2 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP 118 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

LIMBURG 1802-1807 LANDSCHAP EN VEGETATIE IN KAART GEBRACHT

DE TRANCHOTKAART ALS HISTORISCHE INFORMATIEBRON

B.G. Graatsma, Konirigsplein 9. 6224 EB Maastricht

In het Natuurhistorisch Maandblad verschijnen huidige Nederlandse provincie Limburg. regelmatig artikelen waarin bepaalde facetten De Tranchotkaart verdient dan ook onze van het Limburgse landschap onder de loep bijzondere aandacht, speciaal voor wat betreft worden genomen. Daaronder bevinden zich de interpretatie van het kaartbeeld (vgl. PIKET, Studies waarin de historische geografie' van 1987). het landelijk gebied een belangrijke plaats Na een algemene inleiding over de weergave inneemt. In deze artikelen wordt vaak van landschap en plantengroei op oude dankbaar gebruik gemaakt van de "Tranchot• topografische kaarten, zal kort aandacht kaart" als historische informatiebron met worden besteed aan de voorgeschiedenis en betrekking tot het vroeg-19e eeuwse pre- ontstaanswijze van de van oorsprong Franse industriële (cultuur)landschap en het daarmee Tranchotkaart. Vervolgens zal nader worden samenhangend landgebruik. Daarbij wordt er ingegaan op de omvang alsmede het meestal vanuit gegaan dat de lezer dermate oorspronkelijke vervaardigingsdoel van de vertrouwd is met die Tranchotkaart, dat een kaart. De meeste aandacht gaat echter uit nadere omschrijving van dit kaartwerk naar de inhoud van het kaartwerk, in het doorgaans achterwege blijft. bijzonder de (kartografische) weergave van Het vaak geheel ontbreken van die aandacht het landelijk gebied en de interpretatie van het voor de kaart zèlf is een belangrijke aanleiding kaartbeeld waarbij het plantendek (de geweest tot het samenstellen van deze vegetatie) centraal staat. publikatie (met begeleidende expositie) waarin Deze publikatie, die tevens als themanummer de voor de historie van onze provincie van het Natuurhistorisch Maandblad Limburg in meerdere opzichten bijzondere verschijnt, wil hiermee deze voor de provincie Tranchotkaart centraal staat. Limburg zo belangrijke historisch-landschaps- Dit topografisch kaartwerk, vervaardigd in het geografïsche c.q. kartografische informatie• begin van de 19e eeuw, vormt dankzij haar bron bij de lezer nader introduceren. Daarbij gedetailleerdheid en breed topografisch zal de nadruk komen te liggen op de waarde spectrum, met name voor wat betreft het van dit kaartwerk voor vergelijkend historisch- landelijk gebied, een bijzonder rijke visuele vegetatiekundig en landbouwhisi:orisch informatiebron voor historisch-geografisch onderzoek, dus voor die situaties waarin een onderzoek. De realisatie van de Tranchot• (gedeeltelijke) reconstructie van de oude kaart, waarvan het Limburgse deel in de toestand van het rurale Limburgse landschap periode 1802-1807 werd opgenomen, betekent met zijn karakteristieke plantengroei en het een mijlpaal in de topografische kartering van daarmee samenhangend landgebruik centraal Limburg. Deze "Rembrandt" onder de staat. Aan de hand van enkele voorbeelden uit topografische kaarten geeft voor het eerst een de praktijk van het (toegepast) natuurhisto• gedetailleerd, vlakdekkend en rijk geschakeerd risch onderzoek zal dit tenslotte nader worden kartografisch beeld van nagenoeg de gehele geïllustreerd. PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 3 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 I 19

Bij oude topografisclie kaarten wordt vaak te snel geconcludeerd dat de onvoinnaakte inhoud samenhangt met de toenmalige gebrekkige meetmethode en techniek, terwijl wordt vergeten dat het oorspronkelijke ven/aardigingsdoel mede bepalend is geweest. Y.M. Donkersloot-De Vnj

OUDE KAARTEN gave vanaf het begin van de 18e eeuw gelei• De topografische kaarten uit de 18e en het delijk aan meer en meer overheersen. Ver• begin van de 19e eeuw geven ons een al dan Een (topografische) kaart biedt een grondig beterde landmeettechnieken daagden uit tot niet volledig beeld van het toenmalige agro- uitgewerkte, verkleinde, al dan niet gekleur• het maken van steeds nauwkeuriger kaarten pastorale, pre-industriële landschap. Bij de de voorstelling in de vorm van een tweedi• waarop geen plaats meer was voor de rijke bestudering van deze kaarten kunnen de vol• mensionaal verticaal overzichtsbeeld van een versieringen waar de vroegere (met name gende gegevens van belang zijn: beperkt deel van het aardoppervlak, met 17e eeuwse) kartografen zich in hadden uit• • historische kenmerken; auteur, datering, daarop zowel natuurlijke (bv. een rivier, een geleefd. In de loop van de 18e eeuw werden opdrachtgever, doel, etc; natuurlijk bos), kunstmatige (bv. een weg, een de kaarten definitief ontdaan van hun deco• • technische kenmerken; kleur of zwartwit, nederzetting) als denkbeeldige (bv. een poli• ratieve en artistieke versleringen en omgeto• schaal, kwaliteit, betrouwbaarheid; tieke/administratieve grens) elementen. De verd In zuivere bronnen van topografische • praktische bruikbaarheid voor de histori• weergave van deze componenten kan sym• informatie, gebaseerd op nauwkeurige op• cus; bolisch danwel visueel (figuratief/picturaal) metingen en inventarisaties in het veld. • toegankelijkheid (vindplaats). zijn. Topografische kaarten - hieronder wor• den kaarten verstaan met een schaal van 1:50.000 of groter-zijn in feite te beschou• wen als getekende inventarisaties van het landschap op een bepaald moment (zie o.a. DONKERSLOOT-DEVRIJ, 1981; HARVEY, 1980). Er zijn weinig media die zo compact en - mits goed uitgewerkt - in één oogopslag zoveel informatie kunnen bevatten als een (topogra• fische) kaart.

Indien men oude kaarten louter op hun func• tie die ze vroeger hadden, op hun vervaardi• gingsdoel en hun praktisch gebruik bestu• deert, dan worden ze niet alleen begrijpelij• ker, maar dan vertellen ze bovendien een his• torisch verhaal over grensgeschillen en ont• ginningen, over land- en waterwegen, over nederzettingen en stedebouw, over het (agrarisch) landgebruik en de begroeiing in het landschap van toen (vegetatie), over mili• taire bolwerken en -strategieën (vestingwer• ken, veldslagen) en de rijkdom aan kerken, kloosters en kastelen (figuur I). Oude kaar• ten verschaffen daardoor Informatie waar de historisch-(landschaps)geograaf en de ar• cheoloog maar zeker ook de historisch geïn• teresseerde vegetatiekundige zijn voordeel mee kan doen. Tegelijk zijn oude kaarten evenals landschapschilderingen een afspiege• ling van culturele, economische, politieke en militaire ontwikkelingen (GRAATSMA, 1987; KOEMAN, 1983). Oude kaarten bevatten dus een veelheid aan geordende informatie die door haar (kartografische) weergave boven• dien ook snel te herkennen en te interprete• ren is. Oude kaarten kunnen in bepaalde omstandigheden zelfs omvangrijke beschrij• vingen vervangen. FICUUR I. Fragment uit een koart van de "Fossa Eugeniana", het geplande maar nooit gerealiseerde verbindingskanaal tussen Maas en Rijn, ten oosten van VenIo. Deze zgn. chorografische kaart werd Binnen de kartografie ging de zakelijke weer• vervaardigd door Johan Blaeu in 1628 en voor het eerst gepubliceerd in 1630. 4 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 120 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

huidige landschap is een cultureel erfgoed van de eerste orde waarin natuurbehoud hand in hand moet (blijven) gaan met behoud van de cultuurhistorische waarde van het landschap.

DE KARTOGRAFISCHE WEERGAVE VAN HET PLANTENDEK

Alvorens nader in te gaan op de weergave van landschap en plantengroei alsmede het daar• mee samenhangend landgebruik binnen Lim• burg op de Tranchotkaart, staan we even stil bij de typische kenmerken van een kartogra• fische weergave van het plantendek in het al• gemeen (zie ook HARVEY, 1980). Naast alle halfnatuurlijke en min of meer na• tuurlijke begroeiingen zoals heiden, riedan- den, moerassen, bossen en de plantengroei van duinen, kwelders en schorren, behoren ook alle graslanden (incl. cultuurgraslanden) en de akkers met hun onkruiden tot het be• grip vegetatie zoals gedefinieerd in de geobo- tanie^. Op een (topografische) kaart is de grote di• versiteit binnen de vorm, kleur en samenstel• ling van het plantendek vervangen door een

i^C.^-'DEPABTEMENT set van min of meer conventionele, al dan niet /'-.' kibderkhejm/ Afkorting: fr - Frans geabstraheerde tekens en symbolen en vaak ondergebracht in gekleurde vlakken, waar• kaartschaal 1:10,000 door het gehele (complexe) beeld van de kaartschaal l-ÏO.OOO indien geen andere iciiaai iï aangegeven plantengroei in het landschap op een kaart

FICUUR 2a. Blad-indeling van het Tranchot-Müfping kaartwerk: de door de Fransen vervaardigde veel duidelijker, overzichtelijker en eenvou• kaartbladen (1802-1813) met de staatkundige indeling van de bij Frankrijk ingelijfde gebieden tussen Maas diger wordt (generalisatie; o.a. PiKET, 1966). en Rijn (uit SCHMIDT, 1973). Desalniettemin is zo'n topografische kaart in feite nog een landschapsafbeelding waarin De nauwkeurigheid van de kartografische lei veranderingen die zich in de loop der tijd vele kleuren en tekens nog steeds herkenba• weergave en daarmee de bruikbaarheid voor in een landschap hebben voltrokken, geïllus• re afbeeldingen zijn van bepaalde elementen historisch onderzoek hangt onder meer af treerd en ten dele zelfs gereconstrueerd in het landschap; het betreft hier dus geen van het toenmalige niveau van de karterings- worden. Bedoelde kaarten lenen zich dan totale abstractie. De gebruikte tekens zijn en meettechnieken, de gebruikte schaal, het ook zeer goed voorhistorisch-topografische weliswaar geen exacte (natuurgetrouwe) af• vervaardigingsdoel, de manier waarop de c.q. historisch-landschapsgeografische stu• beeldingen van de individuele elementen die kaart werd samengesteld, de wijze van weer• dies waarbij reconstructie van landschap en ze representeren, maar gestileerde, gesimpli• gave en de originaliteit van het afgebeelde (zie plantengroei en het daarmee samenhangend ficeerde afbeeldingen (signaturen) van typi• ook BURGGlWi,FF, 1988). Bij het raadplegen landgebruik in vroeger tijden centraal staat. sche voorbeelden van dergelijke elementen van oude landkaarten dient men deze dan De opkomst van de (toegepaste) historische in het veld (figuur I). ook op genoemde punten kritisch te beoor• landschapsgeografie hangt in ons land nauw delen en hun betrouwbaarheid en nauwkeu• samen met de sinds het eind van de jaren zes• Vaak is een afbeelding (teken, figuur) erg dui• righeid te toetsen. tig toenemende interesse voor de natuur- en delijk en is een verklaring in de vorm van en• Bij nauwgezette bestudering van oude (19e landschapsbescherming. Naast de weinige kele toelichtende woorden eigenlijk overbo• eeuwse) topografische kaarten alsmede ver• natuurgebieden die onze provincie nog rijk is, dig. Zo wordt bijvoorbeeld een bos op oude gelijking met recente kaarten van overeen• verdienen zeker ook (de resten van) onze kaarten in de meeste gevallen weergegeven komstige gebieden en gelijkwaardige schaal, oude cultuurlandschappen, die zowel in oe• door middel van (donker)groene vlekken, al blijken die oude, vaak zeer gedetailleerde cologisch opzicht als door hun ontstaan, ont• dan niet voorzien van gestileerde bomen: kaarten een schat aan historisch interessan• wikkeling en hun belevingswaarde thans een loof- en/of naaldhout. Voor de weergave van te (verborgen) informatie te bevatten. Op ba• bijzondere betekenis hebben gekregen, onze tuinen en boomgaarden zijn die gestileerde sis van dergelijke vergelijkingen kunnen aller• speciale aandacht (vgl. RENES, 1988). Ons bomen geordend in rechte lijnen of cirkels. PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 5 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 121

Rivieren, beken, kanalen etc. zijn meestal blauw gekleurd, een verwijzing naar de ö. L. V. ereanwich r "kleur" van water. Soms is de herkomst van een afbeelding of kleur echter niet meer zo duidelijk. Zo zijn bijvoorbeeld de wegen meestal geel-bruin, oranje of rood gekleurd. Het verschil in be• tekenis tussen die kleuren onderling is hier zonder legenda niet meer te achterhalen. Desondanks zijn veel symbolen, signaturen en kleuren direct afgeleid van c.q. gebaseerd op de werkelijke, actuele vorm en kleur van de objecten zoals deze loodrecht van boven dan wel in aanzicht kunnen worden waarge• nomen. Men kan In de geschiedenis van de kartografie uit het kleurgebruik opmaken dat er steeds een zekere overeenkomst werd - en in feite tot op heden nog steeds wordt - nagestreefd tussen de kleuren in werkelijk• heid en die op kaarten ter onderscheiding van de verschillende landschappelijke eenheden. Vegetatie-eenheden bezitten meestal een licht- of donkergroene kleur. De rivieren en meren zijn over het algemeen blauw tot blauwgroen en de bergen veelal bruin. Een dergelijk functioneel kleurgebruik draagt in belangrijke mate bij tot de leesbaarheid van de kaart, in het bijzonder In die gevallen waar een legenda ontbreekt. Bovendien was het gebruik van natuurlijk voorkomende kleuren een waarborg voor een snelle herkenning van de situatie in het veld.

Vroeger - d.w.z. in de middeleeuwen en de tijd daarna tot in de 18e eeuw - speelde de weergave van de vegetatie op kaarten in het algemeen een (zeer) ondergeschikte rol: het grootste deel van een kaart werd in beslag genomen door de uitbeelding van de ge• bouwde omgeving (kastelen, forten, tempels, kerken, huizen, torens, molens, bruggen, slui• zen, muren, dijken, wegen, etc.) waaraan ook veel zorg werd besteed (o.a. BAGROW, 1964;

GRAATSMA, 1987). Ook aan het reliëf werd, zij het vaak op een in onze ogen primitief aan• ft. L. V. Ferro 23'»' doende wijze, de nodige aandacht geschon• FICUUR 2b. Blad-indeling van het Tranchot-Müffling kaartwerk: het volledige, definitieve kaartwerk ken. (1802-1820), waan/an sinds de jaren zeventig een facsimile (fotografische) reproduktie op schaal 1:25.000 beschikbaar is (uit MÜLLER-MiNY. 1975). Er is vanaf midden 18e eeuw in toenemende mate sprake van een internationale uniformi• teit in de wijze van topografisch tekenen (zie gaat spelen. Ter onderscheiding van de ver• groter), vaak een schat aan informatie met ook ZANDVLIET, 1988): de bebouwing, de ak• schillende objecten worden kaartsymbolen betrekking tot de vegetatie en het grondge• kers en de weilanden worden niet meer in ingevoerd. Deze symbolen voor de herken• bruik (vgl.DEL»,HAYE, 1988;DONKERSLOOT- perspectief (vogelvlucht-opname) maar in ningvan bouw- en weiland, van moerassen en DEVRIJ, 1981; KOEMAN, 1963, 1983). een exacte orthogonale (loodrechte) projec• zandgronden, van bossen en heiden, van Historisch geïnteresseerde vegetatiekundi- tie of plantekening (ingrondomtrek: planime- boomgaarden en tuinen etc, dragen bij ver• gen maken dan ook dankbaar en met vrucht trische weergave) weergegeven. We zien een schillende kartografen In verschillende lan• gebruik van deze kaarten' (o.a. BUIS, 1985; overgang naar een abstracte(re) weergave den toch eenzelfde karakter en eenzelfde HILLEGERS, 1980,1993; VAN DEN MUNCKHOF, van de verschillende typen begroeiingen, kleur. Oude topografische kaarten bevatten, 1991; RENES. 1988, 1990, 1993; RIP, 1982, waarbij tevens de kleur een functionele rol mits gedetailleerd genoeg (schaal 1:50.000 of 1983; VAN DE WESTERINGH, 1975). 6 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 122 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

FIGUUR 3. schap. De daarmee gepaard gaande cultuur- Het "ideale" l

eeuw gaven wel tekenvoorbeelden, doch met hun wandelpaden nauwkeurig ingete• digeerd door de van oorsprong Franse gene- geen bindende voorschriften. kend (figuur 4). De weergave van het reliëf raal-majoor Graaf Joseph de Ferraris (1726- Dergelijke tekenvoorbeelden vinden we in doet echter nog vrij priminef aan in vergelij• 1814) (o.a. DE SMET, 1974; LETROYE, 1958). diverse 18e eeuwse leerboeken kaartteke• king tot de weergave van de overige elemen• Deze 275 bladen tellende handgetekende en nen en landmeetkunde terug (figuur 3; o.a. ten (ANON,, 1980, 1987). gekleurde manuscriptkaart was volledig op BucHOTTE, 1754; MORGENSTER & KNOOP, De Cassini-kaart vormt een mijlpaal in de schaal 1:1 1.520. 1757; zie ook KOEMAN, 1983). Als gevolg van geschiedenis van de topografische kartogra• Dit omvangrijke karteringswerk kon dankzij Frankrijks militaire en culturele invloed in fie, mede door de toepassing van verbeterde het grote aantal artillerie-officieren in een Europa heeft zich In de 18e eeuw deze genor• meetinstrumenten waardoor een betere voor die tijd zeer korte periode - het totale maliseerde tekenstijl van de militair-topogra• standaardisering mogelijk werd en de be• gebied van de Oostenrijkse Nederlanden in fische kaarten geleidelijk overgeheel Europa trouwbaarheid van het kartografisch beeld amper 7 jaar - uitgevoerd worden (zie KOE• verbreid. aanzienlijk toenam. De grote militaire en ci• MAN, 1983). viele waarden van kaarten vervaardigd vol• Deze manuscriptkaart is destijds in drie DE CASSINI-KAART gens het Cassini-patroon, werden meteen In exemplaren getekend: één exemplaar berust De activiteiten van de "Ingénieurs-Géo• andere Europese landen erkend, met name thans in het Kriegsarchiv te Wenen (de origi• graphes" resulteerden in de bekende "Cassl- door de Oostenrijkers die vanaf het midden nele montage), één exemplaar in de Konink• ni-kaart" van Frankrijk: vanaf 1750 begon de van de 18e eeuw ook met karteringen van lijke Bibliotheek In Brussel en het derde Franse astronoom en geodeet César-Fran• hun grondgebied volgens dat principe begon• exemplaar, dat In het bezit was van de Topo• çois Cassini de Thury ( 1714-1784) in Frank• nen (zieLETROYE, 1958). grafische Dienst te Delft, berust momenteel rijk aan de topografische kartering van dit in de Kaartenverzameling van het Algemeen land. Daartoe werd heel Frankrijk vanaf 1733 DE FERRARISKAART Rijksarchief in Den Haag. voorzien van een meetkundig driehoeksnet. Een voor onze omgeving zeer belangrijke Deze zgn. Cassini-kaart van Frankrijk ("Car• kaart die uit bovengenoemde ontwikkelingen Het kaartwerk van Ferraris Is de eerste to• te géométrique de la France"), ook wel "Car• voortvloeide, is de tussen 1771 en 1778 ver• pografische kaart van België die volledig in het te de France"genoemd, kwam in 1793 gereed vaardigde gedetailleerde (topografische) terrein is opgenomen. De kaart geeft de be• (schaal 1:86.400). kaart van de destijds Oostenrijkse Nederlan• stuurlijkeen rechterlijke afbakening weer van Het was de eerste kaart die geheel gebaseerd den', de zgn. "Carte de Cabinet" (Kabinets- het grondgebied van de Oostenrijkse Neder• was op driehoeksmetingen (triangulatie)^. kaart, bestemd voor het Kabinet van de landen, het prinsbisdom Luik, het vorsten• Op deze kaart zijn onder meer alle bossen kelzer(in) en ministers), ontworpen en gere• dom Thorn, de heerlijkheid Kessenich en het

FIGUUR 4. Fragment uit de Cassini-t

Frankrijk ingelijfd. Als gevolg van die inlijving werd de bestuurlijke Indeling van de staatkun• dig zo versnipperde gebieden van de streken tussen Maas en Rijn ten zuiden van Nijmegen ingrijpend gewijzigd. Met de belegering en daarop volgende capi• tulatie van Maastricht op 4 november 1794 werd het gebied, dat wij tegenwoordig ken• nen als de Nederlandse provincie Limburg, verenigd en kwam ook geheel onder Frans bestuur te staan. Het centrale gezag werd hersteld, bestuurshervormingen werden doorgevoerd en de voorheen Oostenrijkse en Staatse gebieden alsmede de graafschap• pen Loon, Horn en het vorstendom Thorn, werden op I oktober 1795 samengevoegd tot het Departement van de Nedermaas ("Département de la -Inférieure") met Maastricht als hoofdstad. Met de oprichting op 9 maart 1801 van de Vier Verenigde De• partementen (de "Quatre Departements FIGUUR 5. Blad-indeling van de complete Ferrariskaart van de Oostenrijkse Nederlanden Reünies") tussen Maas, Rijn en Moezel, als uit 1771-1778 (uit DEPUYDT, 1990). "partie intégrante" van het Franse territo• rium, waaronder het departement van de Roer (met Aken als hoofdstad), van Rijn en vorstendom Stavelot-Malmédy aan het eind KOEMAN, 1983). Opgrond hiervan en het feit Moezel (Rhin-et-Moselle; met Koblenz als van het "Ancien Régime"', voordat de Fran• dat de opnamen in het veld, gezien de groot• hoofdstad), van de Saar (Sarre; met Trier als se omwenteling na de revolutie van 1789 tevan het gekarteerde gebied, in een voor die hoofdstad) en van de Donderberg (Mont- grondige wijzigingen bracht in de organisatie tijd zeer korte periode-tussen 1771 en 1775 Tonnerre; met Mainz als hoofdstad), trad de van de Belgische en Nederlandse gewesten. - hebben plaatsgevonden, wordt de nauw• definitieve indeling van de veroverde gebie• De kaart bestrijkt bijna het gehele huidige keurigheid van het werk wel eens in twijfel den tussen Maas en Rijn in werking (figuur 2a; België en Luxemburg alsmede enkele kleine getrokken (DEPUYDT, 1990). Voor de kaart vgl. NUYENS, 1977; ROGIER & SPIERTZ, 1967). gedeelten van Zeeland, Noord-Brabant en had men een schaal aangenomen (1:11.520), voor wat de huidige Nederlandse provincie die een zeer gedetailleerde (vorm- en afme- DE KARTERINGEN ONDER Limburg betreft alleen de destijds Oosten• tingsgetrouwe) weergave van de topografie LEIDING VAN TRANCHOT rijkse (en Luikse) gedeelten alsmede Thorn toeliet. Omdat het Franse leger op korte termijn de en Kessenich; de rest van de kaart is blanco beschikking wilde hebben over betrouwba• gelaten (figuur 5). De huidige Nederlandse Dankzij een in de zestiger jaren in België uit• re en gedetailleerde terreinkaarten van het provincie Limburg was tijdens het "Ancien gegeven facsimile reproduktie (verkleind tot bezette gebied, dienden de nieuw verworven Régime" staatkundig namelijk sterk versnip• de schaal 1:25.000 om vergelijking met recen• gebieden in opdracht van Napoleon zo snel perd. Naast de vanuit Brussel, Luik of's-Gra• te topografische kaarten te vergemakkelij• mogelijk in kaart te worden gebracht. Het venhage geregeerde gebieden, kende het ken) van alle 275 bladen (DE FERRARIS, 1771 - resultaat moest volgens een op 26 juli 1801 toenmalige Limburg een groot aantal min of 1778), is ook dit uniek kartografisch werk al• door Napoleon uitgevaardigd decreet aan• meer zelfstandige (rijks)heerlijkheden (KOE• gemeen toegankelijk geworden voor land• sluiten op de vóór de revolutie door Cassini MAN, 1983; NUYENS, 1977). bouwhistorisch, historisch-geografisch en vervaardigde kaart van Frankrijk, de zgn. De Ferrarlskaart was duidelijk een militaire historisch-vegetatiekundig onderzoek (o.a. "Carte de France" (zie hiervoor). Het werk kaart. Vooral de militair relevante topografi• HERMY &STIEPERAERE, 1981; LEENDERS, 1989). van Tranchot heeft deze bedoeling uiteinde• sche componenten van het landschap zijn in lijk vér overschreden (vgl. SCHMIDT, 1973). kaart gebracht. De Inhoudelijke waarde van In 1801 namen de Consuls van Frankrijk het deze kaart moet dan ook gezien worden in ONTSTAAN EN besluittot het vervaardigen van een topogra• relatie tot de toenmalige militaire doelstellin• SAMENSTELLING fische kaart van de nieuw verworven gebie• gen. Zo werden militair weinig interessante den (de Vier Verenigde Departementen) op landschaps-onderdelen vaak slechts schema• Met de vrede van Lunéville (Frankrijk) op 9 de linker Rijnoever. De leiding van deze kar• tisch voorgesteld. februari 1801 werd de beneden-Rijn tot tering werd in eerste instantie toevertrouwd Het grootste deel van de Ferrarlskaart grens tussen de Franse Republiek en het Ko• aan de beroemde astronoom J.-B.J. Delam- wordt, in tegenstelling tot de Cassini-kaart, ninkrijk Pruisen uitgeroepen. Hierdoor wer• bre. Aangezien hij zèlf zijn medewerkers niet door een meetkundige grondslag (basis- den de door de Fransen in 1794 op de Prui• mocht kiezen, werd op I I augustus 1801 de driehoeksnet) gesteund (DE SMET, 1974; sen veroverde provincies links van de Rijn bij opdracht aan de Franse brigadechef Jeanjo- PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 9 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 125

HGUUR 6. MINISTERE EMPIRE FRANÇAIS. Briefhoofd uit 1808 van Tranchot als chef DE van het "Bureau i A G U E R R I* topographique de la carte des quatre Départements CARTE MILITAIRE Réunies"

• BT (uit SCHMIDT, 1973). TOPOGRAPHIQUE DÉPOT GÉNÉRAL

DBS DÉPARTEMENS HÉUMIS. DELA GUERRE. N."

¿2 '«Tf'xV^^^ /k>

Sa Cofouef, '|itjêuieu« ^èog*a|)Ro 'Ox^CWiC&OU, ^ cfte["Su 2/i

seph Tranchot ( 1752-1815), kolonel bij het De trigonometrische opname-werkzaamhe• bij als basis genomen. Hierop werd weer "Dépôt-Général de la Guerre", verleend. den begonnen meteen in 1801. Als basis voor voortgebouwd met een aantal driehoeken Tranchot was een bekende van Delambre die het topografisch werk legde Tranchot tussen die tot aan Nijmegen reikte. De verdere drie• op hetgebied van de landmeetkunde zijn spo• 1801 en 1810 een driehoeksnet van de eer• hoeksmeting verliep van noord naar zuid. ren reeds verdiend had. Tranchot werd als ste orde over het hele gebied ten westen van Ten behoeve van de triangulatie van de eer• plaatsvervanger van Delambre benoemd om de Rijn (figuur 7). Een zijde van een driehoek ste orde (primaire driehoeksmeting) liet het werk ter plaatse te leiden. tussen Duinkerken en Mechelen werd daar• Tranchot onder meer hoge torens bouwen

Met de vervaardiging van de manuscript-to• pografische kaart van het gebied tussen Maas en Rijn' werd In 1802 gestart - in eerste in• stantie vanuit Aken - door de Franse "Ingé• nieurs-Géographes"" (zie Berthaut, 1902). Om het omvangrijke werkte coördineren en begeleiden werd door Tranchot in augustus 1801 het "Bureau topographique de la carte des quatre Départements Réunies de la rive gauche du Rhin" opgericht, waarvan hij met• een chef werd (figuuró). Hetfeit dat Tranchot van beroep eigenlijk geen kartograaf maar geodeet was, gespecialiseerd in driehoeks• metingen en de mathematische uitwerking van hoek- en lengte-metingen, heeft geleld tot een complete triangulatie (driehoeksme• ting)' van het in kaart te brengen gebied, het• geen de betrouwbaarheid voor wat betreft de topografie zeker ten goede komt. De zeer gedetailleerde topografische manuscript- kaartbladen zijn In de eerste plaats te danken aan zijn ondergeschikten, de officieren van J kerktoren het korps geografisch ingenieurs onder lei• (5 andere toren ding van kapitein Maissiat, "Chef d'Escadron ^ signaal op kerktoren au Corps Royal des Ingénieurgéographes ^ steenpiramide Militaires" (KOEMAN, 1983; Krauss, 1964; MüLLER-MiNY, 1966/67; Schmidt, 1973, FICUUR 7. Driehoeksnet van de le orde over de Franse Vier Verenigde Departementen, vervaardigd door 1978; tabel I). Tranchot in de periode 1801-1810. De jaartallen bij de oriëntatiepunten hebben betrekking op de observatiejaren (uit SCHMIDT, 1973). 10 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP UMBURG 126 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

HGUUR 8. BROECK, l966/67a, l966/67b). Bij de opmetingen te In 1807 was de kartering van onze contreien velde werd door geografisch ingenieurs afgerond en werd het "Bureau topographi- gebruik gemaakt van queovergeplaatst naar Trier. In de perio• het planchet met vizierliniaal alsmede de 1802-1813 werden in totaal 149 kaartbla• de meetketting den op schaal 1:10.000 en 170 op schaal (uit BERTHAUT, 1902). 1:20.000 vervaardigd (vgl. KRAUSS, 1964; SCHLÜTER, 1910). De op Limburg betrekking hebbende bladen (figuur9) dateren alle uit de periode 1802-1807 (tabel I).

Na de val van Napoleon In 1814 begon Tran• chot, die In januari 1814 naar Parijs was te• ruggeroepen, in Parijs aan de bewerking van het tot dan toe verzamelde materiaal ter voorbereiding van een gedrukte uitgave van de kaart van het Rijnland op schaal 1: 100.000 (tot deze uitgave was overigens in 1808 al besloten). Deze kaart werd echter pas in 1848, toen er een oorlog dreigde tussen Prui• sen en Frankrijk, in Parijs gedrukt en uitgege• ven onder de naam "Carte topographique des pays compris entre la France, les Pays Bas in de bossen in het Saargebied, zocht hij con• De originele, in het terrein vervaardigde eer• et le Rhin", waarvan in 1870 nog een bijge• tact met de driehoeksnetten in Hannover en ste schetskaartjes van de Tranchotkaart (de werkte tweede editie verscheen. Beieren, berekende de lengte en hoeken, zgn. veldminuten of "brouillons") zijn tot op deed astronomische v/aarnemingen, etc. heden niet teruggevonden. Daardoor is niet DE VOLTOOIING ONDER LEIDING (KOEMAN, 1983).' bekend op welke schaal de veldopnamen des• VAN VON MÜFFLING Direct aansluitend op de driehoeksmeting tijds werden gemaakt. De veldminuten zijn De manuscript-topografische Tranchotkaart werd in 1802 door ca. 30 officieren c.q. veld- echter direct al in een gekleurde manuscript• van het Rijnland was in 1814 bij de val van topografen een aanvang gemaakt met de to• kaart uitgewerkt. Napoleon en de intocht van de Pruisische en pografische terreinopnamen. De kartering De keuze van de juiste schaal heeft in het be• Russische troepen nog lang niet voltooid. Het van het gebied vond plaats van noord naar gin voor nogal wat verwarring gezorgd. Aan• grootste deel van het links van de Rijn gele• zuid. De noordelijkste bladen behoren der• vankelijk was gekozen voor 1:10.000. De eer• gen gebied was toen wel reeds opgenomen. halve tot de oudste delen van de kaart. ste handgekleurde manuscriptkaarten waren Volgens het op 30 mei 1814 opgestelde vre• Het in kaart brengen van het terrein is te vel• op die schaal getekend. Vanaf 1805 echter desverdrag van Parijs moest het complete de voor het grootste deel uitgevoerd met werd op gezag van Napoleon overgeschakeld kaartwerk van Tranchot ( 149 1:10.000-bla- behulp van een onder Franse veldtopografen op schaal 1:20.000, dit om de tot dan toe denen 170 l:20.000-bladen) aan het Konink• favoriet instrument, het zgn. planchet (meet• slechts langzaam vorderende karteringen te rijk Pruisen worden overgedragen. Pas na de tafel, topografisch opneemtafeltje; in het versnellen. In datzelfde jaar werd ook beslo• vrede met Frankrijk (de Tweede Parijse Vre• Duits Meßtisch geheten) met vizierliniaal ten om de kaartbladen volledig te vullen, dus de van 20 november 1815) had het Konink• (kijkspleet-llniaal), een op een driepootssta• ook de buiten het gebied van de "Quatre rijk Pruisen in 1816 de uit 319 kaartbladen tief gemonteerd vierkant tafeltje'". Met name Departements Reünies" gelegen gebieden, bestaande Franse Tranchotkaart-die nu gro• in heuvel- en bergachtig, niet bebost terrein voor zover deze nog binnen de geplande tendeels op Pruisisch grondgebied betrek• kon dit instrument optimaal gebruikt voorden kaartbladen vielen. Aan deze beslissing is de king had - uit het "Dépot-Général de la Guer• (figuur 8). kartering van een groot deel van Limburg te re" verkregen. Daarnaast werd, met name in minder over- danken (figuur 2a; vgl. SCHMIDT, 1973). In de jaren 1816-1828 is het werk aan die zichtelijkterrein (bos), waar het werken met Naast de kartografische gegevens moesten kaart voortgezet, maar toen door Pruisische planchet te moeilijk was, ook gebruik ge• ook statistische gegevens over het gebied officieren onder leiding van generaal-majoor maakt van de meetketting èn van een in worden verzameld. Elk kaartblad diende te F.C. Freiherr Von Müffling (1775-1851), Frankrijk ontwikkeld instrument, de zgn. ni- worden voorzien van een statistisch rapport eveneens op schaal 1:20.000, die de leiding velleer-boussole, een op het principe van de ("Cahier de la topographie géodéslque et sta- had over een speciaal voor dit doel opgerich• kompas gebaseerd oriënterings- en hoek- tistique des diverses communes"). Uit angst te karteringsdienst bij het legerkorps van het meetinstrument. Er werden bovendien wa• voor nieuwe belastingen en uit vrees voor Groothertogdom Niederrhein. Vanuit Ko• terpassingen uitgevoerd, doch echte hoogte• nieuwe vorderingen, maar ook uit afkeer blenz werd met ca. 30 Pruisische officieren metingen blijken nergens op de Tranchot• voor het Franse legertenue, werkte de plaat• c.q. veldtopografen het karteerwerk ter hand selijke bevolking slechts moeizaam mee of kaart voor te komen (KOEMAN, 1983; genomen. In die periode werden tevens van bood zelfs weerstand (BERTHAUT, 1902; ROE- KRAUSS, 1964). alle originele (dus Franse) Tranchotkaarten PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 I I NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 127

Tabel I. Samenstelling van het Nederlands gedeelte van de Tranchotkaart. Voor de exacte living van de kaartbladen wordt verwezen naar figuur 9 (naar SCHMIDT, 1913).

blad jaar van opgenomen door opname gekopieerd en jaar van jaar van grootte van nr. titel opname gereduceerd door reductie heruitgave kaartblad 1:25.000

1 Nijmegen Nord ca. 1804 Franse ingenieur-geografen volledig luitenant v.Hertell ca.l8l9 1968 42x14,5 cm 2 Millingen ca. 1804 Franse ingenieur-geografen volledig luitenant v.Hertell ca.l8l9 1969 41x21 cm 3 Nijmegen Süd ca. 1804 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant Monts ca.1819 1968 42x40,5 cm ca. 1803/05 Franse ingenieur-geografen Z-helft 4 Kranenburg ca. 1804 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant Fromhoiz ca.1819 1969 41x40 cm ca. 1803/05 Franse ingenieur-geografen Z-helft 7 Cuijck ca. 1804/05 Maissiat& De Plonniès N-helft luitenant Zurhoven ca.1819 1971 42x42 cm ca. 1804/05 Raffy, Martel & De Plonniès Z-helft

8 Gennep ca. 1804/05 MaissiatS De Plonniès N-helft luitenant v.Schade ca.1819 1971 42x42 cm

ca. 1804/05 Raffy, Martel & De Plonniès Z-helft 12 St.AnthonJs ca. 1804/05 Boucher. Maissiat & Véron N-helft luitenant v.Brozowski ca.1819 1971 44x42 cm ca. 1804/05 Boucher Z-helft 13 Boxmeer ca. 1804/05 Boucher, Maissiat & Véron N-helft luitenant v.Hertell ca.1819 1971 42x42 cm ca. 1804/05 Boucher Z-helft 14 Weeze ca. 1802/04 Pierrepont N-helft luitenant Cosmann ca.1819 1971 44x43 cm ca. 1802/03 Boucher Z-helft 18 Weverslo ca. 1802/04 Bertre, MillerS Pierrepont N-helft luitenant v.Schade ca.1819 1970 42x42 cm ca. 1802/04 Ribet Z-helft 19 Venraij ca. 1802/04 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant Kasch 1819 1969 42x42 cm ca. 1802/04 Franse ingenieur-geografen Z-helft 20 Meerio ca. 1802/03 Martel N-helft luitenant Chorus ca.1819 1969 42x42 cm ca. 1802/03 Martel Z-helft 24 Deurne ca. 1802/04 De Plonniès N-helft luitenant v.Hertell ca.l8l8/l9 1970 42x42 cm

ca. 1802/04 Régnault & Charrier Z-helft 25 Horst ca. 1802/04 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant v.Heyden ca.1818/19 1969 42x42 cm ca. 1802/04 Franse ingenieur-geografen Z-helft 26 Velden ca. 1802/04 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant v.Kusserow ca.l818/l9 1969 42x42 cm ca. 1802/04 Franse ingenieur-geografen Z-helft 31 Meiiel ca. 1802/04 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant Cosmann ca.1818/19 1969 42x42 cm ca. 1805 Franse ingenieur-geografen Z-helft 32 Helden ca. 1802/04 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant Schultze ca.1818/19 1969 42x42 cm ca. 1805 Franse ingenieur-geografen Z-helft 33 Venlo ca. 1802/04 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant Schultze ca.1818/19 1968 42x42 cm ca. 1805 Franse ingenieur-geografen Z-helft 38 Heijthuizen ca. 1804/05 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant Baeyer ca.1817 1969 42x42 cm ca. 1804/05 Franse ingenieur-geografen Z-helft 39 Swalmen ca. 1804/05 Franse ingenieur-geografen N-helft luitenant Kasch ca.l8l7/l8 1969 44x42 cm ca. 1804/05 Franse ingenieur-geografen Z-helft

40 Brüggen ca. 1804/05 Chauvet N-helft luitenant Zurhoven 1818 1969 42x42 cm

ca. 1804/05 Chauvet Z-helft 45 Stevensweert 1805/06 Bertre & Raffy volledig - 1967 42x42 cm 46 Roermond 1805/06 Bertre & Raffy volledig - - 1967 42x42 cm 47 Herkenbosch 1806 Raffy & De Plonniès volledig - - 1969 42x42 cm 53 Neeroeteren ca. 1804/05 Charrier & Régnault N-helft luitenant Schultze ca.l8l7/l8 1970 24,5x42 cm ca. 1804/05 Régnault Z-helft 54 Maaseik ca. 1804/05 Charrier & Régnault N-heHt luitenant Grein ca.1817/18 1970 41,5x42 cm ca. 1804/05 Régnault Z-heKt 55 Waldfeucht ca. 1804/05 Charrier & Régnault N-heHt luitenant Baeyer ca.1817/18 1970 42x42 cm ca. 1804/05 Régnault Z-helft 56 Heinsberg 1806/07 Ribet volledig - - 1971 42x42 cm 63 Eisden ca. 1804/05 Maissiat N-helft Pruisische officieren (N) ca.1817/18 1970 25,5x42 cm 1804/05 Ribet Z-helft 64 Sittard ca. 1804/05 Maissiat N-helft Pruisische officieren (N) ca.1817/18 1970 39,5x42 cm 1804/05 Ribet Z-helft

65 Gangelt ca. 1804/05 Maissiat N-helft Pruisische officieren (N) ca.1817/18 1970 42x42 cm 1804/05 Ribet Z-helft 73 Rekem 1805/07 Roubo & Boudnot volledig - 1970 40x42 cm 74 West Valkenburg 1805/07 Roubo & Boutinot volledig - 1970 24x42 cm 74 Ost Valkenburg 1805/07 Roubo & Boutinot volledig - - 1967 16x42 cm 75 Heerlen 1805/07 Roubo & Boutinot volledig - - 1967 26x42 cm 76 Herzogenrath 1805 Charrier volledig - - 1968 42x42 cm 83 Maastricht 1805/06 Eymard volledig 1968 26x43,5 cm 84 Margraten 1805/06 Eymard volledig - - 1968 39,5x43,5 cm 85 Vaals 1805/06 Eymard volledig - - 1968 42x47 cm 12 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 128 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

HGUUR 9. schaal 1: 10.000 bewaard zijn gebleven. Ze zijn Bladwijzer van het nu onvindbaar en waarschijnlijk vernietigd Nederlands gedeelte van de Tranchotkaart (KOEMAN, 1983). Voor zover bekend bevon• (uitROEBROECK, /967b). den ze zich vóór de Tweede Wereldoorlog in Berlijn (ROEBROECK, l966/67a, l966/67b). Al met al zijn nu een drietal typen "Tranchot- kaartbladen" bekend: 1 de originele Tranchot-kaartbladen op schaal 1:20.000; 2 de originele Von Müffling-kaartbladen op schaal 1:20.000; 3 de door Von Müffling op schaal 1:20.000 vervaardigde kopieën van de originele Tranchot-kaartbladen 1:10.000, waarvan de originelen helaas spoorloos zijn.

Met de ontsluiting en beschrijving van het volledige kaartwerk is In de jaren zestig een aanvang gemaakt (zie MÜLLER-MiNY, 1975; SCHMIDT, 1973). Van de complete manu• script-topografische Tranchot-Müffling- kaart (schaal 1:20.000) bestaat sinds 1974 een facsimile (fotografische) reproduktie in kleur, verzorgd door het Landesvermessungsamt Nordrhein-Westfalen en Rheinland-Pfalz (zie figuur2b). Het initiatief om te komen tot deze gecombineerde Duits-Nederlandse uitgave was afkomstig van het Gesellschaft fijr rhei• nische Geschichtskunde en het Nederlands gedeelte werd met steun van de Stichting Maasiandse Monografieën te Maastricht en het Landschaftsverbandes Rheinland gereali• seerd (TRANCHOT, 1802-1820) waarbij de originelen verkleind zijn tot schaal 1:25.000, welke een schaal 1: 10.000 bezaten (de kaar• schouwd te worden als een zeer nauwgezet• dit om een vergelijking met moderne topo• ten vervaardigd tussen 1802 en 1804/05), te oeropname (schetsopname) ten behoeve grafische kaarten (schaal 1:25.000) te verge• handgetekende kopieën op schaal 1:20.000 van een oorspronkelijk geplande reducering makkelijken. Met deze facsimile uitgave is de vervaardigd. Hierdoor zijn o.a. de Pruisische naar de schaal 1:86.400 in navolging van de voor de studie van het pre-industriële Lim• bladen van het Limburgse grondgebied ont• "Carte de France" (Cassini-kaart). Ook voor burgse (cultuur)landschap zeer waardevolle staan (vgl. tabel I). Door die schaalreductie het op Duitsland betrekking hebbende deel historische bron voor een grote groep geïn• werd ook het aantal kaartbladen terugge• ten westen van de Rijn is de Tranchot-Müf- teresseerden toegankelijkgeworden en is de bracht door bladen samen te voegen (vgl. fling-kaart de éérste samenhangende topo• ontsluiting en inventarisering van het karto• SCHMIDT, 1973). grafische opname die het gehele gebied om• grafisch materiaal van Tranchot-Von Müffling Behalve het opvullen van de lacunes in het vatte (zie KOEMAN, 1961, 1983; KRAUSS, pas goed opganggekomen (zie KRAUSS, 1964; werk van Tranchot hebben Pruisische officie• 1964; MULLER-MINY, 1966/67; ROEBROECK, MÜLLER-MiNY, 1975; ROEBROECK, 1966/ ren tussen 1826 en 1828 bovendien nog een 1966/1967a, 1966/1967b, 1967b). gebied rechts van de Rijn, dat slechts kort een 1967a, 1966/1967b, 1967a, 1967b; SCHMIDT, Franse bezetting heeft gekend, in aansluiting ONTSLUITING VAN HET TOTALE 1973, 1978). op de Tranchotkaart op schaal 1:20.000 in KAARTWERK kaart gebracht. De oostgrens hiervan werd De originele kaartbladen berusten momen• gevormd door de landsgrens met de belde teel in de Staatsbibliothek zu Berlin te Berlijn Hessische staten. Deze kaart liep tot Wetzlar (Duitsland), In beheer bij c.q. eigendom van DE UITBEELDING VAN in het oosten en Wiesbaden In het zuiden (zie de Stichting Pruisisch Cultuurbezit. De aan DE VEGETATIE figuur 2b). Pruisische officieren toegeschreven kaartbla• Met het gereedkomen van deze aanvullende den van Limburg (zie tabel I) betreffen dus bladen was in 1828 het gehele werk voltooid. handgetekende, tot schaal 1:20.000 verklein• Welke begroeiingen in het landschap (welke Deze "Tranchot-Müfflingsche Aufnahme de kopieën van de originele 1: 10.000 Tran- aspecten van de ten djde van de veldkarterin- rheinischer Geblete 1:20.000" omvatte toen chot-bladen. Het is niet bekend of die 149 gen actuele vegetatie) zijn door kartografi• in totaal 264 bladen (figuur 2b) en dient be• oorspronkelijke Tranchot-kaartbladen op sche weergave vastgelegd en hoe nauwkeu- PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 13 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 129

rig c.q. gedetailleerd vond dat In het verleden der uitgediept. Bij de kennis van het terrein door middel van arcering, schaduwwerking plaats? Ditzijn essentiële vragen die de histo• van actie werd aan snelheid en grondigheid of hoogtelijnen in plaats van bettekenen van risch geïnteresseerde vegetatiekundige maar steeds meer waarde toegekend. De oorlogs• "molshopen". Bebouwing werd in platte• ook de landbouwhistoricus bij het raadplegen voering te velde kreeg een semi-wetenschap- grond weergegeven, dat wil zeggen in verti• van oude topografische kaarten, dat wil zeg• pelijk tintje waarbij de kaart een steeds be• cale (orthogonale) projectie, in plaats van gen kaarten van vóór 1850 meteen schaal van langrijkere rol ging vervullen. Veldtochten miniatuurvogelvluchtjes (perspectivische 1:50.000 of groter zoals die van Tranchot, moesten van te voren uitgestippeld kunnen stads- en dorpsgezichten) en de begroeiing bezig houdt. In het navolgende zal op deze worden aan de hand van gedetailleerde ter• alsmede het gebruik van de bodem werd per• vragen met betrekking tot de Tranchotkaart reinkaarten, die bij wijze van spreken elke ceelsgewijs afgebeeld door middel van vaste nader worden ingegaan. onregelmatigheid in het terrein weergaven signaturen in plaats van schilderachtige, uni• (DE SMET, 1966). Dit resulteerde in Frankrijk forme lappendekens met boompjes en gras• tot de reeds besproken Cassini-kaart, de eer• sprietjes (zie ANON., 1987; GRAATSMA, EEN MILITAIRE KAART ste volledige topografische kartering van een 1987). land. Het voorbeeld vond in de Oostenrijkse Nederlanden direct navolging met de kaart De systematischegrootschalige kartering van Ook het oorspronkelijke vervaardigingsdoel van Ferraris. de topografie van stad en land was van oor• van de Tranchotkaart was van militair-stra• sprong een zuiver militaire aangelegenheid. Het militaire nut van dergelijke kaarten blijkt tegische aard, d.w.z. het aspect van dit kaart• Het waren vrijwel uitsluitend militaire en uit de gedetailleerde weergave van voor of• werk is aangepast aan de militaire behoeften bestuurlijke motieven die een rol speelden bij fensieve of defensieve operaties van belang uit die tijd. De militaire techniek en strategie de uitvoering van gedetailleerde karteringen. zijnde objecten (figuur 10; ANON., 1992a) dienden in de Napoleontische Tijd de be• Een militaire bezetting bracht meestal een in• zoals: schikking te hebben over gedetailleerde in• tensieve karteeractiviteit van het nieuw ver• • oneffenheden in het terrein; formatie aangaande de terreingegevens die worven land met zich mee. De interesse van • bossen of boompartijen, heggen, struiken; van groot militair belang waren, d.w.z. voor andere (civiele) instanties beperkte zich veel• • weiden, bouwlanden, moerassen, venen, het leger te velde, met name in tijden van al tot de precíese situering van de nederzet• heiden, zandverstuivingen, etc; oorlog. Elk detail in het landschap waaraan tingen en hun onderlinge verbindingswegen; • wegen, zowel verharde als onverharde, een militaire betekenis kon worden toege• aan de systematische opvulling van de tussen• alsmede voetpaden en karresporen; kend, is op de Tranchotkaart dan ook met liggende ruimten werd nagenoeg geen aan• • wateren, zowel rivieren als beken, sloten grote nauwkeurigheid weergegeven: dacht besteed (DEPUYDT, 1990; DE SMET, 1966). en grachten, vijvers, meren, plassen; • de bebouwing, in het bijzonder die op het Vrijwel alle topografische kaarten uit de 18e • woonplaatsen of andere door mensenhan• platteland, is slechts matig grafisch gegene• eeuw en het begin van de 19e eeuw werden den gemaakte werken. raliseerd; buiten de steden zijn alle gebou• vervaardigd in opdracht van de militaire au• wen inclusief tuinen en erven, op de kaart toriteiten en de inhoud was derhalve groten• De sinds de middeleeuwen gebruikelijke na• opmerkelijk nauwgezet ingetekend (zelfs deels afgestemd op militair gebruik. turalistische invulling van het kaartbeeld in de dorpen is de weergave van de huizen werd in de loop van de 18e eeuw door de ongegeneraliseerd); In de loop van de 18e eeuw werden de theo• militairen geabstraheerd. Zo geschiedde de • de juiste weergave van de toenmalige ter• rieën aangaande oorlogsvoering steeds ver• weergave van het reliëf sinds de 18e eeuw reingesteldheid (het grondgebruik en de

FIGUUR 10. Geïdealiseerde kartografische weergave van terrein- begroeiingen en vestingwerken. Kartografisch tekenvoorbeeld uit een 18e eeuws Frans leerboek voor topografisch kaarttekenen (uit BUCHOTTE, 1754). 14 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 130 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

Tabel 11. Verklaring van de op de Tranchotkaart gebruikte legenda-eenheden (naar MÜLLER-MiNY, 1975).

toegevoegde toegevoegde kleur/structuur: lettercodes' betekenis: kleur/structuun lettercodes betekenis:

egaal (grauw-)wit(-grijs)^. T akkerland, bouwland geel (-grijs) Bt "mtddenbos" (Mittelwald) sporadisch ook in combinatie (t) ('Terres labourables") of "laagbos" (Niederwald): nnet de kleur voor "F" of "Br" hakhoutbos (een bos met lage, kleine bomen) ("Bois witte^. afgebakende percelen, tuinen ("Jardins") taillis") vaak met fijne punt- en lijn-signaturen (groen-)geel(-grijs) weide-bossages aan oevers ("Oseraie"), grienden wit', met regelmatig over het akkers met fruitbomen, {= in of aan het water vtak verdeelde zwarte punten fruitakkers ("Obstäcker") gelegen gronden waarop wilgehakbossen (zgn.

(donker)groen nabij de boerderij gelegen, Rijsbossen) staan, dus omheinde hooilanden laagstammig geboomte) (wiesen) en weilanden (weiden) ("Pesche") blauwe, verticale en moeras, broekland, veen onregelmatig gevormde ("Marais") met turfsteken groene (soms gele), 1 plaatselijk boomgaarden ("Bungerte" strepen (arceringen op (= veenderij, veenputten) duidelijk begrensde i een V = dialectisch Duits de manier waarmee ook ("Tourbières"). percelen met daarbinnenl (v) voor plantsoenen, water wel eens wordt In De Peel wordt ook het regelmatig verdeelde | parken) ("Vergers") of aangegeven; water• zgn. turfsteken aangegeven identieke zwarte punten fruitweiden en -hooilanden^ strepen) en wel d.m.v. bioksgewijs of bolletjes samengestelde plekken (= kunstmatig aangelegde

bleekrood wijnbergen of wijngaarden gaten) ("Wingerte"= Duits voor wijngaarden) ("Vignes")"* oranje tot rood óf overstroombaar land bruin, al dan niet (inundatiegebied) en/of groen of geel, meestal P hooilanden (wiesen) en met een oranje• dagbouwgroeven in

(donker)groen, plaatselijk (P) weilanden ("Prés"), soms bruine puntering zand, grind, leem, klei. ook blauwgroen voorzien van fruitbomen' mergel (kalk) of bruinkool

groen-geel gevlekt of braakland, onbebouwde als het voorgaande, grotere zand- en grindvlak groen-roze gevlekt, woeste grond ("Friches") maar nu met een ten ("Sable"): kleine sporadisch ook enkele duidelijk reliëf erin stui^andgebieden zijn niet witte plekken apart onderscheiden maar vallen in de heiden weg groengeel, plaatselijk Pat "hutungen"^ en andere

blauwgroen-geel gevlekt (pa) weilanden ("Pâturages") of met een horizontale, blauwe onderbroken arcering, sporadisch ook enkele witte, groene of gele NOTEN plekken Tussen haakjes worden (voor zover aanwezig) de oorspronkelijke handgeschreven groen-geel gevlekt, Brouss struikgewas ("Broussailles"] letters gegeven. sporadisch ook wit In feite Ís hier helemaal geen kleur gebruikt, het betreft hier dus "blanco" percelen. groen-roze gevlekt Br heide ("Bruyères") Het betreft hier veeweiden die tevens dienst deden als vruchtboomgaarden (men (grove vlekken) 6f (br) wilde hier boter en fruit van één bodem). Dit was mogelijk mits de bomen op een groen-geel gevlekt, soms behoorlijke afstand van elkaar stonden èn een dubbele bemesting werd toegepast met grauwwitte vlekken Vooral in het zuiden van het land ~ met name in Zuid-Limburg - trof men dergelijke gecombineerde boomgaard-weilanden, de zgn. fruitweiden, aan. geel(-grijs) Bof b gewoon bos, d.w.z. zonder Vóór de Franse tijd was de wijnbouw in onze streken geen onbekend verschijnsel, duidelijke gelaagdheid hetgeen op de vóór de Franse Revolutie vervaardigde Ferrariskaart wordt ("Bois") zoals in de geïllustreerd door de vele wijngaarden welke apart zijn aangegeven, o.a. in de volgende twee typen streek rond Luik en Hoei op de hellingen van het Maasdal. Tijdens het Franse bewind (Napoleontische tijd; 1794-1814) is deze wijnbouw in de Maasstreek

geel(-grijs) Bhf (hoog)opgaand bos (een echter volledig verdwenen. Om zijn eigen Franse wijnproduktie tegen concurrentie bos met hoog-opgaande te beschermen, liet Napoleon in onze contreien alle wijngaarden vernieügen. bomen) ("Bois haute Dit zijn graslanden die een geringe landbouwkundige waarde bezitten en met futaie") name geschikt zijn voor het we/den van kleinvee, in het bijzonder schapen.

bodemtoestand zoals drassige weiden, van groot belangvoor de krijgshandelingen; • de ligging en bevaarbaarheid van water• moerassen, hoge gronden, zandverstuivin• • de ligging en begaanbaarheid van wegen lopen. gen, etc.) alsmede de vegetatie (met name en paden (ten behoeve van voetvolk, Het betrof hier in het algemeen terreinobjec• hagen en andere veekeringen, bossen, so• cavalerie en transport van rollend materi- ten en -kenmerken die voor het oprukkende litaire bomen, struikgewas en venen) was eel); leger alsmede de dekking of schootsveld zoe- PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 15 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 131

kende militair te velde van betekenis konden niet altijd even duidelijk In de weergave van het Franse "sapin"), p = dennen (van het Fran• zijn zoals obstakels, begaanbaarheid, drink• het bodemgebruik (ROEBROECK, 1966/67b). se "pins"), c = eiken (van het Franse "chê• plaatsen voor paarden, verschansingsmoge• Ten behoeve van de in de periode 1967-1974 nes"), h = beuken (van het Franse "hêtres"). lijkheden (schuilplaatsen), oriëntatiepunten uitgebrachte facsimile (fotografische) repro• Op de door Pruisische officieren vervaardig• en hellingen. duktie heeft men, om deze nalatigheid onge• de kopieën kunnen daarnaast voor bossen Dergelijke gedetailleerde karteringen bleken daan te maken, op de Pruisische 1:20.000- ook de volgende coderingen worden aange• uiteindelijk niet uitsluitend ten bate van de kopieën ook de destijds door de Pruisen niet troffen: "Bs" en "Bis" voor bos (van "Bols"), militairen, maar tevens van het civiele be• mee-gekopleerde toponiemen en (hoofd)- "Bpin" voor dennebos (van "Bols pins"), "Bs stuur. Voor de planning van wegen, kanalen letter-coderingen alsnog via fotografische Sin" voor sparrebos (van "Bois Sapin"), "B c etc. bleek zo'n kaart onmisbaar te worden weg op deze herdruk aangebracht. Deze toe• pin" voor gemengd eiken-dennenbos (van "Bols chênes pins") en "b h c" voor eiken• (KOEMAN, 1983; PIKET, 1987). voegingen zijn afkomstig van de bewaard ge• bleven Franse l:l-kopieën van die 1:10.000 beukenbos (van"bois hêtres chênes") ôf kaartbladen en ze zijn op de facsimile repro• hoogbos van elken (van "bois haute futaie (de) chênes"). Op sommige (Pruisische) DE LEGENDA duktie te herkennen aan het feit dat ze in ge• drukte vorm bovendien tussen scherpe ha• kaartbladen zijn de bossen weergegeven ken (<...>) zijn geplaatst. door middel van signaturen: percelen waarin Een (kaart)legenda kent een tweeledige be• Daarnaast zijn, om de leesbaarheid van het bolletjes zijn getekend op een wit-groene tekenis: enerzijds een tekenverklaring en an• kaartbeeld In de facsimile reproduktie te ver• achtergrond. In die gevallen vervalt de letter- derzijds de verzameling van alle op een kaart beteren, alsnog alle bladen kritisch doorge• codering voor bossen. vastgelegde topografische gegevens. nomen en op basis daarvan Is de reproduktie Het broekland (de vochtige wei- en hooilan• De uitgebreide legenda, zoals aanwezig op de langs fotografische weg zoveel mogelijk voor• den) in de laaglanden (rivier- en beekdalen) afzonderlijke bladen van de facsimile uitgave zien van die (hoofd)letter-coderingen. Deze wordt aangegeven als "hütungen" ("Pat" of van de Tranchotkaart (tabel 11), werd speciaal laatste zijn te onderschelden van de origine• "pa") of heiden ("Br"). Op de Tranchotkaart voor deze reproduktie door de uitgever sa• le, In een minuscuul handschrift geschreven worden ook combinaties van de in tabel II mengesteld en is volledig gebaseerd op de 19e eeuwse letters, door de gedrukte vorm gegeven (hoofd)letters aangetroffen. Dit is inhoud van de originele kaartbladen en weer• waarin ze zijn afgebeeld (ROEBROECK, 1966/ het geval wanneer een onderscheid tussen de spiegelt dus niet de originele, overigens zeer 67b). (cultuur)gewassen niet gemaakt werd danwel summiere legenda, aanwezig op het oor• niet mogelijk was, b.v. Br-Bt, Bt-M, T-Br (zie spronkelijke titelblad (MÜLLER-MiNY, 1966/ Die (hoofd)letters zijn in feite afkortingen van MÜLLER-MiNY, 1975). 67; SCHMIDT, 1973). Franstalige termen welke, samen met de in de Bij de nu volgende bespreking van de Tran• legenda voorkomende Duitstalige, eveneens Uit tabel II blijkt dat binnen de hooilanden chotkaart worden met name die legenda• in tabel II vermeld worden. Een (op de kaart) (wiesen) en weiden door middel van letters eenheden besproken welke direct of indirect in cursief schrift weergegeven, gedrukte onderscheid is gemaakt naar het gebruik er• betrekking hebben op de plantengroei in het hoofdletter betekent een door de bewerkers van: landschap (de vegetatie). als onzeker beoordeelde weergave. Indien de • "P" (van het Franse "pré") betekent: ten Het opmerkelijk realistisch aandoende land• betreffende weergave in tegenspraak is met dele met fruitbomen; schapsbeeld zoals dat door het "schilderach• die op het aangrenzende kaartblad, is de ge• • "Pat" (van het Franse "pâturage") bete• tige" kaartwerk van Tranchot wordt gepre• drukte (hoofd)letter (al dan niet cursief) tus• kent: er vindt beweiding plaats (door scha• senteerd, is voor een belangrijk deel te dan• sen haakjes geplaatst. pen, geiten of koeien); ken aan het kleurgebruik (plaat A), De toege• Behalve het authentieke (zwarte) Franse • geen letter betekent: gewone (wei- en) paste kleuren hebben vooral een functionele kaartschrift, komen op de Franse kaartbladen hooilanden. betekenis. Diverse kleurnuances zijn hier ook regelmatig originele handgeschreven gebruikt om onderscheid te maken in de ver• kaarttekens en namen in rood voor; het be• Het verschil tussen "pré" en "pâturage" Is in schillende vormen van grondgebruik (vgl. ta treft hier latere toevoegingen (nä 1814) van de huidige (moderne) vertaling vrijwel nihil: bel II). Om de betekenis van de diverse, soms Pruisische topografen. "pré" = wei(tje) en "pâturage" = wel(land). maar nauwelijks van elkaar verschillende In oude bronnen die betrekking hebben op de kleuren te benadrukken danwel te verduide• De meeste kaartbladen van de facsimile her• vroege middeleeuwen (400 - ca. 900) is dit lijken, zijn daaraan door de Franse veldtopo• druk bevatten naast de feitelijke legenda nog onderscheid (veel) duidelijker. De "prés" grafen op de meeste kaartbladen in een mi• andere informatie met betrekking tot het ("prata") fungeerden als hooiland en werden nuscuul handschrift (hoofd)letters toege• kaartbeeld. Voor wat betreft de weergave na de hooitijd ook gebruikt als veeweide. voegd. Echter, op de door de Pruisische offi• van de vegetatie Is daarbij met name het vol• Deze "prés" waren afgesloten van het overi• cieren onder leiding van Von Müffling in de gende interessant. ge land (omheind) en particulier bezit. Der• periode 1816-1828 gekopieerde (en ver• Zwarte punten of bossage-signaturen in gelijke landerijen waren in het algemeen ge• kleinde) originele hlO.OOO-Tranchotbladen hooilanden (wiesen) en weiden, (begraasde) legen op vruchtbaardere bodems dan de bleken lang niet alle namen van gehuchten, graslanden, braaklanden, struikgewas, heiden "pâturages". Het gewonnen hooi was van bij• hoeven en andere toponiemen alsmede die en bossen, duiden op bomen of struiken. De zonder belangvoor de overwintering van het (hoofd)letter-coderingen van de originele kleine letters s, p, c en h achter de hoofdlet• vee. De "pâturages" ("pascua") daarentegen Franse bladen te zijn overgenomen. Boven• ter B (bos) geven de dominerende boom• waren de woeste gronden, begroeid met al• dien bleken die Pruisische 1:20.000-kopieën soort aan: s = (Zilver- of Fijn-) sparren (van lerlei opslag. Het betrof hier veelal de moe- 16 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 132 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

rassige weiden alsmede het schrale duin- en ter is geplaatst of een verklaring in de legen• kaartbladen nog aan In de vorm van op on- heide-gebied, maar ook het braakliggende da is opgenomen. Ook komt het regelmatig derlinggelljke afstanden geplaatste picturale, bouwland kan hiertoe gerekend worden. voor dat verschillende kleuren op de kaart stereotiep weergegeven "standaard-polle• Deze "(ver)wilde(rde)" gronden waren ge• voorzien zijn van dezelfde letter(s). Dit is bij• tjes". meenschappelijk bezit en bezaten derhalve voorbeeld het geval met de code "Br" die Solitaire hagen en bomenrijen treden op de geen afdoende veekeringen (ze waren niet staat voor helde (van het Franse "Bruyère"). Tranchotkaart minder goed naar voren als omheind). Ze werden gebruikt voor het wel• Deze afkorting treffen we zowel op groen• gevolg van de minuscule afmetingen waarin ze den van het vee onder leiding van een herder geel-bruin als op blauw-groen-bruin gevlek• zijn afgebeeld. Daarentegen is aan de weer• (scheper: hoeder van schapen, sween: hoe• te gebieden aan. gave van perceelscheldingen en de gedetail• der van varkens of heert: hoeder van runde• leerdheid waarmee dit is geschied, op de ren) ("pascere" = beweiden o.l.v. een herder) Binnen de weergave van begroeiingen In het Tranchotkaart de nodige aandacht besteed. en voor het steken van plaggen ten behoeve landschap zijn in het kaartwerk van Tranchot Veel graslandpercelen (huisweiden) en tui• van de potstalbemesting. Deze schijnbaar diverse vegetatie-complexen te onderschei• nen waren omgeven door hagen, met de be• nutteloze (marginale) gronden vervulden den. Hiervan zijn de volgende aspecten in het doeling het vee te weren. Zo lijken ook de echter een essentiële rol in het toenmalige kader van deze publikatie vermeldenswaard. meeste bospercelen op de kaart omgeven te landbouwbedrijf Zij waren "l'annexe et le Doordat op de Tranchotkaart naast een zijn door hagen. Ook deze fungeerden des• tijds veelal als veekeringen met de bedoeling prolongement du terroir arable" (SLICHER groot scala aan kleuren en kaarttekens tevens VAN BATH, 1977). gebruik is gemaakt van (hoofd)letters bij het het vee buiten de bossen te houden. onderscheiden van verschillende vegetatie• De kaart vertoont een (schijnbaar) exacte, complexen, kon behalve een exactere aan• realistisch aandoende weergave van de per• ceelgrenzen, vooral in de nabijheid van men• HET KAARTBEELD duidingvan het plantendek, ook het aantal te onderschelden begroeüngstypen worden uit• selijke nederzettingen. We kunnen daarbij gebreid. Zo is bijvoorbeeld het onderscheid binnen Zuid-Limburg onderscheid maken in De Tranchotkaart geeft een bijzonder kleur• tussen loof- en naaldbossen op de Tranchot• perceelscheidingen tussen enerzijds veld en rijk, natuurgetrouw beeld van het Limburgse kaart door middel van lettercoderingen aan• bos c.q. schraalland (dit waren meestal Mei• landschap van zo'n 190 jaar geleden (plaat A). gegeven: s en p voor naaldhout (resp. spar• doornhagen) en anderzijds rondom een ne• Aan de hand van het op de Tranchotkaart ren en dennen), c en h voor loofhout (resp. derzetting (ook Meidoornhagen). Deze laatste toegepaste functionele kleurgebruik wordt eiken en beuken). Dit blijkt echter helaas lang schermde de zgn. hulsweiden af van de aanpa• het mogelijk om enig inzicht te verkrijgen in niet altijd voor ieder bos consequent te zijn lende akkers die op de plateaus vaak rondom het begin-19e eeuwse agro-pastorale landge• aangehouden. de dorpen lagen en van de eventueel aangren• bruik en de daarmee gepaard gaande vegeta- zende gemeenschappelijke graslanden. Ondanks het feit dat de Tranchotkaart ons Ook de zuiver administratieve grenzen zijn een realistisch ("schilderachtig") en rijk ge• nauwkeurig ingetekend. Als kleinste eenheid schakeerd kartografisch beeld presenteert, BODEMGEBRUIK EN VEGETATIE is de gemeente ("commune") gekarteerd vertoont deze kaart op diverse punten reeds In het landelijk gebied Is het bodemgebruik waarvan het territorium ("territoire": Ter) een ver doorgevoerde abstractie: de meeste weergegeven in verschillende tinten groen. met een rode stippellijn is omgrensd. Op de boompartijen zijn door middel van min of Veelal is met witgeel of lichtbruin bouwland kaartbladen die daarvoor in aanmerking kwa• meer abstracte voorstellingen weergegeven. (of zaadland waarbij het braakland vaak brui• men, is later door Pruisische officieren de Zo is aan de hand van vlakken van verschil• ner was) en met olijfgroen hooi- of weiland staatsgrens tussen het Koninkrijk Pruisen en lende grootte gepoogd een realistisch beeld aangegeven, waarbij de beste (vruchtbaarste) het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, van het bosbestand te creëren. Op een aan• weiden het groenst zijn en voor de overige zoals vastgelegd in het Verdrag van 1816, in• tal van de in de periode 1816-1828 door Prui• ("mindere landen") een blekergroen of zelfs getekend. geelgroen tot bruingeel ("woeste gronden") sische officieren gekopieerde en verkleinde werd gebruikt. Op de Tranchotkaart wordt originele Tranchot-kaartbladen (o.a. de num• Rivieren en beken komen op de Tranchot• het echte akker-bouwland aangegeven door mers 1,2,3,4,8, 13, 14,20,26, 32, 33, 38, 39 kaart duidelijk tot hun recht doordat ze zich juist niets af te beelden ("blanco" percelen). en 40) zijn de bossen echter nog afgebeeld als scherp aftekenen tegen hun omgeving. Ook Over de verbouwde gewassen bevat de kaart een veld vol bomen waarin de bomen als af• de voor militair gebruik geschikte wegen en helaas geen Informatie. zonderlijke elementen getekend zijn in de paden werden zorgvuldig gekarteerd. De Regelmatig gerangschikte boomgroepjes vorm van bolletjes voorzien van schaduwzij• belangrijke (doorgaande) wegen zijn zelfs hebben vaak betrekking op fruitboomgaar• den óp de bolletjes zelf (picturale boomsig• voorzien van een naam. den. De verschillende bostypen hebben over naturen). Dit geldt zowel voor de grote bos• complexen als voor de kleine bosjes, zoals het geheel genomen een geelbruine kleur HET RELIËF o.a. fraai te zien is op kaartblad 8 (Gennep). gekregen. Op de Tranchotkaart is veel zorg besteed aan Boomgaarden zijn op vrijwel alle kaartbladen Het onderscheid tussen de verschillende ve• de weergave van het reliëf (vgl. MÜLLER-MiNY, op deze manier afgebeeld, waarbij de bolletjes getatie-complexen is op de Tranchotkaart 1975). De (geo)morfografie - de vormen van meestal tot puntjes gereduceerd en bovendien echter niet altijd even duidelijk: soms veran• het landschap - is, mede door het "natuurlij• regelmatig over het vlak verdeeld zijn. dert de kleur iets of Is er een bepaalde arce• ke" kleurgebruik, op een zeer plastische wij• Wei- en hooilanden treffen we op sommige ring toegevoegd zónder dat daarbij een let• ze weergegeven. Veel heuvels zijn bijna drie- PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 17 NATUURHISTOKISCH MAANDBLAD 82-3 1993 133

dimensionaal afgebeeld. Het reliëf is op de • kaartrandbreuken; bruik. Het was voor de veldtopografen, die kaart gearceerd - er zijn duidelijk lijntjes van • het ontbreken van een allesomvattende en tegelijkertijd ook als tekenaars en schilders verschillende diktes te onderscheiden -, eenduidige kaartlegenda. fungeerden, ook niet eenvoudig om telkens maar toch is hier noggebruik gemaakt van de Gezien het feit dat de grote verscheidenheid weer de juiste (d.w.z. op eerdere kaartbladen in de loop van de 18e eeuv/ ontwikkelde binnen het toenmalige (cultuur)landschap en gebruikte) kleur vooreen bepaalde legenda• voorstellingswijze voor terreinreliëf, de zgn. daarmee de diversiteit aan topografische ver• eenheid toe te passen. De toenmalige voor• "hachuring"-techniek". Met name de steile schijningsvormen te velde niet door één een• schriften betreffende de kleurbereiding ga• randen van de Zuidlimburgse plateaus c.q. duidige generaliserende legenda onder één ven slechts bij benadering de te gebruiken rivier- en beekterrassen alsmede de steile noemer zijn gebracht, maar dat de veldtopo• kleur. Bij de interpretatie van het toenmalige randen van rivierinsnijdingen komen met graaf de mogelijkheid had om naar eigen ken• landgebruik op basis van de op de kaart aan• deze techniek goed tot uiting (plaat A). Van nis. Inzicht en ervaring bepaalde lokale en wezige kleuren, dient hiermee dan ook ter• het gebruik van hoogtelijnen (contouren) regionale bijzonderheden in het kaartbeeld dege rekening te worden gehouden (MÜLLER- MlNY, 1966/67, 1975). was noggeen sprake. Ook hoogte-aanduidin• vastte leggen, voegt enerzijds juist een bijzon• gen komen op de kaart niet voor. Door de dere waarde toe aan de Tranchotkaart als Een bijkomend probleem bij (de facsimile re• fraaie weergave van het reliëf geeft de Tran• historisch bronnenmateriaal, maar zorgt an• produktie van) zo'n oude handgekleurde chotkaart een meer "natuurgetrouwe" (en derzijds voor de nodige complicaties bij de manuscriptkaart vormt de in de loop der tijd daardoor in kartografisch opzicht complexe• interpretatie en reconstructie van het oude opgetreden verkleuring en/of verbleking van re) weergave van het landschap. cultuurlandschap en het daarmee samenhan• de afzonderlijke bladen. Ook dit kan de lees• gend bodemgebruik. Hier dient de Tranchot• baarheid en daarmee een juiste interpretatie TOPONIEMEN kaart dan ook met enige voorzichtigheid te bemoeilijken. De Tranchotkaart is zeer rijk aan veldnamen worden gebruikt.'^ (toponiemen) van streken, gebieden, velden, KAARTRANDBREUKEN rivieren, nederzettingen en plaatselijke land• HET KLEURENPALLET De voor een bepaald vegetatie-complex ge• schapselementen. De meeste toponiemen In tegenstelling tot de huidige (moderne) to• bruikte kleur kan dus per kaartblad verschil• wijzen op de landschapsfysiognomie - de ui• pografische kaarten waarop naast het kaart- len, hetgeen met name bij een vergelijking terlijke (visuele) verschijningsvorm (de schrift de gestandaardiseerde kaarttekens tussen bladen onderling voor problemen kan structuur) van het landschap op enige afstand (symbolen) wezenlijke elementen van de zorgen. Het komt regelmatig voor dat een - inclusief begroeiing, gesteenten en water. voorstelling vormen en degebruikte kleuren bepaald vegetatie-complex zich op een aan• Binnen de rijkdom aan toponiemen valt een slechts van ondergeschikt belang lijken, is dit grenzend kaartblad in de kleur van een ander classificatie te onderscheiden vanaf departe• op de Tranchotkaart precies omgekeerd. type voortzet. Dit verschil is vooral het ge• mentsnamen tot en met boerderijnamen. De Aangezien er destijds nog maar weinig alge• volg van het feit dat de verschillende kaart• betekenis van de verschillende toponiemen meen geldende symbolen voorhanden waren bladen door verschillende veldtopografen komt tot uiting in de diverse soorten en af• (waaronder die voor tuinen, wegen en admi• werden vervaardigd (zie tabel I) die ieder op metingen van het kaart(hand)schrift. Door nistratieve grenzen) en een verklarende le• hun beurt weer zo hun eigen opvattingen zijn rijkdom aan toponiemen vormt de Tran• genda nog inde kinderschoenen stond, speel• hadden omtrent het in kaart brengen van een chotkaart een belangrijk hulpmiddel bij de de de vlakvullende kleuring een uiterst be• gebied. En aangezien de kartering ondergro- lokalisering van gelijkluidende toponiemen langrijke rol ter onderscheiding van de ver• te tijdsdruk stond - elke veldtopograaf moest (vgl. HILLEGERS, 1993). schillende vormen van landgebruik. Het kleu• zijn kaartblad binnen eentijdsspanne van een renpalet vormt zelfs een essentieel onder• tot twee jaar samenstellen en aan het topo• deel van de handgetekende en -gekleurde grafisch bureau in Aken, later Trier, ter be• schikking stellen - bleef er nauwelijks tijd INTERPRETATIE• Tranchotkaart. De manier waarop op deze over om de noodzakelijke topografische en PROBLEMEN kaart kleuren zijn gebruikt, suggereert een poging de verschillende natuurlijke kleur• kartografische correcties uit te voeren ten• einde de informatie, aanwezig op de aanslui• De hoofdopdracht die de veldtopografen nuances van het landschap zo nauwkeurig mogelijk op kaart over te brengen (plaat A) tende kaartbladen, (meer) met elkaar in over• destijds van hun superieuren meekregen, was hetgeen echter de "leesbaarheid" van deze eenstemming te brengen. Het resultaat hier• dat zij in een eerste terreinopname de veel• kaart niet bepaald ten goede komt. Het Tran- van komt pas goed tot uiting in een vergelij• heid en verscheidenheid aan topografisch chotkaartbeeld doet daardoor nog veel aan king tussen twee op elkaar aansluitende materiaal op een geordende wijze in kaart• een topografische landschapsafbeelding c.q. kaartranden. vorm dienden vastte leggen. De landopname -schets denken. van Tranchot is in feite een landinventarisa- Deze zgn. "kaartrandbreuken" zijn in het tie waarbij tekst en kaartbeeld min of meer Een probleem bij het kleurgebruik op de kaartwerk van Tranchot een bekende ver• gelijkwaardig naast elkaar staan. Het is der• Tranchotkaart wordt gevormd door de juis• schijning en worden vooral aangetroffen bin• halve niet zo verwonderlijk dat de kaart- te kleurstelling van de verschillende bladen. nen de weergave van de extensieve wisselcul• inhoud van de bladen onregelmatigheden en Ondanks het feit dat Tranchot een normali• turen, in het bijzonder tussen veldopnamen inconsequenties bevat, die tot uitdrukking satie nastreefde in hetgebruik van kleuren en die op verschillende tijdstippen zijn opgeno• komen in: symbolen, zijn de verschillende bladen niet men. Echte kaartrandbreuken zijn meestal • een onvolledige kartografische weergave; geheel consistent in met name het kleurge• het gevolg van verschillen in de toegepaste 18 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 134 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

opname-methoden en dus van verschillende feit dat de grenzen tussen de drie gebruiks• en die methoden verschilden nogal eens tus• topografische Interpretades van het terrein. vormen van het land (intensief gebruikt en sen de verschillende veldtopografen, met Een zich over twee aansluitende bladen uit• bemest akkerland, extensief gebruikt schraal• name voor wat betreft de interpretatie en dus strekkend perceel bezit in zo'n geval aan bei• land en tenslotte bos) zowel in ruimtelijke als de kartografische weergave van de extensieve de zijden van de kaartsnede een verschillen• in temporele (tijdelijke) zin in beweging wa• wisselculturen (zie MÜLER-MiNY, 1966/67). de inhoud, ook al zijn de beide bladen in een ren, afhankelijk van de vraag op een bepaald De ene topograaf karteerde habitueel (topo- en hetzelfde jaar opgenomen. Zo kan het moment. Voor de waarnemer anno 1993 zijn grafisch-concreet), d.w.z. noteerde een op voorkomen dat een op de rand van het ene de landschapselementen bos, heide, hooi• het moment van het veldbezoek aanwezige kaartblad als "Br" ("Bruyère": heide) aange• land, weide en akker meestal scherp begrens• èn herkenbare habitus (uiterlijke verschij• geven perceel op de rand van het aansluiten• de vegetatie-typen met een verschillend en ningsvorm) van een cultuurlandschap, ook al de blad juist als "Pat" ("Pâturage": begraasd duidelijk afgebakend gebruik. De veldtopo• was aan hem de periodiek terugkerende wis• (hei)schraal grasland) is gekarteerd, terwijl grafen anno 1805 hadden echter te maken seling in bodemgebruik van het terrein be• beide bladen in hetzelfde jaar werden opge• met een zowel in tijd als plaats wisselend kend. Bij deze methode werd de kleur van nomen. Door de ene veldtopograaf is het ui• beeld van het agrarisch landgebruik. Ze kre• één bodembegroeiingstype op de kaart inge• terlijk van het perceel (heide) gekarteerd en gen tijdens hun relatief (zeer) kort terreinbe• tekend óf werd het betreffende vlak wit (blan• door middel van de voorgeschreven kleuren, zoek derhalve verschillende aspecten onder co) gelaten, zodat dit zich als akkerland voor• ogen van het akker-, weide-, heide- en bos- al dan niet met lettercoderingen, afgebeeld. deed. De andere topograaf karteerde daar• gebruik dat bovendien nog voor het groot• De andere veldtopograaf daarentegen heeft entegen structureel (generaliserend-ab- ste deel betrekking had op gemeenschappe• juist het gebruik van het perceel (beweiding) stract), d.w.z. noteerde het ter plekke toege• lijk grondbezit en dus geen scherpe eigen- in kaart gebracht. Sluiten heide en akkerland paste landbouwsysteem waarbij hij ook de domsgrenzen kende. op de kaartrand op elkaar aan, dan kunnen akkers van die systemen in kaart bracht en belde bladen ofwel in hetzelfde jaar middels Tussen de diverse vegetatie-typen bestonden wel door combinaties van letters te gebrui• verschillende methoden zijn opgenomen of• allerlei overgangen. Zo werden tussen bos en ken danwel de kleuren van de verschillende wel in twee opeenvolgende jaren met dezelf• heide diverse gradiënten aangetroffen, ge• typen bodembegroeiingen, zoals braakland, de methode zijn opgenomen. kenmerkt door verspreide boomgroei en heide of akkerland, geleidelijk in elkaar liet struweel van houtige soorten. Tussen heide overgaan om zo de wisseling in landgebruik LETTERCODERINGEN en akker lagen de (soms meerdere jaren) kartografisch aanschouwelijk te maken. Omwille van de herkenbaarheid van bepaal• braakliggende driesgronden, die met loof• Daarbij komt nog dat de ene veldtopograaf de vegetatie-complexen in het cultuurland• hout beplant konden zijn en dan tot een hak• een groot aantal verschillende, vaak door schap zijn aan een aantal kleuren lettercode• houtbos uitgroeiden. Hooiland kon bij het hem zelfbedachte kaarttekens gebruikte ter• ringen toegevoegd. Het betreft hier de eer• uitblijven van hooien in broekbos veranderen wijl een andere veldtopograaf ter verduide• der genoemde afkortingen c.q. de beginlet• of na drainage tot akkerland worden omge• lijking juist complete namen hanteerde ters van Franstalige termen (zie tabel II) zoals vormd. Daarnaast bepaalde ook de van plaats (BusCHeto/., I985;MÜLLER-MINY, 1966/67). T voor "Terres labourables", B voor "Bois" tot plaats verschillende beweidingsdruk de Bij het bestuderen van de afzonderlijke kaart• en Br voor "Bruyères". Deze lettercoderin• structuur van een houtige vegetatie (vgl. HiL• bladen dient men zich dan ook steeds af te gen zijn in het kaartbeeld van Tranchot van LEGERS, 1989, 1993). vragen of men conclusies aangaande het essentieel belang geworden. Zonder deze Begrippen als "Friches" (Brachland; braak• toenmalige landgebruik beter op de kleuren aanduidingen is een eenduidige identificatie land) en "Pâturages" waren destijds zeer vage danwel op de lettercoderingen kan baseren, van de begroeiing vaak niet meer mogelijk, eenheden om te karteren. Binnen het kleur• om nog maar te zwijgen over de interpreta• aangezien tussen de diverse kleurstellingen gebruik op de Tranchotkaart wordt geen tie van de vele indicatieve toponiemen (vgl. van de verschillende legenda-eenheden vaak duidelijk herkenbaar onderscheid gemaakt HILLEGERS, 1993). een grote overlap zit (vgl. tabel II). tussen permanent benutte landbouwgron• Voor wat betreft het gebruik van die den en frequent braakliggende landbouw• Het tijdstip waarop het terrein door de veld• (hoofd)letters is men ook niet altijd even con• gronden. Braakland is ook tegenwoordig nog topograaf is verkend en opgenomen, speelt sequent geweest. Sommige bladen zijn zeer een vaag begrip en de termen "Pâturages" en bij dit alles een belangrijke rol. De op het rijk bedeeld terwijl andere daarentegen "Hutungen" kunnen zowel gebruiksaandui- moment van het (kortstondige) veldbezoek slechts weinig lettercoderingen bevatten. Op dingen als eigendomsaanduidingen zijn. Tot aanwezige c.q. herkenbare begroeiing werd weer andere bladen zijn die lettercodes in de "Pâturages" kunnen ook gewone weiden genoteerd en op de kaart ingetekend. Ten een zeer klein schrift aangebracht en dienten• gerekend worden die destijds uiteraard ex• tijde van de veldkartering kon een bepaald gevolge op de facsimile reproduktie nauwe• tensiever begraasd werden dan tegenwoor• terrein zich de ene maal als akkerland, de lijks nog leesbaar. dig, maar die men nog niet als "Hutungen" in andere maal als weidegebied, heide (met de zin van grazige plekken in bossen en hei• Struikheide (Calluna vulgaris) en Brem (Cytisus HET LANDGEBRUIK den kan bestempelen. Derhalve is de verta• scoparius)), struikgewas of bos aan de veldto• Een belangrijk probleem voor de veldtopo• lingvan het Franse '"friches et pâturages" naar pograaf voordoen. Deze wisselculturen, grafen betrof het vastleggen van de juiste het Duitse "Hutung und Weide" niet geheel waaronder akker-braakland of akker-bos'^, bodembegroeiing en het bodemgebruik als• juist (MÜLER-MiNY, 1966/67). met hun regelmatig wisselend uiterlijk be• Elke veldtopograaf had zo min of meer zijn mede de begrenzingen daarvan. Het groot• zorgden de toenmalige Franse veldtopogra• eigen methode van registratie c.q. kartering ste probleem daarbij werd gevormd door het fen, die met deze vorm van landgebruik gro- PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP UMBURG XL-2 1993 19 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 135

tendeels onbekend waren, dan ook bijzonder DE BETEKENIS VAN DE Hetgebied dat de huidige provincie Limburg grote moeilijkheden die al snel tot foutieve TRANCHOTKAART omvat, wordt voor de 18e eeuw wel als een interpretaties en typeringen konden leiden VOOR HISTORISCH- "kartografisch vacuum" beschouwd (FOCKE- voor wat betreft de actuele bodembegroei• VEGETATIEKUNDIG MA ANDREAE & VAN 'T HOEF, 1947). In de 18e ing. Zo komt het regelmatig voor dat de let• ONDERZOEK eeuw - een periode van geringe sociale en ters niet op de kleuren staan waarvoor ze economische dynamiek - hebben bovendien volgens de legenda (tabel II) in eerste instan• zo weinig veranderingen op landschappelijk tie bedoeld zijn. Deze topografisch-kartogra- In de loop van de 19e eeuw is het landschap gebied plaatsgevonden dat het veel nauwkeu• fische "vervreemding" betekent echter door de mens ingrijpend gewijzigd. De agra• riger 19e eeuwse kaartmateriaal van Tran• geenszins een foutieve registratie van de kant rische structuur veranderde resoluut (o.a. de chot ook voor die periode zeer goed te ge• van de veldtopograaf doch is veeleer een introductie van kunstmest op het eind van de bruiken Is (vgl. Bossu, 1983; HESUNGAeto/., bewuste generaliserende weergave van die 19e eeuw) met als gevolg dat de arealen bos, 1985; KOEMAN, 1961; PIKET, 1987; ROE- extensieve wisselculturen. Zo betekent een heide, hoogveen en moeras zich sterk wijzig• BROECK, 1966/1967a, 1966/1967b, 1967b). T ("Terres labourables") of F ("Friches") op den (agrarische revolutie). Met de aanleg van Ook voor het Duitse Rijnland (Eifel, Huns- een Br-kleur ("Bruyère") een tijdelijkgebruik wegen en spoorwegen (Industriële revolutie) rück. Moezeldal, Nahe-dal en Saarland) vormt het toenmalige Pruisische deel van de als akker van de helde. Men dient de verschil• werden grote gebieden ontsloten. Verder Tranchot-Müffling-kaart, door de voortreffe• lende bladen van de Tranchotkaart dus ook vonden er vele uitbreidingen van nederzet• lijke kwaliteit van de topografische weergave op deze mogelijke combinaties kritisch te tingen plaats (toenemende welvaart: grote en de aard van het afgebeelde gebied alsme• beoordelen. bevolkingstoename; omvangrijke urbanisa• tie) en werden de "woeste gronden" (heiden, de de rijkdom aan veldnamen, een unieke his• torische informatiebron. Dit werd door his- TOPONIEMEN venen en moerassen) op uitgebreide schaal torisch-geografen in Duitsland al vroeg on• Tenslotte is de Tranchotkaart, zoals reeds ontgonnen (opkomst van de mijnen: aanleg derkend èn benut (o.a. KRAUSS, 1964; gezegd, zeer rijk aan toponiemen (veldna• van naaldhout-"akkers" t.b.v. stuthout). KUPHAL, 1930; PAFFEN, 1940; SCHLÜTER, men). Bij het lezen en de interpretatie van de Mede als gevolg van deze geschiedkundige 1910). Voor een reconstructie van het vroeg- op de kaartbladen aanwezige toponiemen feiten vormt de Tranchotkaart-die de situa• 19e eeuwse landschapsbeeld van de Eifel dient men echter bedacht te zijn op mogelij• tie van vóór deze ingrijpende agrarische en maakt TUCKERMANN (1913) dankbaar ge• ke foutieve schrijfwijzen. Door onjuiste ver• industriële veranderingen in detail weergeeft bruik van de informatie aanwezig op de Tran• talingen, verschrijvingen of verkeerde inter• - een unieke en rijke primaire historische In• chot-Müffling-kaart. pretaties van de kant van de (Franstalige!) formatiebron voor een reconstructie van het toenmalige traditionele agro-pastorale veldtopografen zijn veel veldnamen (waaron• Een van de eerste historisch-geografische (cultuur)landschap met het daarop afgestem• der veel eigennamen van plaatsen en gehuch• studies waarbij gebruik Is gemaakt van het de landgebruik (kleinschalige landbouw), als• ten) in een verkeerde (meer op de Franse taal Limburgse deel van de Tranchotkaart, is die mede voor het bepalen van de veranderingen gelijkende) spelling op de kaart overgeno• van ROEBROECK (1967a) over het Land van c.q. ontwikkelingen - o.m. door vergelijking men. Deze foutieve vermeldingen zijn voor Montfort. De tak van de wetenschap (geogra- met recente(re) topografische kaarten - die een groot deel terug te voeren op het feit dat fie/kartografie) die zich met dergelijk onder• zich sinds het begin van de 19e eeuw in het de Franstalige bewerkers van de kaart zich zoek bezighoudt, is de historische (land- Limburgse landschap hebben voltrokken (vgl. enerzijds vaak hielden aan het plaatselijke dia• schaps)geografie (zie ook noot I). lect van de bevolking dat veelal sterk afweek o.a. BARENDS et al., 1987; CL^ et ai, 1981; HARTMANN, 1986; PIKET, 1987; RENES, 1986, van de "officiële" schrijfwijze. Voor de bena• De Tranchotkaart toont ons het Zuidlim• 1988, 1992; VERHULST, 1964). mingen op de kaart moest de veldtopograaf burgse landschap met zijn karakteristieke zich namelijk vaak tot de plaatselijke bevol• vegetatie-garnituur zoals zich dat ook nog king wenden. Deze Informanten waren op Het kaartwerk van Tranchot presenteert ons grotendeels moet hebben voorgedaan aan de toponymisch gebied echter niet altijd even een landschapsbeeld waarin zich de geschie• bekende floristen van het eerste uur die be• competent, hetgeen soms wonderlijke na• denis van het Rijnland vanaf de middeleeuwen langrijk pionierswerk verricht hebben voor men opleverde die door de nietsvermoeden• heeft afgespeeld. Deze eerste betrouwbare de floristlek In en van Zuld-Llmburg, waaron• de veldtopografen keurig op de kaartbladen topografische kaart van Limburg is de enige der ALS. Lejeune (1779-1858) en de destijds werden overgenomen. Anderzijds liet de directe en tevens de belangrijkste kartogra• in Maastricht wonende en werkzame apothe• kennis van het lokale streekdialect bij de veld• fische bron voor historisch-landschapsgeo- kers J.L. Franquinet (1788-1872), L.J.G. Du- topografen nogal eens te wensen over. De grafisch onderzoek van de provincie Limburg moulln (I 798-1870) en J.A.H. de Bosquet communicatie tussen hen en de voorname• (bv. BARENDS et o/., 1987; HARTMANN, 1986; (1814-1880) en de Maastrichtse muntmees• lijk dialect-sprekende plattelands-bevolking HILLEGERS, I993;KRINGS, 1976; RENES, 1986, ter H.J. Nyst (1780-1848) (zie GRAATSMA, was dan ook verre van perfect (ANON., 1988, 1993). Er bestaat over het geheel ge• 1985; KRUYTZER, 1959; MINIS-VAN DE GEYN, 1992a). Zo treffen we op blad 84 (Margraten) nomen geen gedetailleerd kartografisch ver• I960). bijvoorbeeld het toponiem "denkersboom" gelijkingsmateriaal ultvroegertijd, zeker niet Aan die "amateur"-botanici uit de 19e eeuw aan, hetgeen een verschrijving is van "de ker• uitde middeleeuwen, dat een dergelijkgroot hebben we veel te danken. Aan de hand van seboom". Andere voorbeelden betreffen o.a. gebied op een zo uniforme en gedetailleer• door hen opgestelde soortenlijsten (figuur "Fleckendell" i.p.v. Slekkedel en "opdenweg- de, visuele wijze voor het nageslacht heeft I l)metvaakgedetailleerdevindplaatsaandui• gaert" i.p.v. op de wijngaard. vastgelegd. dingen zijn we nu in staat de toenmalige in- 20 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 136 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

snipperde akkerland aan, verder weg de ex• tensieve wisselculturen en tenslotte de ogen• schijnlijk eenvormige, uitgestrekte "woeste gronden" en het bos. Het schijnbare verschil in kartografische de• taillering tussen de verschillende delen van het landschap vloeit voort uit het feit dat de mens tot aan het begin van de 19e eeuw in een mede door hem tot stand gebrachte geva• rieerde, kleinschalige omgeving leefde en van daaruit slechts een beperkte actieradius be• zat voor het in cultuur brengen van land. Deze kleinschaligheid en de hiermee gepaard gaande divergentie - grote ruimtelijke diffe• rentiatie en variatie - binnen het gegeven landschappelijk patroon (het geheel van fy- sisch-geografische en geomorfologische ken• merken) was het gevolg van de toenmalige le• vensomstandigheden. Het landelijk bestaan

FIGUUR 11. Enkele oude botanische geschriften uit de eerste helft van de 19e eeuw (foto: B. Graatsma). was in belangrijke mate verweven met de natuur: de agrarische bevolking leefde in de heemse plantengroei voor een (belangrijk) de voormalige plantengroei van een bepaald nederzettingen in een in de loop der tijd ge• deel te reconstrueren om deze vervolgens te gebied kan onder meer van belang zijn voor leidelijktot stand gekomen evenwicht met de kunnen vergelijken met de huidige situatie. recent floristisch/vegetatiekundig onder• natuur. Die harmonie was de mens noodge• De door hen geïnventariseerde, beschreven zoek, met name in die gevallen waar het vra• dwongen opgelegd, omdat hij zich recht• en zozeer bewonderde flora en vegetatie gen betreft die betrekking hebben op vroe• streeks van de natuurlijke gegevens moest kunnen we nog plaatsen in het landschap zo• gere situaties, b.v. bij behoud/beheer danwel bedienen om te overleven in de hem omrin• als dat op het kaartwerk van Tranchot is vast• reconstructie/herstel van (natuur)terreinen gende natuur. De in onze ogen beperkte gelegd. De combinatie van de door hen ver• waarbij een gedegen kennis omtrent de voor- communicatie- en vervoermiddelen nood• zamelde en op schrift gestelde veldgegevens malige begroeiing bijna onontbeerlijk is. zaakten de mens tot verschillende vormen met de informatie welke opgesloten zit in Door historische gegevens omtrent het van aanpassing aan de natuurlijke ordening deze kaart, kan dan ook tot verrassende en vroegere voorkomen van bepaalde indicatie• van de ter plaatse aanwezige situatie van het interessante reconstructies leiden en daar• ve plantesoorten te combineren met nieuwe reliëf, de bodemgesteldheid, de grondwater• mee een belangrijke bijdrage leveren aan de inzichten in de botanische oecologie, zijn zelfs stand en de natuurlijke waterlopen. De ont• kennis omtrent de plantengroei (flora en ve• vegetatie-reconstructies mogelijk van inmid• ginningen in de middeleeuwen, waarvan het getatie) van Zuid-Limburg in de eerste helft dels volledig gewijzigde delen van het Lim• resultaat is neergelegd in het kaartwerk van van de vorige eeuw (GRAATSMA, in prep.). burgse landschap (zie HiLLEGERS, 1993). Tranchot, waren geheel afhankelijk van deze Gedetailleerde historische informatie over van nature aanwezige verscheidenheid in het landschap.

DE KLEINSCHALIGHEID Als gevolg van het feit dat men nog niet zo VAN HET OUDE gemakkelijk ver van huis kon gaan, concen• CULTUURLANDSCHAP treerde de menselijke invloed zich tot zijn directe omgeving. Er ontstonden veelal geï• Een van de eerste dingen die opvallen bij een soleerde woonkernen (dorpen, gehuchten, nadere aanschouwing van het Tranchot- solitaire hoeven) op daartoe geschikte plaat• kaartbeeld is dat het (cultuur)landschap in de sen, zoals langs rivieroevers, in beekdalen en directe omgeving van de bewoonde wereld op stroomruggen en oeverwallen. Hoe gro• (dorpen, nederzettingen) in het begin van de ter de afstand tot de woonplaats, hoe gerin• 19e eeuw met meer zorg en dientengevolge ger de intensiteit van de maatregelen. Er ont• gedetailleerder lijkt te zijn weergegeven dan stond dan vanuit zo'n woonkern, door toe• de verderaf gelegen gebieden: de kleinscha• doen van de landbouw, veeteelt en jacht, een ligheid van het in cultuur gebrachte land tref• gradiënt van menselijke beïnvloeding met af• C.L. ; cultuurlandschap fen we op de Tranchotkaart vooral aan in de nemende intensiteit. In en direct rond de H.N.L : hatf-natuurïijk landschap directe omgeving van nederzettingen. Of an• nederzetting zelf vond verbouwing van S.N.L : schijnbaar natuurlijk landschap N.L : natuurlijk landschap ders gezegd: het bodemgebruik vertoont op groente en fruit plaats. Daarbuiten werden FIGUUR 12. Schematische voorstelling van een de Tranchotkaart een gradiënt vanaf de ne• granen verbouwd en tenslotte vond aan de cultuurgradiënt. Gradiënten van beïnvloeding met derzetting. Het dichtst bij de nederzetting periferie van het dorpsterritorium de bewei• afnemende intensiteit, gerekend vanuit een drietal woonkernen (uit VAN LEEUWEN, I96S). treffen we het intensief gebruikte, sterk ver• ding van de schraallanden plaats alsmede het PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 21 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 137

bosbeheer. Het grootste deel van het Limburgse land• Gaande van een nederzetting naar de verder• schap was ten tijde van de Tranchot-karterin- af gelegen percelen kon zo een onderscheid gen halfnatuurlijk. De activiteiten van de mens worden gemaakt In verschillende graden van varieerden afhankelijk van de (floristische niet-natuurlijkheid (cultuurgradiënt, figuur samenstelling van de) vegetatie: het karakter 12; zie VAN LEEUWEN, 1965; VAN LEEUWEN & van het plantendek Is af en toe zelfs radicaal

WESTHOFF, 1961; WESTHOFF, 1949; WEST• veranderd, maar de vegetatie bleef in de HOFF et ai. 1970), te weten: meeste gevallen spontaan, want de mens In• • cultuuHandschap: het vegetatiebeeld en troduceerde niet bewust vreemde planten èn de bodem werd niet Ingrijpend gewijzigd, de flora hiervan zijn geheel of grotendeels 3500-5000 -I door de mens bepaald (bv. een akker); (begin m.a.w. het milieu bleef hetzelfde. Als gevolg neolithicum) • half-natuurlijk landschap: de flora Is van de grote verscheidenheid in biotopen, grotendeels spontaan, doch het vegetatie• veroorzaakt door het kleinschalige, geva• beeld is door de mens bepaald en wijkt rieerde menselijk ingrijpen, was het halfna• sterk af van wat ter plaatse natuurlijk zou tuurlijke landschap rond 1800 zowel floris• tisch als vegetatiekundig veel rijker dan het zijn (bv. een helde of een kalkgrasland); natuurlijke landschap dat ze vervangen had • nagenoeg of schijnbaar natuurlijk (FUKAREK, 1980). landschap: de flora Is geheel of groten• deels spontaan terwijl de vegetatie wel De eerste helft van de 19e eeuw - de perio• soortenrijkdom door de mens beïnvloed Is, maar deson• rijkdom aan plantengemeenschappen de waarop de Tranchotkaart betrekking danks Is het vegetatiebeeld toch overeen• heeft - kan dan ook beschouwd worden als

komstig hetgeen ter plaatse natuurlijk zou / : herkolonisatie von p/ontesoorten na de de soortenrijkste èn ook aan plantengemeen• zijn (bv. een zandverstuiving en menig type laatste ijstijd (ca. 15.000 jaar geleden); schappen rijkste periode uit de geschiedenis II : begin van het Neolithicum (introductie loofbos); (figuur 13): het voor-industrieel cultuurland• akkerbouw en veeteelt) tot aan de grootscha• • natuurlijk landschap: de flora Is spon• lige rooiingen van (plateau)bossen in het schap, extensieve agrarische bedrijfsvoering, taan en ook de vegetatie is geheel bepaald begin van de middeleeuwen; parklandschap. lil : vorming van nieuwe, onder menselijke invloed door natuurlijke milieudynamiek ter plaat• In dit licht bezien Is de gedetailleerde en ui• ontstane biotopen; grote toename aan se (bv. een "oerbos"). soorten en plantengemeenschappen; terst betrouwbare Tranchotkaart uit het IV : voor-industrieet cultuurlandschap; extensieve begin van de 19e eeuw een zeer belangrijke agrarische bedrijfsvoering; parklandschap; De verschillen tussen bemeste cultuurgron• gevisualiseerde getuigenis van dat thans na• V ; industriële revolutie; ontwatering; ontginnin• den in de nabijheid van woonplaatsen en de gen; introductie kunstmest; sterke achteruit• genoeggeheel verdwenen oude cultuuriand• verderaf gelegen terreinen, waaraan de beno• gang van de diversiteit; schap waarin de rijkdome n diversiteit binnen VI : wetenschappelijk-technische revolutie; zeer digde voedingsstoffen werden onttrokken de natuur (vanuit menselijk oogpunt gezien) intensieve ingrepen in de natuur; massale zoals loofbossen (d.m.v. rooien en bewei• inzet van techniek; toepassing van oeco- optimaal was. ding), heiden en schraallanden (d.m.v. hooien systeemvreemde stoffen, afvalproblemen, eutrofiëring; ongekend snelle verandering in of begrazing door vee), werden steeds gro• flora en vegetatie. ter. Het gevolg hiervan was In het algemeen FIGUUR 13. Veranderingen in het aantal plante• HET POST-MIDDELEEUWSE een versterking van de diversiteit- ruimtelij• soorten en het aantal plantengemeenschappen in HEUVELLANDSCHAP ke variatie - en toevoeging van nieuwe ele• de tijd (naar FUKAREK, 1980). VOLGENS TRANCHOT menten aan het landschapsmozaïek; een ver• rijking dus van de levensomstandigheden Binnen de Nederlandse cultuuriandschappen voor flora en fauna (FUKAREK, 1980). le graslanden en helden) een grotere ruimte neemt Zuld-Llmburg een uitzonderlijke Vooral de continuïteit van het antropogene besloegen dan de echte cultuurlandschappen plaats in. Dit is vooral te danken aan het ster• landgebruik over een lange periode, waarbij (bemeste weiden en akkers). De differentia• ke reliëf en de specifieke bodemgesteldheid men "overal wat anders deed, maar plaatse• tie binnen het (agrarisch) landschap was dus (zieVERVLOET, 1986). Die natuuriijkefysisch- lijk steeds hetzelfde" (VAN LEEUWEN, 1965), sterker dan de nivellering (zie DoiNG KRAFT, geografische gesteldheid van de streek drong heeft in hoge mate bijgedragen tot de grote 1955; VAN LEEUWEN & WESTHOFF, 1961; DE aan de mens verschillende vormen van aan• diversiteit aan levensvormen en stabiele oe- VRIES, 1966). passing op (zie de hiervoor besproken "cul• cosystemen die het Limburgse cultuurland• De sinds de middeleeuwen toegepaste me• tuurgradiënt"). Met name In het zeer geacci• schap in het begin van de 19e eeuw nog ken• thoden van cultuurtechniek zijn tot in de eer• denteerde terrassenlandschap van Zuid-Llm- merkte en die op de Tranchotkaart nog kon ste helft van de vorige eeuw niet noemens• burg hebben de uitgesproken hoogtever• worden vastgelegd. waardig veranderd. In die periode bleef dus schillen grote invloed uitgeoefend op de men• Kenmerkend voor de middeleeuwen en de het laat-middeleeuwse traditionele, op klein• selijke activiteiten. periode daarna tot in de tweede helft van de schalige landbouw gebaseerde landschap be• 19e eeuw was in ons land - evenals elders in stendig (vgl. HARTMANN, 1986; RENES, 1988), De situering van een nederzetting werd be• West- en Midden-Europa-dat de halfnatuur• met uitzondering van enkele kleinschalige paald door de afstand tot (in volgorde van lijke landschappen (de onder menselijke in• ontginningspogingen In de tweede helft van Importantie): water, vruchtbare bodems, vloed ontstane biotopen als kalk- en heischra- de 18e eeuw. brandstof en bouwmaterialen. Bij de keuze 22 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 138 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

van vestigingsplaatsen moet vooral de aanv^e- vens boomgaarden) verder akkers, graslan• Hagen treffen we met name in die situaties zigheid van natuurlijk (drink)v^ater aan of na• den (weiden en hooilanden) en tenslotte aan waar vee werd geweid zonder toezicht bij het oppervlak een belangrijke rol hebben "woeste grond" (bos, heide, schraal grasland, van een hoeder, dus rond de hoogstam• gespeeld. De ontginningsgeschiedenis van de moeras, veen). boomgaarden, rond huis- en fruitweiden en lössplateaus en de daartussen gelegen dalen om de echte weilanden in en langs de beek• is zelfs onverbrekelijk verbonden met dat le• De meeste tuinen, huisweiden en boomgaar• dalen (vgl. HARTMANN, 1986; HILLEGERS, vensnoodzakelijke water (HiLLEGERS, 1993; den waren rond 1805 omheind, meestal met 1993). Op de randen van die beekdalen werd RENES, 1990, 1993). levende (Meidoorn)heggen. De buitenste de grens van bouw- en weiland veelal gemar• Dorpen en gehuchten ontstonden als gevolg hagen vormden tezamen een nagenoeg vol• keerd door hagen die als veekering fungeer• van een toenemende behoefte aan weide• ledige afsluiting van het dorp. den. Daarnaast waren ook de geprivatiseer• grond langs rivieren en in beekdalen - de De vele geconcentreerde, kleine woonker• de weilanden in de beekdalen zelf, al dan niet Maas en haar talrijke zijriviertjes vormden in nen bevonden zich, vaak als langgerekte voorzien van fruitbomen (fruitweiden), om• Limburg de uitgangspunten voor kolonisatie straatdorpen, meestal op de lichthellende geven door hagen. Door dit alles vertoonden en ontginning hetgeen op het Tranchotkaart- plateauranden en de flanken van de dalen, de beekdalen rond 1805 een duidelijke afwis• beeld zeer fraai tot uiting komt - en bij het nabij de weilanden. De meestgunstiggelegen seling van groot- en kleinschalige gebieden ontbreken daarvan concentreerde de bebou• nederzettingen treffen we aan op de grens (RENES, 1990). Alle bestanddelen van het ge• wing zich rond een poel of put. van bouw- en weiland, waarbij onder weiland heel waren verbonden door een vaak grillig De nederzettingen óp de plateaus konden zowel de natte graslanden in de dalen alsook gevormd wegennet dat op zijn beurt immers echter pas ontstaan toen de bossen aldaar de hoger gelegen bos- en "heide"-terreinen rekening moest houden met de natuurlijke gerooid waren en plaatselijk (in depressies) worden verstaan. Wonen op de grens van gesteldheid van het terrein. periodiek regenwater kon stagneren in de bouw- en weiland betekende bij de toen gang• vorm van poelen. De grote systematische bare gemengde bedrijfsvoering voor de boer HET BODEMGEBRUIK ontginningen van de lössplateaus zijn pas in de een minimalisering van de af te leggen Het bodemgebruik was in nog sterkere mate hoge middeleeuwen (nä 1000) vanuit de da• (loop)afstanden. Een ligging aan de rand van dan dedorpsvormen een uiting van de gebon• len gestart. Verder zien we (later) ook neder• een beekdal, net buiten de overstromings• denheid van het landelijk bestaan aan de na• zettingen ontstaan bij een pleisterplaats op vlakte, was voor de boerderijen dan ook op• tuur (VAN ERMEN et al., 1985; zie ook de be• een kruispunt van (belangrijke) wegen, rond timaal. sproken "cultuurgradiënt"; HARTMANN, de kerk, het kasteel, het klooster of de ves• De oude bebouwing was aldus geconcen• l986;HESLiNGAeto/., 1985; HILLEGERS, 1993). ting (vgl. BARENDS et o/., l987;HESLINGAeto;., treerd in het overgangsgebied (de dalvoet; Het grootste deel van Zuid-Limburg is be• 1985; RENES, 1986, 1988, 1993). beekdalranden) tussen enerzijds de perma• dekt met löss, al dan niet verspoeld, die bij- nente bouwlanden en schraallanden op de zondergunstige eigenschappen bezit en zeer EEN CULTUURLANDSCHAP hellingen en plateaus en anderzijds de perma• geschikt is zowel voor akkerbouw als voor Het resultaat van bovengeschetste ontgin• nente graslanden in de natte rivier- en beek• permanentgrasland. Vooral de hooggelegen, vlakke plateaus in Zuid-Limburg waren van• ningsgeschiedenis van Limburg is op de Tran• dalen (de dalbodems). De dorpen in de val• wege die vruchtbare lössgrond bij de aanvang chotkaart gedetailleerd in beeld gebracht. leien (o.a. Maas- en Geuldal) waren meestal van de Tranchot-karteringen al bijna volledig Deze kaart geeft een uitstekend tijdsbeeld groter. Ze lagen zo dicht mogelijk bij de Maas, in cultuur gebracht, waarbij de landbouwers van de menselijke occupatie van vrijwel de doch ook weer zodanig dat ze niet elk jaar zich voornamelijk op de randen van die pla• gehele provincie Limburg in het begin van de konden overstromen, dus net buiten de teaus hadden gevestigd. 19e eeuw. overstromingsvlakte. Soms legde de geaccidenteerdheid van het terrein aan de akkerbouw echter zoveel In het post-middeleeuwse Zuidlimburgse pla• In de vruchtbaarste gebieden overheersten moeilijkheden in de weg, dat men tot de aan• teau- en beekdalen-landschap dat uit deze de akkercomplexen en waren bos en hei vrij• leg van grasland (weidegrond) min of meer kaart naar voren treedt, valt in de eerste wel volledig verdwenen; in armere gewesten werd gedwongen. Vooral in het zuidoosten plaats het onderscheid op tussen dorpen en daarentegen lagen de akker- en graslanden als van Zuid-Limburg kwam naar verhouding velden (plaat A). Een nederzetting bestond eilanden temidden van uitgestrekte woeste meer weiland dan bouwland voor wat toe te begin vorige eeuw veelal uit een drietal de• gronden. De grote, open "velden" (akker• schrijven is aan de gevarieerde bodem- en len: de woonkern, het eromheen liggende land) waren niet geheel vrij van barrières; geomorfologische gesteldheid: het zeer relië• cultuurland en tenslotte de verderaf gelegen toponiemen (veldnamen) verwijzen naar in• frijke en daardoor moeilijk te bewerken ter• "woeste gronden" (vgl. HiLLEGERS, 1993). dividuele bomen en verspreid gelegen hagen, rein (vgl. RENES, 1993). Zo'n nederzetting kon soms meerdere vooral langs de wegen. Van een volledige per• Overwegend grasland, veelal (natuurlijke) woonkernen omvatten (dorpskern en ge• manente omgrenzing van velden door hagen vochtige wei- en hooilanden, trof men aan in huchten). Bovendien kwamen ook veel geï• was echter geen sprake. Op de Tranchot• de lagere vlakke delen - de uit rijke rivierklei soleerde, verspreid gelegen hoeven voor, al kaart is de verspreide boombegroeiing langs bestaande dalbodems - van de Maasvallei en dan niet gekoppeld aan een kasteel (zgn. kas• de wegen ondanks de minuscule afmetingen langs de riviertjes en beken. In het Maasdal teelhoeven). De woonkern werd achtereen• van de puntjes, duidelijk herkenbaar. Deze zelf waren de gronden vaak te nat voor ak• volgens omringd door een "groene" gordel kaart geeft daarmee een goed beeld van het kerbouw. Het laagterras langs de Maas in van (moes)tuinen en huisweiden (meestal te• toenmalige bestand aan hagen en bomenrijen. PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 23 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 139

Zuid-Limburg werd voor het grootste deel EEN UNIEKE VISUELE oude (cultuur)landschap en het voormalig als welland en hooiland gebruikt. INFORMATIEBRON landgebruik met de daarvoor kenmerkende flora en vegetatie, illustreert de studie van Slechts een beperkt oppervlak van Zuid-Lim• BuiKS (1988a, 1988b) waarin aan de hand van burg was niet geschikt als landbouwgrond en Welke waarde de inhoud van de Tranchot• een groot aantal toponiemen een globaal dus niet Intensief en continu als cultuurland kaart voor vergelijkend historlsch-land- beeld wordt opgeroepen van de toestand van in gebruik. Dergelijke extensief gebruikte schapsgeograflsch, historisch-vegetatlekun- het land, de begroeiing en de daarin voorko• plaatsen werden met verschillende (veld)na- dig en landbouwhistorisch onderzoek van mende planten en dieren in vroeger eeuwen men aangeduid, al naar gelang de aard van de (delen van) Limburg zoal kan hebben, zal in binnen de Baronie van Breda (prov. Noord- niet-agrarische begroeiing, de ligging of de het hiernavolgende aan de hand van een aan• Brabant). Voor bepaalde delen van ditgebied wijze van gebruik. Deze plaatsen blijken vol• tal voorbeelden nader geïllustreerd wor• geven oude veldnamen sterke aanwijzingen gens de Tranchotkaart steeds te liggen in si• den. betreffende de vroegere geografische situa• tuaties die agrarisch als ongunstig - moeilijk tie en het toenmalige landgebruik. te bewerken en/of te bereiken, moeilijk in Met betrekking tot de cultuurhistorie van het In de recente studie van VAN DEN MUNCKHOF cultuur te brengen - beoordeeld werden Zuidlimburgse heuvellandschap zijn inmid• (1991) naar het vroegere voorkomen van de (marginale gronden), zoals steile hellingen of dels enkele Interessante studies verschenen Jeneverbes (Juniperus communis) In Zuid-Ne• verafgelegen plaatsen (o.a. KRINGS, 1976). waarvoor de Tranchotkaart een belangrijke derland, vormt het gedetailleerde kaartwerk Oorspronkelijktrof men hiervooral (natuur• bron van informatie vormde. Een goed voor• van Tranchot, mede dankzij de rijkdom aan lijk) loofbos aan dat in de loop der tijd echter beeld van de toepassing van deze kaart bij his- toponiemen, een interessante historische in• steeds verder degenereerde en tenslotte op torisch-landschapsgeografisch onderzoek, formatiebron. Met betrekking tot Zuid-Lim• HILLEGERS veel plaatsen veranderd is in de grazige hei- vormt de studie van RENES (1988) welke is burg maken vooral de studies van de-schraallanden en de voor Zuid-Limburg neergelegd in het boekwerk "De geschiede• (o.a. 1980,1984,1993) en RENES (1988,1993) zo typische krijthellinggraslanden. Op plaat• nisvan het Zuidlimburgse cultuurlandschap". dankbaar gebruik van de informatie welke sen waar de dalhellingen zeer steil waren, Deze publikatie bevat onder meer een kaart verborgen zit in het brede scala aan oude to• dagzoomden vaak delfstoffen, zoals Kunra• ("Hetoude cultuurlandschap") die een (com• poniemen aanwezig op de Tranchotkaart. der kalksteen en Maastrichtse kalksteen (de pleet) overzicht geeft van het Zuidlimburgse Een bijzondere vermelding verdient hier de bekende "zachte" (zaagbare) mergel). Op die cultuurlandschap in het begin van de 19e begin juni te verschijnen, uitgebreide studie plaatsen treffen we de kleinschalige dag- eeuw zoals vastgelegd op de Tranchotkaart. van HILLEGERS (1993) naar de historische bouwgroeven ("mirgelskoel") en ingangen Ook de interessante historisch-sociaalgeo- "heerdgang" in het Mergelland. Het basisma• van de ondergrondse groeven ("blokberg") grafische studie van KRINGS (1976): "Wer• teriaal van deze studie wordt voor een be• aan die zo karakteristiek zijn voor het Zuid• tung und Umwertung von Allmenden Im langrijk deel gevormd door de rijkdom aan limburgse Mergelland. Rheln-Maas-Gebiet vom Spätmittelalter bis heerdgang-indicatleve toponiemen" op o.a, zur Mitte des I9.jahrhunderts", waarin de de Tranchotkaart. De op deze kaart aange• Tranchotkaart een belangrijke rol speelt, mag geven vormen van landgebruik spelen een be• Op diverse plaatsen zijn percelen bos- en hier niet onvermeld blijven. Het betreft een langrijke rol bij het analyseren van de bete• heidegrond gedurende vele eeuwen nooit studie naar de ontwikkeling en het gebruik kenis van die toponiemen. Het systeem van ontgonnen geweest, hetgeen bijvoorbeeld van de gemene gronden, ook wel almenden, heerdgang heeft eeuwenlang in het Mergel• het geval is met het In Midden-Limburg gele• meenten of gemeynten'' genoemd, de onge• land bestaan en zowel figuurlijk als letterlijk gen gebied De Meinweg (zie VENNER, 1985). cultiveerde gronden die bij de bevolking in ge- duidelijke sporen in het landschap achterge• In het zuiden van Limburg was slechts weinig meenschappelijkgebruikwaren als (extensie• laten. Veel van die "sporen" zijn op de Tran• echte "helde" aanwezig, alleen de Brunssum• ve) weideplaats voor het vee, voor het win• chotkaart vastgelegd en dit kaartwerk vormt merheide stelde qua omvang wat voor. Dit nen van hout, strooisel of mest (heideplag• dan ook een rijke bron van Informatie voor gebied was dan ook nauwelijks voor iets an• gen) of voor andere doeleinden sedert de late het door HILLEGERS (1993) samengestelde ders geschikt aangezien de vruchtbare löss middeleeuwen tot het midden van de 19e historisch overzicht en de daarop gebaseer• hier van nature volledig ontbreekt. eeuw. Aan de hand van de Tranchotkaart de reconstructie van deze éne vorm van ex• Een groot aantal nederzettingen op de aan heeft KRINGS (1976) de vorm en omvang van tensieve beweiding In het Mergelland. Uit de toponiemen zeer rijke Tranchotkaart wordt enkele bekende gemeenschappelijke gron• studie van HILLEGERS blijkt het grote belang gekenmerkt door het bezit van bos- en hel• den, in het bijzonder van de legendarische van toponiemen (en daarmee van een oude de- c.q. schraalland-toponlemen (vgl. HILLE• Graetheide, geschetst en de landschappelij• GERS, 1993). Het bos-areaal was rond 1805 ke gevolgen aanschouwelijk gemaakt van het in Zuid-Limburg overigens van betrekkelijk verschil in waardering voor diegemenegron- PLAAT A. geringe omvang; "bos" werd vrijwel uitslui• De originele, niet voor den bij diverse bevolkingsgroepen. tend langs de steile dalwanden, op de stelle facsimile reproduktie hellingen, aan de randen van de plateaus en bewerkte kaartbladen 83 (Maastricht) en 84 plaatselijk ook langs de beken aangetroffen Het kaartwerk van Tranchot is, zoals ge• (Margraten), belde (zie HESLINGA et o/., 1985; HILLEGERS, 1993; zegd, zeer rijk aan toponiemen. Dat ook opgenomen in 1805/06 JANSEN & VAN DE WESTERINGH, 1983; PHILIPS door de geografisch oude veldnamen een belangrijk hulpmiddel ingenieur Eymard (foto: etal., 1965; RENES, 1988). kunnen zijn bij het reconstrueren van het Staatsbibliothek zu Berlin).

26 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 142 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

woord zoals hel, hetje, hitje, heitje, -heydgen, -heidchen, -hedsche, hé, heye, heid. Zo wijst het toponiem "Heyde Veld" ten westen van Beek op blad 73 (Rekem) op het voormalig extensief beheer van ditgebied: een voorma• lig heide-terrein dat rond 1805 blijkbaar al was omgezet In bouwland (vandaar de toe• voeging "veld").

De "Meerssender Heyde" (de grote helde van Meerssen) lag op de zuidelijke Geuldal• helling op de hoek van het - en Maasdal (de zgn. r4eerssenerberg, zie blad 73 (Re• kem); figuur 15). Dit terrein vormde het meest westelijke schraalland op de noorde• lijke plateaurand van het plateau van Berg en Terblijt. Deze "heide" moet in de tijd van Tranchot een opmerkelijke vegetatie gekend

FIGUUR 14. Extensieve begrazing van schrale hellingen door een rondtrekkende schaapskudde onder leiding hebben, getuige o.a. de botanische veldwaar• van een scheper in Zuid-Limburg (zuidelijke Geuldalhelling tussen Valkenburg en Meerssen, ter hoogte van nemingen van de Maastrichtse apothekers Geulhem) (prentbriefkaart ca. I90S; collectie B. Graatsma). DUMOULIN (1868) en FRANQUINET (z.j.), waaronder die van Dennewolfsklauw (Lyco- podium se/ogo). Rozenkransje (Antennaria dioi• topografische kaart, rijk aan toponiemen, bemeste veeweide voor (rondtrekkende) ca). Wolverlel of Valkruid (Arnica montana), Jeneverbes (Juniperus communis), Tweehuizi- zoals de Tranchotkaart) voor de landschaps• schaapskudden" ("mergellandschapen", fi• ge zegge (Carex dioica) en Knolrus (juncus oecologie en daarmee de interpretatie van guur 14; HILLEGERS & REUTEN, 1978). Droog bulbosus). Meer naar het oosten richting Val• het voormalige landschap van een gebied als en veelal ook schraal grasland waarop vee ge• kenburg lag op diezelfde Geuldalhellirjg toen• Zuid-Limburg. weid werd, is op de Tranchotkaart aangeduid met "Pat" (van het Franse "pâturage"), het• tertijd nog de grote "Berger Heyde", de ge• geen weidegebied betekent (zie ook tabel II). meentehei van Berg, met een oppervlakte van ca. 60 ha (figuur I 5). Dit beweide "heide"- KRIJTHELLING• gebled is In de loop van de 19e en 20e eeuw Het historisch onderzoek ondervindt veel GRASLANDEN volledig verdwenen (dichtgegroeid met bos profijt van de Tranchotkaart, waarop naast en struikgewas). Het historisch onderzoek naar de oppervlak• vele vormen van bodemgebruik en begroei• te die de zeer soortenrijke en voor Zuid-Lim• ingen In het landschap ook talrijke toponie• In het zuidwesten van Zuid-Limburg nabij burg zo karakteristieke krijthellinggraslanden men en andere aanduidingen welke betrek• Eijsden treffen we op de oostelijke Maasdal- (kalk- en heischrale graslanden) In de vorige king hebben op begrazing door vee (schapen, helling (plateaurand) op blad 84 (Margraten) eeuw innamen, heeft al menig onderzoeker geiten en koeien), vermeld worden, bv. het toponiem "Maerlander & Breuster Hey• beziggehouden (o.a. HILLEGERS, 1980, 1981 a, Weeraard {= veld c.q. open plaats voor we- de" aan, het gemeenschappelijk schraalland 1981b, 1982a, 1982b, 1982c; VAN DE WESTE• ders, dit zijn rammen), Kooberg, Koe(y)berg, van de gemeenten Maarland en Breust. Nog RINGH, 1980; WILLEMS, 1983, 1987). Koyberg (= koeberg), Geltsberg, Metteberg zuidelijker, nabij Mesch, bevond zich de Het betreft hier een vegetatie-type v^aarvan (= geiteberg), Schiepersberg (= scheperberg; "Steenenberg". Dit toponiem heeft betrek• vaststaat dat het tot aan het eind van de vori• scheper = schaapherder), Herdersveld, Ha- king op stenige, onvruchtbare situaties die ge eeuv^ een belangrijke plaats en betekenis melsberg (hamel = gecastreerde ram), Lam- zich In de omgeving van Mesch voordeden. had in het toenmalige landbouv^^systeem bin• merdel (= lam-/schapendal), Schafensberg Het betrof hier droge en stenige, ver van de nen Zuid-Limburg. Elke bestuurlijke eenheid (vgl. HILLEGERS, 1980, 1993). nederzettinggelegen gronden (de"Mescher- (gehucht, dorp, parochie of gemeente) bezat Het Mergelland" Is blijkens een toponiemen- helde"). zo zijn eigen "schraallanden". De functionele onderzoek van de Tranchotkaart (HILLEGERS, Nabij Banholttreffen we de "Banholterheye" betekenis van dieterreinen Is heden ten dage 1980, 1993) bovendien bijzonder rijk aan to• aan, het gemeenschappelijk schraalland voor echter geheel verloren gegaan, alleen de na• poniemen die duiden op droge, onbemeste de dorpskudde van Banholt. Hetzelfde geldt men zijn vaak nog aanwezig. Het is echter schraallanden", waartoe zowel de heiden en voor de ten oosten van Margraten gelegen moeilijk na te gaan hoe het gebruik van deze de zgn. grasheiden of heischrale graslanden "Ingber Heyde" (nabij Ingber), de "Houben- krijthellinggraslanden precies geweest is, alsook de echte krijthellinggraslanden beho• der Heyde" op de oostelijke Gulpdalhelling maar wat wel met zekerheid gezegd kan wor• ren. De meeste van deze schraallanden wer• ten noorden van Slenaken (plateau van Lands- den is dat deze destijds vanwege hun hellings• den in het verleden door kleinvee (schapen, rade), de "Maeren Heyd" op de noordelijke hoek en onvruchtbare bodem voor akker• geiten) extensief beweid. Meer dan 90% van Geleenbeekdal-helling ten noorden van bouw en fruitteelt veelal ongeschikte gron• deze toponiemen bevat het pré- of suffix Spaubeek (blad 64 (Sittard)) en de "Takhey- den fungeerden als gemeenschappelijke, on• "heide" of een etymologisch hieraan verwant de" ten zuiden van Libeek op huidig Belgisch PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 27 NATUURHISTOKISCH MAANDBLAD 82-3 1993 143

H /'/ FIGUUR 15. ^ ' - fragment uit kaartbiaá 73 (Rekem), opgeno• men in 1805/07.

grondgebied (Voerstreek). Op kaartblad 83 moet destijds een schraallandvegetatie("Br") daar waar het lössdek ontbreekt en Pleisto• (Maastricht) treffen we op de westhelling van gekend hebben. Ditzelfde geldt ook voor de cene afzettingen (krijt of kiezel) dagzomen, het Jekerdal ten noorden van Emael het to• westflank van het Wageler Bos (een naam die dus plaatsen die in principe geschikt waren poniem "Sur Hé" ("Op de Hei") aan. Even ten overigens duidt op de (vroegere) aanwezig• voor krijthellinggraslanden. De toponiemen zuidwesten van het gehucht "Eeysheit" (= heid van de Jeneverbes = "wageler" = hebben dan ook meestal betrekking op smal• Eyserheide) op kaartblad 85 (Vaals) bevond "Wachholder"), rond 1805 nog "Gulpen- le, langgerekte percelen. zich destijds nog een groot schraallandcom- beusch" geheten, ten noorden van Landsra- Het merendeel van deze "heide"-velden^' plex dat direct aansloot op het "Eeys heit de ("Landsrath"). Ook ten oosten van (heischrale, droge (kalk)graslanden) is inmid• Beusch" (het zuidelijk deel vormt thans de Ubachsberg rond hoeve "Keveberg" op blad dels verdwenen door ontginning tot bouw• Eyserbossen) en aangeduid staat a1s "Pat" (= 75 (Heerlen) treffen we een vijftal kleine "hei- land of vruchtbare graslanden danwel door "pâturage"). Het betrof hier een restant van de"-terreinen ("Br") aan, waaronder twee op verwaarlozing (spontane houtopslag) veran• de vroegere Eyserheide. Op hetzelfde kaart• de Puthberg (een op de oosthelling en een op derd in bos. Met name het achterwege blij• blad treffen we ten noorden van de westhelling). Hetzelfde geldt voor het ge• ven van de verschralende invloed van die pe• op de steile zuidwest-geëxponeerde flanken bied oostelijk van Benzenrade ("Benseraed") riodieke, extensieve begrazing door van de "UIzberg" (rond Huls) enkele kleine waar zich rond 1805 nog een tweetal "heide"- (mergelland)schapen heeft in belangrijke "heide"-terreinen aan (aangeduid met "Br" terreinen bevonden. mate bijgedragen aan de sterke achteruitgang van het Franse "Bruyère") en ten noorden Blad 76 (Herzogenrath) toont ons nog het van zowel de oppervlakte aan als de botani• van deze "UIzberg" komt het toponiem "Bus- oorspronkelijke beekdal van de "Ansteler- sche kwaliteit van krijthellinggraslanden in chusheit" voor als naam van een kleine neder• bach" (Anselerbeek) dat ter hoogte van Ey- Zuid-Limburg sinds het begin van deze eeuw zetting, precies op de plaats waar op de mo• gelshoven in de Worm uitmondde. De oost• (zie o.a. GRAATSMA, 1985; HILLEGERS, 1980, derne topografische kaart de "Peuschkens- flank van dit beekdal (de plateaurand) was I982d; WILLEMS, 1983, 1987). heide" ligt. destijds grotendeels bedekt met "heide" De aanduiding "Br" (= "Bruyère" - heide) (droge, heischrale graslanden) en enkele bos• Ook de óp de plateaus (met name op de ran• komen we op de Tranchotkaart ook regel• jes (tussen Eygelshoven en Kerkrade). Dit den) gelegen zgn. "dreesj"-gronden (drieslan• matig tegen op plaatsen waar verder geen beekdal is momenteel een stuwmeer (Cra- den)^^ moeten tot de marginale gemene toponiemen wijzen op de aanwezigheid van nenweyer). Op het plateau zelf komen we het gronden (schraallanden) gerekend worden. (hei)schrale graslanden. Als voorbeeld kan toponiem "Chewermonderheide" tegen (zie Dit waren veelal op de plateauranden gele• hier genoemd worden de op het zuiden geëx• figuur 28). gen stenige kalkgraslanden of, eveneens ste• poneerde helling van het droogdal Fromberg- nige maar juist kalkarme (kiezelrijke of zan• Ubachsberg (het droogdal van Kolmont) die Het zijn vooral de hellingen en de randen van dige) terreinen waar de vruchtbare löss ont• blijkens kaartblad 85 (Vaals) destijds groten• de plateaus die in het historisch-topografisch breekt en oligocene of pleistocene lagen, in deels bedekt moet zijn geweest met "Bruyè• en -vegetatiekundig onderzoek naar de kalk• elkgeval onvruchtbare bodemtypen, aan de re", d.w.z. met een heide-achtige schraalland- en heischrale graslanden een belangrijke rol oppervlakte traden. Deze driesen ("driese" vegetatie c.q. een kalkgrasland. Een deel van spelen. Deze hellingen - voor zover niet ge• of "dryeschen") leenden zich van nature niet deze helling herbergt momenteel het natuur• terrasseerd (graften)^" en benut als akker - vooreen permanentegraancultuuren moes• reservaat "Vrakelberg" waarvan de boven• waren óf in gebruik als gemeenschappelijke ten regelmatig en vaak langdurig braak liggen. rand wellicht altijd al kalkgrasland is geweest weidegronden voor kleinvee óf bedekt met Toponiemen die het woord "dries" of (WILLEMS, 1987). Ook de zuid-geëxponeer• loofbos (HILLEGERS, 1981b, 1982a, 1993). "dreesj" bevatten, wijzen op dergelijke mar• de helling van de huidige Rensberg ("Elken- Een groot aantal schraalland-toponlemen ginale landbouwgronden. rathberg") nabij Elkenrade ("Elkenrath") treffen we aan op de plateauranden precies Het zuidoosten van Zuid-Limburg neemt 28 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 144 82-6 1993 NATUURHISTOKISCH MAANDBLAD

onder het agrarisch cultuurlandschap een coven in het noorden tot voorbij Stein in het 1983, 1984; SfKORA & LIEBRAND, 1987). Deze aparte plaats in. De bodem (vuursteenelu• zuiden. Kort na 1800 werd een aanvang ge• half-natuurlijke graslanden zijn qua stand• vium) behoorde tot de voor de landbouw maakt met de ontginning van hetgebied en in plaats beperkt tot hooggelegen, relatief dro• minst geschikte gronden waardoor ze mar• de loop van de 19e en de eerste helft van de ge door water en soms mede door wind ge• ginaal waren voor het gebruik als cultuur• 20e eeuw zijn de laatste restanten van deze vormde landschapselementen zoals oever• grond. Zij konden alleen als "driesland" wor• legendarische heide ontgonnen (omgezet in wallen, rivierduinen en nabij de riviergelegen den benut of behielden een bos of bosachtige landbouwgrond), bebost of als recreatiege• Pleistocene terrassen of terrasranden. begroeiing. Op de door overmatige exploi• bied ingericht (Steinerbos). Het laatst over• Zowel de oppervlakte aan als de botanische tatie van hout ontstane open plekken in die gebleven deel werd gebruikt voor de bouw kwaliteit van het droge stroomdalgrasland in bossen ontstonden op dergelijke gronden van de Staatsmijn Maurits en later het D.S.M.- het stroomgebied van de Maas zijn de afgelo• heide-achtige schraallanden met soorten als complex en voor de aanleg van een groot pen decennia schrikbarend sterk afgenomen Struikheide {Calluna vulgaris). Brem {Cytisus verkeersknooppunt (Kerensheide). Het bij• (VAN DIJK et ai, 1984). Die schrijnende ach• scoparius). Gaspeldoorn (U/ex europoeus) en zondere aan het door de Tranchotkaart ge• teruitgang van wat eens de "schatkamers" Heidebrem {Cenista spec). Ook hier treft geven beeld is het feit dat hierin de "oude" van ons Fluviatiel District waren (KERN & men op de Tranchotkaart toponiemen aan situade nog volledig is vastgelegd. REICHGELT, 1952), blijkt ook uit een vergelij• met -heide of -dries (zie blad 85 (Vaals)) zo• Zo heeft Tranchot ook de even ten noorden kingvan de huidige toestand (o.a. aan de hand als "Bannenheit" (= Bahneheide), "Bocholtz- van Sittard gelegen Overhovenerheide van de recentste topografische kaart en de heit" (= Bocholtzerheide), "Epenheit" (= ("Overhofer Heyd" op kaartblad 64 uit 1804/ studie van VAN DijK etal., 1984) met het beeld Eperheide) en "Eeysheit" (= Eyserheide) 05) nog net kunnen vastleggen: in 1810 is deze dat de Tranchotkaart ons van het Noordlim• (HILLEGERS, 1980, 1993; JANSEN & VAN DE heide ontgonnen (RENES, 1988). Ook tussen burgse Maaslandschap geeft. WESTERINGH, 1983; RENES, 1993). Buchten en Nieuwstadt (blad 54 (Maaseik)) Voor een inventarisatie van de voor droge bevond zich rond 1805 een heideterrein, de stroomdalgraslanden geschikte locaties die "Holtumer Heyd", precies op de plaats waar het stroomdal van de Maas in Noord-Lim• Aan de hand van de Tranchotkaart is het momenteel de grote Volvo/NedCar-autofa- burg in het begin van de 19e eeuw nog her• mogelijk gebleken om een typologie van de briek gevestigd is. bergde, bevat de Tranchotkaart, die het vol• schraallanden in Zuid-Limburg op te stellen, ledige Limburgse Maasdal gedetailleerd en waarbij op basis van de geografie en de geo- bijzonder fraai in beeld brengt, waardevolle morfologie onderscheid is gemaakt in pla- De toentertijd bestaande verhouding tussen historische informatie. Ter illustratie daarvan teaurand-heiden, plateaukop-heiden en pla• de oppervlakte aan enerzijds intensief ge• volgt hieronder een viertal concrete voor• teau-heiden (zie HILLEGERS, 1980, 1982a, bruikt permanent cultuurland (akkers, bouw• beelden uit het Maasdal van Noord-Limburg. 1993). Van de meeste van deze plaatsen in het land, etc.) en anderzijds de extensief gebruik• Mergelland is bekend dat ze thans geen schra• te schraallanden (weidegronden voor scha• le, al dan niet heide-achtige graslandvegeta• pen en geiten zoals heidevelden en krijthel• 1 De bekende Rivierduintjes van Mook ten tie meer bevatten. Zo is Vrouwenheide linggraslanden) is eveneens met behulp van de zuiden van de zeer geaccidenteerde Mook- ("Vrauenhey") bij Ubachsberg een duidelijk Tranchotkaart na te gaan. Aan de hand van erhei en ten westen van Riethorst, worden voorbeeld van een plateaukopheide, een on• deze gegevens is het oppervlak te bepalen dat momenteel zowel aan de zuid-, west- als vruchtbaar deel van het plateau dat als een de krijthellinggraslanden in Zuid-Limburg noordwestzijde omgeven door water: de bult daarboven uit steekt. Behalve die "Vrau• rond 1805 innamen. In die tijd werd bijvoor• door ontgrondingen ontstane Mokerpias. enhey" treffen we op kaartblad 85 (Vaals) nog beeld de omgeving van Bemelen (blad 84 Op blad 7 (Cuijck), opgenomen in 1804/ drie naamloze Pleistocene zand- en kiezel• (Margraten), opgenomen in 1805-1806) ge• 1805, was van deze plas nog geen sprake koppen aan, voorzien van de aanduiding "Br" kenmerkt door grote oppervlakten aan dro• en werd het hele gebied (incl. de Rivier• (= "Bruyère"). Deze en andere plateaukop- ge, schrale graslanden (heischrale graslanden duintjes) ingenomen door één groot heiden zijn thans helaas alleen nog maar in en kalkgraslanden) die door schapen of gei• "Paturage"-terrein - het "Mookse Broek" toponiemen herkenbaar: de Bergse Hei (van ten begraasd werden (HiLLEGERS, 1981b, -, de marginale (schrale) gemeenschappe• Ubachsberg), de Eyserhei (door ontginning 1982a, 1982d, 1984). lijke weidegronden van het nabijgelegen verdwenen), de Paoskenshei (thans een ver• dorp Mook. De Rivierduintjes zèlf zijn op keersknooppunt van autowegen). Een fraai dit kaartblad als afzonderlijke heuveltjes voorbeeld van een echte plateau-heide op de DROGE STROOMDAL- herkenbaar, precies op de plaats van het Tranchotkaart, is de Graetheide op blad 64 GRASLANDEN huidige natuurgebied. (Sittard). De omvang van de Graetheide op 2 Het dal van de benedenloop van de Niers het gelijknamige plateau tussen de Maas, de Tot de droge kalk- en heischrale graslanden (tussen Ottersum en de huidige staats• Geleenbeek en de Keutelbeek is waarschijn• mogen in zekere zin ook de zogenoemde grens) moet rond 1805 nog grote opper• lijk eeuwenlang stabiel gebleven (vgl. KRINGS, droge stroomdalgraslanden gerekend wor• vlakten aan heischrale (grasland)vegetatie 1976). Deze omvang van dit laatste grote pla• den. Dit zijn zeer kruidenrijke, in de bloeitijd gekend hebben, waaronder ongetwijfeld teauheidegebied in Zuid-Limburg is op kaart• bontgekleurde droge graslanden op door• fraaie droge stroomdalgraslanden, getuige blad 64 duidelijk herkenbaar als een evenwij• gaans zandige (kalkhoudende) gronden, gele• kaartblad 8 (Gennep). Daarvan rest ons dig aan de Maas gelegen, langgerekt land• gen in de dalen van onze grote en kleine ri• thans alleen nog het natuurreservaat de schapselement ("Grate Heyde", "Gradt Hei• vieren, waaronder de Maas en haar zijrivie• Zelderse Driesen met een bijzondere de") ten westen van Sittard tussen Gutte- ren Niers, Swalm en Roer (zie VAN DIJK etal.. schrale graslandvegetatie (SYKORA & PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 29 NATUURUISTÜKISCH MAANDBLAD 82-3 1993 145

RGUUR /6. fragment uit kaartblad 8 (Gennep), opgeno• men In 1804/05.

hhJ.l.

4 .^i

WESTHOFF, 1979; VAN DIJK et ai, 1984). tie en een jachthaven). moet er zo'n 190 jaar geleden woest en ver• Het volledige beekterras In deze binnen- Een van onze laatste mooie restanten van laten bijgelegen hebben. Vooral In hetgebied bocht van de Niers wordt op de Tranchot• het droge stroomdalgrasland langs de Maas van De Peel waren de veengronden rond kaart weergegeven als "heide" ("Br" = in Noord-Limburg bevindt zich langs een 1805 nietof nauwelijks ontgonnen. Daar trof• "bruyère") met alleen in het noordwesten afgesneden Maasmeander aan de voet van fen de Franse veldtopografen nog het eenza• een klein bos nabij Zeider (figuur 16). Het de Donderberg op een steile terrasrand me heide- en hoogveenlandschap bijna onge• betrof hier destijds het grootste aaneenge• nabij Rijkel. Ditgebied, dat rond 1805 de rept aan. De schijnbaar eindeloze monotonie sloten "heide"-terrein langs de Niers. Ook naam "Alenberg" droeg, was toen ook al van de lichtgolvende heidevelden die onge• de andere oever van de Niers (tussen Ot• bebost (zie blad 39 (Swalmen)). Het terrein merkt overgingen in "verraderlijke" moeras• tersum en Zeider) herbergde rond 1805 lag destijds nog langs de Maas zelf; van sen, plaatselijk afgewisseld met zandverstui• nog een groot "heide"-terrein. Bedoeld is bochtafsnijding was hier toen nog geen vingen (duinheuvels) en vennen, moet een hier het terrein direct ten oosten van de sprake. desolate aanblik geboden hebben (zie bv. de hoeve "Oertschenhof (figuur 16). In de bladen 18 (Weverslo), 24 (Deurne) en 3 I jaren vijftig van onze eeuw gold dit "terrein (Meijel)). Het uitgestrekte, ongerepte veen- bij hoeve 't Oord" nog als een van de mooi• DE "WOESTE GRONDEN" landschap moet destijds voor een groot aan• ste en grootste droge stroomdalgraslan- tal (bijzondere) dier- en plantesoorten een den die het stroomgebied van de Maas in Ook voor Noord- en Midden-Limburg her• ideale leefomgeving geboden hebben. Noord-Limburg toen nog rijk was. In 1980 bergt het kaartwerk van Tranchot een schat Op de arme dekzandgronden in Noord-Lim• moest helaas geconstateerd worden dat aan historische gegevens met betrekking tot burg was tot in de eerste helft van de 19e de droge-stroomdalgraslandvegetatie als landschap, vegetatie en landgebruik. Zo be• eeuw slechts 15-25% van de bodem In cultuur gevolg van een zeer intensief agrarisch ge• wijst de Tranchotkaart voor de geschiedenis gebracht. De woeste gronden, waaronder bruik hier volledig verdwenen was (VAN van de ontginning van de zogenoemde heidevelden, moerassen, venen en (van natu• DIJK et o/., 1984). "woeste gronden" (hoogveen, moeras, hei• re ontstane) bossen, namen nog 75 a 85% van de oppervlakte in beslag. De Peel omvatte Uit de bladen 33 (VenIo) en 26 (Velden) de") in het land van Peel en Maas goede dien• rond 1800 ca. 154.000 ha heide terwijl er bo• valt op te maken dat er ten noordwesten sten. Deze kaart geeft ons namelijk een ge• vendien vóór 1800 heel weinig heide ontgon• van VenIo, direct langs de Maas op de lin• detailleerd beeld van de situatie van vóór de nen was. ker oever, rond 1805 een groot "heide"- grootscheepse ontginningen, bebossingen, gebied gelegen was nabij de "Eubrucker- verveningen en ruilverkavelingen van die Het landschap van de nog ongerepte Peel hof', even benoorden de vesting "Fort St.- "woeste gronden", waarmee rond 1850 een behield haar natuurlijke, woeste en open ka• Michel". Ook dit heide-schraalland her• aanvang is gemaakt en die het landschap van rakter tot het midden van de 19e eeuw. De bergde destijds ongetwijfeld een bijzonde• Peel en Maas sindsdien zeer Ingrijpend gewij• grote landschappelijke veranderingen had• re droge-stroomdalgraslandflora. Van dit zigd hebben (zie RiP, 1982). den bij de aanvang van de Tranchot-karterin- terrein is echter totaal niets meer over gen nog niet plaatsgevonden (RiP, 1982). Zo (opgeofferd aan een industrieterrein, een HET PEEL-LANDSCHAP werd het landschap tussen Heythuysen en asfaltfabriek, een waterzuiveringsinstalla• Het westen van Noord- en Midden-Limburg Ospel volgens blad 38 (Heijthuizen) rond 30 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP UMBURG 146 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

\1 |P F/GUUR / 7. oer) en de Republiek der Verenigde Neder• ]„/nii'.pi^rf W Fragment uit Itaartblad landen (Staats-Brabant) en van I 795 tot 1810 26 (Velden), opgeno• men in 1802/04. tussen de Bataafse Republiek, respectievelijk het Koninkrijk Holland en de Franse depar• tementen van de Roer en de Nedermaas. Van 1830 tot 1839 was De Peel de grens tussen Nederland en België. In het begin van de 19e eeuw speelden de "woeste gronden" (veengronden en heide• velden) in de toenmalige landbouw een be• langrijke rol. De dorpsbewoners (vnl. boe• ren) weidden er hun schapen, staken er hei• deplaggen voor de bemesting (potstallen) en turf (brandstof). Het heidelandschap van De Peel kende rond 1805 duidelijke voorbeelden van de eerder besproken (macro-)cultuur- gradiënten tussen een nederzetting en de verste uithoeken van de "woeste gronden". Deze gradiënten zijn in het kaartbeeld van de Tranchotkaart duidelijk te onderscheiden (zie ook VAN DEN MUNCKHOF, 1991). Blad 18 (Weverslo) bevat een fraai voorbeeld van zo'n macro-cultuurgradiënt (figuur 18): van• af Klein Dorpen Groot Dorp/Merslo zien we in westelijke richting achtereenvolgens de nederzetting, moestuinen en huisweiden, ak• „ l.T kercomplexen ("Terres labourables"; her• kenbaar aan de "Feld"-toponiemen), droog heidelandschap ("Bruyères"; herkenbaaraan 1805 grotendeels in beslag genomen door de". Het gebied werd destijds al "intensief' de "heyde"-toponiemen) en stuifzanden, uitgestrekte "woeste gronden" met behalve bezocht, getuige het grote aantal veldwegen, doorsneden door vele bij de nederzettingen heide ook diverse stuifzandcomplexen, veni• waarmee het doorsneden werd. Ten zuid• samenkomende veldwegen (karresporen) en ge laagten (moerassen) en grote open ven• westen van Grubbenvorst (blad 26 (Velden)) tenslotte het verst van de nederzettingen de nen. Van dit alles getuigen tegenwoordig nog waren toen al delen van de "Mehr Heide" uitgestrekte, desolate moerassen en venen slechts de natuurreservaten "De Zoom" en omgezet in opgaand bos, herkenbaar aan de (herkenbaar aan de "Peel"-toponiemen). De "Groote Moost" en de volledig beboste As- duidelijk begrensde (en met hagen omhein• meeste veldwegen lopen dood bij de turfwin- broeker Heide, toentertijd "Lacker Sand" ge• de?) rechthoekige percelen, opgevuld met plaatsen in de moerassen en venen van De heten. Als laatste relicten van die grote open gestileerde boomsignaturen (figuur 17). Het Peel. vennen in de Peelregio rest ons thans nog een landschap tussen Sevenum en Grubbenvorst tweetal vennen ten zuidoosten van Neder• wordt momenteel bepaald door grote wei• Een ander fraai voorbeeld van zo'n (macro-) weert: het Sarsven ("Saers vin") en De Banen land- en akkerlandcomplexen. Van de "woes• cultuurgradiënt treffen we aan op blad 25 ("Baenen"). Beide gedeeltelijk dichtgegroei• te gronden" is hier niets meer terug te vin• (Horst). Het dorp Sevenum vormt hierop de (verlande) vennen genieten thans een be• den. een centrum van agrarische bedrijvigheid met schermde status als natuurgebied (zie grote akkercomplexen die naar het westen ANON., 1992b). De cultuurgeschiedenis leert ons dat grenzen vrij abrupt overgaan in het droge heide- en Uit een vergelijking van de Tranchot-kaart- ontstaan uit grensgebieden die territoria op stuifzandlandschap, dat doorsneden wordt bladen 24 (Deurne), 25 (Horst) en 26 (Vel• een natuurlijke wijze van elkaar scheiden. door vele, vaak in bundels bijeen gelegen veld• den) met recente topografische kaarten, valt Eenzame heiden en uitgestrekte, ontoegan• wegen en bezaaid is met vochtige terreinen ook op te maken dat het karakteristieke (on• kelijke moerassen waren bij voorkeur de ge• (broeklanden en veentjes). Naarmate men gerepte) Peel-landschap zich in het begin van bieden waardoorheen grenzen werden ge• (op de kaart) echter verder van de nederzet• de 19e eeuw veel verder naar het oosten uit• trokken. Dit geldt met name voor het Peel• ting verwijderd raakt, neemt het aantal veld• strekte dan nu het geval is. Zo werd het land• gebied, maar ook voor de oostgrens van wegen af De resterende wegen eindigen ten• schap tussen Sevenum en Grubbenvorst Noord- en Midden-Limburg zoals we hierna slotte allemaal plotseling aan de rand van het rond 1805 nog gekenmerkt door een uitge• zullen zien. nog onaangetaste hoogveen-moerasland• strekt heidegebied dat bezaaid was met klei• De slechte toegankelijkheid van het uitge• schap. ne moerassen: de "Grubbenvorster Heide", strekte hoogveen-, moeras- en heideland• Plaatsen als Venray en Oirlo op blad 19 (Ven• de "Vlinker Peel", de "Horster-dycker-hei- schap was dan ook de reden dat De Peel tus• raij), Horst en Sevenum op blad 25 (Horst) de", de "Leeg-heide", de "Scholtesen Heide", sen 1713 en 1795 de (natuurlijke) grens en Meijel op blad 31 (Meijel) waren, inclusief de "Bree-de-lang-heide" en "De-korte-hei- vormde tussen Pruisen (Pruisisch Overkwar- de hen omringende akkerlanden, rond 1805 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 31 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 147

nog volledig omgeven door uitgestrekte hei• bers Kooy", etc. Ook blad 24 (Deurne) geeft met karren waardoor het heide- en hoog• deterreinen. Die nederzettingen met hun inde rechterbovenhoek, aan de periferie van veenlandschap zijn typisch open karakter akkerlanden waren in feite niet meer dan het heidegebied en net buiten het eigenlijke behield. "groene" enclaves in het "woeste", overwe• veen, vele, ver van de nederzettingen gelegen gend arme heide-dekzandgebied ten westen schaapskooien ("Gommans Koy", "Drabbels DE OOSTGRENS VAN van het Maasdal en zijn daarmee eveneens Koy", "Hueben Koy", "Derich Boers Koy", NOORD-LIMBURG fraaie voorbeelden van (macro-)cultuurgra- etc). Ook voor wat betreft de oppervlakte aan diënten. "woestegronden" rond 1805 in Noord-Lim• VAN DEN MUNCKHOF (1991) spreekt naast de In het Peel-landschap van de "Astener Peel" burg ten oosten van de Maas geeft de Tran• genoemde macro-cultuurgradiënten ook van en de "Veerkansche Peel" ten noordwesten chotkaart een goed beeld. Daaruit blijkt dat het bestaan van tal van kleinere gradiënten van Meijel werd blijkens blad 3 I (Meijel) rond dit deel van Noord-Limburg destijds, met uit• rondom schaapskooien. Die schaapskooien 1805 op diverse plekken op kleine schaal turf zonderingvan het (vruchtbare) Maasdal, gro• bevonden zich op zeer ver van de nederzet• gewonnen, zoals kan worden opgemaakt uit tendeels werd ingenomen door uitgestrekte tingen gelegen delen van de helde. Rondom de vele door turfsteken ontstane kleine hoe• heiden (incl. zandverstuivingen), venen en deze eenvoudige potstallen, waarin schaaps• kige "gaten" (plassen), gelegen aan de uitein• moerassen. Deze "woeste gronden" vorm• kudden met hun herders en honden konden den van de veldwegen. Zo geeft ook de rech• den toentertijd een vrijwel aaneengesloten overnachten, werd de bodem door de scha• terbovenhoek van blad 24 (Deurne) een dui• gebied dat zich uitstrekte van Mook in het pen zeer intensief betreden en werden bo• delijk beeld van de toenmalige kleinschalige uiterste noorden tot aan het dal van de Swalm vendien de plaggen gestoken voor de potstal. veen-exploitatie (turfwinning t.b.v. brand• in het zuiden. Naarmate men verder van deze schaaps• stof). De vele veldwegen eindigen alle abrupt Van noord naar zuid zijn hier op de diverse kooien verwijderd raakte, werd de betre• tegen het nog onaangetaste veen alwaar ter kaartbladen de volgende terreinen te onder• dings- en plagdruk steeds geringer. Op blad plekke op kleine schaal turf gestoken werd. scheiden: 18 (Weverslo) zijn die geïsoleerd gelegen In alle gevallen hebben we te maken met de blad 3 (Nijmegen Süd): "Bisselt Heide"; schaapskooien afzonderlijk ingetekend in eerste, zij het zeer kleinschalige ontginningen blad 7 (Cuijck): Mookerhelde, "St. Janshel", "den Slinken Heide" aan de rand van "den (verveningen) van De Peel. Bij gebrek aan "Rosenbrock"; Vreeden Peel" (figuur I 8). Behalve door de meststoffen was ontginning van deze arme, blad 8 (Gennep): "Everdde Veen", "Ko- solitaire ligging aan de periferie van het deso• zure gronden tot akker of weiland immers nings Veen", "Grote Sip Veen", "Veen", late veen/heidegebied, vallen deze kooien nauwelijks mogelijk (zie ook PHILIPS et al.. "Heyen Heyde", "Afferden Heyde"; ook op door de typische toponiemen waar• 1965). Het is aan de mens te danken dat er blad 13 (Boxmeer): "Afferder Helde", mee ze op de Tranchotkaart vermeld wor• eeuwenlang telkens opnieuw percelen heide "Leege Heide", "Berger Heide", "Camper den (de naam van de eigenaar/schaapherder in het Peelgebied, al dan niet opzettelijk, ont• Heyde"; (?), gevolgd door "Kooy" of "Koy"): "Rutjens daan werden van vegetatie door overbewei- blad 14 (Weeze): "Torf Bruch" ("Tour- Kooy", "Evers Kooy", "Stine Kooy", "Hue- ding, plaggen, maaien, branden en berijden bières");

' 3

RGUUR (8. Fragment uit t

blad 20 (Meerio): "Twisteder Veen", "Heeren Veen" ("Welsche Veen"), "Wel• sche Heyde", "Looysche Heyde", "Hoog Heyde", "Boren Heyde"; blad 26 (Velden): "Árcense Heide", "Stra- lener Heide", "Lommer Heide", "Bonger Heide", "het Veldens Veen" (met het "Swaart Waeter"); blad 33 (Venlo): "Venlo Heide", "Leuther Heide", "Doelisheide", "Ulis Heid", "Tegler- heid", "Loerheid", "Meerling Broich", "Ra• vensheid", "Hoven Heid"; blad 40 (Bruggen): "Dyekerheide", "Ro- versheijde", "Merie Broek", "Beselsch Broich", "Overt Veltsch Broek" (in het dal van de Swalm).

Het merendeel van bovengenoemde "woes• te gronden" is In de afgelopen 150 jaar ont• : ...-3 gonnen en verkaveld tot landbouwgrond .1' iV (weilanden en akkers) danwel omgezet in produktiebos (naaldhout). Slechts enkele heide-terreinen zijn van ontginning gespaard gebleven. Echter, de open heide-vegetatie die FIGUUR 19. Fragment uit kaartblad 14 (Weeze), opgenomen in 1802/03. de meeste van deze behouden terreinen des• tijds kenmerkte, heeft plaats gemaakt voor een hoogopgaande, bosachtige begroeiing. 1 Ten oosten van Mook (blad 8 (Gennep)) het toponiem "Wellsche Meer" aan. Op de Het betreft hier van noord naar zuid: de viel de staatsgrens destijds precies samen plaats van de huidige eendenkooi moet Mookerheide, de Looier- en Genneperheide, met de scherpe, kaarsrechte scheiding tus• volgens blad 14 rond 1805 al iets dergelijks een heideterrein boven Afferden, de Heuke- sen het "Clevischer Wald" (het huidige gelegen hebben. lomsche Heide, de Gemeenteheide, de Ber• Duitse Reichswald) op Pruisisch grondge• 3 Het traject van de staatsgrens dat begint gerheide, de Wellsche Heide, de Looierhei- bied en een uitgestrekt, desolaat venig- ter hoogte van Arcen op blad 26 (Velden) de, het Landgoed de Hamert, de Leeremark- moerassig heidegebied aan de Limburgse en loopt tot aan Venlo op blad 33 (Venlo), sche Heide, de Lommerheide en Schandelo- zijde (het "Everdde Veen", het "Konings viel in het begin van de 19e eeuw nog vol• sche Heide met de Ravenvennen, het Zwart- Veen", het "Grote Sip Veen" en het ledig samen met de ligging van één groot water, de Groote Heide, dejammerdaalsche "Veen"), dat vooral in de nabijheid van de aaneengesloten heide-veengebied, door Heide en de Boschheide. grens gekenmerkt werd door één groot Tranchot voorzien van de namen "Strale- De ligging van de in 1816, twee jaar na de val aaneengesloten moeras ("M" van het Fran• ner Helde", "in de Meerkoelen", "het Vel• van Napoleon, vastgestelde grens tussen het se "Marais"). dens Veen" en "Venlo heide". Het land• Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en het 2 Ten oosten van het huidige Nieuw-Bergen schap van dit grenstraject wordt momen• Koninkrijk Pruisen blijkt op de Tranchotkaart en de Bergerheide viel de staatsgrens des• teel volledig bepaald door wei- en akker• grotendeels samen te vallen met die "woes• tijds over een lengte van ca. 12 km (tot aan landen. te gronden", en wel met de destijds meest het huidige Landgoed De Hamert) samen 4 Ditzelfde geldt voor het grenstraject tus• onbegaanbare delen daarvan zoals venen en met het zeer uitgestrekte, langgerekte sen Belfeld en Swalmen. Volgens blad 33 moerassen, die toen als natuurlijke barrières veen-moerascomplex "Torf Bruch" op (Venlo) en 40 (Bruggen) werd het hele ge• gefungeerd moeten hebben. Deze grens, die blad 14 (Weeze) en het "Twisteder Veen" bied ten westen van de grens rond 1805 in tot op heden onze oostgrens vormt, is in de en "Heeren Veen" ("Welsche Veen") op beslag genomen door één groot vochtig periode 1816-1828 (op basis van het grens- blad 20 (Meerio). Dit gebied wordt op blad heide-gebied: het "Meerling Broick", het traktaat van Aken van 26 juni 1816, waarin de 14 omschreven als "Tourbières" (figuur "MerIe Broek" en het "Beselsch Broich". grens vanaf Frankrijk tot Mook is omschreven) i 9). Het betreft hier het voormalige Go• Het enige wat ons heden ten dage aan die door Pruisische officieren alsnog op de betref• cher Veen, Weezer Veen, Wember Veen eens zo woeste, desolate natuurgebieden fende kaartbladen ingetekend. Van deze, soms en Heeren Veen. Dat bepaalde delen van herinnert zijn slechts enkele toponiemen legendarische venen en moerassen is momen• dit moerasgebied rond 1805 wel zeer op de huidige topografische kaart. teel niets meer over (volledig in cultuur ge• vochtig moeten zijn geweest, blijkt o.a. uit bracht); alleen de veldnamen op de moderne het toponiem "het Meer" op blad 20. Op MIDDEN-LIMBURG TEN OOSTEN topografische kaart herinneren ons nu nog aan de moderne topografische kaart treffen we VAN DE MAAS die terreinen. De vier meest opvallendegebie- op deze plaats midden in een uitgestrekt Behalve Noord-Limburg kende ook het Mid• den in deze categorie betreffen: akkerland nog een eendenkooi alsmede denlimburgse landschap ten oosten van de PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP UMBURG XL-2 1993 33 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 149

Maas ten tijde van de Tranchot-karterlngen gebied tussen Montfort en de staatsgrens Is Deze natuurlijke barrière vormt sedert 1816 nog uitgestrekte 'woeste gronden". Zo werd momenteel volledig ontgonnen en in cultuur tevens de staatkundige grens tussen Neder• de omgeving van Montfort rond 1805 geken• gebracht. land en Duitsland. merkt door een zeer afwisselend, kleinscha• Het In Midden-Limburg gelegen gebied De Sinds de Tranchot-karteringzijn grote delen lig landschap waarin akkers, weilanden, hei• Meinweg ("Meyn Weg"), dat tot op heden van deze "woeste gronden" verdwenen door den, stuifzanden, moerassen en bosjes elkaar zijn "woeste-grond"-karakter nog groten• ontginningen, afgravingen (bruinkool, zilver• afwisselden, zoals de bladen 46 (Roermond) deels behouden heeft, was rond 1805 een zand), bebouwing en industrie. Daarnaast en 55 (Waldfeucht) laten zien (figuur 20; vgl. volledig "woest" en desolaat gebied dat vol• werden grote oppervlakten aan helde (o.a. de ROEBROECK, 1967a). Het destijds ten westen gens kaartblad 47 (Herkenbosch) "slechts" "Berger Heyde" en de "Schinvelter Heyd") van Montfort gelegen grote moeras (het Rei• bestond uit heide en (eike)hakhout ("Bt" = omgezet in bos (Schinveldse bossen) ten be• gersbroek) is volledig ontgonnen en verka• "Bols taillis"). De onvruchtbare, schrale zand• hoeve van de mijnbouw (naaldhout: stuthout veld tot bouw- en welland. gronden en de moerassen alsmede het plaat• voor de mijngangen) óf raakten als gevolg van Ten zuiden van Montfort (zie blad 55 (Wald- selijk sterke reliëf hebben de bevolking ervan het uitblijven van enige vorm van beheer feucht)) strekte zich destijds tot aan de in weerhouden om in dit gebied tot ontginning spontaan bebost. Toch kende de Brunssum• 1816 vastgelegde staatsgrens één groot aan• over te gaan. Het gebied was destijds In ge• merheide rond 1805 ook al een met bos be• eengesloten "woest" en desolaat heideland• meenschappelijk gebruik bij maar liefst 14 groeid perceel, zoals valt op te maken uit blad schap uit. De noordelijke helft van ditgebied verschillende dorpen (gemeenten), zoals 75 (Heerlen) waarop een groot rechthoekig werd gekenmerkt door enkele grote moe• blijkt uit het opschrift "Territoire commun a bos(achtlg)-terrein ("B" = "Bols") met het rassen en venen waaronder het "Püttboeker 14 Villages". Hetgebied werd benut voor het toponiem "Sternbachs Heyde" vermeld Bruch", het "Schaawers Fenn" en het "Hei- kappen van hout, het maaien van heide en het staat. Het ontginningsproces Is hier in topo• selder Fenn". In de omgeving van Montfort weiden van vee (zie VENNER, 1985). De niemen vastgelegd: zo komen we op blad 75 zelf treffen we diverse kleine moerassen aan noordgrens werd bepaald door de moeras• (Heerlen) direct ten westen van de Bruns• zoals het "Bortmoer", het "Sereefbrock", het sen van de Boschbeek en de (natuurlijke) summerheide tweemaal het toponiem "Hey• "Peertbrock", het "Brachterbock", het zuidgrens viel samen met de loop van de de Veld" tegen, d.w.z. tot landbouwgrond (= "Stockbrock" en het "Bombrock". De zuid• Roode Beek met zijn beekbegeleidende moe• "veld") ontgonnen heldeterreln, en zo is oostelijke helft werd gekenmerkt door een rassen en bossen. Meer naar het westen na• Heerlerheide een dochternederzetdng op de uitgestrekt, droog heide-schraalland, de le• bij Herkenbosch ("Herkenbusch") vermeldt "heide", gesticht vanuit Heerlen. gendarische "Echter Heide", met o.a. het de Tranchotkaart een stuifzandcomplex en "Wachholderbusch", een toponiem datduldt een moeras; eerstgenoemde is momenteel ONTGINNING op een (tijdens de Tranchot-karterlngen geheel bebost (het terrein "Zandbergen") en In 1800, tijdens het Franse bewind, werden reeds verdwenen?) begroeiing van de helde het moeras is ontgonnen en omgezet in wel• naar het voorbeeld van de Franse "commu• met Jeneverbessen. en akkerland. nes" de (burgerlijke) gemeenten ingesteld zo• De Tranchotkaart geeft een fraai beeld van als we die nu nog kennen. Gemeentebestu• het veldwegen-patroon (karresporen) op de Ook het noordoosten van Zuid-Limburg ren kwamen daarmee in het bezit van de ge• heide. Vanuit een uit Echt komende centrale werd rond 1805 gekenmerkt door uitge• meenschappelijke woeste gronden, die van- veldweg (ontginningsweg) waaieren vrij strekte heiden, venen, moerassen en broek• aftoen gemeentegronden zouden heten. abrupt een groot aantal veldwegen In alle landen, die als een halve cirkel tussen Aken In de Franse tijd, maar vooral na het herstel richtingen over de "Echter Heide" uit. en Sittard (het brongebied van de Rode Beek van de onafhankelijkheid In 1815, werd als Plaatsen als Koningsbosch, Echterbosch en ("Rodebach") nabij Broeksittard-Tüddern) gevolg van een ernstig tekort aan bossen en Mariahoop bestonden toen nog niet. Dit hele lagen (zie blad 65 (Gangelt) en 75 (Heerlen)). dus aan hout, de bebossing van heiden (ont• ginning) door de overheid sterk gestimu• leerd. Een groot deel van de ongecultiveerde ("woeste") gronden kwam volgens haar voor bebossing-de omzetting van heidevelden en zandverstuivingen in dennen- en sparrenplan• tages - in aanmerking, doch de overheid had de rol die de heidevelden en veengronden speelden in de toenmalige lokale landbouw sterk onderschat: de boeren konden ze niet missen en gingen dus niet over tot ontginnen c,q, bebossen (RiP, 1982), Bovendien was bebossing een (zeer) lange termijn-investe• ring en vereiste een investering van kapitaal, waarover de boeren niet beschikten (SLICHER VAN BATH, 1978).

Ook de landbouw en daarmee de uitbreiding van het landbouwareaal, werd door de Staat

FIGUUR 20. Fragment uit kaartblad 46 (Roermond), opgenomen in ISOS/06. bevorderd. Als geschikte middelen daartoe 34 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 150 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

chot, dat de situade van vóór die Ingrijpende metamorfose van dit deel van Limburg In de• tail weergeeft, bevestigd.

HET RIVIERENLANDSCHAP

Het zijn evenwel niet uitsluitend "woeste gronden" die het aanzien van het vroeg-19e eeuwse landschap van Noord- en Midden- Limburg bepaald hebben. Ook de loop van de Maas en haar zijriviertjes heeft een belangrijk stempel gedrukt op dat vroeg-19e eeuwse landschap.

HET MAASDAL Blijkens de Tranchotkaart moet het Maasdal• landschap in Noord- en Midden-Limburg anno 1805 een grote diversiteit gekend heb• ben: weiden, akkers, dorpen, gehuchten, af en toe een bos(je), hagen (waaronder de beken• de Maasheggen) etc, lagen op een natuurlijk aandoende wijze over het land verspreid, zo• als onder meer blijkt uit de bladen 20 (Meer- lo) en 26 (Velden). Het vruchtbare Maasdal• landschap van Noord-Limburg springt er op de Tranchotkaart qua kaartbeeld dan ook direct uit. Vanaf Mook stroomopwaarts wordt het Maasdal gekenmerkt door een overwegend (donker)groene kleur, voorna• melijk weidegebied ("P" van het Franse FIGUUR 21. Fragment uit kaartblad 13 (Boxmeer), opgenomen in 1804/05. "Prés") met daarin ontelbare door hagen omgeven percelen (figuur 21). Dit voor Noord-Limburg zo karakteristieke Maasheg• golden ontginning en verdeling van de geme• te gevolgen voor landschap en vegetatie van gen-landschap zet zich op de Tranchotkaart ne gronden, die toch maar een geringe op• Peel en Maas. Het aanzien daarvan verander• zuidwaarts voort tot aan Well zoals valt op brengst kenden. De Staat pleitte verder voor de In de tweede helft van de 19e eeuw vooral te maken uit de bladen 7 (Cuijck), 8 (Gennep), de afschaffing van de jaarlijkse belastingen in door de vervening van De Peel (turfwinning), 13 (Boxmeer) en 19 (Venraij). natura (zgn. "tienden") en het recht van stop- de ontginning van heide tot akkers en weiden Het gebruik van de grond als akker of weiland pelweide. Ook deze maatregelen stuitten op en de grote uitbreiding tussen 1847 en 1889 was destijds nog gekoppeld aan de ter plaat• hevig verzet bij de van de landbouw levende van het (aangeplante) bosoppervlak op de se van nature aanwezige vochtsituatie en bo• bevolking (VENNER, 1985). droogste heiden en zandverstuivingen. Met demgesteldheid. De hooggelegen, droge De ontginning van De Peel is in feite pas op name de uitbreiding van het areaal landbouw• zandgronden van zowel de uitgestrekte dek- gang gekomen door toedoen van ontwikke• grond nam in die djd een grote vlucht. De zandvlakte ten westen van de Maas als het lingen buiten Limburg. In 1853 werd een aan• oppervlakte aan grasland (wei- en hooilan• hoogterras ten oosten van de Maas, waren vang gemaakt met de vervening (het uitgra• den) daarentegen veranderde in die periode begroeid met heide, her en der afgewisseld ven of uitbaggeren van veengrond voor de maar weinig. De grootschalige aanleg van met kleine percelen bos. Soms was er zelfs turf-produktie) van De Peel. In 1866 kwam dennen- en sparrenakkers maakte zelfs de helemaal geen vegetatie aanwezig, hetgeen de spoorlijn Eindhoven-VenIo gereed en in droogste heidevelden en de actiefste zand• plaatselijk tot zandverstuivingen leidde. 1883 werd de spoorlijn Nijmegen-Venio verstuivingen nog tot een bron van Inkom• opengesteld. Het gebied werd zo ontsloten sten (zie HESLINGA et o/., 1985; RIP, 1983). en de betere verbindingen met de buitenwe• Van de door de Franse veldtopografen onder De natte, laag gelegen gronden - meestal reld alsmede de toenemende houtbehoefte leiding van Tranchot aangetroffen onafzien• oude Maasarmen - waren in gebruik als in de steenkoolmijnen (mijnhout) als gevolg bare heidevlakten en ongerepte hoogveen• "woeste" weidegrond en slechts voor een van de opkomende industrialisatie van gebie• moeraslandschappen in De Peel is thans op klein deel opgedeeld in kavels. Kaartblad 20 den in België en Pruisen (RiP, 1983) beteken• enkele overgeschoten stukjes heide en veen (Meerlo) bevat een fraai voorbeeld van zo'n de een grote stimulans voor de houthandel (natuurreservaten)" na vrijwel niets meer oude, in het vroeg-19e eeuwse landschap nog in die streek. over. Hiermee wordt wederom de grote his• duidelijk herkenbare, grotendeels verlande torische waarde van het kaartwerk van Tran• Deze ontwikkelingen hadden uiteraard gro• Maasarm. Deze voormalige Maasmeander PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 35 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 151

HGUUR 22. ' Fragment uit kaartblad ^ 33 (Venlo), opgenomen in 1802/04.

bevond zich ten zuiden van "Blittersv^ick" het natuurreservaat "Schuitwater" ten wes• derlijk als men bedenkt dat de vruchtbare (Biitterswijck) tussen Meerio en "Vilas Oyes" ten van Lottum. Op de bladen 20 (Meerio) en Maasafzettingen meer opleverden dan de (Ooijen) en is herkenbaar aan de vele water• 26 (Velden) is laatstgenoemde, voormalige schrale, halfverdroogde, meer westwaarts plassen en omringende vochtige broeklanden Maasmeander duidelijk herkenbaar en voor• gelegen arme dekzandgronden (RiP, 1982, met de toponiemen "Roode Erd" en "Groot zien van de toponiemen "Hogh Broek", 1983). Broek". "Hogh Bend" en "Schut Waeter". In de vorm In het Tranchot-kaartbeeld is de grens tussen Ook op kaartblad 33 (Venlo) zijn in het land• van veel van deze oude (verlande) Maasmean• het "rijke" Maasdal en het "arme" dekzand- schap ten westen van de Maas een tweetal ders op de Tranchotkaart is de vroegere loop gebied in Noord- en Midden-Limburg-wel• oude Maasmeanders duidelijk herkenbaar (fi• van de Maas nog duidelijk herkenbaar. ke grens tot op heden gevormd wordt door guur 22). Een slechts deels verlande en gro• Tussen de hooggelegen, droge zandgronden een steilrand van enkele meters hoog - dui• tendeels door heide omgeven meander ten en de laaggelegen, vochtige broeklanden be• delijk herkenbaar in het verloop van de schei• noordwesten van Blerick, voorzien van de vonden zich de matig droge tot matig vochti• dingslijn tussen cultuurgrond en "woeste toponiemen "Kaalbruck", "Dick-bend" en ge gronden; deze waren veelal in gebruik als grond" (m.n. heidevelden), zoals bijvoor• "Inderhett". Hethuidige natuurgebied "Koel• bouw- en weiland. De vele "weide"-, "wey- beeld goed te zien is op de bladen 26 (Velden) broek" (= "Kaalbruck"), ca. 4 km ten westen de"- en "weyen"-toponiemen, die hier op de en 33 (Venlo). van Venlo, omvat het grootste deel van deze Tranchotkaart worden aangetroffen, duiden inmiddels geheel verlande oude Maasmean• op vruchtbare rivierdalgraslanden (wei- en BEEKDALEN der met de daaromheen liggende pleistoce• hooilanden). Zo worden de dorpen Bergen Buiten het Maasdal was de bewoning gecon• ne enfluviatiele gronden (zie CoOLEN, 1993). en Aijen op blad 13 (Boxmeer) volledig om• centreerd in de vruchtbare beekdalen die op Ten zuidwesten van Blerick bevindt zich een geven door vruchtbare gronden, hetgeen kan verscheidene plaatsen het heide-landschap grote verlande meander, herkenbaar aan de worden opgemaakt uit de vele "weerden", doorsneden. In de beekdalen zelf waren de toponiemen "Holt-blericker-bruch", "Ge- "velden", "broeken" en "weyden" rondom wei- en hooilanden gesitueerd, terwijl de ak• meinde-bruch", "Doudinderbend", "Ker- beide nederzettingen. kers hogerop in grote complexen bijeen la• ken-bend" en "Linsberger-bend", allemaal Ongeveer halverwege de nattere en droge• gen. Zo'n akkerlandcomplex bezit - in het namen die duiden op vochtige broeklanden re gronden waren de boerderijen gelegen. bijzonder als dit langs de Maas gelegen was - en beemden (figuur 22). Uit de bladen 20 (Meerio), 26 (Velden) en 33 op de Tranchotkaart vaak een toponiem dat De meeste van deze oude Maasarmen zijn (Venlo) van de Tranchotkaart valt op te ma• herkenbaar is aan de toevoeging "veld" of momenteel landbouwgronden. Op een enke• ken dat de hereboerderijen en kasteeltjes van "feld", zoals bv. blad 26 (Velden) laat zien. le plek echter treffen we nog iets aan van dat de rijkere bovenlaag der bevolking (groot• Voor de akkerlandcomplexen langs de beek• oude broeklandschap, zoals het reeds ge• grondbezitters, adel) veelal gesitueerd waren dalen geeft de Tranchotkaart meestal geen noemde "Koelbroek" (zie CoOLEN, 1993) en in het Maasdal. Dit is op zich niet zo verwon• toponiem, maar is volstaan met de letterco- 36 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 152 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

FICUUR 23. Fragment uit kaartblad ' ' \\ / /VA 38 (Heijthuizen), opgenomen in 1804/05.

dering "T" van het Franse "Terres laboura• EEN NATUURLIJK RIVIERDAL• grotendeels natuurlijke, "ongetemde" rivier• bles". Op de bladen 19 (Venraij) en 25 LANDSCHAP loop, gekenmerkt door een grote rivierdyna- (Horst) is goed te zien dat die akkers langs de Ook voor natuurherstel- en natuurontwik• miek met sterk wisselende waterstanden, beekdalen lagen. Zo lag het huidige dorp kelingsplannen kan bestudering van het kaart• grote meanders, brede stroomgeulen be• Koningslust (ten noorden van Panningen), dat werk van Tranchot nuttige informatie ople• zaaid met bij tijd en wijle droogvallende zand• op blad 32 (Helden) slechts uit een viertal veren met betrekking tot vroegere (poten• en grindbanken en al dan niet met (wilge)bos gebouwen met enkele aanpalende kleine tiële) natuurwaarden van gebieden. Mede op begroeide eilanden en kiezelstranden. Een landbouwpercelen bestond, in 1802/04 mid• basis van informatie aanwezig op de Tran• rivierdallandschap met nevengeulen, kreken, den in het vochtige beekdallandschap van de chotkaart kan herstelbeheer - het met nieu• afkalvende en aanslibbende oevers, oude Everlosche Beek, tussen de noordelijke tak we beheersvormen trachten de vroegere (verlande) rivierarmen, etc. (de "Bowensten leup") en de zuidelijke tak waardevolle vegetatie te herstellen - van Het nog grotendeels ongerepte, natuurlijke (de "Broekleup"), met zijn moerassige broek• voor natuurherstel in aanmerking komende karakter van het Maasdal uitte zich anno 1805 landen (het "Vlack-brock", het "Fosberg- delen van het landschap plaatsvinden. onder meer in de aanwezigheid van zowel brock", het "Helsingerbruk" en het "Specker Zo is het beeld dat de Tranchotkaart ons van stromend als stilstaand water; in de aanwe• bruk"). Aan dit kleinschalige, rijkgeschakeer• het Maasdallandschap in het begin van de 19e zigheid van een landschap waarin moerassen, de beekdallandschap herinneren thans uit• eeuw presenteert, een beeld van een nog hooilanden (beemden), (wilge)broekbossen. sluitend nog enkele toponiemen op de mo• derne topografische kaart. Ten zuiden van de plaatsen Heythuysen en Leveroij strekte zich volgens blad 38 (Heijt• huizen) rond 1805 het vruchtbare dal van de Tungelroysche Beek uit. Het landschap werd hier destijds gekenmerkt door een nog vol• komen natuurlijk slingerende beekloop, als• mede vele omheinde graslandpercelen (de "Prés") vlak langs de beek, waarlangs destijds ook veel solitaire hoeven gelegen waren (fi• guur 23). Uit een vergelijking van dit beeld met dat op de recente topografische kaart moeten we helaas constateren dat de natuur• lijke beekloop thans vollediggedegradeerd is tot een kaarsrechte goot. Ditzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor de door Midden- en Zuid-Limburg stromende Geleenbeek. Dankzij de Tranchotkaart be• schikken we over een gedetailleerd beeld van de in het begin van de 19e eeuw nog volledig natuurlijke loop van de Geleenbeek, zoals de bladen 54 (Maaseik), 64 (Sittard), 74 (Ost Valkenburg) en 75 (Heerlen) laten zien. FICUUR 24. Fragment uit kaartblad 45 (Stevensweert), opgenomen in 1805/06. PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 37 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 153

en al dan niet begraasde graslanden (aange• duid als "Prés" en "Pâturages") elkaar afwis• selden met een daarvoor kenmerkende rijke en gevarieerde flora en fauna. Kortom, een biotoop waaruit de Zwarte populier, de Vis• arend, de Zwarte ooievaar en de Bever waar• schijnlijk nog niet verdwenen waren. Ook hier blijkt weer de historische waarde van het kaartwerk van Tranchot, in het bijzonder voor het onlangs gelanceerde Grensmaas• project waarin natuurontwikkeling het sterk onttakelde huidige Maaslandschap weer moet omvormen tot een groots natuurland• schap, zoals dat op de Tranchotkaart ten dele nog is vastgelegd.

Dit sterk gedifferentieerde, kleinschalige landschap komt op de verschillende kaartbla• den goed tot uiting, in het bijzonder in het Maastraject vanaf Beesel stroomopwaarts. De bladen 39 (Swalmen), 45 (Stevensweert) en 46 (Roermond) laten ons een zeer afwis• selend Maasdallandschap zien, dat destijds nog geheel bepaald werd door een sterk meanderende Maas. Van dit schilderachtig landschap Is als gevolg van zeer grootschali• ge grindwinning in dit deel van Limburg mo• menteel nagenoeg niets meer over. De oos• telijke Maasoever ten noorden van Maas- bracht, de plaats van de huidige "Clauscentra• le", werd volgens blad 45 (Stevensweert) rond 1805 nog ingenomen door diverse ty• pen wei- en hooilanden, waaronder ook met bomen en bossages begroeide percelen, als• mede resten van oude Maasmeanders (figuur 24). Op datzelfde blad ontwaren we langs de boorden van de Maas de oude vesting Ste• vensweert ("Stephensweert"), een nog vol• ledig door vestingwerken, compleet met nat• te gracht en walmuren, omgeven nederzet• ting. Het Maasdal tussen deze vestingplaats en Wessem werd rond 1805 gekenmerkt door uitgestrekte rivierdalgraslanden ("Prés"). Deze weidegebieden voor het rundvee wer• den gedurende de winterperiode een of meerdere malen door het voedselrijke Maas• FIGUUR 25. Fragment uit kaartblad 54 (Maaseik), opgenomen in 1804/05. water overstroomd. Grote delen van ditge• bied zijn inmiddels opgeofferd aan de grind• Meuse" of "alt Maas"), met zijn begeleidende de sterk meanderende, natuuriijke loop van winning. vochtige wei- en hooilanden, die ter hoogte de Maas alsmede van het toenmalige bodem• Het landschap ten oosten van de Maas vanaf van Maasbracht in de Maas uitmondde. Ten gebruik van de in het Maasdal gelegen gron- Maasbracht verder zuidwaarts werd blijkens zuiden van Echt herkennen we het gebied den (figuur 25). Daaronder treffen we niet de bladen 45 (Stevensweert) en 54 (Maaseik), waarvan het huidige natuurgebied "De alleen "pâturages", "prés" en bossages (wil- rond 1805 nog niet ontsierd door het later Doort" een restant Is: een complex van bos- genbroek en/of knotwilgen-aanplant) aan, gegraven Jullana-kanaal (figuur 24). Zo werd sen, akkerlanden, wellanden (pâturages) en maar ook kale zand- en kiezelstranden ("S" het landschap ten westen van Echt destijds plassen met toponiemen als "Dorderbosch", staat voor het Franse "Sable"). Diverse topo- grotendeels bepaald door de sterk meande• "Dieterbrouck", "Lelm-Koul" en "Ham- niemen met het suffix "-wey" en "-weert" rende loop van de Oude Maas (op de Tran• brouck". dulden op grazige, 's winters overstroomde chotkaart goed herkenbaar als de "Vieille Blad 54 (Maaseik) geeft een prachtig beeld van wei- en hooilanden (rivierdalgraslanden). 38 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP UMBURG 154 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

kan er namelijk onderscheid worden ge• maakt tussen zgn. "oude" bossen, d.w.z bos• sen die vanaf de oudste betrouwbare en ge• detailleerde kaarten aangeduid staan als "bos", en "recente" bossen die in de periode vanaf de oudste kaarten een of meerdere malen een ander bodemgebruik hebben ge• kend (zie ook RACKHAM, 1971). Zo wordt in België de drempel tussen "oude" en "nieuwe" bossen gelegd bij de publikatie van de Ferrariskaart: rond 1775 (HERMY & STIEPERAERE, 1981). Onder "oude" bossen worden hier dus bossen verstaan die sinds 1775 continu op topografische kaarten als zodanig zijn aangegeven, terwijl "recente" bossen in de afgelopen 200 jaar moeten zijn ontstaan uit een ander bodemgebruik. Een groot aantal van die "oude" bossen blijkt reeds in de middeleeuwen als boscomplex vermeld te zijn (vgl. BuiS, 1985; HARTMANN, 1986;TIMM, i960;VERHULST, 1964).

FIGUUR 26. Fragment uit kaartbladen 63 (Eisden) - 64 (Sittard), opgenomen in 1804/05. Algemeen is men van mening dat het vroeg- zoals "Dekoerwey", "Laaker-wey", "de Koye Maas kende destijds ook met vloedbosjes 19e eeuwse kaartwerk van Tranchot in gro• Weide", "Demille-weert" en "St.Catarina- ("O" staat voor het Franse "Oseraie") be• te lijnen nog de situatie toont zoals die was wert". groeide eilandjes en oevers, o.a. ter hoogte op het eind van de middeleeuwen (begin 14e Zo biedt het Maasdal ter hoogte van "Vißer- van Urmond en Berg. eeuw). Aangezien in de post-middeleeuwse werth" (VIssersweert) een qua landschap Een fraai Maasmeander-landschap, voorzien bosgeschiedenis de ontginningen over het zeer afwisselend beeld: In de rivier gelegen van oevers en eilanden met "pâturages", geheel genomen nog maar een geringe rol droogvallende zand- en/of kiezelvlakten, ten "prés", bosjes en "oseraies", werd rond 1805 hebben gespeeld, vormt dit kaartwerk voor dele met bossages bedekte "pâturages", kre• aangetroffen ter hoogte van Stein. de bestudering van de bosgeschiedenis van ken en resten van oude rivierlopen (figuur In het brede Maasdal gelegen nederzettingen Zuid-Limburg een zeer belangrijke histori• 25). Van ditzelfde kaartblad valt ook af te le• als Itteren ("Ittren") en Borgharen op blad 73 sche bron, temeer daar de historie van de zen dat de oude stad Maaseik vroeger, d.w.z. (Rekem) en het op blad 83 (Maastricht) ten Zuidlimburgse bossen in de bestaande litera• lang vóór de Tranchot-kartering, in een bin- zuiden van Maastricht gelegen Heugem en tuur grotendeels ontbreekt (vgl. BARENDS et nenbocht van de Maas gelegen moet hebben, Oost raakten, ondanks de nabijheid van de ai, 1987; BUIS, 1985; SUCHER VAN BATH, 1978; dit in tegenstelling tot de op de Tranchot• Maas, 's winters niet overstroomd vanwege TIMM, 1960; VAN WESTREENEN, 1989). kaart afgebeelde situatie die overeen komt hun ligging op brede, hoge oeverwallen. met de huidige waarin Maaseik in een buiten• HELLINGBOSSEN bocht ligt. De vroegere Maasloop is op kaart• Naast de eerder besproken schraallanden, blad 54 nog herkenbaar aan het afwijkende BOSSEN die een overgang vormden tussen het cul• bodemgebruik: de groen gekleurde vrucht• tuurland en de semi-natuurlijke bossen (VAN bare, vochtige wei- en hooilanden (beem• Ook in andere, meer oecologisch/vegetatie- DE WESTERINGH, 1980), waren ook de bos• den), voorzien van de toponiemen "Loopers kundiggerichte (historische) studies kunnen sen, of de schamele resten daarvan, op de Bemden" en "Delmbend" (figuur 25). oude gedetailleerde topografische kaarten, voor agrarische doeleinden minder geschik• Ook het brede Maasdal op blad 63 (Eisden) zoals die van Tranchot uit 1802-1828 en de te steile hellingen van de plateaus- met name en 64 (Sittard) omvatte rond 1805 enkele "Carte de Cabinet" van Joseph de Ferraris uit langs het Maas- en Geuldal - onaantrekkelijk landschappelijk interessante trajecten, waar• 1771 -1778, goede diensten bewijzen. voorontginners. Deze hellingen waren ken• onder de grote meanders tussen Stokhem en Om de oecologie van bossen beter te kun• nelijk te steil, te arm, te droog, te stenig of om Obbicht, die eind 19e eeuw werden afgesne• nen begrijpen is bijvoorbeeld gecombineerd andere redenen ongeschikt om min of meer den (figuur 26), en resten van vroegere mean• vegetatiekundig/historisch-geografisch on• permanent als akkerland in cultuur gebracht ders, o.a. ten westen van Vucht, waar het ter• derzoek onontbeerlijk. Zo is het bepalen van te worden. Op deze plaatsen bleef het bos rein "de Greent" opvalt met zijn "pâturages" de natuurlijkheidsgraad c.q. ouderdom van dan ook het langst gehandhaafd. Sommige en "oseraies" (grienden: in rivierdalen gele• bestaande bossen aan de hand van het voor• hellingen in Zuid-Limburg zijn waarschijnlijk gen (knot)wilgen-aanplantingen of natuurlij• malig bodemgebruik van belang in het kader zelfs nooit ontbost geweest (tot cultuurland ke wilgebosjes, vaak als hakhout-bestanden van het natuurbehoud (i.e. het bosbeheer). ontgonnen) en hebben steeds bos of een bos• beheerd; vloedbosjes). Dit terrein is momen• Op basis van oude topografische kaarten, achtige begroeiing gekend. Ook omwille van teel een Belgisch grindwinnningsgebied. De eventueel aangevuld met archiefonderzoek. hun functies die ze destijds vervulden binnen PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 39 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 155

de agro-pastorale bedrijfsvoering-hakhout• burg op het ogenblik nog rijk is, mag dan ook de stelle dalhelling tussen Margraten en Be• en brandhout-leveranciers, veebeweiding in gesteld worden dat zij het laatste restant vor• melen (blad 84 (Margraten); plaat A) en de kuddeverband (HILLEGERS, 1989)- werdenze men van het oorspronkelijke "natuurbos", zij zuidelijke Geuldalhelling tussen Amby en Val• gespaard (vgl. BuiS, 1985; CORVOL, 1987; het als gevolg van menselijke exploitatie in kenburg (blad 74 (West Valkenburg); vgl. fi• HARTMANN, 1986; PHILIPS et al.. 1965). Zo zowel structuur als soortensamenstelling guur 15) een spectaculaire successie van be• hield een permanente bos- en struikbegroel- sterk gewijzigd. We spreken hier dan ook van weid schraalland naar bos: volgens de Tran• Ing de erosie van steile hellingen tegen. Op de secundaire bossen. Sommige hellingen langs chotkaart moeten belde hellingreeksen rond steilste (en dus erosiegevoeligste) hellingen het Maas- en Geuldal blijken volgens histori• 1805 voor ongeveer 90% als beweid schraal• is vooral om die reden het bos waarschijnlijk sche gegevens inderdaad altijd bebost te zijn land in gebruik zijn geweest terwijl hoogstens nooit gerooid (JANSEN & VAN DE WESTE• geweest (VAN DE WESTERINGH, 1981). 10% bebost was, d.w.z. hakhoutbos of een RINGH, 1983). Dat het bos zich op sommige plaatsen heeft bosachtige begroeiing kende. Momenteel ligt Uit het Tranchot-kaartbeeld kan worden kunnen handhaven, kan ook worden afgeleid de situade precies andersom." opgemaakt dat de van nature aanwezige bos• uit bodemkundig onderzoek van enkele hel• sen in het begin van de 19e eeuw al groten• lingen langs het Maas- en Geuldal. De aanwe• ONTGINNINGEN PLATEAUBOSSEN deels teruggedrongen waren tot de plaatsen zigheid van niet of nauwelijks geërodeerde Behalve de hellingbossen kende Zuid-Lim• waargeen intensief cultuurland mogelijk was gronden (zgn. "radebrikgronden") onder burginde vroege middeleeuwen (ca. 400 - ca. en die veelal gekenmerkt werden door (zeer) huidige bossen op steile hellingen is een aan• 1000) plaatselijk ook nog omvangrijke bos• steile hellingen (met name van beekdalen. wijzing, dat op deze hellingen altijd sprake complexen óp de (vruchtbare) plateaus (Buis, Maasterrassen en droogdalen). Deze ligging geweest moet zijn van een permanente be• 1985). Door overmatig gebruik - intensieve verklaart ook de vaak smalle, langgerekte dekking met bos of bosachtige vegetatie (VAN kap en overbeweiding-en vernieling zijn te• vorm die dergelijke boscomplexen in het al• DE WESTERINGH, 1981). gen het eind van de middeleeuwen de laatste gemeen typeerden (zie o.a. blad 83 (Maas• echte (primaire) plateaubossen verdwenen. tricht) en blad 85 (Vaals)). Dankzij de Tranchotkaart is de juiste ligging Nadat die bossen grotendeels gerooid waren Zelfs tijdens de cultuurlandschappelijke ver• alsmede de grootte van het areaal van de ontstonden er in de hoge middeleeuwen anderingen in de 19e eeuw bleven de toen Zuidlimburgse hellingbossen vanaf ca. 1805 (I I e-1 3e eeuw) ook nederzettingen óp de nog aanwezige bossen grotendeels gespaard, precies bekend. Vergelijkende kaartstudie plateaus, bij voorkeur op plaatsen waar re• zoals valt op te maken uit een vergelijking van kan ons nu inzicht verschaffen in de areaal ver• genwater kon stagneren in de vorm van poe• de ligging van de hellingbossen op de Tran• anderingen van de (helling)bossen sinds die len. De geschiedenis van de plateaubos-ont- chotkaart met die op recente topografische tijd. Vergelijken we de Tranchotkaart met ginningen weerspiegelt zich op de aan topo• kaarten. De meeste bossen die omstreeks recentere topografische kaarten van dezelf• niemen zeer rijke Tranchotkaart in een groot 1800 aanwezig waren, lagen op (steile) hel• de schaal, dan kunnen we vaststellen dat het aantal plaatsnamen (vgl. HILLEGERS, 1993). lingen en bestaan nu nog, soms in slechts bosareaal vanaf ca. 1800 toeneemt, en dat die Een aantal suffixen van oude nederzettings• weinig gewijzigde vorm en omvang. toenameten koste gaat van kalk- en heischra• namen verwijzen indirect naar de vroegere Voor de meeste hellingbossen die Zuid-Lim• le graslanden. Zo vertoont de vegetatie van aanwezigheid van (plateau)bossen. Zo duiden

\vl.

. 7-

' , FIGUUR 27. Fragment uit kaartblad

r<'" in ; 805/04. 40 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 156 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

de binnen Zuid-Limburg frequent voorko• mende rot(t)-, ro(o)th-, rode-, rade-, raede-, raeth-, raed-, rath- en raay-toponiemen op "roden" (rade of rode - gerooid bos / plaats waar gerooid wordt / vanuit bos ontgonnen "fa- land), d.w.z. het ontginnen (rooien) van bos door het kappen van de bomen en de verde• re bewerking van de bosgrond tot geschikt cultuurland c.q. bouwland. Deze toponiemen hebben veelal betrekking op plateau-nederzettingen zoals Amstenraedt (Amstenrade), Benseraed (Benzenrade), Bin- gelrade, Dauvenraede (Douvenrade), Doen- racht (Doenrade), Ekkelraede (Eckelrade), Etzenrath (Etzenrade), Eenraed (Einrade), Elkenrath (Elkenrade), Haenrath (Haanrade), Erkenraede (Herkenrade), Hubbelraede (Hobbeirade), Heyenraedt (Heijenrath), Im- steraed (Imstenrade), Kirckraed (Kerkrade), Klosteraeth (Kloosterrade), Kunraede (Kun• rade), Landsrath (Landsrade), Vaesraed (Vae• srade), Weustenraedt (Weustenrade), Wy- nantsrade (Wijnandsrade), maar ook Rott, 't Rooth, Raar, Raath, Raren en Schimmert (= 1 "'T Schinroth?). De nederzettingsnaam "Heijen•

rath" of-"rade" (een ontginning óp de heide) FIGUUR 28. Fragment uit kaartblad 76 (Herzogenroth), opgenomen in 1805. geeft aan dat zelfs op de "heide" nog wel de• gelijk iets te "rooien" viel. grens. De oorzaak hiervan Is de aanwezigheid Ook de omgeving van Herzogenrath/Rolduc Deze plaatsnamen verwijzen dus allemaal van een voor de landbouw absoluut onge• kende rond 1805 volgens kaartblad 76 (Her• naar vroegere bosontginningen. Zo wijzen de schikte bodem (vuursteeneluvium; RENES, zogenrath) een aantal boscomplexen, zowel -"holt(z)" en -"huls"-toponiemen op voor• 1993). op het plateau (het "Kloster-bosch" en het malige bosrestanten. Diverse van deze topo• De kwaliteit (structuur en soortensamen• "Op Kloster-bosch") als op de plateauranden niemen zijn af te leiden van "hout" in de bete• stelling) van dit boscomplex is sinds de Tran• en -hellingen (o.a. het "Kokumer-bosch") (fi• kenis van "bos" (huls - holtz = hout = bos) chot-kartering echter wel regelmatig en guur 28). Op het plateau ten noordoosten van en herinneren ons daarmee aan de bos• soms ingrijpend gewijzigd. De uniforme wij• Rolduc (momenteel Duits grondgebied) la• restanten op de plateaus inde vroege middel• ze waarop dit bos op de Tranchotkaart is gen destijds nog een viertal grote bossen (het eeuwen. Diverse nederzettingsnamen op de weergegeven, wil geenszins zeggen dat dit "Alsdorfer-bosch", het "Ubacher-bosch", Tranchotkaart zijn in dit kader te herleiden complex destijds geen lokale verschillen ken• het "Boeschelenbosch" en het "Baesweiler• tot "bos"-toponiemen, zoals b.v. Arensgen- de. Naast hoogopgaand bos zal dit gebied als bosch"). Blijkens de kaart waren al deze bos• hout, Bocholtz, Douvergenhout, Groot en gevolg van houtkap en extensieve beweiding, percelen door hagen omgeven, hoogstwaar• schijnlijk met de bedoeling om het rondtrek• Klein Genhout, Holset, Hulsberg en Huls. in tegenstelling tot de huidige situatie, toen zeker ook diverse open plekken gekend heb• kende vee buiten de bossen te houden. De hellingen van het dal van de Worm Zoals gezegd kreeg Zuid-Limburg tegen het ben met uitsluitend hakhout of zelfs begroeid ("Wurm") herbergden rond "Haus Rim- eind van de middeleeuwen reeds het open met een heidevegetatie. bourg" (kasteel Rimburg) een aantal grote en aanzien dat het tot ver in de 19e eeuw en ten Kaartblad 85 (Vaals) laat behalve het "Vylen- kleinere boscomplexen (m.n. het "Rimbour- dele tot op heden zou behouden. De belang• der-Beusch" nog enkele kleine bosrestanten gerbosch" en het "Berger-bosch"). rijkste uitzondering hierop binnen Zuid-Lim• zien op het plateau van Bahneheide en Grote delen van het onvruchtbare plateau burg vormt de omgeving van Vaals waar zich Bocholtz, waaronder het "Plattenbeusch" van Eperheide ("Epenheit") - Landsrade rond 1805 volgens blad 85 (Vaals) nog een ten noorden van Bahneheide ("Bannenheit"). ("Landsrath") - Heijenrath ("Heyenraedt") omvangrijk (restant van een?) plateaubos Rond 1860 is dit Plattebos helaas ontgonnen waren rond 1805 volgens de kaartbladen 84 bevond. Bedoeld is hier het "Vylen-der- (RENES, 1988). Het rond 1805 ten zuiden van (Margraten) en 85 (Vaals) nog bedekt met Beusch" (Villener Boesj) op het plateau van Bahneheide gelegen "Niswilderbeusch" be• bossen, zowel op het plateau zelf als op de Vijlen, precies op de plaats waar zich momen• staat daarentegen nog steeds, zij het nu on• plateauranden, waaronder van zuid naar teel de bekende Vijlenerbossen bevinden (fi- der de naam Platte Bossen. In dit bos bevond noord het "Dipelder beusch", het "Epenheit guur27). De omgrenzing van dit hooggelegen, zich tot voor enkele jaren nog een aantal klei• beusch", het "Schweiberg beusch", het "Gul• centrale bosgebied verschilt op de Tranchot• ne relicten van wat eens een heideterrein, pen beusch" en ten westen van Heijenrath kaart (en daarmee in feite al sinds de middel• begroeid met Struikheide (Calluna vulgaris), het "Grooten busch". Van dat bosbestand eeuwen) slechts in detail van de huidige bos- moet zijn geweest. PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 41 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 157

resten ons momenteel nog enkele hellingbos• tensamenstelling afhankelijk was van de vraag In het begin van de 19e eeuw, ten tijde van de sen. naar een bepaalde houtsoort in een bepaal• Tranchot-kartering, was het merendeel van Op blad 74 (West Valkenburg) valt het op de de periode. de Zuidlimburgse bossen sterk gedegradeerd plateaurand en het plateau van de noordelij• Het meest voorkomende bostype uit die tijd alsgevolg van een veel te intensief bosgebruik ke Geuldalhelling gelegen grote "Cloeyster wordt wel aangeduid met de term "Midden- (onvakkundige bosexploitatie: overmatige Bosch" op, precies op de plaats waar zich bos"^', een letterlijke vertaling van het Duit• kap van alle houtachtige produkten (ook van momenteel het Ravensbos bevindt. Het be• se begrip "Mittelwald". Dit type is op de Tran• jong houtt.b.v. vlechtwerk, takkenbossen en trof hier vermoedelijk een van de laatste bos- chotkaart aangeduid als "Wald, ungegliedert" bezemstelen), houtroof (dood sprokkelhout restanten die de middeleeuwse rooiingen ("B" - "Bols"). Het betreft hier een bostype t.b.v. brandhout), strooiselroof (t.b.v. vee• hebben overleefd (in de 17e eeuw is dit oude dat momenteel nog veel, zij het sterk ver• stallen), bijenhouderlj. Intensieve beweiding) Ravensbos deels gekapt). De door Tranchot waarloosd en derhalve botanisch sterk ver• (JANSEN & VAN DE WESTERINGH, 1983). gebruikte veldnaam, die vertaald kan worden armd^', In Zuid-Limburg voorkomt en dat in Gedurende de tijd dat Limburg onder Frans naar "Kloosterbos", berust vermoedelijk op de bosbouw bekend staat als "hakhout met bestuur stond (1795-1814), werden door de een misverstand van de kant van de veldto• overstaanders" ("taillis sous futaie") (DE overheid verschillende maatregelen ter ver• pograaf die dit gebied destijds heeft gekar• KROON, 1986; VAN WESTREENEN, 1989). beteringvan de bosbouw genomen. Die gro• teerd. Ten westen van het "Cloester Bosch" Naast het Middenbos vermeldt de Tranchot• tere zorg voor de instandhouding en het be• geeft diezelfde Tranchotkaart namelijk het kaart op diverse plekken ook "Niederwald" heer van het nog resterende schamele bosa• toponiem "Ravensboscher Veld" en de ten ("Bt" = "Bois taillis"), d.w.z. puur (eiken)hak- reaal, die met de komst van de Fransen werd westen van het huidige Ravensbos gelegen hout(bos)("taillis")." geïnitieerd (pogingen tot introductie van het bossen dragen nu juist de naam "Klooster- bos".

Het huidige Schaelsbergerbos ten oosten van Valkenburg op blad 74 (West Valkenburg) droeg destijds nog de naam "Wyngaerts Bosch" (een verwijzing naar vroegere wijn• bouw?) en was gelegen op de helling en pla• teaurand van de "Schaleberg".

BOS-EXPLOITATIE Door vergelijkend (chronologisch) kaarton- derzoek kan onder meer worden aange• toond dat de Zuidlimburgse bossen in de loop der tijd (door toedoen van de mens) ook structureel veranderd zijn. De Tranchot• kaart geeft - hoewel het in de legenda ver• meld staat als "Bhf - geen écht "Hochwald" (Hoogbos) aan, d.w.z. bos dat gekenmerkt wordt door (vrijwel uitsluitend) hoge, zware (dus oude) bomen die een gesloten blader• dek vormen en waarin een goed ontwikkel• de struik- of kruidlaag ontbreekt. Het op de Tranchotkaart aangegeven opgaand loofbos ("Bols haute futaie") heeft in de meeste ge• vallen betrekking op In onbruik geraakt (ver• waarloosd) zgn. "Middenbos" (doorgescho• ten hakhout öf een meer volwaardiger Mid• denbos, d.w.z. een bos waarin meer en ook oudere overstaanders gespaard bleven). Het onderscheid tussen echt bos en bosach• tig terrein is op de Tranchotkaart overigens lang niet overal even inzichtelijk. Wat ver• stond men -d.w.z. de Franse (!) veldtopogra• fen -destijds eigenlijk In hetalgemeen onder het begrip "bos"? De meeste van de op de Tranchotkaart afgebeelde bossen in Zuid-

Limburg zijn nl. eeuwenlang (vanaf de 14e FICUUR 29. Zowel de bosbouw als de bosbescherming stonden in Frankrijk in de eeuw) door de mens als hakhout (brand- en 18e eeuw op een hoog peil (illustratie uit "De ƒ' exploitation des bois" (DUHAMEL geriefhout) geëxploiteerd, waarbij de soor• DU MONCEAU, 1764), een van de vele bosbouwkundige geschriften van de hond van Henri-Louis Duhamel Du Monceau). 42 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 158, 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

"Franse" hakhoutbeheer), heeft slechts be• zijn op de kaart aangegeven met de letter "T" In de grote beekdalen en met name in het werkstelligd dat aan een voortschrijdende van het Franse "Terres labourables" (zie bv. Maasdal, kwamen in het begin van de 19e bosdegradatie door wanbeheer min of meer blad 84 (Margraten) en blad 85 (Vaals)). To• eeuw nog grote broekgebleden voor, waarin een einde kwam. Een verdergaande inkrim• poniemen met "veld", "feld" of "feit" worden plaatselijk zelfs veenvorming kon optreden. ping van het nog resterende bosareaal werd in deze situaties op de Tranchotkaart aange• Uitgestrekte moerassige broeklanden waren daarmee voorkomen. troffen, zoals Boscher Veld, Kirschbomkens er o.a. ten oosten van de Maas (b.v. bij Geul• Vanuit het oogpunt van de Fransen (de zgn. Veld, Nutter Veld, Ambyer Veld, Becker le) alsmede tussen Maarland en Gronsveld "inspecteurs forestlers") bevond het Zuid• Veld, Ruetjes Veld, Weustenraeder Veld, (plaat A). Zo werd de grens tussen Eijsden en limburgse bos zoals zij dat hier rond 1805 Mekel-veld, Keutenbergerfeld, Gelendaelfelt, Gronsveld blijkens blad 83 (Maastricht) rond aantroffen, in vergelijking met hun eigen bos• Beemelderveld, Wykerveld, Wlttevrouwe- 1805 gevormd door moerassig broekland, bestand, zich in een bijzonder slechte staat veld, Gertruids Veld en Gasthuysveld. Na de waarvan het "Overbroek" en "Gronsfelder- (VAN WESTREENEN, 1989). Een "slecht bos" oogst fungeerden de akkers vaak nog als brouk" deel uitmaakten en dat in 1828 slechts was weliswaar vanuit de visie van de houde- "weide" voor de dorpskudde ("stoppelwei- "zuur en ongezond en daarbij met distels en verancier "slecht", maar kan vanuit vegetatie• de": wintervoedsel voor het vee; zie HILLE• grove planten doormengd gras" opleverde kundig oogpunt juist zeer interessant ge• GERS, 1993). (HARTMANN, 1986). Dit kleine laatste restant weest zijn (vgl. noot 27). Met name het bouwland dat permanent in broekland van een oorspronkelijk zeer uitge• Zowel de bosbouw als de bosbescherming cultuur was, lag dichtbij de nederzettingen. strekt broek, is pas in de 19e eeuw ontgon• waren in Frankrijk reeds in de 18e eeuw, on• Het in de directe nabijheid van de hoeven nen. Ook tussen de plaatsen Heer en Heu• der invloed van de Ideeën van onder meer de gelegen bouwland werd bemest terwijl het gem laat kaartblad 83 een broekgebied zien: boseigenaar, agronoom, dendroloog en Inge• verderaf gelegen land eerder of vaker braak het "Koeybrouk" (plaat A). nieur Henri-Louis Duhamel Du Monceau In de op de kaartbladen van Tranchot aanwe• kwam te liggen (o.a. HILLEGERS, 1993; PHILIPS (1700-1782) tot grote bloei gekomen (figuur zige rivier- en beekdalen komen we overal et ai. 1965; SLICHTER VAN BATH, 1977). Dit is 29; o.a. DUHAMEL DU MONCEAU, 1764). Ge• aan de hand van de Tranchotkaart op te ma• het toponiem "beemd(en)" tegen, soms In zien hun kennis en ervaring van de situatie in een wat afwijkende schrijfwijze zoals beent, ken uit het feit dat, naarmate men op de kaart hun eigen land - Franse bossen behoorden beempt, bant, band, bampt en bent en dan verder van de nederzettingen verwijderd toentertijd al tot de "betere" bossen van ook nog vaak In combinatie met de naam van raakt, vaker de legenda-eenheid voor braak• West-Europa (VAN WESTREENEN, 1989) - zal een gemeente, zoals Benniger-bend, Holte- land ("F" = "friches") verschijnt in plaats van een door de Franse veldtopografen als "Bois" mer-Bemden, Busch-Bend, Eikenratbend, de legenda-eenheid voor bouwland. Deze bestempelde vegetatie vanuit hun gezichts• Berckt-bend, Hochbend, Osfenbrocker Ben• braaklanden vormden een noodzakelijk wei• punt wel degelijk ook bos geweest zijn en den. Deze natte, 's winters overstroomde degebied voor de dorpskudde. zeker géén Intensief gebruikt, ordinair kreu• rivier- en beekdalgraslanden (i.e. vochtige pelhout, laat staan "heide" (vgl. BECHMANN, schraallanden waartoe ook de onbemeste, Ook de permanente (intensief benutte) wei• l984;CORVOL, 1987). soortenrijke zgn. blauwgraslanden behoren) degronden voor het (rund)vee lagen meestal werden als natuurlijke hooiweiden gebruikt. dicht bij het dorp en de boerderijen, waar Deze "beemden" waren een minder intensief drinkwater aanwezig was (beken, bronnen, geëxploiteerde vorm van cultuurgrond en grondwater op geringe diepte). Behalve in die HET OVERIGE ontstonden op drassige plaatsen waar men "gewone" (gras)weiden vond beweiding GRONDGEBRUIK het moerasbos ("broekbos") of kreupelhout plaats in de zogenoemde fruit- of huiswelden (meestal elzehout: elzenbroek) ontgonnen Ook met betrekking tot het gebruik van de (hoogstamboomgaarden) die eveneens in de c.q. gekapt had; ze worden op de kaart aan• overige gronden in het begin van de 19e directe omgeving van de nederzettingen ge• geduid met de letter "P" van het Franse eeuw, verschaft de bijzonder gedetailleerde legen waren. "prés" (zie b.v. blad 85 (Vaals)). Het kaart• Tranchotkaart veel informatie. Het wintervoer (hooi) voor het hier grazen• werk van Tranchot geeft ons een duidelijk Uit deze kaart blijkt onder meer dat binnen de en 's winters op stal staande vee werd ge• beeld van de oppervlakte die de vochtige Zuid-Limburg de akkerbouw centraal stond wonnen van de (vochtige) hooilanden in de beekdalgraslanden in het Maas-, Geul-, • in het vroeg-19e eeuwse agro-pastorale land• beekdalen en het Maasdal. Grote delen van en Jekerdal in het begin van de 19e eeuw in• bouwsysteem. Het grootste deel van het are• die dalen waren voor permanente beweiding namen (vgl. HILLEGERS, 1993). Het vrucht• aal buiten de nederzettingen wordt op de namelijk niet geschikt omdat ze te nat waren baarst, d.w.z. relatief voedselrijken produk• Tranchotkaart ingenomen door akkerland. en vaak een moerasbos (een broekbos be• tief, waren de vlak langs de Maas gelegen De toenmalige verkaveling is op deze kaart staande uit vnl. wilgen (wilgebroek), elzen hooilanden, die ieder jaar overstroomd wer• helaas niet ingetekend. (elzebroek) en essen als belangrijkste bomen) den (natuurlijke bemesting door het afgezet• Akkerbouw treffen we vooral aan op de vlak• of moerassig hooiland (broekland, broeken te vruchtbare slib) en daardoor tweemaal per ke (zwak golvende) plateaus die vanwege de of brooken) droegen. "Broek"-toponiemen jaar gehooid konden worden. betrekkelijk uniforme vruchtbaarheid van de zoals Hoensbroek en Broekhem verwijzen Verder van de rivier of beek gelegen hooilan• lössgrond vaak over grote oppervlakten ge• naar die oorspronkelijke begroeiing van de den werden slechts eenmaal gemaald, waar• bruikt werden: de uitgestrekte, visueel beekdalen. Ook als akkerland waren ze niet na het na-gras door het vee werd afgegraasd "open" bouwlandgebieden zonder hoogop- geschikt, aangezien die gebieden te vaak bloot (HARTMANN, 1986). Deze vochtige (hooi)- gaande begroeiing (de "velden"). De akkers stonden aan overstromingen. PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 43 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 159

weiden waren minder nat en vooral gelegen formatie aanwezig op de Tranchotkaart te NOTEN op de overgang van het beekdal en de hellin• vergelijken met die op de verschillende edi• gen. ties van de topografische kaart welke in de 1 De histonsche geografie is een vomn van geografie die 19e en 20e eeuw zijn uitgegeven, kan men dit zich bezig houdt met het bestuderen van de ruimtelijke Ook In het oosten van Zuid-Limburg kwa• patronen op het aardoppenylak m hun ontwikkeling in men destijds grotere aaneengesloten com• proces van veranderingen bovendien staps• de tijd. of met het schetsen van de toestand waarin de plexen gemeenschappelijk weiland voor, zo• gewijs tot in de kleinste landschappelijke de• ruimtelijke patronen zich bevonden op een bepaald tijdstip in het veHeden (VERVLOET, 1986). als bv. de gemeentewelde (het Broek) in het tails volgen. Daarbij zijn veelal ook de oorza• De histonsche landschapsgeografie houdt zich in begin• dal van de Worm ten oosten van Eygelsho• ken van die veranderingen - het gaat daarbij sel bezig met het (andschap in zijn totaliteit, waarbij ven. Dit gebied verdween in 1927 door de meestal om een achteruitgang c.q. verarming zowel de door de natuur als de doorde mens gevormde landschapsonderdeien bestudeerd worden. aanleg van de mijn Julia (RENES, 1990). - grotendeels van de kaarten af te lezen, zo• als ontginningen, afgravingen, delfstofwin• Sinds de introductie van de kunstmest (eind 2 In de geobotanie definieert men het begnp vegetatie - 19e eeuw) konden ook de niet op een natuur• ning, bebouwing, industrie, spontane houtop• i.e. het plantenkleed van de aarde of een gedeelte daarvan - als: ruimtelijke massa van plantenindividuen, lijke wijze door het vruchtbare rivierslib be• slag (bosvorming a.g.v. het uitblijven van be• heer), bos-aanleg (naaldhout t.b.v. de mijn• in samenhang met de plaats waar zij groeien en in de meste graslanden het wintervoedsel voor de rangschikking die zij uit zichzelf (spontaan) hebben bouw), militaire (oefen)terreinen, recreatie• veestapel gaan leveren. Daarmee verloren de aangenomen. Deze massa bestaat gewoonlijk uit ver• gebieden, wegen-aanleg, kanalisatie, ruilver• scheidene tot vele soorten. In deze definitie ligt echter beemden hun functie en werd de "bonte wei" kaveling, egalisatie, etc. opgesloten, dat men bv. een rozenperk of een arboretum tot een droombeeld uit het verleden en uit met als vegetatie kan beschouwen, aangezien deze Een dergelijke gevisualiseerde vergelijking het buitenland, waar de oogst van hooi, zoals planten (rozen, bomen) daar groeien zoals de mens ze tussen begin-19e eeuwse en huidige gegevens heeft geplant en dus niet zoals ze zich uit zichzelf hebben in de Alpen, nog altijd plaatsvindt. is vanuit historisch-geografisch en -topogra• gerangschikt (WESTHOFF et al., 1970).

fisch gezichtspunt vooral daarom zo interes• 3 Zo zijn sommige pre-kadastrale kaarten - de voorlopers sant, omdat in de tweede helft van de 19e van onze huidige kadasterkaart welke laatste pas onder eeuw en (met name) in de 20e eeuw diverse Franse invloed tot stand kwam bij de invoering van het CONCLUSIE van oorsprong Franse (Rijks)kadaster -, waarvan de sociaal-economische en (cultuur)technische meeste uitsluitend in manuscriptvonm bekend zijn ontwikkelingen geleid hebben totgrootscha- (DONKERSLOOT-DE VRIJ. 1981 ), in verband te brengen lige en vaak zeer ingrijpende (irreversibele) met bosbeheer (o.a. de leeftijd van bosaanplant). Deze Met de realisatie van de Tranchotkaart in het kaarten kunnen nu waardevolle informatie verschaffen veranderingen in het oude, historisch ge• begin van de 19e eeuw is een voor die tijd aan de (historisch geïnteresseerde) botanicus ten be• groeide agro-pastorale, pre-industriële Lim• hoeve van vergelijkend historisch-vegetatiekundig on• bewonderenswaardige, unieke poging on• burgse cultuurlandschap (vgl. RENES, 1988). derzoek, bijvoorbeeld naar de ouderdom van (nog dernomen om een zeer groot en tevens qua bestaande) bossen. Deze volledig in kleur uitgevoerde hand- (cultuur)landschap buitengewoon divers ge• schriftkaart toont ons een tijdsbeeld dat ons 4 Tot aan het einde van de 17e eeuw vormden Franse bied tot in de kleinste details op een grote pas goed doet beseffen wat en hoevéél er militaire ingenieurs, die topografisch werk voor militaire schaal kartografisch vast te leggen. Dit is des sindsdien is veranderd; dat ons erop wijst dat doeleinden - waartoe ook het vervaardigen van kaarten te opmerkelijker als men daarbij bedenkt dat behoorde - uitvoerden, geen speciaal korps. Ze be• er veel verdwenen is, dat natuur en landschap men destijds nog niet de beschikking had over hoorden tot de genie en kwamen voort uit verschil• rond 1805 vaak een totaal andere aanblik lende regimenten, waaraan ze ook verbonden bleven. duidelijk omschreven karterings- en teken• boden dan nu. Vanaf 1691 werden de grafisch begaafde militaire inge• voorschriften en kaardegenda's zoals dat te• nieurs speciaal met veidkarteringen belast, met uitslui• genwoordig het geval is, om nog maar te zwij• ting van enige andere dienst. Ze kregen daartoe een specifieke opleiding in landmeten en karteren. Op gen over de technische problemen die zo'n De Tranchotkaart is niet alleen een uiterst initiatief van de beroemde Franse vestingbouwkundige omvangrijke terreinverkenning (vaak in on• gedetailleerde kartografische registratie van Sébastien le Prêtre Vauban ( 1633-1707) de belege- nng in 1673 van de vesting Maastricht door de Franse bekend, vijandelijk gebied) desdjds met zich het begin 19e eeuwse rurale landschap van zonnekoning Lodewijk XIV stond onder zijn leiding - mee bracht. Het verdient dan ook onze be• Limburg. Het is vooral de combinatie van het werd in 1696 een speciale dienst in het leven geroepen wondering dat ondanks al deze "problemen" "schilderachtig" en rijk geschakeerd, realis• waann die "geografisch ingenieurs" verenigd werden: het korps "Ingénieurs des Camps et Armées". Vanaf en met een ontoereikend instrumentarium tisch karakter van het kaartbeeld met die 1726 werd deze naam gewijzigd in "Ingénieurs zulk een uitstekend kartografisch produkt nauwkeurigheid waarmee de topografie van géographes des Camps et Années", sedert de Franse vervaardigd Is. het terrein is weergegeven, waardoor de Revolutie opgenomen in het "Dépôt-Général de la Tranchotkaart met recht de Rembrandt on• Guerre". Ondanks het feit dat deze "Ingénieurs-Géographes" Aan de hand van een vergelijking tussen de - der de topografische kaarten genoemd kan militaire rangen bezaten, maakten ze geen deel uit van door publikatie sinds een twintig-tal jaren worden. het "echte" leger (BERTHAUT, 1902; DE SMET, 1966; De moderne kartografische equivalenten mis• KOEMAN, 1983). De geografisch ingenieurs waren belast voor wetenschappelijk onderzoek algemeen met het in kaart brengen van de militaire kampen, de toegankelijke - Tranchotkaart (schaal sen de allure en bijzondere bekoring van de gevechtslinies, de aan te leggen verdedigingswerken, 1:25.000) en recente topografische kaarten Tranchot-Müffling-kaart. Deze I9e-eeuwse etc. (vgl. BUCHOTTE. 1754). Van de veroverde steden moesten ze de plattegronden opnemen. Ze waren met (schaal 1:25.000), blijkt het zeer goed moge• "topografische schatkamer" straalt nog iets alleen door heel Frankrijk werkzaam, maar ook in het lijk te zijn om veranderingen in het areaal van ambachtelijks uit dat aan de strakke, zakelijke buitenland, vooral in die gebieden waar militaire opera• bepaalde vegetatie-complexen zoals kalk-en topografische kaarten van tegenwoordig ties plaats vonden of versterkingen gebouwd werden (BERTHAUT, 1902). heischrale graslanden, droge stroomdalgras• vreemd is. Een vergelijking met de daadwer•

landen, heiden, hooilanden, bossen, hoogve• kelijke situatie te velde anno 1802-1807 ver• 5 Via de methode van tnangulatie kan de exacte ligging nen, moerassen etc. na te gaan. Door de in• sus de situatie anno 1993 dringt zich daarbij op. van een groot aantal onëntatiepunten te velde (meestal 44 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 160 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

kerktorens) in korte tijd door middel van dnehoeks- "zwart" afgebeeld). De hellingsschrapjes geven met de bouw en het herstel van huizen - het weiderecht: meting bepaald worden. Het in kaartte brengen gebied alleen kwalitatief maar ook kwantitatief in één oogop• ondertoezicht van herders stuurde iedereen zijn koeien werd daartoe in een groot aantal dnehoeken verdeeld slag een vrij goed beeld van de morfografie van het en schapen naar de gemene gronden, waar zij konden waarbij de hoekpunten gevormd werden door die landschap. grazen. onëntatiepunten. Alleen van de eerste dnehoek moest de lengte van één zijde werkelijk gemeten worden (de 12 Uitvoenge informatie betreffende de weergave van het 16 Heerdgang-indicatieve toponiemen zijn veldnamen die basislijn). De énige afstand die bekend diende te zijn, landschap en het daarmee samenhangend landgebruik op de een of andere wijze te maken hebben met de was dus die van de basis zèlf Verder werden uitsluitend op de "Tranchot-Müffling'-kaart alsmede een kntische dagelijkse rondgang (weidegang) van de heerd (= de de hoeken gemeten en uit de grootte daarvan konden beschouwing over de betrouwbaarheid van de op dit dorpskudde onder leiding van een herder) van de de afmetingen van de zijden van de dnehoeken worden kaartwerk gepresenteerde informatie, is te vinden in de nederzetting (nachtverblijf) naar de gemeentelijke wei• berekend (= de afstanden in het terrein). Het grote lijvige studie van MOLLER-MINY (1975), hét standaard• degronden en terug (zie HiLLEGERS. 1993). voordeel van deze methode lag hierin dat de afstanden werk over dit thema. van de diverse oriëntatiepunten niet meer (onnauw- 17 Schapen zijn onder de landbouwhuisdieren de enige keung) gemeten of geschat behoefden te worden 13 Het betreft hier een tijdelijke verbouw van cultuur• dieren die langere tijd zonder water kunnen en met een (KOEMAN, 1983). grond, als agransch bedrijfssysteem bekend onder de schrale voeding genoegen nemen. Zij vonden destijds naam "weidebraakstelsel" (in het Duits: "Feldgraswirt- hun voedsel in de bermen, langs de wegen, op kalk- en 6 Na de Spaanse Successie-oorlog (1701 -1713) werden schaft"). Daarbij werd het (gras)land ontgonnen (ge• heischrale hellinggraslanden en op driesgronden, dus bij de Vrede van Utrecht (1713) de Spaanse oftewel scheurd) en ven/olgens gedurende enige jaren be• allemaal plaatsen die niet continu als cultuuriand in Zuidelijke Nederianden van Spanje losgemaakt en toe• bouwd met akkergewassen, waarna het perceel ge• gebruik waren. Daamaast vonden ze ook voedsel na de gewezen aan Oostennjk: de Oostennjkse Nederianden. ruime tijd als weiland werd benut. Het perceel werd oogst op de stoppel van het bouwland. In feite was de Het grondgebied besloeg het huidige België en een klem daardoor weer "woest" doch de natuuriijke begroeiing schapenhoudenj eeuwenlang de enige vorm van vee• en sterk versnipperd deel van Nederiands Limburg, De herstelde zich met: er ontstond een vegetatie van heide teelt die in het Mergelland met enig succes beoefend Franse Revolutie betekende het einde van deze staat• en gras. Na verioop van tijd was de vruchtbaarheid van kon worden (VAN DE WESTERINGH. 1983; zie ook kundige eenheid. In 1794 werden de Oostenrijkse de bodem weer enigszins op het oorspronkelijke peil HiLLEGERS, 1993). Nederianden door de Franse revolutionaire legers ver• beland en kon men het grasland weer scheuren om er overd en bi) Frankrijk ingelijfd. opnieuw landbouwgewassen op te telen (SLICHER VAN 18 Onder het Mergelland wordt hier verstaan: Zuid-üm• BATH, 1977; VERVLOET, 1986). Het aangrenzend Duitse burg met uitzondering van het uiterste noordoosten 7 Het "Ancien Régime" is een term die door de Fransen Rijnland (m.n. de Eifel en de Hunsrück) kende ten tijde (Brunssummerheide e.o.) en zijn directe buitenlandse, werd gebezigd voor het tijdperk dat vooraf ging aan hun van Tranchot nog andere, zeer extensieve wtsselculturen met name Belgische omgeving. revolutie. Deze periode komt dus overeen met de die bekend zijn onderde namen "Feldweidewirtschaft". "Feldheidewirtschaft" en "Feldwaldwirtschaft". Het laatste fasen van de middeleeuwen, veriengd tot en met 19 Onder een schraalland wordt hier verstaan een terrein "Wildiand" (dat afwisselend werd bebouwd en braak de "Ijzeren eeuw" (i.e. de "Gouden Eeuw" van de met een aan voedingsstoffen arme bodem, ontstaan als lag). "Schiffelland" (dat geplagd en in brand werd gesto• Zuidelijke Gewesten) en de 18e eeuw. Het einde van gevolg van een eeuwenlang proces van het afvoeren van ken) en "Rottland" (dat slechts zelden werd bebouwd het Ancien Régime werd ingeluid met de komst van de (schapen)mest, hooi, hout of delfstoffen. Fransen in I 792. (Rott = roten - rooien)) van deze wisselculturen De vegetatie van deze terreinen liep uiteen van zeer verhinderde vaak een eenduidige topografische bepa• schrale, droge helde-vegetaties via minder schrale en ling van de bodem begroeiing c.q. het landgebruik (zie 8 Het complete kaartwerk van Tranchot-Von Müffling grazige grasheiden op de plateau-randen tot de (schrale) BuscH et ai. 1985; MÜLLER-MINY. 1966/67; PAFFEN. bestnjkt het gebied tussen Nijmegen (NL) / Kleve (D) bloemrijke kalkgraslanden op de hellingen. Alleen als in het noorden en Saarbrücken (D) in het zuiden. De I 940: TUCKERMANN. I 9 I 3; WiEGELMANN, 1958). schraallanden er^ schraal waren, kunnen het echte oostgrens valt grotendeels samen met de loop van de heidevelden geweest zijn zoals we dat nu nog kennen Rijn (vanaf Nijmegen tot Bingen) en de westgrens komt 14 Het betrof hier vaak voormalige akkers die omgezet van de Bnjnssummerheide. De meeste schraallanden van noord naar zuid ongeveer overeen met achtereen• waren in hulsweiden. Om nu het rendement van deze zullen echter een grasachtige begroeiing gekend heb• volgens de huidige grens tussen de Nederiandse provin• gronden op te voeren, werden er voor eigen gebruik ben die werd gekenmerkt dooreen bijzondere flonstische cies Noord-Brabant en Limburg, de huidige Belgisch- fruitbomen op geplant (fruitweiden). samenstelling met een ware schat aan meer of minder Nederiandse grens, de huidige Belgisch-Duitse grens, de Het gekweekte fruit was destijds met veel meer dan een zeldzame plantesoorten (VAN DE WESTERINGH, 1980). huidige Luxemburgs-Duitse grens en tenslotte nog het bijzaak. De grond onder de bomen vond men blijkbaar meest noordelijke deel van de huidige Frans-Duitse belangrijker, hetgeen valt op te maken uit het gebruik 20 De massale ontginningen in de middeleeuwen hebben grens. ervan: in de grasboomgaarden werden jongvee en ertoe geleid dat men plaatselijk ook de voor de akker• De kaart sluit hienmee grotendeels aan op de in de schapen geweid en in andere werden groenten of bouw veel minder aantrekkelijke steile hellingen in penode 1771 -1778 vervaardigde Ferranskaart van de akkerbouwgewassen geteeld. Vanwege deze dubbel• gebruik is gaan nemen. Door eeuwenlange ploeg- toenmalige Oostennjkse Nederianden. functie moesten de bomen een lange stam bezitten om activiteiten met de hoogtelijnen mee ontstond daar een te voorkomen dat het vee het fruit van de bomen at De terrasvormige veri

waar wijnbouw mogelijk is {vgl. HALKIN, 1895) en het Ís onbebouwde, open percelen aan de buitenzijde van de 27 Het voormalig gebruik van de bossen in de vonn van bekend dat al in de Romeinse tijd ook in Zuid-Limburg middeleeuwse stadsmuren (bv. Maagdendries in Maas• periodieke kap over lange perioden, al dan niet in op zuid-geëxponeerde kalkhellingen wijnbouw werd tricht) die "dries" lagen. combinatie met (extensieve) beweiding (vgl. HiLLEGERS, bedreven (HABETS, 1866; RENES, 1988). 1989), had een belangnjke positieve invloed op de 23 Heidevelden worden doorgaans ooktot de zgn. "woeste soortensamenstelling van het bos, met name op de 21 Bi] het interpreteren van plaatselijke toponiemen is de gronden" gerekend hetgeen met helemaal juist is. aan• flonstische njkdom van de ondergroei (i.h.b. de kruid• nodige voorzichtigheid geboden. Zo hoeven woorden gezien ze vanaf de middeleeuwen in het traditionele laag). De vegetatie van die voormalige hakhoutbossen als "heide" en "bos" niet zonder meer hun huidige agransch bednjf (heide-potstalsysteem) mm of meer op de Zuidlimburgse rivier- en beekdalhellingen werd betekenis te hebben; dat geldt ook voor de aan permanent als weidegronden voor de schaapskudden gekenmerkt door een bijzondere en zeer soortenrijke toponiemen zeer rijke Tranchotkaart. De oorspronke• in gebruik waren en als zodanig ook niet gemist konden voorjaarsflora met tal van (thans verdwenen of (zeer) lijke betekenis van "heide" is een rechtskundig en niet worden. Het overgrote deel is bovendien door mense• zeldzame) plantesoorten, zoals onder meer valt op te een vegetatie-aan duid end begrip. Tijdens de vroege lijke invloed ontstaan (door (over)beweiding en het maken uit diverse botanische geschriften die de middeleeuwen werd met de aanduiding "hei" veelal het kappen van bossen). Heden ten dage verstaat men Zuidlimburgse "floristen" van het eerste uur, waaronder gemeenschappelijk (bosvnje) bezit van een dorps• onder "woeste gronden": gronden die niet in cultuur DuMOULiN (1868). FRANQUINET (z.j.) en NYST (1821) gemeenschap aangegeven dat te onvnjchtbaar en vaak zijn gebracht dus de huidige bossen, heidevelden en ons hebben nagelaten. Het betrof hier een bonte ook te geaccidenteerd was om er landbouw te bednj- moerassen. Deze betekenis wordt nu vaak zonder meer verzameling van vroegbloeiende kruiden die zich aan de ven. Op deze gemene gronden kon ieder lid van de in het verieden terug geprojecteerd: een gebied dat op korte kapcyclus volledig hadden aangepast: een rijk gemeenschap zijn vee laten weiden en hout kappen. Dit een zeker moment niet in cultuur is. bestaat uit woeste geschakeerde kruidlaag - de "hakhoutflora" - die zo waren dus alle gronden rond de nederzettingen die niet grond en heeft dus geen agransche functie. Deze zo karaktenstiek was voor de Zuidlimburgse hellingbossen. in particulier bezit waren. Het betrofhierzowel bossen, voorde hand liggende conclusie is echter geheel onjuist moerassen als schraallanden waar elke ingezetene recht Bos, heide en moeras waren vroeger juist wèl min of 28 "Niederv^ald" zegt op zichzelf niets over de hoogte van op kon doen gelden. Pas veel later is het begnp "heide" meer in de oude agransche bednjfssystemen opgeno• de bomen. Dit zgn. "Laagbos" bestond uitsluitend uit toegepast op gemeentelijke grond waar veel Struik• men en zij waren zelfs van wezenlijk belang voor de struikvormige bomen (struweel en kreupelhout), die heide (Calluna vulgaris) groeide en waar schaapskudden instandhoudingetvan (HILLEGERS. I993:VERVLOET. 1986). ook penodiek afgezet werden en als brandhout (zowel rondzwierven en nog later op een door Struikheide De opvatting dat bossen, heidevelden en moerassen voor kachels als voor bakovens), boeren- en geriefhout gedomineerde vegetatie die "woest" lag en van "nie• afzonderiijke gebruikscategorieën voorstellen naast ak• (o.a. de bezemindustrie en vlechthout) geëxploiteerd mand" was. Men mag deze "heide"-terreinen dus zeker kers, weilanden en hooilanden is eveneens onjuist. Ook konden worden (JANSEN & VAN DE WESTERINGH, 1983). met gelijkstellen met de (echte) heidevelden zoals we in dit geval wordt te veel gekeken naar de huidige die elders in Nederiand nog aantreffen op de schrale situatie, waarbij inderdaad de ene functie niet met de zandgronden en die gedomineerd worden door Struik• andere verenigbaar is, In het verieden was van een DANKWOORD heide, Dopheide (Erica tetroUx) of Kraaiheide (Empetrum dergelijke strikte scheiding echter geen sprake: moeras nigaim). was tevens hooiland of weiland; bos kon ook als weiland Een speciaal woord van dank gaat uit naar het Natuur• Hoewel Struikheide op veel plaatsen in het Mergelland in gebnjik zijn geweest (HILLEGERS, 1993; VERVLOET, is aangetroffen (zie HiLLEGERS, 1980, 1981 a), was en is 1986). historisch Museum Maastricht die de expositie van het deze soort binnen Zuid-Limburg slechts dominant op complete Limburgse deel van de Tranchotkaart moge• de arme zandgronden van de Brunssummerheide. In 24 Het huidig natuurreservaat "Mariapeel" moeten we op lijk heefigemaakt Verder ben ik dank verschuldigd aan het Mergelland daarentegen overheerste op die "hei• de Tranchotkaart situeren op kaartblad 24 (Deurne) in prof.dr.j.j. C. Piket, die ik bereid vond het voorwoord tot den" meestal een grasachtige begroeiing, We kunnen in de rechteronderhoek (de "Sevenumer Peel"). Het op deze publikatie te schrijven. Ed Stevenhagen wil ik be• Zuid-Limburg dan ookbetervan schraallanden ("groene dit blad aangegeven "Groot"- en "Klein-Bruymeer" danken voor het aanvragen van viokfilms en leveren van heiden": kalk- en heischrale graslanden) dan van heiden bevinden zich op de plaats van de huidige vennen in het foto's van enkele originele Tranchot-kaartbladen. Ten• spreken om zo ven//arring met de echte heide te Mariaveen. Het nationaal park "Groote Peel" moeten slotte gaat mijn dank uit naar Büro Graatsma voor de vermijden (VAN DE WESTERINGH. 1980). we plaatsen in het midden van kaartblad 31 (Meijel) als realisatie en uitvoering van de Tranchot-expositie als• "Grosse Peel" en "Astener Peel", met daarin de aandui• mede de adviezen met betrekking tot de vormgeving 22 Dnes betekent: verarmd bouwland, langdung braak• ding "Tourbière non expioitée", d.w.z. een nog onaan• von deze publikatie. liggend land (akkers) dat als (schapen)weide gebruikt getast hoogveen. werd, dus onvruchtbare percelen. In landbouwkundig opzicht waren dit de marginale en penfeer (ver buiten 25 Als een van de belangrijkste oorzaken van deze "bos• de nederzettingskemen) gelegen, gemeenschappelijke opslag" worctt wel beschouwd de afname en uiteinde• gronden waarop communale beweiding in kuddeverband lijke stopzetting van de periodieke, extensieve beweiding RÉSUMÉ plaatsvond. Een dries werd in de braakjaren steeds van die hellingen door (rondtrekkende) schaapskudden. beweid en kon om de zoveel jaar geploegd (gescheurd) Door het achterwege blijven van die begrazing kregen worden en leverde dan een magere oogst op van de houtgewassen de kans om zich ongestoord te LES PAYSAGES ET LA COUVER• (meestal) rogge. De zich ontbindende zode fungeerde ontwikkelen (boom- en strutkopslag). waaruit via ver• TURE VÉGÉTALE DU LIMBOURG als een vorm van groenbemesting. Na de graanoogst scheidene successiestadia tenslotte bos ontstond (zie volgde stoppelbeweiding. o.a. HILLEGERS, I982d. 1984; DE KROON. 1986; WILLEMS, CARTOGRAPHIES PAR In de toponiemen van de zuidelijke Nederianden heeft 1983, 1987). TRANCHOT "dnes" daarnaast ook betrekking op van oorsprong met gras begroeide en met hoge bomen beplante, vaak 26 De karakteristieke structuur van dit bostype werd driehoekig gevonmde dorpspleintjes (bv. in het gehucht bepaald dooreen onderiaagvan hakhout ook wel slag- C'est grâce à la Révolution Française que Catsop bij Elsloo en Bahneheide bij Simpelveld). Veel of schaarhout genoemd: struiken en jonge bomen met l'on dispose, pour le Limbourg néerlandais, Zuidlimburgse nederzettingen bezaten zo'n meestal daarboven, verspreid voorkomend, de in leeftijd vanë- d'un document cartographique unique, re• centraal gelegen open ruimte die ook nog een poel rende overstaanders (grote, oude bomen). Bij het (dnnkplaats voor het vee) kon herbergen en die verge• hakhoutbeheer van een dergelijk Middenbos werden levé au début du dix-neuvième siècle. C'est lijkbaar is met de brink of plaatse elders in Nederiand. voor de struiklaag soorten met een groot uitloop• la carte dite "de Tranchot", une carte des Deze driesen waren gemeenschappelijk bezit van de vermogen - zoals o.a. bij de Haagbeuk en de Hazelaar pays du Rhin, couvrant le territoire compris omwonenden en werden gebruikt voor het verzamelen het geval is - gebruikt, die om de 7-15 jaar (gemiddeld en bijeendnjven van het vee uit het dorp voor hun ca. 10 jaar), maar ook. 4 en soms zelfs 3 jaar (VAN entre le Rhin et la Meuse. dagelijkse tocht in kuddeveri^and naar de gemeen• WESTREENEN. 1989) werden omgehakt ("afgezet"). Ilfutconvenuen 1801 que le cours inférieur schappelijke weidegronden op de hellingen ("heiden") Daarnaast werd er een aantal duurzamere soorten du Rhin servirait de frontière entre les ter• of in de beekdalen ("beemden"), de zgn, heerdgang gebnjikt die meer hakhoutomlopen bleven staan (de (HILLEGERS, 1993). De afstand van de nederzetting naar overstaanders, met een kapcyclus van ca. 60-80 jaar, ritoires de la République Française d'une die graasgronden werd afgelegd over zgn, dnftwegen maar soms slechts 20-30 jaar). Deze werden meestal part, et du Royaume de Prusse d'autre part. (ook wel veednften, koewegen, veewegen of vee• gebruikt voor bouw- en zaaghout (het betere timmer• Le même accord consacra l'annexion par la straten genoemd), waarbij "drift" afkomstig is van "drij• hout, bv. Zomer- en Wintereik). "Oude" bossen bezit• ven" (van vee) (HiLLEGERS, 1993; RENES, 1988, 1993). ten a.g.v, dit specifiek beheer een relatief eenvoudige France des territoires situés à l'ouest du Verder heeft het toponiem "dries" ook betrekking op structuur (vgl. DE KROON. 1986). Rhin. D'emblée, Napoléon en ordonna le 46 XL-2 1993 PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG 162 82-6 1993 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

relevé cartographique. Ce travail fut entre• d'informations à caractère historique uni• Auftrag Napoleons so schnell wie möglich pris dès 1802 par le corps des "Ingénieurs- que. C'est principalement le cas lorsqu'il auf eine Karte aufgenommen werden. Mit Géographes" sous la direction du chef de s'agit de comparer l'état des paysages ru• der Kartierung wurde 1802 durch das brigadejean Joseph Tranchot ( 1752-1815). raux à des époques historiques différentes, Korps "Ingénieurs-Géographes" unter der Les cartes de Cassini, pour la France, et de lorsqu'il s'agit d'étudier l'évolution de la Leitung des französischen Brigadechefes Ferraris, pour les Pays-Bas autrichiens, ser• végétation, ainsi que pour l'étude - d'un Jean Joseph Tranchot ( 1752-1815) begon• virent d'exemples et de base au nouveau point de vue agricole — des paysages sup• nen. Als Vorläufer (und Muster) für die ur• document. Il faut garder en mémoire qu'il portant l'économie agro-pastorale typique sprünglich militärische Tranchotkarte dien• s'agissait ici essentiellement d'un outil à fi• de ces réglons au début du dix-neuvième te die Cassini-Karte von Frankreich und die nalité militaire. La cartographie de siècle. Ferraris-Karte der Österreichischen Nie- l'ensemble des pays du Rhin à l'échelle L'information contenue dans les cartes de derianden. 1:20.000 prit 25 ans. Dirigés par Tranchot, Tranchot sert notamment pour une étude Die Kartierung des gesamten Rheinlandes les Français s'y attachèrent de 1802 à 1814. historique - à orientation écologique et im Maßstab 1:20.000 nahm eine Periode van Les relevés en territoire prussien eurent phytosociologique - visant à rendre comp• gut25Jahren in Beschlag von 1828 bis 1814 lieu de 1816 à 1828, sous la direction du te de la localisation et de l'étendue, vers durch die Franzosen unter der Leitung von général-major F.C. Freiherr Von Mtiffling. 1800, des pelouses calcaires et des pelou• Tranchot und von 1816 bis 1828 durch die Les feuilles concernant l'actuel Limbourg ses à nard; des pelouses situées dans les Preußen unter der Leitung von Generalma• néerlandais datent toutes des années 1802- vallons secs des flancs de la vallée de la Meu• jor F.C. Freiherr Von Müffling. Die Karten• 1807. se, des terres incultes (tourbières hautes, blätter von Limburg stammen alle aus den La carte de Tranchot fut entièrement dres• marais, landes à bruyères) des pays du Jahren 1802-1807. sée à la main. L'affectation des terroirs cul• "Peel" et de la Meuse; des forêts établies sur Bei diesen vollständig in Handarbeit ange• tivés ainsi que la végétation ont été rendues les flancs de plateaux au Zuid-Limburg; etc. fertigten Karten verwendete man Farben par une coloration codifiée de la carte. L'étude du même document permet égale• als "Symbole" für Landnutzung und Be• Beaucoup d'attention fut consacrée au ren• ment de recuelller des Informations utiles wuchs. Es wurde außerdem viel Sorgfalt du précis du relief On y reprit de très nom• à la mise au point de projets de restauration verwendet auf die Wiedergabe des Reliefs. breux noms de lieux (toponymes), qu'il et de développement écologiques. On y Die Karte ist reich an Ortsnamen (Topo- s'agisse de réglons entières, de territoires trouve notamment des informations sur la nymen) von Regionen, Gebieten, Feldern, plus exigus, de champs cultivés, de cours valeur et les potentialités anciennes de cer• Flüssen, NIedeHassungen und lokalen Land• d'eau, de lieux habités voire d'éléments tains terrains . schaftselementen. paysagers locaux. Une très Importante source de données Sowohl die Kartenschrift als auch die Far• Il y a lieu de faire preuve de prudence lors historiques pour l'étude des payasages pré• benwahl können für die nötigen Schwierig• de l'interprétation des cartes en vue de la industriels du Limbourg a été mise à la dis• keiten sorgen bei der Interpretation und reconstitution des anciens paysages et de la position d'un grand nombre d'intéressés Rekonstruktion der alten Kulturlandschaft détermination de l'utilisation des sols grâce à l'édition d'un fac-similé de l'en• und der damit zusammenhängenden Land• qu'implicaient les pratiques culturelles de semble de l'ouvrage de Tranchot et Von nutzung. Hierbei muß die Tranchotkarte l'époque. L'état actuel des notes manu- Müffling mit viel Umsicht benutzt werden. scriptes comme des traits colorés de la car• Die Tranchotkarte gibt zum ersten Mal ein te peut donner lieu à quelques confusions. detailliertes, flächendeckendes kartografi• Le document de Tranchot représente la sches Bild von nahezu der gesamten nieder• plus ancienne carte détaillée, qui rende, en ZUSAMMENFASSUNG ländischen Provinz Limburg. Diese Karte surface plane, la presque totalité de la pro• beinhaltet einen reichen Informations• vince du Limbourg néerlandais. Il s'agit DIE TRANCHOTKARTE VON schatz über die Landschaft, die Landnut• d'une très riche source d'information pour LIMBURG: LANDSCHAFT UND zung, den Bewuchs, die Niederlassungen, tout ce qui concerne l'état des paysages, VEGETATION AUF EINE KARTE das Fluß- und Wegenetz, etc., zu Beginn des l'affectation des sols, la végétation, l'habitat, AUFGENOMMEN 19. Jahrhunderts. Damit ist die Tranchot• les chemins, voies d'eau, etc. au début du karte ein äußerst wichtiges visualislertes dix-neuvième siècle. La grande importance Die niederländische Provinz Limburg Zeugnis einer nahezu gänzlich verschwun• de cette carte est qu'elle rende compte, de verfügt dank der Französischen Revolution denen alten limburgischen Kulturland• manière visuelle, d'un paysage qui a presque über ein einzigartiges kartografisches Do• schaft, in der Reichtum und Diversität von entièrement disparu. Elle porte témoigna• kument aus dem Beginn des 19. Jahrhun• der Natur optimal waren. ge de l'aspect des anciens terroirs cultivés derts: die Karte des Rheinlandes - das Ge• Der Inhalt dieses Kartenwerkes bildet, du Limbourg, à l'époque précise où les ri• biet zwischen Maas und Rhein - kurz die aufgrund seines Details und des breiten to- chesses et la diversité naturelles y étalent "Tranchotkarte" genannt. 1801 wurde der pografischen Spektrums, vor allem be• les plus grandes. Niederrhein zur Grenze zwischen der züglich des ländlichen Gebietes, eine einzi• gartige visuelle historische Informations• De par son détail et de par les très nom• Französischen Republik und dem Kö• quelle für vergleichende hlstorisch-land- breuses, et très diverses. Infor• nigreich Preußen ausgerufen und wurde das schaftsgeografische, historisch-vegeta- mations topographiques qui y furent con• linksrheinische Gebiet Frankreich einver• tionskundliche und landwirtschaftshistori- signées, ce document est une source leibt. Das neu erworbene Land mußte im PUBLICATIES NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP LIMBURG XL-2 1993 47 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 82-3 1993 163

sehe Untersuehungen der agro-pastoralen en gebruik van historische landkaarten. Werken Limburgs landse provincie Limburg, In: NEUHEUSER. H.P, (red,), 1988, limburgisehen (Kultur-)Landsehaft zu Be• Geschied- en Oudheidkundig Genootschap nrl O, Maas- Ontsluiting en gebruik van historische landkaarten. Werken tncht/Köln: 175-202 Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap nr 10: ginn des 19. Jahrhunderts. BusCH, U., CH. ERSCHENS-KROLL, V. HENN & G. LÖFFLER, 29-50, Maastncht/Köln. Gerne wird von den Informationen der 1985. Bodennutzung um 1820 und 1980 Geschichtlicher HERMY, M. & H. STIEPERAERE, 1981. An indirect gradient Tranchotkarte Gebrauch gemacht bei his• Atlas der Rheinlande, Beiheft IV/4,l-IV/4.3. Publikationen analysis of the ecological relationships between ancient and der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde, XII, recentrivenne woodland s to the south of Bruges (Flanders/ torischen ökologisch/vegetationskundlieh- Abteilung 1 b, Neue Folge, Köln, Belgium), Vegetatio 44: 43-49, orientierten Untersuchungen nach der CLAEYS, J. et at. (red.), 1981, Ontstaansgeschiedenis van de HESLINGA, M.W., A.P. DE KLERK, H. SCHMAL, T. STOL&A.J. Größe und Lage In der Zeit rund 1800 der Zwinstreek; kaartenmap met verklarende teksten, j,C,!„ THURKOW, 1985. Nederiand in kaarten: verandering van Knokke-Heisl, stad en land in vier eeuwen cartografie. Zomer & Keunmg, südlimburgisehen Kalk- und Magerrasen, COOLEN, F.C.M., 1993. Het veranderende Koelbroek Ede/Antwerpen, der trockenen Stromtalwiesen endang der Natuurhist. I^aandbl. 82 (2): 30-35. HILLEGERS, H., 1980. Heidevelden in Zuid-Limburg Maas, der unberührten "Ödländereien" CORVOL, A., 1987. L'Homme aux Bois, Histoire des Natuurtiist Maandbl. 69(9): 170-182, HILLEGERS, H., 1981a. Informatie gevraagd over Stnjik- (Hochmoore, Sümpfe, Heiden) im Land von relations de l'homme et de la forêt (XVIIe-XXe siècle), Fayard, heide (Caííuna) - opgaven in het Mergelland. Natuurhist, Peel und Maas, des Areals der südlimburgi• DEPUYDT, F., 1990. Systematische topografische kartering Maandbl, 70(1): 23-24, sehen Hangwälder etc. van de Zuidelijke Nederlanden en België (eind 18e en begin HILLEGERS, H., 1981 b. De Bemelerhei (I). Limburgs Land• Auch für Renaturierungs- und Naturent- 9e eeuw). In: Limburg in kaart gebracht. Bruikbaarheid van schap 33: 7-9. cartografsche bronnen (eind 18de eeuw-20ste eeuw) HILLEGERS, H., 1982a. De Bemeleriiei (2); hoe de vegetatie wicklungspläne kann das Studium derTran- voor de plaatselijke geschiedschri|ving. Publikaties van de op de Beme!erber;g veranderde van 1800-1980, Limburgs ehotkarten nützliche Informationen be• V.Z.W, Museum Kempenland te Lommel, nn 6: I 3 I -149, Landschap 34: 8-12, züglich der früheren (potentiellen) Natur• DIJK, H. VAN, B. GRAATSMA & J. VAN ROOY, 1983. De HILLEGERS, H., 1982b. De Bemelerhei (3); flora terug toestand van droge stroomdalgraslanden langs de f^aas. dankzij Mergellandschaap, Limburgs Landschap 35; 5-9, werte dieser Gebiete liefern. Natuuriiist, M,iandbl, 72(2): 24-32, HILLEGERS. H.. 1982c. De Bemeiertiei (4), Limburgs Land• Mit der Faksimilereproduktion des kom• DIJK, H.F.G. VAN, B.G. GRAATSMA & J.N.M. VAN ROOY, schap 36: 6-8, pletten Kartenwerkes von Tranchot-Von 1984. Droge stroomdalgraslanden langs de Maas. Wetensch, HILLEGERS. H.P.M., I982d, De vegetatie-successie op de Meded, K,N,N,V, nr, 165, Hoogwoud, Bemelertiei van 1800 tot 1979, Rapport. Stichting "Het Müffling ist eine für das Studium der vorin• DONKERSLOOT-DE VRIJ, Y.M., 1981. Topografische kaar• Limburgs Landschap". Venlo. dustriellen limburgischen (Kultur-)Land- ten van Nederiand vóór 1750.Wolter5-Noordhoff/Bouma's HILLEGERS, H., 1984. De geschiedenis van de vegetatie en schaft sehr wertvolle historische Quelle ei• Boekhuis b,v„ Groningen, (Dissertatie: Utrecht, 1981.) de functionele betekenis van de Bemelerberg, In: De DOING KRAFT, H., 1955. Over de invloed van de mens op Bemelerberg, Publ, Natuurhist, Genootsch, Limburg, Reeks ner großen interessierten Gruppe zugäng• de plantengroei. De Levende Natuur 58(5 en 6): 93-99 en XXXIV, afl, 1-5: 13-18, lich gemacht worden. 1 17-124. HILLEGERS, H., 1989. Beweiding van bossen en stnjwelen DUHAMEL DU MONCEAU, H.-L., 1764. De l'exploitation des in Zuid-Limburg, Natuuritist, Maandbl, 78(6): 95-101, bois. Panjs. HILLEGERS, H.P.M., 1993. Heerdgang in Zuidelijk Limburg DUMOUUN, L.J.G., 1868. Guide du Botaniste dans les Een vorm van extensieve beweiding in verieden, heden en environs de Maestncht. Maastncht, toekomst. Publ. Natuurhist. Genootsch. Limburg. Reeks LITERATUUR ERMEN, E. VAN, E. VAN MINGROOT, B. MINNEN & M. VAN XL afl, I, (Dissertatie: RU, Limburg, Maastricht, 1993.) DER EYCKEN, 1985. Limburg in kaail en pr-ent Lannoo/ HILLEGERS, H. & B. REUTEN, I 978. Het Mergellandschaap, ANONYMUS, 1980. Caites et Figures de la Terre. Centre Fibula-Van Dishoeck Tielt/Weesp. Natuui+iist, Maandbl, 67(9): 121-140 Georges Pompidou, Pans. FERRARIS, J. DE, 1771 -1778. Carte de cabinet des Pays-Bas JANSEN, J,C.G.M. & W. VAN DE WESTERINGH, 1983. Dat ANONYMUS, 1987. Espace français. Vision et aménagement. Autrichiens. Levée à l'Initiative du comte de Ferrans, Mé• ging over zijn hout; overmatig gebruik van bossen in het XVIe-XIXe siècle. Archives Nationales. Pans, moires historiques, chronologiques et oeconomiques, I - zuiden van Limburg van de Hoge Middeleeuwen tot in de ANONYMUS, 1992a. Grote histonsche provincie atlas 12 Cartes, 1-12, Facsimile heaiitgave, 1965-1974; Pro 20e eeuw. In: Studies Soc-Econ. Gesch. van Limburg 1:25.000, Limburg 1837-1844. Wolter^-NoordhofT. Gro• Civitate, Bruxelles, XXVIIl. Jaarboek Soc Hist, Centrum voor Limburg: 19-63, ningen, FOCKEMA ANDREAE, S.J. & B. VAN 'T HOFF, 1947. Geschie• KERN, J.H. & TH.J. REICHGELT, 1952. Onze rivieroevers, ANONYMUS, 1992b. Restauratie natuurgebied de Banen na denis der kartografie van Nederiand van den Romeinschen schatkamers voor de flonstiek De Levende Natuur 55 (6 de zomen/akantie van start. Limburgs Landschap, zomer tijd tot het midden der 19e eeuw, Martinus Nijhoff, 's- en 7): 106-1 15 en 126-134, 1992: 25-29. Gravenhage, KOEMAN, C., 1961. Een fundamentele wijziging van de BAGROW, L., 1964. History of Cartography. Revised and FRANQUINET, J.L, zonder jaar. Flore des Environs de opvattingen over de geschiedenis der kartografie van Ne• enlarged by R.A, Skelton, Harvard University Press, Maestrecht, Phanérogames. Manuscript I en II. Natuur• deriand in de periode 1780-1830 Tijdschrift Kon. Ned. Cambridge/Massachusetts, historisch Museum Maastricht, Maastricht. Aardrijkskundig Genootsch. 78 (2e reeks): 419-428. BARENDS, S. et a/.(red), 1987. Het landschap van Zuid- FUKAREK, F., 1980. Über die Gefährdung der Flora der KOEMAN, C, 1963. Handleiding voor de studie van de Limburg. Spec.nr. Historisch-Geografisch Tijdschnft (nrl/ Nordbeziri

LEENDERS, KA.H.W., 1989. Verdwenen venen. Een on• Cultuuriandschap. Maasiandse Monografieën (groot for• TRANCHOT, JJ., 1802-1820. Tranchotkaart van het gebied derzoek naar de ligging en exploitatie van tiians verdwenen maat) nr6. Van Gorcum, Assen/Maastricht tussen Maasen Rijn, Nederiands gedeelte. Kartenaufnahme venen in liet gebied tussen Antwerpen. Tumliout Geert- RENES.J., 1990. De invloed van de mens op de Zuidlimburgse der Rheinlande durch Tranchot und Von Müffling 1803- njidenberg en Willemstad 1250-1750. Gemeentekrediet. beekdalen in het verieden. Natuurinist Maandbl. 79(3-4): 1820. Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Historische Uitgaven, reeks in-8°, nr78. I 16-124 Geschichtskunde XII. 2.Abteilung. Neue Folge. Facsimile LEEUWEN, e.G. VAN, 1965. Het verband tussen natuurliike RENES, H., 1993. Het cultuuriandschap in Mergelland-Oost heruitgave, 1967-1971; Landesvermessungsamt Nordrhein- en anthropogene landschapsvormen, bezien vanuit de Natuurtiist Maandbl. 82 (I): 3-27. Westfalen, betrekkingen in grensmilieus. Gortena 2: 93-105. RIP, F., 1982. Ontginning in het land van Peel en Maas. TUCKERMANN, W., 1913. Die Wandlungen im Land• LEEUWEN, C.G. VAN & V. WESTHOFF, 1961. De nivellering Limburgs Landschap 37: 11-14. schaftsbilde der Eifel seit derunterdem Obersten Tranchot van flora en vegetatie. Natura 58(10): 132-140. RIP, F., 1983. Ontginning in het land van Peel en Maas (2) ausgeführten französischen Landesaufnahme (1801 -1 8 14). LETROYE, A., 1958. Les cartes des Pays-Bas autnchiens du en (3). Limburgs Landschap 38 en 39: 12-15 en 10-13. Eifel-Festschnft. Selbstveriag des Eifelvereins, Bonn: 76-9 1, Général Comte de Ferrans. Bull. Soc. roy. Belg. Géographie ROEBROECK, E., 1966/67a. De eerste topografische kaart VENNER, G.H.A., 1985. De Meinweg. Maasiandse Mono• 82, fasc.l-IV 85-1 1 5. van Limburg. Bijdragen voor de Geschiedenis der Neder• grafieën nr40. Van Gorcum, Assen/Maastricht MINIS-VAN DE GEYN, W., 1960. Uit de wordingsgeschiede• landen 21: 122-130. VÉRHULST, A., 1964. Het landschap in Vlaanderen in nis van het Natuurhistonsch Genootschap in Limburg. ROEBROECK, E., 1966/67b. Die Tranchot'sehe Aufnahme historisch perspectief De Nederiandsche Boekhandel, Ant• Natuurhist Maandbl. 49(9-12): 88-94 der Rheinlande, unter besonderer Berücksichtigung werpen, MORGENSTER, J. & J.H. KNOOP, 1757. Werkdadige niederiändischer Gebiete. Rheinische Vierteljahrsblätter VERVLOET,J.A.J., 1986. Inleiding tot de histonsche geografie Meetkonst. 2e druk. 's-Gravenhage. 31:377-388. van de Nederlandse cultuurlandschappen. Pudoc, MÜLLER-MiNY, H., 1966/67. Beitrag zur Auswertung der ROEBROECK, E., 1967a. Het Land van Montfort; een agra• Wageningen, Tranchot-Müffling'schen Landesaufnahme rheinischer rische samenleving in een grensgebied, 1647-1820. Van VRIES, D.M. DE, 1966. Wordingsgeschiedenis van ons Gebiete. Rheinische Vierteliahrsblätter 3 1: 389-400. Gorcum, Assen/Maastncht landschap. De Levende Natuur 69( I I); 241 -253. MÜLLER-MlNY, H., 1975. Die Kartenaufnahme der ROEBROECK, E., 1967b. Facsimile reproductie in kleuren WESTERINGH, W. VAN DE, 1975. Hoogstamboomgaarden Rheinlande durch Tranchot und v. Müffling 1801-1828. van de Tranchot-kaart van het Rijnland, I ;25.000. Geogra• in Zuid-Limburg: histone. ligging, bodemgesteldheid en 2.Das Gelände. Eine quellenkntische Untersuchung des fisch Tijdschnft, Níeuwe Reeks 1(5): 430-43 I. landschappelijke waarde. Natuurhist. Maandbl. 64(7/8): 9 I - Kartenwerks. Publikationen der Gesellschaft für Rheinische ROGIER, L.J. & M.G. SPIERTZ, 1967. Limburg In de Franse 99. Geschichtskunde XII. Köln/Bonn. tijd. In: Limburg's Verieden: Geschiedenis van Nederiands WESTERINGH, W. VAN DE, 1980. Schraallanden in Zuid- MUNCKHOF, P. VAN DEN, 1991. Jeneverbessen: levende Limburg tot 1815, II: 668-703. Limburg Natuurinist Maandbl. 69( I 1): 21 8-221. hennnenngen aan armoede en ellende. Natuurhist. Maandbl. SCHLÜTER, O., 1910. Die französische Landesaufnahmen WESTERINGH, W. VAN DE, 1981. Radebrikgronden in löss 80(9 en 10): 162-170 en 191-195. im linksrheinischen Gebiet 1801- 1814. Westdeutsche onder oud bos in Zuid-Limburg. Natuurhist Maandbl. 70 NUYENS, E.M.TH.W., 1977. De tegenwoordige provincies Zeitschritt für Geschichte und Kunst 29; 182-193. (10): 165-170. Limburg en omliggende gebieden in de Franse tijd ( I 802). SCHMIDT, R., 1973. Die Kartenaufnahme der Rheinlande WESTERINGH, W. VAN DE, 1983. Enkele aspecten van het Historische atlas van Limburg en aangrenzende gebieden I. durch Tranchot und v. Müffling 1801-1828. I.Geschichte histonsch landgebruik rond Margraten. In: Bijdrage tot de Serie staatkundige kaarten. Assen/Amsterdam. des Kartenwerks und vermessungstechnische Arbeiten. Histone van Margraten. Margraten: 3 I -53. NYST, H.J., 1821. Catalogue linnéen des plantes du plateau Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichts• WESTHOFF, V., 1949. Schaakspel met de natuur Natuur en de Saint-Pierre. In: J.B.M.AG. BORY DE SAINT-VINCENT. kunde XII. Köln/Bonn. Landschap 3(2): 54-62. 1821. Voyage Souterrain ou descnption du plateau de SCHMIDT R., 1978. Die Kartenaufnahme der Rheinlande WESTHOFF, V., P.A. BAKKER, C.G. VAN LEEUWEN & E.E. Saint-Pierre de Maestncht et de ses vastes cryptes. Pans, unter Tranchot und Von Müffling 1801-1828. In: De VAN DER Voo, 1970. Wilde planten; flora en vegetatie in Ponthieu. cartografie in de 18e eeuw en het weri< van graaf de Ferraris onze natuurgebieden. Deel 1. Uitg. Ver tot Beh. v. PAFFEN, KH., 1940. Heidevegetation und Ödlandwirtschaft (1726-1814). Int Colloquium Spa 9-1 I sept 1976. Pro Natuurmon,, Amsterdam, der Eifel. Eme pflanzensoziologisch-kulturgeographische Civitate 8. nr 54; 275-288. Bmssei. WESTREENEN, F.S. VAN, 1989. De Zuidlimburgse bossen; Untersuchung. Beitr z. Landeskunde d. Rheinlande 111(3), SLICHER VAN BATH. B.H., 1977. De agransche geschiedenis jong bos of oude stobben? Een boshistorisch overzicht Bonn. van West-Europa (500-1850). Aula-pocket nr565: Het vanaf I 800. Natuurtiist. Maandbl. 78(3); 48-54 PHILIPS, J.F.R., J.C.G.M. JANSEN & TH.J.A.H. CU^ESSENS, Spectaim, Utrecht/Antweipen. WIEGELMANN, G., 1958. Natüriiche Gunst und Ungunst im 1965. Geschiedenis van de landbouw in Limburg 1750- SLICHER VAN BATH, B.H., 1978. Biidragen tot de agransche Wandel rheinischer AgraHandschaften, erörtert anhand 1914. Maasiandse Monografieën nr4. Van Gorcum, Assen. geschiedenis. Aula-pocket nr624: Het Spectrum, Utrecht/ von Untersuchungen in der nördlichen Eifel, im Bereich der PIKET, J.J.C, 1966. Het terrein, het landschap, en de Antwerpen. unteren Saar und im Saariand. Kölner Geogr Arbeiten 12. topografische kaart 1:25.000 van Nederiand. Ti|dschnft SMET, A. DE, 1966. Over militairen en kartografie. Belgisch Köln. Kon. Ned. Aardnjkskundig Genootsch. 83 (2e reeks: I ): 75- Tijdschnft voor Militaire Geschiedenis XVI: 465-485. WILLEMS, J.H., 1983. Het belang van het voortbestaan van 84. SMET, A. DE, 1974. Le Général-Comte de Ferraris et la carte de Zuidlimburgse kalkgraslanden. in: Kalkgraslanden: behe• PlKET,JJ.C., 1987. De betekenis van de Tranchotkaart voor des Pays-Bas autrichiens. Album Antoine De Smet, Brussel. ren voor de toekomst. Publ. Natuurhist. Genootsch. Lim• histonsch-geografisch landschapsonder^oek Kartografisch Publications de Centre National d'Histoire des Sciences IV: burg. Reeks XXXIII. afl. 1-2: 2-9. Tijdschnft 13(3): 49-51. 347-362 WILLEMS, J.H., 1987. Ons Krijtland Zuid-Limburg VI; kalk• RACKHAM, O., 1971. Historical studies and woodland StKORA, K.V. & C.I.J.M. LIEBRAND, 1987. Natuurtechnische grasland in Zuid-Limburg. Wetenschappelijke Meded. conservation. Symposium British Ecological Soc. I 1: 563- en civieltechnische aspecten van rivierdijkvegetaties. KN.N.V. nrl84. Hoogwoud, Kon. Ned. Natuurtiist Ver 580. Blackwell, Oxford Landbouwuniversiteit, Wageningen. ZANDVLIET, K., 1988. De nederiandse militaire kartografie RENES.J., 1986. Met knjt/lösslandschap. In: S. BARENDS et al. SYKORA, K.V. & V. WESTHOFF, 1979. Droge stroomdal- in relatie tot Nederiands-Limburg. In: NEUHEUSER, H.P. (red.). Het Nederiandse Landschap; een histonsch-geogra- graslanden langs Maas en Niers. Gorteria 9 (10): 334-34 I. (red.). 1988. Ontsluiting en gebruik van historische land• fische benadering. Matnjs. Utrecht: 88-97, 103. TIMM, A., 1960. Die Waldnutzung in Nordwestdeutschland kaarten. Werken Limburgs Geschied- en Oudheidkundig RENES, J., 1988. De Geschiedenis van het Zuidlimburgse im Spiegel der Weistümer Köln/Gratz. Genootschap nrlO. Maastricht/Köln: I 1-28.