Goethe's Us T in Nederlandsche Vepzen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
GOETHE'S US T IN NEDERLANDSCHE VEPZEN No door C. S. Adama v, Scheltema II, door Nico van Suchtelen FAUST I. WERELDBIBLIOTHEEK ^:- •. .. ^;17:t^n.. r p r^ .7 t :i . ... i,^ . , • . ' ll.Z^-..; ^_ . y .. .^..;: .o.•-, =/s .n?' r ^ IN NEDERLANDSCHE VERZEN VERTAALD INGELEID EN TOEGELICHT DOOR C. S. ADAMA VAN SCHELTEMA 4e HERZIENE DRUK 19e-20e DUIZENDTAL •^r ^^ ^^q D7t . ^ .. .\ril;tr, `^✓ r -.SY'; . :fli?".'^t ^r '1' Íi ^.`^.. L íl.l -.^.^. ^`f^;^lr^ .y:3 %^•S . i -`: r^ 1^;. INLEIDING OORSPRONG EN SAGE E historische Faust is een bepaalde en be- faamde figuur geweest. Hij werd in 1480 ergens in Wurtemberg geboren, studeerde magie, destijds aan enkele universiteiten onderwezen, en gebruikte de verworven kennis voor allerlei goocheltoeren en oplichterijen. Hij maakte zich in zijn tijd een naam als Paracelsus, maar was, in tegenstelling met dezen, een gewetenloos be- drieger, die slechts door den schrik welken hij in- boezemde, als in verbinding staande met den duivel, aan alle vervolging wist te ontkomen, tot hij omstreeks 1540 arm stierf. Spoedig na zijn dood weefde de verbeelding allerlei verhalen om zijn persoon, waaraan niet veel werke- lijks meer overbleef; tot deze verschillende Faust- sagen in 1587 verzameld werden in een volksboek van Doctor Faust, dat de bron voor de latere Faust- legenden en Faust-gedichten werd. In dat volksboek komt het met bloed onderschreven verdrag met den duivel voor, de duivel bevredigt alle lusten van Faust, deze stelt er vragen over toekomst en hiernamaals, hij trekt heel Europa door, vertoeft aan hoven, huwt eindelijk de Grieksche Helena en wordt, na afloop van het verdrag, door den duivel gehaald, die zijn lijk op den mesthoop laat. Nieuwe sagen kwamen bij de oude, en een later lijvig Faust-boek vermeldt o.a. den wijn, die uit de tafel vloeit en des duivels verschijnen van achter den haard, tot in 1 674 Pfitzer's Faust-boek de al te uit- voerige humbug tot eenvoudiger vorm en korter in- houd terugbrengt; waarna van iemand, die zich „ein Christlich Meynender" noemde, een op meer his- torisch onderzoek steunend, beknopt Faust-boek VI FAUST I. verscheen, dat van het begin tot het eind der 18e eeuw talrijke drukken beleefde ; --- een uitgave daarvan kocht Goethe als jongen voor enkele „Pfennige" op de markt (,,Dichtung und Wahrheit"). Maar dieper indruk zal op hem het tooneelspel van Doctor Faustus gemaakt hebben. ----- De eerste, die kort na het verschijnen van het eerste Faustboek de stof tot een drama had bewerkt, was Marlowe (1563--- 1593), de groote voorlooper van Shakespeare. Hij verhief de figuur, en de geest van zijn „Faust" is ver- want aan Goethe's schepping. Engelsche tooneel- spèlers brachten het drama bij hun reizen op het vasteland, om den Duitschen oorsprong der sage, bij voorkeur in Duitschland op de planken, waar het verder, verhanseld en veel veranderd naar den smaak van het publiek, gedurende de geheele 18e eeuw werd gespeeld, ook als marionettenspel ; 1) ---- de jonge Goethe moet in Leipzig, in Frankfort, of ook in Straats- burg ongetwijfeld zulk een opvoering gezien hebben. 2) Lessing vestigde tien jaar na Goethe's geboorte weer de aandacht op het oorspronkelijk Faust-spel van Marlowe ; zelf heeft hij, ongeveer gelijktijdig met Goethe, een Faust-drama ontworpen, maar hij vol- tooide het niet, liet althans slechts fragmenten na, en Goethe heeft den inhoud van zijn ontwerp niet gekend. Zoo is de kern der eigenlijke Faust-sage een typisch product der renaissance, resp. der reformatie : ,-- zii ontstaat in den aanvang van het tijdperk, dat na de 1) Nog thans worden zulke marionettenspelen, en o. a. ook het oude Faustspel, hier en daar in Duitschland (b.v. in Munchen) wel gegeven. 2) Ook in ons land werd zulk een Faust-spel (door Van Rijn- dorp) geschreven en opgevoerd, waarvan de tekst voor de kennis der geschiedenis van het Faust-spel belangwekkend is, daar hij 70 jaar ouder bleek te zijn dan de oudste Duitsche tekst ; vgl. „De Hellevaart van Dokter Joan Faustus", beschreven door Dr. E. F. Kossmann in „Das Niederlandische Faustspiel des 17. Jahrhunderts". (Martinus Nijhoff 1910.) INLEIDING VII middeleeuwen de eerste bevrijding der menschelij ke persoonlijkheid bracht, en waar Marlowe in het begin van die aera Faust nog liet ondergaan, daar bracht Goethe aan het einde van dat tijdperk zijn redding, omdat het wezen van Faust, het streven naar onbe- perktekennis en natuurmacht, door de middeleeuwen juist als verderfelijk veroordeeld, voor hem en zijn tijd het hoogste was geworden. Van uit dat gezichtspunt bezien, kunnen wij Faust noemen: den Prometheus van den nieuwen tijd. De Faust-figuur staat aan het begin en het slot van den tijd, die zich uit de oude windselen loswoelde ter verovering van de natuur. Eerst onze tijd heeft die verovering voor een groot deel volbracht, om zich thans te bereiden tot het veroveren van haar schepsels zelf ^-- tot de beheersching der menschheid en haar samenleving. GEEST EN INHOUD Tot kort begrip der Faust-idee is een beknopt overzicht van den inhoud vanzelve onmisbaar. — in het „Voorspel", waar de droefgeestig gestemde „Opdracht" blijft doorklinken, richt Goethe zich tot het publiek, en neemt er voor zijn Faust-drama eigen- lijk afscheid van het toonel, waar dat immers zijn enge grenzen te boven en te buiten gaat. — In den mid- deleeuwsch-christelijken hemel van den „Proloog" worden daarop het goede en het kwade beginsel (dualistisch) tegenover elkander gesteld, staat God zijn „knecht", als eenmaal Job, aan den duivel ter ver- zoeking af en wedt de Heer, dat de goddelijke kern in Faust ten slotte zal overwinnen, al „dwaalt de mensch, zoolang hij streeft." — Wij zien dan Faust, die zich onbevredigd afwendt van alle doode geleerdheid. Hij slaat zijn oogen op tot het levend heelal, in het teeken van den „Macro - cosmos", maar gevoelt hoe de kennis van het maatloos VIII FAUST I. universum niet voor den sterveling is weggelegd en dit voor hem slechts een „schouwspel" blijft. Den kring van het aardsche voelt hij zich nader, daarvan diepste doel en inhoud te kennero I --- maar ook voor den „Aardgeest" zinkt hij terug en voelt hij zich maar een „worm". Dan rijst het plan tot zelfmoord, waar- van slechts de vrome Paasch-klokken en de zachte herinnering aan onbevangenjeugd hem terughouden. -Na Wagner, het voorbeeld van de geleerdheid om der geleerdheid wille (gelijk het „1'art pourl'art"), trekt op de lieflijke Paasch-wandeling hem een gansche reeks middelmatige typen voorbij ; zij allen vinden min of meer hun geringe bevrediging in het leven, maar een groote natuur als Faust voelt zich onverzaad, en met weemoedigen glimlach ziet hij neer op hun kleine wereld, — hij strekt zijn armen uit als vleugels en roept de geesten aan om hem te helpen en weg te dragen. Hier is de duivel, zijn tegenbeeld, hem genaderd, en als Faust troost zoekt in de „openbaring" biedt deze zijn beter hulp aan. Nadat Mephistopheles ten tweeden male is teruggekeerd (een overblijfsel uit het oude Faust-spel, waar hij eerst verlof van Satan zelf moet halen) wordt de overeenkomst gesloten en wedt Faust, in overeenstemming met het hemelsch verdrag, waar de Heer voorspelt hoe de goddelijke kern in hem zal overwinnen, dat zijn zoekende en strevende ziel zich nooit „verzaad aan rust zal over-- geven", dat Mephistopheles hem nooit door „stree- len" „met genot" zal „bedriegen", zoodat hij het schoone „oogenblik" zou willen vasthouden. -- Met het beeld van den aankomenden student, als een jonge Faust, nemen zij afscheid van de benauwde cel, en de tocht vangt aan, eerst door „de kleine weerld", de burgerlijke, dan door „de groote", de hofwereld, welke in Goethe's tijd nog de omgeving bij uitstek bood voor de vrije ontplooiing en uitleving der persoonlijkheid. INLEIDING IX Nadat de eerste proef, om Faust met het platte genot der drinkebroers te winnen, mislukt is, brengt Mephistopheles hem in de „Heksenkeuken", om hem daar te verjongen en verliefd te maken. In den spiegel ziet Faust daar voor het eerst de vrouw, waarvoor de weetgierige geleerde geen tijd en hart had gevonden. Daarmede vangt de „Gretchen-tragódie" aan. Mephistopheles brengt hen te zamen, met buurvrouw Martha's hulp. Zij strijden met hun liefde en verlan- gen, en nog eenmaal heft Faust zich in eenzaamheid van „Bosch en Grot" tot rustiger sfeer, -- vergeefs: de Iokkende „metgezel" troont hem terug en de ge- liefden ontkomen niet aan hun begeerten. Greetje wordt schuldig, wij hooren hoe zij met den slaap- drank haar moeder in onachtzaamheid heeft gedood, en door angst en schaamte gedreven haar kind ver- dronk, terwijl Faust, reeds schuldig door een valsch getuigenis, Greetje's broeder doorsteekt en, vluch- tend voor de gevolgen, aan Mephistopheles' zijde de geliefde verlaat, totdat hij in den zinnelijken roes van den „ Walpurgisnacht" dreigt onder te gaan. Doch het oogenblik genaderd, dat deze zijn „buit erlangen" zal, doet de verschijning van Greetje's gestalte Faust keeren en te hulp snellen aan de veroordeelde, reeds tot waanzin vervallen gevangene, die hem thans echter weerstaat, en zich berouwvol aan God's genade over- geeft. Met Faust's omkeer en Greetje's boete ligt aan het slot van het eerste deel ook het keerpunt van het gansche drama, want hier begint de opgaande lijn. In het tweede deel bezoeken zij dan des keizers hof, „de groote weerld", maar noch het schitterend leven en de schoone vermaken, noch de hulp, door Mephistopheles' uitvinding van het papieren geld, aan 's keizers kas geboden, kunnen Faust bevredigen, tot hij in verrukking geraakt voor de bij het feest opgeroepen verschijning van Helena, het beeld der X FAUST I. classieke schoonheidsidee ; -- hij wil haar grijpen, doch haar werkelijke gestalte toeft in de onderwereld en verdoofd stort hij neer. Mephistopheles draagt hem weg naar zijn oude om- geving, waar Wagner hem is opgevolgd en de jonge student thans overmoedig op zijn beurt de weten- schap veracht.