Bestemmingsplan “Rottekade 8”

31 maart 2011 vastgesteld

Gemeente

Bestemmingsplan “Rottekade 8”

vastgesteld

INHOUD:

- TOELICHTING - PLANREGELS - VERBEELDING

Identificatiecode: NL.IMRO.1621.BP0090-VAST Werknummer: 123.310.00 Datum: 31 maart 2011

KuiperCompagnons Gemeente Lansingerland Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Afdeling Strategische Ontwikkeling Architectuur, Landschap B.V.

TOELICHTING

Inhoudsopgave van de toelichting

1 INLEIDING 1 1.1 Bedoeling van het plan 1 1.2 Bij het plan behorende stukken 1 1.3 Ligging en begrenzing plangebied 1 1.4 Geldende ruimtelijke planregelingen 1 1.5 Planvorm 2 1.6 Leeswijzer 2

2 INVENTARISATIE EN ANALYSE 3 2.1 Historische context 3 2.2 Ruimtelijke karakteristiek 3 2.3 Functionele karakteristiek 4 2.4 Cultuurhistorische waarden 5 2.4.1 Archeologische waarden 5 2.4.2 Bebouwing met cultuurhistorische waarden 6 2.5 Landschap en natuur 7 2.5.1 Soortenbescherming 7 2.5.2 Gebiedsbescherming 9 2.6 Ondergrondse infrastructuur 10 2.7 Verkeersaspecten 10 2.8 Milieuaspecten 13 2.8.1 Akoestische aspecten 13 2.8.2 Bodem 14 2.8.3 Luchtkwaliteit 17 2.8.4 Externe veiligheid 18 2.8.5 Milieuhinder bedrijven 21 2.9 Waterhuishoudkundige aspecten 21 2.10 Overige belemmeringen 28

3 BELEIDSKADER 29 3.1 Rijksbeleid 29 3.2 Provinciaal beleid 31 3.3 Gemeentelijk beleid 34 3.5 Conclusies 36

4 PLANBESCHRIJVING 37 4.1 Algemeen 37 4.2 Ruimtelijke aspecten 37 4.3 Functionele aspecten 38 4.4 Inrichtingsaspecten 38 4.4.1 Verkeersaspecten 38 4.4.2 Openbare ruimte 38 4.4.3 Groen en water 38

4.4.4 Duurzaamheid 39 4.4.5 Beeldkwaliteit 39 4.5 Cultuurhistorische waarden 39 4.6 Landschap en natuur 39 4.7 Ondergrondse infrastructuur 39 4.8 Milieuaspecten 39 4.8.1 Akoestische aspecten 39 4.8.2 Bodem 39 4.8.3 Luchtkwaliteit 40 4.8.4 Externe Veiligheid 40 4.9 Waterhuishoudkundige aspecten 40

5 TOELICHTING OP DE PLANREGELS 41 5.1 Indeling en opzet van het bestemmingsplan 41 5.2 Geometrische plaatsbepaling 41 5.3 Planregels 41 5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 41 5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 41 5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels 42 5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 43

6 UITVOERBAARHEID 45 6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 45 6.2 Economische uitvoerbaarheid 45 6.3 Handhavingaspecten 45

7 INSPRAAK EN OVERLEG 47 7.1 Inspraak 47 7.2 Overleg 47 7.3 Vervolgprocedure 49

Bijlage

Overlegreacties Notitie: “Quickscan natuurtoets” (30 november 2009) Rapport: “Flora- en faunatoets Rottekade 6 en 8 te Bergschenhoek” (mei 2010) Rapport: “Bestemmingsplan “Rottekade 8”; milieuonderzoek” (18 juni 2010) Notitie: “Risicoberekening gastransportleiding W-521-01-KR-014 t/m 020” (4 mei 2010)

ligging plangebied aan de Rotte

bestaande situatie Rottekade 8 1

1 INLEIDING

1.1 Bedoeling van het plan

Momenteel zijn op de percelen Rottekade 7 en 8 in Bergschenhoek twee-onder-één-kap wonin- gen aanwezig. De woning met huisnummer 8 zal worden gesloopt en vervangen door een nieuwe vrijstaande woning waarbij de zogenoemde cradle-to-cradle prinicipes zijn toegepast (ook wel energieneutrale of duurzame woning). De woning met huisnummer 7 zal worden ge- handhaafd als losse helft van een voormalige twee-onder-één-kap woning.

Ingevolge het vigerende bestemmingsplan “Het Lage en Hoge Bergse Bos” is het niet mogelijk om de hiervoor genoemde ontwikkelingen te realiseren. Het voorliggende bestemmingsplan “Rottekade 8” biedt het noodzakelijke juridisch-planologische kader voor de realisatie van de nieuwe vrijstaande woning.

1.2 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan “Rottekade 8” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemmingen zijn geometrisch bepaald1 door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmin- gen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat verge- zeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in Bergschenhoek en omvat het perceel Rottekade 8. Globaal wordt het plangebied begrensd door het recreatiegebied “Het Hoge Bergse Bos” in het noorden, zuiden en westen en door de Rotte in het oosten. Zie ook de afbeeldingen op de pagina hiernaast.

1.4 Geldende ruimtelijke planregelingen

Het nieuwe bestemmingsplan “Rottekade 8” vervangt het vigerende bestemmingsplan “Lage en Hoge Bergse Bos” van de gemeente Lansingerland voor wat betreft het perceel aan de Rotte- kade 8. Het vigerende bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld in mei 1974. Bij besluit van 8 oktober 1975 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland het bestemmings- plan goedgekeurd.

Binnen de vigerende regeling is de bouw van vrijstaande woningen slechts mogelijk binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De nieuw te bouwen woning past niet binnen de vigerende regeling; het bouwvlak dient anders te worden gesitueerd op het erf.

1 Geografische coördinaten volgens het Rijksdriehoekstelsel bepalen de ligging van een bestemming. Met gebruikma- king van de coördinaten kan exact de plaats van een object in een gebied worden bepaald.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 2

1.5 Planvorm

De nieuwe bestemmingsregeling is, mede gezien de ligging van het perceel in het buitengebied, redelijk gedetailleerd van aard en gaat uit van een bouwvlak waarbinnen de hoofdbebouwing moet worden gebouwd. De hoofdbebouwing is voorzien van een maatvoering.

De vigerende erfbebouwingsregeling is enigszins gedateerd. In het voorliggende bestemmings- plan is voor wat betreft de erfbebouwingsregeling aansluiting gezocht bij de actuele behoefte aan uitbreidingsmogelijkheden en de gemeentelijke standaardregeling waarbij, mede uit oog- punt van ruimtelijke kwaliteit, een onderscheid is gemaakt naar tuinen (de voor- en zijerven van het perceel) en (achter)erven. Voor deze gronden gelden afwijkende bouwregels.

Tot slot zijn de eisen die de waterbeheerder (het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard) stelt aan bouwen in een primaire waterkering, zoals de Rottekade, gewaar- borgd in de juridische regeling.

1.6 Leeswijzer

De toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. - Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in het gebied. - Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het relevante vigerende beleidskader. - Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van het plangebied. - Hoofdstuk 5 verschaft een toelichting op de juridische methodiek van het plan, de geometrische plaatsbepaling en de regels. - Hoofdstuk 6 gaat nader in op de uitvoerbaarheid van het plan. - Hoofdstuk 7 behandelt tenslotte het inspraak- en overlegtraject, alsmede de formele bestemmingsplanprocedure.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 3

2 INVENTARISATIE EN ANALYSE

2.1 Historische context

Bergschenhoek kent als droogmakerij een ondergrond bestaande uit wadplaat- en kwelderaf- zettingen en is ontstaan in de periode waarin de zee een grote rol speelde in het gebied. Door de zeespiegelstijging en vele overstromingen in het gebied zijn tot ver in het huidige binnenland zee-afzettingen te vinden. Waar nu Bergschenhoek ligt, was in de Late Prehistorie de grens tussen zeekleigebied en veengebied. Hoewel in het gehele duinengebied ten westen van Berg- schenhoek bijna onafgebroken bewoning plaats vond, is ter plaatse van Bergschenhoek pas sprake van occupatie vanaf de Late Middeleeuwen (vanaf 1000 na Christus); het veengebied werd na het kleigebied ontgonnen ten behoeve van de akkerbouw.

fragment historische kaart (1900)

De bebouwingsstructuur langs de Rottekade is kenmerkend voor die van een polderlint. De oorspronkelijke bebouwing in het gebied bestond uit boerderijen welke gesitueerd waren op de koppen van de kavels. In de loop van de tijd is er echter veel bebouwing op de open plaatsen in de linten tussengevoegd.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

Het plangebied is gelegen aan de Rottekade dat één geheel vormt met de oorspronkelijke veenstroom van de Rotte. Het oude lint met boerderijen op de koppen van de kavels is in de loop van de jaren steeds dichter bebouwd met woningen. Richting de stad Rotterdam neemt de bebouwingsdichtheid van het lint verder toe.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 4

De hogere ligging van de Rottekade ten opzichte van het achtergelegen gebied biedt, tussen de bebouwing door, vergezichten over de laaggelegen omliggende polders. Ook tussen de bebou- wing aan de Rottekade zijn nog enkele open gronden aanwezig die veelal als grasland in ge- bruik zijn. Tussen de lintbebouwing langs de Rottekade en de bebouwing aan de Rottebandreef

zijn gronden gelegen die veelal hobbymatig agrarisch worden gebruikt.

dichtbebouwd lint Rottekade (2010)

Op het perceel aan de Rottekade 8 zijn momenteel een woongebouw en twee bijgebouwen aanwezig. De kavel wordt aan de oost- en zuidzijde omsloten door de Rotte en een uitmonding daarvan.

2.3 Functionele karakteristiek

Aan de Rottekade is met name woningbouw gesitueerd.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 5

Er is een duidelijk verloop te zien van het stedelijk gebied naar het meer noordelijk gelegen recreatiegebied; de dichtheid van de bebouwing neemt naar het noorden toe af, van rijwoningen en twee-onder-één-kap-woningen naar meer vrijstaande woningen en villa‟s.

2.4 Cultuurhistorische waarden

2.4.1 Archeologische waarden

Kader

Wet op de archeologische monumentenzorg

In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Ver- drag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ont- wikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker be- taalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plek- ke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeolo- gische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven.

Na de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving hebben provincies de bevoegdheid gekregen om zogenaamde attentiegebieden aan te wijzen. Dit zijn gebieden die archeologische waardevol zijn of naar verwachting waardevol zijn. Gemeenten zullen in dat geval verplicht worden hun bestemmingsplan(nen) in het desbetreffende gebied te herzien.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten arche- ologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid.

Archeologiebeleid Lansingerland

De gemeente is haar eigen archeologiebeleid aan het voorbereiden maar heeft dit beleid nog niet vastgesteld. Het vigerende provinciale beleid is daarmee leidend voor de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden in de bodem.

Onderzoek

Bij het opstellen van bestemmingsplan “Rottekade 8” is de cultuurhistorische kaart van de pro- vincie Zuid-Holland geraadpleegd (CHS maart 2010).

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 6

Zie ook de afbeelding “cultuurhistorische kaart Zuid-Holland”. Hieruit blijkt dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een lage kans op het aantreffen van archeologische sporen.

cultuurhistorische kaart Zuid-Holland (maart 2010)

Conclusie

Gezien de lage kans op het aantreffen van archeologische sporen behoeft geen nader archeo- logisch onderzoek plaats te vinden en wordt het opnemen van beschermende maatregelen in dit bestemmingsplan ook niet nodig geacht. Het voorgaande neemt niet weg dat bij de uitvoe- ring van de werkzaamheden de plicht bestaat eventuele onverwachte vondsten of archeolo- gische sporen te melden.

2.4.2 Bebouwing met cultuurhistorische waarden

In het plangebied zijn geen gebouwen aanwezig met cultuurhistorische waarden. In het be- stemmingsplan is dan ook geen regeling opgenomen waarmee cultuurhistorische waarden kun- nen worden beschermd.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 7

2.5 Landschap en natuur

2.5.1 Soortenbescherming

Kader

Flora en faunawet

De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, rep- tielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen Huismuis, Bruine en Zwarte rat niet be- schermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en plan- ten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd.

De Ffw gaat uit van het “nee, tenzij”-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten.

Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werk- zaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamhe- den ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststel- ling van een bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan wor- den verkregen.

De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën. - Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. - Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). - Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling altijd ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de gun- stige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast een dwingende reden van groot openbaar belang is; dit is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State in augustus 20092. - Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR). Ruimtelij- ke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn volgens rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

2 Zie ABRS 21 januari 2009, zaak nr. 200802863/1

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 8

(ABRS)3 geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd. Overigens is het, indien geen onthef- fing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.

Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht. Dit houdt in dat “voldoende zorg” in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.

Onderzoek

Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan is een quickscan uitgevoerd. Zie ook de notitie “Quick scan natuurtoets” van 30 november 2009 welke als separate bijlage bij dit be- stemmingsplan is gevoegd. Uit de quick scan is gebleken dat in het plangebied mogelijk een aantal door de Ffw beschermde soorten voorkomt, en dan met name beschermde soorten vleermuizen, vogels en ongewervelden (Platte Schijfhoren). De mogelijke aanwezigheid van deze soorten is nader onderzocht. De resultaten zijn beschreven in de rapportage “Flora- en faunatoets Rottekade 6 en 8 te Bergschenhoek” van mei 2010, welke tevens als separate bijla- ge bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Hierna volgen kort de conclusies daaruit.

Uit bureau- en veldonderzoek blijkt dat het recreatiegebied Hoge en Lage Bergse Bos aantrek- kelijk is voor (water)vogels. Alle vogels zijn strikt beschermd door de Ffw. Van een aantal vogel- soorten zijn tevens de nesten jaarrond beschermd. Deze nesten zijn echter niet aangetroffen in het plangebied.

Hoewel het gebied een geschikt biotoop vormt voor de streng beschermde vissoort Kleine Mod- derkruiper, is deze soort tijdens de veldinventarisatie niet waargenomen. De aanwezigheid kan echter niet worden uitgesloten. Overige beschermde vissoorten worden, gezien het biotoop, niet verwacht.

Er zijn geen beschermde amfibiesoorten aangetroffen. Deze worden, gezien de aanwezige biotoop, ook niet verwacht.

Vleermuizen zijn streng beschermd door de Ffw. Tijdens de vleermuisinventarisatie is één keer een kort signaal waargenomen rond de woning in het plangebied. Omdat er weinig tot geen bomen en hoge beplanting voorkomt op en rond het plangebied, biedt het gebied geen geschikt biotoop voor vleermuizen. Deze bevinden zich wel op circa 300 meter van het plangebied, in het Lage Bergse Bos.

Er zijn tijdens het veldonderzoek geen beschermde insecten, vlinders of overige ongewervelden aangetroffen. Het plangebied biedt ook niet het geschikte biotoop voor deze soorten zodat deze daar dan ook niet worden verwacht.

3 zie ABRS 13 mei 2009, zaak nr. 200802624/1

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 9

Conclusie

Er zijn in het plangebied geen Rode Lijst soorten aangetroffen of te verwachten. Compensatie in het kader van het Provinciaal Compensatiebeginsel is dan ook niet aan de orde.

Voor de algemeen beschermde soorten geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting vrijstelling van de Ffw. Er is voor het verstoren van deze soorten geen ontheffing van de Ffw nodig.

De werkzaamheden ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen dienen, gezien de (te verwachten) aanwezigheid van vogels buiten het broedseizoen plaats te vinden. Van belang daarbij is of een nest bewoond is. Indien een bewoond nest wordt aangetroffen mogen er geen werkzaamheden worden uitgevoerd die het nest verstoren. Alvorens met de werkzaamheden wordt gestart dient een ter zake deskundige een inspectie uit te voeren ten aanzien van even- tuele broedende vogels.

Mogelijk komt de streng beschermde soort Kleine Modderkruiper voor. Omdat er geen ingrepen zijn gepland ter plaatse van de sloot, ontstaat tevens geen schade aan de gunstige staat van instandhouding van deze vissoort.

Binnen het plangebied zijn geen vleermuizen aangetroffen. Daarnaast worden er geen werk- zaamheden uitgevoerd die schade kunnen toebrengen aan de gunstige staat van instandhou- ding van de soort.

Voor alle voorkomende soorten geldt de zorgplicht. Deze bepaalt dat een ieder verplicht is maatregelen te treffen voor, tijdens of na het bouwen of uitvoeren van werken en werkzaamhe- den die kunnen leiden tot negatieve effecten (zoals verstoring) op de aanwezige soorten, zodat deze effecten zoveel mogelijk worden voorkomen, beperkt of ongedaan gemaakt.

Gezien het voorgaande en de rechtstreekse werking van de Ffw - indien in strijd met de wet wordt gehandeld betreft het een strafrechtelijke overtreding - is geen specifieke regeling opge- nomen waarmee aanwezige natuurwaarden (planologisch) kunnen worden beschermd.

2.5.2 Gebiedsbescherming

Kader

Natuurbeschermingswet

LNV heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voort- bestaan. Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats middels de Natuurbescher- mingswet. Daaronder vallen de volgende typen gebieden: - Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 10

- Beschermde Natuurmonumenten; - Wetlands.

Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergun- ningplicht.

Onderzoek

Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied. Wel valt het gebied bin- nen het recreatiegebied “Hoge Bergse Bos” dat deel uitmaakt van het “Regiopark Rottemeren”. Het regiopark geldt als belangrijk onderdeel van het groenblauwe raamwerk. Kortheidshalve wordt verwezen naar hoofdstuk 3 onder “Regionaal Groenblauw Structuurplan 2” waarin het beleid voor het regiopark is beschreven.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen effect op beschermde natuurgebieden. Gezien het voorgaande en de rechtstreekse werking van de Natuurbeschermingswet - indien in strijd met de wet wordt gehandeld betreft het een strafrechtelijke overtreding - is geen specifieke regeling opgenomen waarmee aanwezige natuurwaarden (planologisch) kunnen worden beschermd.

2.6 Ondergrondse infrastructuur

In het plangebied is geen ondergrondse infrastructuur aanwezig die een planologische be- scherming behoeft.

2.7 Verkeersaspecten

Kader

Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit is feitelijk het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan en daarmee de opvolger van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2). De nota heeft een PKB procedu- re doorlopen overeenkomstig de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en is op 21 februari 2006 in werking getreden.

In de Nota Mobiliteit worden de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia beschreven. Uitgangspunt van beleid is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn es- sentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 - 2020

In het Provinciaal Verkeer- en Vervoer Plan (PVVP) van 21 januari 2004 beschrijft de provincie Zuid-Holland hoe zij de komende jaren haar beleid op het terrein van verkeer en vervoer vorm

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 11

wil gaan geven. Daarbij komen onderwerpen aan de orde als bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid.

De provincie Zuid-Holland kiest voor een beleid van beheerste groei van de mobiliteit. Daarbij moeten tegelijkertijd de individuele wensen en eisen die reizigers en het bedrijfsleven aan de kwaliteit van hun mobiliteit stellen niet uit het oog worden verloren. Om de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden is ten eerste een kwaliteitssprong van het openbaar vervoer op alle niveaus vereist.

Vervolgens dient een vermindering van congestie en een verbetering van de bereikbaarheid plaats te vinden. Om die reden worden kwaliteitseisen gesteld aan de trajectsnelheden van de verschillende typen wegverbindingen.

Tot slot wordt gestreefd naar een toename van het fietsgebruik. Daartoe zal een volwaardig fijnmazig netwerk van zowel verkeersveilige, sociaal veilige, als comfortabele verbindingen moeten worden gerealiseerd.

De groei van de mobiliteit mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van de leefomgeving. Eén van de ambities van de provincie is dan ook het duurzaam verbeteren van de omgevingskwali- teit in Zuid-Holland door het oplossen van de belangrijkste knelpunten in de omgevingskwaliteit (te hoge uitstoot van vervuilende stoffen, geluidsoverlast en ruimtelijke versnippering) en het voorkomen van nieuwe knelpunten.

Mobiliteitsplan “Lansingerland beweegt”

Het mobiliteitsplan “Lansingerland beweegt” bevat de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoer- beleid van Lansingerland tot 2020. Het bestaat uit een visiedocument, dat door de gemeente- raad is vastgesteld op 28 mei 2009. Daarnaast bestaat het uit een maatregelenpakket dat de belangrijkste verkeers- en vervoersprojecten van Lansingerland bevat.

Lansingerland wil voor alle vervoerwijzen veilig netwerken bieden die het verkeer snel en effici- ent afwikkelen, met zo klein mogelijke effecten op mens, natuur en milieu. Hieronder volgt een greep uit het aantal ambities die op onderhavig plangebied van invloed kunnen zijn: - De gemeente wil klimaatverandering helpen tegengaan en zal hier aandacht aan besteden bij de uitwerking van het Mobiliteitsplan door in te zetten op milieuvriendelijke vervoerswijzen, ketenmobiliteit en mobiliteitsmanagement. Hierdoor wordt tevens de aanleg van nieuwe grote verbindingen zoveel mogelijk voorkomen. - Lansingerland wil mobiliteit mogelijk maken door voor de verschillende vervoerswijzen hoogwaardige netwerken te bieden die onderling gekoppeld zijn. - De gemeente zet samen met de regio in op integrale, dynamische reisinformatie langs wegen, bij HOV - haltes en op internet. - De gemeente wil mobiliteitsmanagement bevorderen aan de hand van vervoerplannen. - De gemeente wil het openbaar vervoer en ketenmobiliteit stimuleren en zorgt zowel voor voldoende P + R - plaatsen en fietsenstallingen bij de stations van Randstadrail en Bleizo als voor een goede bereikbaarheid van deze stations.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 12

- De gemeente wil een dekkend netwerk van bushaltes in stedelijk gebied, uitgaande van een maximale loopafstand van 900 m voor ZoRo - bus en Randstadrail (HOV-lijnen). Voor het aanvullende busnet wordt rekening gehouden met een maximale loopafstand van 400 m. - Lansingerland ziet de fiets als het vervoermiddel binnen de kernen en zorgt voor een fijnmazig fietsennetwerk en goede stallingsvoorzieningen aldaar. - De gemeente wil het autogebruik faciliteren met de huidige wegenstructuur, waarbij de functie en vorm van wegen veranderen.

Onderzoek

Verkeer

In de huidige situatie vindt de ontsluiting plaats vanaf de Rottekade. In de nieuwe situatie zal de ontsluiting op een zelfde wijze plaatsvinden. Omdat tevens het aantal woningen als gevolg van planrealisatie niet toeneemt ten opzichte van de huidige situatie, zal ook het aantal verkeersbe- wegingen niet wijzigen en de verkeersdruk op de Rottekade niet toenemen.

Parkeren

Op het perceel wordt in de eigen parkeerbehoefte voorzien. Voor wat betreft de parkeernorm gelden de parkeerkencijfers zoals opgenomen in ASVV 2004 (aanbevelingen voor verkeers- voorzieningen binnen de bebouwde kom) uitgegeven door het CROW4. In dit geval wordt uitge- gaan van één vrijstaande woning in de dure koopsector. De woning is gesitueerd buiten de bebouwde kom in niet stedelijk gebied. De parkeernorm voor de woning is, conform het ASVV 2004 vastgesteld op ten minste 2,0 parkeerplaatsen per woning en maximaal 2,2 parkeerplaat- sen per woning.

Conclusie

Op basis van het voorgaande dient op het perceel ten minste ruimte te worden gereserveerd voor twee parkeerplaatsen.

4 ASVV: “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom”, uitgegeven door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) in april 2004.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 13

2.8 Milieuaspecten

2.8.1 Akoestische aspecten

Kader

Wet geluidhinder

In de Wet geluidhinder (Wgh) (2007) is bepaald dat indien met het bestemmingsplan nieuw- bouw van woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk wordt gemaakt, de van belang zijnde geluidhinderaspecten moeten worden onderzocht. De verschillende uitvoerings- besluiten van de Wet geluidhinder zijn geregeld in het Besluit geluidhinder.

Onderzoek

Tijdens de voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan heeft onderzoek plaatsgevon- den naar de relevante geluidhinderaspecten. De resultaten zijn beschreven in de rapportage “Bestemmingsplan “Rottekade 8”; milieuonderzoek” van 18 juni 2010, die als separate bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

Het plangebied kent twee mogelijke bronnen ten aanzien van geluidhinder: - wegverkeer; - luchtvaart.

Wegverkeer

De nieuw te bouwen woning binnen het bestemmingsplan “Rottekade 8” zijn gelegen binnen de zone van de Rottebandreef. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de voorkeurswaarde van 48 dB niet wordt overschreden als gevolg van het verkeer op deze weg. Dit betekent dat de Wgh geen belemmeringen levert voor de realisatie van de nieuwe woning.

Luchtvaart

Het vigerende beleid met betrekking tot geluidhinder afkomstig van luchtvaart is onderhevig aan wijzigingen. In december 2008 is door de Eerste Kamer het wetsvoorstel Regelgeving Burger- luchthavens en Militaire Luchthavens (RBML), een wijziging van de Wet Luchtvaart aangeno- men. Omdat voor Rotterdam Airport thans een aanvraag loopt voor een aanpassing van de huidige aanwijzing, blijft de wet- en regelgeving van kracht zoals deze gold vóór inwer- kingtreding van de RBML (waaronder het besluit Geluidbelasting Grote Luchtvaart - het BGGL), zolang deze procedure nog niet is afgerond. Naar verwachting zal deze procedure rond Rotter- dam The Hague Airport in 2010 zijn afgerond. Zodra dat het geval is, zal de nieuwe wet- en regelgeving ook op de situatie rondom Rotterdam The Hague Airport van toepassing zijn.

Als gevolg van de nieuwe wetgeving zal binnen vijf jaar na het vaststellen van de nieuwe regel- geving Rotterdam The Hague Airport door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een lucht- havenbesluit moeten worden vastgesteld. Bij het nieuwe toetsingsregime zal sprake zijn van

een nieuwe dosismaat, de Lden.De Lden vervangt de huidige Ke - geluidsmaat.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 14

Het gebruik van een luchthaven door luchthavenverkeer heeft consequenties voor de indeling van het gebied rondom de luchthaven. Derhalve gelden er onder meer beperkingen ten aanzien van bepaalde geluidgevoelige bestemmingen. In de huidige systematiek, zoals vastgelegd in het BGGL, geldt in principe, behoudens enkele uitzonderingsgevallen, een nieuwbouwverbod van woningen en andere geluidsgevoelige binnen de 35 Ke - geluidzone.

Qua lokale wet- en regelgeving was, tot de inwerkingtreding van de provinciale verordening en structuurvisie, het beleidsdocument RR2020 van de Stadsregio Rotterdam nog van belang. Hierin was als uitgangspunt opgenomen dat in het gebied tussen de 20 en 35 Ke contour ten gevolge van Rotterdam The Hague Airport, geen nieuwe bebouwing met een gevoelige be- stemming mocht plaatsvinden, tenzij de uitbreiding in RR2020 is opgenomen. Herstructurering en intensivering in bestaand bebouwd gebied, binnen de 20 Ke contour was wel toegestaan. De gemeente Lansingerland heeft zich geconformeerd aan de uitgangspunten van RR2020. Een soortgelijke regeling is eveneens opgenomen in de structuurvisie Zuid-Holland “Visie op Zuid- Holland”, die op 2 juli 2010 (samen met de verordening) definitief door Provinciale Staten is vastgesteld. Vanaf dit moment is de RR2020 vervangen door de structuurvisie en geldt een nieuw toetsingsregime de Lden – waarden dat gebaseerd is op de voorheen geldende Ke - con- touren.

Voor lichtere toestellen die de routes voor het klein verkeer volgen, zoals recreatievluchten die vanaf Rotterdam The Hague Airport plaatsvinden, blijft het Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart gelden. De Bkl - contour (Belasting kleine luchtvaart) en de omvang van dit vliegver- keer blijven ongewijzigd ten opzichte van de aanwijzing uit 2001, waarbij dat in principe, behou- dens enkele uitzonderingsgevallen, een nieuwbouwverbod van woningen en andere geluidsge- voelige gebouwen geldt binnen de 47 Bkl -contour.

Het plangebied valt buiten de vastgestelde 47 Bkl - contour (kleine luchtvaart) en de 20 ke - contour van Rotterdam The Hague Airport. Het aspect luchtvaartlawaai vormt voor het vaststel- len van het bestemmingsplan geen belemmering. Een nadere beschouwing is gezien het bo- venstaande niet noodzakelijk.

Conclusie

Vanuit akoestische aspecten bestaan er geen belemmeringen ten aanzien van de planrealisa- tie.

2.8.2 Bodem

Kader

Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 15

Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoe- ring van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.

Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodem- saneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onder- deel van bodembescherming voor hun rekening nemen: - Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigd, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan. - Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit). - Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de veront- reiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden uitgevoerd. - Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactivitei- ten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het alge- meen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruim- te te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.

Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in opper- vlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bo- demonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbu- reaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatrege- len om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 16

Relatie Wbb, Woningwet (Ww) en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Met de inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de Ww: in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstem- mingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Deze afstemmingsregeling is opgenomen in artikel 6.2c van de Wabo. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voor- schriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voor- schriften dienen op grond van artikel 8, vierde lid, van de Woningwet in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrap- port.

Gemeentelijk of regionaal bodembeleid

De gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart geeft een beeld van de diffuse bodemkwaliteit (ook wel achtergrondkwaliteit genoemd) van de gemeente. In het daaraan gekoppelde Bodembeheer- plan is aangegeven welke regels gelden met betrekking tot grondverzet binnen de gemeente. Ook moet in dat kader rekening worden gehouden met de door gemeente Lansingerland vast- gestelde bodembeleidsnotitie, als het gaat om grensoverschrijdend grondverzet.

Onderzoek

In het plangebied zal de huidige bestemming niet wijzigen. Uit de bodemkwaliteitskaarten (zie ook hierna) blijkt dat de gronden binnen het plangebied zijn aangewezen als lintbebouwing voor 1930 (gezoneerd en niet gezoneerd). Het historisch gebruik geeft geen aanleiding voor het mo- gelijk aantreffen van bodemverontreiniging. uitsnede Bodemkwaliteitskaart: bovengrond uitsnede Bodemkwaliteitskaart: ondergrond

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 17

Conclusie

Vanuit bodemkwaliteit bestaan er vooralsnog geen belemmeringen ten aanzien van de planrea- lisatie. In het kader van de omgevingsvergunningverlening voor het bouwen dient inzicht te worden gegeven in de actuele bodemkwaliteit.

2.8.3 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

“Wet luchtkwaliteit”

De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatre- gelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.

Het doel van het NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de

luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn. Met het van kracht worden van het NSL per 1 augustus 2009 zijn de tijdstippen waarop 3 moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 van 40 µg/m aange-

past. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni

2011. Het tijdstip waarop aan de normen voor NO2 moet worden voldaan is voor Nederland 1 januari 2015.

Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bij- drage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij

aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toe- neemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 µg/m3 (3% van 40 µg/m3) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project die NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als: - de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; - de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project; - de gestelde grenswaarden van bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden; - projectsaldering wordt toegepast.

Onderzoek

Beoordeling luchtkwaliteit

Met het bestemmingsplan wordt de nieuwbouw van een vrijstaande woning ter plaatse van Rot- tekade 8 mogelijk gemaakt. Daarmee neemt het aantal woningen ten opzichte van de bestaan- de situatie niet toe. De ontwikkeling draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 18

Beoordeling achtergrondconcentraties NO2 en PM10

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de jaargemiddelde achtergrondconcen- traties NO2 en PM10 inzichtelijk gemaakt. In het CarII-rekenmodel, webbased versie 9.0, zijn voor het gehele grondgebied van Nederland de achtergrondconcentraties beschikbaar (vaste parameters), onderverdeeld in vlakken van 1 km bij 1 km. De bepaling hiervan vindt plaats aan de hand van de x, y-coördinaten. Voor het onderhavige bestemmingsplan zijn de volgende co- ordinaten x=97515, y=443995 van belang. De bijbehorende jaargemiddelde achtergrondcon- 3 3 centraties NO2 en PM10 in het jaar 2010 bedragen respectievelijk 26,1 µg/m en 18,6 µg/m . Voor de beide stoffen bedraagt de jaargemiddelde grenswaarde 40 µg/m3. Deze wordt dus niet overschreden. Bij de achtergrondconcentratie voor PM10 is rekening gehouden met de voor de gemeente Lansingerland geldende correctie voor zeezout. Deze bedraagt 6 µg/m3. De trend is dat de achtergrondconcentraties voor de beide stoffen in de toekomst zullen afnemen.

Conclusie

Gelet op het voorgaande levert het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen op voor de uit- voering van het plan.

2.8.4 Externe veiligheid

Kader

Inleiding

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico‟s, transportrisico‟s en risico‟s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrek- king heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschre- den mag worden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.

Het GR kan worden beschouwd als de mate van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een be- paalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 19

Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemi- sche fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met ge- vaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (be- perkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagele- genheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico‟s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken.

Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bij- voorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.

Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen

Door het ministerie van VROM wordt momenteel nieuw extern veiligheidsbeleid rondom buislei- dingen, waarin vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, voorbereid. Op basis van nieuwe inzichten en verbeterde modellering blijkt namelijk dat de wanddikte en de diepteligging van de leidingen medebepalend zijn voor de ligging van de PR 10-6-contour. Strikt genomen zijn voor hogedruk aardgastransportleidingen de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransport- leidingen” (VROM 26 november 1984) en voor transportleidingen van brandbare vloeistoffen de circulaire “Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie” (VROM 1991) nog van kracht.

Het in voorbereiding zijnde Besluit externe veiligheid buisleidingen zal regels gaan stellen voor risico‟s en zonering langs buisleidingen. In de brief “Ontwerp - Besluit externe veiligheid buis- leidingen”, van de minister van VROM, d.d. 22 september 2009 wordt aanbevolen om voor nieuwe situaties zoveel als mogelijk uit te gaan van de normstelling uit het ontwerp - besluit.

Onderzoek

Hogedruk aardgastransportleiding

Op basis van de Risicokaart Zuid-Holland bevindt zich op circa 130 meter afstand van het plan- gebied een gastransportleiding met kenmerk W-521-01-KR 014 t/m 020. Zie ook de volgende afbeelding.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 20

Ten aanzien van buisleidingen is, zoals beschreven, een nieuwe AMvB in voorbereiding. Als gevolg van deze AMvB kan bij ruimtelijke plannen op de wijziging van de veiligheidsafstanden vooruit worden gelopen. De nieuwe aan te houden afstand inzake de PR 10-6 contour is gesteld op 0 meter. De Gasunie is gevraagd een risicoberekening te maken in het kader van het GR. De resultaten daarvan zijn vastgelegd in de notitie “Risicoberekening gastransportleiding W- 521-01-KR-014 t/m 020” van 4 mei 2010, welke als separate bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

In het onderzoek wordt bevestigd dat er geen PR 10-6 contour aanwezig is en is het groepsrisico bepaald. Het groepsrisico is berekend voor die kilometer die in de nieuwe situatie het hoogste risico oplevert. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt als gevolg van de ontwikke- ling niet overschreden. Ten opzichte van de huidige situatie is tevens geen sprake van een toename van het aantal personen. Dat betekent dat een beperkte verantwoording volstaat.

De woningen zijn georiënteerd op de Rottekade die in zuidelijke richting uit het invloedsgebied van de gasleiding leidt. Er behoeft geen rekening gehouden te worden met een eventuele be- perkte zelfredzaamheid van de bewoners. Daarmee is het zelfredzame vermogen in het plan- gebied voldoende gewaarborgd.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 21

Er bevinden zich in de nabijheid van het plangebied voor het overige geen risicovolle inrichtin- gen die een belemmering vormen voor planrealisatie. Daarnaast zijn er geen routes voor ge- vaarlijk transport aanwezig in en rondom het plangebied en ligt het plangebied buiten de risico- contour van Rotterdam The Hague Airport. Nader onderzoek naar externe veiligheidsaspecten is dan ook niet nodig.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid bevat geen belemmeringen voor onderhavig plan.

2.8.5 Milieuhinder bedrijven

Kader

Bij ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met milieuhinderende bedrijven in de omgeving. Hierbij moet worden beoordeeld of bij de ontwikkeling van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en bedrijven niet worden gehinderd in de bedrijfs- voering.

Onderzoek

In de nabijheid van de woonpercelen zijn geen bedrijven aanwezig met een milieuhindercon- tour.

2.9 Waterhuishoudkundige aspecten

Kader

Nationaal Waterplan

Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende de- cennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwik- kelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepa- lend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepa- lendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan vervangt daarmee op onderde-

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 22

len het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld.

Waterwet

In de Waterwet (2009) zijn acht oude waterwetten samengebracht. De Waterwet regelt het be- heer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de KRW te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlij- nen.

De waterschappen krijgen een nieuwe bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude- en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.

Nationaal Bestuursakkoord Water (actueel)

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de wa- terhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.

In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, vooral op het gebied van wateroverlast en watertekort.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 23

Kaderrichtlijn water

Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn water van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewa- ter en grondwater.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toe- komstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatshebben; berging moet binnen het stroomge- bied plaatshebben. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterber- gingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.

Provinciaal beleid

De provincie Zuid-Holland heeft haar waterbeleid onder meer geformuleerd in de nota “Beleids- plan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010” (2006). De nadruk ligt hierin op duurzaam stedelijk waterbeheer en het voorkomen van wateroverlast. Wateraspecten zoals waterkwaliteit, riole- ring/afkoppeling, waterberging, veiligheid, (grond)wateroverlast en ecologische oeverinrichting dienen bij ruimtelijke inrichting en beheer van de openbare ruimte integraal aangepakt te wor- den.

Het grondwaterbeleid van de provincie voor de komende jaren staat in het “Grondwaterplan Zuid-Holland 2007 - 2013”. Hierin zijn ook de kaders beschreven die de provincie gebruikt bij het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen. In de “Verordening Waterbeheer” zijn aanvullende regels opgenomen waar de provincie rekening mee houdt bij het verlenen, wijzigen of intrekken van een onttrekkingsvergunning. Het Grondwaterplan geeft een uitwerking van de hoofdlijnen van het grondwaterbeleid die zijn beschreven in het Beleidsplan Groen, Wa- ter en Milieu 2006 - 2010. In het Grondwaterplan heeft de provincie zes speerpunten geformu- leerd voor het grondwaterbeleid in de komende periode. Deze speerpunten komen voort uit de eerder genoemde actuele ontwikkelingen en veranderingen in wet- en regelgeving. De speer- punten zijn: - verzilting en grondwaterkwantiteit; - grondwaterkwaliteit; - bodemdaling; - concurrentie om de schaarse ruimte; - verandering van positie en taken van de provincie; - specifieke gebieden.

Op 1 januari 2010 is het “Provinciaal Waterplan 2010 - 2015” in werking getreden. Dit plan ver- vangt het provinciale Waterhuishoudingplan, dat was opgenomen in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010 en in het Grondwaterplan 2007 - 2013. In het Provinciaal Water- plan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 sa- men met haar waterpartners wil bereiken.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 24

Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: - waarborgen waterveiligheid; - zorgen voor mooi en schoon water; - ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening; - realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in negentien thema‟s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuid- vleugel van de Randstad.

In de nota “Regels voor Ruimte” (2005) stelt de provincie bij ruimtelijke plannen voor nieuw te ontwikkelen gebieden of stedelijke herstructureringsgebieden voldoende open water als voor- waarde. Als provinciale richtlijn geldt een percentage van 10% van het bruto oppervlak. In over- eenstemming met de waterbeheerder kan hiervan worden afgeweken. Alleen in die gevallen waar het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding niet mogelijk is en waar de planvorming maatschappelijk noodzakelijk wordt bevonden, is compensatie buiten het plange- bied mogelijk.

Beleid Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Op 25 november 2009 heeft de verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Schie- land en de Krimpenerwaard (HHSK) het “Waterbeheerplan HHSK 2010-2015” vastgesteld. Het Waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het HHSK met betrek- king tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afval- waterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. De kern van het plan wordt gevormd door zeventig doelen voor de planperiode. Het Waterbeheerplan HHSK 2007- 2010, het eerder vastgestelde Waterkeringenbeheerplan voor Schieland en voor de Krimpe- nerwaard en het Wegenbeheerplan voor de Krimpenerwaard zijn met de vaststelling van het integrale Waterbeheerplan 2010-2015 vervallen. Het nieuwe plan is ter goedkeuring aangebo- den aan de provincie Zuid Holland.

Gemeentelijk beleid

Op 29 april 2010 is het “Waterplan Lansingerland” vastgesteld. Het doel van het Waterplan Lansingerland is het maken van afspraken, waarmee een robuust, veilig en duurzaam watersys- teem gerealiseerd kan worden. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en moet gebaseerd zijn op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraad- schappen. Onderdelen hiervan zijn:  een samenhangende beschouwing van de ambities, ruimtelijke ontwikkelingen en (wa- ter)problemen;  een integrale (ruimtelijke) visie op het grondwater, oppervlaktewater en de riolering;  een concreet maatregelenpakket voor de realisatie van maatregelen.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 25

De doelgroep van het stedelijk Waterplan bestaat uit bestuurders (van de gemeente en de hoogheemraadschappen), bewoners, beleidsmakers en beheerders. Het Waterplan heeft geen wettelijke status, maar fungeert als koepelplan en integraal kader voor afspraken over water- maatregelen tussen gemeente en hoogheemraadschappen.

In het “Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2009-2013” staat beschreven hoe de gemeente om- gaat met afvalwater, hemelwater en grondwater. In het GRP zijn niet alleen maatregelen opge- nomen voor het voorkomen van water op straat, maar ook om emissie vanuit de riolering naar het oppervlaktewater te reduceren. Daarnaast heeft de gemeente aanvullende maatregelen opgenomen ter verbetering van de waterkwaliteit (het „waterkwaliteitsspoor‟). De gemeente wil in 2010 een afkoppelplan opstellen om de mogelijkheden voor afkoppelen in beeld te brengen. De gemeente stelt in de komende planperiode van het GRP een meetplan op voor de monito- ring van de riolering en voert deze monitoring ook uit. Hiervoor wordt samenwerking gezocht met de hoogheemraadschappen.

Onderzoek

Hieronder volgt de inhoudelijke toetsing van het plan per waterthema.

Veiligheid

Het plangebied is gelegen binnen de kern- en beschermingszone van de boezemkade van de Rotte. Op deze gronden gelden bouwbeperkingen om de kerende functie te beschermen. Voor de ontwikkeling binnen de beschermingszone dient een vergunning bij het HHSK te worden aangevraagd. Op de volgende afbeelding zijn de kernzone (roze) en beschermingszone (groen) aangegeven. Voor deze gronden is de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterkering” opgeno- men.

De ligging van de kernzone (roze) en de beschermings- zone (groen) van de Rotte- kade ter hoogte van het plan- gebied; de grijze streep over de Rottekade (weg) is de kruinas, de oranje lijnen zijn de bestaande bebouwings- lijnen.

Rottekade

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 26

De volgende bouwbeperkingen gelden als gevolg van de aanwezigheid van de boezemkade (volgend uit de Nota Bouwbeleid van het HHSK uit 2004): - er geldt een bebouwingsvrije zone die gelijk is aan de afstand tussen de aslijn van de kruin van de Rottekade (is ongeveer de as van de weg) en de bestaande bebouwingslijn ter plaatse van het plangebied, met een minimum van 4 m (zie onderstaand profiel); - er mogen geen holle ruimtes (kelders, kruipruimtes e.d.) gebouwd worden onder de gele lijn die is aangegeven op onderstaand profiel; funderingspalen e.d. mogen hier wel ge- plaatst worden.

Daarnaast wordt de bestaande maaiveldhoogte bij voorkeur van het HHSK niet verlaagd, ook niet als het bestaande maaiveld zich boven de genoemde gele lijn uit onderstaand theoretisch profiel bevindt. In overleg met de Afdeling Vergunningverlening & Handhaving van het HHSK kan echter bezien worden of, indien noodzakelijk, van dit uitgangspunt kan worden afgeweken.

Het theoretisch bebouwings- vrij profiel van de Rottekade; onder de gele lijn mogen geen holle ruimtes worden gebouwd (bron: Nota Bouw- beleid, HHSK 2004).

Oppervlaktewatersysteem

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. De zuidwestgrens van het plan ligt echter wel op de oeverlijn van een boezemwatergang; de watergang (met vast peil van NAP -2,30 m) zelf ligt echter buiten het plangebied. Ten noordoosten van het plangebied ligt de Rotte, aan de andere zijde van de boezemkade. Het (vaste) peil van de Rotte is NAP -1,00 m. Het oppervlak- tewatersysteem wordt niet aangepast ten behoeve van dit plan.

Wateroverlast

Het plan behelst het vervangen van één te slopen woning (Rottekade 8). De toename aan ver- harding zal minder dan 500 m2 bedragen. Aangezien watercompensatie pas noodzakelijk wordt geacht door het HHSK bij een toename aan verharding van meer dan 500 m2, is watercompen- satie hier niet noodzakelijk.

Riolering

Afvalwater wordt afgevoerd via het gemeentelijk riool (droogweerafvoer; DWA). De invloed van de ontwikkeling op het gebruik van de capaciteit van het DWA is verwaarloosbaar.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 27

Hemelwater dat op daken, parkeerverharding en opritten valt, dient bij voorkeur te worden afge- koppeld van het DWA en afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Volksgezondheid

Door het afkoppelen van hemelwater van de DWA worden vuilwateroverstorten (in de omge- ving) tegengegaan. De risico‟s van watergerelateerde ziekten en plagen worden hierdoor gemi- nimaliseerd.

Bodemdaling

Het (grond)waterpeil zal in principe niet worden aangepast ten behoeve van dit plan. Eventuele bodemdaling in de omgeving zal niet door het plan worden beïnvloed.

Grondwateroverlast

Aangezien er in principe geen holle ruimtes (kelders, kruipruimtes e.d.) onder het bestaande maaiveld mogen komen en er niet gebouwd mag worden onder de gele lijn in het onder “Veilig- heid” genoemde profiel, is er geen grondwateroverlast te verwachten als gevolg van het plan. Er worden bovendien in principe geen (grond)waterpeilen aangepast.

Waterkwaliteit

Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater, dat wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater, wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen ge- steld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Er mogen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen gebruikt worden op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dak- bedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Afkoppeling van hemelwater zorgt ervoor dat het aantal riooloverstorten laag is. Ook dit komt de waterkwaliteit (in de omgeving) ten goede.

Natte natuur / verdroging

Het plangebied is niet gelegen in of nabij een (nat) natuurgebied of (natte) ecologische verbin- dingszone. Doordat alleen schoon hemelwater het plangebied verlaat (met uitzondering van het vuilwater dat via de DWA wordt afgevoerd), kunnen natte natuurwaarden op afstand niet via het oppervlaktewater worden aangetast. Verdroging zal niet optreden door de voorgestane ontwik- keling, omdat het grondwaterpeil niet zal worden aangepast.

Beheer en onderhoud

De boezemwatergang langs de zuidwestgrens van het plangebied wordt door het HHSK be- heerd. Het HHSK onderhoudt deze watergang vanaf de andere oever van de watergang, die dus buiten het plangebied is gelegen (de zuidwestoever).

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 28

Het beheer en onderhoud van het inzamelings- en transportstelsel van afvalwater, kortom de riolering, ligt bij de gemeente. Het HHSK is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangele- verde afvalwater.

Conclusie

Voor zover relevant zijn de eisen vanuit het HHSK vertaald naar de juridische regeling in dit bestemmingsplan.

2.10 Overige belemmeringen

Het plangebied valt binnen de aanvliegroute van Rotterdam The Hague Airport. De hoogtebe- perkingen zijn voor de voorliggende ontwikkelingen echter niet relevant omdat deze gesteld zijn op maximaal 140 -150 m.

ligging hoogtecontouren Rotterdam Airport

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 29

3 BELEIDSKADER

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruim- telijk Beleid, in werking getreden. Deze heeft met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen en vormt samen met de (ontwerp) AMvB Ruimte, zie ook hierna, het nationale ruimtelijke beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030. De nota bevat geen concrete be- leidsbeslissingen maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende func- ties. Specifiek richt het rijksbeleid zich op: - versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, met name door vol- doende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied; - krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid; - borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur-, landschappe- lijke en cultuurhistorische) waarden; - borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsas- pecten.

Beleid van belang voor het plangebied

Het plangebied ligt nabij het Groene Hart dat door het Rijk is aangewezen als nationaal land- schap. De begrenzing van het Groene Hart is aangepast naar aanleiding van de in de Nota Ruimte gemaakte keuzen met betrekking tot de verstedelijking in de Randstad; een exacte be- grenzing is echter nergens vastgelegd. Op veel plekken is het goed mogelijk de “groen/blauwe vraag” en “rode vraag” naar ontwikkelingsruimte op een verantwoorde manier met elkaar te combineren.

(ontwerp) AMvB Ruimte

De Nota Ruimte bevat een realisatieparagraaf die de status krijgt van een structuurvisie. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan hoe het de nationale belangen (de belangen waarvoor het rijk de verantwoordelijkheid neemt) wil verwezenlijken. Daarbij wordt met name ingezet op een zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden (de nationale landschappen en de ecologische hoofdstructuur) en bescherming van het land tegen overstroming en waterover- last.

In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet 34 nationale ruimtelijke belangen. Deze omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking en versterking van de kwaliteiten van het landschap, de ontwikkeling van de Randstad, de mainports en een aantal grote bouwlocaties, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties voor de nationale grondstoffen- en energieproduc- tie.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 30

Een aantal hiervan dient dwingend door te werken tot op het lokale niveau, door middel van kaderstelling en dus via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). De AMvB Ruimte is een dergelijke AMvB.

Bepalingen van belang voor het plangebied

Ter bevordering van de bundeling van bebouwing en een zorgvuldig gebruik van de ruimte dient de provincie in haar provinciale verordening het bestaand bebouwd gebied aan te wijzen en regels te stellen aan de inhoud van bestemmingsplannen waarbij als uitgangspunt geldt dat verstedelijking alleen kan plaatsvinden binnen het bestaand bebouwd gebied, aansluitend daarop of in nieuwe cluster van bebouwing daarbuiten. Hiervan mag worden afgeweken indien het nieuwe bebouwing betreft die functioneel gebonden is aan het buitengebied, waaronder in ieder geval agrarische bebouwing, agrarische bedrijfswoningen, bebouwing voor dagrecreatie, voor natuurbeheer, voor waterbeheer, voor veiligheid en hulpdiensten of de voor de levering van gas, water of elektriciteit. Tevens mag niet aan het buitengebied gebonden bebouwing wor- den toegestaan, mits de bebouwing: - leidt tot een substantiële verbetering van in de directe omgeving daarvan aanwezige kwa- liteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden daarvan, en; - leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak indien de nieuwe bebouwing vervangende bebouwing betreft voor bestaande bebouwing, inclusief bouw- werken ten behoeve van de glastuinbouw, en; - landschappelijk wordt ingepast.

Structuurvisie Randstad 2040 (2009)

De Structuurvisie Randstad 2040 geeft een impuls aan een Randstad die zich in alle opzichten kan meten met andere stedelijke gebieden in Europa en tevens duurzaam en klimaatbestendig is. De visie zet de koers uit voor de ruimtelijke ontwikkeling op lange termijn. En niet alleen waar het gaat om bouwen en plannen, maar ook om de relatie tussen ruimtelijke ontwikkeling en onderwerpen als natuur, recreatie, onderwijs, gezondheid en arbeidsparticipatie.

De keuzes die gemaakt zijn om de Randstad tot een duurzame en internationaal concurrerende topregio te kunnen ontwikkelen liggen voor een groot deel in het verlengde van de Nota Ruimte.

Het kabinet heeft de ruimtelijke keuzes uitgewerkt aan de hand van de volgende vier leidende principes. - principe: Leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta. o keuze: de Randstad moet blijvend beschermd worden tegen overstromingen; o keuze: anticiperen op een toenemende verzilting en watertekort; o keuze: van Groene Hart naar Groenblauwe Delta: beschermen, ontwikkelen en klimaatbestendig inrichten. - principe: Kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood. o keuze: beschermen en ontwikkelen van landschappelijke differentiatie; o keuze: transitie van de landbouw; o keuze: ontwikkeling van groene woon- en werkmilieus gekoppeld aan groen- blauwe opgave;

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 31

o keuze: Ontwikkeling groenblauwe kwaliteit bij de steden in de vorm van “metro- politane parken”; - principe: Wat internationaal sterk is, sterker maken. o keuze: benutten en versterken internationale topfuncties; o keuze: verbeteren van de internationale verbindingen tussen de Randstad en andere stedelijke regio‟s; - principe: Krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid. o keuze: opschalen van de stedelijke regio‟s: bereikbaarheid op het niveau van de noordelijke en zuidelijke Randstad; o keuze: optimaal benutten en klimaatbestendig inrichten van de binnenstedelijke ruimte voor wonen, werken en voorzieningen door transformeren, herstructure- ren en intensiveren; o keuze: uitvoeren schaalsprong Almere in relatie met ontwikkeling regio Amster- dam, bereikbaarheid en ecologische verbetering IJmeer-Markermeer

Deze keuzes vinden een doorvertaling in concrete visies en plannen.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten gemeenten, provincies en rijk hun be- leid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”; in de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen.

Deze structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. De nieuwe structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.

Op 20 april 2010 hebben Gedeputeerde Staten de ontwerp structuurvisie en de ontwerp veror- dening gewijzigd vastgesteld. Op 20 juli 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie en de verordening (zie hierna) definitief vastgesteld. Vanaf dat moment is de RR2020 vervangen door de structuurvisie.

Beleid van belang voor het plangebied

In de structuurvisie is bepaald dat 80% van de nieuwbouw binnen bestaand bebouwd gebied dient plaats te vinden. Dit is inclusief vervangende nieuwbouw.

Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte

Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kun- nen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 32

In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle ge- meenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beper- kend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang.

Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmings- plannen.

In de verordening zijn regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook re- kening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving.

Bepalingen van belang voor het plangebied

In de verordening is in artikel 2 geregeld dat buiten de bebouwingscontouren geen nieuwvesti- ging of uitbreiding van stedelijke functies plaats mag vinden. Met dit artikel wordt invulling gege- ven aan het bepaalde in de (ontwerp) AMvB Ruimte ten aanzien bundeling van bebouwing. Het plangebied valt buiten de bestaande bebouwingscontour en is evenmin aangewezen als nieuw stedelijk- en dorpsgebied. Aangezien in dit plangebied geen uitbreiding of nieuwvestiging aan de orde is, zijn de uitzonderingen uit artikel 2 of de ontheffing voor bebouwingscontouren uit artikel 3 niet aan de orde.

Ten aanzien van primaire en regionale waterkeringen is geregeld dat deze als zodanig moeten worden bestemd en dat er bij deze bestemming regels moeten worden opgenomen die zorgen voor een onbelemmerende werking, instandhouding en onderhoud van de keringen. De (aan- grenzende) Rottekade is in de verordening aangewezen als regionale waterkering. In het be- stemmingsplan -dat aan de Rottekade grenst- is een dubbelstemming “Waterstaat-Waterkering” opgenomen.

Artikel 11 van de verordening regelt dat voor bestemmingsplannen waarvoor een groepsrisico- afweging moet worden gemaakt, vergezeld moet gaan van een groepsrisicoafweging volgens de CHAMP-methodiek.

Ruimtelijk plan regio Rotterdam 2020 (RR2020) (2005)

Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) is op 9 november 2005 door de Regioraad als Regionaal Structuurplan vastgesteld en op 22 november 2005 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland als Provinciaal Streekplan. In het RR2020 hebben de provincie Zuid-Holland en de Stadsregio Rotterdam het ruimtelijke beleid voor de regio Rijnmond vastgesteld tot de periode 2020. Dit beleid is vervallen nu de provinciale structuurvisie (zie hiervoor) is vastge- steld.

De kern van het RR2020 zit in de balans tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefom- geving.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 33

Sinds het begin van het planvormingsproces zijn er drie hoofddoelstellingen aan het RR2020 verbonden: het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving, het versterken en diversifiëren van het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief en het inspelen op de soci- aal-culturele diversiteit, zodanig dat de sociale samenhang toeneemt.

Regioparken

In het RR2020 zijn zogenoemde regioparken benoemd. Het aan het plangebied grenzende Hoge bergse bos maakt deel uit van het "Regiopark Rottemeren". De regioparken zijn primair een antwoord op het tekort aan recreatiemogelijkheden nabij het stedelijk gebied. Daarnaast bieden ze ruimte voor de wateropgave. Onder een regiopark wordt verstaan: een hoogwaardig recreatielandschap, direct grenzend aan het stedelijk gebied. De gebieden worden dusdanig ingericht en beheerd dat zij op lokaal en regionaal niveau een functie vervullen als parkland- schap voor de regiobewoners.

Landelijke woonmilieus

Kenmerkend voor landelijk wonen is de relatief lage bebouwingsdichtheid en de sterke verwe- ving tussen groenstructuren en bebouwing. In de regio staan al veel woningen in het landschap, waaronder die van het onderhavige plangebied. In de RR2020 is een duurzaam perspectief geïntroduceerd voor de ontwikkeling van nieuwe landschappelijke woonmilieus in combinatie met landschapsontwikkeling, op specifieke plekken in de regio. Hiervoor zijn zoekgebieden aangewezen (bijvoorbeeld Spijkenisse Zuid en Albrandswaard).

Woningbouw in het landelijk gebied, zonder directe aansluiting op het stedelijk gebied, is in beginsel buiten de zoekgebieden en kleinschalige ontwikkelingen niet mogelijk tenzij de land- goederenregeling en de Ruimte voor Ruimteregeling (die voor een groot deel is overgenomen in het ontwerp structuurvisie van Zuid-Holland “Visie op Zuid-Holland”) van toepassing zijn.

Groenblauwe raamwerk

Voor de waterhuishouding en het ecologisch systeem, beide van levensbelang voor het functio- neren van de samenleving, is een goed ingericht en beheerd buitengebied een voorwaarde, naast de eisen die het water en de natuur aan het stedelijk gebied stellen. Hierdoor kan de ba- lans tussen verstedelijking en een aangenaam leefklimaat worden geoptimaliseerd. Daarnaast is het landschap van belang als recreatieruimte zoals hierboven al aangegeven onder “Regio- parken”.

Het groenblauwe raamwerk beperkt zich niet alleen tot het buitengebied. Groen in de stad is een essentieel element van de leefbaarheid, zowel buurtgroen als de grote stadsparken. Ook de ontwikkeling van landelijke woonmilieus, zoals hiervoor reeds besproken maakt deel uit van de versterking van het groenblauwe raamwerk. De aanpak van investeringen in groen en water via landelijk wonen wordt als belangrijkste toevoeging van de RR2020 beschouwd. Het plange- bied is in de visie aangewezen als “Ontwikkeling en versterking van recreatieve bos- en park- structuur”.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 34

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Lansingerland op weg naar 2040 (2009)

In de Toekomstvisie Lansingerland heeft de gemeente haar doelstellingen voor de periode tot 2040 geformuleerd. Deze visie dient als kader voor de gemeentelijke structuurvisie 2025.

Groen en recreatie

Het plangebied is in de toekomstvisie aangeduid als “Natuur en recreatie 2009”. In dit gebied en de omgeving zijn vijf recreatiegebieden in ontwikkeling. Samen met de bestaande gebieden wordt hierdoor de komende jaren een stevige regionale groenstructuur gerealiseerd. Bij de ont- wikkeling van de recreatiegebieden wordt veel aandacht besteed aan de afstemming tussen de gebieden onderling en de omgeving. De recreatiegebieden hebben elk hun eigen karakter dat voortkomt uit het landschap en hun geschiedenis. Kwaliteit staat bovenaan bij de ontwikkeling van de groengebieden en bij het onderhoud.

Onderhavig plangebied ligt aan de Rotte dat geldt als een verblijfsgebied voor fietsers en wan- delaars. Er wordt tegemoet gekomen aan de behoefte aan uitbreiding van het zwemwater en de groeiende belangstelling voor watersport. Door de aanleg van een extra fietsbrug wordt een directe en verkeersveilige aansluiting op het Zevenhuizenplasgebied gerealiseerd. Het plange- bied grenst daarnaast aan het Rottemerengebied dat een dynamisch en actief vrijetijdsland- schap wordt.

Wonen

Variatie en diversiteit zijn de sleutelwoorden in de woningbouw. De gemeente staat open voor wensen en initiatieven die niet precies passen in de eenvormigheid van ontwikkelingsplannen. Bijzondere initiatieven en individuele woonwensen worden waar mogelijk gestimuleerd. In de beoogde planontwikkeling komt dit streven met name tot uiting door medewerking te verlenen aan de bouw van de “cradle-to-cradle” woning.

Milieu en energie

In de gemeente is volop aandacht voor de thema‟s bodem, geluid, luchtkwaliteit en afval. De meeste aandacht gaat uit naar het energievraagstuk: een mondiaal thema met een doorwerking op nationaal en lokaal niveau. Ook in Lansingerland wordt steeds meer energie verbruikt. Het is dan ook van groot belang tijdig nieuwe energiesystemen te implementeren om als gemeente minder afhankelijk te zijn van energieleveranciers. Het verduurzamen van de energiehuishouding vindt plaats langs verschillende wegen: - flinke energiebesparing en betere efficiency zijn de meest kosteneffectieve methoden; - toepassen van hernieuwbare energiebronnen met een grote rol voor aardwarmte, warm- te/koudeopslag, biomassa, wind en zon;

- schone toepassing van niet-duurzame bronnen (bijvoorbeeld stoken van kolen met CO2- afvang en -opslag).

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 35

In de programmabegroting van Lansingerland is opgenomen dat de gemeente in 2025 CO2- neutraal moet zijn. De gemeente heeft de regionale Klimaatagenda op 5 juni 2008 ondertekend om de CO2-uitstoot in de regio Rotterdam gezamenlijk aan te pakken. Het warmtenet, de ver- hoging van de energieprestatienorm en de inspanningen van de glastuinbouw zijn belangrijke elementen voor het behalen van de energiedoelstelling.

De “cradle-to-cradle” woning, welke met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, zal als voorbeeld dienen voor vergelijkbare vrijstaande woningen om middels integra- tie van systemen milieuneutrale woningen te kunnen realiseren.

Gemeentelijke structuurvisie (2010)

De gemeentelijke structuurvisie is de ruimtelijke vertaling van de reeds hiervoor besproken toe- komstvisie “Lansingerland op weg naar 2040”. Deze structuurvisie is vastgesteld op 18 februari 2010 door de gemeenteraad van Lansingerland.

Lansingerland wil aantrekkelijk wonen, werken, recreëren en leven sturen met een eigen visie. Binnen de gemeente staat een groot aantal ontwikkelingen op stapel: realisatie van woning- bouw, bedrijventerreinen en maatschappelijke voorzieningen. Om deze en andere ruimtelijke ontwikkelingen en het ruimtelijk beleid te verankeren, heeft de gemeente een structuurvisie opgesteld.

Met de structuurvisie worden de volgende doelen gerealiseerd: - het formuleren van een visie en uitvoeringsprogramma tot 2025; - het geven van een doorkijk naar de lange termijn; - het bieden van een toetsingskader voor nieuwe initiatieven; - het bieden van een basis voor de actualisatie van bestemmingsplannen; - het bieden van mogelijkheden om kosten te verhalen; - het voldoen aan de verplichtingen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Woonvisie

In de structuurvisie wordt verwezen naar de Woonvisie. De Woonvisie heeft als missie: samen bouwen aan een groen en duurzaam Lansingerland, waar alle inwoners veilig en prettig kunnen wonen, werken en recreëren, met een gevarieerd woningaanbod, passend bij de sociale demo- grafische opbouw van de samenleving, rekening houdend met historische en culturele waarden.

In het verlengde hiervan zijn de volgende beleidsdoelen geformuleerd: - Vergroten van keuzevrijheid en een gevarieerd woningaanbod. - Bieden van een gevarieerde en veilige woonomgeving. - Versterken van een duurzame woon- en leefomgeving.

Groen en recreatie

Zoals beschreven ligt het plangebied in het Hoge Bergse Bos binnen het Regiopark Rotteme- ren. Het regiopark faciliteert diverse doelgroepen en is een dynamisch en actief vrijetijdsland- schap.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 36

Belangrijk voor het recreatieve aanbod zijn de doorgaande recreatieve verbindingen door het Rottemerengebied, met name de verbinding met het Bentwoud (nabij Zoetermeer/ Waddinx- veen) en de Eendragtspolder (Zevenhuizen-Moerkappelle). Daarnaast is de ecologische ver- binding van belang als onderdeel van de Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur. De recreatie- ve inrichting wordt gecombineerd met het vergroten van de waterbergingscapaciteit.

Duurzaamheid

Ten aanzien van duurzaamheid wordt kortheidshalve verwezen naar het bepaalde over duur- zaamheid in de toekomstvisie “Toekomstvisie Lansingerland op weg naar 2040 (2009)”.

Gemeentelijke Welstandsnota

De voormalige gemeente heeft samen met de voormalige gemeenten Bergschenhoek en een welstandsnota “Welstandsnota 3B gemeenten” opgesteld, die op 1 februari 2004 is vastgesteld. In deze nota zijn de beleidskaders vastgesteld voor het voe- ren van gemeentelijk welstandsbeleid. Naast meer algemene en organisatorische aspecten geeft de nota tevens, voor de te onderscheiden deelgebieden, toetsingcriteria voor het te voe- ren welstandstoezicht.

Het plangebied is aan te merken als niveau 1 waarvoor een zware toetsing van het welstands- niveau geldt. Welstandsniveau 1 geldt voor structuurdragers en gebieden die van cruciale bete- kenis zijn voor het totaalbeeld van de gemeente, de dorpen en het landschap, waaronder het lint Berkel en Rodenrijs. Uitgangspunt voor welstandsniveau 1 is: handhaven, herstellen en versterken van gewaardeerde of gewenste ruimtelijke karakteristieken. Voor ontwikkelingssitua- ties, zoals die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, ligt het accent op het facili- teren, stimuleren en prikkelen van de kwaliteit.

Momenteel wordt nieuw welstandsbeleid voorbereid. Daarin wordt het plangebied als “landelijk gebied” beschouwd (deelgebiedenkaart) en betreft het lint aan de Rotte een belangrijke struc- tuurdrager. Voor het gebied geldt, in afwijking van het nog vigerende beleid, een reguliere toet- sing in het kader van welstand.

3.5 Conclusies

De nieuw te bouwen woning aan de Rottekade betreft vervangende nieuwbouw, aansluitend op het bestaande stedelijke gebied. Van uitbreiding van de hoeveelheid bebouwing is geen sprake. De bouw van de vrijstaande woning is dan ook niet in strijd met nationaal, provinciaal en of ge- meentelijk beleid.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 37

4 PLANBESCHRIJVING

4.1 Algemeen

De voorgenomen ontwikkeling geschiedt op initiatief van de bewoner van de huidige woning aan de Rottekade 8 te Bergschenhoek.

4.2 Ruimtelijke aspecten

Het bestemmingsplan “Rottekade 8” maakt de realisatie van één nieuwe vrijstaande woning mogelijk op een perceel waar momenteel een twee-onder-één-kap woning staat. Het perceel heeft een omvang van ongeveer 500 m2.

De nieuwe woning kent een totale vloeroppervlakte van 165 m2 verdeeld over twee etages en staat vrij op de kavel. Een van de twee bestaande bijgebouwen wordt behouden. Zie ook de volgende afbeelding (genoord) met de (voorlopige) inrichting van het perceel.

Een van de twee bijgebouwen die momenteel op het perceel aanwezig zijn wordt behouden.

De woning wordt aan de zuidwestzijde overwegend voorzien van glas. De overige gevels, waarop de zon minder aanwezig zal zijn, worden bekleed met gevelbeplating.

De maximale footprint is in de juridische bindende delen van het bestemmingsplan vastgesteld met een bouwvlak. Ook de maximale goot- en nokhoogte zijn vastgelegd.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 38

Uit oogpunt van duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit is ervoor gekozen ook de minimale en maximale dakhelling vast te leggen. De woning dient dus, evenals de meeste andere woningen aan de Rottekade, te worden voorzien van een kap.

Omdat de vrijstaande woningen aan de Rottekade, die in de nabijheid van Rottekade nummer 8 staan, worden gekenmerkt door tuinen, zijn de gronden op het voorerf (aan de Rottekade) be- stemd als “Tuin”; daarbinnen is slechts zeer beperkt bebouwing toegestaan.

4.3 Functionele aspecten

Het plangebied heeft een woonfunctie. De bestaande woning wordt gesloopt en vervangen door een nieuwe grotere vrijstaande woning. De woonfunctie blijft behouden en is als zodanig vast- gelegd in de planregels.

Het perceel ligt aan de Rottekade, een hoofdwaterkering langs de rivier de Rotte. Door de wa- terbeheerder, het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, is een keur vastgesteld. Dit houdt in dat binnen een zone direct grenzend langs de hoofdwaterkering niet zonder meer bouw- en overige werkzaamheden mogen worden verricht. Teneinde de belangen van de waterkering te beschermen is een dubbelbestemming opgenomen. In beginsel mag binnen de dubbelbestemming niet worden gebouwd. Tevens geldt een omgevingsvergunning- stelsel voor het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden dat erin voorziet dat een advies van de waterbeheerder moet worden ingewonnen alvorens werken en werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.

4.4 Inrichtingsaspecten

4.4.1 Verkeersaspecten

In de nieuwe situatie zal het aantal verkeersbewegingen niet wijzigen ten opzichte van de be- staande situatie. De verkeersdruk op de Rottekade zal dan ook niet toenemen. Het parkeren geschiedt op eigen terrein en de ontsluiting zal plaats blijven vinden via de Rottekade. Er be- hoeven, als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling, geen aanpassingen plaats te vinden aan de huidige ontsluitingsstructuur.

4.4.2 Openbare ruimte

De plangrenzen beperken zich tot de perceelsgrenzen; er is geen sprake van een herinrichting van de openbare ruimte waarvoor in het bestemmingsplan een regeling moet worden opgeno- men.

4.4.3 Groen en water

In het plangebied wordt geen groen of water aangelegd, anders dan ten behoeve van het eigen gebruik.

Er bestaat tevens geen waterbergingseis als gevolg van toename aan verharding in het gebied; de toename blijft onder tot de door het HHSK gestelde ondergrens van 500 m2.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 39

4.4.4 Duurzaamheid

De woning wordt gebouwd conform de “cradle-to-cradle”-principes, waaronder het uitgangspunt “afval is voedsel” ligt. Dit betekent dat een volledig volgens deze principes gebouwde woning tijdens de bouw, het gebruik ervan en zelfs de sloop geen afval mag opleveren maar voedsel. Afvalstoffen worden niet gedumpt op een afvalberg, maar als grondstof gebruikt voor nieuw materiaal of een nieuwe toepassing. Dit wordt ook wel “upcycling” genoemd.

De “cradle-to-cradle”-principes worden zoveel mogelijk toegepast op het nieuwe gebouw zelf alsmede de omgeving (de inrichting van het perceel). Voorbeelden van toepassingen die wor- den onderzocht zijn het gebruik van de rivier de Rotte voor opwekking van energie door water- kracht of door aanzuiging van koude lucht, de zuivering van water door de waterkerende dijk, de opslag van warmte- en koudeopslag op de kavel, de opslag van gft-afval voor hergebruik als biomassa, enzovoorts. Daarnaast zullen de bestaande fundering en materialen zoveel mogelijk worden hergebruikt in het nieuwe ontwerp.

4.4.5 Beeldkwaliteit

Er zijn geen beeldkwaliteitseisen gesteld aan de nieuwe woning; de vormgeving en materialise- ring van het gebouw alsmede de open erven zullen aan het in voorbereiding zijnde welstands- beleid worden getoetst.

4.5 Cultuurhistorische waarden

Er zijn in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van deze toelichting.

4.6 Landschap en natuur

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 2.5 van deze toelichting waar nader wordt inge- gaan op aanwezige landschaps- en natuurwaarden.

4.7 Ondergrondse infrastructuur

Er zijn geen ondergrondse kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming behoeven. Zie ook paragraaf 2.6 van deze toelichting.

4.8 Milieuaspecten

4.8.1 Akoestische aspecten

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 2.8.1 van deze toelichting.

4.8.2 Bodem

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 2.8.2 van deze toelichting.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 40

4.8.3 Luchtkwaliteit

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 2.8.3 van deze toelichting.

4.8.4 Externe Veiligheid

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 2.8.4 van deze toelichting.

4.9 Waterhuishoudkundige aspecten

Kortheidshalve wordt verwezen naar de resultaten van de watertoets zoals beschreven in para- graaf 2.9 van deze toelichting.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 41

5 TOELICHTING OP DE PLANREGELS

5.1 Indeling en opzet van het bestemmingsplan

De opzet van dit bestemmingsplan (toelichting/ regels) volgt zoveel mogelijk de standaard die in het Handboek van de gemeente Lansingerland is vastgelegd. De nieuwe bestemmingsregeling is gedetailleerd van aard.

5.2 Geometrische plaatsbepaling

Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een topografische onder- grond gebruikt. Met behulp van lijnen, coderingen en arceringen is aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven.

5.3 Planregels

De planregels bestaan uit vier hoofdstukken: - Inleidende regels (hoofdstuk 1) - Bestemmingsregels (hoofdstuk 2) - Algemene regels (hoofdstuk 3) - Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat voorkomt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschre- ven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gel- den. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.

De bestemmingsregels zijn de volgende:

Tuin

De gronden die zijn aangewezen voor “Tuin” zijn bestemd voor (voor)tuinen. Binnen deze be- stemming zijn beperkte bouwmogelijkheden opgenomen.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 42

Wonen-1

De gronden waarop de vrijstaande woning is voorzien zijn bestemd als “Wonen-1”. De bouwre- gels geven de randvoorwaarden aan waaronder de woning mag worden gebouwd en welke bebouwing binnen de erven (al dan niet buiten het bouwvlak) mag worden opgericht.

Waterstaat-Waterkering

Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de (regionale) waterkerende Rot- tekade. Op deze gronden is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland van toepas- sing. Bouwwerken binnen deze gronden mogen slechts worden opgericht indien de water- staatsbelangen dit gedogen. Wel moet vooraf advies worden ingewonnen bij het Hoogheem- raadschap. Het bijzondere bouwplan maakt dat een tweetal randvoorwaarden, die normaliter in de -bij deze dubbelbestemming behorende- ontheffingsregels worden opgenomen in dit geval niet van toe- passing zijn. Het gaat om de randvoorwaarden die, 1) betrekking hebben op de oppervlakte van een bouwwerk, en dat deze voor zover gelegen op of onder peil, niet worden uitgebreid en de bepaling 2) dat gebruik wordt dient te worden gemaakt van de bestaande fundering.

5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels ge- steld.

Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verle- nen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevon- den of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevings- vergunning voor het bouwen niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. In dit geval richten de regels zich op het parkeren (in relatie tot de mogelijkhe- den die de Bouwverordening, tot 2013, daarvoor biedt) en het ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels

Deze regels bevatten een aantal gebruiksregels in aanvulling op het algemene gebruiksverbod als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Zo is bijvoorbeeld het in ieder geval verboden om puin of afvalstoffen te lozen.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen zijn opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 43

maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te ma- ken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft hier een stan- daardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkin- gen van het plan mogelijk te maken die niet met een (binnenplanse) omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden. Bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmings- grens.

Algemene procedureregels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepas- sing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkingsregels, nadere eisen en wijzigings- regels. Ten aanzien van de in het plan opgenomen afwijkingsregels geldt paragraaf 3.2 van de Wabo; voor de wijzigingsregels geldt artikel 3.9a van de Wro. Voor het stellen nadere eisen is eveneens een procedure opgenomen.

5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewij- zigd.

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestem- mingsplan worden aangehaald.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 44

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 45

6 UITVOERBAARHEID

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De voorgenomen ontwikkelingen passen goed binnen het gemeentelijke beleid. Daarnaast zijn door de gemeente eisen gesteld, in de vorm van stedenbouwkundige randvoorwaarden, die de ruimtelijke kwaliteit in het gebied moeten waarborgen. Door de realisatie van de woning aan een gedetailleerde regeling te koppelen is de rechtszekerheid naar omwonenden voor een be- langrijk deel gegarandeerd.

Conform de Wet ruimtelijke ordening wordt de bevolking op diverse momenten in het proces geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkelingen. Er is geen inspraakprocedure gevolgd: bij de inspraakverordening is namelijk bepaald dat geen inspraak wordt verleend, tenzij sprake is van grote of veel belangen. De herbouw van één woning valt niet onder een dergelijk groot be- lang. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat het plan, mede gezien het voorgaande, maat- schappelijk uitvoerbaar is.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Exploitatieverplichting

Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal in- zicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

Het kostenverhaal is via een anterieure overeenkomst verzekerd. Deze overeenkomst is met de grondeigenaar afgesloten.

Conclusie

Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.

6.3 Handhavingaspecten

Inleidend

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verant- woordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden om-

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 46

schreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen.

Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarbor- gen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergun- ning, bouwen in afwijking van een verleende omgevingsvergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, of van werkzaamheden en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor afwijken.

Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en repressieve handhaving.

Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoor- beeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontro- les. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting.

Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij gecon- stateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van be- stuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrech- telijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primair doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro, Wabo of de Woningwet.

De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.

Vertaling naar bestemmingsregeling

In dit bestemmingsplan is aangesloten bij de actuele maatschappelijke behoefte voor wat be- treft bouwen en gebruik, bijvoorbeeld ten aanzien van aan-huis-verbonden beroepen. Vervol- gens is door middel van het opnemen van flexibiliteitsbepalingen (algemene ontheffingen, al- gemene wijzigingen) in voldoende mate ingespeeld op eventuele toekomstige ontwikkelingen.

De geometrische plaatsbepaling, de regels en de toelichting zijn, tot slot, zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 47

7 INSPRAAK EN OVERLEG

7.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is niet voor inspraak vrijgegeven. Conform de gemeentelijke inspraakverordening is de herbouw van één woning niet van dusdanig groot belang dat hier een inspraakprocedure voor hoeft te worden doorlopen.

7.2 Overleg

Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wet- houders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In dit kader van het overeenkomstig artikel 3.1.1 van Besluit ruimtelijke ordening is het vooront- werpbestemmingsplan aan de volgende instanties voorgelegd: 1. Provincie Zuid-Holland; 2. Ministerie van VROM, VROM-Inspectie Zuid-West; 3. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard; 4. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond; 5. Gemeente Zuidplas.

Hieronder wordt een samenvatting weergegeven van de ingediende overlegreacties. Deze zijn voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Daarbij wordt tevens aangegeven of de over- legreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Van de gemeente Zuidplas is geen reactie ontvangen.

1. Provincie Zuid-Holland

Inhoud overlegreactie In de eerste reactie wordt aangegeven dat het plan in overeenstemming is met het provinciale beoordelingskader (provinciale Structuurvisie en verordening Ruimte). Vervolgens is er nog een aanvullende opmerking gemaakt mede naar aanleiding van de nagestuurde verbeelding. In het bestemmingsplan moet worden aangegeven hoe significante belemmeringen ten gunste van dit bouwplan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de aan- wezige waterkering worden voorkomen (artikel 10 lid 3 van de Verordening Ruimte). Dat zou ook tot uitdrukking moeten worden gebracht in artikel 5 van de regels.

Reactie gemeente Naar onze mening is een en ander al ondervangen in artikel 5.3.2.

Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 48

2. Ministerie van VROM

Inhoud overlegreactie De VROM-Inspectie geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan “Rottekade 8” de betrok- ken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB).

Reactie gemeente Hiervan nemen wij kennis.

Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

3. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Inhoud overlegreactie Het hoogheemraadschap geeft aan geen opmerkingen te hebben.

Als algemene opmerking geeft het hoogheemraadschap mee dat de werkzaamheden op deze locatie vergunningplichtig zijn op grond van de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard. Dit vanwege het feit dat de locatie in zijn geheel is gelegen in de kernzone en beschermingszone van de waterkering. In de uitvoeringsplannen moet rekening worden gehouden met een proce- durele doorlooptijd. Zonder vergunning van het hoogheemraadschap mag niet worden gestart met de werkzaamheden. Degene die het werk gaat uitvoeren kan hiervoor in overleg treden met de afdeling Vergunningverlening en Handhaving.

Reactie gemeente Hiervan nemen wij kennis.

Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

4. Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond

Inhoud overlegreactie De Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing (SRC) van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) brengt in het kader van de externe veiligheid advies uit over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfraadzaamheid. Met betrekking tot onderliggend plan zijn geen relevante externe veiligheidsaspecten geconstateerd.

Reactie gemeente Hiervan nemen wij kennis.

Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011 49

7.3 Vervolgprocedure

Ontwerpbestemmingsplan

Na afronding van het vooroverleg is de bestemmingsplanprocedure voortgezet. De aanpassin- gen die volgen uit de overlegreacties waren verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuurs- recht van toepassing. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening dient de kennis- geving, als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, ook in de Staatscourant te worden geplaatst en via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.

Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 16 december 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld mondeling dan wel schriftelijk een zienswijze op het plan in te dienen. Hierop zijn geen zienswijzen binnengeko- men.

Van ontwerpbestemmingsplan naar vaststelling

Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging op 31 maart 2011 heeft de gemeente- raad het bestemmingsplan vastgesteld.

Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten. Tegen het besluit tot vaststelling staat direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt het plan in wer- king waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.

bestemmingsplan “Rottekade 8” toelichting vastgesteld 31 maart 2011