Louise De Bettignies: Een Franse Heldin Uit De Grote Oorlog
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
1 Louise de Bettignies: een Franse heldin uit de Grote Oorlog Tekst en foto’s: Eric R.J. Wils Inleiding De Noord-Franse stad Lille werd op 13 oktober 1914 na felle strijd door het Duitse leger ingenomen. Er volgde een vier jaar lange bezetting door de Duitsers die vanuit Lille het nabijgelegen front in Frans-Vlaanderen controleerden. Franse burgers besloten geleidelijk aan verzet te gaan plegen tegen de Duitse bezetting. Een van die verzetsmensen was de 34-jarige Louise de Bettignies uit Lille. Zij zou uitgroeien tot het symbool van het Franse verzet uit de Grote Oorlog met de eretitel van ‘Jeanne d’Arc du Nord’. In dit artikel wordt ingegaan op haar leven en de tastbare herinneringen aan haar activiteiten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Foto van Louise de Bettignies op 25-jarige leeftijd en een na de Eerste Wereldoorlog geschilderd portret met haar opgespelde eretekens en met loopgraven op de achtergrond. Louise de Bettignies Louise Marie Jeanne Henriette de Bettignies werd geboren op 15 juli 1880 in Saint-Amand-les-Eaux, een plaats op zo’n 40 kilometer ten zuidoosten van Lille. Ze was het zevende kind van de negen kinderen van het echtpaar Henri en Julienne de Bettignies. Een streng katholiek gezin van gegoede afkomst, hoewel de familie in mindere financiële tijden terecht was gekomen. Haar oudste broer Henri werd tot priester gewijd en ook Louise overwoog haar leven aan het geloof te wijden.1 Het geboortehuis van Louise, in de naar haar genoemde Rue de Louise de Bettignies, staat niet ver van de rivier de Scarpe aan de oostkant van de plaats. Het vrijstaande huis is anno 2014 een bouwval. Een bord aan de muur geeft aan dat hier ‘La Maison Louise de Bettignies’, een toekomstig ‘Lieu de 2 mémoire en hommage aux femmes résistantes’, zal worden ingericht. Op de gedenksteen boven de vervallen voordeur is onderaan haar eretitel van ‘Jeanne d’Arc du Nord’ aangebracht. Deze toekenning kwam uit de mond van kardinaal Alexis-Armand Charost, tijdens de Eerste Wereldoorlog de bisschop van Lille. Het bord is voorzien van het acroniem L.P.D.F. De ‘Ligue Patriotique des Françaises’ was een katholieke nationalistische vrouwenbeweging die bestond tot 1933. Na het failliet gaan van de porseleinfabriek van vader Henri, verhuisde de familie naar Lille. In april 1903 overleed vader Henri en moeder Julienne verhuisde naar de Rue d’Isly 166 aan de zuidwestkant van de stad. Anno 2014 heeft die straat duidelijk betere tijden gekend. Aan de deur van het appartementsgebouw hangt een vervuilde gedenksteen met daarop de tekst dat Louise de Bettignies vanuit dit huis haar diensten voor Frankrijk heeft verricht. Louise bleef ongetrouwd en dat is een van de raadselen uit haar leven. Ze moet ongetwijfeld aanbidders hebben gehad. Maar ze koos voor een andere route en voor onafhankelijkheid. Aan de Universiteit van Oxford studeerde ze Engels en behaalde daar een graad. Rond 1905 zwierf ze uit over Europa en verkeerde nogal eens in adellijke kringen. In Milaan bij de familie Visconti gevolgd door betrekkingen als gouvernante bij takken van de Oostenrijkse Habsburgers en de Beierse Wittelsbachers. Daar ontmoette ze kroonprins Rupprecht van Beieren en werd zelfs gevraagd door de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand voor de opvoeding van zijn kinderen. Wat betreft het katholieke geloof klikte dat wel, maar door te kiezen voor een leven als Oostenrijkse hofdame zou ze haar vrijheid en de Franse nationaliteit verliezen. Het neerschieten van Franz Ferdinand op 28 juni 1914 in Sarajevo zette echter de wereld op zijn kop en in de zomer van 1914 keerde Louise terug naar het huis van haar moeder in de Rue d’Isly. En op 3 augustus 1914 was Frankrijk in oorlog met Duitsland. Gedenksteen boven de deur van het vervallen geboortehuis van Louise de Bettignies in Saint-Amand-les-Eaux. 3 Gedenksteen aan de voormalige woning van Louise de Bettignies in de Rue d’Isly 166 te Lille. Strijd om Lille Na de door de Duitsers verloren Slag aan de Marne in september 1914 verplaatste de strijd zich naar het noorden van Frankrijk. Beide kampen brachten legers uit het oosten van Frankrijk over naar het noordwesten van Frankrijk en het zuidwesten van België in wat bekend staat als ‘de race naar de zee’. Het Duitse Zesde Leger, bestaande uit eenheden afkomstig uit Beieren, werd uit de Vogezen gehaald. Franse troepen probeerden steden terug in handen te krijgen die in de Duitse opmars van augustus 1914 waren opgegeven. De Fransen rukten zelfs op 27 september het Belgische Tournai (Doornik) binnen, maar moesten zich daar begin oktober al snel weer terugtrekken op Lille.2 Het Duitse Zesde Leger zette vervolgens de aanval in op Lille, dat werd verdedigd door ruim 3000 man territoriale troepen. Tijdens de dagenlange strijd om Lille werd de stad beschoten met tal van verwoestingen tot gevolg. Bijna duizend gebouwen en nog meer woningen werden zwaar beschadigd. De ravage was het grootst aan de noordoostelijke kant van de stad, in de buurt van het station richting het centrum. Op 12 oktober aan het einde van middag capituleerde het Franse garnizoen en de volgende dag trokken de Duitsers de stad binnen.3 Louise de Bettignies had echter niet stil in huis zitten wachten op de komst van de Duitsers. Haar moeder werd in september naar familie in een dorp in de buurt van Bethune gestuurd. Samen met haar zuster Germaine meldde ze zich aan bij een ziekenhuis om gewonden te verzorgen. Toen de strijd om Lille losbarstte dienden de bewoners zich schuil te houden in hun huizen, maar Louise en Germaine besloten de terugtrekkende en uitgeputte Franse troepen van eten en drinken te gaan voorzien. Met gevaar voor haar eigen leven door rondvliegende kogels stapte Louise door de straten van Lille met gamellen met soep. Haar oorlog was begonnen. 4 De verwoestingen in het centrum van Lille in oktober 1914. Het gebouw met de koepel is de Opera met daarachter de hoge toren van het Beursgebouw aan het Place du Théâtre. Verzet in Lille Lille werd vanaf de Duitse bezetting bestuurd door een militaire gouverneur, generaal Von Heinrich van het Zesde Leger. Alles wat maar enigszins schadelijk zou kunnen zijn voor het Duitse leger werd vervolgens verboden. Honderden plakkaten met verordeningen werden opgehangen. Dagelijks paradeerden de militairen door de stad naar de historische Grand’Place. Ook werden geregeld Britse of Franse krijgsgevangenen door de stad geleid ter intimidatie van de bevolking. Lille werd herdoopt in het Vlaamse Ryssel en toen het westelijk front zich stabiliseerde, lag de stad zo’n 20 kilometer van de frontlijn. Een Duitse bron spreekt van: ‘In Ryssel herrschte seit der Besetzung ein starkes Deutsches Leben‘.4 Alles wat het Duitse leger ten dienste kon zijn, werd in de loop van de oorlog opgeëist en de stad werd uitgebuit waar het maar kon. De persoonlijke vrijheid van de Franse burgers was afgepakt, maar dwang leidt dikwijls tot verzet. Het verzet in de Eerste Wereldoorlog was niet gewelddadig en omvatte voornamelijk drie aspecten. Voor een familie was het versturen van berichten vanuit de bezette gebieden naar de militairen aan de andere kant van de frontlijn belangrijk. Veel gevaarlijker was het overbrengen van geallieerde soldaten, die in 1914 niet gevangen waren genomen of ontsnapt waren, en oorlogsvrijwilligers naar Nederland zodat die via Engeland naar het front konden gaan. Voor de Britse en Franse militaire leiding was het verzamelen van zoveel mogelijk informatie over Duitse eenheden en troepenbewegingen van groot belang. Omdat militair transport per trein plaatsvond, was daarvoor observatie van de spoorwegen in België en het noorden van Frankrijk nodig.5 Op de illegale activiteiten stonden strenge straffen en de Duitsers aarzelden niet de doodstraf uit te voeren. Op 22 september 1915 werden vier verzetsmensen bij de citadel van Lille geëxecuteerd. Ze behoorden tot de groep van de wijnhandelaar Eugène Jacquet. Op 8 november 1915 volgde de slechts 18 jaar zijnde Belg Léon Trulin.6 De executie is vereeuwigd in het monument van de gefusilleerden bij de citadel van Lille. 5 Parade van het Duitse Zesde Leger op de Grand’Place in januari 1915. De bevelhebber kroonprins Rupprecht van Beieren is aangeduid met een kruisje onder zijn paard. Rechts op de foto de zuil met La Déesse (de godin) opgericht voor de Franse strijd tegen de Oostenrijkers in 1792. Rekrutering als spionne Door het stabiliseren van het front in het noordwesten van Frankrijk was Lille afgesneden van de rest van Frankrijk. Alleen via een lange omweg was het onbezette deel van Noord-Frankrijk te bereiken. Die route liep door België naar Nederland, daar moest de veerboot van Vlissingen naar Folkestone worden genomen om daarna terug te varen naar Boulogne of een andere Kanaalhaven. Ook brieven van familie in bezet gebied naar frontsoldaten moesten langs die omweg worden verstuurd. Drie maanden na de bezetting van Lille besloot Louise, na overleg met bisschop Charost van Lille, tot een nieuwe stap in haar oorlog tegen de Duitsers. Op 15 januari 1915 vertrok ze als koerierster met honderden brieven in haar kleding genaaid. Reizen was alleen mogelijk met geldige reispapieren en het verhaal gaat dat Louise die papieren verkreeg nadat ze op een station de Beierse kroonprins Rupprecht en zijn gevolg ontmoette. Vooroorlogse contacten en enige Beierse charme hielpen haar dus op weg. In Folkestone opereerde eenheden van de Belgische, Britse en Franse inlichtingendiensten om personen bij aankomst te ondervragen voordat ze Engeland binnenkwamen en om mogelijke agenten te werven om voor de geallieerden te gaan spioneren. En iemand als Louise de Bettignies, een intelligente, ongetrouwde vrouw die bovendien goed Engels sprak, intrigeerde vanzelfsprekend. Was zij een spionne van de Duitsers? In een verhoor door de Britse dienst wist ze hen te overtuigen van haar goede bedoelingen.