'Daar Doet Het Rijk Ceylon Haar Milde Schatkist Open'
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
‘Daar doet het rijk Ceylon haar milde schatkist open’ De VOC en de invloed van koloniale exploitatie op de natuurlijke omgeving in Ceylon (1662-1785) Carlijn van der Baan 10645381 Begeleider Dr. D. H. van Netten Masterscriptie Geschiedenis Universiteit van Amsterdam 11-07-2017 ‘Daar doet het rijk Ceylon haar milde schatkist open, En komt my minzaam door de wond’re kragten nopen, Dieze in de schorsen der Caneelboom heeft gebaard, Om al den glorie van haar heerelijken aart Te zingen, dat het lang den Naneef dreunt in de oren: Geen vrugt van Libanon kan zo den mensch bekoren, Of kragten geven aan het afgeloogt gemoed, Als hier dit eyland door Kaneelgeur rijkelijk doet: Laat dan vry Vrankrijk met haar Safferanen pralen, En ’t moedig Duytsland op haar Lelien der dalen Het hoofd opbeuren, heel hoveerdig op die bloem, Zy wijken billijk voor de herelijke roem Van ’t Zalig eyland, wiens vergulde en rijke stander, Is in het groot geweld der wakk’re Nederlander: Het gunt ons overvloed van waren, ja kaneel Zo geestverquiquikkend, dat de Koningen, hoe eêl, Genoegen vinden, als zy dese fijnste geuren, Gebroken naar de kunst in hare spijs bespeuren.’1 1 G. van Kervel, Opkomst, Magt en Heerlykheyt van het Oostindisch-Huys der Stadt Rotterdam (Den Haag 1701) 22. 2 3 Abstract Ceylon (nowadays Sri Lanka) was made during the Dutch period into a profitable colony. The Dutch East India Company traded here mainly in cinnamon, pepper and elephants. By means of surveyors and mapmakers the Company was able to perpetuate their colonial governance and explore new trading opportunities. However in the seventeenth and eighteenth century the Company would endure several economic setbacks as a result of ecological damage, like disappointing yields and withdrawing of elephant populations into unknown regions. These consequences were not only the result of the exploitative Dutch policy, but already took place much earlier by pre-colonial tribes and the Portuguese colonists. They had developed an administrative structure for extracting ‘natural’ profits that the Dutch could take over. Via a variety of imaging sources, like engravings, natural historical illustrations and personal observations, it is possible to trace the impact of colonial trade in an exotic environment. Thanks to this research for the first time maritime history and environmental history are brought together to shed a new light on the Dutch colonial period in Ceylon. 4 Inhoudsopgave Inleiding 6 1. ’s Kompanies rijkste goud mijn 16 2. De handelsgeest in kaart gebracht 38 3. Een ‘natuurlijke’ prelude 58 4. Exotica op papier 72 Conclusie 98 Archivalia 103 Bronnen 104 Literatuur 109 5 Inleiding Op de wereldkaart die de vermaarde Nederlandse kaartenmaker Joan Blaeu in 1648 vervaardigde, luidt de beschrijving van het eiland Ceylon: ‘Op het eiland Ceylon groeit kaneel in zulke hoeveelheden, dat het over de hele wereld begeerd is’.2 Dit was het ‘bekoorde’ kaneeleiland, dat tussen 1656 en 1795 een handelskolonie was van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Om te kunnen concurreren met andere (opkomende) Europese handelsondernemingen trachtte de VOC het eiland zo winstgevend mogelijk te maken, met kaneel als één van de voornaamste exportproducten. De handel in kaneel leverde de Compagnie rendement op, maar had niet alleen een economische dimensie; de geïntensiveerde kaneelteelt op plantages had óók repercussies voor de natuurlijke omgeving op Ceylon. In 1786 vermeldt de Zweedse naturalist Carl Peter Thunberg in een publicatie van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen: ‘Het is oneindig dienstiger voor de Hollandsche Kompagnie, haare Kaneel dus uit een geplante Tuin te doen haalen, dan die door de Cingaleezen wyd en zyd in de Boschen te laaten opzoeken. Bovendien is deeze Drogery in de Boschen niet meer zoo overvloedig als voorheen: ten deele, alzoo de Landeryën, welke de beste Kaneel gaven, tot andere gebruiken zyn besteed; ten deele, omdat de Kaneelboomen in de Wildernissen niet gehavend [onderhouden] werden’.3 Het is de vraag hoe het koloniaal beleid van de VOC zijn weerslag had op de natuurlijke omgeving van Ceylon in de ‘Nederlandse’ periode van 1662 tot 1785. Uitvoerig onderzoek naar veranderingen op het milieu van Ceylon als gevolg van economische exploitatie door de VOC ontbreekt nog binnen de geschiedschrijving. Ceylon, het huidige Sri Lanka, is een eiland van ruim 65.500 vierkante kilometer (vergelijkbaar met het huidige oppervlak van Nederland en België bij elkaar) en gelegen onder India. Gedurende de zestiende eeuw telde de inheemse bevolking van Ceylon ongeveer 600.000 mensen. Het politieke bestel bestond sinds de dertiende eeuw uit verscheidene 2 ‘In insula Ceilon crescit cinnamomu idsa tanta copia, ut illinc per totum terrarum orbem longe late avebatur’. Nova totius terrarum orbis tabula (1648), Jan Blaeu, 3, Harry Ransom Centre, Texas. 3 C. P. Thunberg, ‘Aanmerkingen over de kaneel op Ceylon’, Verhandelingen uitgegeven door het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen te Vlissingen (1786) 296-312, aldaar 309. 6 koninkrijken die hun macht vooral ontleenden aan de waarde van de handelsproducten die in het ‘eigen’ gebied binnen de natuurlijke grenzen van het eiland te vinden waren.4 Het welvarendste en invloedrijkste koninkrijk genaamd Kotte lag in het zuidwesten,5 en kon zich ontwikkelen door de voor maritieme handel gunstige geografische ligging én een monopolie op kaneel.6 Deze specerij groeide tot de tweede helft van de achttiende eeuw met name in de bossen van de ‘vochtige zone’, een klimatologische regio die onder het koninkrijk Kotte viel.7 Kaneel was voor de lokale bevolking tot de zestiende eeuw geen voornaam handelsproduct geweest, maar door de stijgende vraag uit Europa, veranderde de commerciële focus van de Ceylonese koninkrijken om aan de vroegmoderne wereldhandel te kunnen (blijven) deelnemen.8 Toen de Portugezen in 1505 voor het eerst op Ceylon aankwamen, hadden zij in eerste instantie geen interesse in andere handelswaar dan kaneel.9 De kaneelhandel vormde voor de Portugezen gedurende de zestiende eeuw een belangrijke stimulans voor de annexatie van het koninkrijk Kotte en, van daaruit, de rest van het eiland:10 ‘[Portugal] introduceerde het alleenrecht op kaneel’,11 schrijft de Portugees Rodigues de Saa in 1630.12 Het lukte de Portugezen namelijk om in de periode van 1506 tot 1656 bijna alle kustgebieden onder hun bewind te brengen, op het koninkrijk Kandy aan de oostkust na. De Portugezen legden zich vooral toe op de lokale handelsproducten en gingen zich, naast kaneel, ook op peper en olifanten richten. Daarbij veranderden zij niet zozeer de inheemse productiemethoden, maar brachten de Portugezen de Ceylonese producten wel in contact met een groter handelsnetwerk dan voorheen mogelijk was 4 C. R. de Silva ed., Portuguese Encounters with Sri Lanka and the Maladives. Translated Texts from the Age of the Discoveries (Farnham 2009) xvii-xviii. 5 C. E. P. Jayasuriya, ‘A Historical Survey of Ceylon Trade’, Journal of the Royal Society of Arts 97 (1949) 757-768, aldaar 764. 6 A. F. Schrikker, Dutch and British Colonial Intervention in Sri Lanka c. 1780-1815. Expansion and Reform (Leiden 2006) 16. 7 C. R. de Silva, ‘Trade in Ceylon Cinnamon in the Sixteenth Century’, The Ceylon Journal of Historical and Social Studies 2 (1973) 14-27, aldaar 16. 8 Schrikker, Dutch and British Colonial Intervention, 18. 9 Ibidem. 10 D. F. Lach en E. J. van Kley, Asia in the Making of Europe. Volume III A Century of Advance (Londen 1993) 946. 11 ‘introduxo un estanco en la Canela’. R. de Saa, Rebelion de Ceylon y los progressos de su conquista (Lissabon 1681)106. De betekenis van ‘estanco’ wordt ook genoemd in de volgende publicaties; De globe. Keur van reisverhalen en merkwaardigheden van vreemde landen en volken (Den Haag 1842) 33. Bewys-stukken betreffende de Belgische maetschappy van volkplanting en de gemeenschap der vereniging gevestigd te Santo-Thomas de Guatemala, onder de bescherming van den Koning (Brussel 1844) 65. 12 Ceylon, A General Description of the Island, Historical, Physical, Statistical (Londen 1876) ix. 7 geweest. Het was uiteindelijk de VOC die vanaf het midden van de achttiende eeuw de productie op Ceylon op een grotere schaal zou gaan exploiteren.13 De kennis over Azië in de Nederlanden (maar ook in de rest van Europa) was in de zestiende eeuw nog schaars omdat de Portugezen economische concurrentie vreesden wanneer zij informatie hierover zouden publiceren.14 Over Ceylon ontstonden in de Republiek dan ook wonderlijke geruchten zoals dat het eiland zou zijn opgebouwd uit saffieren en robijnen, en dat de gewassen een parfumachtig aroma zouden verspreiden. Zelfs de kleurrijke paradijsvogel zou zich hier bevinden.15 In opdracht van de Zeeuwse zakenman Balthazar de Moucheron, voer Joris van Spilbergen in 1601, nog vóór de oprichting van de VOC, richting Ceylon om het eerste Nederlandse contact te leggen met de koning van Kandy; het enige koninkrijk dat niet onder gezag van Portugal stond.16 De Ceylonese historische kroniek Culavamsa vermeldt in de zestiende eeuw: ‘Zij [Portugezen] verspreidden zich over verschillende schone provincies, verwoestten velden en tuinen (…) en brachten op deze wijze verwoesting in Sihala [land der Singalesen]’.17 Eveneens karakteriseert de Culavamsa de Portugezen als Parangi [boosdoeners].18 De koning van Kandy verzocht Van Spilbergen om hem steun te verlenen in de strijd tegen de Portugezen, maar de (inmiddels opgerichte) VOC achtte zich daartoe op dat moment nog niet in staat.19 De Staten-Generaal stelden op 20 maart 1602 een octrooi op waarmee zij de VOC het alleenrecht verleenden op de handel van de Republiek tussen Kaap de Goede Hoop en de Straat van Magellanes.20 De VOC kreeg toestemming van de Staten-Generaal om met lokale vorsten overeenkomsten te sluiten, oorlog te voeren, besturen te vormen en 13 D. W. Ananda Wickramasinghe en D. C. Cameron, British Capital, Ceylonese Land, Indian Labour: The Imperialism and Colonialism of Evolution of Tea Plantations in Sri Lanka (Hamilton 2005) 2.