NATUURHISTORISCH MAANDBLAD S-7 1997 187

HET SPIEGELDIKKOPJE IN MIDDEN-LIMBURG

Ivo Raemakers, Thorbeckestraat 298. 6702 CC Wageningen.

De Nederlandse verspreiding van het zeldzame Spiegeldikkopje (Heteropterus morpheus Pallas 1771) heeft haar zv^^aartepunt in v\^estelijk Midden-Limburg. Hier vliegt het Spiegeldikkopje in een beperkt aantal natuurreservaten. Alle reden dus om de ecologie en de recente populatie-ontwikkelingen van deze soort nader aan de orde te stellen.

AREAAL EN STATUS genarchief van de Vlinderstichting bevat toch enkele waarnemingen uit deze periode uit

Het Spiegeldikkopje (figuur I) heeft een groot Zuidoost-Brabant en inmiddels ook uit aan• areaal. Het beslaat de gehele gematigde ve• grenzend Limburg. De eerste Limburgse getatiezone van Eurazië, van West-Europa waarneming dateert uit 1959 bij Neder• FtCUUR I. Spiege/djkkop-vrouwtje op Broom. tot het Amoergebied en Korea. Het Europe• weert. De volgende Limburgse waarnemin• se areaal is sterk verbrokkeld en in West- gen, nu van een duidelijke populatie, komen

Europa is het aantal populaties klein (PICARD, midden jaren zeventig uit de Krang bij Weert. dingstoffen. De aanwezigheid van Hennegras

1949; BINK, 1992). Het Spiegeldikkopje staat Pas ten tijde van het Landelijk Dagvlinderpro- (Calamagrostis cariescens) of Pijpestrootje op de Rode lijsten van België en voormalig jekt begin jaren tachtig wordt duidelijk dat de (Molin'ta caerulea) is een absolute voorwaar•

West-Duitsland als bedreigd te boek (WYN• hoofdverspreiding van het Spiegeldikkopje in de. Deze grassen zijn de belangrijkste voed•

HOFF & VAN SWAAY, 1995). westelijk Midden-Limburg ligt (TAX, 1989). selplanten van de rups. In Nederland vindt

Dit vlieggebied sluit aan op het (eveneens het Spiegeldikkopje geschikte habitats in

kleine) Belgische verspreidingsgebied. Het beekbegeleidende broekbossen zoals het VOORKOMEN IN voorkomen bij Apeldoorn is momenteel be• Weerterbos en de Krang, overgangsgebie• NEDERLAND perkt tot één natuurreservaat. Van Zutphen den van beekdalen naar heide zoals het Goor zijn geen recente waarnemingen bekend. In bij Soerendonk en de Empesche en Tonden- de Rode Lijst van Dagvlinders van Nederland In Nederland is het Spiegeldikkopje sinds sche heide bij Apeldoorn en hoogveenres• behoort het Spiegeldikkopje tot de kwetsba• 1838 bekend uit de omgeving van Apeldoorn tanten zoals de Groote Peel en de Zoom bij ren (2c) binnen de categorie bedreigde soor• en Zutphen (LEMPKE, 1936). Ondanks deze Nederweert. vroege signalering ontsnapte de soort hier• ten (VAN OMMERING et al.. 1995). na regelmatig aan de aandacht. Na 1855 wordt het Spiegeldikkopje bijna een eeuw DE VLINDER lang niet gemeld. Pas in 1949 wordt de soort HABITAT weer gesignaleerd, nu in Maarheeze (VER• De vliegtijd van het Spiegeldikkopje loopt van HAAK, 1950). Een jaar later wordt het Spie• Het Spiegeldikkopje is een bewoner van zon• midden juni tot begin augustus (figuur 2). De geldikkopje opnieuw waargenomen op de beschenen natte ruigten en overgangsvege• mannetjes verschijnen gemiddeld iets eerder oude vindplaatsen (LEMS, 1951). Vervolgens taties onder matig voedselrijke of voedselar• dan de vrouwtjes. Uit gedragsonderzoek blijft het vanuit Zuidoost-Nederland lange me omstandigheden. Meestal is de water• blijkt dat de dagelijkse tijdsbesteding van tijd stil. In 1978 schrijft Bink; "Over de actu• stand wisselend waarbij het peil in het win• mannetjes en vrouwtjes duidelijk van elkaar ele toestand van de Brabantse populaties zijn terhalfjaartot in of boven het maaiveld komt. verschilt (figuur 3; RAEMAKERS & VAN DER geen gegevens". Achteraf blijkt deze consta• Verder wordt het habitat vrijwel altijd geka• MADE, 1991). Voor beide geslachten begint tering niet helemaal terecht. Het waarnemin• rakteriseerd door enige verrijking met voe- de dag bij droog, niet te koud weer en onge•

acht de mate van bewolking met zonnen. De

vlinders zitten hierbij met geopende vleugels

M M richting zon. De mannetjes beginnen vervol• gens als eerste te vliegen. Naast zonnen/rus- vlinder ei rups overwintering pop FICUUR 2. De levenscyclus van het Spiegeldikkopje. 188 6-7 1997 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

ten is dit hun belangrijkste bezigheid. De bouwt vervolgens aan de top van een blad een meeste vlieg-aktiviteit is op te vatten als pa• kokertje. Dit kokertje wordt gevormd door trouilleergedrag waarbij gezocht wordt naar het samenspinnen van de randen van het een paringsbereid vrouwtje. Ditgedrag is niet grasblad. De rups eet 's nachts van hetzelfde sterk ontwikkeld. Het is herkenbaar als een blad waarop het kokertje zich bevindt. Over• herhaald op en neer vliegen op bospaden en dag houdt de rups zich in het kokertje schuil. langs beken en als ongericht rondvliegen over Valt er niets meer te eten dan wordt een een groot oppervlak in open gebieden. Meer nieuw kokertje gebouwd op een ander blad. karakteristiek voor dit gedrag is het direkt De sterfte in het jonge rupsstadium is waar• achtervolgen van vrijwel elke langsvliegende schijnlijk hoog. In het onderzoek van RAEMA• vlinder en veel andere insekten. Vrouwtjes KERS & VAN DER MADE (1991), met overigens een beperkt aantal rupsen, bleek ruim 50% besteden relatief veel tijd aan het drinken van binnen enkele weken na het uitkomen ver• nectar. Dit is waarschijnlijk van belang voor dwenen. Eind oktober bouwt de rups een de ontwikkeling van de eieren. Bij het uitzoe• overwinteringskoker. Deze is gemaakt van ken van nectarplanten zijn zowel de vrouw• FIGUUR 4. Rups op Hennegras. tVeerterbos. meerdere bladen en met een veel steviger en S mei /997. tjes als de mannetjes weinig kieskeurig. Af• dichter spinsel dat alleen de bovenzijde van hankelijk van de vliegplaats zijn Braam (Rubus de koker open laat. De overwinteringsplek sp.), Wilgeroosje {Chamerion angustifolium). vliegplaatsen bestaat namelijk uit kapvlakten bevindt zich in het bovenste deel van de plant. Kale jonker {Cirsium palustre) en Dopheide van populierenbossen. Na verloop van tijd Dit is van belang omdat de standplaats 's win• {Erica tetralix) de meest bezochte planten. worden deze kapvlakten ingeplant, waarna ters meestal onder water komt te staan. Na Laat in de middag, voor ze wegkruipen om te het Spiegeldikkopje weer verdwijnt. Behalve de winter worden de rupsen pas vrij laat weer overnachten, zonnen veel vlinders weer. op kapvlakten is de soort ook aangetroffen aktlef Zo werd in het Weerterbos op 5 mei op bospaden, langs waterlossingen en in 1997 behalve een drietal aktieve rupsen (fi• moerassige laagten (figuur 6 en 7). De mees• guur ook nog een rups in een overwinte- 4), te vliegplaatsen en nieuwe biotopen zijn door HET LEGGEN VAN ringskoker aangetroffen. Uit kweekgegevens meer of minder brede stroken bos van elkaar EIEREN van VAN DER MADE & PAVLICEK (1985) blijkt gescheiden. Meestal is het Spiegeldikkopje dat de rupsen na de overwintering zonder echter in staat nieuwe kapvlakten binnen één Voor het leggen van eieren zoeken vrouw• koker op de waardplant leven. De bovenge• jaar te koloniseren. Daarnaast bleek door tjes duidelijk naar geschikte plekken. Ze vlie• noemde, aktieve rupsen uit het Weerterbos middel van het merken van vlinders uitwis• gen op minder dan 0,5m hoogte over de zaten echter allen in kokertjes. Zoals figuur 4 seling te bestaan tussen de verschillende waardplanten en landen daar af en toe op. laat zien, is het kokertje echter niet meer ge• vliegplaatsen (RAEMAKERS & VAN DER MADE, Alleen bij jonge, niet geheel volgroeide bla• sloten. Voor de winter is dat altijd wel het 1991). Het Spiegeldikkopje vliegt in het deren lopen de vrouwtjes achteruit het blad geval. Waarschijnlijk zijn de rupsen na over• Weerterbos in lage aantallen. Bij een bezoek omlaag om op de bovenzijde van het blad één wintering al snel te groot om nog in een ko• aan meerdere vliegplaatsen is het zien van ei te leggen. Zelden worden twee of drie ei• kertje te passen. De verpopping vindt plaats circa 20 exemplaren een goede score. De eren tegelijkertijd gelegd. De bladbreedte, in de tweede helft van juni en begin juli. Na belangrijkste waardplant is Hennegras. Daar- van belang voor door de rupsen te bouwen IO a 20 dagen komen de poppen uit. naastzijn enkele rupsen op Rietgras {Phalaris schuilkokers, heeft geen invloed op de keuze arundinacea) aangetroffen. Ondanks gericht van de eilegplaats. De sterfte in het eistadium zoeken zijn ze niet gevonden op Riet {Phrag• is gering (RAEMAKERS & VAN DER MADE, 199 I). mites australis), hoewel de verwante soorten HET WEERTERBOS Groot dikkopje {Ochlodes venatus) en Bont

dikkopje {Carterocephalus palaemon) hier wel De aanwezigheid van het Spiegeldikkopje in DE RUPS sporadisch op voorkomen. Echt opmerkelijk het Weerterbos is sinds 1985 in detail ge• is het ontbreken op Pijpestrootje in ogen- De rups kruipt na circa 15 dagen uit het ei. volgd. De soort leidt hier een nogal zwervend schijnlijkgeschikte biotopen waar Hennegras Eerst eet deze een deel van de eischaal en bestaan (figuur 5). Een belangrijk deel van de niet voorkomt. Het Bont dikkopje dat het

Spiegeldikkopje in het Weerterbos steevast

begeleidt komt op dergelijke plekken wel zonnen/rusten 40% voor. Klassifikatie van de voortplantingsbio-

topen volgens het plantensociologische sys•

teem van SCHAMINÉE et al. (1995, 1996) leidt

duidelijk tot twee groepen. Enerzijds zijn dit

ruigten van de Moerasspiraea-klasse (Filipen-

duletea), veelal met overgangen naar het

Dotterbloem-verbond (Calthion palustris).

patroui/eren Deze vegetaties worden gekarakteriseerd 50% vrouwtjes mannetjes door forse soorten als Kale jonker, Konin-

F/GUUR 3. Dagelijkse tijdsbesteding. NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 6-7 1997 189

ginnekruid (Eupatorium cannabinum), Moe• re laagte ligt onder een hoogspanningsleiding rasandoorn (Stachys palustris). Gewone en• waar in opdracht van de elektriciteitsmaat• gelwortel (Angelica sylvestris). Gewone we• schappij periodiek struiken en bomen wor• derik (Lysimachia vulgaris) en een groot aan• den afgezet en langs de waterlossing voert deel Hennegras en zijn voornamelijk aan te het waterschap Peel en Maasvallei een aan• treffen op kapvlakten en langs paden en wa• gepast maaibeheer. De na 1985 gekoloni• terlossingen. Anderzijds betreft het de seerde, aktuele vliegplaatsen zijn een popu- Rompgemeenschap van Hennegras-[Ver- lierenkapvlakle en twee niet gekapte popu- bond van Zwarte zegge] (RG Calamagrostis lierenbossen. Op de kapvlakte houdt het canescens-[Cancion nigrae]) en fragmentaire Spiegeldikkopje al sinds 1988 stand omdat vormen van de Associatie van Moerasstruis• het Limburgs Landschap, rekening houdend gras en Zompzegge (Carici curtae-Agrostie- met o.a. deze vlinder, haar slechts zeer ijl tum caninae) uit de Klasse der kleine zeggen beplant heeft met wilgen. De populierenbos- (Parvocaricetea) met overgangen naar het sen bieden waarschijnlijk door extra lichtin• Verbond van Stijve zegge uit val de juiste omstandigheden. In het ene ge• (Caricion elatae) FIGUUR 6. Laagte in het Weerterbos in de Rietklasse (Phragmitetea). Deze vegetaties val zijn de bomen meer dan kaprijp, met veel mei. De rupsen leven op de worden gekarakteriseerd door soorten als uitval door storm en ziekte. Juist op deze Hennegras-eilandjes. Zompzegge (Carex curta), Snavelzegge (Carex open plekken vindt voortplanting plaats. In rostrata), Melkeppe (Peucedanum palustre), het andere geval betreft het een bos met aan sen vrijwel homogeen verdeeld over een Moerasstruisgras (Agrostis canina). Schild- de zuidwest-zijde een weiland. Ook hier is oppervlak van enkele vierkante kilometers ereprijs (Veronica scutellata), Moeraswalstro duidelijk sprake van extra lichtinval. aanwezig. Dit werd duidelijk bij het contro• (Galium palustris), Draadzegge (Carex laslocar- leren van 100 willekeurig in Pijpestrootje-ve- pa),Veenp\u\s ( angustifolium),St.\\- getaties gesitueerde proefvlakken van elk ve zegge (Carex elata) en ijl Riet. Deze vege• DE GROOTE PEEL vier vierkante meter groot (RAEMAKERS & taties komen voor in verlande of ontwater• VAN DER MADE, 1991). In meer dan 50% van de laagten en soms op de natste gedeelten Ook in de Groote Peel is het voorkomen van de onbegraasde proefvlakken (n=82) werd van kapvlakten. het Spiegeldikkopje sinds 1985 gevolgd, zij minstens één rups van het Spiegeldikkopje

Slechts op drie plekken in het Weerterbos is het minder intensief dan in het Weerterbos. gevonden. Bij dit onderzoek werd gebruik het Spiegeldikkopje de gehele periode waar• De situatie is hier ook minder interessant. gemaakt van de vegetatietypologie van JOOS- genomen. Dit zijn twee ontwaterde laagten Van de tuin van het bezoekerscentrum tot in TEN & BAKKER (1987) waarbij de Pijpestroo- met vegetaties uit de Klasse der Kleine Zeg• de Astensche Peel, overal is de soort hier te tje-vegetaties op basis van structuur en gen en een waterlossing met langs de randen zien. Pijpestrootje is in de Groote Peel de soortsamenstelling in een aantal typen wor• vegetaties uit de Moerasspiraea-klasse. Alle belangrijkste waardplant. Daar echter waar den verdeeld. Tussen deze typen blijkt geen drie de plekken zijn geschikt gebleven door Hennegras voorkomt, zoals rond de kok• significant verschil te bestaan in het voorko• menselijk ingrijpen. De ene laagte is ontdaan meeuwenvennen en langs de randen van de men van rupsen. Plantensociologisch zijn al van een deel van het oprukkende wilgenstru• Groote Peel, wordt ook dit gras als waard• deze typen overigens tot de Rompgemeen• weel door het Limburgs Landschap, de ande- plant gebruikt. Netals de vlinders zijn de rup- schap van Pijpestrootje-[Klasse der hoog• veenbuiten en natte heiden] (RG coe- FIGUUR 5. rulea-[Oxycocco-Sphagnetea]) te rekenen. Vliegplaatsen in het Begrazing blijkt in tegenstelling tot de vege• Weerterbos sinds 1985. tatie-typen wel van grote invloed te zijn. In Verklaring cijfers: begraasde proefvlakken (n=l8) werd geen 1 = Aktueel (gehele enkele rups aangetroffen. Ook in latere jaren periode), moerassige laagte. zijn in begraasde terreingedeelten nooit rup• 2 = Voormalig, sen gevonden. Omdat er momenteel wat moerassige laagte. meer begrazing plaats vindt, is de stand in de 3 = Aktueel, Groote Peel waarschijnlijk iets terug gelo• populierenkapvlakte. 4 - Voormalig, pen. Desondanks is het Spiegeldikkopje nog populierenkapvlakte. altijd de meest talrijke dagvlinder in de 5 = Aktueel (gehele Groote Peel. Tijdens een bezoek ten behoe• periode), overige kapvlakte / moerassige ve van de Limburgse dagvlinderatlas op 22 juli laagte. 1996 werden alleen al aan Limburgse zijde 6 = Voormalig, overige 217exemplaren geteld. Hierbij moet worden kapvlakte. 7 = Aktueel (gehele opgemerkt dat bloeiende planten vrijwel periode), waterlossing. ontbreken in de Pijpestrootje-vegetaties zo• 8 = Voormalig, dat met name de vrouwtjes de wat voedsel• waterlossing. 9 = Aktueel, rijkere paden en randen van de Peel opzoe• populierenbos. ken voor nectar. 10 = Voormalig, pad. 190 S-7 1997 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

komen er planten voor als Moerashertshooi behaviour of the Large chequered {Hypericum elodes). Veelstengelige waterbies are described, and the population develop• {Eleocharis multicaulis), Duizendknoopfon• ment since 1985 is discussed in detail for teinkruid {Potamogeton polygonifolius). Wa• two localities. At one locality, a damp terviolier {Hottonio palustris) en Kleinste woodland, the survival of the species is egelskop {Sparganium natans) en dieren als highly dependent on human activities, espe• Blauwborst {Luscinia svecica). Bont dikkopje. cially the felling of trees, with the species Grote weerschijnvlinder {Apatura iris) en Al• moving from clearing to clearing. The situ• penwatersalamander {Triturus alpestris). Mo• ation at the other locality, a raised bog rel• menteel wordt een aantal van deze laagten ict, is much more stable. Although grazing opgeschoond en zijn tevens maatregelen ge• and burning is not allowed, and emerging nomen ten behoeve van de waterhuishou• forest growth might reduce the suitability ding. Met name voor de fauna is het van groot of this habitat, the management objective belang dat het opschonen gefaseerd wordt of most raised bog relicts is to regenerate FIGUUR 7. Dezelfde laagte in het uitgevoerd. Wanneer het verwijderen van boggrowth or at least to retain the charac• Weerterbos in juli. het wilgenstruweel in het huidige tempo teristic bog features. This means that the wordt doorgezet kunnen met name de vele prospects for the Large TOEKOMST aan wilgen gebonden soorten wel eens in de in this area are favourable, and there is even problemen komen. Voor het Spiegeldikkop• room for some expansion. Omdat het Spiegeldikkopje pas zo'n 20 jaar je zijn de ingrepen tot dusverre echter gun• wordt waargenomen In Limburg, is het moei• stig. lijk een trend vast te stellen. Recent is in Zuid• In de Groote Peel ziet de toekomst er, al• LITERATUUR oost-Brabant een achteruitgang geconsta• thans voor het Spiegeldikkopje, uitermate teerd bij vergelijking tussen de perioden rooskleurig uit Onvoorziene branden en in BiNK. F.A.. 1978. Beheersadvies voor het spiegeldil