Indische Letteren. Jaargang 19
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Indische Letteren. Jaargang 19 bron Indische Letteren. Jaargang 19. Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn 2004 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_ind004200401_01/colofon.php © 2013 dbnl i.s.m. 1 [Nummer 1] Redactioneel In 2002 was het niet alleen vierhonderd jaar geleden dat de VOC werd opgericht, maar ook dat het eerste contact plaatsvond tussen Nederland en Ceylon, het huidige Sri Lanka.* Daarom heeft onze Werkgroep op 24 januari 2003 een lezingenmiddag georganiseerd over dat eiland, waar de Nederlanders tussen 1656 en 1796 de scepter zwaaiden. De weerslag van die bijeenkomst treft u aan in deze aflevering van ons tijdschrift. Alexander J.P. Raat belicht aan de hand van tot dusver ongepubliceerde egodocumenten het leven van Joan Gideon Loten, die in het midden van de achttiende eeuw gouverneur van Ceylon is geweest. Lodewijk Wagenaar, auteur van het fascinerende boek Galle, VOC-vestiging in Ceylon (1994) vertelt over het wel en wee van de Ceylonese kaneelschillers, gezien door de ogen der Compagniesdienaren. Peter van Zonneveld bespreekt de reisverhalen uit dié periode in de negentiende eeuw, waarin Galle op de reizen van en naar de Oost opnieuw een pleisterplaats werd. Dit jaar is het honderd jaar geleden dat Raden Adjeng Kartini, bekend van haar Door duisternis tot licht (1911) op jeugdige leeftijd overleed. Op onze lezingenmidag van 16 april wordt in een drietal voordrachten aandacht aan deze bijzondere Javaanse regentendochter besteed. Bovendien zal twee dagen later, op 18 april, in het Indisch Huis in Den Haag, onder leiding van Vilan van de Loo een bijeenkomst van de Literaire Salon aan Kartini worden gewijd. Tijdens onze lezingenmiddag is er ook aandacht voor de Belanda Hitam, de Indo-Afrikaanse gemeenschap op Java. Bovendien worden er twee boeken gepresenteerd: de Indische memoires van Jan Lechner en Regen over de Digoel van Joop van den Berg. Nadere informatie vindt u achterin deze aflevering. * Ter gelegenheid daarvan verscheen Het Nederlands-Ceylonese erfgoed. Vierhonderd jaar betrekkingen tussen Nederland en Ceylon/Sri Lanka van E. Jongens, uitgegeven door de Stichting Nederland-Sri Lanka in Den Haag (2002). Indische Letteren. Jaargang 19 2 Detail van tekening in de collectie van het Rijksprentenkabinet in Amsterdam van een hertenjacht in Celebes omstreeks 1748 (RP-T-3252). De tekening is afkomstig van Joan Gideon Loten. In de twee paviljoens zijn waarschijnlijk afgebeeld de gouverneur, Joan Gideon Loten (rechts), zijn echtgenote en dochter (links) en hun gevolg. Indische Letteren. Jaargang 19 3 ‘Ons vermakelijke leven in orienten’ Documenten over Joan Gideon Loten (1710-1789), gouverneur van Ceylon Alexander J.P. Raat Inleiding Joan Gideon Loten, gouverneur van Ceylon en raad van Nederlands Indië, is onder vogelkenners bekend door de aquarellen van Ceylonese en Indische vogels, die in de periode 1752-1757 door zijn klerk Pieter Cornelis de Bevere (voor 1722-1785) werden gemaakt. In de achttiende eeuw was het niet gebruikelijk dat VOC-dienaren zich actief met de natuurlijke historie van de overzeese gewesten bezighielden. Verder is het opmerkelijk dat de collectie vooral in Engeland bekend is geworden. Na zijn terugkeer uit Indië vestigde Loten zich in Engeland. Zijn aquarellen zijn tijdens zijn verblijf aldaar (1758-1781) gebruikt door bekende natuurhistorische onderzoekers zoals George Edwards, Joseph Banks, Thomas Pennant, Johann Reinhold Forster en John Latham. Ook Linnaeus heeft informatie van Loten benut voor de beschrijving van vier vogelsoorten in de twaalfde editie van zijn Systema naturae (1766). De aquarellen en Lotens aantekeningen zijn na zijn dood verspreid geraakt. Tegenwoordig zijn deze te vinden in Teylers Museum in Haarlem, het Rijksprentenkabinet in Amsterdam, de British Library en het Natural History Museum in Londen.1 De betekenis van Loten en zijn collectie voor de kennis van de fauna van Indonesië en Sri Lanka komt in deze bijdrage niet aan de orde. Naast de bovengenoemde aquarellen met aantekeningen geven brieven een beeld van het karakter van Joan Gideon Loten en van zijn loopbaan. Deze documenten zijn verspreid over archief- en museumcollecties in Nederland en Engeland. De officiële correspondentie en documenten in de VOC-archieven in Den Haag en Colombo verschaffen informatie over zijn loopbaan bij de Compagnie. In deze bijdrage wordt vooral geciteerd uit documenten die op zijn persoon en familie betrekking hebben. Daarbij ligt de nadruk op de periode dat Loten in dienst was van de VOC in Indië (1731-1757). Loten komt in deze documenten naar voren als een sympathieke echtgenoot, vader en broer. Verder Indische Letteren. Jaargang 19 4 blijkt uit de stukken dat hij een brede belangstelling had naast zijn bezigheden voor de VOC. Behalve interesse in vogels is Loten ook actief als botanicus, hydrograaf, cartograaf en astronoom.2 Zijn kwaliteiten werden in Engeland zeer gewaardeerd. In 1761 wordt hij benoemd tot Fellow van zowel de Royal Society als van de Society of Antiquarians.3 Levensloop 1710-1758 Joan Gideon Loten werd in mei 1710 geboren in de Schadeshoeve in de Groenekan, gemeente Maartensdijk. De hoeve was sedert 1651 in het bezit van de familie van zijn moeder.4 Zijn vader was Joan Karel Loten (1679-1763). Deze was op 19 maart 1710 in Wijk bij Duurstede in het huwelijk getreden met Arnoudina Maria van Aertsen van Juchem (1685-1775). Vader Loten was secretaris van de Lekdijk benedendams. Een in 1716 geboren zoon overleed kort na de geboorte. In 1719 werd nog een derde kind geboren, Arnout Loten (1719-1801). Deze was in de tweede helft van de achttiende eeuw meerdere malen burgemeester van Utrecht en lid van de vroedschap. De broer van Joan Karel, Joseph Loten (1680-1730), ging in 1702 als onderkoopman in dienst van de VOC naar Indië. In 1721 keerde hij terug naar patria als admiraal van de retourvloot. Het navolgende document legt het verband tussen neef en oom. In 1760 schrijft Joan Gideon uit Engeland aan zijn broer Arnout: maar evenwel als ik ouder was zou ik wel een lief wyfje willen hebben om dat men zich hier zo niet van de meyden kan laaten oppassen als in Oost Inje, je most dit niet aan zuster laaten leezen, want ze zyn nooyt digt, en my dunkt Mama heeft a myn eyge geëerde Governo toen ik eerst van 't groote Schip af kwam my heel duydelyk verteld dat onze oom Joseph dat zo maar 't Utrecht, daar ik noch van zynent wegen beschaamd over ben, zou hebben willen gaande houden, als by geluk niet eenige Vroome Luyden die meelyden met zyn bedroefde staat hadden ZynWelEdele Zaliger niet weder op de regte weg gebragt en dus vatbaar gemaakt hadden voor de deugdelyke bekoorlykheden van zo een gezegend huwelyk dat zyn hoofd van vreugde heeft doen kl.... en onze lieve oom mogelyk te eerder bekwaam heeft gemaakt voor een andere waereld, alwaar anders als het vyfde rad aan een wagen zou te pas gekomen hebben [...] Serieuz ik verzoek deeze die 'k in een vrolyke luym zonder malitie heb gez. aan vulcanus op te offeren.5 Na zijn jeugd in Utrecht, waar hij vanaf 1722 het Hieronymus Gymnasium bezocht, vertrok Joan Gideon Loten in december 1730 als onderkoopman in dienst van de VOC naar Indië. Het journaal van zijn zeereis bevindt zich in het Nationaal Archief in Den Haag.6 In Kaapstad ontmoette Loten bij de gouverneur van deze VOC-vestiging, Jean de la Fontaine, zijn toekomstige echtgenote, Anna Henriëtte van Beaumont. Indische Letteren. Jaargang 19 5 In het Utrechts Archief bevindt zich een aantekening van Joan Gideon Loten, waarin deze naar aanleiding van het overlijden van Anna Henriëtte in Colombo in 1755 het volgende noteert: De nu overleeden Vrouwe is de derde dochter geweest van wijlen gem: Cornelis van Beaumont en van Deliana Blesius. Z'is op Batavia met mij gehuwt den 24. Augusti 1733, en weijnig dagen daarnaa zijn wij t'zamen vertrokken na Samarang op Javas noord Oost kust, van welke 'k tot Fiscaal was aangesteld Alwaar dit Huwelijk is gevolgd van de Geboorte eener Dochter Charlotta Eleonora op den 16. November 1734, welke den 30. April van het daar aan volgende Jaar op Samarang is verscheijden. En op den 16. October 1736, van een tweede Dochter Arnoldina Deliana Cornelia opgevolgd geworden, zijnde de nu noch in weezen zynde Echtgenoote van den heer Dirk Willem van der Brugghen, aan wien behalve reeds twee zoonen en een Dochter heeft gegeven, van welke 't tweede zoontje Albert Anthoni Cornelis nu voor weijnige dagen, den 30. Julii laatst leeden, in een tedere ouderdom van een Jaar, 4 maanden 7 dagen uyt dit leeven is gescheijden, en met zijne Groot Moeder, de reeds dikwijls genoemde vrouwe (na eerst de weijnige tusschen gevallene dagen bij d'overblyfselen van wylen deeze zijne Groot Moeders Oom den Heere Gouverneur Rumpf, bygezet te zijn geweest) in een zelve Grafkelder is verzameld geworden. Van Samarang is Haar Ed: in het Jaar 1741 na Batavia vertrokken, dewijl ik door de Hooge Regeering van Eerste Administrateur op Java was gechargeerd tot Eerste administrateur op d'Eijlanden Onrust en de Kuijper. En met het begin van maert 1744 zyn wij te zamen vertrokken na Maccassar op 't Eyland Celebes, om dat het Gouvernement van de Provincie my was geconfereerd geworden. Haar Ed: is aldaar den 18. February 1746 van een zoontje bevallen, hetwelk te Maccassar in het Kasteel Rotterdam gebooren en even naa de geboorte overleeden is. Hiernaa in het jaar 1750 dewijl ik reeds in het jaar 1748 volgens de daar van in 1749 op Maccassar aangekomen tyding tot raad van indien was geeligeerd geworden, is Haar Ed. met mij op Batavia aangeland in het begin van November, vindende zyn excell. Van Imhoff diezelve dag (5 November) welke wy ten rheede aldaar kwamen overleeden het welk hier word aangehaald om dat Dezelve voor haar Eds.