View metadata, citation and similar papers at core.ac.uk brought to you by CORE

provided by Radboud Repository

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University

The following full text is a publisher's version.

For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/26526

Please be advised that this information was generated on 2017-12-05 and may be subject to change. 1 Westerheem XXXI. 1982, 138-141 Waarnemingen in Westerheem

J. E. Bogaers

VI. De ten westen van Wamel (n.a.v. R. de Zwarte in: Whm. 30, 1981, 248-257). Onder de ietwat vreemde titel „Is de Waal ten westen van Wamel — in de Romeinse tijd en nog lang daarna — de Beneden-Linge?” heeft R. de Zwarte in het decembernr. van Westerheem 1981 „een intrigerend vraagstuk aangesneden uiterste westen van het Land van Maas dat” helaas ook door hem „niet uitputtend en Waal op de zuidelijke oever wal van behandeld is.” Minstens één van zijn le­ de Waal, in de streek van Dreumel, geen zers is er geenszins Ín geslaagd het betoog oude woongronden met vondsten uit de in zijn geheel en in al zijn onderdelen te Romeinse tijd bekend geworden, maar P. begrijpen. J, R, Modderman heeft er op gewezen dat Over de betekenis van de zin „De con­ er langs de Waal in het Land van Maas clusie moet wel zijn dat de Waal in de en Waal „vrijwel geen bewijzen zijn voor Romeinse tijd, dus vóór 250 n. Chr., bij continuïteit in de bewoning sedert de Ro­ meinse tijd. ( ...) Na de Romeinse tijd Wamel onvertakt rechtdoor stroomde,* het Lingebed volgend” (254) valt níet te twis­ en vóór de Karolingische tijd heeft een ten. Maar doorslaggevende argumenten belangrijke verhoging van de oeverwal voor deze bewering zijn in het artikel langs de Waal plaats gevonden. De Waal- nergens te vinden. In werkelijkheid ziet zóne was toen dus sedimentatiegebied.” 1 het er naar uit dat De Zwarte een pleidooi Jongere afzettingen zouden dus ook in het heeft willen houden voor het grote belang gebied ten zuidwesten van Wamel Ro­ van de Beneden-Linge in de Romeinse tijd, meinse woongronden kunnen verbergen hetgeen uiteraard zijn goed recht is, maar die nog niet ontdekt zijn In deze streek er moet heel wat meer gebeuren alvorens zíjn overigens wel Romeinse vondsten ge­ „Het Waaltraject richting Heerewaarden/ daan, met name op de Dreumelse Berg, een Rossum” (253) voor zover het de Ro­ pleistocene opduiking onder Dreumel3, meinse periode betreft naar het rijk der en op Bato’s erf te Dreumel, dicht bij fabelen kan worden verwezen. Heerewaarden 4. „Het oudheidkundig onderzoek van het In 1949 heeft Modderman een publikatie Land van Maas en Waal, dat 30 jaar ge­ gewijd aan „Het oudheidkundig onder­ leden in nauwe samenwerking met de bo- zoek van de oude woongronden in de demkundige kartering plaats vond, lever­ Bommelerwaard boven de Meidijk” Als de op de zuidelijke oeverwal [van de een van de belangrijkste resultaten van de Waal ten zuidwesten van Wamel] geen in dat gebied uitgevoerde bodemkartering vondsten ouder dan de 11de eeuw op. kon daarin gewezen worden op de ont­ Romeinse, laat-Romeinse of Merovingi- dekking van een groot aantal woonplaat­ sche vondsten zijn ook daarna nimmer sen uit de Romeinse tijd die gelegen zijn gedaan,” (253) Een dergelijk argument onder Zaltbommel, Gameren en Zuilichem („ex silentio” ) Ís bijzonder gevaarlijk. op een stroomgrondrug langs de stroom­ Inderdaad zijn er tot op heden in het draad van een oude Waalarm. „De lig-

138 ging langs de oude rivierbedding en soms genoemde mag worden geschreven; vgl. ter weerszijden daarvan (is) een aanwij­ Pons a.w., 63: „Bij liep de voor­ zing, dat de rivier in de eerste eeuwen naamste tak van de Waal in de laat-Ro- onzer jaartelling nog in functie was, De meinse overstromingsperiode rechtdoor, rivier vormt duidelijk een bindend ele­ via de huidige Beneden-Linge.” ment voor deze reeks van woonplaatsen.” 0 Thans moeten we terugkeren naar de Hoe men deze oude Waalarm uit de Ro­ plaats in de gemeente Rossum waar in de meinse tijd in de Bommelerwaard zou eerste helft van de vorige eeuw op de moeten rijmen met de Waal (Beneden- zuidelijke oever van de Waal, ten westen Linge) van De Zwarte, is een raadsel. van het voormalige fort St. Andries (gem. Tot de door Modderman behandelde Ro­ Heerewaarden) talrijke Romeinse vond­ meinse woonplaatsen in de Bommeler­ sten zijn gedaan, en wel op het terrein waard behoren verder ook „Bij de Ros­ „Het Klooster” of „De Kloosterwaard” 12. kam” op stroomgrond onder Hurwenen De Romeinse nederzetting waarvan te en „de beroemde vindplaats op de Kloos- Rossum langs de Waal overblijfselen zijn terwaard bij Rossum” 7, beide gelegen op aangetroffen, is hoogst waarschijnlijk te de zuidelijke oever van de Waal, die daar identificeren met het van de Tabula Peu- volgens De Zwarte in de Romeinse tijd tingeriana (segment II, 3) en uit Tacitus, niet gelopen zou mogen hebben. Historiae (V, 20-21) bekende Grin- Op de betekenis van de Beneden-Linge is nes 13. De bewoning ter plaatse Ís wel­ van bodemkundige zijde naar het schijnt licht begonnen voor 70 na Chr. Op grond het eerst de aandacht gevestigd door C. van de vondsten van „Het Klooster” mag H* Edelman 8: „In de Bommelerwaard is men verder vermoeden dat er in de tijd de „Waal”-kant jong en men vindt er na 70 tot in de 3de eeuw een militaire nauwelijks of geen oeverwallen van een nederzetting is geweest, een c^stellum of stroom die met de huidige Waal kan wor­ wellicht een statio beneficiariorum consu- den vergeleken. Men kan zelfs zeggen, dat laris, een post van de Romeinse mare­ de Waal ten westen van Tiel in feite door chaussee of militaire politie. Munten uit oudere, veelal lage rivierkleigronden is de 4de eeuw wijzen voorts op bewoning heengebroken en dat het oude Waal- in de laat-Romeinse tijd. Wanneer de be­ systeem ten oosten van Tiel zijn weste­ langrijke Romeinse woonplaats te Rossum lijke voortzetting vindt-in het (Beneden) terecht geïdentificeerd wordt met Grin- Linge-systeem. De Waal ten oosten van nes, dan is daar in 70 na Chr., tijdens de Tiel heeft brede, jonge oeverwallen, maar opstand der Bataven, zeker een castellum zij liggen op oudere, die in betekenis met geweest van Romeinse hulptroepen. . die van de (Beneden) Linge kunnen wor­ Waarschijnlijk in september van dat jaar den vergeleken.’3 deden soldaten van Iulius Civilis, die aan In zijn pleidooi contra „Het Waaltraject het hoofd van de opstand stond, op een richting Heerewaarden/Rossum” (253) en dezelfde dag vanuit het eiland der Ba­ steunt De Zwarte behalve op Modder­ taven o.a. een aanval op twee naar het man & vooral op L, J. Pons, die in zijn schijnt dicht bij elkaar op de zuidelijke dissertatie de resultaten van de bodern- oever van de Waal gelegen Romeinse kartering in het Land van Maas en Waal castella, nl. Grinnes (hoogst waarschijn­ heeft uitgewerkt10. lijk Rossum) en — westelijk daarvan — Hoewel het betoog van Pons over de on­ Vada. derhavige kwestie niet uitmunt door dui­ Volgens De Zwarte zou er in de Romeinse delijkheid11, is er geen twijfel mogelijk tijd geen Waal vlak ten noorden van Ros­ dat de boven aangehaalde „conclusie” van sum hebben gestroomd; de militaire ne­ De Zwarte niet op de rekening van eerst­ derzetting (Grinnes) zou dan gelegen

139 hebben op de noordelijke oever van de eeuw wordt genoemd, is het toch wel Maas14. Maar Grinnes heeft volgens zeker, dat het op een Romeins Traiectum Tacitus op de zuidelijke oever van een terug gaat10 en zijn naam dankt aan een rivier (de Waal) gelegen en bovendien is of andere -zuid-verbinding uit de het onvoorstelbaar en volstrekt onaanne­ Romeinse tijd, die hier de Linge passeer­ melijk dat de Romeinen een castellum de.^0 zouden hebben aangelegd op de noorde­ lijke oever, d.i. aan de — in militair op­ zicht — verkeerde zijde van een rivier ( de 1 Maas) ir\ P. J. R. Modderman, Het oudheidkundig on­ derzoek van de oude woongronden Ín het Voor de opvatting van De Zwarte aan­ Land van Maas en Waal, Oudh. Meded. Lei­ gaande de Beneden-Linge als ( hoofdtak den 32, 1951 (25-61) 46. van de) Waal in de Romeinse tijd zou 2 Vgl. B, H, Stolte, De zuidelijke weg van de steun gevonden kunnen worden bij twee Tabula Peutingeriana door het land der Ba­ taven, Ber. R.O.B. 9, 1959 (57-67) 63, n. 22. vooraanstaande taalkundigen (naamkundi- 3 Modderman 1951 (n. 1) 54, nr. 35 en A. gen): M. Gvsseling16 en D. P. Blok 17, Peddemors, Die archäologischen Funde aus volgens wie de door Tacitus vermelde dem „Land van Maas en Waal”, I, Ber. plaatsnaam Vada identiek zou zijn met R.O.B. 28, 1978 (7-79), 36, nr. 139. Wadenoijen (gem, Tiel), aan de zuide­ 4 Gouden munten van Valentinianus I, Valens en Arcadius (364-408); zíe A. W. Byvanck, lijke oever van de Beneden-Linge. De Excerpta Romana III, ’s-Gravenhage 1947, oudste attestaties van Wadenoijen in de 108 (onder Dreumel), Volgens Modderman Middeleeuwen (9de en 10de eeuw) zijn 1951 (n. 1) 46 zou het hier zeer waarschijn­ UUada, UUadahe; deze plaats blijkt dan lijk eerder gaan om een verloren schat dan een villa te zijn. B. H. Stolte18 heeft dui­ om sporen van een woonplaats. 5 P. J. R, Modderman, Bulletin van de Kon. delijk uiteengezet dat er ernstige bezwaren Ned. Oudh. Bond, ser. 6, 2, 1949, 191*222. zijn in te brengen tegen de identificatie 6 Modderman 1949 (n. 5) 198; vgl. 199 („in van Wadenoijen met het door Tacitus de Romeinse tijd... was... de stroom tus­ genoemde Vada. In dat geval kan Grinnes sen Zaltbommei en Zuillchem, waarlangs ver­ scheidene Romeinse woonplaatsen zijn vast­ niet Rossum zijn, en wel op grond van de gesteld, volop in functie”), 218, 220 v. en pl. gegevens die Tacitus biedt. De identifica­ XLVIII, afb. 7. tie Grinnes-Rossum lijkt vooralsnog te 7 Modderman 1949 (n. 5) 197, 204 v., 219 goed gefundeerd te zijn (o.a. op de vele (nr. 39), 220 (nr. 59: Het Klooster) en pl. Romeinse vondsten die te Rossum zijn XLVIII, afb. 7. 8 C. H. Edelman, Oudheidkundige resultaten gedaan) dan dat men deze enkel omwille van de bodemkartering, Akademiedagen III, van de frappante overeenkomst in naam Amsterdam 1950 (13-36) 24. tussen Wadenoijen en Vada zou mogen 9 Modderman 1951 (n. 1). opgeven. 10 L. J. Pons, De geologie, de bodem vorming en de waterstaatkundige ontwikkeling van Er is overigens geen enkel bezwaar tegen het Land van Maas en Waal en een gedeelte om de Beneden-Linge in de Romeinse tijd van het Rijk van Nijmegen, ’s-Gravenhage/ als een belangrijke rivier, eventueel een Wageningen 1957. tak van de Waal, te beschouwen. Meer 11 Althans voor een niet-bodemkundige; vgl. archeologische vondsten uit het gebied ten De Zwarte (254 en 256, n. 13-14), die enige uitspraken van Pons kennelijk niet westen van Tiel zouden verder zeer wel­ goed begrepen en onjuist weergegeven heeft. kom zijn. In verband daarmee moge hier 12 C. Leemans, Romeinsche oudheden te Ros- — en niet alleen ten behoeve van R. de sem in den Zalt-Boemelerwaard, Leyden 1842. Zwarte, die woonachtig is in Tricht — 13 Stolte 1959 (n. 2) 62 v.; B. H. Stolte, De Nederlandse plaatsnamen uit de Romeinse ten slotte nog een intrigerend citaat vol­ tijd, Meded. van de Ver. voor Naamkunde gen: „Aan de Linge ligt bij en de Comm. voor Naamkunde te Amster­ Tricht. Hoewel het pas in de twaalfde dam 39, 1963 (83-100) 94 en 98; J. E.

140 Bogaers in: J. E. Bogaers/C. B, Rüger (eds*), en aan de „verkeerde” kant van de Limes Der Niedergermanische Limes — Materialien hebben gelegen; vgl. D. M. van der Schrier, zu seiner Geschichte, Köln/Bonn 1974, 74 v. Geografisch Tijdschrift 16, 1982, 129 v, (N.B.: de op p. 74 vermelde „Reste von 16 M. Gysseling, Toponymisch woordenboek van Steinbauten” dienen geschrapt te worden); België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frank- J. K. HaaleboSj Munten uit Maurik, Oudh. rijk en West-Duitsland (vóór 1226), I-II, Meded. Leiden 51, 1976 (197-226) 203 v. [Brussel] I960, II, 1033. en fig. 3. 17 Zie J. J. Jager, Waar lag Vada?, Tabula 14 Vgl. De Zwarte 254: „Algemeen wordt aan­ Batavorum 13, nr. 2, sept. 1981 (8-12) genomen dat Grinnes bij Ross um heeft gele­ 8 v.; Jager vestigt verder speciaal de aan­ gen. Deze lokalisering is alleen aanvaardbaar dacht op een in het najaar van 1980 door [j/c/] als Grinnes op de noordelijke oever- wijlen J. Buijs, Buren (Gld.), op een stroom- wal van de Maas heeft gelegen. Op de Peu- rug langs de Bommelweg te Wadenoijen ont­ tingerkaart is dat inderdaad het geval [sic/'] dekte nederzetting uit de Romeinse en de doch op die kaart is de Waal niet ingete­ Merovingische tijd, ter grootte van minstens kend.” 600 bij 200 m, 15 Om dezelfde reden is de hypothese van P. is Stolte 1963 (n. 13) 98. Harbers en J. R. Mulder betreffende de lig­ ™ Vgl Gysseling 1960 (n. 16) II, 977. ging van de gracht van Drusus (Geografisch 20 Stolte 1963 (n. 13) 99. Tijdschrift 15, 1981, 412-415) volkomen ongeloofwaardig, In dat geval zou het castel- lum van -Meinerswijk vlak ten noor­ Berg en Dalseweg 150, den van de gracht van Drusus zijn gebouwd 6522 BZ NIJMEGEN

141