103 December 201 2

WillemMengelberg en zijn tijd

WM

Alphons Diepenbrock W Maurice Ravel

M Uitvoeringspraktijken

Inhoud Van de redactie 1 Van het bestuur 1

F. Heemskerk, J. Maa rsingh De droom van Joan Berkhemer 5 Herinneringen aan Diepenb rock 7 Concertrecensies Diepenbrock 11 Johan Maarsingh Mengelberg en Ravel’s Daphnis et Chloé -suite 29 Constant van Wessem Maurice Ravel in Nederland 30 Op bezoek bij Maurice Ravel 32 Concertrecensies Ravel 33 Mengelberg in de prov incie: ’s-Herto genbosch 40 Frederik Heemskerk De Matthäus onder Van Beinum 44 Personalia 46 Ronald de Vet Boek - en CD -besprekingen 47 Ronald de Vet Filmmuziek onder Mengelberg 51 Prijsvraag

Colofon Redactie Johan Maarsingh , Ronald de Vet

Website www.willemmengelberg.nl Bestuur Voorzitter dr Eveline A. Nikkels Vice -voorzitter mr Frederik Heemskerk Secretaris drs Margaret Krill Penningmeester mr Jan C. Reinoud Li d dr Frits W. Zwart Contributie € 30 binnen Europa, € 35 daarbuiten . Gezinslid: € 10 . Voor 1 april o ver te maken op rekening 155 802 t.n.v. Willem Mengelberg Vereniging, . IBAN: NL97INGB0000155802. BIC: INGBNL2A. Het lidmaatschap loopt gelijk met het kalenderjaar. Opzeggingen dienen voor 1 december te zijn ontvangen. Erelid

Van de redactie

In dit laatste nummer van het jubileumjaar gaan we voor onze rubriek ‘Mengelberg in van onze vereniging vindt u allereerst een de provincie’ naar Den Bosch toe. verslag van de ledenvergadering en de Ook schenken wij aandacht aan de pas daarop aansluitende bijeenkomst in Am- uitgebrachte Matthäus-Passion onder sterdam, waarbij het verschil tussen de Eduard van Beinum uit 1958 en aan enke- traditionele en de hedendaagse (‘authen- le recente boek- en CD-uitgaven. We tieke’) uitvoeringspraktijk centraal stond. sluiten af met een artikel over filmmuziek Wij wijden enkele artikelen aan die Mengelberg gedirigeerd heeft en die Alphons Diepenbrock, die net als Johan bewaard blijkt te zijn gebleven. Wagenaar en honderd- De redactie wenst u behalve veel lees- vijftig jaar geleden werd geboren, en aan plezier prettige feestdagen en alle goeds Maurice Ravel, die 75 jaar geleden voor het nieuwe jaar. overleed. Mede ter ere van Diepenbrock

Van het bestuur De najaarsvergadering werd dit jaar voor de bezuinigingen op cultuur noodge- de verandering in Amsterdam gehouden; dwongen zal moeten inkrimpen en verhui- op 5 oktober kwamen wij bij elkaar in het zen naar het Haags Gemeentearchief . Op statige Museum Geelvinck Hinlopen Huis. veler verzoek zal de vergadering weer op Op de vergadering zelf waren vijftien zaterdag worden gehouden. Noteert u leden en een gast aanwezig. Helaas alvast zaterdag 13 april 2013 met stip in moesten door uiteenlopende omstandig- uw agenda! Begin vergadering 11:00 uur, heden twee van de vijf bestuursleden begin presentatie (door Frits Zwart) om verstek laten gaan. U vindt in dit nummer 13:30 uur. Nadere gegevens volgen zo zoals gebruikelijk het conceptverslag van spoedig mogelijk. deze vergadering, plus de begroting over 2013. De zeer boeiende presentatie van Namens onze penningmeester verzoeken Joan Berkhemer en Bas van Bommel over wij u vriendelijk om tijdig (dus in het eerste de beroemde Matthäus-uitvoering van kwartaal) uw contributie voor 2013 over te Mengelberg trok een volle zaal en gaf maken. aanleiding tot een levendige discussie. Een uitgebreid verslag treft u aan op pagina 5 Rest ons u allen een heel goed en gezond en volgende. 2013 toe te wensen! Wij hopen dat 2013 ook voor onze vereniging een mooi jaar En dan kijken we al weer uit naar onze mag worden, met de lancering van de lang voorjaarsbijeenkomst. Deze zal waar- verbeide website als eresaluut aan onze schijnlijk voor de laatste keer plaatsvinden naamgever. bij het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag, aangezien het instituut wegens

1

2

Verslag van de bijeenkomst in Museum Geelvinck Hinlopen Huis De droom van Joan Berkhemer

Frederik Heemskerk en Johan Maarsingh Violist, pianist en dirigent Joan Berkhemer Van Bommel begint met de vraag: wat is een man met een droom die naar hij bezielde Mengelberg? Hij was een gelovig hoopt in 2014 werkelijkheid wordt. Dan katholiek en wilde de emotionele, diep- wil hij als dirigent een live-reconstructie religieuze boodschap van het lijdensver- realiseren van de Mengelberg-uitvoering haal zo indringend mogelijk ten gehore van de Matthäus-Passion zoals wij die brengen, dus met de meer welluidende kennen van de opname uit 1939: met een middelen die hem in de 20e eeuw ter groot orkest, twee grote koren en een nu beschikking stonden. Het was Bach des- geheel in onbruik geraakte dramatische tijds te doen geweest om het effect, het musiceerstijl. met bijzondere middelen tot uitdrukking brengen van de meest dramatische ge- schiedenis aller tijden. Bach deed dat in zijn tijd met een ongewoon grote bezet- ting, juist om dat dramatische te onder- strepen. Mengelberg kon dat dramatische effect in zijn tijd alleen maar bereiken met een veel grotere bezetting van orkest en koren dan door Bach was voorgeschreven. Mengelberg was dus, als je uitgaat van die bedoeling, trouw aan Bach. En misschien juist daarom is Mengelbergs uitvoering nog steeds zo geliefd bij velen. Joan Berkhemer Mengelbergs opvatting was geen geïso- Op onze najaarsbijeenkomst op 5 ok- leerd verschijnsel. Sinds de eerste heruit- tober j.l., deze maal gehouden in het voering van het werk sinds de dood van sfeervolle Museum Geelvinck Hinlopen Bach door Mendelssohn in 1829 was het Huis in Amsterdam, hielden NRC-journa- werk in negentiende-eeuwse stijl uitge- list/pianist Bas van Bommel en hij voor voerd, dus met een grotere bezetting, een een volle zaal een gezamenlijk pleidooi romantische speelstijl en de coupures die voor de Mengelberg-opvatting. Men zou wij ook nog kennen uit de Mengelberg- zeggen: pleiten voor eigen parochie, maar opname. Er waren in de negentiende eeuw dat ligt genuanceerder. De helft van de in Nederland ook opera-achtige uitvoerin- zaal bestond uit niet-leden, met onder hen gen, die het publiek zo beroerden dat er de voorzitter van de Nederlandse Bach- op bepaalde momenten, bijvoorbeeld: na vereniging, Aart van Bochove, die geluk- ‘Erbarme dich’, geestdriftig geapplaudis- kig goed was voor een kritisch tegenge- seerd werd. Mengelberg was daarvoor te luid. Een korte samenvatting. devoot en liet in de programmaboekjes

5 afdrukken dat bijvalsbetuigingen niet gebrekkige geluidsinstallatie van het gewenst waren. museum zorgt voor haperingen maar de In het midden van de 20e eeuw kwa- (letterlijk) dramatische verschillen tussen men er tegenbewegingen. Aart van beide uitvoeringen zijn onmiskenbaar, net Bochove wijst erop dat de Nederlandse als de opvallende resultaten van Hans van Bachvereniging al in de jaren ’20 kwam Ispelens restauratie van de Mengelberg- met een authentiekere uitvoering zonder Matthäus. coupures, onder leiding van Anthon van der Horst. Pas na de oorlog kreeg de oude- muziekbeweging de uitvoeringspraktijk van de barokmuziek volledig in zijn greep, zoals Berkhemer als conservatorium- student tot zijn afschuw bemerkte: “Het grote sentiment werd gesaneerd”. Er was sprake van een kalere, strakkere toon- vorming. Je zou het kunnen vergelijken met de naoorlogse architectuur en de niets ontziende breekpartijen in de Amster- „Joh.Seb. B -A-C-H” in de Duitse transcriptie. damse Jodenbuurt ten behoeve van de Van Bommel zegt de oude-muziek- nieuwe Wibautstraat. Studenten die de beweging een begrijpelijke reactie te vin- nieuwe opvattingen niet volgden en op den op de ingesleten muzikale conventies hun eigen gevoel probeerden te spelen, uit het begin van de vorige eeuw. De his- kwamen in de problemen. Het streven torische Bach dreigde steeds meer uit het naar zoveel mogelijk authenticiteit leverde beeld te verdwijnen. Om die terug te vin- wel een nauwgezettere benadering op van den, moest de historische klankwerkelijk- de muziek zoals die in Bachs tijd had heid natuurlijk zo nauwgezet mogelijk geklonken maar ging ten koste van waar worden gereproduceerd. Maar het streven het Bach met zijn muziek uiteindelijk om naar authenticiteit is doorgeschoten. ‘Au- was gegaan: met de middelen van zijn tijd thentieke’ of zoals het tegenwoordig heet: zo effectief mogelijk uitdrukking geven ‘historically informed’ uitvoeringen van aan de emotionaliteit van het drama. 18e-eeuwse muziek zijn nu gemeengoed Berkhemer: ik wil mensen de Bach gunnen (‘mainstream’) geworden, en de speelstijl zoals die vroeger werd gespeeld en die heeft zijn op zichzelf verfrissende protest- weer bol staat van het sentiment, in de functie allang verloren. Bovendien is het goede betekenis van het woord. Om te begrip ‘authentiek’ niet in al zijn conse- laten zien waarmee hij wil afrekenen, quenties toepasbaar. Een moderne con- speelt hij op de piano de beginmaten uit certzaal klinkt nooit als een kerkgebouw, het openingskoor zoals het tegenwoordig de bedoelingen van de componist en de overal klinkt: lichtvoetig als een walsje. stijlconventies uit zijn tijd staan zelden Het onderscheid tussen toen en nu onherroepelijk vast. Toch volgt men nu (Mengelberg 1939 vs. Ton Koopman gedwee de dogma’s die men krijgt onder- 2011) wordt gedemonstreerd aan de hand wezen omdat men niet anders mag, of: van een aantal CD-fragmenten. De beter meer weet. En daarmee dreigt de

6 oude muziek in een museum te belanden Er zijn trouwens beroemde dirigenten waarin zij haar betekenis als levende mu- die er net zo over blijken te denken als ziek verliest. Bij de Mengelberg-Matthäus Berkhemer en Van Bommel. Googlen op was de muziek nog een levend onderdeel bijvoorbeeld de zoekwoorden ‘Mengel- van de toenmalige cultuur: muziek die zo berg’ en ‘St. Matthew Passion’ loont in dat doorleefd was dat zij anders klonk dan in opzicht de moeite. Je komt dan vrijwel haar ontstaanstijd, maar die juist daarom meteen terecht op een website van een echt communiceerde. Misschien is de Amerikaanse krant, de Baltimore Sun, met krampachtigheid die de oude-muziekbe- een uit The Guardian overgenomen citaat weging ons oplegt wel een symptoom van van Colin Davis uit april j.l. over de oude ons huidige gebrek aan culturele identiteit. Muziekbeweging. Sir Colin maakt van zijn Zoals Yale-professor Robert P. Morgan hart geen moordkuil: „The way they play het uitdrukt: „we have no well-defined Baroque is unspeakable. It’s entirely theo- sense of the musical present.” retical. Most don’t play the music because Tot zover Van Bommel en Berkhemer. it’s moving, they play it to grind out theo- Hun presentatie had volgens sommigen ries about bows, gut strings, old instru- genuanceerder gekund, maar juist het ge- ments and phrasing. I’ve heard Bach espe- profileerde ervan zorgde voor een geani- cially mangled, as though he has no emo- meerde avond. De thuisblijvers hadden tional content.” het ongelijk aan hun zijde, zou men in Het zou mooi zijn als die droom van Mengelbergs tijd gezegd hebben. Joan Berkhemer echt uitkwam.

Herinneringen aan Diepenbrock

Jacqueline Royaards-Sandberg het beste humeur, want hij zag er piekfijn Als ik aan Diepenbrock denk, zie ik zijn en mooi gepoetst uit. Gezelligheid, waar studeerkamer: een grote hanglamp in het ben je gebleven? Gemak, wat slok je niet midden van de kamer boven een ronde allemaal op! [...] tafel; het zachte petroleumlicht brandde in In die kamer heb ik bij Diepenbrock een volmaakt verzorgde lamp; het koper van allerlei ingestudeerd: o.a. ‘Daar was mooi gepoetst, het glas helder, de pit alsof een Koning in Thule’ uit de Faust. Daarin hij met een mes was afgesneden; geen kon ik het parlando maar niet te pakken enkele kans om te gaan spieren. [...] krijgen; dan liet ik ook de maat los. Ik Als je bij hem de kamerdeur binnen- herinner me nog het gewriemel van de kwam, kon je hem voor zijn vleugel zien violen bij de première, die pas weer op zitten. Die stond n.l. vóór de dichte porte- streek kwamen, toen de zang weer begon. brisée, die de voorkamer van de achter- Daar heb ik dan ook de Reien uit Electra kamer scheidde. Hiertegenover sloten ingestudeerd. Electra, een grote gebeurte- warme gordijnen het gure weer buiten. nis. Het eerste stuk uit de Griekse trage- Aan de wand naast de kamerdeur een dies, dat niet ‘in bewerking’ werd gegeven, prachtkast, een meubel uit het huis van De in een tijd van pseudoklassieken. Jong van Beek en Donk. Hiertegenover Op voorstel van Willem [Royaards] liet stond de ‘soldaat’ gezellig te branden, in de Haagse Volksuniversiteit, die hem

7 gevraagd had, dit drama van Sophocles ten Hij was een stille man. Hij luisterde en liet tonele te brengen, Boutens hiervoor de het de muziek zeggen. Hij ergerde zich, vertaling maken en Diepenbrock de wanneer iemand zei: ‘Ik heb geen verstand muziek. Die twee lagen elkaar niet en de van muziek.’ ‘Verstand en muziek hebben voorbereiding was vol dramatisch gebeu- niets met elkaar te maken. Dat heeft ver- ren. [...] De oneenvoudige taal van stand trouwens niet met welke kunst dan Boutens hinderde Diepenbrock bij zijn ook.’ muziek. Hij zei eens tegen me: ‘De De uitvaart van Diepenbrock was in Grieken, dat is de grootste eenvoud. Bij de eenvoudige kerk in de Obrechtstraat. Ik Boutens moet je eerst denken: „Wat zegt was nog nooit bij een uitvaart geweest. Wij ie...? Wat bedoelt ie...?” En dan is het stuk zaten allemaal in de banken. Ik zag Elisa- al weer verder en raak je de draad kwijt.’ beth en om beurten de dochters naar voren lopen - ik dacht naar een biechtstoel - en weer terugkomen. En in die wachten- de stilte zette het orgel in. Vanaf dat ogenblik, tot de uitvaart was afgelopen, heb ik onbedaarlijk gehuild. Ik had de grootste moeite mij te bedwingen en mijn zakdoek was kletsnat. Ik wiest niet, hoe ik me wenden of keren moest. Het was een worsteling. Toen de dienst voorbij was, was ook alles in mij bedaard. Ik vroeg me af: ‘Is hij dan zoveel voor je geweest?’ Een vriend, een heel bijzonder mens. Ik heb mijn tranen graag voor hem gestort.

Jacqueline Royaards-Sandberg, Herinneringen , Baarn 1979, p.124-127.

Aaltje Noordewier-Reddingius Jacqueline Royaards als Bad eloch in Gijsbrecht van „Hier aan den vleugel heeft hij ons vaak Aemstel, Stadsschouwburg Amsterdam, 1923 zijn composities voorgespeeld,” vertelt onze gastvrouw. „Hij was geen pianist, [...] Diepenbrock was een lange, slanke maar wat er uit de piano kwam, heb ik man. Zijn aard stond hem in de weg om nooit meer zóó gehoord. Dat voorspelen van dit voordeel te profiteren. Hij werd was iets aparts, men werd erdoor gevan- liever níet gezien dan wel. Hij stond er gen. Hij kon er in een toestand van extase meestal bij alsof hij het koud had. Hij zei soms bij zingen met een typische halve eens tegen me: ‘Als ik op de stoep sta van falset-stem. Hij zong, zooals een ander een huis, waar ik gebeld heb, kijken ze zou strijken of blazen, maar het was onge- binnen, wie dat zijn kan en vragen zich looflijk mooi.” dan af: ‘Wie is die bedelaar?’ Hij had een „Wanneer kwam u met Diepenbrock zeer aparte schedelvorm, waarachter je in contact?” veel verstand vermoedde. Aan zijn hand- schrift zag je de muzieknoten en -tekens.

8

„Dat was nog in mijn verlovingstijd. een kleine verandering verholpen worden. Mijn man was toen reeds bevriend met Diepenbrock heeft uit de praktijk veel Diepenbrock, en op het atelier van Der geleerd. [...] Kinderen, dien ik al eens bij de familie Jolles ontmoet had, bracht hij mij met hem in kennis. Sindsdien ging ik geregeld naar hem toe. Ik had, juist van het Con- servatorium gekomen, een ware honger naar de moderne muziek van dien tijd. Diepenbrock speelde mij uit Wagner voor, van wien hij later zei, dat hij tien jaar ziek van hem geweest was, maar hij wist hem toen reeds op de goede plaats te zetten. Het eerste lied, dat hij mij gaf, was O Jesu, ego amo te , maar ik herinner mij, dat het wel twee jaren duurde, eer ik het hem durfde voorzingen. Diepenbrocks muziek was aanvankelijk zoo vreemd voor mij en ik had tijd noodig om ervoor te ontwaken en ze te begrijpen.” „Vertelt u eens iets van het samenwer- ken met Diepenbrock.” „O, dat waren zeer bijzondere uren. Het eigenaardige was, dat Diepenbrock Aaltje Noordewier -Reddingius zelf vaak van opvatting veranderde, en dat „Waaraan schrijft u het toe dat de lie- is nogal moeilijk, als je de zangeres bent! deren van Diepenbrock zoo weinig ge- Men moest hem in groote lijnen begrijpen. zongen worden?” Hij kon een en ander ongelooflijk gemak- „Zijn liederen hebben hun eigen moei- kelijk verplaatsen, maar toch bleef het lijkheden, waar men met de techniek voor altijd van hemzelf. Dan moest ik daar een Schubert of Brahms niet uitkomt. maar doorheen schipperen. Soms vroeg ik: Toch heb ik onder mijn leerlingen ver- „Fonske, wat heb ik fout gedaan?” En dan scheidene jonge zangeressen, die ertoe in kon hij zoo aandoenlijk zeggen: „Mijn staat zijn. Doch, dan moeten zij hiervoor muziek ziet er zoo raar uit, als ik ze pas uitgenoodigd worden! Weet u wat het heb opgeschreven. Het is een compacte geheim is van de Diepenbrock-vertolking? massa, voor ik er zelf uit kan komen. Ik Dat is het rubato , die lenigheid van rhyth- ken soms mijn eigen muziek niet...” Maar me, die ongemerkt moet gaan. Het rubato, toch was hij te begrijpen, en was het resul- dàt is eigenlijk Diepenbrock! Wie dat niet taat zeer definitief. Hij kon soms vreemde voelt, kan Diepenbrock nooit zingen of dingen voor de stem schrijven, bijvoor- spelen. Het was ook de oorzaak, waarom beeld zóó dat er geen tijd was om adem te het tusschen Mengelberg en Diepenbrock halen. Wanneer ik hem daarop attent nooit heelemaal boterde. Mengelberg, die maakte, schrok hij en zei: „Dat had ik ik tot de zéér grooten blijf rekenen, be- moeten weten!”, maar dikwijls kon dit met greep Diepenbrock wel, maar... op zijn

9 manier! Er stak te weinig litteratuur in niets over. „Dat is het!” kon hij soms Mengelberg, om Diepenbrock ten volle te uitroepen, maar het stònd er heel anders... begrijpen. Op het punt van het rubato was Ook als dirigent had hij moeite met deze Diepenbrock nooit bevredigd, ook niet dingen. Als iets niet naar zijn zin ging kon voor zichzelf.” hij, telkens weer, verdrietig het hoofd

Mensch en Melodie , 1 e jaargang, mei-juni schudden, maar hij bleef in gebreke om 1946 (Diepenbrocknummer), p.183v. precies te zeggen, hoe hij het wèl wilde hebben.” Louis van Tulder „Ik was ongeveer twintig, toen ik op een aanbeveling van Sem Dresden met Diepenbrock in contact kwam,” vertelt Van Tulder. „Ik kwam bij hem voorzingen om in de Reizangen uit zijn Gysbrecht van Aemstel mee te doen, en toen ik een van de partijen van blad gezongen had, vroeg hij: „Zoudt u mijn liederen eens willen zingen?” Dit waren De Klare Dag , zijn eerste lied, dat hij later niet meer wilde hooren (hij had er een hekel aan, omdat het te Wagneriaansch was), Zij Sluimert en Ik ben in eenzaamheid niet meer alleen , dat hij voor tenor nog niet gehoord had. Sindsdien kwam ik regelmatig bij hem. Het was een genot om in zijn omgeving te verkeeren. Hij was een fijn mensch, van wien iets weldadigs uitging. Hij begeleidde mij aan zijn vleugel bij het zwakke licht van twee kaarsen en hij was zoo verdiept Louis van Tulder in de muziek, dat hij eens een leerling, „Diepenbrocks Memorare (een gebed wien hij verzocht had „even” te willen van Sint Bernard) beschouw ik als het wachten toen ik hem een lied kwam schoonste, wat hij heeft geschreven, en ik voorzingen, twee uur lang in de serre liet laat geen gelegenheid voorbij gaan om het zitten. Hij stelde zeer hooge eischen. Eens te zingen. In de concertzaal past het echter bracht ik een pianist mee, die mij op een niet. [...] Bij de eerste uitvoering van De liederenavond zou begeleiden. Diepen- Vogels in 1918 heb ik het Lied van den Hop brock luisterde en zei na afloop alleen: gezongen en ook daarna nog herhaalde „Dat kan die meneer nooit spelen”. malen. Het is voor de stem heel moeilijk „Het is merkwaardig, dat Diepenbrock geschreven, maar het is een heerlijk, ver- met de voordrachtteekens in zijn muziek voerend lied.” eigenlijk nooit raad wist. Soms waren zij Mensch en Melodie , 1 e jaargang, mei-juni zelfs met elkaar in strijd, en bij het repe- 1946 (Diepenbrocknummer), p.185. teeren bleef er gewoonlijk van die teekens

10

Concertrecensies van werken van Alphons Diepenbrock Uit het Mengelbergarchief van het NMI en uit de KB Amsterdam, , 31 janua- zicht voorbeeldig genoemd worden. Naar ri 1901. Concertgebouworkest o.l.v. het mij voorkwam waren alle uitvoeren- Willem Mengelberg. den, evenals de zangeressen, diep door- Diepenbrock: Hymnen an die Nacht drongen van de groote beteekenis dezer ‘Gehoben ist der Stein’ (‘Auferste- beide werken, en wist de Heer Mengelberg hungshymne’) en ‚Muss immer der op voortreffelijke wijze de golvingen in de Morgen wiederkommen’, m.m.v. Aaltje stemming onder de aandacht der hoorders Noordewier-Reddingius (sopraan) te brengen. De klankschakeeringen waren resp. Pauline de Haan-Manifarges op voortreffelijke wijze aangebracht en de (alt). motiefbouw werd vol nauwgezetheid en Het nieuws van den dag , 2 februari 1901 (KB) helderheid voor het oor duidelijk gemaakt. In het abonnements-concert van gister- Weder wijs ik met fierheid er op, dat avond werden opnieuw de twee Hymnen wij gisteravond kunst genoten van eigen voor orkest met zang van Alphonse Die- bodem en voeg er bij, dat deze kunst penbrock ten gehoore gebracht. [...] Alleen beantwoordt aan de hoogste, de meest is het mij bijzonder aangenaam nogmaals ideale eischen die men stellen kan. Ieder te herhalen wat ik bij de bespreking van verzorge deze kostelijke bezitting van vroegere werken van dezen componist nationaal belang, ieder helpe mede, om reeds zeide, namelijk, dat hij is een der deze kostbare plant tot volsten wasdom te meest begaafde componisten onder de brengen; dit is een der grootste, hoogste Nederlandsche kunstenaars. De polypho- volksbelangen. nie behandelt Diepenbrock met buitenge- Dan. de Lange wone gemakkelijkheid en de warme strooming in Diepenbrock’s binnenste is Amsterdam, Concertgebouw, 23 en 24 sterk genoeg om niet door de rijke poly- maart 1904. Concertgebouworkest o.l.v. phonie verpletterd te worden. Willem Mengelberg. Diepenbrock: Nog mag ik wel als mijn indruk zeg- Vondels vaart naar Agrippine (eerste gen, dat de Hymne an die Nacht mij nog uitvoering), m.m.v. Johannes meer impressionneerde dan de Auferste- Messchaert (bariton). hungs-Hymne. Het komt mij voor, dat het Het Centrum , 25 maart 1904 (NMI) intiemere karakter van eerstgenoemd werk Op het concert van gisteravond [23 maart] meer in overeenstemming is met ’s com- was de hoofdschotel het nieuwe werk van ponisten innerlijk. Alphons Diepenbrock „Vondels vaart De uitvoering, die plaats had onder naar Agrippine”, tekst van J. A. Alberdin- leiding van den Heer Mengelberg en ck Thijm (portretten van Vondel). Op waarbij evenals vroeger de voortreffelijke deze verzen van onzen onvergetelijken Nederlandsche kunstenaressen de dames „professor” tot wiens leerlingen schrijver De Haan-Manifarges en Noordewier- dezes ook mocht behooren, heeft Die- Reddingius hare niet genoeg te roemen penbrock een muziek gezet, zooals wel medewerking verleenden, mag in elk op- weinigen zullen kunnen. Op een hoofd-

11 motief, waarvan de eerste aanhef mij aan compositie vervaardigd; dit neemt echter Wagner deed denken, doch waarvan de niet weg, dat de orkestpartij, wanneer de doorvoering spoedig deze reminiscence menschelijke stem het woord heeft, vaak doet verdwijnen en welk motief door het te massief is en soms meer krijgt uit te geheele werk telkens zich doet hooren, is drukken dan de zanger, iets dat het werk een stroom van klanken gebouwd, die herhaaldelijk bezwarend maakt voor deze men zelden uit een orkest te hooren krijgt. Het is een aanhoudende stijging van instrumentale klankkleur, een schittering van klankcombinaties, een tournooi van moderne orkesteffecten!! zonder te vervallen tot die on-muziek die sommige componisten van den laatsten tijd ons dikwerf te genieten geven. Daar de tijd mij ontbreekt dit nieuwe meesterwerk van onzen stadgenoot breedvoerig te behandelen, moet ik mij tot een klein overzicht bepalen. Na een breed uitgesponnen en brillant geïnstrumenteerd voorspel, treedt een baritonstem op, die de reis van Vondel naar Keulen bezingt. [...] De dichter laat Vondel deze verzen in zijn familiekring te Keulen voordragen. Zeer schoon is o.a. hierin de droom van „Vondels Moeder.” [...] Groote bewondering voor wat het orchest en zijn aanvoerder Willem Mengelberg met de uitvoering van dit nieuwe en grootsche kunstwerk heeft Johannes Messchaert gepraesteerd, vinde hier een eerste plaats. en ook voor den toehoorder, die dan Ik vind bijna geen woorden van lof moeite heeft de woorden te verstaan. Een genoeg voor onzen dirigent, die dit andere aanmerking, die ik hier niet ach- manuscript had uit te voeren. De terwege mag laten, is die, welke werd componist, die op het balcon had plaats gemaakt door een niet muzikaal maar wel genomen en aan het einde stormachtig letterkundig zeer ontwikkeld man. Deze werd toegejuicht, zal zich over de vond, dat de muziek van Diepenbrock te uitvoering wel niet te beklagen hebben modern, lang niet classiek genoeg was gehad. Zijn ovatie aan het orchest was dan voor den inhoud en den vorm van Thijm’s ook in alle opzichten verdiend. poëzie, en dat die van Gluck’s Ouverture Herman Venverlo voor Iphigénie en Aulide , – welke voorafging

– veel meer bij het gedicht paste. L. De Tijd , 25 maart 1904 (NMI) [...] Met achtenswaardige bedrevenheid in de techniek en veel wetenschap is deze

12

Algemeen Handelsblad , 24 maart 1904 (NMI) L’excellent capellmeister nous a fait Diepenbrock’s toongedicht dunkt mij een connaître un musicien hollandais, M. werk van hoog meesterschap en diepe Diepenbrock, qui, paraît-il, est fort goûté poëzie, dat hem een eenige plaats, niet [gewaardeerd ] dans son pays. En vérité, nous alleen ten onzent, maar in de geheele connaissons déjà M. Diepenbrock : il muzikale wereld geeft. En men zou het s’appelait dans le temps . kunnen betreuren, dat alleen een zanger C’est en effet à Wagner qu’il a emprunté le als Messchaert en een orkest als het onze coloris orchestral de la Chanson du Roi de deze compositie geheel naar waarde kan Thulé , qu’il a composée sur les paroles de weergeven. Gœthe. J’ai préféré l’autre mélodie de M. Want waar wij zeiden, dat Messchaert Diepenbrock, Recueillement , où se trouve vol liefde dit werk in zich had opgenomen, commenté le sonnet de Baudelaire. La geldt dat niet minder voor Mengelberg, die pensée musicale n’est peut-être pas d’une het gisteravond met de grootste toewijding originalité très marquée, mais heeft geleid en met het orkest een l’orchestration est plus personnelle. C’est uitvoering wist te verkrijgen, die niet licht M. Jan Reder qui a barytonné ces deux overtroffen zal kunnen worden. mélodies avec correction, mais pas tou- Geen wonder dan ook, dat de compo- jours sans chevroter [ beven ]. nist, die aan het slot warm werd toege- juicht, op ondubbelzinnige wijze zijn inge- Echo de Paris , 4 november 1907 (NMI) nomenheid met de uitvoering toonde. Après la sublime ouverture de Coriolan , [...] Vooral zij de orkestrale zang met nous avonds entendu deux mélodies d’un aandacht gevolgd, want wat Diepenbrock jeune compositeur néerlandais, M. hierin gegeven heeft, schijnt mij tot het Diepenbrock, que je ne saurais juger sur allerbeste te behooren wat er voor modern de si courtes pièces : une ballade du Roi de orkest is geschreven. Wij bezitten een Thulé , à laquelle j’aurais voulu plus de meesterwerk meer. naïveté, et Recueillement , sur des vers de v. M. [Simon van Milligen] Baudelaire, mélodie cherchée à l’excès, mais non sans mérite orchestral. Les deux Parijs, Théâtre du Châtelet, 3 novem- tercets qui terminent le sonnet, – car «c’est ber 1907. Orchestre des Concerts Co- un sonnet», sont enveloppés de sonorités lonne o.l.v. Willem Mengelberg. Twee absolument délicieuses. M. Jan Reder a dit liederen van Diepenbrock: Der König ces deux pages avec beaucoup de in Thule; Recueillement , m.m.v. Jan sentiment. Arthur Coquard Reder (bariton; een leerling van Joh. Messchaert). Le Matin , 4 november 1907 (NMI) Gil Blas , 4 november 1907 (NMI) [...] Ensuite, il a fait chanter à M. Jan M. Mengelberg nous arrivait précédé Reder deux mélodies assez rébarbatives d’une grande réputation de capellmeister ; [moeilijk en vervelend ], confuses et j’ai hâte de dire qu’il l’a pleinement justi- brumeuses, de M. Diepenbrock, composi- fiée. D’autres chefs d’orchestre ont peut- teur néerlandais. On les a courtoisement être le geste plus large ; nul n’a une inter- acceuillis. Alfred Bruneau prétation musicale plus expressive, nul ne dirige avec plus de cœur. [...]

13

Amsterdam, Concertgebouw, 26 maart verwantschap is zij ook de zijne, en ook is 1908. Concertgebouworkest, dames hij zoo groot, dat er van een slaafsch ge- van het Toonkunstkoor, o.l.v. Alphons bruik – hoe zou het ook bij een specimen Diepenbrock. Mahler: Vierde symfo- van den homo liberalis als geen ander? – nie; Diepenbrock: Hymne aan geen sprake is. We voelen niets meer dan Rembrandt (op tekst van P.H. van die verwantschap, juist zoo verkwikkend, Moerkerken), m.m.v. Johanna van wijl we daarmee tevens de vaste overtui- Linden van den Heuvell (sopraan). ging hebben: dat is muziek van de soort, Nieuwe courant (Den Haag), 27 maart 1908 die er komen moest na Wagner’s eenige (NMI) verschijning; hier wordt het groote univer- Diepenbrock’s leiding had op de sympho- seele werk voortgezet, omdat het niet nie van Mahler een persoonlijk cachet anders kon, hier is kunst die zal blijven weten te drukken, hetgeen onze belang- leven. [...] stelling voor deze uitvoering zeer getrok- ken heeft. Evenwel toonde hij zich bij de hymne vrijer, zelfbewuster dan bij de symphonie. Over ’t algemeen misten we toch de spontane wilsoverbrenging, de nooit-falende zekerheid van den gerouti- neerden dirigent en dat openbaarde zich ook in de uitvoering, waarin niet steeds alles „klopte”. Componist en dirigent zijn zeer zelden in een persoon verenigd en we twijfelen aan de dikwijls verkondigde meening, dat de leiding van den compo- nist de zekerste waarborg is voor het idea- le eener uitvoering. Al ware het alleen omdat de componist uiteraard de dirigeer- Johanna van Linden van den Heuvell (NMI) techniek mist. De leiding van Diepenbrock was hoogst H. R. [Herman Rutters] sympathiek. „Und wie er’s musst, so konnt’er’s” [uit de ‘Fliedermonolog’ van Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad , 30 Hans Sachs in de Meistersinger – red.]. De maart 1908 (NMI) routine zal wellicht een dirigent tot nog Bij den werkelijk dichterlijken en ook betere verhoudingen in de klanken- uiterlijk mooi verzorgden text van dr. P. ordonnantie leiden; als bijv. ’n Mengelberg H. van Moerkerken Jr., heeft Diepenbrock het heerlijke werk ook eens uitvoert, zal prachtige muziek geschreven, ongetwijfeld misschien hier en daar nog iets beter tot behoorende tot het schoonste dat er in zijn recht komen, maar daartegenover onzen tijd is ontstaan. Diepenbrock staat staat de onmiddellijkheid, die er nu in de zuiverste logische consequentie op bestaan heeft tusschen auteur en audito- de schouders van Beethoven-Wagner. [...] rium, en die is van onweerstaanbare beko- de geheimen van de Wagnersche instru- ringsmacht. Bovendien, het kunnen „an mentatie kent hij geheel; hij heeft ze zich sich” was er en Mengelberg weet ook wel eigen gemaakt, of wel door een natuurlijke wien hij uitnoodigt om hem bij zijn afwe-

14 zigheid [Mengelberg moest de dag erop in gedeelten zijn er aan te wijzen, waarin het Frankfurt dirigeren – red.] te vervangen. den componist aan voldoende inspiratie Zoo blijft ons niet anders over dan te haperde; vele gedeelten, reeds gehoord in hopen, dat ook Utrecht dit werk eens te het »Te Deum«, in »Vondel’s tocht naar hooren krijgt! Keulen«, terwijl die gedeelten, welke nieuw H. N. [Hugo Nolthenius] schijnen, ons gezocht en moeielijk uitvoerbaar tegen klonken. Dit kwam Het Centrum , 31 maart 1908 (NMI) vooral uit bij enkele gedeelten der Dr. Alphons Diepenbrock nam gister- sopraan-solo, door mej. Van Linden v. d. avond de plaats in van Willem Mengelberg Heuvell, met mooi, doch voor de te als leider van het gewone Abonnements- vertolken partij te zwak stemgeluid. Het concert. gedeelte voor vrouwenkoor aan ’t slot is Tot dusver kende ik onzen tegen- van weinig verheffing, evenals de inleiding woordigen stadgenoot alleen als compo- voor orkest. Het geheel ademt niet dien nist van onderscheidene grootere en klei- geest, dien men van een jubelhymne aan nere werken voor Orkest, Koor en Soli, onzen grootsten Nederlandschen schilder zooals: »Te Deum Laudamus«; »Vondel’s gewijd, kon verwachten. Ook zoek ik er te tocht [ sic ] naar Aggripina (Keulen)« enz. vergeefs in iets eigens, iets nationaals, iets Wij kennen dezen componist als zijnde »in volkstoon«, zooals eenmaal een van moderne kunstopvatting; in keuze der Verhulst, een Richard Hol dit vermochten. tot uiting te brengen muzikale gedachten Ook op dit gebied gaan wij niet vooruit. min of meer philosofisch aangelegd; be- Het eerste deel van het concert werd gaafd met eene van nature levendige ver- ingenomen door de 4e Symphonie in G, beelding, zich uitende in gewoonlijk kleur- gr. terts van , door dezen rijke orkestratie, die den toehoorder in componist met den weidschen titel »das bekoring doet meêgaan, zonder notie van Himmlische Leben« voorzien. [...] Onder den geleidenden tekst of hiermede reke- de sobere en artistieke leiding van ning houdende. Diepenbrock genoot deze symphonie eene »Klank« en nog eens »klank«, voor den schoone vertolking. vorm omdat ’t nu eenmaal niet anders kan, Herman Venverloo in schijnbaar rhythmische cadenzen ruischt ’t orkest voort, bekorend door Oprechte Haarlemsche Courant , 2 april 1908 wondere klankcombinaties in gewoonlijk (NMI) stijgende climax, voerende telkens in Mengelberg plukt in het buitenland lauwe- schijn tot een culminatie-punt, wat het niet ren en nu heeft de directie van het Con- is; een schilderij van Toorop met bizarre certgebouw het goede denkbeeld gehad, kleurenmengeling, lelies, bleeke, treurende Nederlandsche componisten uit te noodi- vrouwenfiguren in sleepgewaden. gen, hunnen werken te komen dirigeeren. Ik hoorde de »Hymne aan Na Bernard Zweers is nu dr. Diepenbrock Rembrandt«, voor sopraan-solo, orkest en in de gelegenheid gesteld het Amster- vrouwenkoor, gister voor de eerste maal. damsch publiek met zijn dirigent-talent en [...] Blijkbaar heeft ook dr. Diepenbrock te zijne composities te doen kennis maken. kampen gehad met het euvel, min of meer Ik moet bekennen, dat mij deze avond in besteld werk te moeten leveren. Vele sommige opzichten teleurstellingen heeft

15 gebaard. In de eerste plaats is het wel waar stemmen, èn door het orkest naar een dat Diepenbrock’s leiding rustig is en dat culminatiepunt gevoerd, dat herinnert aan hij weet, wat hij wil, doch in de vierde de schoonste werken van den grooten symphonie van Mahler heeft hij ons geen Nederlandschen componist. Ook in zijne nieuwe gezichtspunten laten zien. bewerking is hij steeds oorspronkelijk, Bovendien mag men denken van ofschoon nu en dan Wagner hem blijkbaar Mahler wat men wil, doch ik ben zoo vrij heeft geïnspireerd. Daarbij uit een tech- te beweren, dat de qualiteit van dezen nisch oogpunt beschouwd, wat al in- componist niet bar groot is. Alles klinkt muzikale schoonheden. mij te gezocht en alleen in het Adagio Hoe gaarne had ik door ons prachtig werd ik eenigszins medegesleept, omdat Concertgebouw-orkest een der andere daarin de melodiën van teedere vinding werken van dezen genialen man gehoord, zijn en de orchestrale bewerking vaak en ik hoop dat, wanneer hij nogmaals aan verrassend en oorspronkelijk is. Doch het hoofd van die kunstenaarsschaar zal overigens was het voor mij een chaos van staan, hij ons van zijne andere, zoo diep- tonen, waaruit ik niet recht wijs kon wor- gevoelde werken zal laten genieten. den en die mij Diepenbrock’s leiding niet A. d. V. verduidelijkt heeft. Van mej. v. d. Heuvell was het eene zware en ondankbare taak Den Haag, Gebouw voor Kunsten en tegen dat zware orkest in die groote zaal Wetenschappen, 30 oktober 1909. op te zingen. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Na de pauze kwam de componist Mengelberg. Diepenbrock, Hymne an Diepenbrock aan het woord, doch ook die Nacht ‘Muss immer der Morgen hier helaas nogmaals eene teleurstelling. wiederkommen’, m.m.v. Ilona Durigo Een gelegenheidswerk vind ik een onding (alt). en ik begrijp mij niet hoe een diepvoelend, De Residentiebode , 3 november 1909 (NMI) gepassionneerd kunstenaar als [...] gaarne hadden we wat meer diepte van Diepenbrock zich geïnspireerd kan stem geconstateerd, welk gemis het sterkst gevoeld hebben door de koude, ziellooze werd gevoeld in Diepenbrock’s „Hymne en vaak nonsensikale woorden van de an die Nacht”. Hier moet de menschelijke „Hymne aan Rembrandt” van P. H. van stem zich als ’t ware door de machtige Moerkerken Jr. Het best doet men dan orkestrale toonmassa heenwringen; waar- ook maar naar den muziek te luisteren voor de vocaliste dus niet genoeg toonvo- zonder op de woorden te letten en dan lume kan ontwikkelen af en toe. Hier moet men tot de conclusie komen, dat hadden we gaarne een machtiger orgaan Diepenbrock een meester der tonen is, dat gehoord, want Diepenbrock’s compositie hij de orkestratie geheel beheerscht en eischt dit. Wat een verschil, „chanson de verrassende klankeffecten weet samen te Nuit” van Elgar, waarin alles duidt op stellen. vreedzaamheid of de geheimzinnige en Vooral de beide laatste strophen, waar donkere schildering van Diepenbrock naar het koor en de solo-sopraanstem het „O aanleiding van de tweede Hymne an die Rembrandt” inzet, (uitmuntend door mej. Nacht van . Diepenbrock’s muzi- v. d. Heuvell gezongen) dat klinkt magi- kale schildering is hier hoofdzaak, de stem straal en dan wordt men, èn door de bijzaak, zoodat het niet tot de dankbare

16 taken eener zangeres behoort, deze partij Het Vaderland , 1 november 1909 (NMI) te zingen; doch het geheel is – ja ik aarzel [...] Tusschen dezen nacht [van Elgar’s niet het te zeggen – geniaal van vinding en Chanson de nuit ] en dien uit Diepenbrock’s maakt veel indruk. Hier spreekt een dra- Hymne, is een verschil van dag en nacht, matische persoonlijkheid tot ons, waarop waar Alphons vlucht bij het romantisch ons land trotsch kan zijn. Als ik mij goed pessimisme van Novalis. Het werk heeft herinner schreef dezelfde componist een op ons (wij hoorden het voor het eerst) dergelijk werk voor Sopraan-solo met een diepen indruk gemaakt. Hieraan zijn orkest, waarmede mevr. Noordewier- zeker bovenal schuldig de supérieure Reddingius destijds eveneens veel indruk uitvoering door Mengelberg en zijn orkest, maakte. terwijl ook de componist zich zeker geen betere, intelligenter vertolkster zijner me- diteerende „stimme” kan denken dan mevr. Durigo. Dat Diepenbrock hiervan diep doordrongen was, bewees wel zijn herhaald bedanken van de zangeres, die hem (het was wel een grappig moment, ook door de contrasten) meetrok op het podium. Ook Mengelberg en in Timmner het orkest, dankte hij handdrukkend. Het is geen kleinigheid, in het kort zijn meening te zeggen over dit belangrijke werk, te meer waar we bij rustiger naden- ken, juist het tè uitgesponnene (o.a. het slot) als een nadeel van dit opus oor- deelen. [...] Het voornaamste der schoon- heid ligt, dunkt ons, in de eenheid van het „gedankenschwere” van het halfproza van Novalis en de overeenkomstig wat amor- phe muziek, de schoone behandeling van het orkest, en de zeer zinrijk opbloeiende zangstem, die is als een weemoedig wui- vende bloem in het bewogen veld van de orkestmelodieën. De matte weekheid, de Ilona Durigo zinnelijke zwaarmoedige zwoelte, de on- De componist was zelf bij de uitvoe- zekere omtrekken; het is alles zeer schoon ring aanwezig en verscheen ten slotte aan gegeven; vooral de episode van „der de hand van de zangeres op het podium, Nacht Herrschaft” is van groot uitdruk- dankende en buigende voor den bijval, die kingsvermogen. Waren de laatste woorden zijn werk ten deel was gevallen, daarbij minder herhaald (het orkest zou dat heb- soliste, dirigent, en eerste concertmeester ben kunnen zeggen), enkele tusschenspe- warm de hand drukkende voor hetgeen zij len wat beknopter; het werk zou voor ons hier ten beste hadden gegeven. S. van de grootste beteekenis zijn. Wagner, Tristan, Erda? Epigoon? Nu ja, dat weten

17 we wel, maar hóe, daar is nog verschil in. organisch verband tusschen muziek en En niet te vergeten, schooner opvatting, in wóórd.” muzikaal en intellectueel opzicht, dan Ziedaar, letterlijk, wat ik verleden jaar mevr. Durigo van de alt-solo gaf, kunnen schreef over... Vondel’s Vaart naar Agrip- we ons niet denken. Al. pina. Het past geheel ook op dit andere werk, ook op alle andere grootere werken Amsterdam, Concertgebouw, 31 okto- van Diepenbrock. En dat geeft toch te ber 1909. Concertgebouworkest o.l.v. denken... Willem Mengelberg. Diepenbrock, Stemming voelen we eigenlijk pas in Hymne an die Nacht ‘Muss immer der begin en einde. Maar het innerlijk van Morgen wiederkommen’, m.m.v. Ilona Novalis’ gedachten wordt zelden beroerd. Durigo (alt). L. v. G.[igch] Jr. De Telegraaf , 1 november 1909 (NMI) „Chanson de Nuit” van Elgar moest den Amsterdam, Concertgebouw, 14 april overgang vormen tot Diepenbrock’s 1910. Concertgebouworkest o.l.v. Alp- „Hymne an die Nacht”. Was het de idee- hons Diepenbrock. Mahler, vierde ën-associatie in den titel, die Mengelberg symfonie; Diepenbrock, Hymne an die aantrok? Op meer verscheiden wijze dan Nacht (‘Auferstehungshymne’) en deze Engelschman en Hollander kan men twee liederen op teksten van Brentano, moeilijk den nacht verheerlijken. [...] Een m.m.v. Aaltje Noordewier-Reddingius eenvoudig zangetje is dat van Elgar. En (sopraan); Hymne voor viool en orkest, toch – heeft hij niet eer de stemming van m.m.v. Julius Thornberg. den nacht benaderd dan Diepenbrock in Algemeen Handelsblad , 15 april 1910 (KB) diens ongetwijfeld veel hooger staand, Mevrouw Noordewier en het orkest met technisch-ingewikkeld en zwaar-filosofisch zijn dirigent oogstten na de symphonie werk? Is de mystieke gevoeligheid en aller dank, maar de tweede helft van den éénkleurige stil-devote stemming in dit avond bracht een groot en warm succes zwoel-kleurrijk stemmenweefsel weerge- aan Diepenbrock, den toondichter: als geven? componist van kleinere liederen, de Hym- „Een werk van zeldzaam-groote kwali- ne voor viool en een der beide groote teiten, dat door schitterend-kleurige in- Hymnen an die Nacht (Novalis); Brentano’s strumentatie en warme melodiek ons Lied der Spinnerin , in de uiterst fijne en boeit. Maar waarin we toch ook veel be- stemmingsvolle orkestratie, werd gevolgd treuren. Eerstens de groote lengte. Dan door een ander lied van Brentano, Der den sterken Wagner-invloed, die prikkelt Abend , waarin eveneens de suggestieve bij een talent als Diepenbrock. Waarom kracht der zelfstandige instrumentale zich toch niet aan de macht van dien titan stemmen naast den zang den indruk niet onttrokken? In melodievorming, in in- weinig verhoogde. De Hymne voor viool strumentatie, in stembehandeling, in alles – uit hetzelfde jaar als het eerstgenoemd dringt het door. En dan ook, de zangpartij lied (1898) – werd door Julius Thornberg verslapt, terwijl de orkestbegeleiding voorgedragen, ongetwijfeld geheel naar voortdurend in climax toeneemt. We den wensch van Diepenbrock: maar toch voelen wel de wisselwerking tusschen de zóó, dat ’t scheen of de viool minder muziek en de tekst-voorstelling, maar geen „toon” gaf dan anders. Dit vindt stellig

18 ook zijn oorzaak in de eigenaardig zware Julius Thornberg, die de vioolhymne orkestratie, die de vioolstem wel eens speelde met hartstochtelijkheid en groot- totaal dekt of moeilijk verstaanbaar maakt; schen geest, die meesleepten, en mevrouw ook wint deze Hymne bij herhaald horen Noordewier-Reddingius die de uiterst niet naar mij voorkomt (met piano wordt zwaar te zingen vocaal partij uitvoerde met zij nu en dan gespeeld, en te Scheveningen alles beheerschende techniek en verrukke- hoorde ik haar eens met orkest): zij blijft lijk geluid, zal men zelden bij elkaar vin- op den duur niet boeien, omdat zij eigen- den. lijk niet genoeg zegt in verhouding tot de gewichtigheid van haar breed geluid. De Novalis-Hymne ( Auferstehung ), dat stuk innerlijke muziek, is in haar heerlijke stuwkracht naar de extatische stijging van het plechtig-glorieus einde, een prachtig besluit van dit buitengewoon concert geweest. Mevrouw Noordewier en het orkest zijn naar verdiensten gehuldigd, en Diepenbrock zelf kreeg een ovatie van langen duur en groote hartelijkheid! S. Z. [W. Sibmacher Zijnen]

De Tijd , 18 april 1910 (KB) De hymne voor viool en orkestbegelei- ding, de »Hymne an die Nacht« [...] be- hooren tot die werken welke ons Alphons Diepenbrock in zijn mateloozen innerlij- ken rijkdom, het klaarst, overtuigendst en imposantst, voor het geestesoog brengen. Julius Thornberg Zijn stem spreekt hartstochtelijk, ’t geba- De zaal was goed bezet; het comedie- ren gaat koninklijk. Hij staat boven ’t spelletje van kransengeverij bleef God- geringe leven, doch doorstrijdt dag aan dank achterwege, het applaus was er te dag zijn drukkende lasten. Hij spreekt hartelijker om, en steeg bij het einde van innig en weidsch; hij is mensch en koning. den avond tot een ovatie, welke den Van muzikaal standpunt beschouwd is het grooten meester Alphons Diepenbrock, hoofdthema der vioolhymne een meester- die zoo weinig met het uiterlijk muziekle- stukje, rijk aan melodie, groot en schril ven onzer stad heeft uit te staan, een blij- van plastiek, onvergetelijk wien het eens in vende vreugde moet zijn. de ooren klonk. v. d. M. [] Dit abonnementsconcert behoort tot de allerbelangrijkste van het seizoen. Drie Frankfurt, Saalbau, 4 april 1912. Con- solisten als Alphons Diepenbrock, wiens certgebouworkest en Toonkunstkoor directie sprak van een dwingende wils- o.l.v. Willem Mengelberg. Mahler: kracht en onweerstaanbare suggestie, Vierde symfonie; Diepenbrock: Te welke den geboren dirigent verrieden, Deum .

19

Het Vaderland , april 1912 (NMI) bevruchten. In de Hymne (geschreven in Het tweede deel [d.w.z. na de pauze – 1899) verschijnt zijn kunst in haar red.] komt het koor van Toonkunst op om Wagneriaansche orkestratie en polyphonie, mede te werken aan de uitvoering van het zonder echter ook maar in één maat de Te Deum Laudamus van onzen land- sterk-persoonlijken aanleg van den com- genoot dr. Alphons Diepenbrock. De ponist te verloochenen. Dit is het eigen- solisten, mevrouw Noordewier, mevrouw aardige van Diepenbrock’s kunst: dat alle De Haan en de heeren Jacques Urlus en technisch na-wijsbare influenties van de Gerard Zalsman, zoowel als het koor Wagneriaansche richting, als men dit zoo zingen met groote wijding en als gansch noemen wil, niets afdoen aan de geheel bezield met een machtig geloofs- eigen spraak van onzen grootsten auteur. vertrouwen: Te Deum Laudamus. De zaal Dit is en blijft hij – niet het minst door blijkt iets te klein voor den forschen klank. zijn wonderbare mis-compositie. Zelden hebben wij na een concert zulk De dirigent moest met de zangeres – een uiting van het publiek gezien als hier. Noordewier – een hartelijke hulde ont- Het publiek was zeldzaam geestdriftig en vangen van het publiek. juicht de uitvoerders en Mengelberg Theo v. d. Bijl luidruchtig toe. Men gaat niet heen en komt steeds meer naar voren. Mengelberg Algemeen Handelsblad , 26 april 1920 (KB) is zelf blijkbaar zeer getroffen. Ook dr. Na de pauze was Diepenbrock aan het Diepenbrock komt op het podium en woord met diens ouverture De Vogels en wordt toegejuicht. de (sopraan) Hymne an die Nacht . De com- Carel J. Stroer ponist leidde de uitvoering zelf en dat geeft, dunkt mij, niet de beste waarborgen Amsterdam, Concertgebouw, 25 april voor een betrouwbare reproductie. Vooral 1920. Historische cyclus, concert de ouverture klonk verbrokkeld en ondui- XXVII. Concertgebouworkest o.l.v. delijk; men miste de groote lijn. De Hymne Cornelis Dopper (werken van Röntgen, werd gedragen door de superieure vertol- Schäfer, Van Goudoever en Pijper) en king van mevrouw Noordewier, die haar o.l.v. Alphons Diepenbrock (eigen zang weer liet stralen in vergeestelijkte werken), m.m.v. Aaltje Noordewier- innerlijkheid. En het orkest vormde een Reddingius (sopraan). prachtigen achtergrond; de muziek moge De Tijd , 26 april 1920 (KB) wat eentonig aandoen – het coloriet heeft Na de pauze dirigeerde Diepenbrock de een sterke bekoring en een zeer persoon- ouverture voor „De Vogels” van lijk cachet. Diepenbrock werd, met de Aristophanes en „Hymne an die Nacht” solisten en het orkest, uitbundig gehul- met sopraansolo. In de ouverture kwettert digd. H. R. [Herman Rutters] en tjilpt het bewegelijke luchtvolk in een onweerstaanbare bekoring en tevens ver- New York, Carnegie Hall, 30 maart liet de componist daar zijn eigen 1922. New York Philharmonic Orches- polyphone manier van schrijven, niet om tra o.l.v. Willem Mengelberg. Cornelis homophoon te gaan componeeren, maar Dopper: Ciaconna Gotica (eerste om te getuigen, dat de nieuwere muziek- uitvoering in Amerika); Alphons richting een altijd-jongen geest kan blijven Diepenbrock, ouverture De Vogels

20

(idem); Henri van Goudoever: Suite speak with as much point as they spoke to voor cello en orkest; Franck, Variations Siegfried. He has some ideas of value, but symfoniques (met Harold Bauer); R. this piece seems to show a lack of con- Strauss, Don Juan . structive skill and a lack of skill in writing New York Evening World , 31 maart 1922 for the orchestra. Richard Aldrich Willem Mengelberg, the enterprising con- New York World , 31 maart 1922 ductor of the Philharmonic Orchestra, From 8.30 until 10 o’clock Willem took advantage of last evening’s concert in Mengelberg did what he could to encour- Carnegie Hall to introduce new composi- age the American composer. tions of three of his fellow countrymen. His method was as subtle as it was ef- [...] The second number, Diepenbrock’s fective. Instead of making the mistake so overture to “The Birds” of Aristophanes, many champions of American music make the Greek writer of comedy, was far from – that of performing some immature sounding like the product of “a morbid, orchestral work by an earnest but utterly shy recluse” personage the composer is inexperienced native composer – Mr. described as being. It sounded fearfully Mengelberg played three Dutch composi- and wonderfully made, and is designed for tions that triumphantly refuted the oft those who like such fare. repeated assertion that Americans write the feeblest music in the world. New York Herald , 31 maart 1922 (NMI) [...] Number two was an overture to “The Birds” of Aristophanes, by Alphons Diepenbrock. It contained six minutes of imitation bird-calls where two would have been enough, and some Spanish rhythms that did not suggest Aristophanes, but it was fairly tuneful and had humor. [...] After the fox trot [het laatste deel van de Suite van Van Goudoever – red.] was over the audience, delighted to have heard some music it could understand, applauded frantically, while wreaths were laid at the feet of Mr. van Goudoever. There was nothing for the other two. Mr. W. J. Henderson Dopper is in Amsterdam and Mr. Diepenbrock, the most talented, is dead. New York Times , 31 maart 1922 (NMI) Deems Taylor Diepenbrock’s overture was intended for a performance of Aristophanes’ comedy. It Den Haag, Gebouw voor Kunsten en has something of the comic spirit and Wetenschappen, 11 februari 1928. verve. It has also a good deal of bird chat- Concertgebouworkest o.l.v. Willem ter, appropriate, no doubt, to the occa- Mengelberg. Diepenbrock: ‘Lied van sion, but here again Mr. Diepenbrock den Hop’ uit De Vogels , m.m.v. Louis invited dangerous comparisons, for it is van Tulder (tenor). not everybody who can make the birds

21

De Avondpost (Den Haag), 14 februari 1928 De vertolking van Diepenbrock’s „Lied (NMI) van den Hop” is een bekende prestatie Met dezelfde hoogstaande eigenschappen, van Louis van Tulder. Door de jaren ver- vertolkte hij [Van Tulder] het lied van den bleekten de verfijnde kleuren van dit werk Hop uit „De Vogels” van Aristophanes, wel een weinig; maar juist daardoor wor- door Alphons Diepenbrock getoonzet. den de zuiverheid van lijn en de klassieke Over Diepenbrock’s muziek voor de soberheid van opvatting ons ook duidelij- satirisch-lyrische comedie van den oud- ker in het oeuvre van Diepenbrock. En Griekschen dramaturg, zwijg ik liever. De het is goed door een uitvoering als deze bedoeling was goed, de realisatie minder. van tijd tot tijd er aan herinnerd te wor- Diepenbrock heeft geen rekenschap ge- den, dat er bij de vorige componisten- houden met de instrumentale mogelijkhe- generatie van Holland tenminste één den uit den tijd van het oud-Grieksch groote figuur was... drama en met de toenmaals bestaande intervallen-theorie heeft hij vrij willekeurig Het Centrum , 13 februari 1928 (NMI) gehandeld. Louis van Tulder kweet zich meesterlijk van zijn partij, die onnoodig vol ligt met voetangels en klemmen en qua conceptie hier en daar 19de eeuwsch con- ventioneel is. H. de G.

Nieuwe Rotterdamsche Courant , 12 februari 1928 (NMI) Van Tulder’s fluweelig, haast Italiaansch tenortimbre kleurde voortreffelijk in het derde fragment. Hij is een begenadigd zanger. Welk een gloed in Diepenbrock’s levenslustig, doch niet zeer vormvast Lied De Telegraaf , 13 februari 1928 (NMI) van den Hop! Op slag heeft hij zich met Diepenbrock’s „Lied van den Hop” uit de de prachtige weergave een eereplaats in de muziek voor de Vogels van Aristophanes voorste rij onzer zangers verzekerd. Het – ingevoegd omdat Milhaud door ziekte strekt hem tevens tot eer, dat hij een Ne- was verhinderd zijn „Carnaval d’Aix” te derlandsch werk gekozen had. Men heeft komen spelen – klonk mij wat..... inge- den bevoorrechten zanger uiterst hartelijk voegd. Dit lied is als muziek bij lange na gehuldigd. zoo zelfstandig niet als de verrukkelijke ouverture: men kan die ouverture er in Amsterdam, Concertgebouw, 12 principe niet bij missen. Zij is de ware februari 1928. Concertgebouworkest grondkleur en de ware sfeer, zij luidt het o.l.v. Willem Mengelberg. werk in, en geeft het heele beeld er van: Diepenbrock: ‘Lied van den Hop’ uit een lied of melodrama dat er na komt, De Vogels , m.m.v. Louis van Tulder baseert zich op het reeds geschiede en (tenor). schijnt daarvan niet losgemaakt te kunnen De Maasbode , 13 februari 1928 (NMI) worden. Het is te zeer fragment, te zeer

22 een deel dat zijn verband in het geheel niet ’t Was ruim vijf jaren geleden, dat de missen kan. zangeres het machtige, wellicht rijkst Van Tulder deed het toegewijd en getoonzette zangstuk, dat in de laatste mooi van stem. En in de begeleiding was tijden op Hollandschen bodem het licht veel pracht: zoo veel dat het opnieuw den zag, op den Diepenbrock-avond van wensch ontstaan deed naar een complete [oratoriumvereniging] „Excelsior” uitvoer- uitvoering van het geheel. We zijn ver- de. plicht dit stuk in eer en aanzien te behou- Het orkest heeft in Diepenbrock’s den: het is een waardevol gedeelte van Novalis-Hymne een geheel zelfstandige, onze vaderlandsche kunst, een werk dat sublieme partij te spelen en het deed dat zeker méér verdient dan het nu krijgt, een met brille en gloed. [...] Er kwam schier schoonheid waar ons land en onze kunst geen einde aan de ovaties voor Mevr. zich dankbaar voor te toonen heeft. Noordewier en Mengelberg. L. M. G. Arntzenius Nieuwe Rotterdamsche Courant , 14 februari Rotterdam, Groote Doelezaal, 13 1929 (NMI) februari 1929. Concertgebouworkest Ten slotte Diepenbrock’s Hymne an o.l.v. Willem Mengelberg. die Nacht, „Aaltje Noordewier in Ver- Diepenbrock: Hymne an die Nacht ehrung gewidmet”, zooals in de partituur (‘Auferstehungshymne’), m.m.v. Aaltje staat. Welk een grootsch opgezet en door- Noordewier-Reddingius (sopraan). voeld stuk muziek onze hoogbegaafde De Maasbode , 14 februari 1929 (NMI) landgenoot in deze Hymne geleverd heeft, Dr. Willem Mengelberg is als zegevierend moet allen wel weer duidelijk geworden dirgenten-overwinnaar andermaal uit zijn! In de fismol-inleiding met de veelvul- Amerika teruggekeerd en in het vierde dige gealtereerde accoorden en de chro- leden-concert der „Sociëteit Harmonie”, matische tusschenstemmen merkt men – dat hij wederom voor het eerst zelf zou de Hymne is dertig jaar oud! – dat de leiden, is hij bijzonder hartelijk door een componist nog onder invloed van Wagner volle Groote Doelezaal ontvangen. [...] stond, maar waar de zangstem het „Geho- Mevr. Aaltje Noordewier-Reddingius was ben ist der Stein” inzet heeft Diepenbrock soliste en toen de grote sopraanzangeres, al zijn persoonlijke, eigenaardige stijl ge- onze Hollandsche vocale trots, het vonden. Hoe kunstig, geheel natuurlijk podium betrad, het Orkest en de geheele loopen die verschillende stemmen in het zaal en aan de kunstenares een minuten- as-moll „Nach Dir, Maria”; geheel onge- lange ovatie bracht, voelde een ieder, dat dwongen combineeren de zingende stem- het hier nog een herdenking gold van haar men zich op een wijze, die een voortzet- zestigsten verjaardag en haar veertig-jarig ting beteekent van de Nederlandsche con- jubileum als zangkunstenares. [...] En ten- trapuntisten uit de 16e eeuw. Ook merkt slotte heeft Mevrouw Noordewier in de men hier weer op hoe meesterlijk Diepen- volste schittering en met de machtigste brock het chroma beheerschte; nergens is psychische indrukwekkendheid de door het gemaakt, maar uitvloeisel van zijn Alphons Diepenbrock allerschoonst ge- denkwijze. Op de natuurlijkste wijze ko- componeerde en aan deze kunstenares op- men de overgangen, veelal naar verwante gedragen „Hymne an die Nacht” vertolkt. toonschalen – tot eindelijk het slot in Fis-

23 dur vol plechtigheid en heilig vertrouwen uitklinkt. Wij weten het uit persoonlijke mede- deeling, dat mevrouw Noordewier dit werk van wijjlen Diepenbrock als een der kostelijkste gaven, haar geschonken, be- schouwt, vaak heeft zij het hooge stuk muziek gezongen, nimmer zonder de ontroering, welke alleen het zuivere kunstwerk te voorschijn kan roepen.

Amsterdam, Concertgebouw, 14 fe- bruari 1929. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Diepenbrock: Hymne an die Nacht (‘Auferstehungshymne’), m.m.v. Aaltje Noordewier-Reddingius (sopraan). Het Volk , 15 februari 1929 (NMI) Het eerste konsert in het seizoen onder leiding van Willem Mengelberg krijgt een traditioneel feestelik karakter: men viert het welkom na zijn Amerikaanse tournée, die eveneens een traditie gewor- den is. Maar met een simpatiek gebaar heeft hij de hulde niet voor zich alleen aanvaard. Hij deelde ze met Mevrouw A. Noordewier–Reddingius, wier optre- den als soliste op deze avond het karakter van een min of meer officiële jubileum- viering aannam. [...] Mevrouw Noordewier zong aria’s van Bach en Haendel en de aan haar opgedragen „Hymne aan de Nacht” van De Telegraaf, 15 februari 1929 (NMI) Alphons Diepenbrock (tekst van Novalis). Zij zong het met haar volle, overbekende sinfonie wijdde, stond over meeslepende overtuiging. Het was jammer Diepenbrock geen woord. dat de partituur niet zo gaaf tot haar recht P. F. S. [Paul Sanders] kwam, als zij verdient. Deze hymne blijft een werk met prachtige kwaliteiten, een Amsterdam, Concertgebouw, 26 sep- kompositie die in onze hollandse muziek tember 1929. Concertgebouworkest van historiese betekenis is. Ik vrees dat o.l.v. Willem Mengelberg. men dit in het Concertgebouw enigszins Diepenbrock: ouverture De Vogels .; onderschat. In het gehele programma, dat Debussy: Iberia ; Franck: Variations vijf bladzijden druks aan Schubert’s symphoniques , m.m.v. Alfred Cortot.

24

Algemeen Handelsblad , 27 september 1929 (KB)

[Herman Rutters]

Amsterdam, Concertgebouw, 12 no- vember 1931. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Mahler, Das Lied von der Erde ; Diepenbrock, Die Nacht (Hölderlin), m.m.v. Jacques Urlus (tenor) en Ilona Durigo (alt; haar honderste optreden in Amsterdam). Het Volk , 13 november 1931 (KB) [...] onze te vroeg gestorven landgenoot Alphons Diepenbrock stond veel vaster op den bodem dan zijn Oostenrijksche tijdgenoot. In een werk als „Die Nacht”, opgedragen aan Ilona Durigo, is hij, als in zijn andere hymnische werken, op zijn sterkst. De breedheid zijner voor- en naspelen – de romanticus had nu eenmaal den tijd – moge den modernen mensch wat lang van adem voorkomen, hier spreekt een prachtig, oprecht en diep gevoel, dat zijn waarde houdt als de uiting van een diepe menschelijkheid. P. F. S. [Paul Sanders]

Amsterdam, Concertgebouw, 2 mei 1935. Nederlandsch Muziekfeest, eerste concert. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Diepenbrock: Te Deum . De Gooi- en Eemlander , 3 mei 1935 (NMI) Een mooier begin van het Nederlandsch Muziekfeest dan met Diepenbrock’s Te Deum ware wel niet denkbaar geweest. Volkomen ben ik mij bewust dat de wer- ken van Diepenbrock allerminst gemeen-

25

De Telegraaf, 2 mei 1935 (NMI) goed zijn en het nooit zullen worden ook, getroffen door het streven-naar-omhoog, doch velen onder ons zullen steeds nader dat bijna heel zijn oeuvre tot een groote in het groote goed zijner geestelijke nala- hymne maakt, een Te Deum, een lofzang tenschap willen doordringen en zich er aan het bovenaardsche, de geloofs- innerlijk verrijkt door weten. belijdenis in tonen van dezen waarachtig religieuzen zoon der Katholieke kerk. En De ontwikkelingsgeschiedenis der al is menigeen dan niet terstond overtuigd Europeesche muziek wordt door zijn werk geweest van Diepenbrock’s grootheid, de niet beïnvloed, maar wat hij gaf, was van uitvoerende kunstenaars waren het wèl en het edelste metaal. Voor de de grootsten – ik denk alleen maar aan gelijkgestemden – en misschien zijn dat er Mengelberg en mevrouw Noordewier – tenslotte nog meer dan wij denken – is werden onmiddellijk enthousiaste Diepenbrock’s muziek de bron der verkondigers zijner kunst. Ook dit is zuiverste en hoogste ontroering, en zelfs merkwaardig: Diepenbrock – die in 1862 wie koeler tegenover haar staat, wordt werd geboren en in 1921 stierf – heeft de

26 zeer verschillende geestelijke stroomingen Behoudens deze kleine vlekjes, was deze die door Europa gingen, meegemaakt en uitvoering een waardige opening van deze er den invloed sterk van ondergaand, zich jubileumviering: een oprechte dank aan er niet in verloren, maar een hoogstaande God voor deze veertig vruchtbare jaren. zelfstandigheid behouden. P. V. Het uit diep geloofsleven gewelde Te Deum is geschreven op een tekst van den Leidsch Dagblad , 3 mei 1935 (NMI) Heiligen Ambrosius, bekend kerkvader uit Het Nederlandsch muziekfeest, gegeven de vierde eeuw. Het vraagt voor de ver- ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum klanking vier solisten en orkest, en twee van prof. dr. Willem Mengelberg als diri- koren die òf samenzingen òf elkaar afwis- gent van het Concertgebouw, opende met selen. een ovatie toen de jubilaris de trappen van Buitengewoon schoon was de het podium afdaalde. De virtuoze dirigent vertolking die we gisteravond van wist deze klap-muziek met veel gratie en Diepenbrock’s Te Deum hoorden. De beminnelijkheid te dirigeeren. Daarna rees wijze waarop Mengelberg deze Diepenbrock’s „Te Deum Laudamus” uit ontroerende muziek in een rijke stem- de stilte, en men kan wel zeggen: op vol- mingsdiepte ten gehoore deed brengen, maakte wijze. Het Amsterdamsche Toon- was weer een openbaring. kunst-koor klonk onder Mengelberg’s De koorzang was van prachtigen waarlijk bezielende leiding zeer zuiver en klank, het orkest speelde met groote ontwikkelde in de forti (hoe kunnen deze toewijding en innigheid en het solo- opzwalken uit een zacht ruischende gol- kwartet (To van der Sluys, sopraan, Suze ving bij Diepenbrock!) een immer glan- Luger, alt, Louis van Tulder, tenor, en zende koortoon. Over de solisten: Jo Willem Ravelli, bas) zong in onbe- Vincent [sic], Suze Luger, Louis van Tul- rispelijken samenzang, nobel en devoot. der en Willem Ravelli is het haast on- Zoodat Diepenbrock’s werk een mach- noodig iets te zeggen. Dit kwartet kan wel tigen indruk achterliet, en inderdaad een ideaal genoemd worden. Het orkest klonk uitnemend begin van het muziekfeest overal even genuanceerd en voortreffelijk. vormde. Zoo heeft de „muziek” dus wel de hon- H. F. K. [Kernkamp] derd procent kans gehad om haar wonde- ren te doen. En welk een muziek! Het De Maasbode , 3 mei 1935 (NMI) blijft altijd een raadsel waarom er in dien Diepenbrock’s magistrale „Te Deum” met afschuwelijken tijd vóór 1880 waar alles zijn stralende inleiding van het koper, rook naar schimmel en zedepreek, speciaal werd vooral door het koor prachtig ge- in de muziek, iemand als Diepenbrock bij zongen. Het solistenensemble: To v. d. ons kon opstaan om ons weer te leeren Sluys, Suze Luger, Louis van Tulder en W. wat muziek was en welke wegen zij moest Ravelli, (mogelijk door de plaatsing op een uitgaan. De merkwaardige vermenging van wat grooten afstand van den dirigent) Tristan-chromatiek en een door Palestrina haperde bij den inzet van het „Sanctus” beïnvloede koorstijl hebben hier geleid tot even. To van der Sluys, die Jo Vincent ook een zuiver persoonlijk hymnisch-extatisch hier verving, beheerschte haar zware partij klankidioom. Het heeft weinig zin enkele in het hooge register niet geheel en al. gedeelten te „beschrijven”. Men kan

27 slechts wijzen op het ongeloofelijk schenweg te Amsterdam. Gisterenmiddag „bloemrijke” van de melodische welvingen om half drie waren te dien einde op de hier en daar, op de geweldig opschallende begraafplaats bijeengekomen de heeren dr. klankstapelingen af en toe, en men kan H. P. Heineken, G. H. De Marez Oyens, slechts wenschen, dat het werk van dezen ir. J. A. Josephus Jitta, R. L. Boissevain, S. genialen componist in steeds ruimer mate Bottenheim, H. van den Eerenbeemt, W. bekend zal worden bij allen. A. van Leer, dr. Rud. Mengelberg en mej. Rudolf Escher H. Rahusen, allen leden van genoemde commissie. De Telegraaf , 3 mei 1935 (NMI) Bij de graftombe van Alfons Het begin van de uitvoering beteekende Diepenbrock bracht dr. H. P. Heineken, tevens een harer hoogtepunten: de weer- voorzitter van het Concertgebouw- gave van Diepenbrock’s Te Deum bestuur, in een korte toespraak hulde aan Laudamus. Wederom bleek welk een de nagedachtenis van den grooten bijzonder groote beteekenis deze toon- componist, dien hij dankte voor het vele, dichter voor de Nederlandsche muziek dat hij ons heeft nagelaten. „Wij zullen bezit. Er is geen maat die hierin niet van Alphons Diepenbrock nooit vergeten, Diepenbrock’s scheppingskracht getuigt. zeide spr., want hij kan niet meer vergeten Geen maat, die niet van zijn sublieme worden.” Hiermede was de korte inspiratie spreekt. [...] Men voelde het in plechtigheid beëindigd. ieder detail: Diepenbrock’s beteekenis reikt verre boven de jaren, waarin hij leef- Amsterdam, Concertgebouw, 22 janua- de en werkte. [...] ri 1942. Concertgebouworkest o.l.v. De indruk die deze uitvoering op de Franz von Hoesslin. Diepenbrock: aanwezigen maakte, was zoo diep, dat zich Hymne an die Nacht ‘Gehoben ist der aanvankelijk slechts aarzelend de bijval Stein’, m.m.v. Jo Vincent (sopraan). uitte. Mengelberg zal deze reactie op zijn De Tijd , 23 januari 1942 (KB) onvergelijkelijk schoone weergave van Ietwat vreemd stond von Hoesslin uit den Diepenbrock’s Te Deum als de best denk- aard der zaak tegenover Diepenbrock’s bare hebben gewaardeerd. Na zulk een „Auferstehungshymne” op Novalis’ „Ge- muziek past immers de luidruchtigheid hoben ist der Stein”. Zij is minder zuiver van het applaus niet. symphonisch dan de dirigent meent. Dit is een uiterst gecompliceerde muziek van De Maasbode , 10 mei 1935 (NMI) allersubtielst uitgewogen relaties tusschen De Commissie voor het Nederlandsch klank en woord, die door het orkest niet in Muziekfeest 1935 heeft gisteren, den laats- hun waren aard getroffen werden, waar- ten dag van dit feest, aan haar gevoelens door Jo Vincent’s zeer bezielde en vocaal van dankbaarheid jegens den componist bewonderenswaardige voordracht niet Alphons Diepenbrock, die zulk een unieke voldoende relief kreeg. Niettemin heeft positie heeft ingenomen onder de schep- men Jo Vincent de hulde gebracht, die zij pende toonkunstenaars van Nederland, volkomen verdiend had. uiting willen geven door het leggen van Leo Hanekroot een krans op diens graf op het R K. Kerk- hof Buitenveldert aan den Amstelveen- Samenstelling: RdV

28

Mengelberg en Ravel’s Daphnis et Chloé -suite Johan Maarsingh Op 28 december 1937 overleed Maurice Ravel. Dat is dit jaar precies 75 jaar gele- den. Reden genoeg om aandacht te schen- ken aan de opnamen van zijn werk onder leiding van Willem Mengelberg. Hij mag veelvuldig werken op het concertpro- gramma hebben gezet, voor de grammo- foonplaat maakte hij alleen een opname van de Boléro . Op 31 mei 1930 maakte Columbia in het Concertgebouw een opname, die bijna niet in CD-compilaties, gewijd aan Mengelberg, is te vinden. Mij is alleen een uitgave in de rode doos van Pearl bekend. Het is de tweede 3CD-set met alle Columbia-opnamen van Mengelberg and the Concertgebouw Orchestra . Deze box verscheen in 1993 op Pearl GEMM CDS 9070. In die verzameling bevinden zich ook de vroegste opnamen uit 1926 en een aantal opnamen in alternatieve takes. Er bestaat een radio-opname van Ravels tweede suite uit het ballet Daphnis et Chloé , uitgevoerd door het Concert- gebouworkest onder Mengelberg. Het is de meest gespeelde suite uit het ballet. Hij dirigeerde dit werk tijdens het Galaconcert bij de opening van het jubileumseizoen 1938-1939. De in WM 102 besproken uitvoering van de Fantaisie voor piano en orkest van Claude Debussy ging eveneens tijdens dat concert van 6 oktober 1938. Uit Mengelbergs partituur (blz.19 bij cijfer 161) blijkt dat de partij van het koor eventueel door het orgel zou kunnen worden gespeeld. De radio-opname laat daarvan echter niets horen. Voor het overige tekent Mengelberg vaak verande- ringen in maatsoorten en dynamische aan-

Ravel, Daphnis et Chloé, tweede suite, Willem Mengelbergarchief, NMI

29 wijzingen in blauw en af en toe in rood uitgebrachte versie klinkt vervorming in duidelijker aan. Vergeleken met de tutti. De opname houdt het orkest op Beethovens Negende symfonie ziet deze afstand. Mengelbergs opname geeft de Ravel-partituur er ‘schoon’ uit: er is geen luisteraar een heldere kijk op het sprake geweest van jaarlijkse uitvoeringen. klankpalet. Mengelberg zet de soli die Ten opzichte van andere dirigenten gaat vanaf het toneel moeten worden gespeeld Mengelberg niet opvallend anders om met – het is tenslotte balletmuziek – ook Ravels muziek. Wel zorgt hij ervoor dat er vooraan in het totale klankbeeld. Het zoveel mogelijk details hoorbaar zijn. Dit tekent de goede kwaliteit van de opname. is goed te horen bij de blazers waar kleine De best klinkende versie is te vinden ritmisch uiterst precieze solistische in de al meer genoemde grijze box van de bijdragen aan de luisteraar worden Wereldomroep: Willem Mengelberg – The voorgeschoteld. Het gerecht blijft ook Radio Recordings , Q Disc 97016. Een goede naar herhaald beluisteren erg smaakvol. Er klank biedt ook de uitgave op Audiophile is onder Furtwängler eveneens een live- Classics (APL-101.550). Verder zijn er opname bewaard. Hij gaf met de Berliner CD-uitgaven van Archive Documents Philharmoniker een uitvoering in de (ADCD-115), Seven Seas (KICC-2059) en Berlijnse Staatsopera op 22 maart 1944. In History (205253). de door Deutsche Grammophon

Maurice Ravel in Nederland

Interview tijdens het vijfdaagse Fransch agressieve natuur en niet polemisch gezind muziekfeest in het Concertgebouw, 27 in zijn oordeel. september tot 1 oktober 1922. Wij kwamen te spreken over Ravel’s „La Valse”, die hij nog niet van ons orkest De Telegraaf , 30 september 1922 (KB) gehoord had en waarnaar hij benieuwd Wie Ravel slechts kennen van portretten, was. „In Parijs spelen zij het niet goed. Zij speciaal die welke verschenen zijn in maken er te veel een Weensch walsje van”, Roland Manuel’s kleine monographie over zeide hij. hem, met de hooge, uniformsgewijze Ik zeide, dat men bij ons de muziek kraag, stellen hem zich voor als lang en van „La Valse” verschillend uitlegde en slank. Hij is integendeel klein en kort, met wilde graag zijn eigen bedoeling hooren. een merkwaardig strakken, als uit hout „Hebt u „La Valse” gecomponeerd gesneden kop en wat te klein gepro- naar indrukken tijdens uw bezoek aan portionneerd lichaam. Hij is eenvoudig, Weenen?” (Ravel was nl. eerverleden jaar beminnelijk en vlug. Ik heb een kort te Weenen op uitnoodiging van „Der interview met hem gehad en hij praatte Anbruch”). met mij alsof wij samen aan de koffietafel – „Neen, het was reeds vóór dien tijd zaten, zonder moeite om op zijn woorden ontworpen en voltooid. Het heeft niets te letten. Wanneer hij een voorbehoud uitstaande met de hedendaagsche situatie maakt is het uit bescheidenheid: hij is geen van Weenen en het heeft in dat opzicht

30 ook geen enkele symbolische strekking. Ik nisten deden, die trouwens hun meester al heb in het verloop er van niets beoogd hebben gehad in Debussy. Milhaud en van een doodendans of van een strijd Poulenc zijn ongetwijfeld componisten tusschen het leven en den dood. (Reeds van groot talent. Voor hen is niet Debussy het jaartal in het scenario, 1855, weerlegt de meester, maar Erik Satie.” zulk een opvatting). Den oorspronkelijken „Beschouwt u Satie als musicus van titel, dien ik mijn werk eerst gaf, „Wien”, beteekenis?” liet ik vervallen. „La Valse” komt mij ook – „Satie is een „esprit”. Maar hij is niet wat betreft de geaardheid van heelemaal ernstig. Een compo- mijn compositie synthetischer nist moet vóór alles ernstig, voor. Het is een dansende, „sincère” zijn, dunkt mij. De dwarrelende, bijna hallucinee- invloed van Strawinsky is ook rende extase, een steeds ver- in technischen zin, voor onze woedere en uitputtende tour- jongeren veel diepgaander billon van dansenden, allen geweest.” bevangen en opgezweept door „U hebt u onlangs in zeer „De Wals”. gunstigen zin over Schönberg „U hebt nog meer werken uitgelaten. Beschouwt u hem voor het ballet geschreven. als den grootsten modernen Gelooft u in een toekomst van componist?” het ballet?” Ravel zei, na eenig naden- – „Neen. Het hedendaag- ken: „Ja. Het is een ernstig sche ballet is in verval. Het werker. Zijn „Pierrot lunaire” is Russische ballet is achteruit- superbe.” gaande. Ja, wanneer men weer „Het publiek in Nederland naar de 18e eeuw terugkeer- mag zijn muziek niet”, merkte de...... ” ik op. „En het spectacle-concert, – „Ik kan het begrijpen. In dat de jongeren thans zoo Frankrijk ook niet, hoewel onze aantrekt?” jongeren hem waardeeren en – „Dat is een geheel op bestudeeren. Invloed zal zijn zichzelf staande kunstsoort. Er muziek op hen niet hebben. Zij zit iets in, ongetwijfeld. Maar de meeste heeft daartoe te weinig affiniteiten met toekomst heeft, volgens mij, de cinema. den Franschen geest.” Ook de muziek kan er op loonende Ik bracht het gesprek op het thans manier mee samenwerken. Honegger is plaats hebbend Fransch muziekfeest: zoo iets al begonnen, met de regelende „Krijgt u den indruk, dat de aanwezige gelijktijdigheid tusschen filmbeweging en componisten tevreden zijn met de vertol- muziek.” king van hun werken door ons orkest, „Wat vindt u van de jongeren, van de aangevoerd door Mengelberg?” groep der „Six” bijv.?” – „Het Amsterdamsche orkest speelt – „Na het impressionisme zijn nieuwe bewonderenswaardig en Mengelberg is een richtingen opgekomen. De jongeren stre- „grand musicien”. Allen zijn vol lof. ven naar andere dingen, dan de impressio- Roussel was zeer ingenomen met de uit-

31 voering van zijn „Pour une fête de „En waarmede is u thans zelf bezig?” printemps”, Donderdagavond. Het koper vroeg ik tot besluit. had iets getemperder kunnen zijn alleen” „Aan een phantasie voor piano en or- (o jé, dacht ik, de oude grief tegen kest [niet gerealiseerd – red.], volgens het Mengelberg’s overmatig koper-gebruik!). boek „Le grand Meaulnes”, een romanne- „Is het feitelijk niet jammer dat de jon- tje, dat de geschiedenis verhaalt van een geren niet wat uitvoeriger vertegenwoor- kleinen jongen, die van groote dingen digd zijn en de ouderen wat minder? Had droomt en ten slotte directeur van een men ook niet iets van Roland Manuel en klein museum wordt.” Honegger op het programma moeten plaatsen?” C. v. W. [Constant van Wessem] – „Och”, vond Ravel, „misschien wel. De jongeren „sont des petits oiseaux”.

Op bezoek bij Maurice Ravel

De Telegraaf , 31 maart 1931 (KB) dreinend-eentonig, zooals de Spaansch- – [...] „Welke is uw opvatting over de Arabische melodieën dat eischen. Toen ik wijze, waarop uw „Bolero” moet worden Toscanini op zijn vrijheden wees, ant- gedirigeerd, opvatting, waarover dirigenten woordde hij: „Als ik het niet op mijn en critici het oneens zijn?” manier doe, maakt het geen effect.” O, die – „Ik kan niet ontkennen, dat „Bole- onverbeterlijke virtuozen, die op hun ro” heel zelden volgens mijn eigen idee eigen houtje fantaseeren, alsof er geen componist bestond...” – Bent u op uw eenzamen post ten minste nog per radio met onze muzikale samenleving verbonden? „Spaar mij voor de radio! Het is een marteling om mijn muziek zóó verminkt te hooren overkomen. Neen, dan houd ik mij liever bij den fonograaf, die reuzenvorderingen maakte. Mijn „Bolero” bij Polydor is volkomen gaaf en af. De „Valse” is moeilijker op te nemen. De dirigent [Albert] Wolff dikte het aan- vangsgefluister opzettelijk een beetje aan, wordt vertolkt. Mengelberg versnelt en doch de opname is nog niet, wat zij wezen verlangzaamt te veel. Toscanini speelt het moet en nu schrijf ik een afzonderlijke tweemaal te vlug en maakt aan het slot een orkestratie voor de fono bestemd. Dit wil tempo-verbreeding, die nergens staat zeggen, dat de microfoonopname, aangegeven. Neen: „Bolero” moet van A ondanks de verbeteringen, nog niet tot Z in één tempo worden gespeeld, heelemaal ideaal is.”

32

Concertrecensies van werken van Ravel

Uit het Mengelbergarchief van het NMI en uit de KB New York, Carnegie Hall, 9 februari Als Fackelträger der neuen holländischen 1922. New York Philharmonic o.lv. Musik: warum kam Willem Mengelberg Willem Mengelberg. Ravel: La Valse . nicht in dieser Sendung nach Hamburg? New York Globe , 10 februari 1922 (NMI) Wäre es nicht verdienstlich gewesen, den Maurice Ravel’s “choreographic poem” schöpferischen Musikern Hollands eines entitled “La Valse” had its first perfor- der Festkonzerte einzuräumen, ihnen, den mance in New York at the concert of the Schaffenden, das Wort zu geben? Wertvoll Philharmonic Society, conducted by Wil- und lehrreich für uns Deutsche, blieb lem Mengelberg, in Carnegie Hall last diese spezifisch holländische Musik ein evening. [...] The waltz tune that runs frommer Wunsch, der sich leider nicht throughout it is in the Johann Strauss erfüllen sollte. Wir bedauern diesen Aus- manner. Indeed, it might be an authentic fall um so mehr, als das eine einzige hol- Vienna waltz of the second rate, for the ländische Werk, das Willem Mengelberg main distinction of Ravel’s “poem” lies in an die Spitze des zweiten Konzerts gestellt the acid harmonies that are poured over it hat, sich als so ausgezeichnete Arbeit zu as a sauce and the up-to-the-minute bite kennen gab, daß sie das Verlangen durch- of the orchestration. The piece is good fun aus rechtfertigte, das neuzeitlich musik- to hear, and, played with superb spirit schöpferische Holland in unseren Ge- under the enthusiastic leadership of Mr. sichtskreis gerückt zu sehen. Gerne hätten Mengelberg, it aroused the audience to wir, um dieses Wissens und dieser An- wild applause. But really one of the best of schauung teilhaft zu werden, auf den Faun the Strauss waltzes, conducted just as Debussys und Ravels Walzer verzichtet. eagerly by Mr. Mengelberg, would have Auf den Faun, einmal, weil dieses klang- been still better to hear. I have often had schöne Stück im deutschen Konzertsaal occasion to record my admiration for the wohlbekannt ist, und dann, weil es doch music of Ravel, but this particular “poem” eben nur an die mattere Teilnahme sich seems to me distinctly not one of his wendet, auf die es als interessantes und major compositions. Pitts Sanborn geistreiches Experiment eines zum Kunst- prinzip erhobenen, ein wenig blutarmen Hamburg, Conventgarten, 18 oktober musikalischen Impressionismus Anspruch 1922. Holländisch-Hamburgisches erheben kann. Und auch Ravels „La Musikfest, tweede concert. Concertge- Valse“ nicht kennen gelernt zu haben, bouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. würde kaum als Entbehrung zu bezeich- Dopper: Ciaconna gotica ; Debussy: nen gewesen sein. Das Stück erhebt den Prélude à l’après-midi d’un faune ; Anspruch, eine Apotheose des Wiener Ravel: La Valse ; Tsjaikovski: Tanzes zu sein. Es treibt mit seinem Rie- Pathétique . senorchester größten Aufwand an Klän- Hamburger Nachrichten , 19 oktober 1922 gen und Farben, begeistert sich für zer- (NMI) spaltene und zerschliffene Rhythmen, die es durcheinander schüttelt, ohne ihre

33

Buntheit zum einheitlichen Entwicklungs- Mengelbergs Begabung ohne Frage noch zug ordnen zu können, steigt aus einer reicher bestätigt, als im Anschauungsbe- qualmenden und brodelnden Einleitung zirk der klassischen Musik. Der freie, stark empor, schwingt sich zu einem in das improvisatorische Zug seines Vortrages hinreißende Wiener Melos Johann Strauß ʼ kommt hier eher zu seinem Recht als in hinabtauchenden Walzergedanken auf, um der Welt der strengen Formgesinnung. dann rettungslos ins Irre zu treiben, in Mengelberg hat sich mit der Wesensart der Lärm und Zerrissenheit unterzugehen: ein musikalischen Moderne als kongenialer Beispiel für jene schlechte Äußerlichkeit, Nachgestalter und Nachfühler vertraut ge- die jeder Musik als Kunst der Innerlichkeit macht. Man kann sich vor allem keinen das Grab schaufeln muß. Wie besseren Interpreten der gesagt, es lag kein Bedürfnis jungfranzösischen Musik vor und es trieb keine Not- denken als er es ist. [...] Die wendigkeit, diese beiden in thematische Substanz des Gedanken und Form so ganz brillant geformten und hinrei- französischen Werke einem ßend instrumentierten Stückes deutschen und einem ham- bildet ein Walzer von unver- burgischen Publikum vorzu- kennbaren wienerischen Ge- führen. Sie nicht gehört zu sichtszügen. Wie Ravel die haben, hätte ja freilich die konventionell-schwungvollen zweitausend Teilnehmer des Tonfolgen im Verlauf der zweiten Festkonzerts um das Vorgänge kontrapunktisch fröhliche Schauspiel gebracht, Willem auslegt und ausdeutet, wie er sie steigert Mengelberg auch als Dirigiertänzer und und wie er den diesseitsfrohen Walzer- Tanzdirigenten zu erleben. Höchst amü- klängen einen dramatisch-tragischen sant, wie Mengelberg in Ravels Walzer Hintergrund zu verleihen versteht, das ist wogte, schwebte, den Rhythmus des Stük- ohne Frage eine ausgesprochene Meister- kes in seine eigene rundliche Leiblichkeit leistung, die sich weit über die ober- fortsetzte, zum rasenden Amor wurde, flächliche musikalische Auffassung der zum trunkenen Jünger Zarathustras, zum meisten heutigen Franzosen, über ihr spie- walzenden Loge. Wie er auf den Zehen lerisches Artistentum erhebt. wippte, sich bog und wand, in weitem O. R. Schwung die Arme nach oben warf... Aber ist es denn die Aufgabe des Dirigenten, Hamburger Correspondent , 19 oktober 1922 über das Geistige hinaus den Inhalt einer (NMI) musikalischen Schöpfung materiell durch Dieser ebenso geistreiche wie freche Or- den eigenen Leib darzustellen, Tänzer und chesterwitz, in dem Johann und Richard Schauspiel zu sein? Strauss sich in Kabarett-Ekstasen ergehen, Prof. Ferdinand Pfohl ist mit Orchester-Raffinements geradezu gespickt, und wohl nur deshalb gewählt Hamburger Nachrichten am Mittag , 19 okto- worden, um die unerhörte Virtuosität des ber 1922 (NMI) Orchesters daran zu demonstrieren, was In der Formenwelt, in der Gefühlsatmos- vollständig gelang. Hier war denn auch der phäre der modernen Meister, fühlt sich Erfolg, nächst der Symphonie, am

34 größten. Im ganzen genommen, wieder nicht, was man mehr bewundern soll: die ein ganz außergewöhnlicher Abend. A–t. Disziplin des ganzen Apparates oder die Hamburger Fremdenblatt [?], 19 oktober 1922 Herrlichkeit einzelner Gruppen und ein- (NMI) zelner Instrumentalisten (ich denke da vor Die Tondichtung La Valse, die kürzlich allem an den Flötisten bei Debussy) [Karel der große Erfolg des französischen Musik- Willeke]; man weiß nicht, wo die stärkere festes und dessen musikalische „Sensati- Wirkung liegt: in dem Glanz und der ad- on“ war, ein ganz genialisches, unheimli- ligen Fülle des Fortissimo oder in dem ches und dämonisches Stück, wurde in unendlichen Zauber des Pianissimo. Aber einer kurzen Programmanalyse als Apo- eines weiß man: der Mann, der sich aus theose des Tanzes charakterisiert. der Vielköpfigkeit eines Orchesterappara- Aber mir scheint, daß dies durch und tes diese Einheit, in der ein jeder im durch phantastische Stück, in dem sich aus höchsten Sinne frei und doch Diener am einem gleichsam hallucinatorischen und Kunstwerke ist, geschaffen hat;; der Mann, visionären Zustande zunächst der Walzer- der dies sein Orchester geistsprühend und Rhythmus und dann der Wiener Walzer in musikalisch so warmblütig führt, dieser einer immerhin etwas grimassierenden Mann, der mit universalumfassenden Form loslöst, bis auf dem Höhepunkt des Weitblick und mit feinem Tastvermögen Werkes ein wilder Tanzrhythmus alles sich in weit voneinander entfernte Zonen übrige zu verschlingen und aufzusaugen einfühlt, dieser Willem Mengelberg droht, doch auch eine andere Deutung zu- ist ein Meister! läßt. Ein Zug von Schmerzhaftigkeit und H. Ch. [Heinrich Chevalley] Tragik, etwas, was einem physisch weh tut und was ganz unwillkürlich unsere Ge- New York, Carnegie Hall, 18 februari danken in die Richtung von Kultur-Unter- 1923. New York Philharmonic o.lv. gangsvorstellungen und Katastrophen- Willem Mengelberg. Ravel: La Valse . stimmungen hinüberleitet, gibt diesem New York World , 19 februari 1923 (NMI) Werke die entscheidende Note und den Last came Ravel’s cryptic and besonderen Hintergrund. Die nahen ver- choreographic poem, “La Valse” with its wandtschaftlichen Beziehungen, die diese ironic combination of Johann Strauss and Musik der Idee wie der Ausführung nach Dante’s Inferno. Mr. Mengelberg mit der modernsten Malerei verknüpfen, conducted it dazzlingly, investing the waltz und die sich soweit verdichten, daß in tunes with a Viennese allure that even unserer Vorstellung das Anhören des Victor Herbert might envy. Werkes sich in ein imaginär geschautes Deems Taylor Bild umsetzt, sind ebensowenig zu ver- kennen, wie die feingliedrige Artistik in Parijs, Théâtre des Champs-Elysées, der Instrumentation dieses seltsamen und 21 mei 1924. Concertgebouworkest interessanten Werkes. [...] o.l.v. Willem Mengelberg. Ravel: La Der klangliche Eindruck, der [...] von Valse . diesem auserwählten Orchester, das nur De Amsterdammer , 31 mei 1924 (NMI) mit dem Weltgeltungsmaßstabe in seiner „Musique française et hollandaise” werd Leistungsfähigkeit abzumessen ist, aus- het derde concert genoemd. Frankrijk was ging, war wieder überwältigend. Man weiß hier vertegenwoordigd met Fauré’s Requi-

35 em en „La Valse” van Ravel, Holland met het Wilhelmus-preludium van Mengelberg zelf en de „Ciaconne Gotica” van Dopper. Wanneer de prestaties, op deze Parijsche concerten, de Hollanders als uitvoerenden niet zoo hoog hadden gehouden, zou een woord van protest hoe men Holland als componisten-land hier in den vreemde laag hield, niet achterwege behooren te blijven. De vreemdsoortige keuze, gezien een oeuvre van Diepenbrock, Ingenhoven, Wagenaar, Pijper, dat het thans gespeelde vele malen in belangrijkheid overtreft, heeft ongetwijfeld verwondering verwekt. Mengelberg’s Wilhelmus-preludium is een [...] pompeus stuk muziek, waarvan de com- ponist de instrumentatie van het orkest heeft geleerd, en de drie strophen van het Wilhelmus, die gezongen werden, mogen ons vaderlandsch hart goed doen, maar [redacteur van La Revue Musicale ] zijn voor den Franschman, die geen Hol- landsch verstaat, drie voor hem onbegrij- New York, Carnegie Hall, 15 december pelijke herhalingen. Dopper’s „Ciaconne 1927. New York Philharmonic o.l.v. Gotica” is een zeer langdurige en onge- Willem Mengelberg. Ravel: La Valse . twijfeld zeer knappe studie in instrumenta- New York Evening Post , 16 december 1927 tie en de wijze waarop men met effect (NMI) instrumenten kan combineeren; maar wat The glorification of the Strauss dance is Dopper’s instrumentatie-knapheid naast music of the fifties, the surface brilliance Ravel’s instrumentatie-kunst in „La Valse”, and the neurotic rapture of Ravel’s “La het werk dat op dit concert Dopper flan- Valse” were brilliantly brought out in Mr. keerde? De Franschen zullen het ook Mengelberg’s reading of this choreogra- gewaar geworden zijn. Geen van beide der phic poem. L. S. D. gespeelde Hollandsche werken kan gere- kend worden tot hetgeen men het buiten- New York Evening Journal , 16 december land als representatief van Hollandsche 1927 (NMI) makelij mag voorzetten en het doet [...] The rest of the evening occupied itself eenigszins pijnlijk aan, dat Mengelberg dit with Maurice Ravel’s “The Waltz,” a grim gedeelte van zijn taak op het Parijsche and savage travesty of the favorite senti- muziekfeest zoozeer „en famille” heeft mentalism of the Viennese, and Beetho- genomen. Constant van Wessem ven’s C minor symphony. Mr. Mengelberg has played the Ravel piece before, but its De Telegraaf , 25 mei 1924 (NMI) significance always escapes him. Irving Weil

36

New York Telegram , 16 december 1927 The novelty of the programme was the (NMI) “Bolero” composed last year by Maurice It might not be amiss to enact a law per- Ravel for Ida Rubinstein, the Russian petually restraining any conductor but Mr. dancer, as a ballet, an amazing piece of Mengelberg from playing Ravel’s ironic music that has already run through Eu- commentary on the waltz of the city by rope and America like wildfire. Ravel is a the yellow Danube. Herbert F. Peyser French Basque, and a great deal of his work is influenced by the rhythms com- Londen, Queen’s Hall, 13 oktober mon to that country and to Spain, not far 1930. London Symphony Orchestra away from his native Ciboure. [...] o.l.v. Willem Mengelberg. Ravel: Dr. Mengelberg secured a superb per- Boléro . formance of the “Bolero.” It came at the Evening News , 14 oktober 1930 (NMI) end of an arduous programme, but the Ravel’s Bolero, already heard twice at London Symphony Orchestra played the Queen’s Hall, came at the end of the pro- supremely difficult score with as much gramme. Not all Mengelberg’s power and verve and fire as if it had been the first persuasiveness could make of this work item of the concert. It was very great or- the exciting thing that it was last winter. chestral playing, and drew enthusiastic re- Strange are the ways of modern music! cognition from the audience, who cheered This piece, the sensation of the 1929-30 conductor and performers to the echo. season, is now slightly desuete , like a wo- man’s hat of the same period. Those who Haarlem, Concertgebouw, 5 april 1932. heard the Bolero last night for the first Concertgebouworkest o.l.v. Maurice time were duly thrilled. Marcato Ravel. Ravel: pianoconcert in G, m.m.v. Marguerite Long. Daily Express , 14 oktober 1930 (NMI) De Telegraaf , 6 april 1932 (KB) But the one really inspiring performance Ravel’s nieuwe pianoconcert is gisteren of the evening was Dr. Mengelberg’s met groot succes voor ’t eerst in Neder- presentation of the Bolero of Ravel, a land gespeeld, en wel door Marguerite composition that threatens to become as Long op de uitvoering die het Concertge- popular as Tchaikovsky’s “1812” Over- bouw-orkest te Haarlem gaf. De compo- ture. Its monotonous rhythm has an irre- nist leidde de première zelf, gelijk hij dat sistible appeal to the muscles, and the ook Donderdag te Amsterdam zal doen. crescendo was made to rise gradually with De indruk van het stuk die ik voor mij mathematical precision for twenty minutes gekregen heb is niet zoo groot geweest als before it reached its crashing climax. It ik gehoopt had of verwacht. Nòch in de was well calculated and pleased the audi- beide snelle deelen met hun vreugdige en ence mightily. I. Van S. speelsche stemming en hun sterken, zij het ietwat schralen toon, nòch in het trage, Nottingham, Albert Hall, 23 oktober droomende Adagio dat zij met hun vaart 1930. London Symphony Orchestra en kracht omgeven, heb ik veel vernomen, o.l.v. Mengelberg. Ravel: Boléro . dat mij tot een waarheid of een ondervin- Nottingham Guardian , 24 oktober 1930 ding is geworden. Natuurlijk toont de (NMI) partituur zich reeds bij ’t eerste hooren als

37 een gaaf en meesterlijk gecomponeerd Vijfde symfonie; Ravel: La Valse en stuk werk, natuurlijk toont zij elke kwali- pianoconcert in G, m.m.v. Marguerite teit die men van haar, als kunstproduct Long; Don Quichotte à Dulcinée , van den auteur der Valse, in technisch m.m.v. Charles Panzéra (bariton). opzicht kan verwachten, en natuurlijk is dus de waardeering groot voor haar bril- lante eigenschappen, doch .... ik had op méér gehoopt dan ik vernemen mocht aan mededeeling, aan bewogenheid, aan diepte van het schoone spel der kunst. De vreugde van de snelle deelen heeft mij vaak wat spichtig en wat leeg gesche- nen. Het kunstje der verschoven rhythmen van den jazz, hoe ingenieus bedreven het ook wordt, is wat te oud om op zichzelf nog te frappeeren, en van zonderlinge liggingen en snelheden en hoogten voor Marguerite Long de blaassolisten schrikt ternauwernood Algemeen Handelsblad , 11 mei 1936 (NMI) nog iemand terug: dat alles epateert niet [...] Vervolgens speelde Marguerite Long meer zoolang het niet een noodzaak voel- Ravel’s pianoconcert en deed dat natuur- baar maakt die sterker is dan die van ’t lijk op de voortreffelijke, brillant-virtuoze amusante spelletje. Doch zulk een nood- en in-muzikale wijze, zooals wij dat van zaak heb ik slechts bespeurd bij uiterste haar gewend zijn. De stijl van dit concert exceptie. Méér daarentegen kwamen leng- schijnt deze eminente pianiste wel bijzon- ten – als in II voortdurend – voor: leng- der goed te liggen. Mengelberg secundeer- ten, die men van Ravel wel nimmer had de, evenals in de drie liederen van den- verwacht... zzz z z z. zelfden componist – „Don Quichotte à Wellicht zal Donderdag de indruk an- Dulcinée” – waarin Charles Panzera excel- ders zijn, na de reprise. Thans echter kan leerde, voortreffelijk, zonder dat wij noch- ik u van weinig meer verslag doen dan het tans den indruk van ons afzetten konden, voorenstaande: resumeerende derhalve dat hij zich in den gevoelssfeer van deze van een werk dat – schitterend gespeeld muziek minder thuis gevoelt dan in dien door de soliste, en tot aan den hoogsten van zijn geliefden Beethoven. Dat mani- grens der virtuositeit die ons ensemble kan festeerde zich ook in de tot slot gespeelde bereiken, begeleid – in technisch opzicht „Valse” vavn Ravel. Zeer zeker was er ook zeker wel, doch naar de mate van gevoel hier voortreffelijk, brillant musiceeren, misschien niet gansch en al zoo groot is maar men bespeurt een afstand, die – als de andere muziek die ons Ravel ge- overigens begrijpelijk – een meester met schonken heeft. L. M. G. Arntzenius een zoo uitgesproken eigen-aard als Men- gelberg niet overbruggen kan. Niettemin Parijs, Salle Pleyel, 8 mei 1936. Or- moest Marguerite Long de finale van chestre de la Société Philharmonique Ravel’s concert en Panzera het laatste der de Paris o.l.v. Willem Mengelberg. drie liederen herhalen, hetgeen wederom Beethoven: ouverture Egmont en aanleiding tot eindeloze ovaties werd.

38

Amsterdam, Concertgebouw, 6 zoodat de vertolking aan indrukwekkend- oktober 1938. Concertgebouworkest heid niets tekort behoeft te komen. o.l.v. Willem Mengelberg. Maar „Daphnis et Chloé” kreeg op de- Diepenbrock: Ouverture De Vogels ; zen avond niet een voorbeeldige vertol- Ravel: Daphnis et Chloé – 2e suite; king; het kreeg een eenzijdige interpretatie, Debussy, Fantaisie voor piano en die vooral rekening hield met klankwer- orkest (met Walter Gieseking). Opge- king en nadrukkelijke detailverzorging en nomen door de AVRO-radio. die als zoodanig zeer te loven was, maar De Gooi- en Eemlander , 7 oktober 1938 die aanzienlijk minder bedacht was op de (KB) spiritueele spanningen van deze muziek, Dat Diepenbrock’s ouverture niet bijster op haar doorzichtig coloriet en haar wij- gaaf gespeeld werd, het kan het gevolg zijn den, luchtigen bouw, factoren, waarop de van een ongelukkigen samenloop van reproducent ten nauwste acht moet slaan omstandigheden, die zich altijd voor kan om den geest van het werk te kunnen doen. Maar speciaal Debussy en Ravel benaderen. Het orkest voelde zich in deze werden in deze vertolkingen niet, wat zij opzichten onzeker en onwennig en dit hadden kunnen zijn en dat had niets te temeer, omdat het de ware traditie voor de maken met ongelukken, maar alles met Fransche muziek nog niet heeft. Met een een symptomatisch verschijnsel. Sedert perfect ensemble als het Concertgebouw- jaar en dag is onder Mengelberg’s leiding orkest is het een dirigent, die deze muziek de repertoire-vorming en dus de studie wel verstaat, mogelijk de bezwaren goed- van het Concertgebouworkest gericht deels op te heffen, maar de Fransche geweest op de symphonische kunst van muziek is Mengelberg’s sterke zijde nooit Germaansche allure. Het is een wijd ge- geweest en zoo speelden dirigent en orkest bied, waarop het orkest een onbetwist maar al te gemakkelijk aan het wezenlijke meesterschap bereikt heeft, maar het ge- van deze muziek voorbij. bied is zeer vreemd aan muzieken van Soortgelijke bezwaren konden gelden anderen geest en andere cultuur, inzon- voor de orkestrale begeleiding van derheid de Fransche. Zoo wekt het dan Debussy’s Fantaisie, die ook te zwaar en te ook geen verwondering, dat het orkest op luid werd om de poëtische charme van dit een avond, als wij gisteren beleefden, den voortreffelijke jeugdwerk ten volle te laten grond onder de voeten een tikje kwijt spreken, terwijl zij ook de pianopartij te raakte, en dat het concert niet tot het zeer dekte. Van den anderen kant lijkt ons bekende en terecht beroemde hoogtepunt Gieseking’s verfijnde, pretentieus gewor- van grandioze en volmaakte vertolkingen den klankverzorging al evenmin geschikt kon komen. Het zit niet in de afwezigheid voor een zoo frisch en jeugdig stuk mu- van een groot symphonisch werk, want ziek, al is de prestatie als zoodanig daarom Ravel’s „Daphnis et Chloé” is evengoed niet minder knap. een grootsch werk uit het Fransche reper- H. [wrsch. Leo Hanekroot] toire, hetwelk men ten onrechte minder acht, omdat het niet symphonisch is in den Germaanschen zin van dit woord. En Samenstelling: RdV de partituur is aanleiding genoeg om enorm virtuoos orkestspel te leveren,

39

Mengelberg in de provincie Het Concertgebouworkest in Den Bosch

Den Bosch, Concertgebouw, 20 april 1926. Diverse kranten, ca. 19 april 1926. Feestelijke ontvangst van Willem Mengel- berg in Den Bosch. Naar aanleiding van het feit, dat de grootste der wereldberoemde dirigenten, met het vermaarde en onovertroffen mooie Amsterdamsche Concertgebouw- orkest voor den eersten keer naar het concertgebouw komt, worden voor- Het toenmalige Concertgebouw van ’s-Hertogenbosch bereidingen getroffen, den heer Willem (1965 afgebroken) Mengelberg bij aankomst van zijn extra was) begroette den dirigent aan den trein, trein feestelijk te ontvangen. Het alom waarna het gezelschap zich naar het bor- bekende Kon. Muziekkorps van Goulmy des van het station begaf. Op het Stati- en Baar heeft zich bereid verklaard, de onsplein stond het koninklijk muziekcorps ontvangst van den grooten dirigent luister der Koninklijke Nederlandsche Sigarenfa- bij te zetten. De officieele begroeting zal brieken van Goulmy en Baar opgesteld geschieden door de Muziek-commissie om het Concertgebouworkest en zijn van de vereeniging »Bosch’ Belang«. Het leider een muzikalen groet te brengen. binnenloopen van den extra trein wordt Onder directie van den heer Joh. Wierts Dinsdagavond 20 April omstreeks zeven werden eenige nummers ten gehoore uur verwacht. De juiste tijd wordt nog gebracht, waarna het Wien Neerlandsch nader bekend gemaakt. Bloed weerklonk. Met een défilé werd de Naar wij vernemen, zal de Commissa- ontvangst besloten. ris der Koningin in Noord-Brabant, Jhr. Willem Mengelberg complimenteerde Mr. Dr. Roëll, den Heer Mengelberg naar den heer Goulmy met zijn muziekcorps en ’s Hertogenbosch vergezellen om het de Amsterdamsche musici toonden er zich concert bij te wonen. eveneens zeer voldaan over.

Nieuwe Rotterdamsche Courant , 21 april 1926 Dagblad van Noord-Brabant (Breda), 21 april (NMI) 1926 (NMI) Men meldt ons uit ’s-Hertogenbosch: Mengelberg in Den Bosch. Het Amsterdamsche Concertgebouw- Een avond van schoonheid en extase. orkest, dat hier vanavond onder leiding (Eigen berichtgeving). van Willem Mengelberg een concert heeft Dinsdagavond concerteerde ‘t Amster- gegeven, is bij aankomst in onze stad op damsche Concertgebouworkest onder eenigszins feestelijke wijze ontvangen. De Mengelberg’s leiding voor de eerste maal heer Eugène Goulmy (lid van het eere- in ’s Bosch. Reeds in 1924 was Breda comité, dat te dezer gelegenheid gevormd voorgegaan. Toen was onze stad de eerste

40 van Brabant waar het wonderbaarlijke Hoofdzaak was dat men de ontvangst gebeuren ging plaats grijpen, maar tot een waardeerde en gezellig vond en herhaling kwam het hier vooralsnog niet. Mengelberg zelf was de eerste om zich In den Bosch heeft men na gisteren- vlak naast kapelmeester Wierts zeer kame- avond andere plannen. De impresario raadschappelijk te laten kieken, bij welke Ernst Krauss was verrukt over het en- gelegenheid de groote dirigent niet naliet thousiasme en de opkomst van het pu- zijn hulde te brengen aan de voor- bliek en was de eerste om zijn medewer- treffelijke liefhebberij, waaraan de Bossche king voor volgende gelegenheden aan te sigarenmakers zich al zooveel jaren gaven. bieden en te verzekeren. De avond – en ook de regen – was in- Dit wijst er op dat er in het zuiden tusschen gevallen en de onafgebroken groeiende belangstelling is voor het onge- reeks van auto’s en rijtuigen, welke in de ëvenaarde Amsterdamsche ensemble – of richting van het Bossche Concertgebouw het Nederlandsche? – en voor het genie, bewogen wees er op dat er voor het muzi- dat het leidt, aanvoert en het voert naar de kaal gebeuren groote interesse bestond. meest verrukkende schoonheid, die men- Toen Mengelberg dan ook het podium schengeesten kunnen voortbrengen. besteeg onder de daverende toejuichingen Maar laat ons eerst Mengelberg en de van een 1200 à 1300 personen groot audi- zijnen mede begroeten bij hun aankomst torium was het lang verbeide concert aan het station. aangebroken. Wat te schrijven over Mengelberg en Om 6.45 reed de extra-trein binnen. zijn wereldvermaard orkest? ’t Is herhalen De musici werden begroet door een voor wat reeds honderden malen op oneindig het Mengelbergconcert samengesteld gevarieerde wijze werd geschreven en comité. Buiten onder de peristyle geko- gehuldigd. Het is herhalen de zeldzame men werd de schare begroet door ’n dave- begaafdheden van een genie, dat uit elk renden marsch van Goulmy’s Koninklijk opus alle schoonheid kan openleggen en korps dat in groot ornaat op het Stations- openbaren en die zelfs in staat is om de plein stond opgesteld. Een dergelijke stugge hoorns en het schetterende koper hoofsche en „collegiale” begroeting werd te laten zingen. door de dames en heeren bijzonder ge- De keuze van het programma liet niets waardeerd en het was Mengelberg vooral te wenschen over. Begonnen werd met die in het fiksche en stralende musiceeren Beethoven’s Leonore III en onmiddellijk der Goulmy mannen pret had. Hij applau- viel het op dat Mengelberg’s directie en diseerde de musiceerende sigarenmakers ontembare energie nog meer zijn uitge- hartelijk toe en op de humoristische gaven groeid naar het volmaakte. van de artisten werkte ’t vertoon prikke- Als solist was geëngageerd de Duitsche lend. Men wenschte Mengelberg óók een piano-virtuoos Paul Schramm, die Von „mooi” pakje en óók vaandels en banie- Weber’s concertstuk met fabelachtige ren, maar die grapjes gingen er zoo maar techniek verklankte, daarbij schitterend tusschen door. gesecondeerd door het orkest.

41

De schoonheid van den avond klom benaderen, echter begrensd door schoon- met het Adagietto uit Mahler’s vijfde, dat heid en bezieling en de taal van het hart. door het strijkensemble met innige klank- Mengelberg de vijfde te zien dirigeeren geving en warm doorvoelde voordracht alleen is reeds een genieten als hij met den werd uitgezongen en hen, die nog vreemd linkerarm het koper laat daveren onderwijl staan tegenover Mahler als bij tooverslag de violen en cello’s breed uitzingen en een met het werk van den Weener componist schildering geven van een Russisch volks- verzoende. Mengelberg is de promotor feest, waarbij het gemeenschapsgevoel de van Mahler en als zoodanig heeft hij ook grondtoon is. in ’t land der dollars, dat onze dirigent helaas elk seizoen te lang voor zich opeischt, een grooten naam. Met twee deelen uit „La Damnation de Faust” van Berlioz werd het eerste deel besloten. Vooral na de Marche Hongroise – die in 1924 ook te Breda werd gegeven – bereikte de extase van het publiek haar hoogtepunt. Er ging een huiver door de zaal toen de geniale en gloeiende fantasie van Berlioz door de koperen monden loeide. Wild en onstuimig en overvol van Franschen overmoed daverde de marsch door de zaal als een triomf en als een niet te stuiten glorie. Tilburgsche Courant, 19 april 1926 (KB) Na dezen marsch stond het publiek als Als een merkwaardigheid mag worden bij tooverslag op en onder daverend bra- genoemd dat Mengelberg het geheele vo-geroep huldigde het Mengelberg en program uit het hoofd dirigeerde en daar- zijn orkest. Mengelberg liet het orkest zich door aan de interpretatie van elk opus al verheffen en drukte zijn concertmeester zijn aandacht en muzikaliteit kon geven. Louis Zimmermann eenige malen tot dank Aan het slot van den avond huldigde de hand. Het applaus scheen niet te kun- het publiek de artisten op ongekend- nen luwen en nog duurde het voort toen enthousiaste wijze. Allen stonden van hun de foyerdeuren werden opengegooid en ’t stoelen op, Mengelberg dankte met breede publiek elkaar opzocht om in de meest gebaren, gaf Zimmermann nogmaals een geestdriftige bewoordingen pogingen aan compliment en huldigde tevens de blazers te wenden om uiting te geven aan wat voor hun schitterend werk. allen bezielde. Minuten lang duurde de ovatie en eerst Na de pauze volgde de vijfde sympho- langzaam verwijderde zich de massa uit nie van Tschaikowsky, dat het hoogtepunt het gebouw. van den avond vormde. De impresario deelde ons na afloop In dit werk bereikt de Rus een kracht mede dat Mengelberg over de muzikaliteit en een passie, die het summum schijnt te der Bosschenaren buitengewoon te spre- ken was. Hij kwam, blij als een kind, zijn

42 kleedkamer binnen en aan het comité, dat dirigeeren en zich al weer verheugde op nog even met hem samen was, verklaarde een herhaling in het komend seizoen. En hij vele malen, dat Den Bosch hem een toen jhr. mr. dr. Roëll ons zijn leedwezen ontvangst bereid had welke écht- betuigde dat hij op ’t laatste oogenblik Amerikaansch was. door dringende ambtelijke bezigheden En de impresario? verhinderd werd, naar Den Bosch mede te Die glom en beloofde voor het komende komen maar dat hij hoopte den volgenden seizoen vast en zeker terug te keeren. keer het Bossche Mengelbergconcert bij te In Den Bosch. kunnen wonen, vond de groote orkestlei- Wat zal Breda doen? der er aanleiding, met enthousiasme over zijn indrukken van het Bossche concert te Dagblad van Noord-Brabant , 28 april 1926 spreken en vertelde den talrijken aanwezi- (NMI) gen (die hem na het laatste Amsterdam- Nu de avond van den 20en April alweer sche concert complimenteerden) in kleu- tot het verleden behoort, willen wij niet ren en geuren van de hartelijke ontvangst nalaten een woord van dank te zeggen aan in de Brabantsche hoofdstad. Over het allen, die dit groote gebeuren door hun prachtig gedisciplineerde Kon. Muziek- gewaardeerde medewerking hebben moge- korps van Goulmy en de muzikaliteit van lijk gemaakt en bevorderd. Zonder de dit schitterende liefhebber-korps had prestaties van anderen te kort te willen Mengelberg woorden vol lof. Bijzonder doen, meenen wij toch afzonderlijk een imponeerde hem blijkbaar de opstelling woord van hulde te moeten brengen aan over een breed front. de firma Mosmans, die zich verleden jaar Wij meenden iets van de nastemming ermede belastte, geheel belangeloos tot twee van het Amsterdamsche orkest en zijn maal toe de inschrijvingen te verzamelen eminenten leider te moeten verklappen, en ook nu weer belangeloos de distributie hiermede zullen nu wel ook alle geruchten, der toegangskaarten op zich had genomen die verleden jaar zoo veel de ronde deden, en zich beschikbaar heeft gesteld, ook als wilde Mengelberg ongaarne of in ’t voor het komend seizoen de inteekenin- geheel niet in Den Bosch dirigeeren, uit de gen in ontvangst te nemen. wereld zijn. Wij hadden gisteren gelegenheid in de Den Bosch en alle de vele honderden, pauze en na afloop van het laatste abon- die uit geheel Brabant waren samen ge- nementsconcert te Amsterdam, getuige te stroomd (zelfs uit Brussel waren bezoe- zijn van de zeer opgewekte stemming, die kers overgekomen) vierden een muzikaal nog zoowel bij den dirigent als ook bij de feest – maar ook voor den in de oude en leden van het orkest overheerschte, over nieuwe wereld als geen ander gevierden de schitterende ontvangst in Den Bosch dirigent was het – naar zijn eigen woorden en het zoo geweldige enthousiasme der – een feest! zuidelijke hoorders. De Amsterdamsche ERNST KRAUSS musici zullen dezen avond niet zoo licht (Intern. Concertdirectie). vergeten en de groote dirigent verzekerde Amsterdam, 23 April 1926. ons herhaaldelijk, dat hij het bijzonder prettig had gevonden in Den Bosch te

43

De Matthäus onder Van Beinum: late romantiek

Frederik Heemskerk Als opvolger van Willem Mengelberg nam De toelichting in het begeleidende boekje Eduard van Beinum vanaf 1947 ook de is van René Seghers. Deze besteedt veel jaarlijkse uitvoering op Palmzondag van aandacht aan het tijdperk van Mengelberg, de Matthäus-Passion voor zijn rekening. in wiens schaduw Van Beinum langzaam- Na zijn overlijden in 1959 werd tot 1972 aan zijn eigen Matthäus-interpretatie heeft de traditie voortgezet door Eugen moeten vormen. Dat ging de eerste jaren Jochum. De uitvoeringen van Mengelberg niet zo makkelijk, want zowel koor als en Jochum verschenen lang geleden al op orkest waren stevig gedrild door Mengel- CD. Kenners waren wat betreft de Van berg en het duurde even voordat Van Beinum uitvoeringen aangewezen op hun Beinum zijn eigen opvattingen wist te herinnering, als ze die al hadden. Maar nu realiseren. Bovendien stimuleerde de Phi- is er opeens een 3 CD-box van Audiophile lipsuitgave van de Mengelberg-Matthäus Classics (APL-101.302) met een radio- op vier LP’s (in 1953) bij het publiek de opname van de laatste Van Beinumuitvoe- heimwee naar vroeger. Toch stelt Seghers ring, uit 1958. Voer voor de echte liefheb- vast, dat deze uitvoering bij lange na niet bers, die zich door de prijs (€ 12,90) niet vergeleken kan worden met wat heden ten zullen laten afschrikken. dage op Matthäus-gebied gebruikelijk is: “Van Beinum handhaafde de warme ro- mantische benadering van voor de oorlog, met weglating van de meest overdreven vrijheden [die Mengelberg zich veroor- loofde]. Van Beinums herondekte uitvoe- ring demonstreert vooral dat zijn interpre- tatie een erg menselijke was en dat deze, hoezeer toen ook als ‘ascetisch’ be- schouwd, ons vandaag als volledig roman- tisch in de oren klinkt.” Ik heb het geheel uitvoerig beluisterd en kan het beamen. Van Beinum was bij lange na nog geen discipel van de authentieke uitvoerings- praktijk. Daarvoor weerspiegelt deze uit- voering (gelukkig) te nadrukkelijk de dra- Solisten zijn onder anderen: Heinz matiek van het lijdensverhaal, met name Rehfuss (Christus), Ernst Haefliger door de inbreng van de solisten (illustra- (Evangelist), Erna Spoorenberg (sopraan), tieve voorbeelden: ‘…und weinete bitter- Annie Hermes (alt) en David Hollestelle lich’, ‘Erbarme dich’) , maar ook de koren (bas). Verder werken mee het Toonkunst- klinken op sommige momenten veel ex- koor en het jongenskoor van Zanglust. pressiever dan ik het mij van vroeger Vertrouwde namen dus.

44

De Tijd, 31 maart 1958 (KB)

meen de te herinneren (‘Sind Blitze’, ‘O Mensch bewein’, ‘Wahrlich, dieser ist Gottes Sohn gewesen’). Het zijn de mannenstemmen die de diepste indruk maken, zeker ook al die mooie (door Mengelberg ongelukkigerwijs overgesla- gen) bas-aria’s van David Hollestelle. Er is één belangrijke uitzondering op dit alles: het openingskoor vertoont helaas opvallende gelijkenis met het satirische Weense walsje dat Joan Berkhemer even liet horen op onze laatste najaarsbijeen- komst. Maar het is wel een uitvoering die je in vervoering brengt. En dat is vandaag de dag niet gering.

45

De opnamekwaliteit vormt een belang- gepast. De producent zal erop hebben rijk minpunt. Er is veel ruis, de opname gespeculeerd dat de ware liefhebber van klinkt een beetje versluierd (ook naar de oude opnamen enig ongerief voor lief maatstaven van 1958), de ruis gaat op CD neemt. Maar die wil daarover wel op een 3 over in het geluid van een klaterend nette manier worden geïnformeerd! bergbeekje en het slotkoor wordt ontsierd Al met al hebben we hier te maken door hinderlijke bijgeluiden, alsof er een met een indrukwekkend historisch docu- ander radiostation (Sottens, Beromün- ment, dat een nieuw licht werpt op wat we ster?) doorheen speelt. Meteen de winkel zouden kunnen noemen de laat-roman- Broekmans & Van Poppel in Amsterdam tische opvattingen die kennelijk ook ge- opgebeld om opheldering: het ligt echt aan ruime tijd na de oorlog nog hebben gegol- de opname en niet aan mijn CD. De vraag den bij de Matthäus-uitvoeringen van het is of dat beter had gekund. De toelichting Concertgebouworkest. laat ons in het onzekere over de precieze Pas met de komst van Harnoncourt herkomst van deze radio-opname en wel- (1975) werd alles definitief anders. ke remastering daar al dan niet op is toe-

Personalia

Johan Giskes gepromoveerd boeken – me- Op 30 november is Johan Giskes, wiens moires, een bijdragen aan Preludium wij vaak dankbaar Mozartbiogra- in ons blad overnemen, aan de Universiteit fie, een boek van Utrecht gepromoveerd op de disserta- over Oscar tie Dirigenten te gast. Het fenomeen gastdirigent, Back, een in het bijzonder bij het (Koninklijk) Concertge- over het sym- bouworkest 1888-2004 . Hij stelt vast dat zij fonieorkest, het repertoire en het musiceren hebben en diverse verrijkt en verbreed, en dat ze een sub- andere. Hij stantieel aandeel hebben gehad in het was een be- verwerven en het behouden van de voor- minnelijk en aanstaande internationale positie van het bescheiden Concertgebouworkest. mens gebleven, zoals degenen die destijds Wij feliciteren hem van harte. bij zijn causerie voor onze vereniging in Amsterdam aanwezig waren zelf konden Theo Olof overleden constateren. Op 9 oktober overleed, op 88-jarige leef- Een dezer dagen verschijnt op het la- tijd, Theo Olof. Behalve als een groot bel Document een verzameling opnamen violist, die tal van opnamen maakte, kreeg van hem op 5 CD’s en 2 DVD’s. hij bekendheid als de auteur van meerdere

46

Boek- en CD-besprekingen

Ronald de Vet Leo Samama: Alphons Diepenbrock. Muziek Instituut wordt bewaard, tussen Enkele maanden geleden verscheen een 1962 en 1998 in boekvorm heeft monografie over Alphons Diepenbrock ontsloten. Wouter Paap had de handicap van de hand van Leo Samama. Riccardo dat van deze uitgave op het moment dat Chailly schreef er een hartelijk ‘Ten gelei- hij zijn biografie schreef pas vijf delen de’ voor, waarin hij zijn uitvoeringen van verschenen waren; misschien bleef daarom Diepenbrocks werken, die zo goed met die de verhouding tussen Diepenbrocks van Mahler combineerden, memoreert. vrouw en Matthijs Vermeulen bij hem on- Het boek bestaat uit twee hoofddelen. vermeld. Dat neemt niet weg dat het een Hieraan gaat een ‘algemene verkenning’ heel goed boek is. van twintig bladzijden vooraf, waarin Samama heeft van de overvloed aan Samama onder meer de betekenis van bronnenmateriaal – het Diepenbrock- Diepenbrock als componist en de re- archief omvat meer dan 7.500 docu- ceptiegeschiedenis van diens werk schetst. menten – een bijzonder goed geschreven Deze verkenning, die inhoudelijk op zich- verhaal weten te maken, met veel aandacht zelf staat, is in een wat vrijere stijl geschre- voor de buitenmuzikale context, voor ven dan de eropvolgende hoofdstukken en Diepenbrock als mens, en voor biogra- wekt daardoor de indruk pas achteraf of fische en muzikale details. Hij citeert niet oorspronkelijk voor dit boek geschre- bovendien rijkelijk uit brieven en dagboek- ven te zijn, maar dat stoort verder niet. fragmenten. In de twee daaropvolgende hoofd- Uiteraard schenkt hij de nodige aan- delen beschrijft Samama diepgaand het dacht aan Diepenbrocks relatie met leven, respectievelijk de werken van Mengelberg en het Concertgebouworkest. Diepenbrock. Door deze tweedeling hoeft Tijdens zijn door de Mengelbergvereni- het biografische verhaal niet voortdurend ging georganiseerde voordracht in de te worden onderbroken door technische Koorzaal van het Concertgebouw op 26 uiteenzettingen. Zijn opzet wijkt daarmee november 2011 stelde hij dat Mengelberg af van die van veel componistenbiogra- na 1912 nooit meer werk van Diepen- fieën, die doorgaans muzikale analyses van brock had uitgevoerd, wat aanleiding gaf de werken, voor zover ze die bieden, tot de nodige gefronste wenkbrauwen. In integreren in de levensbeschrijving. Dat zijn boek heeft hij dat nu afgezwakt tot de laatste deed bijvoorbeeld Wouter Paap in bewering dat Mengelberg zich bij het zijn Alphons Diepenbrock. Een componist in de dirigeren van Nederlandse werken na 1912 cultuur van zijn tijd (Haarlem 1980). beperkte tot hem al bekende stukken. Ook Het spreekt voor zich dat Samama dit klopt niet. Behalve tientallen premières gebruik heeft gemaakt van de tiendelige van na dat jaar, die achterin het boek van uitgave Alphons Diepenbrock. Brieven en docu- Bijsterus Heemskerk terug te vinden zijn, menten , waarin Eduard Reeser het archief heeft Mengelberg heel veel werken, ook van Diepenbrock, dat in het Nederlands van Diepenbrock, gedirigeerd die hun

47 eerste uitvoering al onder een andere laatste zijn eenvoudig te vinden op de CD- dirigent hadden beleefd. ROM met het Artistiek Archief van het Op blz. 10v schrijft Samama „Het is Concertgebouworkest, dat laat zien dat er echter te betreuren dat Mengelberg na vanaf 1931 praktisch ieder jaar werken van 1912 vrijwel geen Diepenbrock meer Diepenbrock op het programma stonden, dirigeerde en toen hij eenmaal internatio- bij verschillende dirigenten. De enige wat nale faam had verworven ook geen van langere periode dat Mengelberg geen werk zijn werken mee naar het buitenland heeft van Diepenbrock uitvoerde was van 1923 genomen.” Nu had Mengelberg vóór 1912 tot en met 1927; de Diepenbrockliefheb- al zestig keer in het buitenland gedirigeerd, bers in het Concertgebouw moesten het in de abonnementsconcerten in Frankfurt die jaren doen met een uitvoering van Die niet meegerekend. Wanneer die interna- Nacht onder Karl Muck in maart 1924 en tionale faam naar zijn idee dan wel begint van de ouverture en het ‘Lied van den maakt Samama niet duidelijk. Hij vermeldt Hop’ uit De Vogels onder Pierre Monteux wel het Parijse concert van 1907 en die in in oktober 1925. Frankfurt in 1912 en 1914, maar is Zo wekt Samama – en dit is ons enige (wellicht omdat de Brieven en documenten zo serieuze punt van kritiek op een voor de ver niet doorlopen) kennelijk niet op de rest heel goed boek – op meerdere plaat- hoogte van de uitvoeringen in New York sen de indruk dat Mengelberg sinds 1918 in 1922 en in Parijs in 1929. geen werk van Diepenbrock meer zou Het ontslag van Evert Cornelis als hebben gedirigeerd, terwijl de daadwer- tweede dirigent van het Concertgebouw- kelijke aantallen uitvoeringen een heel orkest (op 1 september 1919, waar ander beeld laten zien. Samama eind 1918, als direct gevolg van Evenzeer ten onrechte bestempelt het incident met Vermeulen suggereert) Samama op blz. 108 de eerste uitvoeringen vormde „het einde van zijn inzet voor de in het Concertgebouw van werken van muziek van Diepenbrock. Zeker nu Debussy tot 1910 – hij noemt de Faune in Mengelberg deze ook niet meer op zijn 1904, de Nocturnes (lees de Nuages ) in 1908, programma’s zette [...]” (p. 175). Die en La mer in 1910 – tot „incidenten” en laatste bewering is niet juist. Mengelberg meent dat er „weinig kans was dat een heeft na 1918 nog ruim dertig keer werk breder publiek of de pers werkelijk op de van Diepenbrock gedirigeerd: in 1921 in hoogte was van de finesses van de muziek Amsterdam, in 1922 in New York, in 1928 van Debussy.” Maar elk van die werken twee maal in Amsterdam, in 1929 twee- werd na de première meermalen herhaald, maal in Amsterdam en eenmaal elk in vaak „op verzoek” of „op veelvuldig Rotterdam en Parijs (een eveneens voor verzoek”, zodat de „incidenten” beter be- dat jaar geplande uitvoering van de schouwd kunnen worden als de start- ouverture De Vogels in Londen ging niet punten van een snel groeiende bekendheid door, evenmin als een van Die Nacht in bij pers en publiek. Berlijn in januari 1942), en in 1930 in Een paar onbeduidende details: de Amsterdam en Rotterdam. Daarbovenop „eerste componist met een internationale komen in totaal twintig uitvoeringen in reputatie die naar het Amsterdamse orkest Nederland in de periode 1931-1942. Deze kwam”, in 1897, was niet

48

(p. 72) maar Edvard Grieg, eerder in dat Bij Jacqueline Royaards ontbreekt de jaar; Louis Zimmermann was destijds niet verwijzing naar p.281. Ten minste vier „de” concertmeester (p.64, 269) maar namen vinden we in het register helemaal tweede concertmeester, en de foto van niet terug: Lassus (p.64), Loewe (ibidem), Cornelis Dopper op p.173 dateert niet van Aristophanes (pp. 6, 8, 164, 180, 278v) en 1920 maar van 1917. Paul Bekker, bij Samama Becker geheten (p.146v). In het tweede hoofddeel, dat loopt van Hoewel de naam van de uitgeverij en bladzijde 187 tot en met 286, behandelt de grondige aanpak van de auteur in eerste Samama Diepenbrocks instantie anders doen composities, per genre. vermoeden, is dit boek in Hij biedt hierbij veel de categorie ‘populair- meer dan alleen techni- wetenschappelijk’ onder- sche analyses: hij gaat in gebracht en bevat het op de ontstaansgeschie- daarom geen voetnoten. denis, citeert uit brieven Het is niet zo’n probleem en vergelijkt bij de liede- dat de vele citaten hier- ren waar van toepassing door een bronvermelding Diepenbrocks zetting missen, omdat ze prak- met die van componisten tisch allemaal zijn terug die dezelfde tekst ge- te vinden in de tiendelige toonzet hebben. Ook wie Brieven en documenten . Maar geen noten kan lezen en toelichting op detailni- de gebruikte technische veau en specifieke litera- termen niet begrijpt kan tuurverwijzingen ontbre- van dit deel nog het ken hierdoor ook. nodige opsteken. Het boek is op zwaar, Op de werkbespreking volgen hagelwit papier gedrukt. Daar varen de tenslotte een oeuvrelijst, een bibliografie illustraties, die bijna allemaal van goede tot (waarin de verwijzing naar het artikel van uitstekende kwaliteit zijn, wel bij. De tekst Balthazar Verhagen uit 1921 onvolledig juist niet: door het grote zwart-witcontrast, is), een lijst van Diepenbrocks publicaties en vooral door het gekozen lettertype ( de – die overeenkomt met de inhoud van de chique, maar nogal priegelige Centaur ) leest Verzamelde geschriften uit 1950 –, een alfa- het boek niet zo prettig. Of het lettertype betisch register op zijn werken en een op bij de verder strakke vormgeving past is personen. Dit persoonsregister lijkt onder een kwestie van smaak. De paginanum- iets te hoge tijdsdruk gemaakt te zijn. De mers op de rechterpagina’s zijn niet rechts tikfoutjes in namen of jaartallen zijn de maar links uitgelijnd, zodat je ze bij het moeite van het opsommen niet waard, doorbladeren niet ziet. Als dit een onge- maar enkele spellingsvarianten van namen lukje is hebben we daar begrip voor, als zijn buiten de boot gevallen: Diepen- het een bewuste keuze is niet. brocks ‘Hobrecht’ i.p.v. ‘Obrecht’ op p.50; Op de achterkaft noemt Paul Samama’s ‘Denys’ i.p.v. ‘Denijs’ op p.135. Witteman het „een knappe prestatie” van

49 de auteur dat je het boek warempel Ravel uitleest. Dat is toch het minste wat we van Decca eert Ravel een boek mogen vergen. Het werk van met een mooie Samama voldoet, ondanks de genoemde complete editie punten, gelukkig aan heel wat hogere op 14 CD’s, ge- eisen. vuld met opna- men uit de Uni- Leo Samama, Alphons Diepenbrock. Compo- versalcatalogus uit nist van het vocale . Amsterdam University de periode 1955- Press, Amsterdam 2012. xiv + 321 blz. 2010. De uitvoerenden zijn o.a. Claudio ISBN 978 90 8964 428 2. € 29,50. Abbado, Charles Dutoit, Jean-Yves Thi- baudet, Martha Argerich en het Beaux CD-uitgaven Arts Trio. Ravels arrangement voor twee Alphons Diepenbrock Anniversary Edition piano’s van de drie Nocturnes van Debussy Op het label Et’cetera verscheen onder is ook in de verzameling opgenomen. Het nummer KTC 1435 een royale aan Die- boekje, dat 180 bladzijden telt, bevat een penbrock gewijde bloemlezing, bestaande drietalig essay en alle gezongen teksten in uit acht CD’s plus een DVD met een TV- het Frans en het Engels. Prijs ca. 50 euro. registratie van de Missa . De oudste opna- men zijn begin jaren zestig voor de radio Het budgetlabel gemaakt. De studio-opnamen zijn over- Membran bracht genomen van andere labels (o.a. Donemus op 10 CD’s een Composers’ Voice, Chandos en NM Clas- even interessante sics). Dirigenten zijn onder meer Eduard Ravel-verzame- van Beinum, , Riccardo ling uit. Het be- Chailly, , Willem van Otter- treft opnamen uit loo en . Het mooi verzorgde de jaren 1930- boekje bevat alle gezongen teksten in de 1957 met grote namen: de Boléro onder originele taal en het Engels, voorafgegaan leiding van Ravel zelf (zie het interview uit door een essay over Diepenbrock van de 1931 op blz. 32 in dit nummer), La Valse hand van Leo Samama, in het Nederlands onder Markevitch, Daphnis et Chloé onder en het Engels, en veel foto’s. Inghelbrecht, het pianotrio door Heifetz- We worden niet enthousiast van box- Piatiogorsky-Rubinstein, de Tzigane door jes die aan de onderzijde in plaats van aan Ginette Neveu, enzovoort. Het piano- de rechterzijde opengaan, vooral niet als je concert in de opname van 1932 met Mar- het alsnog met de opening naar rechts weg guerite Long zit er ook bij, maar dat werd moet zetten om op de rugzijde niet de anders dan Membran aangeeft niet door streepjescode maar de titel te zien. Achter- Ravel zelf maar door de Portugese dirigent op het doosje hadden we per CD in plaats Pedro de Freitas Branco gedirigeerd. Ravel van de namen van alle uitvoerenden liever was wel bij de opname aanwezig. de namen van de werken gezien. Voor de Zoals bij alle 10CD-boxjes van rest is het een heel fraaie en aantrekkelijk Membran ontbreekt een boekje, maar daar geprijsde uitgave. is de prijs ook naar (ca. 12 euro).

50

Filmmuziek onder Mengelberg

Ronald de Vet

In 1934 maakte de cineast Gerard Rutten gigantische werk van de dijkbouw en de een film over de gevolgen van de aanleg drooglegging. Ik vroeg aan Simon Koster van de Afsluitdijk in 1932 voor Volendam deze proloog te willen schrijven. Simon en daarmee voor alle vissersdorpen rond Koster schreef daarop de ‘ballade’, waarin de voormalige Zuiderzee. Hij noemde de de grootheid van de bouw in dichterlijke film Dood water (water dat niet meer zout teksten werd beschreven. Maar ook vol maar ook niet zoet was, zodat vissen er met informatieve gegevens. Nuchtere niet in konden leven). Hij vond de cijfers enz. Onder deze tekst monteerde ik gepensioneerde marine-commandant van de filmopnamen van de dijkbouw en liet Amsterdam, H.P. Prillewitz, bereid 30.000 trucfilms maken voor de verdere informa- gulden in de film te investeren. Als acteurs ties. Koster schreef een prachtige tekst. In trok hij onder anderen Max Croiset, Jules de proloog kon ik ook het stuk historische Verstraete en Jan Musch aan. We citeren film – de samenvoeging van de twee stuk- uit zijn memoires: ken dijk – gered uit de brand, verwerken. Maar ik had nog steeds geen compo- Ik benaderde een paar bekende Hollandse nist! Op een avond ging ik van Berlijn componisten, want ik wilde goede, interes- terug naar Holland. Ik was veel te vroeg sante muziek bij mijn film. Maar de heren bij het Bahnhof Zoo, vanwaar de nacht- componisten waren niet uit hun ‘ivoren trein zou vertrekken. Ik zag in de buurt torens’ te krijgen. Muziek voor een film! een kleine bioscoop waar een Russische Het was beneden hun artistieke waardig- film van Pudovkin werd vertoond. Ik heid! Er waren wel componisten die wil- dook die bioscoop in. Het was nog een den, maar die wilde ik weer niet. Ik wilde ‘stomme’ film, maar naast het projectie- iets bijzonders. Ik besloot een componist doek zat een pianist die een begeleidende in het buitenland te zoeken. Mijn keuze muziek speelde. Hij was een dikkige jonge was Igor Stravinsky. Maar dát bleek finan- man met een kinderlijk rond gezicht. De cieel niet haalbaar! muziek klonk fascinerend. Het was precies [...] Ik had, toen ik de film gemonteerd de muziek zoals ik mij die voor mijn film had, het gevoel dat er toch iets ontbrak. had gedacht. Opwindende, dynamische Het leek mij dat het voor de toeschouwer muziek. en vooral voor de buitenlandse toeschou- Ik liet mijn trein schieten, want ik wil- wer, moeilijk te begrijpen zou zijn waarom de de naam van de componist weten. De de vissers zó in opstand kwamen. De muziek bleek door de jonge pianist zelf te achtergrond... de dijkbouw en de afsluiting zijn gecomponeerd. Zijn naam was Walter van de zee... kwamen niet duidelijk genoeg Gronostay. Om wat geld te verdienen, naar voren. De motiveringen...! speelde hij ’s avonds in de bioscoop. De Ik besloot daarom aan de film een volgende dag zat hij met mij in de trein ‘proloog’ vooraf te laten gaan. Een pro- naar Amsterdam. Ik had mijn componist loog waarin de nadruk werd gelegd op het gevonden!

51

Ik huurde voor hem een kamer in het muziek en operettes dirigeren bij diverse Carlton hotel. Ik liet hem vele malen de Berlijnse theaters. film zien. Hij ‘timede’ en wij bespraken alles. Ik huurde een piano voor hem en hij verdween in zijn hotelkamer. Dagen lang zag of hoorde ik niets van hem. De hotel- portier maakte zich zorgen over de vele flessen drank die naar kamer 127 gebracht werden. Gronostay zoop als een ketter en componeerde als een god! Toen hij mij op de piano de partituur voorspeelde, was ik enthousiast. Dát was het! Vooral de com- positie voor de proloog was prachtig.

Walter Gronostay We onderbreken Rutten’s relaas even om stil te staan bij de persoon van de compo- nist. Walter Gronostay (1906-1937) was negentien jaar oud toen hij aan de Preussi- sche Akademie der Künste in Berlijn leer- ling van Arnold Schönberg werd. Hij was de jongste van de vijf leerlingen in diens Meisterklasse. De enige andere onder hen wiens naam nog een belletje kan doen rinkelen is Walter Goehr (1903-1960), die in de jaren ’50 als dirigent van allerhande orkesten een breed repertoire voor de grammofoonplaat heeft opgenomen. Toen hij bij Schönberg begon te stude- Walter Gronostay en Arnold Schönberg, 1926 ren, had Gronostay al een behoorlijke muzikale training en ervaring achter de Tijdens zijn studie bij Schönberg, waar rug. Als kind speelde hij viool bij dansge- hij tot 1928 bleef, componeerde hij voor legenheden en hij begon zelf met lesgeven verschillende genres en in allerhande aan leeftijdgenootjes op zijn vijftiende. (soms ongebruikelijke) bezettingen: liede- Vanaf zijn veertiende kreeg hij gratis com- ren, pianomuziek, orkestwerken, chan- positieles van Hugo Kaun (1863-1932), sons, amusementsmuziek. Een groot van wie Mengelberg in Frankfurt nog eens succes behaalde hij in 1928, 22 jaar oud, iets heeft willen uitvoeren (vgl. F. Zwart met de korte opera In zehn Minuten . Het 1999, p. 261). Op zijn zestiende werd hij jaar daarop verraste hij met het hoorspel toegelaten tot de voorbereidende piano- Mord . In hetzelfde jaar werd hij afdelings- klas van de Berliner Hochschule für Mu- hoofd bij de Berliner Funkstunde, die een sik, het jaar daarop deed hij examen or- Rundfunkversuchsstelle had, een experimente- kestdirectie. Hij ging vervolgens toneel- le studio, waar hij met onder anderen Paul

52

Hindemith samenwerkte. Ze wilden via de muziek voor de twee Olympia -films (1936) jonge media radio, film en grammo- van Leni Riefenstahl tussenzit, wil niet foonplaat eigentijdse muziek maken voor zeggen dat hij toen in politiek opzicht naar een breed publiek. rechts was opgeschoven. Hij heeft in 1936 opnieuw met Gerard Rutten samenge- werkt: hij schreef een deel van de muziek voor diens film Rubber , die op een plantage in Sumatra speelt. Het andere deel schreef Max Tak. Gronostay werkte hard, rookte en dronk veel en was een grote eter. In 1937 werd hij met een leverziekte in het zieken- huis opgenomen, waar hij nog een halve filmpartituur schreef en op 31-jarige leef- tijd, kort na de geboorte van zijn enige dochtertje, overleed. Zijn joodse vrouw vluchtte kort daarop met haar kind en met zijn complete nalatenschap naar een dorp- je in nota bene Oostenrijk, waar ze wist onder te duiken. Na de oorlog verhuisde ze met kind en archief terug naar Duits- land. Zij overleed in 1991. Omdat Rutten in Berlijn bij de film- maatschappij UFA werkte en Gronostay in Berlijn al enkele jaren filmmuziek schreef, is het de vraag of Rutten hem niet op zijn minst al van naam kende en hij het verhaal van hun eerste ontmoeting niet Walter Gronostay wat mooier heeft gemaakt dan het in wer- kelijkheid was. Gronostay was niet alleen een produk- We laten Rutten nu weer zelf aan het tieve en innovatieve componist voor film woord. en radio, maar publiceerde ook veel artike- len over deze onderwerpen. Hij toonde Toen ik de muziek had gehoord, kreeg ik een sterk maatschappelijk engagement en een nieuw idee. Die muziek moest door een duidelijk linkse oriëntatie. Zo schreef het beste orkest gespeeld worden dat er hij in 1932 de muziek voor het ‘Lehr- bestond. Het Concertgebouworkest onder stück-Oratorium ʼ Mann im Beton. Eine leiding van prof. dr. Willem Mengelberg. proletarische Ballade op een tekst van de Ik moest zien dát te realiseren. Mijn vrien- socialistische schrijvers Robert Stemmle den dachten dat ik gek was geworden! en Günther Weisenborn. Vanaf dat jaar Ik moest eerst proberen om professor schreef hij vooral muziek voor films – 26 Mengelberg over te halen om de muziek in totaal. Dat daar ook een deel van de van Gronostay te horen. Ik ging naar zijn

53 neef, Rudolf Mengelberg, die de directeur hoofdzakelijk de muziek voor de ‘proloog’ was van het Concertgebouworkest. Toen uitvoeren. Ik had voor het ‘spreek-zingen’ ik hem mijn plan voorlegde, was hij eerst van de tekst de beroemde Duitse acteur en zeer afwijzend. De Grote Dirigent zou zanger Ernst Busch gekozen. Hij was nooit filmmuziek dirigeren. Hij had al beroemd geworden door de ‘Drei Gro- aanbiedingen uit Hollywood afgeslagen. schen Oper’ en zijn revolutionaire songs. En dan nog wel muziek van een volslagen Men noemde onbekende componist! hem in Duits- Na veel moeite kreeg ik hem ertoe land ‘De voor ons een afspraak met de professor te Troubadour maken. Die verbleef op zijn landgoed in van de Barri- Duitsland... in de buurt van de Rijn. En zó caden’! Busch zaten Gronostay en ik op een middag in had precies de grote pompeuze muzieksalon van die stalen Mengelberg. Die ons zeer onvriendelijk stemklank die had ontvangen en er de nadruk op had ik voor de gelegd dat hij hoogstens 15 minuten tijd proloog wilde. voor ons had. Hij wees Gronostay drei- Dat hij de gend naar de grote concertvleugel die als Ernst Busch (1935) tekst met een een zwart slagschip in de salon stond. licht Duits Gronostay begon te spelen. Mengel- accent sprak, nam ik op de koop toe. Zijn berg zat, met een nors gezicht, ineengedo- zeggingskracht was zo meeslepend dat ik ken in een grote leunstoel. Had de ogen dat liet prevaleren. Verder had ik nog een gesloten. Sliep hij...? Ik zat in een hoek van groot koor nodig. Ik koos het koor van de de salon. De vijftien minuten verstreken... ‘Koninklijke Zangvereniging Apollo’. Ook een half uur... een uur! De maëstro had het wel het beste op dat gebied! spel niet onderbroken. Toen viel er een Alles bij elkaar zou de ‘proloog’ een stilte. Plotseling stond Mengelberg op en 30.000 gulden gaan kosten. 12 minuten liep op mij toe. Drukte mij de handen... film. In verhouding met de totale produk- mompelde in het Duits dat ik hem een... tiekosten van de film, zeer hoog. Maar het nieuwe Mahler had gebracht! Overal in de moest gebeuren. Ik ging naar mijn geldge- salon stonden foto’s van de componist ver, de heer Prillewitz. Hij hoorde mij Mahler. Hij wilde de muziek met zijn geduldig aan. Hij dacht even na... en hij orkest spelen. Ik moest alles met zijn neef gaf het geld! God zegene, tot de dag van maar regelen. vandaag, mijn zeeman, kapitein-ter-zee En dat bleek niet zó eenvoudig. Prillewitz. Geen zee ging hem te hoog! Rudolf Mengelberg was verbaasd over de Ik moest het Concertgebouw huren. beslissing van de professor. Hij begreep Er was in Holland geen studio, groot het niet. Hij wilde het ook niet. Daarom genoeg, om het orkest en koor te herber- vroeg hij een hoge prijs voor de huur van gen. En ik liet uit Berlijn, van de Tobis, het orkest! 15.000 gulden. Wat in die tijd twee van de beste geluidsingenieurs over- een vermogen was. 15.000 gulden voor komen. Voor deze opnamen waren meer- dirigent en orkest. En het orkest zou dere microfoons nodig en dat was voor

54

Holland iets nieuws. Trouwens ook nog deed... het tempo te laag was. Mengelberg maar zelden in andere landen toegepast. keek mij aan of hij mij verslinden wilde. Toen de ingenieurs de zaal inspecteer- Toen kwamen de ingenieurs mij vertel- den, kwamen ze tot de conclusie dat de len dat er zó geen geluidsopnamen ge- geluidsdichtheid onvoldoende was. Men maakt konden worden. Nog steeds dron- kon binnen de geluiden van de straat gen de geluiden van de straat naar binnen. horen. De hele zaal moest volgehangen Al die doeken en lappen bleken geen vol- worden met doeken en gor- dijnen. Uit schouwburgen, kerken en bij begrafenison- dernemingen haalden wij al het doek weg wat wij maar konden krijgen. Twee uren vóórdat de opnamen zouden beginnen, was de grote zaal van het Concertgebouw volgehangen met doeken en gordijnen. Een enorme lap- pendeken. Om zes uur begonnen de repetities. Vanaf de eerste ontmoeting waren Mengel- berg en Busch vijanden. Mengelberg vond Busch een communist. Wat deze ook Mengelberg tijdens de opnamen van de pr oloog van de film . was. En Busch vond De Tijd, 15 juni 1934 (KB) Mengelberg een fascist... wat hij later bleek te zijn. Maar zij erkenden doende afscherming te zijn. Er was maar elkaars talent en vakmanschap. één ding dat gebeuren moest. Al het ver- Ik zat naast Mengelberg op het grote keer, trams en auto’s om het Concert- podium. Tegenover het befaamde orkest. gebouw stopzetten! Op de achtergrond stond het grote koor. Ik nam een taxi en liet mij naar het Busch, als solist, stond opzij van de diri- huis van burgemeester De Vlugt rijden. gent. In een hoekje zaten Gronostay en De burgemeester zat aan een officieel Koster. Bleek en nerveus. Ik had een diner en kon niet gestoord worden. Ik liet stopwatch in mijn hand want de muziek de huisknecht zeggen dat ik uit het Con- moest in het juiste tempo gespeeld wor- certgebouw kwam met een persoonlijke en den. Later precies op het ‘beeld’ passen. dringende boodschap van professor Men- Mengelberg liet te langzaam spelen. En gelberg. Die leugen om bestwil hielp. De ik had de weinig prettige taak de maëstro burgemeester verscheen... ongeduldig. Ik daarop opmerkzaam te maken! Ik geloof vertelde hem dat Mengelberg niet met zijn dat nooit iemand hem, staande voor zijn orkest kon verder werken aan de geluids- orkest, verteld had dat hij het niet goed opnamen, als niet al het verkeer bij en om

55

Deel van de eerste pagina van de partituur van de proloog (Willem Mengelbergarchief, inv.nr. 315, NMI) het Concertgebouw voor enige uren werd Maar plotseling hoorden wij een omgelegd. Ook de trams. Dat was de drin- vreemd geluid. Het klonk als trommelvuur gende wens van professor Mengelberg. En uit geweren. De opnamen werden gestopt. de burgemeester gaf order om al het ver- Een onweer was over Amsterdam losge- keer om of stop te leggen. broken! Regen en hagelstenen kletterden Ik nam de taxi terug maar moest het op het dak van het Concertgebouw. Wij laatste stukje lopen omdat het verkeer al moesten wachten tot de bui zou zijn weg- stopgezet was! De opnamen begonnen. getrokken. Machtig klonk de muziek, gespeeld door Intussen was het tijdschema sterk het beroemde orkest. Indrukwekkend overschreden. De heren van het orkest en klonk het koor en de stem van Ernst de dames en heren van het koor werden Busch had een geweldige zeggingskracht. onrustig. En hongerig. Zij wilden naar

56 huis. Men zou thuis ongerust worden door Mannenzangvereeniging „Apollo”. Als hun lange wegblijven. De meesten hadden solist treedt op Ernst Busch. Deze (toen) nog geen telefoon. Ik moest koe- proloog is een filmdramaturgisch experi- riers naar hun adressen sturen met de ment, aldus verklaarde de heer Simon boodschap dat ‘pa of moe’ later thuis zou Koster op de persconferentie, gisteren komen. Intussen had ik anderen de stad bijeengeroepen, een eerste poging, om de ingestuurd om belegde broodjes te halen. camera niet alleen „oog en oor”, maar ook Broodje van Kootje... honderden brood- een „stem” te geven. Hij is gebouwd jes! volgens het principe van het oude Griek- Tenslotte leken alle problemen opge- sche koor, het koor symboliseert de reactie lost. Het onweer was weggetrokken. De van het publiek op het beeld. Het is de opnamen konden weer beginnen. Toen bedoeling deze muziek te laten spreken alles voorbij was zag ik, in de hoek van de niet van het beeld uit, maar tegen het zaal, de heer Prillewitz zitten. Hij glimlach- beeld in. Een protagonist speelt in dezen te. ‘Het is het duurste entree dat ik ooit proloog dezelfde rol als in het antieke voor een concert heb moeten betalen!’ En koor. De componist, die zelf aanwezig hij vroeg: ‘Is er nog een broodje voor mij was, deelde mede, dat de proloog uit twee over?’ Er was geen broodje over! deelen bestaat: het voorspel: een cantate in strengen stijl als Strawinskys Oedipus rex, – Tot zover Gerard Rutten. De doeken en een weerklank van het spel, gecom- zullen eerder gediend hebben om de galm poneerd met het oog op de microphoon, van de lege zaal te beperken dan om ge- waardoor andere instrumenten naar voren luid buiten te houden. Dat het werkelijk moesten worden gebracht dan bij een hagelde op 14 juni 1934 is niet waarschijn- gewone uitvoering naar voren plegen te lijk. De weersverwachting meldde „wel- komen. Natuurlijk wordt aan het Concert- licht eenige kans op regen. Iets warmer.” gebouworkest volop gelegenheid gegeven We vervolgen met een aantal recensies. zijn qualiteiten tot hun recht te doen komen. Doch er wordt alleen een geluids- De film in de krant film van deze uitvoering gemaakt. Het Vaderland , 15 juni 1934 (KB) Pas na den proloog begint de eigenlijke Gisteravond zijn door „Cinetone”, in film, die de conflicten onder de Volen- opdracht van de Ned. Filmgemeenschap, damsche bevolking zelf, ontstaan door de de opnamen gemaakt van den muzikalen proloog van de film „Dood Water”, welke de Filmgemeenschap heeft doen vervaardigen naar het manuscript van den heer Simon Koster. Aan dezen proloog, welke gecomponeerd is door Walter Gronostay, die ook de muziek schreef bij de geluidsfilms „Der Tunnel” en „Eindexamen”, werkt het Concert- gebouworkest mede, onder leiding van prof. dr Willem Mengelberg, evenals de Het Vaderland , 26 oktober 1934 (KB)

57

Zuiderzee-drooglegging, van dramatisch [...] Daarop volgt dan de film zelf, standpunt beschouwt, waarbij niet de aanvankelijk zonder eenige monumentali- filmauteur of de regisseur tot het publiek teit, herbeginnend en met iets van een spreekt, maar de Volendamsche bevolking terugval. Wij moeten de kleine Volen- zelf. De tendens van „Dood Water” is de dammer huisjes binnen, we moeten ons zegeviering der gedachte, dat het algemeen interesseeren voor al die kleine existenties, belang boven het particulier belang gaat. we moeten afstand doen van de synthese en opnieuw van een blank gedachteveld uit beginnen. En het duurt dan waarlijk even voor we erin zijn. Eerlijk is eerlijk: het stijlver- schil tusschen het voorspel en de film zelf is even irriteerend, evenals von Barsys fotografie (waarop ik zoo aanstonds te- rugkom) in den aanvang even hindert. Maar dat is slechts ’n overgang. Weldra Algemeen Handelsblad, 25 oktober 1934 (KB) begint die Volendammer microcosmos ook te boeien. We gaan meeleven met die – Op de Biënnale in Venetië won Rutten visschers en hun dood water, die oude dat jaar met Dood water de Gouden Leeuw Zuiderzee-robben, die maar niet even zijn voor het beste camerawerk. De Neder- te vervormen tot boeren of ambachtslie- landse première vond plaats op 26 oktober den. Deze ruige koppen, deze simpele 1934 in het Passage-Theater in Den Haag. breinen, dit bokkig verzet tegen het on- vermijdelijke heeft al héél gauw beteekenis Het Vaderland , 27 oktober 1934 (KB) voor ons, evenals de fotografie van von [...] Deze film is niet gaaf. Zij vertoont Barsy weldra haar eigen taal gaat spreken. fouten en tekortkomingen, welke men niet Luc. Willink behoeft te verzwijgen. Maar het kleine moet wijken voor het groote en in dit Het Vaderland , 27 oktober 1934 (KB) geval domineert het gevoel van bewonde- [...] Na afloop van de film, die zéér geest- ring en blijdschap. Deze film is een presta- driftig werd ontvangen, verzamelden zich tie, zij toont de mogelijkheid van goed regisseur en artisten op het tooneel en werk, van zuivere kunst en zij zal van hield de directeur van het Passage-Theater, grooten invloed zijn op deze jonge Neder- de heer Sol J. Kinsbergen, de volgende landsche industrie. toespraak: Aan de eigenlijke film Dood Water Mijnheer Rutten! Deze zaal heeft u gaat een proloog vooraf. Deze verdient reeds het antwoord gegeven op de vraag, het woord magistraal. Hij geeft in mu- die zoo sterk in u is omgegaan: „Zal mijn ziek en zang en in strak gestyleerde beel- film succes hebben?” Aan de toejui- den de geschiedenis van den afsluitdijk. chingen, die u en uw medewerkers zoo- [...] Dit voorspel is buitengewoon indruk- even in ontvangst hebt mogen nemen, heb wekkend! ik geen loftuitingen toe te voegen. Alleen dit wil ik u zeggen: U hebt ons land een

58 dienst bewezen. U hebt de mogelijkheid getoond van Nederlandsche speelfilms, die in het buitenland eer en roem behalen. U en uw operateur v. Barsy, u en uw spelers, u en uw staf – niemand uitge- zonderd – hebben iets grootsch bereikt. Van één man, die u zijn machtige hulp schonk, wil ik den naam met nadruk noemen: Willem Mengelberg!

Algemeen Handelsblad , 27 oktober 1934 (KB) Het object van deze film met den gruwel- naam, is de droogmaking der Zuiderzee. Het hardnekkig vasthouden der oude Volendamsche visschers aan hun tot on- dergang gedoemd bedrijf, gegroepeerd om Willem de Geus (Jan Musch) tegenover den nieuwen tijd met zijn ingenieurs- vernuft en methodisch gewonnen gron- den, vormt het dramatisch conflict, dat dit werk als basis dient. Het hoofdgedeelte van de film legt overigens zoo sterk het accent op het behoudende, het oude, dat men soms den indruk krijgt dat de fil- misch zoo meesterlijke proloog, waarin naar niet meer of minder gegrepen wordt dan naar het epos der droogmaking, er later is bijgemaakt om het evenwicht te herstellen. Overigens, welk een schat van origi- neele vondsten in dezen proloog, met zijn Het Vaderland, 30 oktober 1934 (NMI) meesterlijken inzet van oude historische bladzijden over droogmakingsplannen le minuten wordt daar op het witte doek tegenover het nuchtere, ons allen wel een visie gegeven op de droogmaking, die bekende Staatsblad van het Koninkrijk der ondanks alle schetsmatigheid bevredigend Nederlanden. Schematisch, statistisch, werkt. Men – wie laat zich slechts raden – zelfs cartografisch wordt ons in geweldige heeft het noodig gevonden, dit uitnemen- vaart de totstandkoming van het machtige de filmische beeld te verduidelijken door werk voor oogen gevoerd. Cijfers flitsen het recitatief van een zang-declamator, die op, zware machines worden door de be- in het programma als „protagonist” wordt wegelijke camera in de zinrijke werkzaam- aangeduid. De literaire waarde van dezen heid hunner onderdeelen betrapt. In lutte- proloog met zijn hortend rhythme en

59 slechts zelden sterke suggestie terzijde De film op DVD gelaten, wordt door deze declamatie met De eerste vier minuten van de proloog orkest-begeleiding het filmisch gebeuren zijn te zien en te horen op de website van geenszins versterkt. Een simpele, muzikale filmmuseum Eye (www.filminneder- illustratie ware ons dan ook liever geweest. land.nl/film/dood-water). In 2007 bracht het Filmmuseum Dood water uit op DVD, in de serie ‘Nederlandse filmklassie- kers’. De Mengelberg- discografie blijkt met andere woorden al vijf jaar geleden stilzwijgend te zijn uitgebreid met een onbekende compo- sitie van een vrij onbe- kende componist – tegelijk de enige na 1900 geboren componist waarvan we een opname onder Mengelberg bezit- ten. De aftiteling tussen de proloog en de eigenlijke film Omdat de naam van Mengelberg of die van [...] De zuiver illustratieve partituur, die het Concertgebouworkest niet op het Walter Gronostay als muzikale begeleiding doosje vermeld wordt en daardoor niet in voor dit werk gecomponeerd heeft, heeft de productbeschrijvingen van (web-) win- stellig qualiteiten. Zij is doeltreffend en kels terecht kan komen, is deze DVD vlot geschreven en heeft dikwijls vaart en voor wie de titel niet kent ook met de pit. Toch blijft zij bij voortduring aan de nodige serendipiteit niet zo makkelijk als oppervlakte der dingen. En met allen Mengelberg-opname op internet te vinden. eerbied voor deze geroutineerde vaar- Maar hij is nog altijd voor minder dan tien digheid, wil het ons toch toeschijnen, dat euro bij de (online) DVD-handel verkrijg- er in het muzikale Nederland van 1934 baar. minstens een half dozijn componisten te vinden is, dat markanter, persoonlijker werk had kunnen leveren. Althans op dit Bibliografie terrein had men o. i. de Nederlandsche Peter Gradenwitz, Arnold Schönberg und kunst niet moeten voorbijgaan. In de seine Meisterschüler. Berlin 1925–1933 . vlekkelooze en meesleepende uitvoering Zsolnay, Wenen 1998, pp. 113-126. door het Concertgebouw-Orkest herkende Gerard Rutten, Mijn papieren camera. Draai- men Mengelbergs meesterhand. boek van een leven . Fibula-Van Dishoeck, L. M. Bussum 1976.

60

Prijsvraag

Eerst de oplossing van de vorige keer. De De nieuwe opgave is een multiple- vijf dirigenten waren van links naar rechts choicevraag. Wilhelm Furtwängler, Karl Böhm, Victor Welk werk van Ravel heeft Mengelberg de Sabata, Willem Mengelberg en Hans in Amerika het vaakst gedirigeerd? Knappertsbusch. De tekening was afkom- stig uit de Wiener Mittag van 23 mei 1939, A. Boléro uit het Mengelbergarchief van het NMI. B. Daphnis et Chloé, tweede suite De respons was niet heel groot, en we C. La Valse hoefden niet te loten: Albert Meurer had D. Pianoconcert in G als enige alle vijf de namen van de afge- beelde dirigenten goed. Wij feliciteren hem Stuur uw oplossing voor 15 februari 2013 van harte. Omdat we hem met geen van per e-mail of post naar het redactieadres. de redactionele CD-doubletten meer blij De goede inzenders maken kans op konden maken, is de prijs in goed overleg een CD of boek. Bestuursleden van de een boek over Toscanini geworden. WMV zijn van deelname uitgesloten.

Denkt u s.v.p. tijdig aan uw contributie voor 2013.

Afbeelding voorzijde . Van de vier postzegels die in 1935 als eerste jaargang Zomerzegels werden uitgebracht, waren er twee aan Nederlandse componisten gewijd: Sweelinck en Diepenbrock. Deze keuze was vermoedelijk ingegeven door het Nederlandsch Muziek- feest, dat ter gelegenheid van Mengelbergs veertigjarig jubileum als dirigent van het Concertgebouworkest in mei van dat jaar was georganiseerd.

WM is een kwartaaluitgave van de Willem Mengelberg Vereniging, opgericht 13 februari 1987. Overname van de redactionele inhoud is alleen toegestaan na schriftelijke toestem- ming van de redactie. Aanleveren kopij voor WM 104 uiterlijk 10 februari 2013. 25 e jaargang, nummer 103. © 2012. ISSN 2213-9036. Advertentie in Music & Letters, Vol. XII No. 1, januari 1931