Martelaren in Dordrecht En Breda
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
1 MARTELAREN IN DORDRECHT EN BREDA DOOPSGEZIND MARTELAREN GELOOFD, DAARNA GEDOOPT GEDOOPT, DAARNA GEDOOD UIT: Bloedigh tooneel der Doops-gesinde en weerelose christenen door Tieleman Jansz van Braght Samengesteld Willem Westerbeke STICHTING GIHONBRON MIDDELBURG 2017 2 INHOUD VOORWOORD 1. Thieleman Janszoon van Braght 29 Januari 1625 – 7 October 1664 2. Bloedigh tooneel der Doops-gesinde en weerelose christenen 3. Over ketters en kerkvolk, notabelen en nieuwe rijken, socialisten en liberalen, vrijzinnigen en orthodoxen, heterodoxen en homoseksuelen, lesbo's en ander ongeregelden. 4. Slotopmerking over diep verval 5. Joris Wippe, Joostenszoon te Dordrecht gedood. 1558. 6. Dirk Willemsz. Levend verbrand, 1569. 7. Digna Pietersd. verdronken 8. Vernieuwing van de voorgaande bloedige plakkaten van de keizer Karel V door Philips de IIe koning van Spanje, tegen de Doopsgezinde of zogenoemde Wederdopers. Anno 1556. 9. 10 personen zo mannen als vrouwen, om het getuigenis van Jezus Christus te Dordrecht verbrand, omtrent het jaar 1570. 10. Zeven broeders te Breda. Anno 1572. 11. JAN WOUTERSz (VAN CUYYCK) te Dordrecht 12. Jan Woutersz. van Kuyk (Cuyck) en Adriaanken Jans van Molenaarsgraaf, beide om het getuigenis van Jezus Christus te Dordrecht verbrand. 1572. Brieven verzonden aan zijn vrouw, kind en Stadsbestuur 13. Een brief van Adriaanken Jansdochter van Molenaars Graaf, geschreven aan haar man, daar ze in de gevangenis lag op de Vuil Poort te Dordrecht en daar op de 28e Maart met Jan Wouters van Cuijk verbrand is, als tevoren is aangewezen. 3 VOORWOORD Erg verdrietig is het dat de historie en de getuigenissen van de martelaren die beschreven worden door Th. J. van Braght zo weinig bekend zijn! Gelijk met het Hervormingswerk in de Nederlanden door Luther, Zwingli, Bullinger en Calvijn mogen we zeker wel Menno Simons noemen. Ondanks zijn eenzijdigheid en dwaling waren Luther en Menno Simons de eerste hoofdstroming in de Reformatie in Vlaanderen, Zeeland, Holland en Noordelijke provincies. Er worden veel meer Nederlandse martelaren door Van Braght beschreven dan in het martelaarsboek van Adriaan van Haamstede. Het schijnt dat de reden hiervan is, dat Van Bracht alleen de Doopsgezinde martelaren beschrijft. Deze waren niet in tel. Echter, hun godsvrucht, verloochening aan de wereld en hun oprecht geloof in Jezus Christus doet niets onder voor de martelaren die Van Haamstede beschrijft. Integendeel ze blinken uit in verdrukking en vertroosting. Van de 58 geëxecuteerden in Zeeland, (Zeeuws Vlaanderen niet meegerekend) waren circa 33 Doopsgezinde martelaren circa 8 Calvinisten; ook 17 beeldenstormers van wie de helft Rooms-katholieken. Dat komt neer op circa 33% Doopsgezinden en circa 8% calvinisten. Zie de Hervorming in Zeeland met betrekking op de Doopsgezinden, ca. 1520-1572. Door dr. C. Rooze-Stouthamer. Deze verhouding in percentages uitgedrukt is mijn inziens niet veel anders in andere provincies. Behalve in Noord-Holland en Amsterdam waar het aantal martelaren van de Doopsgezinden veel hoger ligt. De Doopsgezinden onttrokken zich aan hun plicht om wapens te dragen in dienst van de Overheid. Hierdoor, maar meer nog vanwege hun verwerpen van de kinderdoop werden ze door allen gehaat. Nadat de regering overging tot de Calvinistische leer in circa 1572, werden bijna geen doodvonnissen meer tegen hen uitgesproken. Wel was er sprake van een plaatselijke vervolging. Prins Willem van Oranje en prins Maurits moesten herhaalde malen tussentreden vanwege een plaatselijke overheid. Hoe intens droevig is het dat de Mennonieten nu voor een groot deel vervallen zijn tot pure vrijzinnigheid, ja ook losbandigheid. Het overgrote deel van de Doopsgezinde Broederschap sloot zich in de laatste eeuw helemaal aan bij de vrijzinnige oecumene. Dit wordt in deze brochure kort aangetoond. Eerst wordt een kort overzicht gegeven van het Martelaarsboek en de auteur Th. J. van Braght. De brochures beschrijft voornamelijk een aantal martelaren in Dordrecht en in Breda. In de periodieken van de laatste eeuw wordt af en toe een beschrijving gegeven van martelaren die in het Doopsgezinde martelarenboek beschreven worden. Maar bijna nooit wordt vermeld dat zij Doopsgezind waren. Zit de waarde van het lijden van christenen dan in de naam van het kerkgenootschap waartoe ze behoren? De Heere Jezus in Wiens Naam zij gestorven zijn, denkt daar gelukkig heel anders over. In Openbaring 2 vers 9 en 10 staat: Vrees geen der dingen die gij lijden zult. Zie, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood en Ik zal u geven de kroon des levens. 4 Wat een heerlijk vooruitzicht! Dit vergoedt alles in een oneindig grote mate wat de oprechte martelaren geleden hebben. Er is een levende band tussen de martelaren voor de Troon van God en het Lam en de verdrukte gelovigen in de strijdende kerk. De dag nadert met vlugge schreden, dat ook zij uit de drek van zonde, druk en kruis verhoogd worden om samen met hun geestelijke broeders en zusters hun kroon te mogen neerleggen aan de voeten van het Lam Gods, Die als de Leeuw uit de stam van Juda eeuwig heerst over al Zijn en hun vijanden. Ze mogen met geloofsmoed zingen van Psalm 43 vers 5: Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen? Wat zijt g' onrustig in uw lot? Berust in 's Heeren welbehagen; Hij doet welhaast uw heilzon dagen; Uw hoop herleev' naar Zijn gebod: Mijn Redder is mijn God. Geschreven in de hoop dat velen opgewekt worden om ook dat geluk te zoeken en de levende Kerk van Christus in zelfverloochening mag wandelen tot nut van hun medemens. Middelburg, 17 februari 2017 Willem Westerbeke * Zie voor meerdere literatuur over de Hervorming in Zeeland en de Doopsgezinden de laatste pagina. 5 1. Thieleman Janszoon van Braght 29 Januari 1625 – 7 October 1664 Voorwoord Aan mijn beminde vrienden en medegenoten in Christus Jezus onzen Zaligmaker. Allerliefste, zoals eertijds een onzer geloofsgenoten C. Vermander lust hebbende tot de beschrijving van de Trojaanse oorlogen de Griekse poëet Homerus die de blinden genoemd werd, enzovoort. … Maar geheel anders is 't hier gelegen beminde vrienden; gewis geheel anders. Want wij zijn helden tegengekomen die de Koning aller Koningen en de Heere aller Heeren Jezus Christus dienden, Die, hoewel als een geslacht Lam, immers een Prins is van de koningen der aarde. De plaats die zij bestormden, was de stad vol aller goeden, of het nieuwe en hemelse Jeruzalem welke fundamenten zijn allerhande edelgesteenten, de poorten van paarlen de straten van goud als doorluchtig glas. Dezen hebben zij met geweld ingenomen om eeuwig te bezitten. Maar de God mishagende en afgodisch stad Babel vernielden zij met geestelijke wapens zoveel als hun vermogen bereiken konden. De eer die ze verkregen over hun victorie is een eeuwige eer. Vreugde een eeuwige vreugde; de triomfkronen die hen toegereikt werden zijn eeuwige en hemelse kronen. Hier hoeft van geen aardse tomben, piramiden of een grafspitsen gedacht worden om hun dode lichamen te vereren, nadien hun ziel door God vereerd wordt en onder het altaar Gods zijnde de plaats van alle zalige martelaren zullen verkrijgen; zie Openbaring van Johannes 6 vers 9. Ik zag onder het altaar de zielen dergenen die gedood waren om het woord Gods en om de getuigenis dat zij hadden. De plaatsen daar dit alles geschied is, zijn wij met onze gedachten doorgetogen en met de ogen des geloofs, hebben wij deze dingen aanschouwd. Het is waar, de droefheid is bijna niet te overkomen die ons naar het vlees ontmoet is. Aanziende zoveel ellendigen en niet minder godvruchtige personen die hun leven voor de bekende waarheid overgaven. Deze in het brandende vuur, gene in de verdrinkende wateren, anderen onder het snijdende zwaard, sommigen in de verborgen strikken, ja 6 in de aller-vernielende beestentanden. Ik zwijg van ontallijke andere middelen daar deze jammerlijk en ellendig door zijn omgekomen. Maar aan de andere kant is de blijdschap niet te vertellen, ja met geen tongen of talen uit te beelden die wij daar met geestelijke ogen gezien en met de oren van het gemoed gehoord hebben. Want al zingende en God lovende hebben sommigen de dood omhelsd en dat meer is, (wie kan het begrijpen?) die de dood des vuurs zelf onderworpen was heeft zijn half verbrande mede broederen de hand op het hoofd gelegd, een harte ingesproken en in het geloof versterkt. (Dit wordt gezegd van een Waldenzer martelaar die met 9 andere discipelen onder welke 2 vrouwen de 5e augustus te Keulen in het kerkhof der Joden verbrand werden. Hij heeft eer hij dood was op de hoofden van zijn medegezellinnen - ook al half verbrand - zijn hand gelegd, zeggende: blijf standvastig bij uw geloof; gij zult heden zijn bij Laurentius de martelaar, enzovoort. Een andere die de pijn van het vuur gesmaakt had en uit de brand was weggetrokken wierp zich op een van de deerlijk gebrande lichamen om toch de strijd die begonnen was ook zo te eindigen en de kroon van de martelisatie te mogen verkrijgen. Dit verhalen wij nog boven hetgeen wij in het 1ste boek aangetekend hebben, hoewel van de personen zelf daar is gesproken. Ook zouden wij deze en dergelijke exempelen meer kunnen bijbrengen, indien dezelve niet genoegzaam, ja zo klaar als de zon bekend waren. Nu gaan wij verder tot het 2e Boek en zullen onze aanvang nemen op de voorgaande manier van hetgeen de heilige martelaren van tijd tot tijd vervolgens hebben geleden. Doch onze arbeid zou hier zeer verminderd worden, - gelijk iemand die eerst al hijgende en zwetende tegen een steil gebergte opgeklommen was daarna zacht en met gemak weer afgaat - naardien ons voor zoveel de martelaren belangt - de voorgaande beschrijving en gedrukte exemplaren daarin dienen zullen. Waarin wij ook niet voorgenomen hebben iets merkelijks te veranderen, opdat wij het goede werk van onze lieve medebroeders, die daarin heilig voor de Heere gehandeld hebben, niet verkleinen; uitgenomen daar het onder bijvoeging van onze eigen beschrijving, hoognodig zou moeten zijn.