de parlementariërs ten opzichte van hun delegatie en de Europese fractie.

De verhouding van de parlementariërs ten opzichte van de delegatie en Europese fractie is loyaal te noemen. De parlementariërs vinden het allen belangrijk aanwezig te zijn bij stemmingen en hun stem uit te brengen. Een uitzondering hierop is Paul van Buitenen, die voor zichzelf een andere taak ziet als Europarlementariër dan het uitbrengen van stemmen.

Uit het onderzoek blijkt dat er belang wordt gehecht aan gemeenschappelijk stemgedrag binnen de delegatie. De cohesie is in alle delegaties hoog te noemen. Loyaliteit van de parlementariërs betekent niet dat er nooit afwijkend stemgedrag wordt vertoond. De parlementariërs van de ChristenUnie-SGP wijken het minst vaak van elkaar af, en de parlementariërs van de VVD het vaakst. De loyaliteit van de ChristenUnie-SGP is opvallend te noemen, omdat dit twee aparte partijen betreft, die in het Europees Parlement gezamenlijk optrekken.

Gemeenschappelijk stemgedrag vinden de meeste parlementariërs ook belangrijk binnen de Europese fractie, behalve de ChristenUnie-SGP die het nooit belangrijk vindt en de SP die het soms belangrijk vindt. Te zien is dat de partijen die samen in één Europese fractie zitten, zoals de VVD en D66 een hoge convergentie vertonen. Het CDA en de SP vertonen het grootste verschil in stemgedrag.

Het gemeenschappelijk stemgedrag op fractieniveau kan verklaard worden door gemeenschappelijk gedachtegoed, het volgen van de fractiespecialist en rolopvattingen. Er is soms sprake van fractiediscipline op het niveau van de delegatie en de Europese fractie. De meeste parlementariërs geven aan dat er afspraken worden gemaakt die gemeenschappelijk stemgedrag afdwingen, en beoordelen die positief. Toch hebben de parlementariërs moeite deze term te gebruiken. Zo wordt aangegeven dat er een wil is om gemeenschappelijk te stemmen, vanwege het gedachtegoed en de machtspositie die dat oplevert.

25

De 27 Nederlandse Europarlementariërs maken nooit afspraken om gezamenlijk een ‘nationaal’ standpunt in te nemen. Ze zijn meer gericht op hun eigen delegatie en fractie. De parlementariërs geven wel aan de Nederlandse kiezers te vertegenwoordigen, maar ze stemmen vooral langs de lijnen van hun gedachtegoed, wat zijn weerslag vindt in de fracties die grensoverschrijdend zijn.

26

Bronvermelding

Andeweg, R. en J. Thomassen, Binnenhof van binnenuit, Tweede Kamerleden over het functioneren van de Nederlandse democratie , Raad voor het Openbaar Bestuur, Den Haag, 2007. Hix, S. and A. Noury, After Enlargement: Voting Patterns in the Sixth European Parliament , (a working paper), London/Bruxelles, 2008. Hix, S., How MEPs Vote , ESRC One Europe of Several? Programme, Briefing Note 1/00, London School of Economics and Political Science, 2000. Hix, S., A. Noury and G. Roland, Power to the parties: Cohesion and Competition in the European Parliament, 1979-2001 , Cambridge University Press, 2005. Hout, E. van der, W. van der Woude en G. Voerman, Representatie, fractiediscipline en financiering, Drie onderzoeken rondom een voorstel naar een nieuw kiesstelsel , Burgerforum kiesstelsel, Rijswijk, 2007. Huijbregts, E. en N. van Dijk, Op de kandidatenlijst, Een onderzoek naar de selectie van kandidaten bij Nederlandse partijen voor de Europese Verkiezingen , Instituut voor Publiek en Politiek, , 2009. Institutul pentru Politici Publici, How Do Members of the European Parliament Work? Bucuresti, 2008. Noury, A.G., Dutch MEPs’ Voting Patterns, 5th European Parliament (1999-2004) , Université Libre de Bruxelles, 2004. Noury, A.G., and G. Roland, European Parliament, Should it have more power? , Economic Policy, 2002. Thomassen, J. en R. Andeweg, Fractiediscipline - Vooroordelen en misverstanden, in: G. Voerman (Ed.), Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 2005 (pp. 154-175), .

27