Quick viewing(Text Mode)

Besluit Tot Samenwerking Tubbergen En Dinkelland Vergde Bestuurlijke Moed

Besluit Tot Samenwerking Tubbergen En Dinkelland Vergde Bestuurlijke Moed

Besluit tot samenwerking en vergde bestuurlijke moed

De gemeenteraden van Tubbergen en Dinkelland stemden in maart 2011 in met een vergaande samenwerking tussen de twee gemeenten. De raden sluiten niet uit dat de samenwerking gaat leiden tot een fusie. Voor het besluit is ook in de ambtelijke organisaties veel draagvlak, vertelt gemeentesecretaris Alex Damer van Dinkelland.

‘Het getuigt van lef dat de raden deze stap zetten, er was bestuurlijke moed voor nodig,’ zegt Damer. De opgelegde samenvoeging van , en tot gemeente Dinkelland, tien jaar geleden was aanvankelijk bepaald geen succes. ‘Daar is een lange strijd aan vooraf gegaan, het was een totaal andere situatie dan nu. Deze samenwerking is vrijwillig en gelijkwaardig, ingegeven door de opgave waar we voor staan.’

Dat samenwerking nodig is, staat wel vast. Damer somt op: ‘Bestuurskracht, bestuurlijke drukte, de gemeenteomvang, de ‘A’-status voor gemeenten, de demografische ontwikkelingen, de kwetsbaarheid van de ambtelijke organisaties en het gemis aan synergievoordeel.’ De gemeenten in de regio Noordoost maakten in de afgelopen jaren vaak plannen om meer te gaan samenwerken, maar in de praktijk kwam er niet veel van terecht. ‘In het verleden hebben we geleerd dat het vaak lastig is om bestuurlijk samen op te trekken.’ Om die reden moet de samenwerking van Tubbergen en Dinkelland uitmonden in een fusie. De mogelijkheden van een Shared Service Centrum of een SETA-constructie (samen en toch apart) zijn onderzocht, maar afgevallen. ‘Om de organisatie sterk genoeg te maken voor de nieuwe taken die op ons afkomen, hadden we ook kunnen kiezen voor een ambtelijke samenvoeging. Maar het gaat ook om sturing. Als de bestuurlijke eigenzinnigheid erbij komt, haal je nog niet het maximale voordeel. Bestuurders zijn vaak niet bereid hun autonomie prijs te geven. Dat heeft tot gevolg dat een samengevoegde ambtelijke organisatie nog steeds dubbel werk moet doen. Bestuurlijke eenheid is ook belangrijk voor je positie in de regio en bij de provincie.’

Subtiel

De weg naar een fusie is, om met Bommel te spreken, een ragfijn spel. De raden hebben nog geen einddatum afgesproken. Jaarlijks kijken ze wat de vorderingen zijn. Damer werkt nu samen met zijn collega Gerard Mensink van Tubbergen aan een stappenplan, dat in de tweede helft van 2011 aan de raden wordt voorgelegd. ‘Het bouwen van een ambtelijke organisatie is weliswaar veel werk, maar ik verwacht geen grote problemen. De afdelingshoofden zijn betrokken, ze zien de kansen en ze onderschrijven de noodzaak van samenwerking.’ Damer wil niet nu al plukjes ambtenaren bij elkaar gaan zetten, maar eerst een organisatie- en sturingsfilosofie opzetten. ‘Eerst moet er eenheid zijn in hoe we gaan werken en op het terrein van personeelsbeleid zodat er een goed fundament is voor de nieuwe organisatie.’

Bestuurlijk kiezen de gemeenten voor een groeiproces. ‘We gaan een agenda maken met onderwerpen waar de colleges gezamenlijk over gaan besluiten. We willen zoveel mogelijk gelijkluidende keuzes maken op de verschillende beleidsterreinen.’

Natuurlijke partners

Dat Tubbergen en Dinkelland elkaar hebben gevonden lag voor de hand, vertelt Damer. ‘We lijken nogal op elkaar in onze manier van denken en werken. We zaten eerder in een los-vaste samenwerking waar ook en bij betrokken waren. Losser heeft de keuze gemaakt om vergaand (ambtelijk) met te gaan samenwerken. Tubbergen en Dinkelland bleven samen over, dat wij samengaan is een logische optie, ook al omdat er in de samenleving veel draagvlak voor lijkt te zijn.’ Hoe en waar de gefuseerde gemeente wordt gehuisvest is nog niet bekend. ‘Dat is nog een stap te ver,’ zegt Damer. Eén ding staat wel vast: de dienstverlening mag niet leiden onder de fusie. ‘Gezien de (ruimtelijke) grootte van de gemeente ligt het voor de hand om twee gemeentehuizen open te houden, maar dit soort zaken liggen gevoelig, we moeten er nog over nadenken.’