Quick viewing(Text Mode)

Van Aartsma Tot Zwaluw Deel 1

Van Aartsma Tot Zwaluw Deel 1

Van Aartsma tot Zwalua

99 bijzondere personen uit de Bildtse geschiedenis

Dr Kees Kuiken

Bildts Dokumentasysintrum, Tresoar, MMXVII

© 2017 dr. C.J. Kuiken h/o Prosopo, Haren (gn) Bezoekers van BDS en Tresoar mogen voor eigen gebruik afdrukken maken Foto’s voorplaat: wulken en aren zoals in het Bildtse wapen (WikiMedia) Foto auteur achterplaat: Ria Rienstra, Leeuwarden

Verantwoording

Er zijn verschillende geschiedenisboeken over ’t Bildt, er is een Woordeboek en zelfs een Straatnameboek , maar er was nog geen biografisch verzamelwerk over personen die van betekenis zijn geweest voor de geschiedenis van deze Friese gemeente, die in 2018 ophoudt te bestaan. Van 2015 tot 2017 verschenen daarom in het veelgelezen nieuwsblad de Bildtse Post biografieën van 99 personen die, zoals de historica Els Kloek het eens heeft genoemd , ‘een gedenkwaardige prestatie hebben geleverd – maatschappelijk, politiek, kerkelijk, cultureel, wetenschappelijk, economisch – of anderszins de aandacht op zich hebben gevestigd, bij tijdgenoten of in de geschiedschrijving’. 1

Deze 99 Bildtse biografieën ziet u op de volgende bladzijden terug. Ze zijn beknopt (hooguit 500 woorden) en beginnen met een ‘genealogisch blokje’: leefjaren (alleen overleden personen zijn opgenomen), ouders, partners en kinderen van de hoofdpersoon. Dan volgt een levensbeschrijving. Tot slot wordt samengevat wat de hoofdpersoon voor de Bildtse samenleving heeft betekend en hoe hij of zij op ’t Bildt voortleeft of wordt herdacht, in een straatnaam of op andere wijze.

De biografieën staan op alfabet: bij voorkeur volgens de familienaam ( KAPITAAL gezet) of, als die tijdens het leven van de hoofdpersoon niet gebruikt werd, op voornaam. De meeste personen zijn gekozen uit het Straatnameboek (2008) en de Bildtse geschiedenisboeken van Sannes (1951-1956) en Kuiken (2013, 2014). Omdat vanouds veel straten in Nederland worden vernoemd naar politici en bestuurders, is vooral gekeken naar een bredere groep zoals schrijvers, kunstenaars en anderen. Bij openbare functies wordt verschil gemaakt tussen politici (gekozen) en bestuurders (benoemd). Een *sterretje voor een naam in een levensbeschrijving betekent dat van deze persoon ook een eigen artikel in deze verzameling is opgenomen. Voor wie meer wil lezen, volgt na ieder artikel een lijstje werken van de hoofdpersoon en van de voornaamste boeken en artikelen over de hoofdpersoon. Ook archieven en andere collecties die gegevens bevatten, worden vermeld. De meeste boeken en collecties worden verkort genoemd. Verderop vindt u de afkortingen verklaard. Het Historys Argyf van ’t Bildt (HAB) verhuist binnenkort naar . Hoe het daar gaat heten, is nu nog niet bekend. Plaatsnamen zijn gespeld zoals in de landelijke telefoongids. Namen van personen vóór 1811 naar wie een straat is vernoemd, zijn gespeld zoals in het Straatnameboek (‘Claes Barthouts’) en anders zoals in Kuiken (2013). 2 Persoonsnamen na 1811 zijn gespeld volgens de burgerlijke stand.

Op de biografieën in de Bildtse Post kreeg ik enkele reacties met vaak nuttige aanvullingen en verbete- ringen. Ik bedank daarvoor graag drs. Sytse Buwalda, Aldert Cuperus, Leendert Ferwerda, Loes Hoogerbeets, Gerard de Jong, Jelke de Jong, drs. Geert Klok, Jan Lont en prof. dr. Doeke Post, en de lezers van de Bildtse Post voor hun stemmen op de 99 e ‘bekende Bilkert ’ in deze verzameling .

Haren (Groningen), november 2017

Inhoud (‘s’ achter een nummer betekent: ook in het Straatnameboek )

Musicus Klaas Aartsma beschreef in het Bildts de grote schoonmaak 1 Klaas van den Akker vatte de Bildtse samenleving in rake beelden 2 Maister Van Albada moderniseerde het onderwijs en schreef ’n bekfol Bildts 3s Anita Andriesen stond pal voor het Bildts en gaf de Friese ruimte structuur 4 Tjalling Andringa was in 1578 de hoogst aangeslagen inwoner van ’t Bildt 5 Chirurgijn Arjen Cornelis Bakker las in het geheim revolutionaire boeken 6s Coen en Aaltje Balt-Faber redden de joodse onderduiker Ies Lipschits 7 Afke Brouwer-de Beer dichtte het Bildtse folksliet 8

1 E. Kloek, ‘Inleiding’, in: dezelfde, red., 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (Nijmegen 2013) 8. 2 Er zijn drie uitzonderingen: Bartout (in Kuiken (2013): ‘Barteld’), Bente (‘Binke’) en Steven (‘Steffen’). Bakkersknecht Jan Bekius maakte het eerste christelijke Bildtse nieuwsblad 9 Burgemeester Edo Bergsma onderzocht het Bildtse armoedevraagstuk 10 Mr. Thomas Beuckelaer organiseerde de eerste bedijking van ’t Bildt 11s ‘Klaine Izak’, kaatslegende uit 12s Jan van der Bildt bouwde in Franeker de beste sterrenkijkers van Nederland 13s Schilder Johannes Blanksma kwam op zijn sloffen in het Rijksmuseum 14 Gideon Boekenoogen maakte als ‘pastor Boek’ de Bildtse geschiedenis populair 15s Christiaan Bonteman werd de eerste Bildtse student aan een universiteit 16 Jan Bonteman bracht in Sint Annaparochie leven in de brouwerij 17 Secretaris Sipke Brandsma regelde de eerste Bildtse sociale woningbouw 18s Heer Tjeerd Burmania werd de tweede grietman van ’t Bildt 19s Hotze Buwalda zette het Bildts taalkundig op de kaart 20s Sjuwke Cats zette een Bildtse pachter van haar land omdat hij liberaal stemde 21 Claes Barthouts en Neeltje Jans lieten de oudste Bildtse gevelsteen maken 22 Arjen Dekker Sebastiana beschreef in zijn dagboek de bezetting op ’t Bildt 23 Dichter Arjen Dijkstra wist met weinig woorden veel Bilkerts te raken 24 Dirk en Maartje Dijkstra redden in 1943 een joodse verzetsstrijdster 25 ‘Klaine Germ’ Dijkstra beschreef zijn leven van vlastrekker tot ondernemer 26 Waling Dijkstra reisde stad en land af met Friese en Bildtse voordrachten 27s Dirk Jansz schreef de oudste bewaarde teksten in het Bildts 28 Maarschalk Von Drachsdorf tekende de eerste wegenkaart van ’t Bildt 29 Heer Arend van Egmond was de eerste bekende bezitter van ’t Bildt 30s Bij Fokeltje Jacobs thuis in lazen ze al in 1717 de krant 31 ‘Mevrouw Molenschot’ had een deftige buitenplaats aan de Koudeweg 32 Klaas Groeneveld werd op Dolle Dinsdag doodgeschoten 33s Hadewij Dirksdr leefde met één been in Holland en één been op ’t Bildt 34 Jonker Willem van Haren liet een nieuwe kerk in Sint Annaparochie bouwen 35s Burgemeester Deddo Hesselink loodste ’t Bildt de twintigste eeuw binnen 36s Dirk Hoen liet als eerste Bildtse auteur een gedrukt boek uitgeven 37 Jacobus Hoitsma haalde in het Bildts de boerenstand over de hekel 38 Roelof Hommema beschermde ’t Bildt tegen de bliksem 39 Jan Hoogland, een deftige vergaderboer met een sociale agenda 40 Wethouder Henk Hornstra had hart voor de natuur en het Bildtse erfgoed 41s Ulbe van Houten schreef een Bildts-Friese bestseller 42s Grietman Johannes Huber, van baantjesjager tot onderwijshervormer 43 Koster Jan Jansz wist in 1570 precies wie waar woonde 44s Germ de Jong ontsnapte aan de armoede en werd een beroemde schilder 45 ‘Gerryt Dirks’ de Jong gaf het Bildts een ereplaats in zijn Bildtse Post 46 Onderwijzer Heert de Jong schreef de eerste reisgids voor ’t Bildt 47s ‘Rode dominee’ Jaap Kalma zette Sint Jacobiparochie in 1935 op de kaart 48 Verzetsman Jan Kaper uit Westhoek stierf in het zicht van de Bevrijding 49s ‘Kl eine Keizer’ uit , kermisartiest en evangelist 50s Grietman Tjaard de Kempenaer verloor van de Bildtse ‘liberalen’ 51s Burgemeester Jaap Klok pakte de naoorlogse woningnood aan 52s Jan Koldijk zette de verschillende opvattingen over het Bildts op een rij 53 Hoe een Bilkert Koning van werd 54 Teunis Krap was revolutionair, maar niet revolutionair genoeg 55 Krelis Annes redde het Oud Bildt en bouwde aan het Harlinger raadhuis 56s Dirk Kuik wees studiebollen de weg naar een eeuwenoud fonds 57 D.C. Kuiken sprak als eerste Bildtboer op het Haagse Binnenhof 58 Stoomdorserij Hendrik Kuiken, het begin van een internationaal bedrijf 59 Johannes Kuiken gaf de liberale Bildtsche Courant een sociaal gezicht 60s Kunnemoer was in 1570 de matriarche van een wijdvertakt familienetwerk 61 Gerrit Kuperus was een gewetensvolle burgemeester in bezettingstijd 62s Rembrandt en Saskia trouwden vanuit het huis van secretaris Gerrit van Loo 63 Jacobus van Loon organiseerde de Bildtse boeren tegen Broedertrouw 64s Lourens Arjenszoon wilde iedereen laten zien dat hij uit Zuid-Holland kwam 65 Hessel Martena drong in 1504 aan op bedijking van ’t Bildt 66 Dominee Johannes van der Mey mocht met Van Haren naar Zweden 67 Abt Paulus van Mariëngaarde sloot een akkoord over het ‘Monnikenbildt’ 68 Hoite Peizel begon acht jaar te vroeg met zijn revolutie 69 Thijs Polstra schreef Fries, maar voelde zich Bilkert in hart en nieren 70 Dokter Christiaan de Pool veroorzaakte ongewild een opstand op ’t Bildt 71 De ene Proost is de andere niet: Bente Walings en zijn familie 72 Hartman Sannes schreef de eerste wetenschappelijke Bildtse geschiedenis 73s Klaas Schuiling beschreef vanaf 1898 als Bildtse migrant in Amerika 74 Dominee Schuiling woonde met vrouw en 9 kinderen in een eenkamerwoning 75 Van school naar dorp, van ’t Wechy naar (Johannes) Schuringaweg 76s De oudste gedateerde grafsteen in de drie ‘parochies’ was van Sem IJsbrands 77 Landhervormer Arjen Sevenster zette boer Koekoek op zijn nummer 78 Elske Siderius ‘praatte’ met de doden en leeft voort in een cultuurstichting 79 Het smalschip van Siebren Siedses verbond ’t Bildt met de wijde wereld 80 De slikwerker, symbool voor 1500 onbekende mannen 81 Pibo Smit schreef het eerste proefschrift over een Bildts onderwerp 82 Jan Stap schreef in 1891 de geschiedenis van zijn landarbeidersvakbond 83 Bildtboer Steven Dirks zat als ‘edelman’ in de Friese Staten 84 Steven Huygen, stamvader of sprookjesfiguur? 85s Albert Tilma schreef een Camera Obscura van het Bildtse dorpsleven 86 Jaap Tjepkema was vrijdenker en de laatste wadvisser van de Westhoek 87 Gerben van Tuinen, vakbondspionier en kroegbaas 88s Jan Pietersz Vischer en de oudste winkelhaakboerderijen 89 Burgemeester Vlaskamp kon de landarbeiders niet aan 90 Notaris Cornelius Wassenaar vluchtte tweemaal voor de ‘ Kez en’ 91s Wethouder Gerrit Wassenaar vond het Bildtgevoel uit 92s Kastelein J.J. Wassenaar beschreef het begin van de Tiendaagse Veldtocht 93s Dominee Wassenbergh ontdekte waar Rembrandt en Saskia trouwden 94s Bildtboer Arjen werd biergrossier in Leeuwarden 95 Willem Dirk Arjens wilde in de kerk altijd zichtbaar en hoorbaar zijn 96 Pier Winsemius (of Pieter Feddes?) gaf ’t Bildt in 1622 een wapen 97 Klaas van Zandbe rgen, het eerste ‘rode’ raadslid van ’t Bildt 98s Anske Zwalua was taxichauffeur voor onderduikers en geallieerde piloten 99s

Namen uit het Straatnameboek die hierna niet als hoofdpersoon voorkomen

Albarda, burgemeester (Sint Annaparochie), zie Kempenaer, jhr. mr. T.A.M.A. van Andringa de. Arjen Roels (Oudebildtzijl), instrumentmaker, zie Hommema, R. Bildt, Dooitze(n) de (Sint Jacobiparochie), kaatser, zie Bijlsma, Y. Brouwer, secretaris (Sint Annaparochie), bestuurder, zie Beer, A. de. Brunger, notaris (Vrouwenparochie), zie Loon, J.S.P. van. Coster, Jan Jansz (Sint Annaparochie), cartograaf, zie Jan Jansz. Davelaer (Sint Annaparochie), buiteneigenaar, zie Bonteman, J; schrijver, zie Tilma, A. Geerts, Jan (Sint Annaparochie), bestuurder, zie Hesselink, D.; Kuiken, J. Jan Peters (Sint Jacobiparochie), Bildtconsort, zie Vischer, J.P. Klaine Izak (Vrouwenparochie), kaatslegende, zie Bijlsma, Y. Klaine Kaizer (Oudebildtzijl), kermisartiest, zie Keizer, G. Rembrandt (Sint Annaparochie), kunstschilder, zie Loo, G. van; Wassenbergh, A. Saskia (Sint Annaparochie), kunstschildersvrouw, zie Loo, G. van; Wassenbergh, A. Steven Huygen (Sint Annaparochie), stamvader, zie Claes Barthout(s); Wassenaar, G. Saksen, Georg van (Sint Jacobiparochie), bestuurder, zie Drachsdorf, V. von; Martena, H. Slim, Evert C. (Sint Annaparochie), bestuurder, zie Hesselink, D. Smit, Mathijs (), bestuurder, zie Smit, dr. P. Steven Willems (Sint Jacobiparochie), Bildtpachter, zie Hadewij Dirks. Swieten, Gijsbert van (Sint Jacobiparochie), Bildtconsort, zie Jan Peters. Tjeerd Thijssen (Oudebildtzijl), bestuurder, zie Polstra, T. Veen, ds. (Nij Altoenae), predikant, zie Schuringa, J. Weidema, Jakk(e)le (Sint Annaparochie), bestuurder, zie Sevenster, A. Wijngaarden, van (Sint Jacobiparochie), bedijkersfamilie, zie Beuckelaer, T.

Verkort aangehaalde bronnen

Adema W.J. Adema e.a., Oude en nieuwe notarishuizen in (Leeuwarden 1995). AFT Alde Fryske Tsjerken (nummer tussen haakjes). AH Algemeen Handelsblad (datum tussen haakjes). Avondrood H. Burger, Avondrood (Assen 1944). Bais-Hillen D.J. Bais-Hillen, Het Wieringer geslacht Lont (Hippolytushoef 1982). BC Bildts (ch )e Courant (datum tussen haakjes). BDS Bildts Dokumentasysintrum, Sint Annaparochie. Bergsma W. Bergsma, ‘Dirk Jan syn memorijen’, Bydragen ta pleatslike skiednis 4 (1996) 57-78. Bier! R.E. Kistemaker en V.T. van Vilsteren, red., Bier! (Amsterdam 1994). BGBH Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem (jaargang tussen haakjes). Blanksma A.P. van Dijk en J. de Jager, Johannes Blanksma (Sint Annaparochie 2015). Boarnen P.L.G. van der Meer e.a., ed., Administrative en fiskale boarnen (Leeuwarden 1993). Blink N.H. Blink, ‘Voorwoord’, in de 3 e druk van Van de mond der oude (1948). BP Bildts (ch )e Post (datum tussen haakjes). Brijbekken J.D.T. Wassenaar, Dit waren ook ‘brijbekken’ (Workum 2002). Brouwers Y. Brouwers, Andringa (Exloo 1983). BWN Biografisch Woordenboek van Nederland (Den Haag 1979-2008). Cleuting P. Zwart (ed.), Protocol Cleuting (Leeuwarden 1970). Dagverhaal Dagverhaal der handelingen van de Nationale Vergadering (Den Haag 1796-1797). De Walle H. de Walle, Friezen uir vroeger eeuwen (Franeker 2007, zie ook walmar.nl). Dichterlik G. Wijmenga-van Dijk, red., Dichterlik Bildts (Sint Annaparochie 2007). DVN Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland (resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon). Faber J.A. Faber, Drie eeuwen Friesland I-II (Leeuwarden en Wageningen 1973). F&F Frysk & Frij (datum tussen haakjes). Foeke Sjoerds Foeke Sjoerds, Algemene beschryvinge van Oud en Nieuw Friesland (Leeuwarden 1741). Frieswijk J. Frieswijk, Socialisme in Friesland 1880-1900 (Amsterdam 1977). Fryslân Fryslân, algemien Frysk wykblêd (jaargang tussen haakjes). Geskidenis S.H. Buwalda, Geskidenis fan de Bildtse Waddenfisserij (Sint Annaparochie 1986). Gen Gen.magazine (jaargang tussen haakjes). Gids A.J. Andreae e.a., Friesland en de Friezen, gids voor reizenden (Leeuwarden 1877). GJ Genealogysk Jierboek (jaargang tussen haakjes). GK Groninger Kerken (jaargang tussen haakjes). Gorter B. Dop, Een selectie uit de dagboeken van Foeke Wigles Gorter (Hilversum 2010). Graanrepubliek F. Westerman, De graanrepubliek (Amsterdam 2013). HAB Historys Argyf van de gemeente , tot 2018 in Sint Annaparochie. Hibma A. Hibma, Het Bildts aigene (ongepubliceerde doctoraalscriptie, Groningen 1985). Hjir Tydskrift Hjir (jaargang tussen haakjes). Homines novi P. Brood e.a., Homines novi, de eerste volksvertegenwoordigers (Amsterdam 1993). HvdR O. Vries e.a., De Heeren van den Raede (Hilversum en Leeuwarden 1999). Hoogland S.J. Hoogland, Iets over het leven en werken van Hoite Peizel (Sint Annaparochie 1934). Fruin R. Fruin, ed., Informacie [van ] Hollant ende Vrieslant [in ] MDXIV (Leiden 1886). Janse A. Janse, Ridderschap in Holland (Hilversum 2001); Janssen G. Janssen, Creaturen van de macht (Amsterdam 2005). JCBG Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie (jaargang tussen haakjes). JMNL Jaarboek Maatschappij der Nederlandse Letteren (jaar van uitgave tussen haakjes). KB Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. Keizer J. van der Mast, De kleine Keizer, roman (Amsterdam 2012). Kelk F. Kelk, Een schildersleven (Leeuwarden 1973). Keuller L.J.E. Keuller, Geschiedenis en beschrijving van Venloo (Venlo 1843). Klok G. Klok, Die rooie schoolmeester van Akkerwoude (Kollum 2006). Koldijk J.D. Koldijk, Het Bildts, zijn wezen, herkomst en problematiek (Leeuwarden 2004). Kuiken (1993) B. Kuiken, Familie Kuiken 100 jaar in landbouw en industrie ([Emmeloord] 1993). Kuiken (2013) K. Kuiken, Het Bildt is geen eiland (Groningen en Wageningen 2013) Kuiken (2014) K. Kuiken, Van Broedertrouw tot Bildtweb (Leeuwarden 2014). Kuiken (2016) K. Kuiken, Ju(c)kema-Siderius (Leeuwarden 2016). Kuiper Y.B. Kuiper , Adel in Friesland, 1780-1880 (Groningen 1993). Kuipers T. Kuipers, ‘Feiten efter de skiednis fan de Ouwe Gryp’, De keatsfreon 17 (2008). LC Leeuwarder Courant (datum tussen haakjes). LHR Leeuwarder historische reeks (jaargang tussen haakjes). Lont J. Lont, Lont genealogie I (Sint Annaparochie 1999). Net ferjitte A. Bosma en H. Dijkstra, Net ferjitte … Niet fergete (Franeker 1995) NL De Nederlandsche Leeiw (jaargang tussen haakjes) NNBW Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek I-X (Leiden 1911-1937). Norder M. Norder, Het leesgezelschap ‘Ledige uren nuttig besteed’ 1792 -1992 (Zeewolde 1991). NP Nederland ’s patriciaat (jaargang tussen haakjes). NT Nederlandse taalkunde (jaargang tussen haakjes). Obreen H.T. Obreen, Franeker, inventaris der archieven (Franeker 1974). Oranjewoud R. Mulder-Radetzky en B. de Vries, Geschiedenis van Oranjewoud (Alphen 2010). OV Ons Voorgeslacht (jaargang tussen haakjes). Paquot J.-N. Paquot, Mémoires pour servir à l’histoire littéraire IX (Leuven 1759). Perspectives P. van Sluis e.a., Seven perspectives on Bildts (Leeuwarden 2015). Post D. Post, Over het dubbeltje en het kwartje (z.p. (Wezep) z.j.) Pot J.J. Pot, Sociale hervorming, selectie uit de geschriften van Arjen Sevenster (Lunteren 1975). Raizen A. Cuperus, Raizen deur de Bildtse geskidenis (Sint Annaparochie 1998). RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort. Resolutiën A.Th. van Deursen, ed., Resolutiën der Staten-Generaal 1610-1612 (Den Haag 1971). Rijnland Floris Balthazarsz, Kaarten van Rijnland 1615 (herdruk Alphen a/d Rijn 1972). Roarda R.S. Roarda, It Biltske Kuik-skaeij (Leeuwarden 1964). Romijn H.M. Romijn, Kroniek der doopsgezinden in Zaandam (Zaandijk 1971). Rooseboom M. Rooseboom, Bijdrage tot de geschiedenis der instrumentmakerskunst (Leiden 1950) Saluut J. Kooistra, Een laatste saluut (Leeuwarden 2005). Sannes H. Sannes, Geschiedenis van het Bildt I-IV (Franeker 1951-1956). Saskia F. de Jong-Krap, Saskia, uit de schaduw van Rembrandt (Sint Annaparochie 2012). Schuilingboek K. de Boer en P. Willems, Het Schuilingboek (Groningen 1973) Schutte O. Schutte, De wapenborden te Harlingen (Leeuwarden 1984). Sibrandus Leo H.Th.M. Lambooij, Sibrandus Leo en zijn abtenkronieken (Hilversum 2008). Skoal A. Cuperus, Fan skoal na dorp (Sint Annaparochie 2002). ‘Stjerrekaart’ A. de Vries, ‘De stjerrekaart fan Harmen Sytstra’, www.fers2.eu (26-4-2015). Strijders J. Kooistra, Strijders, onderdrukkers en bevrijders (Leeuwarden 2008). Straatnameboek G. Wijmenga-van Dijk, Straatnameboek (herziene editie Sint Annaparochie 2008). Tresoar Tresoar (archief, bibliotheek en letterkundig museum), Leeuwarden. TSG Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis (jaargang tussen haakjes). UB Leiden Universiteitsbibliotheek, Leiden. Uytland L. Ferwerda, Een Uytland gheheten Bil (Sint Annaparochie 2005). Verlichting K. Kuiken, De donkere jaren van de Verlichting (Haren 2016). Verslag 2011 Kuiken Groep B.V., Financieel verslag 2011 (Emmeloord 2012). VF De Vrije Fries (jaargang tussen haakjes) Visser J. Visser, Album collegii studiosorum ex gymnasio Leovardiensi (Franeker 1985). Vitae abbatum H.Th.M. Lambooij en J.A. Mol, Vitae abbatum Orti Sancte Marie (Hilversum 2005) Vlaskamp E. Bruinsma, red., De vergeten tuinen van Gerrit Vlaskamp (Leeuwarden 2013). Vleer W.T. Vleer, De Friese Wassenaars (Drachten 1961). Westhoek S. Buwalda, De Westhoek (Sint Annaparochie 2012). Winters Klaine Germ, landarbeider, winkelier, busondernemer (ed. W. Winters, Leeuwarden 1991). Worre A. Dijkstra e.a., Worre weze weest (Sint Annaparochie 2017). Woudstra J. Woudstra, Siderius, de familie en het handschrift ( 2002). Woun H.S. Buwalda, Woun op ’e weagen ( 1946). Wozniak T. Wozniak, Quedlinburg im 14. und 16. Jahrhundert (Berlijn 2013). Yad Vashem I. Gutman e.a., red., Rechtvaardigen onder de volkeren (Amsterdam 2005). Zijlstra S. Zijlstra Het geleerde Friesland – een mythe? (Leeuwarden 1996). Zondergeld G.R. Zondergeld, De Friese beweging [tussen ] beide wereldoorlogen (Leeuwarden 1978). 1750-1995 J. Frieswijk e.a., red., Geschiedenis van Friesland 1750-1995 (Meppel 1998).

Websites allefriezen.nl (genealogische gegevens) allegroningers.nl (genealogische gegevens) bildtsdokumintasysintrum.nl (fotocollectie, historische voorwerpen) collectie.friesmuseum.nl dankert.nl (weblog met Bildts nijs en andere artikelen) db.yadvashem.org (redders van joodse Nederlanders in 1940-1945) delpher.nl (Nederlandse dagbladen) dokumintaasje.tresoar.nl (portretten van Friese schrijvers en anderen) friesfotoarchief.nl geheugenvannederland.nl (erfgoedcollecties in musea, archieven en bibliotheken) graftombe.nl (Nederlandse grafschriften op openbare begraafplaatsen) gruttepierdefamylje.nl (genealogische gegevens) hetutrechtsarchief.nl (onder meer schetsboeken Buchelius) historischcentrumleeuwarden.nl (beeldbank en genealogische gegevens) joodsmonument.nl (in 1940-1945 vermoorde joodse Nederlanders) oudtzummarum.nl (over de voormalige gemeente ) publieke-kunst.keunstwurk.nl (kunst in de Friese openbare ruimte) resources.huygens.knaw.nl (Nederlandse biografische woordenboeken) rkd.nl (Nederlandse kunstenaars en kunstwerken, portretten van Nederlanders) tresoar.worldcat.org (bibliotheek, knipselmappen Friese schrijvers) walmar.nl (Friese opschriften en wapens) wiewaswie.nl (genealogische gegevens)

1. Musicus Klaas Aartsma beschreef de grote schoonmaak in het Bildts

AARTSMA, Klaas (* Wier 4-3-1838, † Sint Jacobiparochie 12-11-1874), musicus en schrijver. Zoon van Aart Aartsma (1810-1875), gardenier, later boer, en Johanna van der Tuuk (1795-1881). Klaas Aartsma trouwde ( 3-5-1865) met Berber Stellingwerf (1844-1881). Ze kregen 3 kinderen.

Klaas Aartsma was de jongste in een gardeniersgezin met zes halfbroers en twee halfzusters. Zijn moeder, geboren op Schiermonnikoog, was tweemaal eerder gehuwd geweest en tweemaal weduwe voordat ze in 1836 trouwde met de in Sint Jacobiparochie geboren Aart Aartsma. Na enkele jaren verruilde vader Aartsma zijn kleine akker- en tuinbouwbedrijfje in Wier voor een gemengde boerderij in . Zoon Klaas kreeg daar orgellessen en werd organist.

In 1857 debuteerde Klaas Aartsma als Friestalig schrijver met een komisch verhaal over een arme weduwe die per telegraaf (een nieuwtje in die tijd) een paar nieuwe laarzen naar haar zoon wilde verzenden. In 1862 liet Aartsma bij Telenga in Franeker een Friestalige operette drukken. Dit ‘kluchtspel met zang’ werd onder meer opgevoerd door de Menamer toneelvereniging Nut en Genoegen, waarvan Aartsma een zeer actief lid was, en is in 1883 herdrukt. In april 1865 kwam bij Telenga een komische dialoog in het Bildts uit. De hoofdpersoon Faike, in wie we vader Aart Aartsma mogen herkennen, was de grote voorjaarschoonmaak (Fries: húshimmeljen ) ontvlucht en praatte hierover met vrienden, die met hun schoonmaakster een aprilgrap hadden uitgehaald.

Een maand later trouwde Klaas Aartsma met de 21-jarige Berber Stellingwerf uit . De Leeuwarder boekhandelaar en historicus Gerben Colmjon schreef een huwelijksgedicht voor het paar. In 1869 was Aartsma koopman in Berltsum. In hetzelfde jaar verhuisde hij met zijn vrouw en de kinderen Aart (1865), Dirk (1867) en Johanna (1868) naar Leeuwarden. Daar begon hij met de koopman Andries van der Stempel een sigarenfabriekje. Hij verdiende bij met muzieklessen.

Na twee jaar in Leeuwarden verhuisde Klaas Aartsma in 1871 naar Aldeboarn. In hetzelfde jaar kwam bij Hingst in Heerenveen zijn Friestalige blijspel In buike oan de houlikshimel uit. Kort na zijn verhuizing naar De Knipe, waar hij muziekleraar was, overleed Klaas Aartsma op 12-11-1874 tijdens een familiebezoek in Sint Jacobiparochie. Hij was nog maar 36 jaar oud. Zijn Bildtstalige dialoog It huushemelen is in 1944 door de Amsterdamse hoogleraar H. Burger opgenomen in de bloemlezing Avondrood en in 1988 door Sytse Buwalda hertaald in eigentijds Bildts.

Werk: lijst in NNBW . Literatuur: NNBW ; Avondrood ; Hjir (1977); Kuiken (2014). Afbeelding: Klaas Aartsma (foto Tresoar).

2. Klaas van den Akker vatte de Bildtse samenleving in rake beelden

AKKER, Klaas van den (* Wier 1-3-1864, † Berltsum 22-10-1943), boer, bestuurder en schrijver. Zoon van Jasper van den Akker (1827-1896), gardenier, en Grietje Schat (1831-1905). Klaas van den Akker trouwde (Menameradiel 12-5- 1887) met Grietje Dijkstra (1864-1950), onderwijzeres. Ze kregen 2 dochters.

Klaas van den Akker werd op de lagere school voorbereid op de onderwijzersopleiding, maar ging liever werken op het bedrijf van zijn vader. Van 1891 tot 1914 pachtten hij en zijn vrouw een grote boerderij in Berltsum. Vanaf 1916 woonde hij in dat dorp als rustend landbouwer.

Van den Akker was een echte ‘vergaderboer’. Vanaf 1901 was hij afdelingsbestuurder van de Friese Maatschappij van Landbouw, van 1909 tot 1922 hoofdbestuurslid en vanaf 1930 lid van de commissie die oud gereedschap en tekeningen van oude boerderijen verzamelde voor het Fries Museum. Hij zat ook in waterschapsbesturen en in commissies van toezicht op het onderwijs.

Vanaf 1900 schreef Van den Akker in het weekblad dat in 1922 het Friesch Landbouwblad werd. In 1911 bekende hij aan Waling *Dijkstra dat hij zijn scherpe pen soms moest intomen: zijn ‘boerenkritiek’ kon immers voor sommige deftige lezers ‘ wel eens wat ongemakkelijk weze n’ . In het vernieuwde Landbouwblad kreeg Van den Akker in 1922 een vaste rubriek : ‘ Van de mond der oude Middelzee ’, waarin hij een beeld schetste van de landbouw in Noordwest -Friesland omstreeks 1900. De schilder Ids Wiersma (1878-1965) maakte er pentekeningen bij. In 1934 en 1940 verschenen deze gretig gelezen opstellen in boekvorm. Ze zijn enkele malen herdrukt.

In 1922 werd Van den Akker erelid van de ‘Friese Mij ’ en in 1937 Ridder in de Orde van Oranje- Nassau. Na de Duitse bezetting in 1940 weigerde hij de nazi’s naar de mond te praten. Toen hij in 1943 op 79-jarige leeftijd overleed, mocht daarom geen in memoriam voor hem verschijnen. Bij de herdruk van Van de mond der oude Middelzee in 1948 maakte de Friese Mij dit gemis goed.

De moeder van Klaas van den Akker had Bildtse roots en zijn beelden van ’t Bildt omstreeks 1900 hebben school gemaakt. Zijn zinsnede ‘Het Hoekje regeer t ’t Bildt’ (over de invloedrijke club van liberale herenboeren die in café Het Hoekje vergaderden) is veel aangehaald. Dat juist hier het plan rijpte voor een van de eerste zuivelcoöperaties in Friesland, verbaasde Van den Akker. Iedere Bilkert was volgens hem ‘ zo ’n Amerikaan in ’t klein ’, met d e ‘zelfbewustheid en het zelfvertrouwen ’ van de ‘ pioniers ’ die ’t Bildt in 1505 hadden bedijkt in zijn genen. Je kunt hierbij opmerken dat juist die eerste pioniers overleefden doordat ze samenwerkten. Een komisch hoogtepunt is het verslag van een historische optocht door ’t Bildt, waarin de Bilkerts ‘op zo karakteristieke wijze blijk gaven van hun eensgezindheid, vaderlandsliefde en vrijheidszin’ dat de dag erna heel wat pekelharingen nodig waren om hun benevelde geesten weer helder te maken.

Werk: Van de mond der oude Middelzee (Leeuwarden 1934-1940, 3e druk 1948). Literatuur: Blink; Zondergeld; Kuiken (2014). Afbeelding: Klaas van den Akker (foto P.J. Kinderman). 3. Maister Van Albada moderniseerde het onderwijs en schreef ’n bekfol Bildts

ALBADA, Bruno van (* Maastricht 11-12-1792 , † Workum 27-1-1876), onderwijzer. Zoon van Lieuwe Bruno (1765-1846), legerofficier, later boek- drukker, en Jetske Poort (1767-1813), breister. Bruno van Albada trouwde 1 e (Leeuwarden 18-12-1814) met Baukje de Vries (1790-1824) en 2e (het Bildt 13-2-1825) met IJtje Zijlstra (1802-1879). Bruno en IJtje kregen 9 kinderen.

Met een beurs van een oude familiestichting kon Bruno van Albada na zijn Leeuwarder schooltijd theologie studeren in Groningen. Daar leerde hij het werk van de onderwijsvernieuwer Hendrik Wester kennen. Van Albada (met de klemtoon op de voorlaatste lettergreep: Van Albáda) werd geen predikant maar ging solliciteren als schoolmeester. Hij kreeg in 1816 een tijdelijke aanstelling in Oudebildtzijl. Een commissie onder leiding van ds. Roelf *Schuiling bezorgde hem in 1819 een vaste baan. In hetzelfde jaar liet de vooruitstrevende grietman Johannes *Huber zijn vervallen schooltje vervangen door een modelschool – de eerste van de reeks Bildtse gemeentescholen.

Van Albada trad in 1817 toe tot het plaatselijke leesgezelschap Ledige uren nuttig besteed, waarvan ook ds Schuiling en Roelof *Hommema lid waren. Onder Van Albada’s leiding werden boeken gelezen van de pedagogen Rousseau en Martinet en van de landbouwprofessor Uilkens. Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde hij in 1825 met de schippersdochter IJtje Zijlstra.

Toen Van Albada in 1828 schoolhoofd in Workum kon worden, verliet hij Oudebildtzijl. Zijn opvolger Anske Koopmans (1820-1893) nam ook de leiding van het leesgezelschap over en schreef in 1853 voor het Fries Genootschap een rapport over Oudebildtzijl. Van Albada bleef zijn verdere leven in Workum. Als schoolhoofd werd hij niet altijd gunstig beoordeeld. Hij kon slecht orde houden en was hardhorend. Hij nam in 1860 afscheid en overleed zestien jaar later.

Behalve zijn memoires, die een jaar voor zijn dood verschenen, bracht Van Albada in 1853 een proeve van het Bildts uit zoals hij dat in Oudebildtzijl had genoteerd en met ds. Schuiling had uitgewerkt. De aanleiding was de komische sketch Krelis Regtuut die Waling *Dijkstra in 1852 in druk gaf. Huus an riem struunt maister rônd om ’n bek fol Bildts, liet Van Albada zijn ‘Gelske Bilker’ zeggen. Als de Tzumprijs voor de mooiste prozazin al in 1853 had bestaan, dan had maister die zeker verdiend. In plaats daarvan is in 1964 een straat in Oudebildtzijl naar hem vernoemd.

Werk: Uit de oude en nieuwe doos (Groningen 1875); het Bildtse stukje ook in Avondrood. Literatuur: NNBW ; Avondrood ; Norder; Brijbekken ; Straatnameboek ; Kuiken (2013). Afbeelding: Bruno van Albada (foto in particulier bezit).

4. Anita Andriesen stond pal voor het Bildts en gaf de Friese ruimte structuur

ANDRIESEN, mr. Anita Margaretha (* Leeuwarden 4-6-1957, † Oudebildt- zijl 3-12-2008), bestuurder. Dochter van Piet Andriesen (1928-1990), aardappel- teler, en Foekje Miedema (1928-2015). Anita Andriesen trouwde (het Bildt 5-11- 1976) met Sijtse Keizer , informatie- en communicatietechnicus. Ze kregen 3 zoons.

Anita Andriesen groeide op als oudste van vijf dochters in een streng gereformeerd gezin in Sint Annaparochie. Een broertje was in 1958 overleden. Vader Andriesen verbouwde aardappelen op een proefbedrijf. Na een secretaresseopleiding werd Anita ambtenaar in Den Haag, eerst bij de Raad van State en later bij de landelijke Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. In de avonduren studeerde ze rechten. Ze trouwde in 1976 met Sytse Keizer uit Oudebildtzijl, die in Delft studeerde. In 1983 werd ze juriste bij de voorlopige Waddenadviesraad in Leeuwarden. Haar man vond daar werk bij een ziekenhuis. Het paar verhuisde naar Sint Annaparochie. In 1987 werd Andriesen lid van de Partij van de Arbeid (PvdA) en in 1990 secretaris van de Waddenadviesraad. In hetzelfde jaar overleed haar vader en werd haar oudste zoon geboren.

In 1995, kort na de geboorte van haar jongste, ging Anita Andriesen in de provinciale politiek. Ze kwam als derde op de kandidatenlijst van de PvdA voor de Friese Statenverkiezingen. Bij haar eerste optreden in de Statenzaal zorgde ze voor een taalrelletje. Ze legde de eed af in het Bildts, dus niet in het Nederlands of Fries. De Leeuwarder Courant sprak er schande van. Andriesen werd in 1999 opnieuw Statenlid. Toen haar partijgenoot Sicke Heldoorn in 2002 zijn functie als gedeputeerde verruilde voor een burgemeesterschap, koos de Statenfractie Andriesen als nieuwe gedeputeerde van ruimtelijke ordening, wonen, platteland en duurzame ontwikkeling. Andriesen was voor grootschalige opwekking van windenergie, maar in de provincie bestond daartegen veel weerstand. Toch zette ze als lijsttrekster in 2003 de Friese PvdA op zetelwinst.

In september 2003 werd Andriesen geopereerd aan borstkanker. Kort daarna begon ze aan wat ze haar grootste uitdaging vond: het nieuwe streekplan voor de provincie. In 2006 loodste ze het door de Friese Staten, na wat ze ‘een olifantsdracht’ en ‘een potje Fries worstelen’ noemde . In 2007 was Andriesen opnieuw lijsttrekker voor de Statenverkiezingen. Ze trok ze onder de leus Anita foar Fyslân de hele provincie door in haar eigen rode autootje, dat ze Bildts Roasy had gedoopt. Hoewel de PvdA drie zetels verloor, kon Andriesen in een coalitie doorregeren. In november werd ze getipt als nieuwe Friese commissaris van de koningin, maar ze werd het niet. In oktober 2008 bleek dat de kanker waaraan ze in 2003 was geopereerd, was uitgezaaid. Op 3 december overleed Anita Andriesen thuis in Oudebildtzijl. Op 8 december was de Grote Kerk in Leeuwarden te klein voor haar herdenkingsdienst, die werd afgesloten met het Friese volkslied.

In 2010 stelde de provincie Friesland de Anita Andriesenprijs voor Ruimtelijke Kwaliteit in. In hetzelfde jaar werd bij Zwartehaan een gedenkbank voor haar onthuld. Sinds 2011 geeft de Anita Andriesensluis waterrecreanten toegang tot ’t Bildt. Ook in Appelscha en Earnewâld zijn gedenktekens voor Andriesen geplaatst. De Friese PvdA herdenkt haar jaarlijks met een lezing.

Werk: lijst in DVN . Literatuur: Kuiken (2014); DVN . Afbeelding: verkiezingsposter van Anita Andriesen (foto Omrop Fryslân). 5. Tjalling Andringa was in 1578 de hoogst aangeslagen inwoner van ’t Bildt

ANDRINGA, Tjalling (woonde Sint Jacobiparochie 1573-1578, † vóór of in 1580), edelman en koopman. Zoon van Poppe Andringa, edelman, en Tjitske N.N. Tjalling Andringa was getrouwd met Vincentia IJsbrands (testeerde 1612). Ze kregen 2 zoons.

Tjalling Andringa komt niet voor op de oudste Bildtse pachtrekeningen (deze lopen van 1527 tot 1574) of de boerderijenkaart van Jan Jans uit 1570, maar hij kreeg in 1578 in Sint Jacobiparochie de hoogste Bildtse aanslag in de weeldebelasting: f 12. Dat betekent dat hij niet alleen vermogend was, maar ook als edelman werd beschouwd. Alleen edelen werden voor dit bedrag aangeslagen.

Tjallings grootvader Tjeerd was in 1522 grietman van Utingeradeel, zijn vader Poppe werd in 1553 burger van Franeker. Zijn vro uw Vincentia (‘Cent’) was een dochter van de Franeker notabele IJsbrand Sems, die in 1547 bijna 100 hectare Bildtland bij Sint Jacobiparochie pachtte, en een kleindochter van de voorname Bildtpachtster *Kunnemoer. De vader van Cent is in 1551 in Sint Jacobiparochie bijgezet in het graf waar ook haar grootvader *Sem IJsbrands († 1541) rust.

De schoonmoeder van Tjalling Andringa was na de dood van IJsbrand hertrouwd met Jakob Sixma uit Franeker. Hij had een groot huis bij Sint Jacobiparochie en kreeg in 1578 een aanslag van f 6. Andringa en Sixma werden zakenpartners. In 1573 handelden ze behalve in rogge en tarwe ook in laken, een duur wollen weefsel dat waarschijnlijk uit Holland was ingevoerd. Een tante van Cent IJsbrands woonde met haar man, een rijke koopman, aan de Warmoesstraat in Amsterdam. Dat was in die tijd een deftige straat en een centrum van handel en scheepvaart.

Na het overlijden van Tjalling Andringa werd Jakob Sixma in 1580 voogd over zijn zoons Poppe (hij ging in 1585 in Leiden rechten studeren) en IJsbrand. Hun moeder Cent woonde in 1584 als weduwe van de edelman Oene van Grovestins in Sneek, waar ze gereformeerde geloofsbelijdenis deed. Cents derde man Sem van der Does was evenals haar vader IJsbrand schout van Vlieland. Uit dit huwelijk stamt de familie Van der Does, die in 1815 in de Nederlandse adel is verheven.

De familie Van Andringa de *Kempenaer, die in 1816 is geadeld en in 1834 een Bildtse grietman leverde, stamt niet af van Tjalling Andringa maar van een zekere Tinco Andringa uit Oldeboorn. De van huis uit gereformeerde Bildtse boerenfamilie Andringa stamt af van een Jan Oepkes die in 1738 een boerderij ten zuiden van Sint Jacobiparochie pachtte. Deze werd in 1728 gepacht door Johannes Andringa uit Wier. Zijn familie is in 1741 uitgestorven. De genealoog Ype Brouwers (1983) denkt dat de Bildtse Andringa’s zijn naam hebben overgenomen. Dat lijkt ons logisch.

Literatuur: Boarnen ; Brouwers; Kuiken (2013). Afbeelding: wapen Andringa (tekening P. Bultsma).

6. Chirurgijn Arjen Bakker las in het geheim revolutionaire boeken

BAKKER, Arjen (* Oudebildtzijl 3-1-1762, † Vrouwenparochie 18 -5-1809), chirurgijn. Zoon van Kornelis Arjens Bakker, zeekapitein, en Jetske Jakobs. Arjen Bakker trouwde (Vrouwenparochie 29-3-1795) met Janke Dokter (1770-1837). Ze kregen 4 kinderen.

De ouders van ‘Arjen C. Bakker’, zoals hij in zijn overlijdensakte uit 1809 heet, trouwden in 1758 in Vrouwenparochie. Vader Kornelis Arjens Bakker, ‘schipper bij de zeevarenden’, deed daar in 1778 belijdenis en vertrok in 1781 naar Nieuwendam aan het IJ, vermoedelijk voor zijn beroep. Op 30-4-1795, een maand na zijn huwelijk, deed chirurgijn Arjen Kornelis Bakker zelf belijdenis.

Vanaf de jaren 1780 waren vader en zoon Bakker betrokken bij een beweging tegen de gevestigde politieke orde. Zoals alle andere (Noord-)Nederlandse provincies werd Friesland geregeerd door een circuit van rijke baantjesjagers onder leiding van een stadhouder (in die tijd prins Willem V).

De ‘patriotten’ die hieraan een einde wilden maken, richtten gewapende ‘vrijkorpsen’ op. Kornelis Arjens en Arjen Kornelis Bakker waren in 1786 lid van zo’n korps in Vrouwenparochie. Enkele van deze korpsen riepen in 1787 in Franeker een revolutionaire regering uit. Dat leidde er uiteindelijk toe dat alle korpsen werden verboden, al bleven sommige leden ondergronds actief.

De naam van Arjen Kornelis Bakker staat op een naamlijst uit 1792 van zo’n clubje patriotten in Oudebildtzijl. Samen met de onderwijzer Augustinus Stellingwerf en de boeren Jakob Franses, Siebren Sipkes, Kornelis *Krap en Gosse de Jong las Bakker toen het revolutionaire boek Over de rechten van den mensch van de Amerikaanse politicus Tom Paine (1739-1809). Het zestal geldt nu als de oudste met name bekende groep leden van het leesgezelschap ‘Ledige uren nuttig besteed’, dat in 2012 zijn 220-jarig bestaan vierde. Na de patriotse revolutie van 1795 konden de mannen weer uit de kast komen. Franses en Krap namen zitting in het voorlopige gemeentebestuur. In de negentiende eeuw werd ‘Ledige uren’ steeds minder radicaal en meer een gezelligheidsvereniging.

In de persoon van Bakker is deze oudste Bildtse vereniging in 1967 vereeuwigd. Van de nieuwe straten in Oudebildtzijl die toen werden vernoemd, kreeg één de naam ‘A.C. Bakkerstraat’. Het boek waarin het lijstje met zijn naam en die van zijn clubgenoten stonden, is verloren gegaan. De historica Maart Norder beschreef in 1991 de inwendige geschiedenis van het leesgezelschap.

Literatuur: Norder; Homines novi ; Straatnameboek ; Kuiken (2013); Verlichting . Afbeelding: Eerste Nederlandse druk van Paine’s boek (foto Athena eumbibliotheek, Deventer).

7. Coen en Aaltje Balt-Faber redden de joodse onderduiker Ies Lipschits

BALT, Coenraad (* Sint Jacobiparochie 20-7-1878, † Leeuwarden 29-10-1974), gardenier en verzetsman. Zoon van Cornelis Balt (1867-1935), werkman, en Antje Kuperus (1871-1951), dienstmeid. Coen Balt trouwde (het Bildt 25-5-1922) met Aaltje Faber (1900-1983). Ze kregen 4 zoons.

Coen Balt stamde uit een doopsgezinde familie die in de achttiende eeuw vanuit Duitsland naar Friesland vluchtte. Coen groeide met twee jongere zusjes op aan de Oosthoek van de Oude Bildtdijk, waar hij na zijn huwelijk in 1922 een klein landbouwbedrijf begon. In 1928 woonde hij hier als gardenier – volgens de nieuwe straatnaamgeving van 1963 aan de Oude Bildtdijk 784.

Tijdens de Duitse bezetting stemden Coen en Aaltje Balt-Faber, die toen al vier schoolgaande zoons hadden, erin toe om een joodse onderduiker in huis te nemen. In januari kwam de twaalfjarige ‘Cor de Boer’ uit Rotterdam bij hen aan. De eerste avond vroeg hij zijn gastheer beleefd: ‘Meneer Balt, ik ben niet gewend vroeg op te staan, kunt u mij wekken als ik op het land moet werken?’ Balt keek op van zijn krant en zei: ‘Ik ben jouw oom Coen en morgen ga je gewoon naar school’. Dat was de in 1972 opgeheven o penbare lagere school aan de Oosthoek.

‘Cor’ paste zich vlot aan. Hij hielp zijn ‘neven’ Cees, Jippe, Jan en Thijs op zolder bij het koolzaadpersen en werd verliefd op een meisje in Sint Jacobiparochie. Op sommige avonden kwam een joodse onderduiker uit het huis van de naburige familie Beimer op bezoek. Coen Balt debatteerde tot diep in de nacht met hem over politiek en zijn zoons en ‘neefje’ genoten van zijn Mussolini-imitaties. Jan en Thijs Balt zouden later zelf naam maken met hun Bildtstalige cabaret.

In april 1945, toen ’t Bildt was bevrijd, maakte ‘Cor’ zijn echte naam bekend. Als Ies Lipschits (1930-2008) werd hij een bekend historicus en in 1973 hoogleraar geschiedenis in Groningen. Hij en een in ondergedoken broer waren in 1945 de enige overlevenden van hun gezin. Zijn gastheren hebben hun oorlogsbelevenissen ook na 1945 stil gehouden. Ze komen niet voor in het oorlogsgedenkboek Net ferjitte… Niet fergete (1995) en zijn nooit voor hun hulp onderscheiden.

Pas in 2002 onthulde Lipschits in De Volkskrant hoe het bescheiden gezin Balt zijn leven had gered. Coen en Aaltje Balt-Faber leefden toen al niet meer. Coen Balt overleed in 1974 na een ernstige ziekte in het Leeuwarder Diaconessenhuis, zijn weduwe in 1983 in rusthuis De Vlaswiek. Beiden zijn begraven vanuit de doopsgezinde kerk in Sint Annaparochie.

Literatuur: Volkskrant (16-3-2002); Kuiken (2014). Afbeelding: Ies Lipschits (rechts) en zijn gezin omstreeks 1940 (foto joodsmonument.nl).

8. Afke Brouwer-de Beer dichtte het Bildt s folksliet

BEER, Aafke de (* Tzummarum 31-10-1896, † Sint Annaparochie 25-11-1979), alias A. Brouwer-de Beer , onderwijzeres en schrijfster. Dochter van Jan de Beer (1869-1944), gardenier, en Jeltje Dijkstra (1870-1953). Afke de Beer trouwde (het Bildt 19-5-1925) met Wiebe Brouwer (1898-1975), gemeentesecretaris. Ze kregen 3 kinderen.

Afke de Beer groeide op als derde van zes kinderen in een Friestalig gezin bij Koehool. Ze mocht naar de kweekschool in Apeldoorn en trad in 1913 met het schoolkoor op voor de nationale tentoonstelling ‘De Vrouw’ in Amsterdam. Afke werd onderwijzeres in Schingen en haalde haar hoofdakte in 1918. Daarna werkte ze op verschillende Bildtse scholen en verloofde ze zich met de Bildtse gemeenteambtenaar Wiebe Brouwer. Twee weken nadat Brouwer was bevorderd tot gemeentesecretaris, trouwden ze. In 1926 kregen ze een dochter en in 1930 twee zoons.

De moeder van Afke Brouwer-de Beer was een dochter van Waling *Dijkstra, één van de voortrekkers van de Friese taalbeweging. Afke had zelf contact met de Jong-Fryske Mienskip , een beweging die de Friese letteren wilde verheffen van domineeslectuur naar ‘echte’ literatuur. Na de Tweede Wer eldoorlog debuteerde ze met haar Friese gedicht ‘Underdûke’ in het blad De Tsjerne .

Brouwer-de Beer en haar gezin waren inderdaad ondergedoken na de roof van het Bildtse bevolkingsregister. Haar man, burgemeester *Kuperus en andere bestuurders werden daarvoor verantwoordelijk gehouden. Brouwer-de Beer ging naar , waar haar mans familie woonde. Haar kinderen vonden elders onderdak. Na de Bevrijding werd ze lerares algemene vorming aan de landbouwhuishoudschool en de school voor vglo in Sint Annaparochie.

Met Hotze *Buwalda en Thijs *Polstra schreef Afke Brouwer-de Beer in 1955 een geheel Bildtstalige revue voor de 450 e verjaardag van de bedijking van ’t Bildt (1505). Ze droeg onder meer een sketch bij over Hoite *Peizel en een ‘meezinger’ die sin dsdien als Bildts folksliet geldt:

Der wer’t eeuwen leen de wyn deur ’t touwerk song, / de Burdine ’t ouwe lând indrong, Der’t de baren gongen fan de Middelsee, / lê nou fruchbtre akkers, graast ’t bonte fee.

Na haar pensionering in 1961 begon Afke Brouwer-de Beer een tweede loopbaan als Fries schrijfster en voordrachtskunstenares – in het voetspoor van haar befaamde grootvader. Op haar 76 e trad ze nog regelmatig op in ziekenhuizen. Op de 150 e geboortedag van Waling Dijkstra kwam haar autobiografische verhalenbundel Ljocht en skaed op ’t skoallepaed uit, in 1980 gevolgd door De stjelp op Koehoal . Tussendoor schreef ze Friese kinderboekjes. In De stjelp beschrijft ze haar soms armoedige jeugd aan de zeedijk, in Ljocht en skaed haar schoolbelevenissen op ’t Bildt. In 1979 overleed Brouwer-de Beer, 83 jaar oud. Ze is bij haar man begraven in Sint Annaparochie.

Werk: lijst op katalogus.tresoar.nl (156 treffers). Literatuur: F&F (29-9-1973); BP (30-11-1979); Net ferjitte ; Kuiken (2014). Afbeelding: Afke Brouwer-de Beer (foto Tresoar). 9. Bakkersknecht Jan Bekius maakte het eerste christelijke Bildtse nieuwsblad

BEKIUS, Jan (* Sint Annaparochie 26-11-1844, † Sint Annaparochie 16-8- 1921), bakkersknecht, boekhandelaar en uitgever. Zoon van Jouke Bekius (1821-1858), boer, en Akke Pars (1820-1895). Jan Bekius bleef ongehuwd.

Jan Bekius was de tweede van tien kinderen, waarvan drie jong zijn overleden. Hij werd knecht bij bakker Rienk van der Ley in Sint Annaparochie, die tevens hervormd ouderling was en in 1854 een jongelingsvereniging oprichtte om zendelingen op te leiden. Jan Bekius werd weldra bestuurslid. Omdat in de kerk van Sint Annaparochie ‘modern’ (vrijzinnig) werd gepreekt, h ield hun rechtzinnig geïnspireerde vereniging eigen diensten in ‘Rehoboth’ aan de Warmoesstraat.

Nadat de vrijzinnige ouderling Jan *Kuiken in 1867 een boekhandel voor moderne en andere literatuur was begonnen, begonnen Bekius en Van der Ley in 1873 een eigen winkel in allerlei boeken, ‘uitgezonderd moderne’. In 1875 kaapte Van der Ley de kerk in Sint Annaparochie. Vanaf de kansel hield hij een orthodoxe preek, tegen de zin van de overwegend vrijzinnige kerkvoogden. Kuiken sprak er in zijn sinds 1869 verschenen Bildtsche Courant schande van. In januari 1876 gaf bakkersknecht/boekhandelaar Bekius zijn eerste Nieuwe Bildtsche Courant uit. Die liet tegenover de krant van Kuiken een orthodox-christelijk geluid horen en trok meer abonnees dan de liberale ‘ ouwe Bildtsche ’. In 1882 waren het 1000 (Kuikens krant had 800).

De campagne van Bekius en Van der Ley tegen de Bildtse ‘modernen’ was een voortzetting van hun in 1854 begonnen zendingswerk, nu niet in verre landen maar in hun eigen gemeente. Als volgende stap weigerden de door Bekius’ krant in beweging gebrachte orthodoxen mee te betalen aan het salaris van de vrijzinnige predikant. In 1885 traden de vrijzinnige kerkvoogden af. Jan Bekius, Jouke Schat en Lieuwke Krol werden gekozen en Bekius werd president-kerkvoogd.

Inmiddels hadden de orthodoxen zich politiek georganiseerd. Johannes Pars, een volle neef van Jan Bekius, zat sinds 1855 voor de Antirevolutionaire Partij (ARP) in de Bildtse gemeenteraad. De Amsterdamse predikant Abraham Kuyper, de landelijke leider van de ARP, maakte zich in 1886 los van de Nederlands hervormde kerk en begon zijn eigen Nederlands gereformeerde kerk. In april 1887 kreeg ook Sint Annaparochie een Nederlands gereformeerde gemeente, met onder meer Bekius en Schat als ouderlingen en Krol als diaken. Ze bleven kerken in Rehoboth.

Jan Bekius, die evenals zijn in 1884 overleden werkgever ongehuwd bleef, kon op de lange duur niet van zijn boekhandel en krant leven. Bij zijn overlijden in 1921 was hij weer broodventer. Zijn Nieuwe Bildtsche Courant fuseerde al snel met de geestverwante Dockumer Courant . Beide gingen later op in het gereformeerde nieuwsblad Het Noorden , d at tot 1894 is verschenen. Dat Bekius’ naam nog jarenlang in de kopregel van de Nieuwe Bildtsche en Dockumer Courant prijkte als uitgever, heeft zeker bijgedragen aan zijn aanzien als een van de Bildtse oprichters van de gereformeerde ‘zuil’.

Literatuur: Sannes; Kuiken (2014). Afbeelding: De krant van Bekius van 1-2-1878 (foto Museum Dokkum). 10. Burgemeester Edo Bergsma onderzocht het Bildtse armoedevraagstuk

BERGSMA, Edo Johannes (* Makkinga 6-6-1862 , † Arnhem 1 -11-1948), bestuurder. Zoon van mr. Petrus Adrianus Bergsma (1830-1915), gemeente- secretaris, en Doetje Offerhaus (1832-1918). Edo Bergsma trouwde (Nijmegen 12-9-1893) met Cornelia Johanna van de Moer (1865-1952). Ze kregen 1 dochter.

Edo Bergsma was de middelste van drie kinderen uit een deftig juristengezin. Zijn familie leverde al eeuwenlang dominees en bestuurders. Hun stamvader Pieter Arjens kwam uit Vrouwenparochie. Edo Bergsma begon zijn loopbaan van onderaf: als stagiair bij zijn vader, die sinds 1870 gemeentesecretaris van Leeuwarden was. Zo werd hij in 1886 zelf secretaris van Idaarderadeel en in 1892 burgemeester van het Bildt. In 1893 trouwde hij met de artsendochter Corrie van de Moer, die eveneens Friese wortels had. Hun dochter Anna werd in 1894 geboren in Sint Annaparochie.

Bergsma werd burgemeester toen een golf van onrust over ’t Bildt spoelde. Veel later vertelde hij aan De Telegraaf dat hij doodsangsten had uitgestaan: ‘Ik was er juist in een tijd gekomen van grote werkloosheid, armoede en ontevredenheid en opstand. De mensen hadden honger en waren verbitterd; er was opstand tegen grote boeren; telkens stonden boerderijen in brand’. Voor de veiligheid van zijn gezin solliciteerde Bergsma in 1896 met succes naar het burgemeesterschap van Enschede. Hij zat bovendien van 1913 tot 1922 in de Eerste Kamer voor de Liberale Unie, een gematigd vooruitstrevende partij die onder meer in 1901 de Woningwet tot stand had gebracht.

Burgemeester Bergsma was zelf geen socialist, maar hij vermoedde dat de onrust en de armoede op ’t Bildt te maken hadden met de scheve bezitsverhoudingen in de gemeente. Die was sinds 1854 verantwoordelijk voor de armenzorg, maar grondeigenaars die geen ingezetene waren, hoefden niet mee te betalen. Bergsma hield daarom een enquête onder 17 Friese collega-burgemeesters en 23 in Overijssel. Bij zijn afscheid van het Bildt in 1896 presenteerde hij zijn rapport. In Overijssel waren weinig ‘buiteneigenaars’ en de armenzorg was goed geregeld. Op de Friese klei, vooral op ’t Bildt, woonden de meeste eigenaars buiten de gemeente. Daardoor was er bijna geen geld voor zorg.

In zijn Enschedese jaren zorgde burgemeester Bergsma vooral voor modernisering en sociale woningbouw. Voor de textielindustrie kwam er een speciale hogeschool (nu Universiteit Twente). Een enkele keer liet hij zich nog in Friesland zien. Al in zijn Bildtse tijd was hij voorzitter van de fietsersbond ANWB. In 1935 kwam hij met het hele bestuur op bezoek in Sint Annaparochie. Hij was toen al drie jaar met pensioen. In 1932 was Bergsma ereburger van Enschede geworden. Om zijn opvolger ‘niet voor de voeten te lopen’, verhuisd e hij in dat jaar naar in Arnhem. Daar overleed hij in 1948 op 86-jarige leeftijd. Edo Bergsma is begraven op de Oosterbegraafplaats in Enschede.

Werk: De uitvoering der armenwet in Friesland (Leeuwarden 1896). Bronnen: NNBW; NP (1993); Uytland ; Kuiken (2013). Afbeelding: ANWB-pionier Edo Bergsma poseert naast zijn fiets (foto ANWB).

11. Mr. Tomas Beuckelaer organiseerde in 1505 de bedijking van ’t Bildt

BEUCKELAER, mr. Tomas († 1516), bestuurder. Zoon van Siemen Beuckelaer. Tomas Beuckelaer trouwde 1 e met N.N. en 2 e met Margriet van Wijngaarden . Uit het 1 e huwelijk zijn 2 dochters bekend.

Tomas Beuckelaer kwam niet uit een bekende oude familie, maar trouwde de dochter van een invloedrijke adellijke Zuid-Hollandse regent: Floris Oom van Wijngaarden uit Dordrecht. Zijn dochter Ottelie of Juliana trouwde met de Delftse schout Dirk Sonck. Beuckelaer (zijn naam werd ook gespeld als Bokelaer) was een echte carrièreambtenaar: baljuw en dijkgraaf van Strijen, rentmeester-generaal van Holland, en tot zijn dood in 1516 raadsheer in het Hof van Holland.

De schoonfamilie van Beuckelaer investeerde haar kapitaal onder meer in landaanwinning. Op de Zuid-Hollandse eilanden was in de Middeleeuwen veel land aan de zee verloren gegaan. De Van Wijngaardens en hun zwager Adriaan Kornelis van Kleiburg legden in 1505 tien kilometer dijk aan op Overflakkee. Ze mochten de zo ontstane polder zelf tien jaar lang verpachten. Omstreeks dezelfde tijd bracht Beuckelaer namens zijn schoonfamilie een offerte uit voor de bedijking van ’t Bildt, dat toen nog een kwelder was. Hij kon bewijzen dat de Wijngaardens snel konden werken. Hun personeelsbeleid was op militaire leest geschoeid. Ze huurden via koppelbazen (‘homans’) ploegen van honderd dijkwerkers in, meestal werkloze boerenknechts. Zo’n ‘homanschap’ kon onder goede leiding binnen een jaar een kilometer afsluitdijk aanleggen.

Op 22-2-1505 kregen Beuckelaer en drie broers Van Wijngaarden, waaronder zijn schoonvader, van de Friese overheid ‘octrooi’ om binnen een jaar veertien kilometer Bildtdijk aan te leggen. Van Kleiburg maakte het bestek, zoals hij ook op Overflakkee had gedaan. Met het octrooi op zak trok Beuckelaer andere aandeelhouders aan, onder wie zijn schoonzoon Dirk Sonck. Toen de nieuwe polder eind 1505 werd opgemeten, waren er al dertien groepjes (‘consortia’) van aandeelhouders. Waarschijnlijk heeft elk consortium een homanschap ingehuurd om een kilometer dijk aan te leggen. De vier hoofdaannemers brachten samen 600 man op de been. Eind 1505 werkten al 1500 man aan de Bildtdijk. De consorten mochten hun ‘kavels’ zelf verpachten. De drie Wijngaardens hadden ieder een kavel op hun naam staan. Beuckelaer had er drie.

In 1506 organiseerde Beuckelaer het beheer van de polder. Samen met een medeconsort liet hij acht kilometer sloten graven. Met de aanleg van een sluis en een dwarsvaart was de klus klaar. In 1509 werd de dijk ‘gemeengemaakt’: het beheer kwam in handen van één dijkgraaf. Dat werd Beuckelaer zelf. Hij bleef tevens optreden als rentmeester en als plaatselijk rechter (‘grietman’).

Tomas Beuckelaer overleed in 1516. Voor zijn nagedachtenis en zielenheil had hij in 1487 in de Grote Kerk te Dordrecht een eigen grafkapel gesticht. Maar ook in ‘zijn’ polder ’t Bildt leeft hij voort: in de naam van de Beuckelaerstraat en het zorgcentrum ‘Beuckelaer’ in Sint Annaparochie. In Sint Jacobiparochie is een straat vernoemd naar zijn schoonfamilie, de Van Wijngaardens.

Literatuur: NNBW ; JCBG (2003); Straatnameboek ; Kuiken (2013). Afbeelding: zorgcentrum ‘Beuckelaer’ , Sint Annaparochie (foto Bouwgroep Dijkstra Draisma).

12. ‘Kleine Izak’ , kaatslegende uit Vrouwenparochie

BIJLSMA, Yzaäk (* Vrouwenparochie 6-4-1831, † Vrouwenparochie 3-3-1876), alias kleine Izak , schoenmaker en (waarschijnlijk) kaatser. Zoon van Taeke Bijlsma (1786- 1865), schoenmaker, en Trijntje van Keimpema (1790-1848). Izak Bijlsma trouwde (het Bildt 22-2-1855) met Tjitske Nieuwsma (1832-1914). Ze kregen 2 dochters.

Vanaf de jaren 1760 hebben de caféhouders in Vrouwenparochie in de week na de kermis ( Froumet ) kaatspartijen georganiseerd. Een van hen, Harmen Keimpes (na 1811: van Keimpema), liet in 1796 een ‘extra fraaie zilveren bal’ verkaatsen. Volgens de overlevering was d eze Ouwe Gryp (de ‘oude riek’, omdat op de bal een man met een mestvork is afgebeeld) in 1794 in gewonnen door een kaatspartuur uit Vrouwenparochie en sindsdien in dit dorp gebleven.

Waling *Dijkstra maakte in 1863 van dit verhaal een gedicht dat hij op zijn wintertournees voordroeg en Heert de *Jong vermeldde in 1877 de Ouwe Gryp in zijn Bildtse reisgids. In hetzelfde jaar was de zilveren bal te zien op de Historische Tentoonstelling in Leeuwarden.

Noch Dijkstra, noch De Jong noemt echter dat deze wisselprijs twintigmaal zou zijn gewonnen door klaine Izak Bijlsma, naar wie in 1894 in Vrouwenparochie een kaatsvereniging is vernoemd. Deze schoenmaker Izak Bijlsma was de zoon van een schoenmaker en een kleinzoon van de in 1823 overleden Van Keimpema. Hij heeft deze laatste niet zelf gekend. Toen Bijlsma in 1876 stierf, liet hij een vrouw, twee dochters en wat onroerend goed na. Meer weten we niet van hem.

De naam van Izak Bijlsma leeft voort in de kaatsclub die de Ouwe Gryp nu bewaart. In 1988 is bovendien in Vrouwenparochie een straat naar Izak vernoemd. In Sint Jacobiparochie is in 1970 een straat vernoemd naar een succesvolle kaatser van wie de loopbaan wel gedocumenteerd is. Deze Dooitze de Bildt, alias ‘Dooi ’ (1904-1968), won in de jaren 1930 driemaal met zijn partuur de Bondspartij in het kaatsmekka Franeker.

Tussen 1995 en 2005 las Leendert Ferwerda de negentiende-eeuwse jaargangen van de Bildtsche Courant (BC ) na. Hij vond de precieze oprichtingsdatum van ‘Klaine Izak ’ (22-9-1894), maar geen bericht dat de naamgever van de club ooit de Ouwe Gryp of een andere kaatsprijs had gewonnen.

In 2008 publiceerde de archivist Theo Kuipers het definitieve onderzoek naar de Ouwe Gryp . Ook hij kon Bijlsma niet met de prijs in verband brengen. De kaatslegende van ‘Kl eine Izak’ lijkt al met al ontstaan bij de oprichting van de kaatsclub die een historische ‘schutspatroon’ zocht.

Deze geschiedenis zegt ook iets over de nieuwsvoorziening in de negentiende eeuw. Landelijke en provinciale kranten, maar ook de BC, schreven vooral over zaken die de elite interesseerden. Dat kon sport zijn, maar alleen elitaire vormen zoals de opkomende fietssport. Kaatswedstrijden en ander kermisvermaak haalden pas na de dood van Izak Bijlsma met enige regelmaat de krant.

Literatuur: Gids ; AH (8-8-1877); Woun ; Sannes; Straatnameboek ; Uytland ; Kuipers. Afbeelding: De Ouwe Gryp in de Nieuwe Friesche Volksalmanak van 1863 (www.wumkes.nl).

13. Jan van der Bildt bouwde de beste sterrenkijkers van Nederland

BILDT, Jan van der (*Vrouwenparochie 17-9-1709, † Franeker 27-4-1791), alias Jan Kunst , instrumentmaker. Zoon van Pieter Jans Trui (belijdenis/doop Vrouwenparochie 4-11-1698), timmerman, en Maartje Jans (Krol?). Jan Pieters trouwde (Vrouwenparochie 26-12-1733) met Jetske Lubberts uit Sint Annaparochie. Ze kregen 3 kinderen.

Volgens de overlevering is Jan van der Bildt opgevoed door een boze stiefmoeder en heeft hij eerst als wagenmaker gewerkt in Vrouwenparochie, maar in de archieven is dat niet te vinden. Zeker is dat hij in Vrouwenparochie is geboren en getrouwd en op 21-6-1734 als ‘Jan Pyttersz, uurwerkmaker’ burger van Franeker werd. Daar liet hij zijn kinderen dopen: Renske (2 jaar oud) en Johannes in 1736 en Lubbertus in 1738. In 1744 woonde hij vlak buiten de stad en in 1749 kreeg hij als ‘Jan van der Bildt, mr. horlogemaker’ een forse belastingaanslag van 40 gulden.

Een voorname klant van de bloeiende werkplaats van Van der Bildt was de Franeker hogeschool, die voor het onderwijs en het onderzoek in de sterrenkunde steeds betere instrumenten nodig had. Van docent Willem Loré (1679-1744) leerde Van der Bildt spiegels voor sterrenkijkers slijpen. De spiegeltelescopen die hij bouwde, waren zo goed dat hij er tot ver buiten Friesland bestellingen voor kreeg. Ze waren mechanisch perfect en de spiegels loepzuiver. Van der Bildt vond ook een manier om de spiegels donkerder te maken, zodat ze meer licht weerkaatsten.

Vanaf 1744 assisteerde Van der Bildt de Franeker hoogleraar Samuel König bij gastcolleges aan het stadhouderlijk hof. In 1748 kreeg hij zijn eerste vaste betrekking bij de hogeschool: het onderhoud van de klok van de Academiekerk. In 1754 werd hij voor een jaarsalaris van f 150 onderwijsassistent (‘amanuensis’) en conservator van de instrumentencollectie van de hogeschool. Zijn zoons Johannes (‘J. van der Bildt Jzn’) en L ubbertus kwamen bij hem in de leer en begonnen daarna hun eigen werkplaats. Lubbertus stond in 1767 in Franeker te boek als microscoopmaker. Zelf signeerde Jan zijn instrumenten in die tijd als ‘Jan van der Bildt de Oude ’. Zijn leerling en kleinzoon Bauke Eisma van der Bildt (1733-1851) bleef tot 1787 bij zijn grootvader in de zaak.

In zijn sterfjaar 1791 is Jan van der Bildt geportretteerd door de Franeker schilder J.J. de Boer. De Franeker Jacobus Scheltema schreef in 1823 een geromantiseerde levensschet s van hem. ‘Jan Kunst’ inspireerde zijn plaatsgenoot Waling *Dijkstra in 1858 tot een komische voordracht over ‘Kees Knúseler’ (‘knutselaar’) met zijn draaibank en zijn la vol boeken over natuurkunde en de sterren. In 1963 werd de J.P. van der Bildtstraat in Vrouwenparochie naar hem vernoemd.

Werk: telescopen in Franeker (Museum Martena en Planetarium), Leiden (Museum Boerhaave). Literatuur: NNBW ; Rooseboom; VF (2013); Kuiken (2014). Afbeelding: Jan van der Bildt in 1791 (foto Museum Martena, Franeker). 14. Schilder Johannes Blanksma kwam op zijn sloffen in het Rijksmuseum

BLANKSMA, Johannes (* Sint Annaparochie 11-10-1897, † Sint Annaparochie 22-1- 1988), melkventer en kunstschilder. Zoon van Arjen Blanksma (1874-1926), werkman, en Tietje Pot (1874-1918). Johannes Blanksma trouwde (het Bildt 28-5-1935) met Jakobine Birgitte Jensen (1911-1983), verloskundige. Ze kregen 3 kinderen.

Johannes Blanksma was de tweede van drie kinderen van een melkventer uit en een timmermansdochter uit Sint Annaparochie. Bij een timmerbaas in Sint Annaparochie leerde hij bouwkundig tekenen. In zijn militaire diensttijd trok hij op met de kunstschilder Gerrit Benner (1897-1981). Niet lang daarna nam hij de melkwijk van zijn vader over. Achter zijn huis aan de Warmoesstraat kreeg hij in 1933 een atelier. Met de onderwijzer Andries Swerms (1890-1959) reisde hij door heel Nederland tot hij in 1935 trouwde met de vroedvrouw Bien Jensen.

Blanksma en zijn vrouw waren tweeverdieners, maar Blanksma maakte ook zijn schildertalent te gelde. Hij zou al in 1920 voor f 30 een kopie van een schilderij van Vermeer hebben verkocht. Veel van zijn werk, zoals het hier afgebeelde zelfportret, is ongedateerd. Behalve zijn zeer gewilde kopieën, waarvan hij tientallen verkocht, schilderde hij dorpsgezichten en landschappen dicht bij huis: Bildtse boerderijen en andere bedrijven, en verder duinlandschappen op Ameland, familie- en zelfportretten en een handvol portretten van dorpsgenoten.

In 1983 werd Blanksma weduwnaar. Voor de boekdrukker Adolf Hoekstra maakte hij in de jaren daarna nog een grote kopie van Rembrandts ‘Nachtwacht’. Toen Blanksma klaagde dat hij de kleuren niet goed kreeg, reed Hoekstra hem naar het Rijksmuseum in Amsterdam. Pal vóór de poort stapte Blanksma uit – op zijn pantoffels. Hoekstra blufte hem naar binnen en Blanksma mocht zijn kleurstalen bij het origineel houden. De ‘Nachtwacht’ voor Hoekstra was zijn laatste grote werk. In 1988 overleed hij, 90 jaar oud. Johannes Blanksma is gecremeerd in .

Johan nes Blanksma was ‘bezeten van penseel en palet’, schreef de Leeuwarder Courant in 1960. Zijn kameraad Benner werd landelijk beroemd als ‘autodidact’, maar Blanksma was vooral in Friesland bekend. Bij zijn leven waren zijn zorgvuldige kopieën naar oude meesters in trek. Zijn vrije werk kreeg aandacht na de schenking van een schilderij aan het Bildts Dokumentasysintrum in 2013. Dit leidde tot een inventarisatie van al zijn werk, in 2015 uitgegeven in een monumentaal boek.

In het gedenkboek haalt ook de vroegere huisarts Klein herinneringen aan Blanksma op. Toen in 1937 foto’s verschenen van de pas ontdekte ‘Emmaüsgangers’ van Vermeer, zou Blanksma tegen hem hebben gemopperd: ‘Geen Vermeer, lijkt er niet op’. Na de ontmaskering van de ‘Vermeer’ in 1945 als een vervalsing door Han van Meegeren, erkende dokter Klein Blanksma’s gelijk. Klein vestigde zich echter pas in 1953 op ’t Bildt, en deze herinnering is dus niet helemaal accuraat.

Werk: overzicht in Blanksma . Literatuur: Sannes; LC (19-11-1960); Blanksma . Afbeelding: Johannes Blanksma, ongedateerd zelfportret (foto BDS). 15. Gideon Boekenoogen maakte als pastor Boek de Bildtse geschiedenis populair

BOEKENOOGEN, ds. Gideon (* Woerden 12-7-1858, † Leeuwarden 31-10-1937), alias pastor Boek , predikant. Zoon van Isaak Hermanus Boekenoogen (1831-1910), winkelier, en Gerritje Romijn (1836-1866). Gideon Boekenoogen trouwde (Voorburg 25-3-1896) met Anna Charlotte Carolina van Lingen (1857-1941). Ze kregen geen kinderen.

Gideon Boekenoogen groeide op als oudste van zes kinderen. Na de dood van zijn moeder hertrouwde zijn vader in 1869 met Geertje van Selms (1836-1890), bij wie hij nog vier kinderen kreeg. Gideon en zijn twaalf jaar jongere halfbroer Adrianus studeerden beiden theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Gideon werd in 1892 kandidaat en in 1896 gereformeerd predikant in Rozenburg. In hetzelfde jaar trouwde hij met de domineesdochter Anna van Lingen.

In 1898 werd hij gereformeerd predikant in Sint Annaparochie, in de zogeheten ‘B -kerk’. ‘Pastor Boek’, zoals hij zich graag noemde, was een flamboyante predikant met e en vlotte pen. Hij was onder meer Bildts correspondent van het gereformeerde Friesch Dagblad (FD ), dat in 1903 de plaats had ingenomen van de krant die door Jan *Bekius was begonnen. In het FD nam hij feministes op de hak zoals de landelijk bekende Nellie van Kol (1851-1930) en de vrouw van zijn doopsgezinde collega Herman Bakels (1871-1952), die hij haar plaats ‘achter het aanrecht’ wees.

Boekenoogens redenaarstalent vond ook buiten zijn kerk weerklank. Zo sprak hij in 1921 de lofrede uit voor de jubilerende burgemeester *Hesselink. Bij zijn eigen zilveren jubileum hield hij in 1923 als eregast in de hervormde Van Harenskerk een rede over de geschiedenis van ’t Bildt. Die viel zo in de smaak dat Adolf Hoekstra hem een vaste historische rubriek in zijn Bildtsche Courant aanbood. Pastor Boek schreef tot 1927 wekelijks over geschiedenis of genealogie. Hij fantaseerde er soms lustig op los, maar maakte veel Bilkerts nieuwsgierig naar hun geschiedenis. Sint Annaparochie was bij Boekenoogens intrede een van de weinige plaatsen waar nog twee gereformeerde gemeenten naast elkaar bestonden: een ‘afgescheiden’ A -kerk en een ‘ dolerende ’ B -kerk. Na het overlijden van de afgescheiden dominee Jitze Veenstra in 1924 gingen ze alsnog samen. Boekenoogen legde in 1926 de eerste steen voor een nieuwe gereformeerde kerk, een ontwerp van de Leeuwarder architect Ane Nauta. Toen in 2005 de gereformeerde en hervormde gemeenten van Sint Annaparochie fuseerden, werd deze ‘Gideonkerk’ het officiële kerkgeb ouw.

In 1928 ging Gideon Boekenoogen met emeritaat. Hij verhuisde met zijn vrouw naar Stad aan ’t Haringvliet en vandaar in 1929 naar Leeuwarden, waar hij in 1937 overleed en zijn vrouw in 1941. Beiden zijn begraven in Sint Annaparochie. In het toen nog sterk verzuilde dorp was ds. Boekenoogen een strijdbaar kerkleider, maar hij wist als ‘ pastor Boek’ ook bruggen te bouwen. Behalve in de naam van zijn kerk leeft hij voort in een straatnaam (Gideon Boekenoogenstraat, 1963). In 1983 gaf de Stichting Ons Bildt een bloemlezing uit zijn toespraken en gedichten uit.

Werk: in W. Baas en S.H. Buwalda, ed., Gideon op de dorsvloer (Sint Annaparochie 1983). Literatuur: Sannes; NL (2001); Uytland ; Straatnameboek ; Kuiken (2013); Kuiken (2014). Afbeelding: Gideon Boekenoogen (foto uit Sannes). 16. Christiaan Bonteman was de eerste Bildtse student aan een universiteit

BONTEMAN, Christiaan (* vóór 31-5-1564, † vóór 13 -7-1610), bestuurder en officier. Zoon van Pieter Kornelis Bonte(man, † vóór of in 1592), pachtboer, en Ludou Jans Kuik (weduwe in 1592). Uit zijn huwelijk met een onbekende vrouw zijn 2 dochters bekend.

Christiaan Bonteman is vermoedelijk geboren in het Groningse Middelstum, waar zijn ouders in 1545 land pachtten van de edelvrouw Beetke van Rasquert. Vanaf 1557 staat zijn vader als pachtboer in Sint Annaparochie te boek en in 1578 betaalde hij het toptarief voor boeren ( f 6) in de Friese weeldebelasting. Christiaan, zijn zusters (drie zijn met name bekend) en zijn broer Jan zijn protestants opgevoed. In 1562 moest hun vader zich nog als ketter verdedigen in Harlingen.

Dat Christiaan (genoemd naar de vader van zijn moeder) een studiehoofd had en naar de Latijnse school in Leeuwarden ging, volgt uit zijn inschrijving als student aan de protestantse universiteit in Heidelberg op 31-5-1564 als Christianus Bonteman Leovardiensis , zoon van Petrus Cornelii Bonteman . Daarmee is hij de eerste ons bekende student uit ’t Bildt aan een (buitenlandse) universiteit. De eerste Bildtse student aan de in 1585 gestichte Franeker universiteit heette Andreas Epeus Billan-dinus (10-6-1601). Diens vader Iepe Andries was in 1578 Bildtpachter en later Fries gedeputeerde.

Waarschijnlijk heeft Bonteman zijn studie niet afgemaakt en is hij al snel teruggekeerd. Toen hij van 1567 tot 1572 grietenijsecretaris van was, voerde hij geen academische titel. Daarna ruilde hij zijn ambtelijke loopbaan in voor een militaire, in dienst van de Staten-Generaal. In 1579 was hij als kapitein (‘hopman’) van een vendel Staatse soldaten gelegerd in Venlo. Zijn mannen maakten deel uit van het regiment Van IJsselstein. Op 13-7-1610 vroeg Knierke Bontemans als dochter van wijlen Christiaan Bonteman de Staten-Generaal om een uitkering. Haar vader was toen dus al overleden. Op 30-7-1610 kreeg Knierke van de Staten een bedrag van f 20. Haar zuster Maaike is bekend uit een proces dat in 1603 voor het Hof van Friesland diende.

Omdat Christiaan Bonteman al voór of in 1610 is overleden, moet de Christianus Bonteman Biltanus die op 8-12-1611 in Franeker ging studeren een ander zijn. De historicus Samme Zijlstra (1996) denkt aan een zoon van Jan Bonteman, en wij ook. Van deze naamgenoot is verder niets bekend.

Literatuur: Keuller; Resolutiën ; Boarnen ; Zijlstra; Kuiken (2013). Afbeelding: Jacques Foucquières, Slot en universiteitskerk in Heidelberg (1619, foto WikiMedia).

17. Jan Bonteman bracht in Sint Annaparochie leven in de brouwerij

BONTEMAN, Jan Pieters (* ~1550, † 29-8-1612), Bildtpachter, brouwer en bestuurder. Zoon van Pieter Kornelis Bonte(man), † vóór of in 1592), pachtboer, en Ludou Jans Kuik (weduwe in 1592). Jan Bonteman was getrouwd met Liesbeth Boom (~1654-1608). Van hen is 1 dochter bekend.

Jan Bonteman was de broer van Christiaan Bonteman (nr. 17, hierboven). Toen Friesland in 1580 gereformeerd werd, betekende dit carrièrekansen voor jonge protestanten zoals Jan en Christiaan. De Friese Staten hadden alle kloosters onteigend en Jan Bonteman beheerde voor de provincie in 1582 de landpachten en andere inkomsten uit de kloostergoederen. Hij werd ook rechter in het Bildtse - of nedergerecht, waarvan de adellijke grietman voorzitter was. Als oudste ‘bijzitter’ verving hij vanaf 1583 de grietman, die vaak afwezig was. Hij noemde zich ‘substituut -grietman’ of ‘grietman’ en zegelde met het wapen dat zijn familie vanaf 1557 voerde. Zijn vader en twee ooms, *Claes Barthouts en Willem Stevens, hadden dat in 1566 laten beschrijven.

Dat Jan Bonteman behalve pachtboer en bestuurder ook bierbrouwer was, bleek bij zijn dood in 1612. Hij liet zijn dochter Knierke Bontemans zijn boerderij met een brouwhuis na. Door de Tachtigjarige Oorlog was de invoer van bier uit Holland gestokt. Overal in Friesland ontstonden toen nieuwe brouwerijen. Twee zwagers van Bonteman waren brouwer in Harlingen en Visvliet.

Jan Bonteman werd begraven in het koor van de oude kerk van Sint Annaparochie, een ereplaats die paste bij zijn status als notabele. In 1608 had hij daar een prachtige wapenzerk laten plaatsen voor zijn vrouw Liesbeth Boom, die van moederszijde uit een deftige Dordtse familie stamde. Bonteman is in hetzelfde graf bijgezet. Toen grietman Willem van *Haren in 1682 de oude kerk van Sint Annaparochie liet vervangen door een nieuw, moderner en kleiner gebouw, kwam het Bontemangraf buiten de muur te liggen. Sindsdien is de wapenzerk door weer en wind versleten.

De naam van Jan Bontema n leeft voort in de boerderijnaam ‘Bontemantel’ ten westen van Sint Annaparochie (zijn eigen woning stond in 1570 op wat nu het sportterrein De Waaie is). De familienaam is in de zeventiende eeuw uitgestorven. Bontemans brouwerij ging in 1625 failliet. In 1626 werd een belegger uit Medemblik eigenaar van de boerderij en pachter van het bijbehorende land. Diens schoonzoon Jan van Davelaer bouwde hierop aan de rand van het dorp nog een huis. De naam van dit ‘Davelaershuis’ (afgebroken in 1833) leeft nu voort in de straatnaam ‘Davelaer’.

Literatuur: Sannes; Boarnen ; Straatnameboek ; Kuiken (2013); GK (2013). Afbeelding: de verweerde Bontemanzerk buiten de Van Harenskerk (foto Regnerus Steensma).

18. Secretaris Sipke Brandsma regelde de eerste Bildtse sociale woningbouw

BRANDSMA, Sipke (* Oranjewoud 10-2-1860, † Leeuwarden 17-2-1952), bestuurder. Zoon van Jan Brandsma (1830-1920), tuinman, en Fimkje Bosma (1826-1905). Sipke Brandsma trouwde (het Bildt 1-6-1893) met Trijntje Vlaskamp (1863-1952). Ze kregen 2 dochters.

Sipke Brandsma groeide op in het ‘adelsdorp’ Oranjewoud. Zijn vader was tuinman op het landgoed van Pieter Heringa Cats, een neef van Sjuwke *Cats. Hij erfde in 1880 van zijn rijke werkgever een kapitaal van f 100.000. Sipke, de vierde van negen kinderen uit dit gezin, werkte toen al op de gemeentesecretarie van Aengwirden (nu deel van Heerenveen). In 1891 werd hij gemeentesecretaris van het Bildt onder burgemeester Arend *Vlaskamp. Ruim twee jaar later (Vlaskamp was toen al afgetreden en weer koopman geworden) trouwde hij met diens dochter.

Onder de nieuwe sociaalliberale burgemeester Edo *Bergsma was Brandsma getuige van de tweede golf van de Bildtse landarbeidersbeweging, die tot stakingen en brandstichtingen leidde. Toen Bergsma in 1896 om die reden naar Enschede verhuisde, bleef Brandsma op zijn post. Onder Bergsma’s opvolger Deddo *Hesselink leidde hij de secretarie tot zijn pensioen in 1925.

Van huis uit had Brandsma, evenals Bergsma sociaalliberaal, oog voor de nood van de arbeiders. In 1896 liet hij liet de Amsterdamse filantroop Peter Wilhelm Janssen (1821-1903) een stuk grond bij de Koudeweg kopen waarop hij gemeentearchitect Jan Winters (1846-1921) acht moderne arbeiderswoningen liet bouwen. In de volksmond heetten ze al gauw ‘De Acht Plagen’ . In 1903 richtten Brandsma, Winters en raadslid Bauke Tijmstra (1852-1932) de ‘Woningstichting in de gemeente het Bildt’ op. Onder de nieuwe Woningwet (1902) kon zo’n stichting subsidie krijge n voor sociale woningbouw. De gemeenteraad steunde Brandsma ’s plan voor 46 nieuwe woningen, maar het provinciebestuur vond het te duur en wist de uitvoering op de lange baan te schuiven.

Brandsma besloot nu zelf in de provinciale politiek te gaan. Van 1905 tot 1923 zat hij in de Friese Staten voor de Vrijzinnig-Democratische Bond, een ‘linkse’ afsplitsing van de Liberale Unie. In Sint Annaparochie was hij bestuurder van de bibliotheek, het Groene Kruis, het Nut, Ons Huis, Plaatselijk Belang en de Coöperatieve Spaar- en Voorschotbank (de latere Bildtse Bank), en buiten ’t Bildt van de afdeling Friesland van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

In 1925 verhuisden de Brandsma’s met hun dochter Fimke, die lerares Frans en Duits was, naar Leeuwarden. Daar overleed Sipke Brandsma, 92 jaar oud, in februari 1952, en zijn vrouw twee maanden later. Beiden zijn begraven in Sint Annaparochie. In 1970 is in dat dorp een straat naar Sipke Brandsma vernoemd. Het Straatnameboek noemt hem terecht een soasjaal bewogen persoan.

Literatuur: Sannes; Straatnameboek ; Oranjewoud ; Kuiken (2014). Afbeelding: Sipke Brandsma (foto uit Sannes, Geschiedenis ).

19. Heer Tjeerd Burmania werd in 1515 de tweede grietman van ’ t Bildt

BURMANIA, heer Tjeerd († Leeuwarden 4 -3-1541), ridder, bestuurder. Zoon van Rienk Burmania († 1494), hoofdeling te Leeuwarden, en Iekje Tjeerds Hania. Tjeerd Burmania trouwde 1 e Tjitske Keimpes Unia en 2e (1534) Grets Pieters Cammingha (1485-1557), weduwe van Wilke Holdinga. Uit het 1 e huwelijk zijn 4 kinderen bekend.

Waarschijnlijk is Tjeerd Burmania geboren in het Burmaniahuis bij de Oldehove in Leeuwarden, waar zijn vader in 1492 als hoofdeling woonde. In 1505 heet Tjeerd zelf ‘heerschap’ (edelman). In 1512 werd Burmania raadsheer in het Hof van Friesland, maar hij liet zich daar weinig zien. Wel was hij in 1515 bij de inhuldiging van Karel V als landsheer van Friesland. Toen is hij tot ridder geslagen en ook benoemd tot grietman, dijkgraaf en rentmeester van het in 1505 bedijkte Bildt.

Heer Tjeerd Burmania droeg dus drie Bildtse petten: die van rechter (‘grietman’), dijkgraaf en ontvanger van pachtgeld. Voorlopig kwam er echter weinig pacht binnen. Veel Bildtpachters waren gevlucht voor de troepen van hertog Karel van Gelre, die Friesland wilde veroveren. Heer Tjeerd en zijn broer Douwe leidden de verdediging tegen deze invallen, die in 1524 ophielden.

Kort daarna stelde de Rekenkamer in Den Haag een onderzoek naar heer Tjeerd in. Pachters hadden geklaagd dat hij pachtgelden in eigen zak had gestoken, oorlog of niet. De zaak liep met een sisser af. Heer Tjeerd verdedigde zich met verve en hoefde niets terug te betalen. Misschien gaven zijn militaire verdiensten, waarvoor hij sinds 1524 een pensioen ontving, wel de doorslag.

Heer Tjeerd Burmania kocht in 1537 een zogeheten Bildtrente op 100 hectare verpacht land. Dit betekende dat de pacht niet aan de overheid werd betaald maar aan heer Tjeerd zelf. Ook elders in Friesland en in Groningen bezat hij veel grond Op 9-1-1541 maakte hij zijn testament. Twee manden later overleed hij in Leeuwarden. Heer Tjeerd is daar begraven in de kerk van Oldehove.

Een kleinzoon van heer Tjeerds broer Douwe Burmania was jonker Idsert van Burmania (1594- 1632), die van 6-3-1620 tot zijn overlijden eveneens grietman van ’t Bildt was. Naar deze Burmania’s is in 1963 een straat in Sint Annaparochie (de ‘Van Burmaniastraat’) vernoemd.

Literatuur: Sannes; HvdR ; JCBG (2003); Straatnameboek . Afbeelding: Het Burmaniahuis te Leeuwarden-Oldehove (1603, kaart door Jan Sems).

20. Hotze Buwalda zette het Bildts taalkundig op de kaart

BUWALDA, Hotze (* Sint Jacobiparochie 14-9-1915 , † Sint Jacobiparochie 5-2-1994), alias Wullem Aarts , taalkundige en publicist. Zoon van Sijtze Buwalda (1887-1954), aannemer, en Tjitsche van der Wal (1890-1970). Hotze Buwalda trouwde (het Bildt 31-10- 1940) met Tietje Veenbaas (1918-1993), alias Hanne Kúkken . Ze kregen 1 zoon.

De overgrootvader van Hotze Buwalda kwam in 1855 uit Burgwerd (nu in Súdwest-Fryslân) naar Het Bildt. Zijn opa bouwde in 1899 het strandhuis van de Bildtpollen (nu rijksmonument). Hotze groeide als enig kind op aan de Oude Bildtdijk en leerde in Leeuwarden door voor onderwijzer.

Toen de Fryske Akademy in 1940 aan een groot Fries woordenboek begon, kwam Buwalda hier in dienst. In hetzelfde jaar trouwde hij met de Westhoekse winkeliersdochter Tietje Veenbaas. In 1941 schreef hij in het onderwijzersvakblad De vacature over ‘Het Bildt en zijn dialect’ en in de Bildtse Post (BP ) korte verhalen in het Bildts. Toen de BP in 1945 weer kon verschijnen, kreeg Buwalda onder het pseudoniem ‘Wullem Aarts’ een vaste Bildtstalige rubriek. In het Fries schreef hij met Arjen *Sevenster in 1946 een boekje over ’t Bildt en zijn bewoners, dat hij in 1953 bewerkte tot het eerste Bildtstalige schoolleesboekje (Fan de Bildtse grônd ). Na het overlijden van Hartman *Sannes in 1956 voltooide Buwalda het slotdeel van diens Geschiedenis van Het Bildt.

Op de Akademy was Buwalda ooggetuige van de stapsgewijze emancipatie van het Fries als een door de overheid erkende taal. De standaardisering van het Fries, in publicaties zoals het grote woordenboek en in het onderwijs, was daarbij een belangrijk hulpmiddel. Buwalda stelde in 1963 met steun van de gemeente Het Bildt zelf de eerste officiële schrijfwijzer voor het Bildts samen. Voortaan was ‘Buwalda -Bildts’ de norm voor Bildtstalige stukken in de BP en andere uitgaven.

De kroon op het taalkundige werk van Hotze Buwalda moest het Woordeboek fan ’t Bildts worden. Daarvoor legde hij op de Akademy een grote kaartenbak aan, die door zijn vrouw werd geordend. Tietje Buwalda-Veenbaas deed ook veldwerk voor het Woordeboek . Ze legde veel oude vaktaal vast. Daarnaast vertaalde ze (als ‘Hanne Kúkken’) Friese verhalen in het Bildts.

Hotze en Tietje Buwalda-Veenbaas maakten de uitgave van hun Woordeboek niet meer mee. Tietje nam eind 1988 voor haar zieke man de cultuurprijs van de gemeente het Bildt in ontvangst en publiceerde in 1990 haar eigen jeugdherinneringen. Ze overleed in 1993, haar man een jaar later.

Hun zoon Sytze voltooide het Woordeboek in 1996, samen met twee Akademy-medewerkers en vier Bildtse vrijwilligers. De gemeente het Bildt beloonde de uitgave in 1996 met de cultuurprijs en vernoemde in 1999 een straat naar Hotze Buwalda, de vader van de Bildtse taalkunde. Zijn visie op het Bildts was weliswaar beperkt (de zeventiende-eeuwse taal van *Dirk Jansz was volgens Buwalda geen Bildts), maar hij heeft het Bildts taalkundig voorgoed op de kaart gezet.

Werk: lijst in Koldijk. Literatuur: Avondrood ; Koldijk; Straatnameboek ; Kuiken (2014). Afbeelding: Hotze Buwalda (tekening uit Avondrood ). 21. Sjuwke Cats zette een pachter van haar land omdat hij liberaal stemde

CATS, Sjuwke (* Leeuwarden 25-9-1795, † Leeuwarden 3-4-1871), grootgrondbezitster. Dochter van Pieter Cats (1763-1832), koopman, politicus en bestuurder, en Rinske Heringa (1770-1834). Sjuwke Cats trouwde (Leeuwarden 27-9-1815) mr. Johannes Bieruma Oosting (1786-1828), advocaat, later rechter. Ze kregen 1 zoon.

De vader van Sjuwke Cats werd schatrijk door het opkopen van landerijen die in de Franse tijd voor een schijntje op de markt kwamen. Sjuwke groeide met haar jongere broer Adriaan op in Leeuwarden. Tijdens een zomer in Oranjewoud leerde ze de Drentse advocaat Johan Oosting kennen, met wie ze in 1815 trouwde. Het jaar daarop werd ze moeder van Jan Oosting (na 1830: Bieruma Oosting). In 1820 kocht vader Cats het buiten Oranjestein in Oranjewoud voor haar. Haar man, die in 1822 rechter in Leeuwarden werd, overleed in 1828. Omdat haar broer al in 1825 was gestorven, erfde Sjuwke in 1836 alle goederen van haar ouders – ook op ’t Bildt. Met 46 percelen was haar vader bij zijn dood in 1832 de grootste ‘buiteneigenaar’ van Bildtland.

Vanaf de jaren 1840 verzetten Bildtboeren zoals Gerrit *Wassenaar zich tegen de voorrechten van buiteneigenaars zoals de weduwe Bieruma Oosting. Na 1848, toen er vrije parlements-, Staten- en raadsverkiezingen kwamen, noemde de eerste groep zich ‘liberaal’ en de tweede ‘conservatief’. Een van de Bildtse pachters van de weduwe Bieruma Oosting was Tiete de Jong (1799-1863), die in 1851 gemeenteraadslid werd voor de Bildtse liberale kiesvereniging. Voor de landelijke verkiezingen van 1853 gaf de weduwe haar pachters een ‘stemadvies’: conserv atief, en wel op haar zoon mr. Jan Bieruma Oosting. Toen De Jong openlijk weigerde, zei ze hem op staande voet de pacht op. Het werd breed uitgemeten in de liberale Provinciale Friesche Courant .

De liberale Bildtse raad eiste in 1858 dat ook buiteneigenaars zoals de weduwe Bieruma Oosting meebetaalden aan de steeds duurdere armenzorg. Met negen andere buiteneigenaars, onder wie oud-burgemeester De *Kempenaer, ging de weduwe hiertegen in beroep. Ze wonnen in 1863.

Sjuwke Bieruma Oosting-Cats overleed in 1871 in Leeuwarden. Het zou nog een eeuw duren voordat de voorrechten van buiteneigenaars op het gebied van de plaatselijke lasten ophielden. In 1970 kwam er een gemeentelijke belasting voor alle eigenaars – ingezetenen èn niet-ingezetenen.

Literatuur: Sannes; Kuiper; NP (1993); Oranjewoud ; Kuiken (2013). Afbeelding: J. Kaijser, de weduwe Bieruma Oosting (steendruk, 1837, uit Oranjewoud ).

22. Claes Barthout(s) en Neeltje Jans lieten de oudste Bildtse gevelsteen maken

Claes Barthouts (leefde Sint Jacobiparochie 1547-1574, † vóór of in 1587 ), bestuurder. Zoon van Barthout Willems, Bildtpachter ( † vóór of in 1552), en Marietje Lourens. Claes Bartouts trouwde 1 e vóór of in 1574 Neeltje Jan Goverts, 2e Aafke Here Walings, 3e Martjen Remmert Gerbrands (leeft 1587). Uit deze huwelijken zijn 3 kinderen bekend.

Claes Barthouts nam in 1547 de pacht van ruim 25 hectare Bildtland bij Sint Jacobiparochie over van zijn schoonvader Jan Goverts. Claes was nog getrouwd met Jans dochter Neeltje in 1574, toen het echtpaar een gevelsteen met een vruchtbaarheidssymbool (twee korenschoven) liet maken voor hun huis aan de Koudeweg, tussen Sint Jacobiparochie en Sint Annaparochie.

Claes was welgesteld. In 1552 moest hij opkomen met een kostbare wapenrusting (een harnas met ringkraag) en in 1578 betaalde hij het toptarief voor boeren in de weeldebelasting ( f 6). Hij had zo voldoende aanzien om een ambt te bekleden. In 1560 trad hij op als dorpsbestuurder.

Bij Claes’ aanzien hoorde ook een familiewapen. In 1566 ging hij samen met twee neven, Pieter Bonteman en Willem Stevensz, naar Sassenheim in Zuid-Holland, het stamdorp van hun vaders. De schout liet twee oude dorpelingen verklaren dat ze de grootvader en overgrootvader van de Bildtse neven, Willem Stevensz en Steven Huygen, nog hadden gekend. Ze wisten ook dat een aanverwante familie in het buurdorp Lisse woonde en dat beide families vroeger een wapen hadden gevoerd: drie zilveren maantjes op een rood schild met een streep over alles, en bovenop het schild een helm met een bos veren in een kuip. Dit wapen leek op dat van de oude adellijke familie Van Wassenaer. De Bildtse familie gebruikte het al vanaf 1557 op grafstenen. Ook de moeder van Claes Barthouts is onder dit ‘Wassenaerwapen’ begraven. In de Groate Kerk van Sint Jacobiparochie is haar prachtige grafsteen sinds 2011 onder een glasplaat te zien. Het wapenschild is in 1795 beschadigd, maar de helm met de verenbos is nog goed herkenbaar.

Claes Barthouts en Neeltje Jans hebben de oudste bewaarde gevelsteen op ’t Bildt nagelaten. Claes heeft bovendien zijn eigen familiegeschiedenis laten uitzoeken. We weten sinds 2012 uit DNA- onderzoek zeker dat zijn overgrootvader Steven Huygen geen adellijke Van Wassenaer was. Omdat hij wel de stamvader is van een van de oudste en grootste Bildtse families (met namen als Bonteman, Kuiken en Wassenaar), is in Sint Annaparochie toch een straat naar hem genoemd. Sint Jacobiparochie heeft sinds 1963 een Claes Barthoutstraat en een Neeltje Jansstraat.

Literatuur: Boarnen ; Straatnameboek ; GJ (2009); Kuiken (2013). Afbeelding: Gevelsteen uit 1574, nu Koudeweg 21 (foto Foppe Errit de Vries).

23. Arjen Dekker Sebastiana beschreef in zijn dagboek de bezetting op ’t Bildt

DEKKER SEBASTIANA, Arjen (* Marrum 10-1-1903, † Sint Annaparochie 27-10-1964), schrijver. Zoon van Cornelis Dekker Sebastiana (1874-1955), arbeider, en Trijntje Noordenbos (1882-1953). Arjen Dekker Sebastiana trouwde (het Bildt 23-7-1931) met Pietje Bosgra (1906-1978). Ze kregen 1 dochter.

Arjen Dekker Sebastiana werd geboren als oudste van twee kinderen in een landarbeidersgezin. Waar zijn ouders werk hadden, woonden ze: eerst in Holwerd, later in Marrum en op ’t Bildt. Arjen ging naar school in Sint Annaparochie en deed daar in 1918 eindexamen ulo. Hij vond werk in de drukkerij van Johannes *Kuiken en kwam in de kost bij de huisschilder Andries Hallema, want zijn ouders en broer Jan (1908-1979) woonden inmiddels weer in Holwerd.

Zijn kennismaking met de gereformeerde, in Ternaard geboren arbeidersdochter Pietje Bosgra deed Arjen Dekker Sebastiana in 1930 besluiten zich gereformeerd te laten dopen. Een jaar later trouwden ze. Dekker Sebastiana was inmiddels boekhouder bij het aardappelexportbedrijf ‘Maison’ Martin van Dijk en zou het daar tot procuratiehouder brengen. Zijn enige dochter Trijntje (‘Tineke’) werd in het bezettingsjaar 1943 geboren. Ze werd apothekersassistente en trouwde in 1963 met haar oude lagereschoolvriendje, de geneeskundestudent Doeke Post. Arjen Dekker Sebastiana maakte nog juist de geboorte van zijn eerste kleinkind Thijs Doeke mee. Zes weken daarna, op 27-10-1964, overleed hij onverwacht in zijn slaap. Hij werd 61 jaar oud.

Al vanaf zijn 14de jaar hield Arjen Dekker Sebastiana een (Nederlandstalig) dagboek bij. Een paar kleine boekjes uit 1917-1918 en tien delen uit de periode 1938-1958 zijn bewaard gebleven. Ze bevatten een uniek doorlopend verslag van de Duitse bezettingsjaren en de aansluitende Bevrijding van Sint Annaparochie. Toen het Bildts Dokumintasysintrum, een onderdeel van de Openbare Bibliotheek in het dorp, in 1992 de brandkast van de voormalige vlasfabriek De Vogel ten geschenke kreeg, liet Tineke Post-Dekker Sebastiana de oorlogsdagboeken daarin onderbrengen. Uittreksels zijn gepubliceerd in het oorlogsgedenkboek Net ferjitte… Niet fergete (1995) en in het Bildtse jubileumboek Een Uytland gheheten Bil (2005). Volgens een brief van Doeke Post (3-3-2015) is een editie van de alleroudste deeltjes in voorbereiding. Daarmee zou dan al het nagelaten werk van deze twintigste-eeuwse opvolger van *Dirk Jansz ontsloten zijn.

Werk: dagboeken 1938-1958 (10 delen, fotokopieën in BDS). Literatuur: Net ferjitte ; Uytland ; Kuiken (2014); Post. Afbeelding: echtpaar Dekker Sebastiana-Bosgra in 1961 (foto in Post).

24. Dichter Arjen Dijkstra wist met weinig woorden veel Bilkerts te raken

DIJKSTRA, Arjen Hendrik (* Sint Annaparochie 30-10-1931, † Sint Anna- parochie 11-4-2016), leraar Duits en streektaaldichter. Zoon van Filip Dijkstra (1891- 1954), werkman, en Jannigje Faber (1895-1970), schoonmaakster. Arjen Dijkstra trouwde (het Bildt 1957) met Tjerkje de Jager (1933-2007). Ze kregen 1 zoon.

Arjen Dijkstra stond na de mulo in Sint Annaparochie en de Rijkskweekschool in Leeuwarden van 1952 tot 1960 voor de klas op verschilende Bildtse scholen. Met zijn MO-akte Duits gaf hij van 1960 tot 1988 les aan zijn oude mulo (na 1966 de openbare mavo ‘De Foorakker’). In zijn vrije tijd dichtte hij: in het Bildts en liefst in bondige versvormen zoals de Japanse haiku .

Als Dijkstra publiceerde, deed hij dat onder schuilnamen: ‘Aryn’, ‘Nihil’ of ‘Ydra’. Toen Albert *Tilma eens een Bildtse dichtwedstrijd uitschreef, won Dijkstra de eerste prijs. Toen hij in 1988 afscheid nam als leraar, gaf De Foorakker een bundel uit van zijn ‘dichte gedachten’ – onder zijn eigen naam. De Provinciale Bibliotheek (nu Tresoar) in Leeuwarden boekte het werk per abuis in als ‘Fries’. In 1992 bracht de Stichting Ons Bildt een nieuwe bloemlezing uit Dijkstra’s Bildtse gedichten uit. Een jaar later kreeg Dijkstra voor al zijn dichtwerk de gemeentelijke cultuurprijs.

Dijkstra’s faam als ‘kortebaandichter’ doet geen recht aan zijn l angere, verhalende en vaak ook rijmende werk. In Grînsgefal (1992) dient een tabaksdoos (‘ferhaledoas’) als metafoor van het aflopende leven van een oude alleenstaande man die niet kan lezen of schrijven, maar wel veel vertellen. Toch werd Dijkstra’s meest aangehaalde gedicht het ultrakorte Worre, / weze, / weest . Onder de titel ’t Leven verscheen het in 1993 in De fleanende krie, een uitgave van een christelijke Friese boekenclub. Het is een geliefde tekst op rouwkaarten. Zijn eigen Bildtgevoel verwoordde Dijkstra in 2007 in het gedicht ’t Bildt(s) . De eerste strofe: Hier / wutteld / weze / aarde / thús , werd in 2015 het motto van het Bildts Dokumentasy Sintrum in de bibliotheek te Sint Annaparochie. Dijkstra was bij de onthulling. Zijn laatste maanden woonde hij in een verzorgingshuis. Bij zijn overlijden in 2016 prees de Leeuwarder Courant – geheel in Dijkstra’s stijl – zijn ‘rake, kale taal’.

De naam van Arjen Dijkstra leeft voort in een prijs op de jaarlijkse voordrachtwedstrijd voor Bildtse schoolkinderen. Eind 2016 ondekte zijn zoon in zijn nalatenschap 250 onuitgegeven Bildtse gedichten. Eind 2017 kwamen ze in een boek met het overige werk en een biografie.

Werk: Even stilstaan (1988); Om soa maar te sêgen (1992); Worre . Literatuur: BP (13-4-2016); LC (3-6-2016); BP (14-12-2016); biografie in het verzamelde werk. Afbeelding: Arjen Dijkstra (links) met collega-onderwijzers omstreeks 1960 (foto BDS). 25. Maartje en Dirk Dijkstra redden in 1943 een joodse verzetsstrijdster

DIJKSTRA, Dirk (* Sint Jacobiparochie 7-3-1896, † Leeuwarden 22-3-1977), smid, verzetsman en machinefabrikant. Zoon van Tjitte Dijkstra (1863-1944), grofsmid, en Trijntje de Groot (1861-1911). Dirk Dijkstra trouwde (Barradeel 14-6-1923) met Maartje van der Wal (1900-1974). Ze kregen 3 kinderen.

Een handvol inwoners en tijdelijke inwoners van ’t Bildt is na 1945 vanuit Israël erkend als ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’ omdat ze tijdens de Duitse bezetting joden hebben gered: de predikanten Lambertus Cannegieter (1913-2002) en Jacob *Kalma (1907-1991) en hun vrouwen, Cannegieters zwager Jean-Jacques Kappeyne van de Coppello (1922-2008), Renze (1896-1985) en Froukje (1897-1985) Beimers-bij de Leij, die een joods echtpaar verborgen, en Klaas (1907-1976) en Berber (1908-1981) Postma-Lautenbag, die deze onderduikers naar ’t Bildt hadden gebracht. In 2005 zijn hun verzetsheldenverhalen in het Nederlands vastgelegd in een monumentaal boek.

Omdat Dirk en Maartje Dijkstra-van der Wal hun Israëlische onderscheiding pas in 2011 kregen, staan ze nog niet in het boek, maar wel op de website db.yadvashem.org . ‘Hun’ onderduikster Lola Ekart (1923-2014) kreeg in 2009 contact met de kinderen van haar inmiddels overleden redders en vroeg de onderscheiding voor hen aan. Die werd in 2012 aan de familie uitgereikt.

Dirk Dijkstra volgde zijn vader op als smid in Sint Jacobiparochie. Vanaf 1925 legde hij zich toe op de bouw van aardappelsorteermachines voor plaatselijke exporteurs zoals de ‘Friesche Plant’. In mei 1943 kwam de twintigjarige onderduikster ‘Jo van der Steen’ uit Amsterdam in hun huis. Ze was geboren in Wenen, maar sinds 1938 in Nederland. ‘Jo’ sprak vloeiend Nederlands en ging een enkele maal met de Dijkstra’s naar de Groate Kerk. In december was ze weg. De ongeruste familie kreeg in januari 1944 een brief van haar uit Parijs. ‘Lolly’, zoals ze zich nu noemde, bleek lid van een internationale verzetsgroep die joods mensen via Frankrijk naar Spanje smokkelden. Ze bleef schrijven tot 1946, toen ze zelf naar het ‘beloofde land’ (na 1948: de staat Israël) vertrok.

Net zoals het bedrijf van de zoons van Hendrik *Kuiken sloeg de machinefabriek van Dirk Dijkstra na 1945 zijn vleugels uit in de Noordoostpolder. Zoon Tjitte kreeg later de leiding in Emmeloord en zoon Alef in Sint Jacobiparochie. Dirk en Maartje Dijkstra woonden in hun laatste jaren in rusthuis *Beuckelaer in Sint Annaparochie. Dirk Dijkstra overleed er in 1977, 81 jaar oud. Na een hervormde rouwdienst in Sint Jacobiparochie is hij in Goutum gecremeerd.

U leest het goed: de Dijkstra ’s waren protestants en geen devout Roman Catholics , zoals ze op db.yadvashem.org heten. De Israëlische organisatie achter deze site is kennelijk afgegaan op de plaatsnaam Sint Jacobiparochie en de kinderen Dijkstra hebben het maar zo gelaten, ook toen de kinderen van Lola Ekart hier in 2014 een gedenksteen aan de Groate Kerk kwamen onthullen.

Literatuur: LC (23-7-1977); Yad Vashem ; LC (12-4-2014); Kuiken (2014). Afbeelding: Dirk en Maartje Dijkstra-van der Wal (privécollectie).

26. ‘Kl eine Germ’ Dijkstra beschreef zij n leven van vlastrekker tot ondernemer

DIJKSTRA, Gerben (* Sint Jacobiparochie 8-8-1875, † Sint Annaparochie 26-9-1969), alias Piebe Stannebuurster of klaine Germ , werkman, later ondernemer en schrijver. Zoon van Symen Dijkstra (1840-1926), landarbeider, en Neeltje Andries(s)en (1840-1921), landarbeidster. Germ Dijkstra trouwde (Het Bildt 9-9-1897) met Teuntje Schouwerwou (1875-1955). Ze kregen 4 kinderen.

Germ Dijkstra begon op zijn negende als knechtje in de vlasbouw en kwam in 1885 in dienst bij een (in zijn memoires niet met name genoemde) boer die atheïst en socialist was. Onder zijn invloed werd Germs vader lid van de landarbeidersvakbond Broedertrouw. Germ kende de armoede van de landarbeiders en de praktijken van koppelbazen die over hun rug rijk werden. Hij werd lid van de jongerenvereniging van Broedertrouw en later van de toneelclub. Hij schreef als ‘Piebe Stannebuurster’ in het socialistische blad De Klok , maar hield zich niet aan het beleid van de vakbond, want hij werkte bij aanneming en liet zijn vrouw meewerken. In 1901 werd Germ broodventer voor de arbeiderscoöperatie Excelsior in Leeuwarden, waar hij ook ging wonen.

In 1906 kon het echtpaar met een hypotheek van een groothandelaar een winkelhuis in Sint Annaparochie kopen. Ze verkochten er onder meer brood en zelfverbouwde groente. Bij de winkel hoorden zes armoedige huisjes. Van de huur werd de hypotheek afbetaald. In 1912 kocht Dijkstra een groot nieuw huis, maar hij raakte het oude niet kwijt omdat de zes ‘kamers’ door de gemeente onbewoonbaar werden verklaard. Dijkstra’s notaris vond op de valreep een koper, maar kon niet voorkomen dat hij in 1913 failliet ging. Hij maakte een doorstart als gardenier.

In 1922 kocht de ondernemende Dijkstra het onderstel van een oude T-Ford, dat hij liet verbouwen tot busje. Dit was het begin van de Bildtsche Autobusonderneming (BABO), die hij in 1938 verkocht aan een concurrent in Leeuwarden. Via een reeks overnames is het bedrijf later opgegaan in Arriva. Met Dijkstra’s avonturen als busondernemer is een boek te vullen. Dat is ook gebeurd, want Dijkstra’s memoires zijn in 1991 uitgegeven door de historicus Willem Winters.

Toen Germ Dijkstra in 1955 weduwnaar werd, bestond de Algemene Ouderdomswet nog niet. Daarom begon hij op zijn tachtigste weer een winkeltje. Germ verhuisde in 1959 naar rusthuis *Beuckelaer in Sint Annaparochie, nadat hij nog eenmaal te voet naar Leeuwarden was gegaan. Hij mopperde dat rijke boeren in het rusthuis ‘meneer’ heetten en hijzelf gewoon Dykstra . Hij had altijd veel gelezen en bleef dat doen tot zijn dood in 1969. Germ Dijkstra is op 30 september gecremeerd in Groningen, waar zijn nabestaanden – toepasselijk – per speciale bus naartoe reden.

Werk: memoires in Winters. Literatuur: Winters; Kuiken (2014). Afbeelding: Germ Dijkstra in 1925 voor zijn derde bus (foto BDS) 27. Waling Dijkstra reisde stad en land af met Friese en Bildtse voordrachten

DIJKSTRA, Waling , (* Vrouwenparochie 14-8-1821, † Holwerd 15-1-1914), alias Waling-om , winkelier, taalkundige en voor-drachtskunstenaar. Zoon van Gerrit Walings (na 1811: Dijkstra, 1791-1833), bakker, en Antje Koopmans (1791-1859). Waling Dijkstra trouwde 1 e (Hennaarderadeel 15-5-1850) met Hinke Huizinga (1825-1851), 2e (Hennaarderadeel 27-10-1855) met Afke de Boer (1836-1908). Bij Hinke kreeg hij 1 zoon, bij Afke 11 kinderen.

Waling Dijkstra groeide drietalig (Fries, Bildts en Nederlands) op in Vrouwenparochie, waar grootvader Dijkstra bakker was, en later in . Als puber las hij gretig de Friese verhalen en gedichten van de broers Eeltje en Joost Halbertsma. In 1839 verscheen zijn eerste poëzie in een Friese almanak en in 1848 zijn eerste dichtbundel. Van 1840 tot 1853 was hij zelf bakker in Spannum. Na wat omzwervingen kwam hij in 1855 in dienst bij Telenga, de Franeker drukkerij die zijn werk (en dat van Klaas *Aartsma) uitgaf. In 1861 begon hij een boekwinkel in Holwerd. Met zijn toegankelijke, in de geest van de Halbertsma’s geschreven Friese verhalen en gedichten kon Dijkstra al gauw van zijn pen leven. Op winteravonden trad hij met eigen teksten op in cafés in de hele provincie, wat ook de verkoop van zijn gedrukte werk bevorderde. Meestal had hij een aangever bij zich met wie hij komische sketches opvoerde, in het Fries en soms in het Bildts. Hij was niet alleen voordrachtskunstenaar, maar ook de eerste bekende Friese (en Bildtse) cabaretier.

Waling Dijkstra was een kind van de Verlichting. Hij moest niets hebben van bijgeloof en van godsdienstige dweperij, en evenmin van een romantische verering van het Friese verleden. Met zijn nuchtere instelling en grote taalkennis kreeg hij in 1885 opdracht van de provincie Friesland om het Friesch Woordenboek van de in 1869 overleden Joost Halbertsma te voltooien. Het vierde en laatste deel kwam uit in 1911. In de tussentijd werkte hij aan een etnografisch standaardwerk: 900 bladzijden vol volksgebruiken, sprookjes en gezegden (Uit Friesland ’s volksleven , 1892-1896).

In 1894 werd Dijkstra koninklijk onderscheiden als Broeder in de Orde van de Nederlandsche Leeuw. Op zijn 85 e verjaardag was zijn geest nog ‘zeer helder’. In 1914 overleed hij, 92 jaar oud, in Holwerd. In dat dorp is hij begraven bij zijn in 1908 overleden tweede vrouw Afke de Beer. In 1916 kreeg Waling Dijkstra een gedenkteken in Leeuwarden en in 2000 een borstbeeld in Holwerd. In 1963 is in zijn geboortedorp Vrouwenparochie een straat naar hem genoemd.

Waling Dijkstra was de eerste die het Bildts een taal noemde (in de Nieuwe Friesche Volksalmanak van 1861). Hij publiceerde vier Bildtse sketches en een paar gedichten. Voor Hotze *Buwalda was het Bildt s van ‘Waling -om’ de maatstaf voor zijn eigen taalkundige werk. In literair opzicht zijn zijn kleindochter Afke Brouwer-de *Beer en de humorist Albert *Tilma schatplichtig aan hem.

Collecties: handschriften en brieven op Tresoar. Bildts literair werk: lijst in Koldam, bloemlezing in Avondrood . Literatuur: Avondrood ; JCBG (1988); BWN ; Straatnameboek ; Kuiken (2014). Afbeelding: sigarendoos voor Waling Dijkstra-sigaren (foto BDS). 28. Dirk Jansz schreef de oudste bewaarde teksten in het Bildts

Dirk Jansz (* ~1578, † Sint Annaparochie 7-3-1636), voluit Dirk Jan Klases , Bildtpachter en schrijver. Zoon van Jan Klases († 26-4-1583), Bildt- pachter, en Trijntje Dirk Gabe s († 23-2-1618). Dirk Jansz trouwde 1 e met Sieuwke Andries († 20-4-1618, begraven Vrouwenparochie) en 2 e (16-3- 1619) met Iekje Tjommes . Bij Sieuwke kreeg hij 5 kinderen, bij Iekje 8.

Dirk Jansz stamde via zijn moeder af van de vooraanstaande Bildtpachtster *Kunnemoer. Zijn vader was blijkens het wapen op zijn graf van Friese afkomst, misschien uit Menameradiel. Dirk was al getrouwd met Sieuwke Andries (uit de oude Hollandse familie Van Haarlem), toen hij in 1604 een dagboek begon: het oudste bekende geschreven Bildts, met veel Friese en nog meer Hollandse trekjes. Dirk beschrijft onder meer zijn boerenbedrijf (op een winkelhaakboerderij, waarvan hij in 1607 een plattegrond tekende) en het ziekbed en overlijden van Sieuwke in 1618.

Na Dirks aantekening van zijn hertrouwen met Iekje Tjommes in 1619 volgt een van de meest besproken onderdelen van zijn dagboek: de beschrijving van zijn bijna vijftig boeken, vooral veel populaire romans. Het is de uitvoerigste bewaarde bibliotheekbeschrijving van het zeventiende- eeuwse Friese platteland. Hoewel Dirk gelovig protestants was, had hij maar weinig godsdienstige boeken in huis – veel minder dan we uit andere Friese boedelinventarissen uit zijn tijd kennen.

In 1620 begon Dirk aan een tweede aantekeningenboek, dat hij zijn Memorijen noemde. Het gaat onder meer over de strijd tussen de Bildtse politiek, waarbij Dirk zelf betrokken was, en de Friese Staten, die als grondheren steeds meer geld van hun pachters wilden. In 1631 is Dirk zelfs door de Staten van zijn land gezet. Zijn dochter Dieuwke is in 1632 bij vrienden thuis geboren. In 1634 diende de zaak van de Bildtse pachters tegen de Staten voor het Hof van Friesland. De Staten wonnen op bijna alle punten: ze mochten extra pachttoeslagen eisen en de Bildtpachters hadden geen erfelijke rechten op hun grond. Dirk overleefde deze nederlaag niet lang. In maart 1636 noteerde Iekje Tjommes (die dus kon lezen en schrijven) zijn dood in zijn dagboek.

Naar Dirk Jansz, de eerste Bildtse stem in de Friese letteren, is in 1963 een straat in zijn oude woonplaats Sint Annaparochie genoemd. Het Straatnameboek noemt hem per abuis ‘Dirk Jansz Cuyck’, maar dat was een neef. Zelf heette hij voluit ‘Dirk Jan Klas es ’. De Memorijen zijn bewaard op het Bildtse gemeentehuis en in 1996 gedrukt. Het dagboek dook omstreeks 1900 op bij een veiling en is in 1962 en 1992 uitgegeven. Als egodocument is het niet uniek, maar taalkundig wel. Het geeft ook een groepsportret van Dirks sociale netwerk – en een aanwijzing dat hij kaatste. Alhoewel: de ‘cloeck’ die hij daarbij noemt, was waarschijnlijk een soort knuppel. Bij het Keats- museum in Franeker wordt nu uitgezocht of Dirks ‘balslaen’ geen ‘kooytsytipele’ was.

Werk: Aantekeningenboek (editie Hilversum 1992); Memorijen (editie Leeuwarden 1996). Literatuur: VF (2004); Straatnameboek ; Kuiken (2013). Afbeelding: Dirks tekening van zijn boerderij in 1607 (uit Aantekeningenboek ). 29. Maarschalk Von Drachsdorf tekende de eerste wegenkaart van ’ t Bildt

DRACHSDORF, Vitus von († tussen 6 -6-1526 en 22-7-1526), bestuurder en veldheer.

Vitus von Drachsdorf, over wiens afkomst we niets weten, werd in 1504 door de Saksische hertog Jurjen benoemd tot ambtman (een soort schout) van het kloosterstadje Quedlinburg in Saksen- Anhalt. In hetzelfde jaar volgde hertog Jurjen zijn broer Hendrik op als landsheer van Friesland. In 1505 gaf hij Tomas *Beuckelaer en consorten ‘octrooi’ om ’t Bildt te bedijken.

Van 1505 tot 1515 pendelde Drachsdorf tussen Quedlinburg, waar hij regelmatig rechtsprak, en Friesland, waar hij in 1505-1506 lid was van he t college van vier ‘regenten’ dat de provincie voor de hertog bestuurde. Het college nam in 1505 ook een aandeel in de bedijking en verpachting van ’t Bildt . Hun dijkvak en het daarachter liggende land heette eind 1505 de ‘Regentenkavel’.

Terwijl de Bildtdijk vorderde, werd Drachsdorf uitgezonden naar Groningen, dat de hertog als een deel van zijn Friese landsheerlijkheid beschouwde. Drachsdorf belegerde in 1505 de stad Groningen, maar slaagde er niet in haar in te nemen. In het Saksische archief te Dresden is een schetskaartje uit die tijd teruggevonden. Op de voorkant staat een tekening van de stad en de belegeringswerken eromheen, op de achterkant een wegenplan ( Bill wegen ) voor ’t Bildt. Omdat Drachsdorf als enige belegeraar een aandeel in ’t Bildt had, is hij vrijwel zeker de tekenaar.

Na het mislukte beleg werd Drachsdorf, die inmiddels de rang van oppermaarschalk had, weer regent in Friesland. In 1506 werd hij opgevolgd door Hans Schenk von Tautenburg. Toen in 1509 Het Bildtconsortium van de regenten werd ontbonden, kreeg Drachsdorf een kavel van 80 hectare toegewezen. Als ‘Oude Maarschalkskavel’ staat het vanaf 1527 in de Bildtrekeningen.

In 1509 kocht Vitus von Drachsdorf het riddergoed Ostrau bij Leipzig. In Quedlinburg bleef de oude maarschalk, die zich nu ‘Drachsdorf zu Ostrau’ noemde, de belangen van hertog Jurjen behartigen. Hij verhinderde hier onder de meer de komst van een Lutherse predikant. Vitus von Drachsdorf zu Ostrau trad op 6-6-1526 nog als ambtman op. Vóór 22-7-1526 is hij overleden. Hij mag worden herinnerd als tekenaar van het alleroudste kaartje van ’t Bildt.

Collecties: Landesarchiv Sachsen-Anhalt, Wernigerode: Gutsarchiv Ostrau. Toegeschreven werk: Bill wegen (schets voor een wegenplan, Groningen 1505). Literatuur: HvdR ; JCBG (2003); Kuiken (2013); Wozniak. Afbeelding: Vitis von Drachsdorf (toegeschreven), Bill wegen (1505, foto Tresoar).

30. Heer Arend van Egmond was d e eerste bekende bezitter van ’ t Bildt

EGMOND-IJSSELSTEIN, heer Arend van († 1409), ridder, bestuurder en veldheer. Zoon van Jan van Egmond (1327?-1369), ridder, en Guyote van IJsselstein ( † 1373 of 1374). Heer Arend van Egmond was getrouwd met Jolanda van Leiningen († 1434). Uit dit huwelijk zijn 2 zoons bekend en uit een andere relatie 2 bastaarden.

Arend van Egmond was de oudste zoon van een hoge ambtenaar van de graaf van Holland. Van hem zijn vier broers, vijf zusters en een halfzuster bekend. Zijn moeder stamde af van de heren van Amstel en was kasteelvrouwe van IJsselstein. In het praalgraf dat ze daar in de Oude Kerk had gesticht, is Arends vader in 1369 bijgezet. Toen Arend in 1375 haar lenen erfde, was hij al ridder. Vanaf 1372 was hij lid van de Grafelijke Raad van hertog Albert van Beieren, die het graafschap in Holland waarnam. Hij woonde afwisselend in IJsselstein en Egmond-Binnen. In 1396 kreeg hij toestemming om zijn kasteel in IJsselstein te laten verbouwen tot klooster. De monniken kregen een toelage uit de pacht van land in Berkel in Zuid-Holland. Daarvoor moesten ze na heer Arends dood missen opdragen voor zijn nagedachtenis en zielenheil.

Heer Arend van Egmond nam in 1398 deel aan een militaire expeditie van hertog Albert naar Friesland. Daar was al sinds 1255 geen graaf meer benoemd. De Friese adel regeerde zichzelf. Vanuit Stavoren probeerde Albrecht het gewest te veroveren om het aan zijn eigen graafschap toe te voegen. Op strategische plaatsen benoemde hij bevriende Friezen en Hollanders tot ‘heer’. Albert vond Ameland een geschikt bruggenhoofd om Noord-Friesland te veroveren. Hij gaf heer Arend daarom het eiland in leen, samen met een stuk kwelder op het vasteland waar zijn troepen konden landen. In de leenbrief uit 1398 heet deze kwelder ‘een uytland gheheten Bil’.

De invasie waarop heer Arend misschien had gehoopt, is er nooit gekomen. De hele verovering van het ‘vrije’ Friesland liep spaak. Pas in 1498 kreeg het gewest weer een landsheer. Heer Arend was toen al lang overleden. Hij is in 1409 begraven in zijn klooster in IJsselstein. Zijn graf is inmiddels verdwenen, maar een deel van het klooster bestaat nog. Het is nu een restaurant.

De leenbrief van heer Arend uit 1398 (nu te lezen op www.cartago.nl/nl/oorkonde/pcv10284) kreeg na 1498 nog een staartje. Zijn achterneef heer Jan van Egmond-IJsselstein eiste het hele Bildt op na de bedijking in 1505, maar liet zich in 1506 uitkopen. Heer Jans oomzegger Floris van Egmond-Buren (1469-1539) probeerde het in 1520 nog eens. Hij moest zijn aanspraken opgeven. Een ander familielid, Otto van Egmond-Kenenburg uit Delft, nam in 1505 een aandeel in de bedijking. In 1963 is de Van Egmondstraat in Vrouwenparochie naar de hele familie vernoemd.

Collecties: Het Utrechts Archief: cisterciënzer priorij Mariënberg te IJsselstein. Literatuur: Janse; JCBG (2003); Straatnameboek ; Kuiken (2013). Afbeelding: Praalgraf in de Oude Sint Nicolaaskerk te IJsselstein. Op de achtergrond het liggende beeld van de vader van Arend van Egmond-IJsselstein (foto uitinijsselstein.nl). 31. Bij Fokeltje Jakobs thuis lazen ze al in 1717 de krant

Fokeltje Jakobs (* 1695 – † vóór 9-1-1757), dichteres. Dochter van Jakob Jans Kuiken († vóór 31-7-1704), boer, en Antje Dirk Arjens. Fokeltje trouwde (Sint Jacobiparochie 26-5-1720) met Frans Allerts , boer uit Sint Jacobiparochie. Ze kregen 2 zoons.

Fokeltje Jakobs werd geboren op een boerderij in het Nieuw Bildt. Haar vader, behalve boer ook ontvanger van de dijkgelden in Sint Jacobiparochie, overleed toen ze een jaar of negen was. Er woonden toen nog vijf kinderen thuis, van wie Fokeltje de op één na jongste was. Alleen Fokeltje en haar vier jaar jongere broer Cornelis woonden nog bij hun moeder toen in de kerstnacht van 1717 het Nieuw Bildt werd getroffen door een dijkdoorbraak. Op de Bildtpollen verdronken daardoor drie of vier mensen en een onbekend aantal beesten.

De watersnood maakte grote indruk op Fokeltje, die zeer gelovig was. De kerstpreek in Sint Jacobiparochie werd twee dagen uitgesteld en de provincie hield een biddag. Haar broer las in de Opregte Haarlemsche Courant , waarop het gezin geabonneerd was (de Leeuwarder Courant werd pas in 1752 opgericht en de Bildtsche Courant in 1869), dat de stormvloed in Holland, elders in Friesland en in Noord-Duitsland veel slachtoffers had gemaakt en nog veel meer schade aangericht.

Fokeltje kon niet of slechts gebrekkig lezen en schrijven, maar ze had taalgevoel en was muzikaal. Ze verwerkte haar indrukken en gevoelens tot een gedicht op de wijze van O Holland schoon gij leeft in vrede , een vers dat al in de zeventiende eeuw in verschillende liedbundels was verspreid. In 1718 zette haar broer Kornelis haar elf coupletten tellende Een droevig verhaal voor haar op papier. We geven hier het derde couplet, waarin zowel Fokeltjes geloof als haar Bildtse tongval doorklinkt:

’t Zeewater het door al het land t / veel dijken gaan verscheuren, Zoals beschrijft ook die Courant , / men mag het wel betreuren! Deze bedroefde watersnoodt, / men schrikt daarvan, als men dat hoordt. Ik hoop dat Godt de Heere / sal ’t weer ten beste keere.

Fokeltje Jacobs trouwde twee jaar later met Frans Allerts, die in 1728 eigenaar en gebruiker was van een stuk Nieuw Bildt dat in 1698 nog op naam stond van Fokeltjes vader. In 1749 woonden ze met hun enige kind in Vrouwenparochie. Frans was toen boer met een ‘goed beslag’ vee en hertrouwde op 9-1-1757 met Hielkje Jacobs. Fokeltje moet vóór die datum zijn overleden. Haar zoon Allert Franses vernoemde zijn enige maanden later geboren dochtertje Fokeltje naar haar. Het gedicht kwam later in handen van de familie Hoogland en wordt nu bewaard op Tresoar.

Werk: Een droevig verhaal van die ongemeene hooge watersnood (Tresoar: familiearchief Hoogland). Literatuur: Sannes; Vleer; Kuiken (2013). Afbeelding: melodie van O Holland schoon gij leeft in vrede (www.geheugenvannederland.nl). 32. ‘Mevrouw Molenschot ’ had een deftige buitenplaats aan de Koudeweg

GRAMBERRINGEN, Anna Sophia van (gedoopt Leeuwarden 30-7-1671, begraven Leeuwarden 24-10-1742), alias mevrouw Molenschot , buiteneigenares van Bildtland. Dochter van luitenant Willem Lodewijk van Gramberringen en Catharina Maria van Simonides (getrouwd Leeuwarden 7-8-1667). Anna Sophia van Gramberringen trouwde 1e (Surhuisterveen 14-11-1698) met luitenant Aart van Koenen en 2 e (Leeuwarden 13-3-1714) als weduwe met kapitein Sjoerd van Molenschot (* Rinsumageest 21-12-1688). Uit het 1 e huwelijk is 1 zoon bekend.

De grootmoeder van Anna Sophia van Gramberringen was hofdame en haar vader een petekind van de Friese stadhouder Willem Lodewijk van Nassau (hij droeg ook diens naam). Na de dood van haar eerste man hertrouwde Anna Sophia op huwelijkse voorwaarden met de 17 jaar jongere kapitein Sjoerd van Molenschot uit Rinsumageest. Sjoerds vader Johan was eveneens officier en zijn moeder, jonkvrouw Saapke van Aylva, was een grietmansdochter uit Rinsumageest. De Dokkumer wapenschilder Gerrit Hesman tekende omstreeks 1700 het wapen van Sjoerds vader.

Anna Sophia van Gramberringen had hier en daar in Friesland wat politieke invloed gekocht. In 1698 bezat ze landerijen in Nijland, Oosthem, Surhuizum en Tirns. Ze verpachtte het land en liet haar neef Otto van Simonides het bijbehorende stemrecht voor de Staten uitoefenen. Otto was in dat jaar zelf pachter van het Bildtland aan de Koudeweg waarop nu boerderij Molenschot staat. Op deze locatie boerden omstreeks 1540 *Hadewij Dirks en haar man Steven Willems.

Molenschot is ook een dorp in Brabant. Een Stoffel van Molenschot was in 1573 burger van Breda. Zijn achterkleinzoon Johan werd legerofficier in Friesland – en de schoonvader van Anna Sophia. Dat de boerderij is genoemd naar Anna Sophia en dat ze deze als buitenplaats bewoonde, weten we door het huwelijk van Evert Floris en Tetje Siemens. Volgens het trouwboek van Sint Jacobiparochie woonde Evert op 20-2-1738 ‘bij mevrouw Molenschot’. Haar man was volgens het Bildtse stemkohier van 1728 al gepensioneerd als luitenant-kolonel. In 1738 was hij overleden, want in het register van de Bildtlanden uit dat jaar staat zijn echtgenote te boek als weduwe. De ‘oude vrouw Molenschot’ is in 1742 begraven in de Leeuwarder Grote Kerk.

Buitenplaatsen in de polder waren in de zeventiende en achttiende eeuw erg geliefd. In de Beemster, die in aanleg aan ’t Bildt doet denken, is nog een enkele bewaard. Lang voordat tientallen huisjes aan de Bildtdijken in de jaren 1970 recreatiewoningen werden, hadden gegoede stedelingen ook al Bildtse zomerhuizen. Zo bezaten de ouders van Piebe *Smit uit Franeker hier een boerderij. Hun zetmeier moest de deftige voorkamer altijd voor hen vrijhouden. In zo’n geval spreken boerderijhistorici van een ‘herenkamer’. Op Molensc hot lijkt het andersom te zijn geweest. Evert woonde in 1738 bij de rijke weduwe in – en misschien zijn verloofde ook wel. Latere bewoners waren Teunis *Krap (omstreeks 1800) en Jan Rienks (omstreeks 1900).

Collecties: Tresoar: stadhouderlijk archief; familiearchief Van Harinxma thoe Slooten. Literatuur: BP (11-10-1949); NL (1987); GJ (1993); HvdR ; Janssen; Kuiken (2013). Afbeelding: Gerrit Hesman, wapen van Johan van Molenschot (foto HCL). 33. Klaas Groeneveld werd op Dolle Dinsdag doodgeschoten

GROENEVELD, Klaas (* Sint Jacobiparochie 17-6-1909, † Sint Jacobi- parochie 5-9-1944), kantoorbediende. Zoon van Dirk Groeneveld (1881-1970), arbeider, en Teatske Oppedijk (1886-1981). Klaas Groeneveld bleef ongehuwd.

Klaas Groeneveld groeide met zijn twee jaar oudere zusje Hijke op in een arbeidersgezin in Sint Jacobiparochie. Na zijn schooltijd kreeg hij een kantoorbaan in Dokkum bij de Verenigde Beurt- vaartbedrijven (na 1945: VBB Transport). In 1939 werd hij als soldaat gemobiliseerd. Onbekend is waar hij in de meidagen van 1940 is ingezet, maar vanaf juni woonde hij weer in Dokkum.

In april 1943 bepaalde de Duitse bezettingsmacht dat alle Nederlandse dienstplichtige militairen zich als krijgsgevangene moesten melden. Ze zouden dwangarbeid in Duitsland verrichten. Tijdens de landelijk ‘Meistaking’ die hierop volgde, voerden de Duisters het standrecht in. Wie zich tegen Duitse opdrachten verzette, kon zonder vorm van proces worden doodgeschoten.

Vermoedelijk is Klaas Groeneveld in deze tijd ondergedoken. Begin september 1944 werden de Belgische steden Brussel en Antwerpen door de geallieerde legers bevrijd van hun Duitse bezetters. ‘Radio Oranje’, de zender van de Nederlandse regering in ballingschap, meldde op dinsdag 5 september dat ook Breda was bevrijd. Het bericht was onjuist maar had grote gevolgen. Toen duizenden Nederlanders juichend de straat op gingen (‘Dolle Dinsdag’), kondigden de Duitsers de uitzonderingstoestand af en werd de jacht op dwangarbeiders overal verhevigd.

Ook Klaas Groeneveld kwam op Dolle Dinsdag tevoorschijn uit zijn schuilplaats. Toen hij in zijn geboortedorp op de fiets een Duitse patrouille tegenkwam, probeerde hij te vluchten. Op de hoek van het Klein Noordeinde (nu Georg van Saxenstraat) is hij doodgeschoten. Klaas Groeneveld, die 35 jaar werd, is begraven op de algemene begraafplaats in Sint Jacobiparochie.

In 2004 besloot de Bildtse gemeenteraad in een nieuw te bouwen wijk achter het kaatsterrein straten te noemen naar Bildtse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De keuze viel op Klaas Groeneveld en Jan *Kaper uit Sint Jacobiparochie en Anske *Zwalua uit Vrouwenparochie.

Literatuur: Net ferjitte ; Saluut ; Straatnameboek . Afbeelding: Graf van Klaas Groeneveld, Sint Jacobiparochie (foto graftombe.nl).

34. Hadewij Dirks leefde met één been in Holland en één been op ’t Bildt

Hadewij Dirks († vóór 17 -10-1564), Bildtpachtster en koopvrouw. Dochter van Dirk Klases Ket († vóór 06 -12-1569), leenman van Warmond. Hadewij Dirks was getrouwd met Steven Willems († vóór 1537), Bildtpachter. Van hen zijn 3 zoons bekend.

Hadewij Dirks groeide waarschijnlijk op in Koudekerk aan den Rijn, waar haar grootvader Klaas Dirks Ket in 1514 schout was. Hij, zijn zoon Dirk en kleinzoon Klaas volgden elkaar op als leenman van land in Koudekerk (hun leenheer was de heer van Warmond). Kleinzoon Klaas Dirks Ket trad in 1546 in Leiden op voor zijn zuster Hadewij, de weduwe van Steven Willems. Op een Hollandse waterstaatskaart uit 1615 is het huis van ‘Claes Ket’ bij Koudekerk te zien.

De man van Hadewij Dirks pachtte in 1527 Bildtland tussen Sint Jacobiparochie en Sint Annaparochie, bij de latere boerderij Molenschot aan de Koudeweg (zie onder *Gramberringen). Volgens een akte van bekendheid uit 1566 (zie onder *Claes Barthouts) kwamen Steven Willems en zijn broers Bartout, Kornelis en Klaas ook uit de buurt van Leiden: uit Sassenheim, waar hun vader Willem Stevens van 1494 tot 1530 land pachtte van de abdij Rijnsburg. Alle vier broers stonden in 1527 te boek als Bildtpachter. Twee zusters en hun mannen bleven in Holland.

Als ‘ Steven Willems ’ weduwe’ stond Hadewij Dirks in 1537 zelf te boek als Bildtpachtster. In 1546 had ze twee minderjarige zoons, Kornelis en Willem Stevens, voor wie hun ooms Kornelis en Klaas Willems in Sint Jacobiparochie voogd waren. Haar oudste zoon Dirk Stevens was toen al overleden. Hij had als ‘drapenier’ (lakenfabrikant) in Leiden gewoond en liet een dochter na.

Uit een archiefstuk uit 1564 weten we dat Hadewij , die dan ‘wijlen Hadewij’ heet, niet alleen een zoon had die Leids laken maakte, maar dat ze ook zelf in (Leids?) laken en (Bildtse?) boter had gehandeld. Ze stond, zoals zoveel migranten van de eerste generaties, nog met één been in haar geboortestreek. Ook importbruiden hoorden bij zo’n langeafstandsnetwerk. Hadewijs zoon Willem trouwde met een meisje uit Koudekerk en een kleindochter, die ook Hadewij heette, met een neef van Klaas Dirks Ket. Dit heet in vaktaal ‘kettingmigratie’: het su cces van één migrant trekt andere migranten aan.

Succes hadden deze Hollandse nieuwkomers zeker. Uit 1578 is een kohier van de Friese weeldebelasting bewaard. Willem Stevens, de jongste zoon van Steven en Hadewij, bleek een van de rijkste inwoners van Sint Jacobiparochie. Kleinzoon *Steven Dirks kwam in de Friese Staten en de aangetrouwde kleinzoon Dirk Ket werd burgemeester van Harlingen. In 1963 is in Sint Jacobiparochie een straat naar Steven Willems vernoemd.

Literatuur: Fruin; Vleer; OV (1980); Boarnen ; NL (2001); Straatnameboek ; Kuiken (2013). Afbeelding: huis van ‘Claes Ket ’ tussen Leiderdorp en Koudekerk in 1615 (bron: Rijnland ).

35. Willem van Haren liet een nieuwe kerk in Sint Annaparochie bouwen

HAREN, Willem van (* Leeuwarden 17-10-1626, † Leeuwarden 15-4-1708), bestuurder en diplomaat. Zoon van jonker Willem van Haren (1581-1649), stalmeester stadhouderlijk hof, en Magdalena van Viersen (1585-1652). Willem van Haren trouwde (Leeuwarden 22- 8-1658) met Lijsbet van Hemmema (1635-1688). Ze kregen geen kinderen.

De Van Harens stamden niet uit Haren bij Groningen maar uit de Duitse stad Aken. Ze waren in dienst van de graven van Nassau, eerst in Noord-Brabant en na 1580 in Friesland. De vader van Willem van Haren was in Leeuwarden hoveling en vertrouweling van stadhouder Willem Frederik van Nassau, die verliefd was op Willems zuster Pieke. Willem ging in 1640 in Franeker studeren en daarna in Leiden. In 1649 volgde hij zijn vader op als Statenlid en in 1652 werd hij grietman van ’t Bildt, met steun van de stadhouder en twee Friese gedeputeerden. Hij woonde tot 1657 in Leeuwarden en daarna bij de adellijke Hemmema ’s ten noorden van Berltsum. Na zijn huwelijk met Lijsbet van Hemmema werd hij inwoner en gereformeerd lidmaat van Sint Annaparochie.

Vanaf het begin trok Van Haren de teugels in zijn grietenij strak aan. Om het stemrecht voor de Staten te beperken tot gereformeerde landeigenaars, met uitsluiting van pachters, doopsgezinden en katholieken, stelde hij in 1655 een stemkohier op waarin hij alle ‘menisten’ en ‘papisten’ met name noemde. Zelf breidde hij zijn macht uit door de aankoop van steeds meer huizen en land met stemrecht. Zijn gehuurde ambtswoning verving hij in 1673 door een eigen woonpaleisje.

Op kosten van de Staten liet Van Haren in 1670 en 1682 twee van de drie Bildtse dorpskerken herbouwen. Vrouwenparochie kreeg een ouderwetse zaalkerk, maar Sint Annaparochie kreeg een achthoekige ‘preekkerk’ , een moderne tempel voor Gods woord – en vooral voor de familie Van Haren. Hun deftige herenbank was veel eerder klaar dan de nieuwe preekstoel, want daarvoor was geen geld. In 1686 werd een familiegrafkapel voor de Van Harens aan de kerk aangebouwd.

Ook wanneer de grietman afwezig was – hij verbleef enkele malen in Zweden als gezant van de Staten-Generaal – overheerste de ‘Van H arenskerk’ als een onmiskenbaar machtssymbool het dorpsbeeld van Sint Annaparochie. Willem van Haren, sinds 1688 weduwnaar, trad in 1698 af als grietman en is in 1708 in zijn grafkapel bijgezet. De Van Harens en hun clan regeerden ’t Bildt tot de revolutie van 1795. Toen vluchtte de laatste grietman naar Duitsland. Zijn residentie is kort daarna gesloopt. De kerk met de grafkapel bleef staan, maar de familiewapens werden vernield.

Willem van Haren werd tijdens zijn grietmanschap aangeduid als ‘jonker’, maar zijn familie is pas in 1814 in de adelstand opgenomen. Ze is in 1850 uitgestorven. Hun naam leeft voort in de Van Harenskerk, sinds 1963 in de Van Harenstraat (het vroegere Oosteinde van Sint Annaparochie) en sinds 2014 in het Van Harenshuus, een moderne zorgflat vlakbij de voormalige residentie. In oktober 2016 werd de gerestaureerde historische zerkenvloer in de Van Harenskerk, waar ook nog veel bijzondere pronkzerken uit de zestiende-eeuwse parochiekerk lagen, feestelijk onthuld.

Literatuur: Sannes; Straatnameboek ; AFT (8); Kuiken (2013). Afbeelding: epitaaf in de Van Harenskapel (foto © 2012 Regnerus Steensma). 36. Burgemeester Deddo Hesselink loodste het Bildt de twintigste eeuw binnen

HESSELINK, Deddo (* Zuidwending (Veendam) 3-7-1864, † Den Haag 29-3-1953), bestuurder. Zoon van Willem Jan Hesselink (1832-1901), boer, en Frouke Bosscher (1840-1866). Deddo Hesselink bleef ongehuwd.

Deddo Hesselink kwam uit een deftig doopsgezind boerengezin. Deddo, vernoemd naar zijn opa Deddo Bosscher, burgemeester van Veendam, verloor al jong zijn moeder. De zomers bracht hij door op de buitenplaats De Marsch in het Drentse Paterswolde. Daar kwam zijn vader vandaan. Deddo’s oom, die woonde op het tegenoverliggende landgoed De Braak, was er wethouder.

Deddo Hesselink werd gemeentesecretaris en in 1892 burgemeester van het Oost-Groningse Finsterwolde. In deze akkerbouwgemeente kreeg hij te maken met een opstand van verarmde landarbeiders tegen rijke graanboeren, vergelijkbaar met de stakingen op ’t Bildt. Hoe hij daartegen optrad, is te lezen in De graanrepubliek van Frank Westerman. Toen de Bildtse burgemeester *Bergsma in 1896 naar Enschede vertrok, werd de gemeentesecretaris van , Fredrik Christiaan Wiesenhaan (1849-1898), benoemd tot zijn opvolger. Deze bedankte kort daarop wegens ziekte. In zijn plaats werd Hesselink eind 1896 burgemeester.

De vrijgezel Hesselink woonde eerst in een kosthuis en later boven het gemeentehuis. Als nieuwkomer leunde hij sterk op zijn gemeentesecretaris, de ervaren Sipke *Brandsma, en op zijn wethouders, vooral op Evert Slim (1861-1931). Dit liberale trio bestuurde het Bildt ruim een kwarteeuw. Ze hadden het economische tij mee. De landbouw herstelde zich, Het Bildt kreeg een tram- en treinverbinding, sociale woningbouw (Brandsma) en een eigen veiling aan het spoor (Slim). Door bestuursfuncties in talloze organisaties hielden ze voeling met de samenleving.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam er een terugslag. Hesselink werd verantwoordelijk voor de verdeling van schaarse levensmiddelen. Winkelier Germ *Dijkstra had gehoord dat de gemeente hierop winst maakte, die in de brandkast van de burgemeester verdween. Toen hij Hesselink hierop in het openbaar aansprak, liet deze de distributie voortaan over aan Brandsma.

Brandsma ging in 1925 met pensioen en Slim maakte in 1927 plaats voor de ‘rode’ wetho uder Jan Geerts (1880-1947). De kroon op Hesselinks burgemeesterschap was het nieuwe gemeentehuis, voltooid in 1929. Daar nam hij in 1931 afscheid van de gemeente om in Den Haag van zijn pensioen te genieten. Met de benoeming van de antirevolutionair Lucas Poppinga (1895-1979) als Hesselinks opvolger was het ‘liberale tijdvak’, zoals Hartman *Sannes het noemt, voorbij. De zuilen maakten voortaan de dienst uit. Deddo Hesselink overleed in 1953 na een operatie in Den Haag. Hij is in stilte gecremeerd. In 1970 is in Sint Annaparochie een straat naar hem vernoemd.

Literatuur: Sannes; Winters; Graanrepubliek ; Straatnameboek . Afbeelding: Deddo Hesselink bij de bouw van het nieuwe gemeentehuis in 1927 (Foto BDS).

37. Dirk Hoen liet als eerste Bildtse auteur een gedrukt boek uitgeven

HOEN, Dirk († 1670), alias Theodorus ’t Hoen van Kuik , landmeter, astroloog, schrijver. Waarschijnlijk zoon van Jan Gerrits Hoen (vermeld ’t Bildt 1611).

Dirk Hoen uit Sint Annaparochie werd op 24-3-1632 te Leeuwarden ingeschreven als landmeter. Op een landkaart die hij in 1633 tekende, noemt hij zich voluit ‘Theodorus ’t Hoen van Kuik’. Van zijn vooropleiding is niets bekend, maar zijn broer Klaas Jans Hoen uit Sint Annaparochie woonde in 1616-1633 in Leeuwarden. De broers, die in 1640-1643 samen voor de Drentse Staten werkten, waren vermoedelijk zoons van de Bildtpachter Jan Gerrits Hoen. Deze was volgens de Memorijen van *Dirk Jansz in 1611 van zijn land gezet na een pachtgeschil met de Friese Staten.

Op 16-9-1651 werd Dirk Hoen in Leeuwarden aangenomen als gereformeerd lidmaat. Twee jaar later verscheen bij de deftige boekdrukker Claude Fontaine in die stad zijn eerste Billandts almanach . ‘Theodorus ’t Hoen, mathematicus, landmeter en ingenieur’, zoals het titelblad hem noemt, woonde toen weer in Sint-Annaparochie. Op het titelblad staat een onbeholpen tekening van het Bildtse grietenijwapen. Tot nu toe is aangenomen dat dit het oudste nu bekende gedrukte werk was van een Bildtse auteur, maar Hoen had al in 1650 de eerste druk bezorgd van zijn boek Natuerlycke astrology . Het ging over de inwerking van de hemellichamen op het menselijk lichaam.

Voor zijn Bildtse almanak kreeg Hoen vanaf het begin een jaarlijks subsidie van de Friese Staten. Aangemoedigd door dit succes liet hij in 1658 in Amsterdam een ‘kantooralmanak’ drukken. Die was vooral gevuld met gegevens over zon, maan en waterstanden – en met voorspellingen van de toekomst. Tegenwoordig geldt astrologie of sterrenwichelarij als een nepwetenschap, maar in de zeventiende eeuw werd dit ‘vak’ ook door serieuze wis - en natuurkundigen beoefend. Zelfs de wereldberoemde Sir Isaac Newton (1643-1727) hield zich ermee bezig. Geen wonder dus dat de Friese Staten Hoen in 1659 subsidie gaven voor een herdruk van zijn Natuerlycke astrology en in 1660 voor een heel nieuw werk, de Groote Billandtsche voorsegger. Hoen droeg het op aan de Staten, die hem in 1662 ook een auteursrechtelijke bescherming voor zijn Bildtse almanakken gaven.

In 1668 woonde Hoen volgens het titelblad van de Bildtse almanak ‘binnen Leeuwarden’. Na zijn laatste almanak (1670) bezorgden zijn erfgenamen nog eenmaal een editie van deze bestseller. Behalve astrologische publicaties en kaarten voor de Drentse Staten zijn van Dirk Hoen nog landkaarten bewaard voor de families Fogelsangh en Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg.

Collecties: Tresoar: familiearchieven Sixma van Heemstra en Thoe Schwartzenberg. Werk: Natuerlycke astrology (Leeuwarden 1650); Billands almanach (Leeuwarden 1653-1670); Kleyne comptoir almanach (Amsterdam 1658); Groote Billandtsche voor-segger (Leeuwarden 1660). Literatuur: Sannes; Memorijen ; Kuiken (2013). Afbeelding: Th. Hoen, meetrapport landen van Fogelsanghstate (1668, foto Tresoar).

38. Jacobus Hoitsma haalde in het Bildts de boerenstand over de hekel

HOITSMA, Jacobus (* Vrouwenparochie 4-3-1822, † Vrouwenparochie 10-5-1864), werkman en schrijver. Zoon van Cornelis Hoitsma (1788-1825), schipper, later landarbeider, en Trijntje Olivier (1794-1860), naaister. Jacobus Hoitsma bleef ongehuwd.

Jacobus Hoitsma kwam uit een verarmde tak van een gegoede middenstandsfamilie. Zijn overgrootvader was in 1749 chirurgijn in Vrouwenparochie en zijn grootvader winkelier. Zijn vader begon als schipper en stierf als landarbeider. Zijn moeder stamde uit een redelijk gegoede boerenfamilie, maar werkte als naaister. Jacobus overleed in 1864 als ongehuwd werkman. Hij liet geen eigen huis of land na. In het eerste kadastrale register van 1832 komt hij ook niet voor.

Toen Jacobus Hoitsma 23 was, ontstond in Nederland een voedselcrisis. Na een misoogst werden aardappelen en graan voor veel mensen onbetaalbaar. In Den Haag (1845) en Friesland (1847) braken voedselrellen uit. In Harlingen werd een schip met voor Engeland bestemde aardappelen geplunderd. Het oproer breidde zich snel uit. In Leeuwarden vielen zelfs doden. Om een revolutie te voorkomen, kwam er in 1848 een nieuwe Grondwet. Rijke burgers en boeren kregen meer rechten, maar daarmee waren de armste Nederlanders nog niet geholpen.

Begin 1849 kwam bij de drukker Meindersma in Leeuwarden ‘voor rekening van de schrijver’ een anoniem pamflet in het Bildts uit: Roskam voor schurftige boeren, gesprek tusschen een Friesche boer en een arbeider van ’t Bildt . Al na twee weken was sprake van een herdruk. Meindersma gaf ook politieke pamfletten uit voor de kiesvereniging van Gerrit *Wassenaar, maar de Roskam kwam niet uit die kring. De schrijver was Jacobus Hoitsma, een oude vriend van de invloedrijke Waling *Dijkstra.

Hoitsma geeft in zijn Roskam wel toe dat op it Bil alzokke brawe boeren en boerinnen woonden, maar de meeste boeren behandelden hun paarden beter dan hun knechten, om van de dienstbodes maar te zwijgen, en hun varkens kregen beter te drinken dan hun werkvolk. Jarenlang was de boeren it geld met ’e skop toe de d eur insmeten , maar voor de arme arbeiders hadden ze niets over.

Hoitsma en Dijkstra waren geheelonthouders. Ze vonden dat drank de toestand van de landarbeiders alleen maar erger maakte. Dijkstra stelde in 1855 de boeren aan de kaak die hun arbeiders dronken voerden. Hoitsma volgde in 1862 met een – opnieuw – anoniem pamflet. Dijkstra werd vermeld als redacteur. Mot er jenewer by ’t kooldorsen? vergelijkt de arbeider met een paard dat rust en voer nodig heeft, niet de ‘gesel’ van de drank die alleen tijdelijk genot geeft.

Jacobus Hoitsma was niet de eerste auteur die in het Bildts schreef, maar wel de eerste die Bildts werk in druk gaf (Dijkstra’s Krelis Regtuut verscheen pas in 1852). Hij heeft de opkomst van de landarbeidersbeweging niet meer meegemaakt, maar was er onmiskenbaar de peetvader van.

Werk: Roskam voor schurftige boeren (1849); Mot er jenewer by ’t kooldorsen? (1862). Literatuur: LC (23-2-1849); Avondrood ; Kuiken (2013); ‘Stjerrekaart’. Afbeelding: dorsen zoals dat in Hoitsma’s tijd gebeurde ( foto BDS). 39. Roelof Hommema beschermde ’t Bildt tegen de bliksem

HOMMEMA, Roelof (* 24-2-1791, † Sint Annaparochie 15-1- 1854), werktuigkundige. Zoon van Hessel Lolkes Hommema (1733-1792), boer, en Lijsbet Roelofs (1748-1828). Roelof Hommema trouwde ( 4-4-1816) met Trijntje Wassenaar (1790-1864). Ze kregen 7 kinderen.

Roelof Hommema is opgevoed door zijn moeder (en niet door een stiefmoeder, zoals ik in 2013 per abuis schreef). Zijn oom Arjen Roels (1734-1828), boer in , was toeziend voogd. Met zijn broers Albert en Pieter bouwde Arjen in zijn vrije tijd sterrenkijkers en andere instrumenten. In 1820 gaf hij voor familie en vrienden, onder wie zijn broers en Bruno van *Albada, Roelof Hommema en Gerrit *Wassenaar, een tuinfeest om naar een zonsverduistering te kijken. Roelof was in 1816 horlogemaker in Berltsum. Samen met zijn dorpsgenoot en verre achterneef Sieds Rienks hielp hij Arjen Roels in 1823 bij wat de opdracht van hun leven moest worden: de bouw van twee reusachtige spiegeltelescopen voor het Rijk. Dit project ging hun kundigheid ver te boven. Het luidde het einde in van de ‘gouden eeuw’ van de Friese sterrenkijkerbouw , die onder invloed van de Franeker hogeschool was begonnen met Jan van der *Bildt en anderen.

Met steun van zijn zwager Bente Wassenaar nam Hommema in 1824 een boerderij aan de Langhuisterweg bij Sint Annaparochie over. In 1826 werd hij lid van het leesgezelschap ‘Ledige uren nuttig besteed ’ in Oudebildtzijl, waarvan ook Van Albada en Bente Wassenaar lid waren.

Met de boerderij ging het niet goed. Hommema maakte schulden en moest het bedrijf in 1840 verkopen. In het dorp begon hij een winkel in kruidenierswaren en zelf gebrande cichorei (een vervangmiddel voor koffie). Hij ontwierp een nieuw model graanzeef en bleef kleine telescopen en spiegelmicroscopen bouwen, maar kreeg vooral succes met zijn bliksemafleiders. Dit was het begin van een bloeiend technisch bedrijf dat zes generaties lang in de familie is gebleven. Het verhuisde in 1966 van Wommels naar Wijk bij Duurstede en heet sinds 1996 Hommema Groep.

Op ’t Bildt is geen straat naar Roelof Hommema vernoemd, maar heeft sinds 1990 een Arjen Roelswei (naar Hommema’s oom) die voor een klein deel over Bildtse grond loopt. In 2015 werd bekend dat de Hommema’s afstammen van de familie van volksheld Grote Pier.

Werk: spiegelmicroscoop (1815) in Museum Boerhaave, Leiden. Literatuur: VF (1914); NNBW ; Rooseboom; Kuiken (2013); VF (2013). Afbeelding: Benjamin Franklin vindt de bliksemafleider uit (foto WikiMedia).

40. Jan Hoogland, een deftige vergaderboer met een sociale agenda

HOOGLAND, Jan (* 29-4-1896, † Leeuwarden 4-10-1980), boer, politicus en bestuurder. Zoon van Louw Hoogland (1872-1950), boer, en Menke van der Ley (1871-1948). Jan Hoogland trouwde 1 e (het Bildt 29-4- 1920) met Liebrig Piersma (1894-1984) en na scheiding 2e (het Bildt 10-5- 1930) met Aaltje van der Weg (1893-1984). Bij Aaltje kreeg hij 1 zoon.

Jan Hoogland groeide op als telg uit een doopsgezinde en liberale boerenfamilie. Na de mulo en de landbouwwinterschool nam hij in 1920 zijn vaders boerderij De Vogel bij Sint Annaparochie over. Van 1939 tot 1941 zat hij in de Friese Staten voor de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB). In 1946 keerde hij in de Staten terug, nu voor de Partij van de Arbeid (PvdA), waarin de VDB was opgegaan. Vanuit de Staten werd hij tevens Eerste Kamerlid. Wanneer hij weer eens naar Den Haag afreisde, zeiden zijn arbeiders naar verluidt: Daar gaat de Party, de Arbeid blyft thús .

Als ‘vergaderboer’ was H oogland een coöperatieman. Hij was voorzitter van de Coöperatieve Zuivelbank en de Coöperatieve Zuivelbond in Friesland en bestuurder van de zuivelcoöperatie in . Op zijn eigen grond werkte hij in 1936 mee aan de oprichting van een coöperatieve warmwatervlasroterij. Met deze moderne techniek, waarmee hij als bestuurder van de Friese Maatschappij van Landbouw had kennisgemaakt, wilde hij de vlasverwerking op ’t Bildt weer concurrerend maken met die in België en daarmee de werkloosheid bestrijden. In de trein naar Den Haag wist hij ook de Bildtse burgemeester Lucas Poppinga hiervoor ‘warm’ te krijgen. In 1938 bood zijn vijfjarige zoontje de commissaris van de koningin de schaar voor de opening van de fabriek aan. Louw Hoogland werd later burgemeester van Terschelling en van Brunssum.

Hoogland was vanaf 1946 ook twintig jaar lang Fries Gedeputeerde van verkeer en waterstaat. De kroon op zijn werk was het boezemwaterschap Noardlik Westergo, waarin tussen 1966 en 1971 alle Noordwest-Friese (dus ook Bildtse) waterschappen en waterschapjes opgingen. Daarmee kon de verzilting worden tegengegaan die de opkomende kastuinbouw bedreigde. Het grote nieuwe Friese boezemgemaal in Stavoren werd in 1968 te zijner ere het ‘J.L. Hooglandgemaal’ genoemd. Hij was toen nog voorzitter van de Jachtraad en van de vereniging De Friesche Elf Steden (hij had de zeer barre tocht van 1963 geleid). In 1969 legde hij deze beide laatste bestuursfuncties neer. Jan Hoogland, sinds 1956 Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, overleed in 1980, bijna 85 jaar oud. Na zijn crematie is zijn as bijgezet op de begraafplaats in Sint Annaparochie.

Literatuur: LC (23-4-1956); Kuiken (2014). Afbeelding: Jan Hoogland (foto archief Eerste Kamer).

41. Wethouder Henk Hornstra had hart voor natuur en Bildts erfgoed

HORNSTRA, Hendrik (* Sondel 30-10-1948, † Sint Annaparochie 16-11-2007), bioloog, politicus en bestuurder. Zoon van Anne Hornstra (1915-1980) en Froukje Keuning (1918-1983. Henk Hornstra trouwde ( 8-7-1971) met Trijntje Kuiper . Ze kregen 2 dochters.

Na zijn hbo-opleiding gaf Henk Hornstra vanaf de late jaren 1960 biologieles aan de christelijke Slotschool (later: scholengemeenschap Ulbe van *Houten) in Sint Annaparochie. In 1973 was hij medeoprichter van een actiecomité voor behoud van het historische buurtje Kattenburg in het dorp. Nadat Kattenburg toch was gesloopt, richtte Hornstra met Albert en Leendert Ferwerda in 1974 een politieke partij op. Werkgroep het Bildt (WB) kwam op voor het Bildtse erfgoed in ruime zin en had ook een milieuagenda: tegen de dreigende inpoldering van de Waddenzee. Van 1974 tot 1983 zat Henk Hornstra voor WB als eenmansfractie in de Bildtse gemeenteraad.

De gemeentelijke herindeling in 1983-1984 dwong WB tot stellingname in de Bildtse taalkwestie. Hornstra, nu in de raad bijgestaan door Leendert Ferwerda, stelde een taalgrens voor. In het nieuwe Bildtdorp Minnertsga wilde hij het Fries actief bevorderen en daarbuiten het Bildts. De raad besloot echter tot één taalbeleid voor de hele gemeente, inclusief Minnertsga. Toen WB in 1994 een derde zetel kreeg, werd Hornstra wethouder van onderwijs, welzijn, sport en cultuur. Hij bleef verbonden aan de scholengemeenschap, die hij hielp omvormen tot ‘middenschool’.

Hornstra was inmiddels ook actief in natuurorganisatie It Fryske Gea, vanaf 1985 als bestuurder en vanaf 1992 als voorzitter. Onder zijn leiding werd ‘ It Gea ’ professioneler en verdubbelde het ledental. De verwerving van de kwelders in het Noarderleech in 1996 was de kroon op zijn werk. Kort voor zijn overlijden in 2007 eerde It Fryske Gea hem met een Sulveren Swanneblom.

Hornstra’s partij haalde in 2006 vier zetels , maar kreeg geen wethouder in het nieuwe college. Dit en een slopende ziekte betekende het einde van Hornstra’s politieke loopbaan. Bij zijn afscheid in november noemde hij het belang van natuur, milieu en landschap en het werken aan een sociale, menselijke en solidaire samenleving als uitgangspunt voor zijn denken en handelen. Een jaar later overleed Henk Hornstra thuis in Sint Annaparochie, 59 jaar oud. Hij is in Bildtse grond begraven. In 2008 vernoemde de gemeente, heel toepasselijk, geen straat naar hem maar een park. Zijn weduwe onthulde in 2009 een herdenkingsbank voor hem aan de rand van het Noarderleech.

Werk: Werkgroep het Bildt, geschiedenis en achtergronden (2007, werkgroephetbildt.nl). Literatuur: Hibma; Straatnameboek ; Kuiken (2014). Afbeelding: anonieme pentekening van Kattenburg (collectie Aldert Cuperus).

42. Ulbe van Houten schreef een bestseller in het Fries èn het Bildts

HOUTEN, Ulbe van (* 23-3-1904, † Sint Annaparochie 22-3-1974), onderwijzer, romanschrijver en verzetsman. Zoon van Sjouke van Houten (1866- 1946), broodventer, later koster, en Grietje Wijngaarden (1864-1939). Ulbe van Houten trouwde (het Bildt 30-5-1929) met Sieuwke Lep (1904-1978). Ze kregen 5 kinderen.

Ulbe van Houten groeide op aan het ‘gereformeerde straatje’ (fine reedsje ) in Boksum. Hij las veel en vertelde daarover graag aan de Boksumer dorpsjeugd. Met zijn Leeuwarder onderwijzersakte kwam hij in 1922 aan de christelijke Slotschool in Sint Annaparochie, waar hij tot zijn pensioen in 1969 heeft lesgegeven. Na het behalen van de hoofdakte en de akte Engels trouwde hij in 1929.

Ulbe van Houten was als voorvechter van het Fries actief lid van het Kristlik Frysk Selkskip (de Friese beweging was in zijn tijd sterk verzuild). Van Houten debuteerde in 1928 in het christelijke tijdschrift De stim fan Fryslân en schreef daarna essays en vervolgverhalen. Het meeste succes had De sûnde fan Haitze Holwerda . In 1938 verscheen het als boek bij een niet-christelijke boekenclub. Hiermee brak Van Houten in dubbele zin door. Hij trad als schrijver buiten zijn eigen kring, en De sûnde werd een bestseller: het op één na best verkochte Friese boek van de twintigste eeuw.

De plot van De sûnde was ontleend aan een verhaal van Van Houtens vader over drie Bildtse seizoenarbeiders die door een gierige Boksumer boer waren bedrogen. Een van hen kwam in een strenge winter (misschien die van 1888) over het ijs naar Boksum om zijn loon op te eisen. Dat de gereformeerde boer en de gereformeerde arbeiders in twee werelden leven, wordt onderstreept door hun taalgebruik. Boer Holwerda spreekt Fries, Hendrik *Kuiken en zijn broers spreken Bildts. Met een Bijbeltekst (Jakobus 5:4) wordt verwezen naar de Bildtse arbeidersbeweging. Van Houtens in Vrouwenparochie geboren vrouw had hem geholpen met de Bildtstalige gedeelten.

In 1944 werd Van Houten (andere bronnen noemen Broer Dijkstra) districtscommandant van de ondergrondse Binnenlandse Strijdkrachten in het Bildt, Menameradiel en Baarderadeel. In 1945 verwerkte hij zijn oorlogsherinneringen in de verhalenbundel Ein fan ’e mars . Vanaf 1946 was hij betrokken bij de nieuwe ulo-afdeling van de Slotschool. Intussen werkte hij aan De hillige histoarje , een reeks Bijbelverhalen voor jongeren. Voor dit werk kreeg hij in 1954 de Gysbert Japicxprijs.

In 1963, na veertig jaar onderwijs, werd Ulbe van Houten op het Bildtse gemeentehuis geridderd. Na zijn pensioen werkte hij nog aan een Friese Bijbelvertaling. Hij overleed in 1974, een dag voor zijn 70 e verjaardag, thuis aan een hartaanval. Hij is begraven in Sint Annaparochie. Hier is in 1979 een straat naar hem vernoemd. Ook de voormalige Slotschool draagt sinds 1982 zijn naam. Na Waling *Dijkstra heeft niemand het Bildts meer bekendheid gegeven dan Ulbe van Houten.

Werk: de bibliotheekcatalogus van Tresoar (katalogus.tresoar.nl) geeft 393 treffers. Literatuur: LC (13-8-1988); Zondergeld; Net ferjitte ; Straatnameboek ; Kuiken (2014). Afbeelding: Ulbe van Houten (foto Tresoar). 43. Grietman Johannes Huber, van baantjesjager tot onderwijshervormer

HUBER, Johannes Lambertus (*Leeuwarden 8-8-1750, † 13-6-1826), ambtenaar, politicus en bestuurder. Zoon van mr. Ulrich Herman Huber (1727-1767), bestuurder, en Catharina Berghuis (1721-1778). Johannes Huber trouwde 1 e (Nijland 1- 12-1773) met Metje Tuinhout (1755-1802) en 2 e (Leeuwarden 19-12-1803) met Eliza Pratje (1765-1808). Bij Metje kreeg hij 7 kinderen (2 stierven jong), bij Eliza 1 dochter.

Johannes Huber kwam uit een juristenfamilie met Zwitserse wortels. De geliefde dichteres Diet Huber (1924-2008), de ‘Friese Annie M.G. Schmidt’, was een verre achternicht. Johannes maakte zijn rechtenstudie in Franeker (1764-1767) niet af. Hij werd belastingambtenaar in Makkum en later in . In 1785 probeerde hij tevergeefs grietman van te worden. Uit teleurstelling sloot hij zich aan bij de Fraterniteit in Leeuwarden, een ‘patriotse’ club die het hele politieke bestel wilde hervormen. Toen de patriotten in 1787 in Franeker de revolutie uitriepen, werd Huber de financiële man. De revolutie mislukte en Huber vluchtte naar Frankrijk. In 1795 keerde hij terug naar Friesland, waar hij een plaats kreeg in een nieuw patriots provinciebestuur.

Huber wilde geen drastische afrekening met het oude bestel zoals in het revolutionaire Frankrijk. In het Friese bestuur organiseerde hij een ‘kernploeg’ van gematigde geestverwanten, onder wie Teunis *Krap. Ze wilden de provincies meer vrijheid laten dan ‘radicalen’ z oals Dirk *Kuiken. Het kostte hun hun zetels in het Friese bestuur en Huber zijn zetel in het nationale parlement in Den Haag. Huber vertelt in zijn memoires hoe hij naar Parijs reisde om zijn zaak te bepleiten. Toen de Franse macht vanaf 1798 in Nederland toenam, kreeg hij de ene bestuursfunctie na de andere. Na de terugkeer van de Oranjes werd hij in 1816 toch nog grietman – van ’t Bildt.

Van ‘vrijh eid, gelijkheid, broederschap’ naar ‘God, Nederland en Oranje’: j e zou Johannes Huber een politieke overlever kunnen noemen, of een baantjesjager die met alle bestuurlijke winden meewaaide. Als Bildts grietman ontpopte hij zich echter als een verlicht hervormer – en dat was misschien wel de belangrijkste revolutie in zijn leven. Huber verbeterde vooral het onderwijs. De leerstof, de lesmethoden en de schoolgebouwen waren vreselijk verouderd. De schoolbesturen hadden er nauwelijks geld voor over. Huber maakte van de kleine school in Oudebildtzijl een modelschool. Hij gaf de vooruitstrevende onderwijzer Bruno van *Albada een vaste aanstelling en een modern gebouw. Zo trok hij de besturen van de andere dorpsscholen over de streep. De rietman, die in zijn eentje boven het rechtshuis in Sint Annaparochie woonde (zijn tweede vrouw was in 1808 overleden), at vaak met de onderwijzers om de stand van zaken te bespreken.

Johannes Huber was 75 jaar oud toen hij in 1825 om gezondheidsredenen ontslag nam. Hij trok zich terug op een buitenplaats in Blessum, waar hij zijn mémoires schreef en in 1826 overleed.

Werken: Aan het volk van Nederland (1796), Kort levensberigt (1826). Literatuur: Japikse; Sannes; Homines novi ; NP (1993); NL (2910); Kuiken (2013). Afbeelding: NP (1993). 44. Koster Jan Jansz wist in 1570 precies wie waar woonde

Jan Jansz (leefde Sint Annaparochie (1566) 1570), koster, schoolmeester en cartograaf.

Dat de koster-schoolmeester van Sint Annaparochie in 1570 Jan Jansz heette en bovendien knap kon tekenen, weten we alleen uit de Bildtse rentmeestersrekening over 1569/1570. Die bevat een post van in totaal 10 gulden, inclusief het inlijsten, voor een ‘kaartje van de Bildtlanden en de kwelders en dammen met alle huizen van de pachters’. Van de drie door koster Jan Jansz aan de rentmeester, de Rekenkamer in Den Haag en de regering in Brussel geleverde kaarten is alleen het Haagse exemplaar bewaard. Het is in 2005 fraai herdrukt bij het 500-jarig bestaan van ’t Bildt.

Als koster was Jan Jansz natuurlijk in dienst van de parochiekerk, en dat gold ook voor zijn werk als dorpsschoolmeester. Ook al waren de Bildtse kerken toen niet rijk, de koster moest wel zijn kost verdienen. De kerk van Sint Annaparochie had nauwelijks eigen land, maar in 1566 staat een Jan Jansz te boek als onderpachter van de armvoogdij van Berltsum in de Bildtse Zuidhoek. De Berltsumer kerk had daar een ‘burenweide’ die arme mensen als volkstuintje mochten gebruiken.

De opdracht voor een ingelijste Bildtkaart met twee kopieën was hoe dan ook een buitenkansje voor Jan Jansz, maar de aanleiding was niet erg feestelijk. Op 1 november (‘Allerheiligen’) 1570 was het ’s nachts springtij. Bijna al le Friese zeedijken braken door – ook de Bildtdijk. De hulp kwam snel op gang, maar de rentmeester wilde kunnen zien waar de Bildtdijk beschadigd was en waar de pachters woonden die schadevergoeding vroegen. De koster wist wie waar woonde en maakte een prachtige vogelvluchtkaart. Alleen de gepachte landerijen zijn er niet ingetekend.

Bijzonder is dat Jan Jansz de Bildtse dorpen van dubbele plaatsnamen voorzag: niet in het Bildts en Nederlands, zoals ze nu op de komborden staan, maar met nieuw bedachte namen naast de vanaf 1527 gangbare katholieke parochienamen. Sint Jacobiparochie, Sint Annaparochie en Vrouwenparochie stonden volgens hem in 1570 plaatselijk ook bekend als Wijngaarden, Altena en Kijfhoek: dorpsnamen uit Zuid-Holland. Op oudere en latere kaarten staan deze alternatieve namen niet. Op het kaartje dat Vitus von *Drachsdorf in 1505 tekende, en op een Friese kerkenkaart uit 1524, staan zelfs helemaal geen Bildtse dorpen. Ook in het dagboek dat *Dirk Jansz van 1604 tot 1636 bijhield, komen de alternatieve dorpsnamen niet meer voor.

Zou Jan Jansz deze namen dus zelf hebben bedacht? Het past wel in de Hervormingstijd dat er bezwaar was tegen de oude katholieke parochienamen. Hoe dan ook: vanwege zijn mooie kaart is naar Jan Jansz (met de aanvulling ‘Coster’) in 1963 een straat in Sint Annaparochie vernoemd.

Werk: de kaart is in 2005 gedrukt door Stichting Ons Bildt te Sint Annaparochie. Literatuur: Sannes; Uytland ; Kuiken (2013). Afbeelding: de originele Bildtkaart uit 1570 (foto Nationaal Archief, Den Haag). 45. Germ de Jong ontsnapte aan de armoede en werd een beroemde schilder

JONG, Gerben de (* Sint Jacobiparochie 8-3-1886, † Overveen 11-4-1967), kunstschilder. Zoon van Dirk de Jong (1857-1918), koopman, en Froukjen Landstra (1862-1900). Germ de Jong trouwde 1e (Amsterdam 11-4-1917) met Sara Oppenheimer (1881-1962), telegrafiste, na echtscheiding 2e (Amsterdam 26-6-1924) met Elise Frederika van Biema (1901-1945) en 3 e (Amsterdam 12-4-1956) met Tonia Maria de Kruijff (1900-1986), naaldkunstenares. Germ de Jong had uit zijn eerste huwelijk 2 dochters en uit zijn tweede huwelijk 2 zoons en 2 dochters.

De vader van Germ de Jong, een koopman in vlas en aardappelen, ging failliet toen Germ twee jaar oud was. Met zijn ouders en zusje verhuisde Germ eerst naar zijn grootouders in Rauwerd en toen naar Amsterdam, waar zijn vader fabrieksarbeider werd. Op zijn twaalfde ging ook Germ de fabriek in, maar hij belandde al snel in het ziekenhuis. Een arts merkte zijn tekentalent op. Met een beurs kon Germ daarna naar de tekenschool en later naar de kunstacademie. In 1917 had hij zijn eerste, zeer succesvolle expositie bij een Amsterdamse kunsthandel. Veel van zijn werk kwam in particuliere handen, maar ook het Haagse Gemeentemuseum nam De Jong in zijn collectie op.

Van 1917 tot 1922 was Germ de Jong gehuwd met de koopmansdochter Sara Oppenheim. Tijdens de Duitse bezetting zat hij met zijn tweede vrouw, de joodse Elly van Biema, in het verzet. Elly werd in 1942 gearresteerd omdat ze onderduikers verborg. Ze kwam vrij, maar werd in 1944 opnieuw opgepakt en naar Westerbork gebracht. In 1945 is ze vermoord in Auschwitz. In 1956 hertrouwde Germ de Jong met de zestien jaar jongere kunstenares Tonny de Kruijff.

Germ de Jong schilderde tussen de beide wereldoorlogen afwisselend in kunstenaarsdorpen zoals Blaricum en Bergen (N.-H.) en ook in Parijs, waar hij onder meer lof kreeg van Pablo Picasso. De Bergense dichter Adriaan Roland Holst roemde zijn ‘tere kleuren’. De Leeuwarder recensent Sikke Doele zou in 1999 zijn verfijnde, elegante bloemenstillevens prijzen. Vanaf 1942 woonde hij in Amsterdam en daarna tot zijn overlijden in 1967 in Overveen. Hij is in Velsen gecremeerd.

Germ de Jong heeft enige jaren in Bergen gewerkt, maar hoorde niet echt bij de wat sombere ‘Bergense School’ . Daarvoor was hij, in Doeles woorden, toch teveel een ‘kleurrijke, feestelijke verteller’. In 1980 kocht het Fries Museum werk van De Jong uit de nalatenschap van zijn oudste dochter, die onder de naam Fanny Kelk bekend was als kunstenares en kunstcritica. De Jongs honderdste geboortedag werd in 1986 in Haarlem herdacht met een tentoonstelling in Teylers Museum. In 1999 volgde een overzichtstentoonstelling in Museum Kranenburgh te Bergen.

Werk: lijsten op collectie.friesmuseum.nl (54 treffers) en in Kelk. Literatuur : LC (24-12-1958); Kelk; LC (29-1-1999); Kuiken (2014). Afbeelding: Germ de Jong in 1956 (foto Tresoar).

46. ‘Gerryt Dirks’ de Jong gaf het Bildts een ereplaats in zijn Bildtse Post

JONG, Gerrit de (* Sint Annaparochie 25-11-1927, † Sint Annaparochie 27-10-2000), alias Gerryt Dirks , drukker, uitgever en taalactivist. Zoon van Dirk de Jong (1897-1966), letterzetter, later drukker en uitgever, en Franziska Scholte (1902-1978). Gerryt Dirks de Jong trouwde (het Bildt 16-5-1952) met Wietske Ganzinga (1930-2015). Ze kregen 4 zoons.

De vader van Gerrit de Jong begon in 1935 met zijn collega Binne van Leer (1893-1970) een eigen drukkerij en een advertentieblad, de Bildtsche Post (BP ). Zoon Gerrit wilde graag arts worden, maar moest in de bezettingsjaren onderduiken in Leeuwarden. Na de Bevrijding werkte hij vijf maanden bij een fruitteler. Op aandringen van zijn vader kwam hij toch in de drukkerij, eerst als handzetter en later als verslaggever voor de nieuwe betaalde editie van de BP . In navolging van het geliefde Praethoekje foar de Fryske bern in de Leeuwarder Courant (LC ) begon hij in 1951 een tweetalige – maar overwegend Bildtse – kinderrubriek in de BP . Nadat Hotze *Buwalda in 1980 zijn vaste Bildtse rubriek had beëindigd, begon hij zijn eigen rubriek: het Bildts praatsy . Wat daarin kwam, moest waar gebeurd zijn maar ook humoristisch – zoals zijn verslag van het eeuwfeest van de gereformeerde gemeente in Sint Jacobiparochie in 1988, dat vol treffende anekdotes stond.

Kort nadat ‘Gerryt Dirks’, zoals hij zijn Bildtse praatsys ondertekende, zijn vaders aandeel in de BP had overgenomen, kocht hij Van Leer uit. Het Bildts praatsy hield zijn ereplaats op de voorpagina, maar daarbuiten bleef de krant overwegend Nederlandstalig. De verslagen waren wel doorspekt met Bildtse en Friese citaten, en er kwamen steeds meer Bildtstalige advertenties.

In gesprekken met Buwalda had De Jong oog gekregen voor de opmars van het Fries, dat actief werd gesteund door een hecht netwerk van politieke en culturele organisaties. In 1980 werd hij voorzitter van de nieuwe Stichting Ons Bildt (SOB), die het Bildts moest redden. Het was zijn idee om in 1985 achterop de Bildtse grenspalen de tekst Met Bildtse groetnis te zetten – een speels antwoord op de bloedserieuze plaatsnamenstrijd van de ‘frisiasten’. Hij gaf tussendoor Bildtse les aan een collega van de LC, zodat Bilkerts ook daar in het Bildts konden worden aangehaald. In 1988 kregen De Jong en zijn medebestuurders als eersten de nieuwe gemeentelijke cultuurprijs.

Gerrit de Jong won deze prijs in 1992 nogmaals op persoonlijke titel. Hij leidde zijn krant tot het einde toe, ook toen een slopende ziekte dat erg moeilijk maakte. In oktober 2000 nam hij in zijn laatste Bildts praatsy afscheid van zijn lezers. Eind oktober is hij in familiekring gecremeerd.

Werk: in de BP ; Symbolen van een eigenzinnig volk (1993, met A. Cuperus en E.J. Kuiken). Literatuur: F&F (24-11-1990); LC (25-2-2011); Kuiken (2014); BP (3-11-2015). Afbeelding: ‘Gerryt Dirks’ de Jong in 1990 ( foto Albert van der Kooy).