(1988) Een Populatie-Explosie Van De Grasuil in Het Deelerwoud
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Levende 1988 nummer 4 98 Natuur jzar daarop breidde deze plek zich in oostelijke richting uit. Vanaf eind april Een populatie-explosie verliep de uitbreiding plotseling veel sneller. De vraat speelde zich al die tijd in het verborgene af. De rupsjes in de van de Grasuil in het Deelerwoud; eerste stadia zaten onder in de zode waar ze zich te goed deden aan het jonge blad. Ook toen ze wat ouder werden ble veldwaarnemingen en ven ze onzichtbaar omdat ze alleen 's nachts aten en zich overdag schuil hielden onder in de zode. Dat men met rupsen van doen had bleek pas in de implicaties voor het beheer tweede helft van mei, toen zij tevoor schijn kwamen. Er kwam een massale rupsentrek op gang. Begin juni werden J. Graveland & L. B. Berris overdag miljoenen rupsen aangetroffen die in dichte drommen op zoek gingen In het voorjaar van 1987 werd de Bochtige-smele-vegetatie in het Dee naar voedsel. Op punten waar de rapsen lerwoud aangetast door rupsen van de Grasuil (Cerapteryx graminis). zich concentreerden, langs de randen Een oppervlak van 500 ha werd geheel kaalgevreten. Een plaag als de van gebieden waar nog gras stond, be ze kan belangrijke gevolgen hebben voor de vegetatie-ontwikkeling en vonden zich soms tientallen rupsen per het beheer in onze Grove-dennen-bossen. ••, vierkante decimeter. De rupsen aten vrijwel uitsluitend Midden juni 1987 verschenen er berich Bochtige smele. Pijpestrootje (Molinia ten in de pers over een rupsenplaag in caerulea) werd ook wel gegeten maar het Deelerwoud. Miljoenen rupsen van kwam ter plekke weinig voor. Gladde de Grasuil deden zich daar te goed aan wirbol (Holcus mollis) werd gemeden. Bochtige smele (Deschampsia flexuosa). Aanvankelijk werd alleen kaal Dit gras komt voor als ondergroei van Grasuil vraat waargenomen op plaatsen waar oude opstanden van Grove den en op (Cerapteryx graminis) Bochtige smele voorkwam als ondergroei vergraste heideterreinen en vormt er uit kans was op het optreden van plagen in in Grove-dennen-bos (fig. 1). De schei gestrekte monocultures. De Edelherten de toekomst. Daarom besloten Natuur dingslijn tussen kaal en begroeid lag (Cervus elaphus) werden gedwongen uit monumenten en het Instituut voor Oe- vaak precies langs de bosrand (fig. 1). te wijken naar elders en kwamen terecht cologisch Onderzoek deze plaag en de Pas in juni werd ook kaalvraat vastge in het voor het publiek toegankelijke gevolgen voor de vegetatie te onder steld in het open terrein, de vergraste deel van het Deelerwoud. De dieren zoeken. heides. In deze periode ontstonden daar werden erg nerveus en om moeilijkhe ook kaalvraatplekken die geheel los ston den te voorkomen sloot Natuurmonu Verloop van de plaag den van de andere gebieden met menten, eigenaar van het gebied, deze In het voorjaar van 1986 stierf in het kaal vraat. gedeelten tijdelijk af voor het publiek. zuidwesten van het Deelerwoud onge In de tweede helft van juni begon In een later stadium werd ook veer 1 ha Bochtige smele af (fig. 1). Het nen de rupsen zich in de strooisellaag te kaalvraat gemeld van andere plaatsen op rug te trekken om te verpoppen. Op 5 de Veluwe, waaronder Kootwijk, het juli werden de eerste poppen gevonden. Planken Wambuis en de Hoge Veluwe, maar de plagen hadden daar een veel Aantal rupsen, vraat en voedsel kleinere omvang. Het beheer van Grove- aanbod dennen-bossen is er mede op gericht een Om na te gaan of de massale rupsentrek veelzijdige bosontwikkeling op gang te inderdaad door voedselgebrek werd ver brengen. Dit betekent met name het te oorzaakt werd onderzocht hoeveel rup rugdringen van de dominantie van sen er waren en wat een rups at, om dit Bochtige smele. In de Imbosch zijn daar te vergelijken met de beschikbare hoe toe bij wijze van experiment Schotse veelheid gras. hooglandrunderen ingezet. De rupsen werden geteld in proef- In verband hiermee rees een aan vlakjes van 25 x 25 cm. In het Deeler tal vragen. In de eerste plaats was het woud werden enkele overgangszones van belang te weten wat de gevolgen van tussen kaalgevreten gedeelten en gedeel deze plaag waren voor de vegetatie en de ten waar nog gras stond bemonsterd, en herbivoren (Edelhert, Damhert (Cervus het centrum van een kaalgevreten ge dama)) in het gebied, in de tweede Rups van de Grasuil (Cerapteryx graminis) deelte. Er werden transekten uitgezet en bij zonnig weer bovenin een halm van plaats was het belangrijk om te weten Bochtige smele. Caterpillar of Cerapteryx op 1 meter afstand van elkaar monsters waardoor deze plaag ontstond en wat de graminis. genomen (fig. 1). Op de Hoge Veluwe 99 "/U werd een vergraste heide bemonsterd dium van de ontwikkeling werd bere de kale en begroeide gedeelten lagen de met een dichte vegetatie van Bochtige kend. Het bleek te gaan om 1,4 gram aantallen vele malen boven dat wat no smele. Er waren daar geen tekenen van gras (ongeveer 7 gram versgewicht). Die dig was voor kaalvraat. Het zijn boven rupsenvraat. waarde komt vrij goed overeen met de dien minimum-aantallen, omdat de De vraat per rups werd bepaald 1,0 gram die Schenker vond bij in het la plaag ten tijde van de metingen op zijn door rupsen met een bekende hoeveel boratorium opgekweekte rupsen. Half eind liep. Veel dieren waren opgegeten, heid vers gras in een pot te stoppen en mei staat er in de bossen ongeveer 0,5 geparasiteerd of verpopt. Een week na twee dagen te laten eten. Het gras werd tot 1,0 ton gras per hectare, dat is ge de eerste meting op 17 juni lagen de gedroogd en weer gewogen. Met behulp middeld 75 gram/m^. Dat betekent dat aantallen al weer een stuk lager. van het percentage droge stof van het 55 rupsen in staat waren een vierkante De schatting van 55 rupsen is juist verse gras werd vervolgens berekend hoe meter geheel kaal te vreten. aan de hoge kant. Er is geen rekening veel gras een rups per dag had gegeten. De aantallen die in werkelijkheid gehouden met de vraat van de rupsen in Met dit gegeven werd berekend hoeveel werden aangetroffen staan in figuur 4. een vroeger stadium. Die vraat is in ab gras een rups in totaal gedurende zijn Zelfs in een gebied dat geheel was kaal- solute zin niet groot maar vindt wel ontwikkeling at. Daarbij werd gebruik gevreten waren nog 40 tot 50 rupsen per plaats in het meest kwetsbare stadium gemaakt van het werk van Schenker m^ aanwezig en in de randzones tussen van de plant, als hij begint uit te lopen. (1950). Hij het zien dat de vraat vrijwel uitsluitend in het laatste stadium van de ontwikkeling plaatsvindt en dat de hoe veelheid die wordt gegeten ongeveer 500 1000 meter recht evenredig is met het gewicht van de rups (fig. 2). De rupsen die in het Deelerwoud werden aangetroffen be vonden zich alle in dat laatste stadium. De verzamelde rupsen aten ge middeld 68% van hun lichaamsgewicht per dag. Dat is zeker geen hoge waarde want veel soorten halen gemakkelijk 100% (Slansky & Rodriquez, 1987). Fi guur 3 laat zien hoe daaruit de totale consumptie gedurende het laatste sta LEGENDA, de aangetaste vegetatie voorjaar 1986 april 1987 25.4-15.5.87 16.5-5,6.87 6.6-9.6.87 10.6-15.6.87 16.6-29.6.87 , •- JV.\ v^.-..«S* \ \ V*. Fig. 1. Deelerwoud; ontwikkeling van de 'plaag' van Cerapteryx graminis in 1986 en 1987. Met de bolletjeslijnen zijn de grenzen van het Grove-dennen-bos aangegeven. The Deelerwoud; development of the pla- gue of Cerapteryx graminis in 1986 and 1987. The borders of the stands of Scots pine are marked with dotted lines. Levende 1988 nummer 4 100 Natuur Fig. 2. De groei, ontwikkeling en keutelpro- 'S 1000 -i • • rups duktie van in het laboratorium opgekweek te rupsen van Cerapteryx graminis (naar X X keutels Schenker, 1950). O Growth, development and frass production ,>J of Ceraptryx graminis caterpillars in the lab 800 (after Schenker, 1950). Cf) 600 - Ook hebben de rupsen de gewoonte bla 4 pop den net boven de grond af te bijten 6 */ vlinder waardoor de schade veel groter is dan de feitelijke consumptie. Vroeg of laat kwa 400 - i men de rupsen dus zonder voedsel te zit vervellingen 5 /x ten en moesten ze op zoek naar plaatsen l 1 2 3 4 waar nog wel gras stond. / x" •* 200- i l l l Snelle uitbreiding kaalvraat Bovenstaande gegevens verklaren echter X niet de snelheid waarmee de kaalvraat 1 1 1 I 1 1 1 zich plotseling manifesteerde en het feit 0 20 40 60 80 100 120 140 dat miljoenen rupsen op hetzelfde mo dag ment op zoek gingen naar voedsel. enorm vraatzuchtig te worden (fig. 2). schijnlijk heeft er een soort 'estafette' De verklaring hiervoor ligt waar Rupsen die zich voeden met slecht ver plaatsgevonden en werden de vijf kilo schijnlijk in de gelijkmatige verdeling teerbare grassen zoals Bochtige smcle meter niet door eenzelfde rups afgelegd van de rupsen over het terrein. Op de ontwikkelen een speciale darmflora, ver maar door meerdere rupsen die elkaar vergraste heide van de Hoge Veluwc was gelijkbaar met de pensflora bij koeien. 'opdreven'. het aantal rupsen in de proefvlakjes op Dat gebeurt pas in het laatste stadium vallend constant ondanks het kleine op van hun ontwikkeling. Ze kunnen dan Het belang van verschillen in pervlak van de monstervlakjes en de lage grote hoeveelheden voedsel aan en gaan voedselaanbod aantallen rupsen die werden gevonden enorm veel eten (mond. med. F. Bink, Het is interessant de gegevens van de (tabel 1). De rupsen waren hier dus heel RIN). De uitputting van de voorraad Hoge Veluwe hier naast te leggen.