De bovenzijde van een Spiegeldikkopje (links) en de onderzijde van een Spiegeldik- kopje (rechts). The upperside of a Large chequered skip- per (left) and the underside of a Large che- quered (right) (Foto F.A. Bink).

in tegenstelling tot de rest van Neder- land, nog verschillende populaties aan- wezig. Twee populaties zijn nader beke- ken, die van het Weerterbos en die van de Groote Peel.

Het Weerterbos Het Weerterbos ligt tegen de grens tus- sen Noord-Brabant en Limburg ter hoogte van Weert. Vroeger was dit moe- rassige, beekbegeleidende bosgebied vrijwel ontoegankelijk. Ontwatering in het begin van deze eeuw maakte enkele grotere ontginningen mogelijk. Voor de mijnbouw werd veel loofbos veranderd in dennenakkers (De Haan, 1972). Te- Het Spiegeldikkopje, genwoordig wordt het Weerterbos in een opgaand, meer natuurlijk bos omgezet. Verspreid in dit bosgebied vliegt het Spiegeldikkopje in vrij kleine aantal- habitat en beheer len van hooguit enkele tientallen exem- plaren op kapvlakten en op enkele zeer natte, ten gevolge van kap of dunning I.P. Raernakers & J.G. van der Made zonnige paden. De begroeiing van deze vliegplaatsen bestaat uit een bloem- en structuurrijke ruigte met soorten als Het Spiegeldikkopje (Heteropte- Het Spiegeldikkopje is een bewo- Hennegras, Kale jonker (Cirsium pa- m morphezls) is één van de wei- ner van uitgesproken natte gebieden, lustre), Moerasrolklaver (Lotus zlligino- nige Nederlandse dagvlinders waar zijn althans voor Noordwest- sus), Gewone wederik (Lysimachza vul- waarbij de afgelopen jaren geen Europa belangrijkste waardplanten Hen- gair) en Riet (Phragmites australis). De achteruitgang is geconstateerd negras () en Pij- vliegplaatsen zijn door meer of minder (Tax, 1989). Toch is de soort zeld- pestrootje ( caemlea) talrijk voor- brede stroken bos van elkaar gescheiden komen. De meeste vliegplaatsen bevin- en staan in het winterhalfjaar vaak ge- zaam en in zijn voorkomen tot den zich aan randen van hoogvenen, op deeltelijk onder water. In de zomer kan enkele natuurgebieden beperkt. de overgang van natte heide of vochtig het grondwaterpeil vrij diep wegzakken. Dit artikel beoogt de beperkte grasland naar broekbos of op open grazi- kennis van de ecologie van het ge plekken in het broekbos zelf (Ge- De Groote Peel Spiegeldikkopje te vergroten als raedts, 1986; Weidemann, 1988). In De Groote Peel is één van de restanten bijdrage aan het behoud van deze Nederland is het Spiegeldikkopje van van het eertijds 30.000 ha grote hoog- vlinder voor de Nederlandse oudsher zeldzaam. De soort wordt veengebied op de grens van Noord- fauna. slechts in drie gebieden aangetroffen: de Brabant en Limburg. Pas na 1850 ver- omgeving van Weert, de Empesche en dween hier met de introductie van de Tondensche Heide ten zuiden van Apel- boekweitbrandcultuur het laatste onaan- Het Spiegeldikkopje behoort tot de dag- doorn en langs de Overijsselse Vecht bij getaste hoogveen. Toen kwamen ook de vlinderfamilie van de Hesperiidae en Ommen (Tax, 1989). Door de geïsoleer- grootschalige verveningen en ontginnin- vliegt in één generatie van midden juni de ligging van deze populaties, zowel gen op gang en ontstond het beeld van tot begin augustus (fig. 1). De soort kent ten opzichte van elkaar als ten opzichte de Peel zoals we dat nu kennen: een ge- een enorm areaal dat reikt van Noord- van vliegplaatsen in de rest van Europa, bied van water, bunt en berken (Joosten Spanje en West-Frankrijk tot het zal na uitsterven geen spontane hervesti- & Bakker, 1987). Amoergebied en Korea. Binnen dit ge- ging plaats kunnen vinden. Het Spiegeldikkopje is in lage bied komt de vlinder echter slechts lo- dichtheden van minder dan 30 vlinders kaal voor. Het aantal vindplaatsen in Het onderzoeksgebied per ha in een groot deel van de Peel aan Europa neemt ten gevolge van ontwate- Het onderzoek vond plaats in de omge- te treffen. Van gescheiden vliegplaatsen ring, ontginning en intensivering van ving van Weert in de periode van juni is geen sprake. De vlinders vliegen zowel land- en bosbouw steeds verder af. tot december 1989. In deze streek zijn, op natte Pijpestrootje-vegetaties met JFMAMJJASOND duidelijk zoekgedrag zien. Ze vliegen op minder dan 0,5 m hoogte over de waard- vlinder - planten en landen daar af en toe ook op. ei - q Alleen als het blad nog jong en niet he- rups caterpillar overwintering hibernation lemaal volgroeid is, lopen de vlinders na - hun landing enkele centimeters achter- POP chrysalis - uit het blad omlaag, om dan binnen en- Fig. 1. De levenscyclus van het Spiegeldikkopje. kele seconden op de bovenzijde van het Life-cycle of Heteropterus morpheus. blad één (zelden twee of drie tegelijk) ei te leggen. Direct daarna vliegen de ken Patrouilleren vrouwtjes een flink eind weg om vervol- rlnken gens te gaan zonnen of voedsel te zoe- 10% ken. Wordt de afdaling door grassprie- ten verhinderd of is het blad niet ge- schikt dan wordt het zoeken voortgezet. Zonnen/rusten Langdurige droogte waarbij de grasbla- 14% 40% den in gaan krullen blijkt in dit verband Vrouwt ]es Mannetjes' voor problemen te zorgen. Wat het (18 exx. gedurende 840 mlnuten) maximum aantal eieren betreft, plaatst Fig. 2. Tijdsbesteding van het Spiegeldikkopje. Weidemann (1988) de soort in de klasse Behaviour Dattern of Heterooterus moroheus. van 60-130 eieren. * ~an~eziende mannetjes inhet veld moeilijk te volgen waren, zijn deze resultaten verkre- In totaal werden in het Weerter- gen uit extrapolatie van gedragswaarnemingen aan individuele vlinders in combinatie met observaties verkregen tijdens het lopen van verscheidene transecten. bos en de Groote Peel 41 ovipositieplaat- * Because of their behaviour males were difficult to pursue in their habitats. This figure sen gemerkt. In het Weerterbos werden is a result of both behavioural observations and data gathered by walking several routes oviposities alleen op Hennegras op de through the study areas. reeds beschreven natte vliegplaatsen waargenomen. De ovipositiewaarnemin- Veenpluis ( angustifoolium), eerst actief en beginnen, eventueel na gen in de Groote Peel daarentegen ble- Eenarig wollegras (Erophorum vagina- een kort bloembezoek, meteen met pa- ven beperkt tot Pijpestrootje, zowel turn) en Sphagnum cuspidatum, als op trouilleren (fig. 2). Ze vliegen hierbij groeiend op plaatsen die 's zomers niet drogere meer heide-achtige vegetaties schijnbaar ongericht rond, zoekend in droog vallen, als op plaatsen waar het met Dopheide (Erica tetrdk)),Struikhei- de vegetatie en elke langsvliegende vlin- water zelfs in de winter niet tot aan het de (Cdluna vulgair) en een wisselend der en vaak ook andere insekten achter- maaiveld komt. Later bleken in dit ge- aandeel Pijpestrootje. De braamstruwe- na schietend. Het patrouilleren heeft als bied overigens toch rupsen op Henne- len aan de rand van de Peel blijken een doel een tot paren bereid vrouwtje te gras voor te komen. waar eldorado voor vlinders. Op één vinden. De hoogte van de eilegplaatsen struik bevinden zich soms tientallen De vrouwtjes brengen hun tijd varieert voor beide grassen van rond de spiegeldikkopjes. Zonder twijfel her- voornamelijk door met zonnen en voed- 30 cm tot meer dan 100 cm. Algemeen bergt de Groote Peel de grootste popula- selzoeken (fig. 2). Net als de mannetjes kan gezegd worden dat de eieren bij tie van deze soort in Nederland. zijn ze bij het uitzoeken van nectarplan- Hemegras in het topgedeelte van de ten weinig kieskeurig. Ze vliegen op plant gelegd worden en bij Pijpestrootje De vlinder Braam (Rubus fiilticows), Dopheide en omstreeks de halve hoogte van de plant. Om meer inzicht te krijgen in de voor- Kale jonker, maar ook op Bitterzoet (So- Dit verschil hangt samen met de bouw waarden waaraan de vliegplaatsen van lanum dulcamara) en in de Peel zelfs op van beide grassen. Het Spiegeldikkopje het Spiegeldikkopje moeten voldoen, is Viltige basterdwederik (Epilobium par- legt namelijk alleen eieren op jonge bla- het noodzakelijk bekend te zijn met het viforum) en Perzikkruid (Polygonum deren. Nu vormt Hennegras stengels gedrag en het terreingebruik van de vlin- persicaia). Dit laatste wordt waarschijn- waar de jongste bladen bovenaan te vin- ders. Hiervoor werden individuele vlin- lijk veroorzaakt door het geringe voed- den zijn, terwijl Pijpestrootje in pollen ders zo lang mogelijk bij hun bezighe- selaanbod in de Groote Peel. Veel vlin- groeit waarbij alle bladen min of meer den gevolgd. Daarnaast werd extra aan- ders pendelen tussen de braamstruwelen uit hetzelfde vlak ontspringen. dacht besteed aan het eileggedrag en de en de bloemloze Pijpestrootjevegetaties. De bladbreedte, van belang voor mobiliteit van het Spiegeldikkopje. Laat in de middag, voordat de door de rupsen te bouwen kokers, heeft Op onbewolkte, windstille dagen vlinders een plekje zoeken om te over- geen invloed op de keuze van de eileg- beginnen de Spiegeldikkopjes al om- nachten, worden weer relatief veel die- plaats. De gevonden waarden die de ovi- streeks 8 uur 's morgens met zonnen. ren zonnend waargenomen. positieplaatsen kenmerken (tabel 1) wij- Het zonnen is erg weersafhankelijk en ken niet af van de gemiddelde blad- duurt van een tiental minuten bij zon- Ovipositie breedte bij deze grassen. nig weer tot enkele uren bij bewolkt Op zonnige dagen vinden oviposities weer. In vergelijking met andere vlinders plaats tussen 10 uur en 18 uur met een Mobiliteit beginnen de vlinders pas laat op de dag piek direct na de middag. Voorafgaande Het Spiegeldikkopje geldt als een honk- met vliegen. De mannetjes worden het aan de ovipositie laten de vrouwtjes een vaste en weinig mobiele vlinder (Min. v. Landbouw, Natuurbeheer & Visserij, zelfs vaak een blad van een andere sten- 1989). Toch vliegt de soort in het Weer- gel. De sterfte in dit stadium is duidelijk terbos op plaatsen die slechts gedurende groter dan in het eistadium. Van nor- enkele jaren het geschikte biotoop bie- maal uitgekomen eieren zijn de rupsjes den. Een zekere mobiliteit is in zo'n ge- later vaak onvindbaar (tabel 1). val van levensbelang. De rups eet het blad boven het ko- Die mobiliteit is er. Het merken kertje geheel weg, maar gaat onder het en terugvangen van vlinders maakte dui- kokertje niet verder dan de middennerf. delijk dat er uitwisseling bestaat tussen Valt er rond het oude kokertje niets de vliegplaatsen. Bovendien blijken meer te eten dan wordt op een ander nieuwe kapvlakten al in de eerste zomer blad, weer in de bovenste helft van de na de kap bereikt te worden. Barrières plant een nieuwe koker gebouwd. Bij van enkele honderden meters bos vor- Pijpestrootje wordt de oorspronkelijke men geen probleem. Herhaaldelijk werd pol vrijwel nooit verlaten, bij Hennegras gezien hoe vlinders over 5 m hoge bosjes zijn de verplaatsingen zelden groter dan uit het zicht verdwenen. Ook in de een halve meter. Het fourageren werd Groote Peel werd waargenomen hoe slechts één keer bij zonsondergang waar- vlinders zich binnen een paar minuten genomen. Ook in kweek blijken de rup- Een rups van het Spiegeldikkopje. over enkele honderden meters ver- sen overdag zelden te eten (Van Rijse- Larve of the Large chequered skieper (Foto plaatsten, zelfs harde wind trotserend. wijk, 1990; Van der Made & Pavlicek, Vakgroep Natuurbeheer). Opmerkelijk is het volledig vermijden 1985). Waarschijnlijk zijn de rupsen van de raaigrasweiden aan de rand van vooral 's nachts actief. Dit is echter niet de Groote Peel, terwijl de vlinders wel 's nachts in het veld gecontroleerd. zou de produktiviteit en dus het nu- over de uitgestrekte velden Pijpestrootje In het Weerterbos leek alleen triëntenaanbod bij Hennegras gemid- vliegen. Het ontbreken van structuur Hennegras, in de Groote Peel alleen Pij- deld hoger kunnen liggen dan bij Pij- schrikt de Spiegeldikkopjes blijkbaar af. pestrootje als waardplant te fungeren. pestrootje. Verder werd gekeken naar Tenslotte werd op een vochtig heide- Beide grassen zijn echter in beide gebie- het door Higgins & Riley (1983) als veldje nog een zwervend vrouwtje aan- den aanwezig. Ondanks gericht zoeken waardplant genoemde Riet en het ge- getroffen op ruim 5 km van de dichtst- op het rijkelijk aanwezige Pijpestrootje slacht Kortsteel (Brachypodillm). Op bijzijnde vliegplaats. Ook in voorgaande in het Weerterbos werden geen rupsen Riet werden geen rupsen gevonden. jaren zijn zwervende exemplaren waar- gevonden. In de Groote Peel daarente- Soorten van het geslacht Kortsteel ont- genomen. Een zekere migratieneiging is gen zaten er wel rupsen op Hennegras. breken op de vliegplaatsen. In het Weer- dus niet uitgesloten. Onder invloed van voedselverrijking terbos werden wel enkele rupsen op komt Hennegras hier sporadisch voor Rietgras (Phalaris arundinacea) aange- De rups langs enkele door meeuwen bewoonde troffen. Rupsen van het Spiegeldikkopje zijn ge- vennen en langs de rand van de Groote Eind oktober bouwt de rups een makkelijk in de vegetatie te vinden. Bo- Peel. Misschien dat het Spiegeldikkopje hibernaculum. Hierin overwintert de vendien zijn ze weinig mobiel. Hierdoor Hennegras als waardplant prefereert. rups. Zo'n hibernaculum is opnieuw een kon de ontwikkeling en het gedrag van Aangezien Hennegras doorgaans onder koker, maar nu vervaardigd van meerde- enkele rupsen vanaf de zomer gevolgd voedselrijkere omstandigheden groeit, re bladen en met slechts één opening, worden. Pas gelegde eieren zijn wit, half bolvormig en enigszins geribd. Na enke- le dagen worden ze oranje en één of twee dagen voor het uitkomen wordt het rupsje, wit met zwarte kop, in het ei zichtbaar. De sterfte in het eistadium is gering. Slechts enkele eieren blijken niet uit te komen of zijn voortijdig verdwe- nen (tabel 1). Omstreeks de vijftiende dag krui- pen de enigszins behaarde rupsjes uit het ei. Een deel van de eischaal wordt opgegeten alvorens de rups aan de top van een blad van de waardplant een ko- kertje bouwt. Dit kokertje, gevormd door het samenspinnen van de randen Tabel 1. Kenmerken van de ovipositieplaatsen bij Pijpestrootje en Hennegras. van het grasblad, dient als uitvalsbasis Characteristics of oviposition sites on Molinia caerulea and Calamagrostis canescens. Row 1 shows the distance (cm) f S.D. between leaf-base and oviposition-site, row 2 the leaf- bij het fourageren. Het bevindt zich width (cm) f S.D., row 3 the leaf-length (cm) $: S.D., row 4 the number of certainly hatched meestal op een jonger blad dan waarop eggs and row 5 the number of disappeared larvae about 7 weeks after oviposition. het ei gelegd is. Bij Hennegras is het x: geen waarnemingen verrichtlno observations available meestal aan de bovenzijde. De hoogte waarop het hibernaculum wordt ge- bouwd ligt tussen de 0,4 en l m, d.w.z. opnieuw in het bovenste deel van de waardplant. Wel slaan beide waardplan- ten in de winter vaak plat waardoor veel rupsen zich uiteindelijk toch slechts en- kele decimeters boven maaiveld zullen bevinden. Voor de periode van na de over- wintering tot aan het vlinderstadium zijn alleen kweekgegevens van Van der Made & Pavlicek (1985) voorhanden. De rupsen blijken na de overwintering meestal zonder koker op de waardplant te leven. De verpopping vindt eind juni, begin juli plaats. De vlinders ontpoppen na 10 à 20 dagen.

De rupsen in de Groote Peel Tabel 2. De vier, voor het Spiegeldikkopje belangrijkste vegetatietypen van de Groote Anders dan verwacht kwam de binding Peel. Naar Joosten & Bakker (1987). The four For H. morpheus most important vegetation types of 'de Groote Peel'. After van het Spiegeldikkopje aan natte gebie- Joosten & Bakker (1987). den niet in de ovipositieplaatsen tot uit- drukking. Aan de hand van het voorko- men van de rupsen werd dit resultaat ge- controleerd. De geringe mobiliteit in dit stadium zorgt immers voor een goed ver- band tussen het voorkomen van de rups en de oorspronkelijke ovipositieplaats. De controle vond plaats in een ge- bied van zo'n 250 ha in het zuidweste- lijk deel van de Groote Peel. Honderd waarnemingsplaatsen werden naar op- pervlakte-aandeel over verschillende ve- getatietypen verdeeld. Alleen die vege- tatietypen waarin Pijpestrootje voorkomt werden onderzocht (tabel 2). Deze vege- tatietypen vormen vooral een weerspie- geling van verschillen in vochttoestand en in mindere mate ook van verschillen in voedselrijkdom. De waarnemings- plaatsen van 2 bij 2 m werden per ve- Tabel 3. Het voorkomen van de rupsen in de Groote Peel per vegetatietype. De waarne- getatietype willekeurig uitgezet en op mingsplaatsen werden gecontroleerd op aan- of afwezigheid van rupsen, niet op aantal. de aanwezigheid van rupsen van het De schatting geldt slechts voor de periode septemberloktober 1989. Spiegeldikkopje onderzocht. Hennegras The distribution of larvae of H. morpheus over the vegetation types in 'de Groote Peel'. bleef buiten beschouwing gezien het Number of plots with (column 1 and 3) or without (column 2 and 4) larvae in grazed íco- uiterst geringe en weinig karakteristieke lumn 3 and 4) or ungrazed (column 1 and 2) vegetationtypec. Column 5 shows the total number of plots, column 6 the estimated minimum larvae-densities ílarvae/ha). Plots voorkomen van deze soort. were checked on presencelabsence of larvae, not on numbers. The estimation is valid for Met behulp van de chi-kwadraat septemberloktober 1989. toets werden de resultaten voor de be- langrijkste vegetatietypen (tabel 3) geïn- terpreteerd. Net als bij de ovipositie- waarnemingen bleek tussen deze vegeta- tietypen geen significant verschil te be- één of meerdere rupsen op 43 van de 100 Schaduwtolerantie staan (X2= 3,36, n = 4, p<0,30; onbe- waarnemingsplaatsen verspreid over het In de Groote Peel leven de rupsen op graasd X2= 1,91, n=4, p<0,50). Wel onderzochte gebied is opmerkelijk. Zelfs waardplanten in de volle zon. Soortgelij- werd een voorkeur gevonden t.a.v. on- op plaatsen waar geen vlinders waren ge- ke situaties zijn in het Weerterbos echter begraasde situaties (X2 = 9,24, n = 2, signaleerd werden rupsen gevonden. In schaars. Met behulp van een horizonto- p<0,01). Op de intensief door schapen de herfst moeten er enorme aantallen scoop werd daarom nagegaan in hoever- begraasde plekken werd geen enkele rupsen in de Groote Peel aanwezig zijn re de rupsen in het Weerterbos tolerant rups gevonden. De aanwezigheid van (tabel 3). waren t.a.v. schaduw. Een horizonto- lingen in het waterpeil zijn voor het Spiegeldikkopje niet nadelig. Wat de vegetatie betreft is het van belang dat er voldoende zonnige, ruige vegetaties met Hennegras of Pijpestroot- je aanwezig zijn. Het voorkomen van ei- eren, rupsen of poppen hoog in de vege- tatie gedurende wijwel het hele jaar legt beperkingen op aan het te voeren be- heer. Niets doen lijkt de aangewezen oplossing en is ook daadwerkelijk ken- merkend voor de vliegplaatsen in het Weerterbos en de Groote Peel. Toch ver- schillen beide situaties wezenlijk van el- kaar. In het Weerterbos is het Spiegel- dikkopje in hoge mate afhaakeiijk van Het biotoop van het Spiegeldikkopje in de blijken de eieren zich onder deze om- de continue aanwezigheid van kapvlak- Groote Peet. standigheden goed te ontwikkelen. Ver- ten en dus van menselijk ingrijpen. IQ Habitat of the Large in moedelijk moet de verklaring voor de de Groote Peel daarentegen verloopt de 'de Groote Peel' (Foto Vakgroep Natuur- beheer). binding aan natte terreinen gezocht wor- successie zo langzaam dat het Spiegel- den bij de ontwikkeling van de rups. dikkopje bij niets doen al decemia lang Onder te droge omstandigheden zou een geschikt biotoop vindt. In beide ge- scoop geeft aan op welke uren van de zich een synchronisatieprobleem kunnen bieden zijn de omstandigheden de laat- dag, uitgesplitst naar de maanden van voordoen, waarbij de beschikbaarheid ste tijd echter nogal veranderd. het jaar, de zon op een bepaalde plek van de groene delen van de waardplant Het Weerterbos wordt omge- kan schijnen. Hierbij werd uitgegaan niet in overeenstemming is met de be- vormd tot een meer natuurlijk bos. Dit van de zomerse, bebladerde toestand hoeften van de rups. Zo hebben de nip- heeft tot gevolg dat het aantal kapvlak- van de omringende vegetatie. Geduren- sen in de nazomer en herfst zo'n 90 eet- ten in ruimte en tijd steeds verder terug- de het winterhalijaar zijn de rupsen niet dagen en in de voorzomer circa 30 eetda- loopt. Voor behoud van het Spiegeldik- actief en is het stralingsklimaat van min- gen nodig. Nu lijkt Pijpestrootje onder der belang. droge omstandigheden al vroeg in de De rupsen blijken op de meest herfst in winterrust te gaan, waardoor uiteenlopende plaatsen voor te komen. het benodigde aantal eetdagen wel eens Behalve in de volle zon zijn ze ook aan- in het gedrang zou kunnen raken. Ook wezig op plekken waar de zon alleen in de kwaliteit van de waardplant zou van de voor- of namiddag schijnt. Zelfs op invloed kunnen zijn. Het verdient in elk zo goed als zonloze plaatsen ontbreken geval aanbeveling de overleving van de ze niet. In het laatste geval betreft het rups onder droge omstandigheden eens gedunde bossen, bosranden en paden terdege na te gaan. Hennegras is i.t.t. waar veel verstrooid licht aanwezig is. Pijpestrootje gebonden aan milieus met Dat de vlinders schaduw zoveel een (periodieke) hoge waterstand. Het mogelijk vermijden, heeft kennelijk wei- probleem van het wel of niet kiezen voor nig invloed. De zonneschijn op een ovi- natte plaatsen doet zich bij deze waard- positieplek kan immers van zeer korte plant dan ook niet voor. duur zijn. Beheer Discussie Het beheer dient zich in de eerste plaats In Nederland en ook in de rest van te richten op behoud en versterking van West-Europa is het voorkomen van het de huidige populaties. Het grondwater- Spiegeldikkopje beperkt tot natte gebie- peil lijkt hierbij de belangrijkste factor. den (Leestmans, 1974; Tax, 1989). Het Uit het voorgaande mag de binding van grondwaterpeil op deze diegplaatsen het Spiegeldikkopje aan natte plaatsen komt in elk geval 's winters tot in of bo- dan niet duidelijk zijn geworden, toch ven het maaiveld. In de Groote Peel laten de vliegplaatsen allemaal hetzeifde komt dit echter niet tot uitdrukking in beeld zien: het grondwaterpeil komt pe- de keuze van de ovipositieplaatsen. De riodiek tot in of boven het maaiveld te eieren worden hier ook in de heide- staan. Op grond van dit feit is het raad- achtige Pijpestrootje-vegetaties afgezet. zaam de huidige hydrologische situatie Het grondwater komt bij deze vegetaties van de vliegplaatsen te handhaven of, in de winter niet boven maaiveld en zakt indien mogelijk, de oorspronkelijke si- 's zomers meer dan 0,5 m weg. Toch tuatie te herstelien. Grotere schomme- kopje in dit gebied zijn er twee oplossin- Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en gen. Het meest voor de hand ligt het op- Visserij, 1989. Beschermingsplan Dagvlin- Relaties tussen nieuw invoeren van een hakhoutbeheer ders. Ministerie van Landbouw, Natuurbe- voor een deel (of delen) van het Weer- heer en Visserij, Directie Natuur, Milieu en terbos. Door in zo'n terreintje dat niet Faunabeheer, Den Haag. & Rijsewijk, B. van, 1990. De lotgevallen van Gerda van Dijk groter hoeft te zijn dan 3 à 4 hectaren, een Spiegeldikkopje. Vlinders >(l): 15-17. Gerard Blom kleinschalig opeenvolgend te kappen Tax, M.H., 1989. Atlas van de Nederlandse valt het voortbestaan van de soort te ver- dagvlinders. Vlinderstichting, Wageningen zekeren. Een andere oplossing is het als en Vereniging tot Behoud van Natuurmonu- ruigte gaan beheren van de nu aanwezi- menten, 's-Graveland. Eutrofiëring, dat wil zeggen een ge graslanden. Ook hier dient het be- Weidemann, H.J., 1988. Tagfaiter. Band 2. toename in aanbod van nutriën- heer gefaseerd te zijn: wordt een perceel Verlag J. Neumann-Neudamm. Melsungen, ten, vormt één van de belangrijk- in één jaar in zijn geheel gemaaid, dan West-Duitsland. ste bedreigingen van de Neder- zijn er voor het Spiegeldikkopje geen le- landse oppervlaktewateren. Als vensmogelijkheden. Het maaibeheer Summary gevolg van eutrofiëring is het Ve- kan het beste in de herfst plaatsvinden. Heteropterus morpheus, habitat and man- Het enkele dagen laten liggen van het luwemeer de laatste decennia ver- agement anderd in een troebel water. Het maaisel biedt de rupsen dan nog de mo- The Large chequered skipper (Heteroptems gelijkheid een goed heenkomen te vin- morpheus) is a rare species in The Ne- lichtklimaat onder water vormt den. Het maaisel dient wel afgevoerd te therlands. This skipper of moist habitats een beperkende factor voor een worden. finds suitable environments in relicts of peat- optimale ontwikkeling van water- In de Groote Peel zijn botanische moors, clearings or rough meadows in damp planten. In dit artikel wordt na- waarden de laatste jaren een belangrijke woodlands and on moist heathland. At these der ingegaan op de onderlinge re- rol gaan spelen bij het beheer. Berken- places the host plants Purple moor-grass (Molinia caemka) andlor Purple small-reed laties tussen het lichtklimaat en opslag wordt stelselmatig verwijderd en het voorkomen van een onderge- d.m.v. begrazing wordt gestreefd naar (Calamagrostiscanescens) occurr abundantly. A 'woodland population' and a 'peat-moor doken vegetatie in het Veluwe- kruidenrijkere vegetaties. Deze begra- population' were studied in the province of meer. zing vindt vooral plaats door het inraste- Limburg in 1989. ren van schapen. De begrazingsdruk is Observations of the behaviour of the species Bij eutrofiëring profiteren doorgaans zo- daarbij zo hoog dat het Pijpestrootje tot showed that females spent most of their time wel de zwevende (fytoplankton) als de op de pollen wordt afgevreten. Boven- foraging on a large variety of flowers. Males sessiele algen (epifyten) van het toegeno- dien worden in de winter terreinen die were mostly searching for females (fig. 2). men voedselaanbod. Het water vertroe- 's zomers begraasd zullen worden soms Dispersal capacities were underestimated. belt en de waterplanten raken bedekt afgebrand. Voor het Spiegeldikkopje is Clearings are colonized within a year after met aangroeisel, perifyton genoemd, be- dit beheer desastreus. Door de uitge- cutting. In the woodland Calamagrostir was staande uit epifytische algen, schim- strektheid van de Groote Peel is het the main host, in the peat-moor Molinia. For mels, bacteriën, slib- en kleideeltjes enz. the selection of oviposition sites the age and voorkomen van het Spiegeldikkopje hier the attainability of the leaf of the host plant Het lichtklimaat voor de ondergedoken evenwel niet bedreigd. De nu voor seem to be decisive. In the peat-moor relict waterplanten verslechtert en op den Noordwest-Europa toch wel uitzonder- the distribution of the larvae was not cor- duur kan de ondergedoken vegetatie lijk grote populatie zal bij deze vorm van related with several vegetations of habitats zelfs volledig verdwijnen. Met het ver- beheer echter aan grootte inboeten. Een with different moisture degree (table 3). dwijnen van de waterplanten verdwijnen extensievere begrazing waarbij branden To safeguard the populations of H. mor- vele andere organismen die van de wa- achterwege blijft is dan ook wenselijk. pheus we suggest very extensive grazing with terplanten afhankelijk zijn voor hun cattle in peat-moor relicts and moist voedsel, habitat, paaiplaats enz. Dit Literatuur heathland. To maintain the more en- geldt zowel voor organismen in het wa- Geraedts, W.H.J.M., 1986. Voorlopige Atlas dangered populations in woodlands the rein- ter (bv. snoek en slakken) als voor orga- troduction of coppicing as management van de Nederlandse Dagvlinders (Rhopaloce- nismen daarbuiten (bv. foeragerende vo- ra). Vlinderstichting, Wageningen. should be considered. If this management Haan, J.H.H. de, 1972. Het Weerterbos. cannot be realized some of the populations gels). Voor het Veluwemeer zijn de ef- Natuurhistorisch Maandblad 61: 37-42. might survive by partly mowing of the pre- fecten van eutrofiëring voor het lichtkli- Higgins, L.G. & N.D. Riley, 1983. A field sent meadows on a rotation of 2-4 years. maat van de waterplanten en het al dan guide to the of Britain and Euro- niet voorkomen van een ondergedoken pe. Collins, London. vegetatie onderzocht. Joosten, J.H.J. & T.W.M. Bakker, 1987. De Dankwoord Het Veluwemeer (ca 3240 ha, ge- Groote Peel in verleden, heden en toekomst. Met dank aan I. Wynhoff en C. van Swaay middeld 1,20 m diep) is eind jaren '50 Rapport 88-4. Staatsbosbeheer, Utrecht. voor het kritisch doorlezen van het manu- ontstaan met de aanleg van de polder Leestmans, R., 1974. Biografie van Hetero- script. Oostelijk Flevoland (fig. 1). In de eerste ptems morpheus Pallas (, Hespe- jaren na aanleg werd het Veluwemeer riidae). Phegea 41): 1-6. I.P. Raernakers & J.G. van der Made Made, J.G. van der & T. Pavlicek, 1985. Landbouwuniversiteit gekarakteriseerd door een heldere water- Kweekgegevens Heteroptems morpheus. In- Vakgroep Natuurbeheer laag en een dichte waterplantenvegetatie tern Rapport Vakgroep Natuurbeheer, LU Postbus 8080 bestaande uit o.a. verschillende soorten Wageningen. 6700 DD Wageningen kranswieren (Chara sp. ), fonteinkruiden