Quick viewing(Text Mode)

Rup Recreatiezone Wildert

Rup Recreatiezone Wildert

Pagina 1 van 166 Imagine the result

Gemeente Essen

GEMEENTELIJK RUP RECREATIEZONE WILDERT

Integrale toelichtings- en screeningsnota

Projectnummer – BE0100046901_0150 | Versie H| augustus 2015

Pagina 2 van 166 BE0100046901_0150

Opdrachtgever Gemeente Essen

Heuvelplein 23

2910 Essen

Contactpersonen: Steven Van Gool & Kristin Poelmans

Tel.: 03 670 01 43

Fax: 03 670 01 55 Gemeentelijk RUP Recreatiezone Wildert

Integrale toelichtings- en screeningsnota

Opdrachtnemer ARCADIS nv Posthofbrug 12 B-2600 Berchem BTW BE 0426.682.709 RPR Antwerpen ING 320-0687053-72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 BIC BBRUBEBB

Contactpersoon Bart Antheunis

Telefoon +32 9 242 44 25

Telefax +32 9 242 44 45

E-mail [email protected]

Website www.arcadisbelgium.be

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 3 van 166 BE0100046901_0150

Revisie

Versie Datum Opmerking

A Maart 2012 Schetsontwerp integrale nota

B Juni 2012 Aangepaste versie schetsontwerp

C Augustus 2012 Aangepaste versie met toevoeging deelplan 2

D Augustus 2014 Aangepaste versie na overleg

E Oktober 2014 Versie voor dienst MER

F Maart 2015 Versie voor screeningsprocedure

G Juli 2015 Aangepaste versie voor aanvraag ontheffing

H Augustus 2015 Aangepaste versie voor aanvraag ontheffing

Opgesteld

Afdeling/discipline Functie Naam Handtekening Datum

IRV Projectleider Bart Antheunis

Milieu Projectmedewerker Hanne Carlens

IRV Projectmedewerker Piet Kiekens

Geverifieerd

Afdeling/discipline Functie Naam Handtekening Datum

IRV Projectverantwoordelijke Bart Antheunis

Goedgekeurd door klant

Afdeling/discipline Functie Naam Handtekening Datum

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 4 van 166 BE0100046901_0150

Inhoudsopgave

DEEL 0 ALGEMEEN DEEL ...... 13 1 Inleiding ...... 13 1.1 Situering plangebieden ...... 13 1.2 Aanleiding tot en verantwoording voor het plan ...... 13 1.3 Type van het RUP ...... 14 1.4 Opbouw van de nota ...... 14 DEEL 1 DEELPLAN 1 – RECREATIEZONE WILDERT ...... 15 1 Inleiding ...... 15 1.1 Situering plangebied ...... 15 1.2 Opbouw van de nota ...... 15 2 Beleidskader ...... 17 2.1 Structuurplanning ...... 17 2.1.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)...... 17 2.1.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) ...... 19 2.1.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Essen ...... 20 2.2 Andere relevante plannen ...... 25 2.2.1 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos Noorderkempen ...... 25 2.2.2 Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP’s) in omgeving plangebied ...... 28 2.2.3 Mobiliteitsplan Essen ...... 29 2.2.4 Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) ...... 30 2.2.5 Milieubeleidsplan Essen 2012-2017 ...... 30 2.2.6 Beleidsplan Grenspark De Zoom – Kalmthoutse ...... 31 2.2.7 Erkenning van het privaat natuurreservaat “Stappersven” te Kalmthout en Essen ...... 31 2.3 Bestaande juridische toestand ...... 32 2.3.1 Huidige bestemming ...... 32 2.3.2 Overzicht bestaande juridische toestand ...... 32 3 Ruimtelijke situering...... 36 3.1 Situering plangebied ...... 36 3.2 Historische situering ...... 36 3.3 Referentiesituatie / bestaande feitelijke toestand ...... 37 3.3.1 Mens – ruimtelijke aspecten ...... 38 3.3.2 Geluid ...... 47 3.3.3 Lucht en klimaat ...... 48 3.3.4 Water...... 49 3.3.5 Bodem ...... 50 3.3.6 Fauna en Flora ...... 50 3.3.7 Landschap ...... 53 4 Randvoorwaarden, behoeften en mogelijk programma ...... 54 4.1 Randvoorwaarden ...... 54 4.1.1 Vanuit de juridische toestand ...... 54 4.1.2 Vanuit het beleidskader ...... 54 4.2 Behoeften ...... 55 4.2.1 Vanuit gemeente Essen ...... 55 4.2.2 Vanuit het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide ...... 55 4.2.3 Vanuit gebruikers/eigenaars plangebied ...... 55 BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 5 van 166 BE0100046901_0150

4.2.4 Benodigde oppervlakte vanuit behoefte ...... 57 5 Ruimtelijk Ontwerp ...... 58 5.1 Doelstellingen ...... 58 5.2 Visie ...... 58 5.3 Concepten ...... 59 5.3.1 Abstract ...... 59 5.3.2 Vertaling naar plangebied - inrichtingsvarianten ...... 61 5.4 Referentieontwerp ...... 65 5.5 Afbakening plangebied ...... 67 5.6 Vertaling naar bestemmingszones ...... 68 5.6.1 Aanzet verordenend grafisch plan ...... 68 5.6.2 Zone voor openluchtrecreatieve terreinen ...... 68 5.6.3 Zone voor actieve recreatie in open lucht ...... 73 5.6.4 Overdrukzone voor grootschalige gemeenschappelijke voorzieningen ...... 75 5.6.5 Indicatieve aanduiding van langzaam verkeersverbinding ...... 76 5.6.6 Overdrukzone voor bosgordel ...... 76 5.6.7 Zone voor parking en ontsluiting gemotoriseerd verkeer ...... 77 5.6.8 Waterwinningsgebied (overdruk) ...... 77 6 Onderzoek tot milieueffectrapportage ...... 78 6.1 Stap 1: Toetsing aan het decreet DABM ...... 78 6.2 Stap 2: Is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig? ...... 79 6.2.1 Toetsing aan categorie A ...... 79 6.2.2 Toetsing aan categorie B ...... 81 6.2.3 Conclusie over de plan-MER-plicht van rechtswege ...... 81 6.3 Stap 3: Veroorzaakt het plan belangrijke milieueffecten? ...... 82 6.3.1 Mens – ruimtelijke aspecten ...... 82 6.3.2 Mens – mobiliteit ...... 84 6.3.3 Mens - externe veiligheid ...... 90 6.3.4 Geluid ...... 91 6.3.5 Lucht en klimaat ...... 92 6.3.6 Water...... 93 6.3.7 Bodem ...... 95 6.3.8 Fauna en flora ...... 95 6.3.9 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie ...... 98 6.3.10 Duurzaamheidsaspecten ...... 100 6.3.11 Grensoverschrijdende effecten ...... 100 6.3.12 Conclusie ...... 100 7 Ruimtebalans ...... 101 8 Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn ...... 102 8.1 Planschade ...... 102 8.1.1 Het begrip planschade ...... 102 8.1.2 Het bedrag van de vergoeding ...... 102 8.1.3 Toekenning van planschadevergoeding ...... 103 8.1.4 Uitzonderingen en vrijstellingen ...... 103 8.1.5 Meer informatie over planschade ...... 103 8.2 Planbaten ...... 104 8.2.1 Het begrip planbaten...... 104 8.2.2 Het bedrag van de heffing ...... 104 8.2.3 Inning van de planbatenheffing ...... 104 BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 6 van 166 BE0100046901_0150

8.2.4 Uitzonderingen en vrijstellingen ...... 104 8.2.5 Meer informatie over planbaten ...... 104 8.3 Kapitaalschade ...... 105 8.3.1 Het begrip kapitaalschade ...... 105 8.3.2 Het bedrag van de kapitaalschadecompensatie ...... 105 8.3.3 Toekenning van de kapitaalschadecompensatie ...... 105 8.3.4 Voorwaarden ...... 105 8.3.5 Meer informatie over kapitaalschadecompensatie ...... 105 8.4 Gebruikersschade ...... 106 8.4.1 Het begrip gebruikersschade ...... 106 8.4.2 Het bedrag van de gebruikerscompensatie ...... 106 8.4.3 Toekenning van de gebruikerscompensatie ...... 106 8.4.4 Voorwaarden ...... 106 8.4.5 Meer informatie over gebruikerscompensatie ...... 107 9 Op te heffen voorschriften ...... 108 DEEL 2 DEELPLAN 2 – COMPENSEREND RUP HORENDONK ...... 109 1 Inleiding ...... 109 1.1 Situering plangebied ...... 109 1.2 Opbouw van de nota ...... 109 2 Beleidskader ...... 111 2.1 Structuurplanning ...... 111 2.1.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)...... 111 2.1.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) ...... 111 2.1.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Essen ...... 111 2.2 Andere relevante plannen ...... 114 2.2.1 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos Noorderkempen ...... 114 2.2.2 Mobiliteitsplan Essen ...... 115 2.2.3 Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) ...... 115 2.2.4 Milieubeleidsplan Essen 2012-2017 ...... 116 2.3 Bestaande juridische toestand ...... 116 2.3.1 Huidige bestemming ...... 116 2.3.2 Overzicht bestaande juridische toestand ...... 117 3 Ruimtelijke situering...... 121 3.1 Situering plangebied ...... 121 3.2 Historische situering ...... 121 3.3 Referentiesituatie / bestaande feitelijke toestand ...... 122 3.3.1 Mens – ruimtelijke aspecten ...... 122 3.3.2 Geluid ...... 124 3.3.3 Lucht en klimaat ...... 124 3.3.4 Water...... 125 3.3.5 Bodem ...... 126 3.3.6 Fauna en Flora ...... 126 3.3.7 Landschap ...... 127 4 Ruimtelijke vertaling ...... 128 4.1 Doelstellingen ...... 128 4.2 Visie ...... 128 4.3 Afbakening plangebied ...... 128 4.4 Vertaling naar bestemmingszones ...... 128 4.4.1 Aanzet verordenend grafisch plan ...... 128 4.4.2 Natuurgebied ...... 128 BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 7 van 166 BE0100046901_0150

5 Onderzoek tot milieueffectrapportage ...... 130 5.1 Stap 1: Toetsing aan het decreet DABM ...... 130 5.2 Stap 2: Is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig? ...... 130 5.2.1 Toetsing aan categorie A ...... 131 5.2.2 Toetsing aan categorie B ...... 132 5.2.3 Conclusie over de plan-MER-plicht van rechtswege ...... 132 5.3 Stap 3: Veroorzaakt het plan belangrijke milieueffecten? ...... 132 5.3.1 Mens – ruimtelijke aspecten ...... 133 5.3.2 Mens – mobiliteit ...... 133 5.3.3 Geluid ...... 134 5.3.4 Lucht en klimaat ...... 134 5.3.5 Water...... 135 5.3.6 Bodem ...... 136 5.3.7 Fauna en flora ...... 136 5.3.8 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie ...... 137 5.3.9 Grensoverschrijdende effecten ...... 138 5.3.10 Conclusie ...... 138 6 Ruimtebalans ...... 139 7 Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn ...... 140 7.1 Planschade ...... 140 7.1.1 Het begrip planschade ...... 140 7.1.2 Het bedrag van de vergoeding ...... 140 7.1.3 Toekenning van planschadevergoeding ...... 141 7.1.4 Uitzonderingen en vrijstellingen ...... 141 7.1.5 Meer informatie over planschade ...... 141 7.2 Planbaten ...... 142 7.2.1 Het begrip planbaten...... 142 7.2.2 Het bedrag van de heffing ...... 142 7.2.3 Inning van de planbatenheffing ...... 142 7.2.4 Uitzonderingen en vrijstellingen ...... 142 7.2.5 Meer informatie over planbaten ...... 142 7.3 Kapitaalschade ...... 143 7.3.1 Het begrip kapitaalschade ...... 143 7.3.2 Het bedrag van de kapitaalschadecompensatie ...... 143 7.3.3 Toekenning van de kapitaalschadecompensatie ...... 143 7.3.4 Voorwaarden ...... 143 7.3.5 Meer informatie over kapitaalschadecompensatie ...... 143 7.4 Gebruikersschade ...... 144 7.4.1 Het begrip gebruikersschade ...... 144 7.4.2 Het bedrag van de gebruikerscompensatie ...... 144 7.4.3 Toekenning van de gebruikerscompensatie ...... 144 7.4.4 Voorwaarden ...... 144 7.4.5 Meer informatie over gebruikerscompensatie ...... 145 8 Op te heffen voorschriften ...... 146 DEEL 3 BIJLAGEN ...... 147 1 Natuurtoetsen ...... 147 1.1 Inleiding ...... 147 1.1.1 Toets aan Artikel 16 van het Natuurdecreet (algemene natuurtoets) ...... 147 1.1.2 Toets aan het soortenbesluit ...... 147 BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 8 van 166 BE0100046901_0150

1.1.3 Toets aan Artikel 26bis van het Natuurdecreet (verscherpte natuurtoets) ...... 148 1.1.4 Toets aan Artikel 36ter van het Natuurdecreet (voortoets) ...... 148 1.2 Beschrijving van het plan ...... 149 1.3 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 150 1.3.1 Beschrijving van het plangebied ...... 150 1.3.2 Beschrijving van VEN-gebied ...... 152 1.3.3 Beschrijving van de Speciale Beschermingszones en bijlage III soorten ...... 152 1.3.4 Beschrijving van de bijlage IV - soorten...... 154 1.4 Effectbeschrijving en –beoordeling ...... 154 1.4.1 Toets aan Artikel 26bis van het Natuurdecreet (verscherpte natuurtoets) ...... 154 1.4.2 Toets aan Artikel 36ter van het Natuurdecreet (voortoets) ...... 157 1.5 Besluit ...... 160 2 Bronvermelding juridische aspecten en andere relevante (sectorale) gegevens .. 161 3 Informatieve kaarten ...... 165

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 9 van 166 BE0100046901_0150

Lijst der figuren

Figuur 1: RSV – Afwegingskader bestaande terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven ...... 18 Figuur 2: GRS - Gewenste ruimtelijke structuur voor Wildert...... 21 Figuur 3: GRS: Gewenste toeristisch-recreatieve structuur voor Essen ...... 25 Figuur 4: Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos voor de regio Noorderkempen - Gewenste ruimtelijke structuur 'Bos-en heidegebied Kalmthout Schietvelden' (deelruimte 1) ...... 26 Figuur 5: PRUP Clusters weekendverblijven C1, C2 en C3 - Ruimtelijk wensbeeld ...... 29 Figuur 6: Historische kaarten ...... 37 Figuur 7: Huidig gebruik (+ fotostandpunten) ...... 39 Figuur 8: Voet- en buurtwegen ...... 41 Figuur 9: Wandelnetwerk Kempense Heide (bron: http://www.wandelknooppunt.be/) ...... 41

Figuur 10: Functioneel fietsnetwerk gemeente Essen met aanduiding plangebied ( ) ...... 42

Figuur 11: Openbaar vervoersnetwerk gemeente Essen met aanduiding plangebied ( ) ...... 43 Figuur 12: Wegencategorisering gemotoriseerd verkeer gemeente Essen met aanduiding plangebied ( ) ...... 44 Figuur 13: Verkeerstellingen – locatie telpunten ...... 45 Figuur 14: Ongevallen sets 2003-205 en 2005-2007 (Bron: Geoloket provincie Antwerpen) ...... 47 Figuur 15: Totale index luchtkwaliteit (gemiddelde 2010-2012)...... 48 Figuur 16: Zoneringsplan...... 49 Figuur 17: Inrichtingsvariant 1 ...... 62 Figuur 18: Inrichtingsvariant 2 ...... 63 Figuur 19: Inrichtingsvariant 3 ...... 64 Figuur 20: Schets referentieontwerp ...... 66 Figuur 21: Randvoorwaarden bij de ontwikkeling van twee openluchtrecreatieve terreinen ...... 70 Figuur 22: Stappen in het onderzoek tot milieueffectrapportage ...... 78 Figuur 23: Gewenste ruimtelijke structuur voor het openruimtegebied Horendonk-Kleine Aa ...... 113 Figuur 24: Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos voor de regio Noorderkempen - Gewenste ruimtelijke structuur ‘Open Kempen’ (deelruimte 2) ...... 114 Figuur 25: Historische kaarten ...... 121 Figuur 26: Voet- en buurtwegen ...... 123 Figuur 27: Wandelnetwerk Kempense Heide (bron: http://www.wandelknooppunt.be/) ...... 123 Figuur 28: Totale index luchtkwaliteit (gemiddelde 2010-2012)...... 125 Figuur 29: Zoneringsplan...... 126 Figuur 30: Stappen in het onderzoek tot milieueffectrapportage ...... 130 Figuur 31: Aanduiding van SBZ, VEN en natuurreservaten t.h.v. het plangebied ...... 151

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 10 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 32: Recreatieroutes doorheen Kalmthoutse heide t.h.v. plangebied ...... 156 Figuur 33: Habitatkaart t.h.v. plangebied ...... 158

Lijst der kaarten

Kaart 1: Deelplan 1 - Situering op macro-niveau ...... 13 Kaart 2: Deelplan 1 - Situering op micro-niveau (orthofoto) ...... 15 Kaart 3: Deelplan 1 - Gewestplan ...... 32 Kaart 4: Deelplan 1 - Watertoets ...... 49 Kaart 5: Deelplan 1 - Bodem ...... 50 Kaart 6: Deelplan 1 – BWK ...... 50 Kaart 7: Deelplan 1 - Natuur ...... 50 Kaart 8: Deelplan 1 - Landschapsatlas ...... 53 Kaart 9: Deelplan 1 - Landschapscomposietkaart ...... 53 Kaart 10: Deelplan 1 - Grafisch register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn ...... 102 Kaart 11: Deelplan 2 - Situering op micro-niveau (orthofoto) ...... 109 Kaart 12: Deelplan 2 - Gewestplan ...... 116 Kaart 13: Deelplan 2 - Watertoets ...... 125 Kaart 14: Deelplan 2 - Bodem ...... 126 Kaart 15: Deelplan 2 - BWK ...... 126 Kaart 16: Deelplan 2 - Landschapatlas ...... 127 Kaart 17: Deelplan 2 - Landschapscomposietkaart ...... 127 Kaart 18: Deelplan 2 - Grafisch register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn ...... 140

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 11 van 166 BE0100046901_0150

Lijst der tabellen

Tabel 1: Bestaande, juridische toestand ...... 32 Tabel 2: Afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen binnen plangebied ...... 35 Tabel 3: Buslijnen ...... 43 Tabel 4: Treinverbindingen ...... 43 Tabel 5: Resultaten verkeerstellingen Huybergsebaan (2014) ...... 46 Tabel 6: Benodigde oppervlakte o.b.v. behoeften ...... 57 Tabel 7: Geschatte verkeersgeneratie ...... 85 Tabel 8: Geschatte parkeerbehoefte ...... 87 Tabel 9: Ruimtebalans...... 101 Tabel 10: Bestaande, juridische toestand ...... 117 Tabel 11: Ruimtebalans...... 139 Tabel 12: Bijlage I – habitats ...... 152 Tabel 13: Soorten waarvoor vogelrichtlijngebied is aangewezen ...... 153

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp

Pagina 13 van 166 BE0100046901_0150

DEEL 0 ALGEMEEN DEEL

1 Inleiding

1.1 Situering plangebieden

Kaart 1: Deelplan 1 - Situering op macro-niveau

Het RUP Recreatiezone Wildert bestaat uit twee deelplannen. Beide deelplannen bevin- den zich op het grondgebied van de gemeente Essen (provincie Antwerpen).

Het plangebied van deelplan 1 bevindt zich ten westen van de kern van Wildert. Ten noor- den en westen van het plangebied bevindt zich ‘specifiek woongebied met bosrijk karakter’ volgens het PRUP Clusters weekendverblijven C1, C2 en C3 te Essen (verder ‘woonbos’ genoemd). Ten oosten van het plangebied bevindt zich de weekendzone Leemputten en een lokaal bedrijventerrein. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide.

Het plangebied van deelplan 2 bevindt zich ten oosten van de kern van Horendonk. Het is een bebost gebied aangrenzend aan de Horendonkse bossen, en sluit aan op de week- endzone Horendonk (in het oosten en zuiden). Ten westen van het plangebied, tussen de kern van Horendonk en het plangebied, situeert zich landbouwgebied.

1.2 Aanleiding tot en verantwoording voor het plan

De gemeente Essen is, in toepassing van artikel 2.2.13 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening, bevoegd voor het opmaken van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen in uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Essen.

Het RUP wordt opgemaakt in uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) Essen. In het richtinggevend gedeelte van het GRS staat de opmaak van een RUP Recre- atiezone Wildert als mogelijk te nemen maatregel voor de deelruimte ‘woonband Essen- Wildert’ vermeld, en dit ter realisatie van de volgende doelstellingen:

 Het versterken van de onderlinge relatie tussen de verschillende recreatieve elementen tussen de Huybergsebaan en de Steenovenstraat als overgang tussen de dorpskern van Wildert en de weekendzone / het woonbos;

 Het creëren van uitbreidingsmogelijkheden voor de aanwezige lokale recreatieve voor- zieningen en voorzien van vestigingsmogelijkheden voor nieuwe recreatieve voorzie- ningen op basis van een aangetoonde behoefte;

 Het creëren van uitbreidingsmogelijkheden voor de bovenlokale recreatieve knoop voor verblijfsrecreatie op basis van een concrete ontwikkelingsvisie op middellange en lange termijn;

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 14 van 166 BE0100046901_0150

 Het uitbouwen van een toegang tot het grenspark Zoom-Kalmthoutse heide met bijho- rende infrastructuur;

 Het uitwerken van een groene verbinding tussen het Domein Wildven (domein Carlier) en de Wildertse Duintjes.

Het RUP bestaat uit twee deelplannen. In deelplan 1 wordt er een visie uitgewerkt voor het gebied tussen de Steenovenstraat, Leemputten, de Huybergsebaan en de Nolsebaan in Wildert. Het uitvoeren van deze visie draagt bij tot het verwezenlijken van de doelstellingen voor het gebied. De visie krijgt vorm in een referentieontwerp voor het gebied, dat vervol- gens wordt doorvertaald in bestemmingszones voor het deelplan.

In deelplan 1 wordt natuurgebied zoals ingekleurd op het gewestplan herbestemd tot re- creatiegebied. Het betreft een bebost perceel in de zuidwesthoek van het plangebied, en akkerland in de zuidoosthoek van het plangebied. Voor deze inname voorziet deelplan 2 in een planologische compensatie: recreatiegebied volgens gewestplan wordt er herbe- stemd tot natuurgebied. Hierbij wordt een grotere oppervlakte herbestemd dan het inge- nomen natuurgebied in het plangebied van deelplan 1.

1.3 Type van het RUP

Het RUP wordt opgemaakt als een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GeRUP).

De detailleringsgraad van het RUP is voldoende hoog om de ruimtelijke kwaliteit van het terrein en de omgeving te bewaren. In de stedenbouwkundige voorschriften van deelplan 1 worden er voorwaarden opgenomen m.b.t. de ruimtelijke samenhang van een openlucht- recreatie terrein en de ganse zone, de kwaliteit en de inplanting van de constructies, de toegelaten bebouwde en verharde oppervlakte, minimale groenpercentages, de ontslui- tings- en parkeermogelijkheden. In deelplan 2 wordt een reeds bebost gebied herbestemd van recreatie- tot natuurgebied.

1.4 Opbouw van de nota

Het volledige dossier van het RUP Recreatiezone Wildert bevat een grafisch plan, steden- bouwkundige voorschriften, een toelichtingsnota en een screeningsnota.

In onderhavige nota worden de toelichtingsnota en de screening op milieueffecten integraal opgenomen. De stedenbouwkundige voorschriften worden aan de nota toegevoegd. Het grafisch plan wordt bijgevoegd.

De nota bestaat uit drie delen: de twee deelplannen en een bijlage. De opbouw van elk deelplan wordt verduidelijkt in de inleiding bij het deelplan.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 15 van 166 BE0100046901_0150

DEEL 1 DEELPLAN 1 – RECREATIEZONE WILDERT

1 Inleiding

1.1 Situering plangebied

Kaart 2: Deelplan 1 - Situering op micro-niveau (orthofoto)

Het plangebied bevindt zich in de gemeente Essen (provincie Antwerpen) ten westen van de kern van Wildert. Ten noorden en westen van het plangebied bevindt zich het woonbos Wildert, waarvoor er recent een PRUP is opgemaakt o.b.v. het resultaat van een toepas- sing van het provinciale oplossingskader voor clusters van weekendverblijven. Ten oosten van het plangebied bevindt zich de weekendzone Leemputten en een lokaal bedrijventer- rein. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide. Het Grenspark is toegankelijk voor langzaam verkeer vanaf het kruispunt aan de zuidwesthoek van het plangebied.

Het plangebied bevindt zich tussen de Steenovenstraat in het noorden, de Nolsebaan in het westen en de Huybergsebaan in het zuiden. Het plangebied omvat de voormalige cam- ping “Wildertse Rust” 1 (met chalets, stacaravans en standplaatsen), de taverne “Het Sei- zoen”, een woning met werkplaats (electriciteitswerken “Elko”), twee voetbalterreinen van KSV Wildert (incl. clublokalen), een braakliggend terrein dat als parking bij de voetbalter- reinen wordt gebruikt, een bebost perceel, een paardenweide en akkerland.

1.2 Opbouw van de nota

In Hoofdstuk 2 Beleidskader en Hoofdstuk 3 Ruimtelijke situering, wordt het deelplan ge- kaderd. In Hoofdstuk 2 wordt het geplaatst binnen het kader van de structuurplanning en andere relevante plannen of planprocessen. Ook de juridische toestand van het plangebied wordt er geschetst. In Hoofdstuk 3 wordt de ruimtelijke situering van het plangebied ver- duidelijkt, en wordt de referentiesituatie i.f.v. de screening op milieueffecten beschreven.

In Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden en behoeften worden de randvoorwaarden die volgen uit hoofdstuk 2 en 3 samengevat, en worden de behoeften vanuit de verschillende betrok- kenen opgelijst. Vervolgens wordt er nagegaan welk type invulling van het plangebied past binnen de randvoorwaarden en de behoeftes. Op basis van deze analyse kan er dan wor- den nagegaan welk programma er op het terrein kan toegelaten en gerealiseerd worden.

In Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Ontwerp worden eerst de doelstellingen van het deelplan toege- licht. Om aan deze doelstellingen tegemoet te komen wordt er een visie op de ontwikkeling van het plangebied uiteengezet, die vervolgens wordt vertaald in een aantal concepten.

1 De camping is sinds 2013 gesloten.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 16 van 166 BE0100046901_0150

Deze concepten worden toegepast op het plangebied, hetgeen leidt tot een aantal inrich- tingsvarianten. Een beoordeling van de inrichtingsvarianten o.b.v. de doelstellingen leidt uiteindelijk naar een referentieontwerp voor de site. Op basis hiervan wordt het plangebied exact afgebakend en worden de bestemmingszones bepaald. Het referentieontwerp wordt gebruikt als toetsingsinstrument en moet toelaten om tot realistische stedenbouwkundige voorschriften te komen.

In Hoofdstuk 6 Onderzoek tot milieueffectrapportage wordt nagegaan of het voorgenomen plan plan-MER-plichtig is volgens het plan-mer-decreet dat op 1 december 2007 in werking getreden is. In een eerste stap wordt nagegaan of het plan van rechtswege plan-MER- plichtig is. Indien dit niet het geval is, wordt in een tweede stap onderzocht of het plan kan leiden tot belangrijke negatieve milieueffecten en daardoor plan-MER-plichtig is.

Hoofdstuk 7 Ruimtebalans vergelijkt het ruimtebeslag van de bestaande en de geplande juridische toestand. Hoofdstuk 8 bevat het register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn. Hoofdstuk 9 bevat de op te heffen voorschriften van het gewestplan voor die percelen die gelegen zijn binnen de grenzen van het plangebied.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 17 van 166 BE0100046901_0150

2 Beleidskader

2.1 Structuurplanning

2.1.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)2

Op 23 september 1997 werd het eerste Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) defini- tief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Een eerste herziening van het RSV werd defi- nitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 12 december 2003. Een tweede herziening werd definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 17 december 2010.

Het RSV is een beleidsdocument dat richtinggevend en deels bindend is voor de Vlaamse regering, haar administraties en alle onder het Gewest ressorterende instellingen, en voor de provinciale en gemeentelijke overheid. De uitgangshouding is het realiseren van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De belangrijkste doelstelling is het tegengaan van de verdere verspreiding van stedelijke functies in en de versnippering van de open ruimte.

De gemeente Essen behoort tot de zogenaamde ‘buitengebiedgemeenten’. De ruimte- lijke structuur van het buitengebied wordt bepaald door:

 de natuurlijke structuur;

 de agrarische structuur;

 de nederzettingsstructuur;

 de infrastructuur.

Enkele van de voornaamste doelstellingen van het RSV voor het buitengebied zijn:

 het bundelen van de ontwikkelingen in de kernen van het buitengebied;

 differentiatie van de nederzettingsstructuur;

 trendbreuk in de verdeling van de behoefte aan bijkomende woningen;

 wonen en werken concentreren in de kernen van het buitengebied;

 geen verdere groei van linten en verspreide bebouwing;

 herwaarderen van bestaande bossen.

Wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor openluchtrecreatieve verblijven (kampeerterreinen, kampeerverblijfparken en vakantieparken waarvoor een sectorale om- kadering bestaat) vermeldt het RSV dat alle terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, ongeacht de bestemming op het gewestplan, moeten worden geëvalueerd i.f.v. de ruimte- lijke draagkracht van het betrokken gebied. Deze benadering vertrekt van de feitelijke toe- stand, waarbij het zone-eigen of zonevreemd karakter en het tijdstip waarop het openlucht- recreatief verblijf is gerealiseerd slechts aspecten zijn bij de afweging.

2 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (gecoördineerde versie), 2004.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 18 van 166 BE0100046901_0150

In de praktijk kan de evaluatie leiden

 voor nieuwe terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven:

- tot het niet realiseren van een nieuw terrein omdat het niet verenigbaar is met de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van natuur, bos en landbouw of niet mogelijk is binnen de gestelde randvoorwaarden

- tot het realiseren van een nieuw terrein indien het verenigbaar is met de ruimtelijke draagkracht van het gebied en indien de verdere ontwikkeling vanuit toeristisch-re- creatief oogpunt gewenst is; wanneer het terrein geen recreatieve bestemming heeft, moet het worden afgebakend in een uitvoeringsplan

 voor bestaande terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven:

- tot het behoud van het bestaande terrein; wanneer het terrein geen recreatieve be- stemming heeft, moet het worden afgebakend in een uitvoeringsplan; wanneer het terrein destijds illegaal werd opgericht, moet de (eventuele) afbakening worden voor- afgegaan door een handhavingsprocedure

- tot de sanering i.f.v. de ruimtelijke draagkracht van het gebied

. het terrein wordt verplaatst naar een nieuw of bestaand terreinen in de omgeving; het nieuw terrein moet in een uitvoeringsplan worden afgebakend

. het terrein wordt verwijderd omdat het niet verenigbaar is met de ruimtelijke draagkracht; indien het terrein een recreatieve bestemming had, moet deze wor- den gewijzigd in een uitvoeringsplan.

De afweging voor bestaande terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven ziet er als volgt uit.

Figuur 1: RSV – Afwegingskader bestaande terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 19 van 166 BE0100046901_0150

2.1.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA)3

Het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) werd op 10 juni 2001 definitief goedgekeurd door de minister. Een partiële herziening van het RSPA is goedgekeurd bij ministerieel besluit van 5 mei 2011.

Het RSPA is een beleidsdocument dat richtinggevend en deels bindend is voor de Depu- tatie, haar administratie en alle onder de provincie ressorterende instellingen, en voor de gemeentelijke overheden. Het RSPA gaat voor het vastleggen van haar gewenste ruimte- lijke structuur uit van volgende twee principes:

 vier hoofdruimten als uiting voor diversiteit;

 vijf deelstructuren als invalshoek voor samenhang.

De gemeente Essen situeert zich binnen de deelruimte ‘Open Kempen’. Dit gebied wordt omschreven als zijnde een open gebied met grootschalige landbouw en verspreide natuur- lijke gebieden. Doelstellingen binnen dit gebied zijn:

 stimuleren van open ruimte functies zoals grondloze en grondgebonden landbouw, na- tuur en recreatie;

 beheersen van toegankelijkheid en ontsluiting;

 concentreren van activiteiten in en in structuurondersteunende kernen.

Essen wordt in de gewenste nederzettingsstructuur van het RSPA geselecteerd als ‘hoofddorp’, Wildert en Horendonk als woonkernen.

Ten zuiden van het plangebied selecteert het RSPA een natuurverbinding tussen de Kalmthoutse Heide en De Maatjes.

Essen en Kalmthout worden in het RSPA in het toeristisch-recreatief aandachtsgebied tussen haven en Voorkempen gesitueerd. Aandachtsgebieden hebben een natuurlijk of landschappelijk waardevolle structuur. Zij kennen een toeristisch-recreatieve aantrekkings- kracht maar de provincie benadrukt de beperkte ruimtelijke draagkracht. In tegenstelling tot de overige delen van het buitengebied moet in aandachtsgebieden met extra zorg wor- den gezocht naar de invulling van bijkomende toeristische infrastructuren.

In het oorspronkelijke RSPA (2001) werd een visie uitgewerkt aangaande de problematiek van de weekendverblijven. Deze visie resulteerde in een categorisering van de weekend- verblijven. Omdat deze visie vooral uitgaat van de bestaande juridische toestand (bestem- ming en vergunningstoestand) en onvoldoende rekening houdt met gewenste ruimtelijke en gebiedsgerichte ontwikkelingen is deze herzien. In de herziene versie van het RSPA (2011) is de categorisering van de weekendverblijven dan ook vervangen door de gefa- seerde aanpak zoals bepaald in het provinciaal oplossingskader dewelke is vertaald in een provinciale omzendbrief (zie ook paragraaf 2.2.2).

3 Provinciebestuur Antwerpen, Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (en partiële herziening), 2001 (2011)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 20 van 166 BE0100046901_0150

2.1.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Essen4

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) van Essen werd op 27 april 2006 definitief vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door de Deputatie op 29 juni 2006.

Situering binnen de gewenste ruimtelijke structuur voor Wildert

In het GRS wordt de gewenste ruimtelijke structuur voor Wildert uitgezet in een aantal concepten. Voor het plangebied zijn specifiek de volgende concepten van belang:

Station als startpunt voor recreatieve routes

Door de nabijheid van de verschillende landschappen heeft de omgeving een sterke recreatieve aantrekkingskracht. Nu reeds zijn de omliggende landschappen tot ver in de regio bekend (Grenspark Zoom-Kalmthoutse heide, Wildertse Duintjes). Door de nabij- heid van de spoorlijn is Wildert goed bereikbaar vanuit het grootstedelijk gebied Antwer-

pen. De trein biedt de mogelijkheid tot het meenemen van fietsen. Hierdoor kunnen er heel wat recreatieve routes worden uitgezet die starten in het station van Wildert. Dit kan worden versterkt door een aantal kleine ingrepen aan het station: infopaneel met routes, schuilmogelijkheden, parkeervoorzieningen…

Toegang Grenspark Zoom-Kalmthoutse heide

Ten zuiden van het woonbos ligt het grenspark Zoom- Kalmthoutse Heide. Centraal in het woonbos ligt een langzame verkeersverbinding die de Kalmthoutse heide verbindt met de dorpskern van Essen. Op dit kruispunt kan de toegang tot de Kalmthoutse heide beter worden geordend. Een infobord moet de recreanten op de goede weg zetten. De toegang is gericht op de zachte recreanten (wandelen, fietsen, paardrijden…). Een goede wandel- en fietsverbinding tussen het station van Wildert en het grenspark Zoom- Kalmthoutse heide is gewenst.

Opvangen van zachte recreatieve elementen in het open ruimte gebied

Het centrale open ruimtegebied tussen de dorpskern van Wildert, het woonbos en het grenspark Zoom-Kalmthoutse heide komt, naast een verdere bebossing van het gebied, in aanmerking om zachte recreatieve functies op te vangen. Het huidige gebied heeft geen waarde meer voor de landbouw. Vele weilanden zijn opgedeeld en worden ge-

bruikt voor het stallen van paarden. Het gebied kan in de toekomst in aanmerking komen om deze functie verder op te vangen. Daarnaast kan, aansluitend op de dorpskern, ruimte worden voorzien voor het opvangen van lokale recreatieve functies (vb. voetbal, jeugdvereniging, speelbos…) Alle recreatieve elementen (o.a. Camping, Leemputten, voetbalvelden, hobbyland…) binnen deze zone dienen in één samenhangende struc- tuur ontwikkeld te worden. Bijvoorbeeld door alles te koppelen aan één centrale lang-

4 Gemeente Essen, Ruimtelijk Structuurplan, 2006.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 21 van 166 BE0100046901_0150

zame verkeersverbinding die de recreatieve elementen in verbinding stelt met de om- liggende groengebieden en de dorpskern van Wildert. Aansluitend op deze as kunnen dan nieuwe elementen worden ingeplant die in functie staan van de reeds aanwezige infrastructuur of de omliggende bebouwing (vb. speelbos, speeltuin, bmx-parcours…)

Onderstaande figuur toont de gewenste ruimtelijke structuur voor Wildert.

Figuur 2: GRS - Gewenste ruimtelijke structuur voor Wildert

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 22 van 166 BE0100046901_0150

Situering binnen de gewenste ruimtelijk natuurlijke structuur

De gewenste ruimtelijk natuurlijke structuur van de gemeente Essen uit het GRS is samen- gesteld uit volgende elementen:

 structuurbepalende beekvalleien

 bos-, heide- en natuurcomplexen

 verbindingsgebieden

De Wildertse Duintjes behoort tot de geïsoleerde boscomplexen van de gemeente. Het Grenspark Zoom-Kalmthoutse Heide – Domein Wildven (onderdeel van het VEN op Vlaams niveau) behoort tot de grensoverschrijdende complexen.

In het GRS worden, om de onderlinge relatie tussen de beekvalleien en de bos-, heide- en natuurcomplexen in de gemeente te versterken, verbindingsgebieden in de gemeente aangeduid. Deze verbindingen kunnen op vier manieren gerealiseerd worden: ze komen tot stand langs de oude turfvaarten, door gebiedsgericht de aanplanting van kleine land- schapselementen (vb. hagen, houtkanten, bomenrijen, grachten…) te stimuleren in te rea- liseren droge natuurverbindingen, door de aanplanting van kleine landschapselementen rond bedrijfsgebouwen, woningen, perceelsranden, grachten wegen te stimuleren in land- bouwgebieden met belangrijke natuurlijke waarde of door streekeigen groen te stimuleren in bebouwde gebieden met belangrijke natuurlijke waarde.

O.a de verbinding Hemelrijk – Wildertse bossen – Grenspark Zoom-Kalmthoutse heide wordt in het GRS aangeduid als droge natuurverbinding. Het woonbos Wildert (Oude zone, Collegelaan en Boterpot) wordt aangeduid als bebouwde gebied met belangrijke natuurlijke waarde.

Situering binnen de gewenste ruimtelijk toeristisch-recreatieve structuur

De gewenste toeristisch-recreatieve structuur van de gemeente Essen uit het GRS bestaat uit:

 Mogelijkheden voor verblijfsrecreatie:

- te behouden weekendverblijven

- te ontwikkelen knooppunten voor verblijfsrecreatie

- mogelijkheden voor verblijfsrecreatie binnen bestaande bebouwing in de open ruimte

 Ondersteuning van dagrecreatie:

- te versterken toeristisch-recreatieve knooppunten

- te ontwikkelen knooppunten voor recreatieve routes

- te ontwikkelen toegangen tot wandelgebieden

. integratie mountainbike-route

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 23 van 166 BE0100046901_0150

- te ontwikkelen hoofdroute voor recreatief fietsverkeer

 Te ontwikkelen lokale recreatieve knooppunten

 Af te bakenen clusters van toeristisch-recreatieve voorzieningen

Wat betreft verblijfsrecreatie zijn er in de gemeente Essen verschillende mogelijkheden aanwezig. Elke vorm heeft zijn eigen gebruikers en zijn eigen specifieke impact op de ruimte in de gemeente. De gemeente Essen wenst de drie groepen van verblijfsrecrea- tieve mogelijkheden in de gemeente te behouden, waar dit in overstemming is met de andere open ruimtefuncties verder ondersteunen.

 Te behouden weekendverblijven. De gemeente wenst, naast het aanvaarden van het permanent wonen in deze gebieden, voldoende garanties te kunnen bieden aan de ei- genaars van een weekendverblijf. Dit houdt voornamelijk in dat het permanent wonen in deze zones niet mag gestimuleerd worden (geen evolutie naar een volwaardige woonzone) en dat het karakter van deze zone (kleinschalige woningen in een groene omgeving) dient bewaard te blijven. Het betreft:

- Weekendzone Wildert N.B. Voor deze zone is het PRUP ‘Clusters weekendverblij- ven C1, C2 en C3’ opgemaakt: zie paragraaf 2.2.2 voor meer informatie.

- Weekendzone Leemputten

- Weekendzone Horendonk (oost en zuidwest)

In het GRS zijn er voor deze zones beleidslijnen naar voren geschoven. Na de opmaak van het GRS heeft de provincie een oplossingskader voor clusters van weekendverblij- ven opgesteld, voor de weekendzone Wildert (oude zone, Collegelaan en Boterpot) toegepast en bestendigd in een PRUP ‘Clusters weekendverblijven C1, C2 en C3’ (zie paragraaf 2.2.2). Hierbij is de weekendzone Leemputten niet meegenomen. Indien de gemeente hieromtrent een planningsinitiatief neemt, zal het oplossingskader zoals uit- gewerkt door de provincie als leidraad gehanteerd worden.

 Te ontwikkelen knooppunten voor verblijfsrecreatie. Naast deze private vorm van week- endverblijven zijn er ook een aantal commerciële vormen van verblijfsrecreatie in de gemeente. Onder deze vorm kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de groot- schaligere terreinen (o.a. campings en jeugdverblijfcentra) en de kleinschaligere vor- men (o.a. hoevetoerisme, kamer met ontbijt, boerderijcamping…). Deze eerste vorm wordt als specifiek knooppunt voor verblijfsrecreatie binnen de gemeente aangeduid. O.a. de voormalige camping Wildertse Rust wordt als knooppunt geselecteerd.

Aan de geselecteerde knooppunten voor verblijfsrecreatie kunnen uitbreidingsmogelijk- heden worden gegeven voor zover deze in overeenstemming zijn met hun omgeving (verschijningsvorm en karakter van de bebouwing, draagkracht van de open ruimte…). Er kunnen ook specifieke voorwaarden opgelegd worden om ze beter te integreren in

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 24 van 166 BE0100046901_0150

hun omgeving (vb. landschappelijke buffering door erfbeplanting, voldoende parkeer- mogelijkheden voor auto’s en bussen in de bebouwde omgeving…)

Het GRS stelt dat bij het uitbouwen van een toeristisch-recreatief netwerk de bestaande knooppunten voor dagrecreatie verder worden uitgebouwd. Waar mogelijk wordt de relatie met andere knooppunten versterkt. De gemeente Essen wenst de ontwikkelingen van deze knooppunten verder te differentiëren naargelang hun voorkomen en functie binnen het toe- ristisch-recreatief netwerk van de gemeente. Zo onderscheid de gemeente attractiepolen (o.a. musea), toegangspoorten tot wandelgebieden en vertrekpunten van recreatieve rou- tes. Voor elke van deze elementen zullen specifieke ontwikkelingsperspectieven voorop- gesteld worden. Om de onderlinge relatie tussen de verschillende toeristisch-recreatieve elementen te versterken kan de gemeente een aantal hoofdroutes voor recreatief mede- gebruik ontwikkelen die ervoor zorgen dat de verschillende knooppunten met elkaar wor- den verbonden of in verbinding stelt met knooppunten in de buurgemeenten. Buurtwegen kunnen het toeristisch-recreatief netwerk mee versterken.

Vanwege haar toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht worden de stationsomgevingen in Essen en Wildert aangeduid als te ontwikkelen (multimodale) knooppunten voor recrea- tieve routes.

Ter hoogte van het kruispunt Huybergsebaan-Nolsebaan wordt een te ontwikkelen toegang tot een wandelgebied, meer bepaald het Grenspark Zoom-Kalmthoutse Heide, geselec- teerd. De toegankelijkheid dient er beter te worden georganiseerd. Er kan kleinschalige ondersteunende infrastructuur voor de recreanten worden voorzien (o.a. informatieborden, picknick ruimte, schuilgelegenheid, sanitair…). Indien noodzakelijk kan een kleine parking worden voorzien.

Het GRS stelt dan ter hoogte van elke dorpskern er voldoende ruimte moet worden voor- zien om lokale behoeften naar sport- en jeugdinfrastructuur op te vangen. Bij voorkeur worden de bestaande lokale recreatieve knooppunten aan de dorpskernen verder ont- wikkeld. Afhankelijk van de structuur van de dorpskern en de aard van de recreatie die er dient ondergebracht te worden, kunnen lokale recreatieve knooppunten verspreid, maar verweven met de bebouwing, voorkomen, of gebundeld aan de rand van de dorpskern ontwikkeld worden. O.a. het gebied Huybergsebaan – Steenovenstraat wordt als te ont- wikkelen lokaal recreatief knooppunt geselecteerd.

Waar mogelijk worden de verschillende toeristisch-recreatieve elementen in clusters ge- groepeerd. Hierdoor kunnen dubbele investeringen in bepaalde infrastructuren (vb. par- keerruimten, onthaal, kleedkamers…) vermeden worden en kan bestaande infrastructuur beter gebruikt worden. O.A. het gebied aan de Huybergsebaan wordt als zulk een cluster aangeduid.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 25 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 3: GRS: Gewenste toeristisch-recreatieve structuur voor Essen

2.2 Andere relevante plannen

2.2.1 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos Noorderkempen5

2.2.1.1 Gewenste ruimtelijke structuur

In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos voor de Noorderkempen. Deze visie zal de basis vormen voor het opmaken van concrete afbakeningsplannen voor land- bouw-, natuur- en bosgebieden.

Het plangebied is gelegen in de deelruimte ‘Bos-en heidegebied Kalmthout – Schiet- velden’. Waardevolle grote natuurcomplexen met bos, heide en vennen vormen de basis van deze deelruimte. De heide en bosgebieden worden behouden en versterkt tot ecolo- gisch zeer waardevolle natuurcomplexen. De kwetsbare kernen van de zeer waardevolle heide en bosgebieden kunnen ruimtelijk gebufferd worden.

5 Gewestelijke ruimtelijke planningsprocessen in het buitengebied, Ruimtelijke visie Landbouw, Natuur en Bos, 30 januari 2007 en be- slissing Vlaamse regering van 12 december 2008

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 26 van 166 BE0100046901_0150

De gewenste ruimtelijke structuur voor de deelruimte ‘Bos-en heidegebied Kalmthout – Schietvelden’ is opgebouwd uit een aantal ruimtelijke concepten. Voor het plangebied zijn de volgende ruimtelijke concepten relevant:

 Behoud en versterking van zeer waardevolle natuurcomplexen

 Woonbossen als verbinding tussen bos-en natuurcomplexen

Figuur 4: Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos voor de regio Noorderkempen - Ge- wenste ruimtelijke structuur 'Bos-en heidegebied Kalmthout Schietvelden' (deelruimte 1)

1. Behoud en versterking van zeer waardevolle natuurcomplexen

 selectie 1.1 ‘Kalmthoutse Heide’

Deze ecologisch zeer waardevolle en voor de natuurlijke structuur bepalende grootscha- lige complexen van heide, vennen, open stuifzanden en bossen moeten in samenhang met de cultuurhistorische en landschappelijke context behouden en versterkt worden.

Voor deze natuurcomplexen wordt gestreefd naar het herstel van de natuurlijke water- huishouding, de ontwikkeling van waardevolle gradiënten, spontane zandverstuivings- processen en graduele overgangen tussen verschillende vegetatietypen (bos, heide, schrale graslanden, vennen, …).

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 27 van 166 BE0100046901_0150

De Kalmthoutse Heide herbergt ecologische waarden van internationaal belang en maakt deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk. De landschapsecologische samen- hang van de Kalmthoutse Heide met het Nederlandse heide-en boscomplex De Zoom (grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide) wordt via de grensoverschrijdende samen- werking versterkt.

De infiltratiekwelrelaties worden geoptimaliseerd in functie van de werking van deze ge- bieden als belangrijk infiltratie- en voedingsgebied voor de valleisystemen van de Kleine Beek en de Kleine Aa – Wildertse Beek.

De meest kwetsbare kernen van de zeer waardevolle heide- en bosgebieden worden ruimtelijk gebufferd binnen voldoende grote samenhangende complexen. De natuur- complexen worden recreatief gezoneerd, gericht op het vrijwaren van de kwetsbare na- tuurkernen en het ontsluiten van deze gebieden voor zacht recreatief medegebruik.

Boterpot sluit ruimtelijk aan bij het complex van de Kalmthoutse Heide en heeft belang- rijke natuurpotenties, maar is eveneens geselecteerd als gebied waarvoor de provincie het PRUP Clusters weekendverblijven C1, C2 en C3 heeft opgemaakt. Beide elementen worden best in samenhang ontwikkeld.

7. Woonbossen als verbinding tussen bos-en natuurcomplexen

 selectie 7.1 ‘Boterpot’

In de sterk verstedelijkte omgeving van Kalmthout zijn de natuur- en boswaarden in de recreatiegebieden en woonparken verbindende elementen tussen de belangrijke bos- en natuurcomplexen van deze deelruimte. Door wonen, recreatie en infrastructuur zijn de ecologische en landschappelijke waarden bijna verdwenen.

Deze gebieden worden gedifferentieerd als natuurverwevingsgebied. Het ruimtelijk be- leid is gericht op het behoud van zowel de aanwezige natuur- en boswaarden als van de hoofdfunctie (recreatie, wonen) waarin deze elementen zijn gelegen. Waar mogelijk wordt voldoende ruimte voorzien voor het realiseren van een ecologische basiskwaliteit die de verbindende functie mee ondersteunt.

Het ruimtelijk beleid is gericht op het vrijwaren en kwalitatief versterken van de klein- schalige en versnipperde natuur- en bosstructuren.

2.2.1.2 Programma voor uitvoering

Op 12 december 2008 hechtte de Vlaamse Regering goedkeuring aan:

 enerzijds een aanduiding van gebieden waarvoor de bestaande plannen van aanleg beleidsmatig herbevestigd worden i.f.v. de natuurlijke en agrarische structuur;

 en anderzijds een operationeel uitvoeringsprogramma met een prioritering en fasering voor de op te maken gewestelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 28 van 166 BE0100046901_0150

De omgeving van het plangebied valt binnen deze laatste categorie. In het operationeel uitvoeringsprogramma staat er voor de ‘Kamthoutse Heide en omgeving’ vermeld dat er gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP’s) kunnen worden opgemaakt na het voeren van specifiek onderzoek:

 Verder onderzoek en overleg nodig i.f.v. het gedetailleerd in kaart brengen van de con- crete mogelijkheden voor de landbouwuitbating in natuurgebied in functie van de in- standhoudingsdoelstellingen van het Vogelrichtlijngebied. Opmaken van gevoeligheids- analyse voor bestaande landbouwbedrijven in het gebied.

 Voor wat betreft het onderdeel van de actie in het woonbos Boterpot en Wildertse Duin- tjes wordt verwezen naar de afweging door de provincie.

Het betreft de volgende GRUP’s:

 Het hernemen van de agrarische bestemming op de gewestplannen voor het landbouw- gebied Vogelzang (actie 6.1)

 Het nader uitwerken van de mogelijkheden voor landbouw in natuurbestemming langs de oostzijde van de Kalmthoutse Heide (Annemieke, Heuvel) (actie 2.1)

 Het versterken van de bosstructuur in Wildertse Duintjes (actie 3.1) (ca. 15 ha)

 Het versterken van de natuurwaarden in het westelijk deel van het wonbos Boterpot, in het noorden van de Kalmthoutse Heide (actie 1.1).

2.2.2 Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP’s) in omgeving plangebied

2.2.2.1 PRUP Clusters weekendverblijven C1, C2 en C3 te Essen

Ter uitvoering van de beleidsnota betreffende de problematiek van de weekendverblijven en de bepalingen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) met betrekking tot de weekendverblijven, werkte de provincie Antwerpen een methodiek of oplossingskader uit. Dit kader werd door de deputatie goedgekeurd op 17 september 2009, en verankerd in de herziening van het RSPA.

Het doel om te werken met een algemene methodiek of oplossingskader is om voor elke cluster weekendverblijven op gelijkvormige wijze een ontwikkelingsperspectief uit te wer- ken. Deze methodiek werd bij wijze van testcase voor een eerste maal toegepast in 3 pi- lootgemeenten: Essen, en . Voor Essen leidde dit tot de opmaak van het PRUP ‘Clusters weekendverblijven C1, C2 en C3’.

De conclusie van het onderzoek uit de toelichtingsnota bij het PRUP stelt dat, gelet de omvang van de clustergroep en het hoge aandeel permanente bewoning, voor een (plano- logische) bestendiging van de woonfunctie wordt geopteerd. Vanuit de kwetsbaarheid van de plek voor natuur, water of landbouw stelt zich op dit vlak dan ook geen probleem.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 29 van 166 BE0100046901_0150

Inspelend op de beleidsopties van de Afbakening van de gewenste natuurlijke en agrari- sche structuur Noorderkempen – deelruimte “Bos- en heidegebied Kalmthout – Schietvel- den (zie §2.2.1) worden de westrand van cluster C3 en de noordrand van cluster C2 be- stendigd als groengebied. Elders in de cluster wordt eerder gestreefd naar een verweving van bos, wonen en recreatie. Waar mogelijk wordt voldoende ruimte voorzien voor het realiseren van een ecologische basiskwaliteit die de verbindende functie mee ondersteunt. Dit zal vorm krijgen door de uitbouw van een fijnmazig bosraster in combinatie met zowel een lage woon- en recreatiedensiteit, als beperking van de ontbosbare oppervlakte in func- tie van gebouwen en verharding.

Figuur 5: PRUP Clusters weekendverblijven C1, C2 en C3 - Ruimtelijk wensbeeld

2.2.3 Mobiliteitsplan Essen

De relevante elementen uit het mobiliteitsplan Essen worden aangehaald in §3.3.1.2.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 30 van 166 BE0100046901_0150

2.2.4 Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP)

De hoofddoelstelling van het GNOP is het beleid van de gemeente op het vlak van natuur- behoud uit te werken. Op de eerste plaats richt dit beleid zich tot de ontwikkeling en de vergroting van de aanwezige natuurwaarden van gebieden, soorten, leefgemeenschap- pen, kleine landschapselementen, en het vergroten van het maatschappelijk draagvlak door sensibilisatie en educatie.

Voortvloeiend uit de inventaris en het knelpuntenoverzicht zijn de volgende algemene doel- stellingen afgeleid:

 Behouden en uitbreiden van de ecologische infrastructuur, met andere woorden het aanleggen van een netwerk van verbindingselementen zoals bomen- en knotrijen, poe- len, houtkanten… tussen bosgebieden en waterlopen.

 Ontwikkelen van potentieel geschikte biotopen voor amfibieën.

 Behouden en uitbreiden van de ecologische waarden van de in het GNOP besproken gebieden waarvoor algemene richtlijnen zijn geformuleerd om de aanwezige natuur- waarden te versterken en knelpunten op te lossen.

 Verstrekken van informatie en sensibiliseren om het actief natuurontwikkelingsbeleid te laten slagen.

Deze doelstellingen werden in een 20-tal acties geformuleerd.

2.2.5 Milieubeleidsplan Essen 2012-2017

Het milieubeleidsplan is opgebouwd volgens de thematische structuur van de samenwer- kingsovereenkomst. De volgende thema’s komen aan bod: instrumentarium, afval, milieu- verantwoord productgebruik, water, hinder, energie, mobiliteit, natuur, bodem en duurzame ontwikkeling.

Per thema komt eerst de actuele toestand aan bod waarbij de meest recente gegevens worden verwerkt. De actuele toestand wordt gevolgd door een algemene visie over het onderwerp - het milieubeleidsplan heeft immers als doel per onderwerp een visie te bepa- len die het gemeentelijk milieubeleid de volgende jaren zal sturen. Voor het thema ‘natuur’ vermeldt het milieubeleidsplan dat het Essens natuurbeleid zich zal toespitsen op soorten- behoud, behoud overgangsgebieden zoals bermen en KLE en zorgt voor een structurele samenwerking met de natuurverenigingen.

Vervolgens worden de knelpunten geformuleerd en aan deze knelpunten worden acties verbonden. Op basis van de visie uit het milieubeleidsplan worden de acties jaarlijks, via het milieujaarprogramma, verder geconcretiseerd.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 31 van 166 BE0100046901_0150

2.2.6 Beleidsplan Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide

Het Beleidsplan voor het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide (2014) beschrijft de ambities en de opgaven voor het gebied. Het plan richt zich met name op de rol die het Grenspark wilt spelen in haar omgeving en op de hoofdkoers die men wenst te volgen omtrent de afstemming van beheer en inrichting. Belangrijk gegeven hierbij is dat het Grenspark recent is uitgebreid, en met een aantal nieuwe gebiedsdelen kan gaan werken aan een nadere invulling van haar doelen.

Bij het voornemen tot uitbreiding van het Grenspark is, om de recreatieve zonering en op- vang van bezoekers te faciliteren, het aantal poorten van het Grenspark uitgebreid van één (de Vroente) tot vier: poort Ravenshof (zuidwest), poort Volksabdij (noordwest), poort He- melrijk (noordoost), poort Vroente (zuidoost). De poort Hemelrijk is gelegen in Essen.

De belangrijkste voorwaarden bij de ontwikkeling van de poorten zijn:

 Een goede herkenbaarheid (via thema’s) o.b.v. de Grensparkgedachten;

 Een goede, aantrekkelijke, bereikbare parkeergelegenheid met een capaciteit van > 200 p;

 Een zo optimaal mogelijke aanhaking bij het openbaar vervoer;

 Een horecavoorziening die participeert als gastheer van het Grenspark;

 Aanvullende voorzieningen die zoveel mogelijk aansluiten bij de thematisering

De vier poorten met (voldoende) parkeerplaatsen zijn niet toereikend voor het parkeeraan- bod van het Grenspark. Op meerdere plaatsen zullen daarom (kleinere) parkeervoorzie- ningen voorzien worden. Deze kunnen al dan niet gelegen zijn bij bestaande horecagele- genheden, maneges, …

2.2.7 Erkenning van het privaat natuurreservaat “Stappersven” te Kalmthout en Essen

Bij MB van 2 december 2011 is de erkenning van het natuurreservaat Stappersven goed- gekeurd. Door de erkenning van het Stappersven als natuurreservaat breidt de oppervlakte van het huidige Grenspark De Zoom - Kalmthoutse Heide aanzienlijk uit. Zeker de landdui- nen met potenties voor herstel van stuifzanden, de natte heide met veenslenken en de vennen zijn van Europees belang.

Eind 2009 kreeg Natuurpunt de kans om een deel van de Kalmthoutse Heide, tot dan af- gesloten voor het publiek, aan te kopen. Het waardevolle natuurgebied van 360 ha maakt deel uit van ongeveer 600 ha natuur- en bosgebied op Vlaams grondgebied uit de erfenis Carlier. Het omvat behalve het bekende Stappersven ook de bossen van Boterbergen, de Nolse duinen en het moerasgebied De Nol in Essen.

Het Stappersven is onder meer toegankelijk via het ‘Sluiske’, op de hoek van de Huyberg- sebaan en de Nolsebaan. Een pad verbindt het Sluiske, doorheen het domein Carlier, met de Kastanjedreef in Kalmthout.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 32 van 166 BE0100046901_0150

2.3 Bestaande juridische toestand

2.3.1 Huidige bestemming

Kaart 3: Deelplan 1 - Gewestplan

Op het gewestplan nr. 16 (KB 30/09/1977) is het plangebied gedeeltelijk bestemd als ‘gebied voor verblijfsrecreatie’, en gedeeltelijk als ‘natuurgebied’. Het plangebied be- vindt zich volledig in waterwinningsgebied (overdruk op het gewestplan) voor het waterpro- ductiecentrum (WPC) Essen (MB 03/04/2006).

2.3.2 Overzicht bestaande juridische toestand Voor de kaarten bij de sectorale aspecten wordt er verwezen naar hoofdstuk 3.

Tabel 1: Bestaande, juridische toestand

juridische aspecten, beleidsmatige aspecten, uitvoeringsinstrument, bestaande situatie, subsidie-instrument

RUIMTELIJK

Gewestplan(nen) Gewestplan nr. 16 Naam (KB 30/09/1977). Gewestplanwijzigingen: Geen

Gewestelijke ruimtelijke uitvoerings- Geen plannen

Provinciale ruimtelijke uitvoerings- AANPALEND: PRUP Clusters weekendverblijven C1, C2 en C3 te Essen plannen

Algemene plannen van aanleg Geen

Bijzondere plannen van aanleg Geen

Gemeentelijke ruimtelijke uitvoerings- Geen plannen

Verkavelingsvergunningen Geen binnen plangebied

Stedenbouwkundige vergunningen Zie Tabel 2

Vastgestelde bouwovertredingen Bij PV van 28/11/2000 werd de aanvraag tot het bekomen van een certifi- caat voor de regularisatie van verschillende bouwovertredingen op de cam- ping Wildertse Rust verworpen. Het betrof een paardenstal van ca. 32 m², een tuinhuisje van 6 m², 9 chalets, de woning van de eigenaar met receptie en cafetaria (ca. 277 m²) en het sanitair gebouw

Gebieden met recht van voorkoop Ruimtelijke ordening: geen

SECTORAAL

Natuur

Vogelrichtlijngebieden BE210 0323 Kalmthoutse Heide (BVR 17/10/1998)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 33 van 166 BE0100046901_0150

Habitatrichtlijngebieden BE210 00015

Gebieden van het duinendecreet Geen

Ramsargebieden Aanwezig

Gebieden van het Vlaams Ecologisch GEN: Geen Netwerk (VEN) GENO: Geen AANPALEND: GEN: “De Kalmthoutse Heide” (BVR 31/10/2003)

Vlaamse of erkende natuurreservaten V-010 “De Kalmthoutse Heide” (BDRVV 24/08/1999)

Bosreservaten Geen

Natuurinrichting Geen

Gebieden met recht van voorkoop Vlaamse en erkende natuurreservaten: V-010: “De Kalmthoutse Heide” (BDRVV 24/08/1999) Natuurinrichtingsprojecten: Geen VEN-gebieden: Geen

Biologische waarderingskaart (BWK) Grootste deel (+/- helft) biologisch minder waardevol. Noordoostelijk en noordwestelijk telkens klein complex van biologisch minder waardevol en biologisch waardevol. Zuidwestelijk gedeelte (+/- 25% totaaloppervlakte) complex van biologisch waardevol en biologisch zeer waardevol. Noordelijk tot midden een biologisch waardevolle strook. Geen faunistisch belangrijke gebieden

Water

Beschermingszones grondwaterwin- Zone 3 (WPC Essen - MB 03/04/2006) ningen

Bevaarbare waterlopen Geen

Onbevaarbare waterlopen (klasse) 1ste categorie: Geen 2de categorie: Geen 3de categorie: Geen Niet geklasseerd: Geen

Watertoets - Erosiegevoelige gebie- Niet erosiegevoelig den

Watertoets - Grondwaterstromingsge- Matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) voelige gebieden

Watertoets - Hellingenkaart Hellingsgraad tussen 0 en 5%

Watertoets - Infiltratiegevoelige gebie- Zowel infiltratiegevoelig als niet-infiltratiegevoelig. Overgrote deel infiltratie- den gevoelig.

Watertoets - Overstromingsgevoelige Volledig niet-overstromingsgevoelig gebieden 2014 AANPALEND: Leemputten effectief overstromingsgevoelig

Watertoets - Winterbedkaart Behoort niet tot het winterbed van de grote rivier

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 34 van 166 BE0100046901_0150

Recent overstroomde gebieden Geen (ROG)

Risicozones overstromingen Geen

Gebieden met recht van voorkoop Geen

Landbouw

Ruilverkaveling Geen

Herbevestigde Agrarische Gebieden Geen (HAG)

Gebieden met recht van voorkoop Ruilverkaveling: Geen

Landschap

Beschermde monumenten Geen

Beschermde landschappen, stads-, Geen en dorpsgezichten AANPALEND: Geen

Landschapsatlas: ankerplaatsen, re- Ankerplaatsen: Geen lictzones, lijnrelicten, puntrelicten AANPALEND: A10001 “De Nol” Lijnrelicten: Geen Puntrelicten: Geen Relictzone: R10005 “Heide- en bosgebied Kalmthout – Essen”

Erfgoedlandschappen (ankerplaat- Geen sen) AANPALEND: Geen

Waardevol niet beschermd onroerend Gecategoriseerd als bouwkundig erfgoed, maar heden niet meer aanwezig: erfgoed: bouwkundig erfgoed en wereld- Steenbakkerij “De Wildert”, Steenovenstraat 159, Wildert (opgericht in 1900 oorlogerfgoed door J.Kenis)

Landinrichting Geen

Wonen

Woningbouw- en vernieuwingsgebied Geen

Atlas van de WUG Geen

Gebieden met recht van voorkoop Vlaamse Wooncode: Geen

Recreatie en toerisme

Toeristische vergunning Camping Wildertse Rust beschikte niet over exploitatievergunning i.k.v. het decreet van 10/07/2008 betreffende de logiesverstrekkende bedrijven. Dit decreet voorziet in een termijn ter overzetting van de vorige vergunning mits naleving van bepaalde voorwaarden. De exploitant deed niet het nodige om binnen deze overgangstermijn een nieuwe vergunning te bekomen. Op 31 januari 2013 is het Departement in- ternationaal Vlaanderen, cel Handhaving op het terrein overgegaan tot de betekening van de gedwongen stopzetting van Camping Wildertse Rust. De sluiting werd bekrachtigd door de minister (MB van 11/02/2013).

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 35 van 166 BE0100046901_0150

Verkeer

Rooilijnen Geen

Voet- en buurtwegen Zie §3.3.1.2

Bovenlokaal Functioneel Fietsroute- Zie §3.3.1.2 netwerk

Fietsknooppuntennetwerk Zie §3.3.1.2

Gewestwegen Geen

Spoorwegen Geen

Leidingen (Hoogspanningsleidingen, Geen gasleidingen…)

Openbaar vervoer Zie §3.3.1.2

Milieu

Milieuvergunningen Aanwezig

Bodemvervuiling Geen

Industrie

Seveso-inrichtingen: lagedrempel- en Geen hogedrempelinrichtingen AANPALEND (binnen 2km): Geen

Bedrijventerreinen AANPALEND: Lokaal bedrijventerrein Steenovenstraat

Tabel 2: Afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen binnen plangebied

Perceelnummer Adres Hoofdactiviteit Jaar Bouwvergunning

Afd. 2 sectie D nr. 627i, Huybergsebaan verblijfsrecreatie 1974 1974/3255 Gebruik terrein als kampeerterrein 628e, 627p, 628m, 628n

Huybergsebaan verblijfsrecreatie 1975 1975/0149 Bouw van een bergplaats op het parkeer- terrein bij de camping

Afd. 2 sectie D nr. 627i, Huybergsebaan wonen 1975 1975/3792 Uitbreiden van een woonhuis op een cam- 628c, 627p, 628m, 628n ping

Afd. 2 sectie D nr. 628/1 Steenovenstraat dagrecreatie 1992 1992/6265 Aanleggen van 2 voetbalterreinen en bij- en 629/14 horende accommodatie

Afd. 2 sectie D nr. 627/P3 Huybergsebaan verblijfsrecreatie 1993 1993/0878 Plaatsen van een trekkershut

Afd. 2 sectie D nr. 627/P3, Huybergsebaan 126 verblijfsrecreatie 2001 2001/7832 Aanpassingswerken riolering camping 627R4, 628S3 Wildertse Rust

Afd. 2 sectie D nr. 627/P3 Huybergsebaan 126 verblijfsrecreatie 2003 2003/8355 Regulariseren van een kampeerterrein (in- deling en wegenaanleg, niet bestaande bebouwing)

Afd. 2 sectie D nr. 627/R4 Steenovenstraat verblijfsrecreatie 2006 2006/9198 Bouwen van 29 weekendverblijven

Afd. 2 sectie D nr. 627/P3 Huybergsebaan 126 horeca 2006 2006/9226 Verplaatsen van een bestaande frituurwa- gen en het uitbaten van een frituur

Afd. 2 sectie D nr. 627/P3 Steenovenstraat 173 verblijfsrecreatie 2006 2006/9312 Uitbreiden van een bestaande caravan op de camping Wildertse Rust

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 36 van 166 BE0100046901_0150

3 Ruimtelijke situering

Om een inzicht te krijgen in de bestaande toestand van het gebied wordt het eerst gesitu- eerd in de gemeente, waarna er een overzicht wordt gegeven van de historiek van de site. Daarna wordt de referentiesituatie voor het gebied beschreven en dit volgens de disciplines die ook bij de milieubeoordeling worden gehanteerd.

3.1 Situering plangebied

De gemeente Essen ligt in het noorden van de provincie Antwerpen. De noordelijke grens van de gemeente valt samen met de landgrens met Nederland. Ten zuiden grenst de ge- meente aan Kalmthout.

Het plangebied bevindt zich ten westen van de kern van Wildert. Ten noorden en westen van het plangebied bevindt zich het woonbos Wildert. Ten oosten van het plangebied be- vindt zich de weekendzone Leemputten en een lokaal bedrijventerrein. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide. Het Grenspark is toegankelijk voor langzaam verkeer vanaf het kruispunt aan de zuidwesthoek van het plan- gebied. Het plangebied bevindt zich tussen de Steenovenstraat in het noorden, de Nolse- baan in het westen en de Huybergsebaan in het zuiden.

3.2 Historische situering

de Ferraris (1770-1777) Ph Vandermaelen (1846-1854)

Dépôt de la Guerre (1881) MCI (1930-1939)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 37 van 166 BE0100046901_0150

Topografische kaart NGI (1978-1993)

Figuur 6: Historische kaarten

Op de Kabinetskaart van de Ferraris (1770-1779) is duidelijk te zien dat het plangebied, en met uitbreiding de hele omgeving van Wildert, heidegebied is. De kaart van Ph. Vander- maelen (1846-1854) toont hetzelfde beeld. Op de kaart van de Ferraris wordt 'De Nol' ver- meld als ven, bij Vandermaelen als veenderij.

De militaire kaarten van 1881 en 1930-39 tonen de groeiende bosaanplant in het gebied van de Essense Heide. De kaart van het MCI (1930-39) toont ook de steenbakkerij ten oosten van het plangebied, en de leemputten die hiervoor werden uitgegraven.

Op de topografische kaart van het NGI is duidelijk te zien dat het bosgebied ten noorden en westen van het plangebied is ingepalmd door woningen en weekendverblijven. Ook de groei van de kern van Wildert (de wijk Hey-end) is duidelijk merkbaar. Op de kaart van het NGI is ook reeds en camping aangeduid.

3.3 Referentiesituatie / bestaande feitelijke toestand

De referentiesituatie geeft de bestaande feitelijke toestand van het plangebied weer en wordt beschreven op basis van de volgende disciplines die ook bij de milieubeoordeling worden gehanteerd:

 Mens – ruimtelijk-functionele aspecten, incl. mobiliteit

 Geluid

 Lucht en klimaat

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 38 van 166 BE0100046901_0150

 Water

 Bodem

 Fauna en Flora

 Landschap

3.3.1 Mens – ruimtelijke aspecten

3.3.1.1 Huidig gebruik

Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 18,2 ha, en kent in de huidige situatie ver- schillende gebruikers:

 De voormalige camping Wildertse Rust (A). De camping bedekte een oppervlakte van ca. 5,2 ha, en omvatte stacaravans (grotendeels verwijderd), standplaatsen en een ter- rein waarop enkele chalets zijn gebouwd. De camping ontsluit via een toegang op de Steenovenstraat. De camping zelf omvatte geen specifieke faciliteiten voor de kampeer- ders, behalve sanitair en een speeltuin (foto’s 1-2). De camping is momenteel gesloten.

 Ten zuiden van de camping bevindt zich de taverne “Het Seizoen” (B – terreinopp. ca. 0,7 ha). De taverne wordt uitgebaat door de vroegere eigenaars van de camping, maar er is nu geen relatie meer met de camping. De taverne is niet toegankelijk vanaf de camping: de interne weg wordt enkel als brandweg gebruikt. De taverne wordt bereikt via de Huybergsebaan (foto 3).

 Net ten westen van de taverne bevindt zich 3 zonevreemd gelegen woningen, één ervan inclusief werkplaats (electriciteitswerken “Elko”), met een gezamenlijke terreinopper- vlakte van ca. 0,3 ha (C – foto 4).

 In het noordoosten van het plangebied bevinden zich twee voetbalterreinen van KSV Wildert (D – terreinopp. ca. 2,6 ha). Tussen de terreinen bevinden zich de clublokalen. Tussen de terreinen en de Steenovenstraat ligt een braakliggend terrein dat als parking bij de voetbalterreinen wordt gebruikt. Volgens de club wordt de volledige parkeercapa- citeit drie- tot viermaal per jaar benut. De terreinen ontsluiten via de Steenovenstraat (foto 5)

 In het noordwesten van het plangebied bevindt zich paardenweides, incl. enkele schuil- hokken, met een terreinoppervlakte van ca. 2,2 ha (E – foto 6).

 Het perceel in het zuidwesten van het plangebied is volledig bebost (eiken-berkenbos en een aanplant van Grove den) (F – foto 7). Het heeft een terreinoppervlakte van ca. 4,2 ha.

 De percelen in het zuidoosten van het plangebied zijn in gebruik als akkerland (G - foto 8), en hebben een terreinoppervlakte van ca. 3,0 ha.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 39 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 7: Huidig gebruik (+ fotostandpunten)

Foto 1 Foto 2

Foto 3 Foto 4

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 40 van 166 BE0100046901_0150

Foto 5 Foto 6

Foto 7 Foto 8

3.3.1.2 Bereikbaarheidsprofiel

3.3.1.2.1 Situering van het project

Aanduiding van de ontsluitingsstructuur van het studiegebied conform het STOP-principe6.

6 eerst Stappers, dan Trappers, vervolgens Openbaar vervoer en dan pas het Privé gemotoriseerd verkeer

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 41 van 166 BE0100046901_0150

Voet- en buurtwegen

Figuur 8: Voet- en buurtwegen

Voetgangers

Het gebied sluit aan op het wandelnetwerk Kempense Heide. Knooppunt 63 van het wan- delnetwerk bevindt zich aan het kruispunt Huybergsebaan – Nolsebaan.

Figuur 9: Wandelnetwerk Kempense Heide (bron: http://www.wandelknooppunt.be/)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 42 van 166 BE0100046901_0150

Fietsers

Het bovenlokaal functioneel fietsnetwerk (BFFN) van de provincie Antwerpen met hoofd- routes, functionele fietsroutes en alternatieve functionele fietsroutes is voor de gemeente Essen weergegeven op onderstaande figuur. De spoorlijn 12 is geselecteerd als hoofd- route. Ook toont de figuur de wegen die in het mobiliteitsplan Essen7 geselecteerd werden als lokale fietsroute. O.a. de Steenovenstraat, de Nolsebaan en de Huybergsebaan zijn aangeduid als lokale fietsroute. De Steenovenstraat is ook opgenomen in het recreatieve fietsknooppuntennet. Knooppunt 82 in dit net bevindt zich op het kruispunt van de Steen- ovenstraat en de Vijverlaan/Struisven.

Figuur 10: Functioneel fietsnetwerk gemeente Essen met aanduiding plangebied ( )

Ruiter- en menroutes

In de omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende ruiter- en menroutes. Zo is de weg ten zuiden van het kruispunt Huybergsebaan – Nolsebaan richting Kastanjedreef (Kalmthout) doorheen het domein van Carlier toegankelijk voor menners.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoersnetwerk voor de gemeente Essen staat weergegeven op de vol- gende figuur.

7 Gemeente Essen, mobiliteitsplan Essen, 2010

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 43 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 11: Openbaar vervoersnetwerk gemeente Essen met aanduiding plangebied ( )

In de onderstaande tabel worden de buslijnen geanalyseerd naar haltes in de buurt van het plangebied, hun rijamplitude en rijfrequentie.

Tabel 3: Buslijnen

Buslijn Haltes Amplitude Frequentie Belbuslijn 934 Kalmt- Halte ‘Wildert Camping’ op Huy- Weekdag : tussen 6u en 21u Uurfrequentie in beide richtingen hout-Essen bergsebaan ter hoogte van cafe- Zaterdag/zondag: tussen 8u en 23u (enkel op aanvraag) taria Halte ‘Essen Nachtegalendreef’ op Steenovenstraat ter hoogte van bedrijventerrein

Het dichtstbijzijnde treinstation is dat van Wildert. Dit bevindt zich op ca. 1,4 km wandelaf- stand van de huidige toegang tot de camping. De onderstaande tabel toont de treinverbin- dingen van en naar het station Wildert.

Tabel 4: Treinverbindingen

Treintype Verbinding Frequentie IC Essen - Charleroi-Zuid 1 trein richting Charleroi-Zuid (05u10), 1 trein richting Essen (07u51) L Essen/Roosendaal - Puurs Dagelijks 1 trein/u zowel richting Essen/Roosendaal als richting Puurs P Essen – Halle 1 trein tijdens ochtendspits richting Halle (vertrek 06u50) P Essen – Boom 1 trein tijdens avondspits richting Boom (vertrek 16u47)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 44 van 166 BE0100046901_0150

Personen- en vrachtwagens

Het netwerk voor gemotoriseerd verkeer van de gemeente Essen staat weergegeven op onderstaande figuur. De figuur toont de wegencategorisering zoals opgenomen in het mo- biliteitsplan Essen.

Figuur 12: Wegencategorisering gemotoriseerd verkeer gemeente Essen met aanduiding

plangebied ( )

Lokale wegen type I verbinden de kernen onderling, met het centrum of met de N117 (se- cundaire weg type I). Lokale wegen type II hebben als hoofdfunctie het verzamelen of ont- sluiten op lokaal en interlokaal niveau, ze hebben slechts in tweede instantie een verbin- dende functie. In de omgeving van het plangebied is de Huybergsebaan, als verbindings- weg tussen Wildert en Huybergen, geselecteerd als lokale weg I. De Steenovenstraat en de Nolsebaan ten noorden van de Steenovenstraat zijn aangeduid als lokale weg II.

3.3.1.2.2 Bestaande en geplande infrastructuur

Zowel de Steenovenstraat, de Nolsebaan als de Huybergsebaan kennen gemengd verkeer ter hoogte van het plangebied – er zijn m.a.w. geen specifieke fiets- of voetgangersvoor- zieningen aanwezig. De Huybergsebaan is uitgerust met een aanliggend fiets-/voetpad vanaf iets ten westen van het kruispunt met Struisven tot de N122.

De vermelde wegen zijn uitgevoerd met asfaltverharding. De toegelaten snelheid op de Steenovenstraat en de Nolsebaan bedraagt 50 km/u. Op de Huybergsebaan ter hoogte

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 45 van 166 BE0100046901_0150

van het plangebied is de toegelaten snelheid 70 km/u ten oosten van huisnr. 134, en 50 km/u ten westen van dit huis.

Op de kruispunten Steenovenstraat x Nolsebaan en Huybergsebaan x Nolsebaan geldt de voorrang van rechts. Het kruispunt van de Steenovenstraat met de N122 Kalmthout- sesteenweg is uitgevoerd met verkeerslichten. Het kruispunt van de Huybergsebaan met de N122 is voorrangsgeregeld (voorrang voor N122).

In het actieplan van het mobiliteitsplan is opgenomen dat de fietsverbindingen langs de Nolsebaan, de Steenovenstraat en de Huybergsebaan worden verbeterd.

3.3.1.2.3 Gebruik verkeersnetwerken (verkeersintensiteiten)

Van 23 juni tot 16 juli 2014 heeft de politiezone Grens verkeerstellingen laten uitvoeren op 4 locaties langsheen de Huybergsebaan. Twee van deze tellingen bevinden zich in de di- recte omgeving van het plangebied:

 Telling A: ter hoogte van huisnr. 164, toegelaten snelheid 50 km/u, 9-16 juli 2014

 Telling B: ter hoogte van huisnr. 118, toegelaten snelheid 70 km/u, 23-30 juni 2014

B

Figuur 13: Verkeerstellingen – locatie telpunten

De telresultaten zijn samengevat in Tabel 5.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 46 van 166 BE0100046901_0150

Tabel 5: Resultaten verkeerstellingen Huybergsebaan (2014)

In aantal voertuigen Telling A: t.h.v. huisnummer 164 Telling B: t.h.v. huisnummer 118

Richting N125 Richting N122 Som over Richting N125 Richting N122 Som over Moerkantse- Kalmthout- beide rijrich- Moerkantse- Kalmthout- beide rijrich- baan sesteenweg tingen baan sesteenweg tingen

Totaal over 7 dagen 9.175 9.559 18.734 9.816 11.010 20.826

Per weekdag (veronder- 1.652 1.721 3.372 1.767 1.982 3.749 steld 18% van weektotaal)

Per drukste spitsuur (ver- ondersteld: 10% van week- 165 172 337 177 198 375 dag)

Gemiddeld per uur (= 55 57 112 58 66 124 weektotaal / 7 / 24)

Het aandeel zwaar verkeer (bussen, vrachtwagens, trailers) in de totale verkeersstroom bedraagt 6,8% op telpunt A, en 7,8% op telpunt B.

Enkele bemerkingen bij de telresultaten:

 Ten tijde van de tellingen fungeerde de Huybergsebaan als omleidingsweg voor de wer- ken op de N125 – Moerkantsebaan, waardoor er tijdelijk meer verkeer langsheen de Huybergsebaan reed.

 Telling A werd uitgevoerd gedurende de schoolvakantie, dit in tegenstelling tot telling B.

3.3.1.2.4 Knelpunten

In de huidige situatie kan de verkeersveiligheid in de omgeving van het plangebied als knelpunt worden geduid. Hiervoor wordt er een beroep gedaan op het ongevallen-GIS van de provincie Antwerpen. Figuur 14 toont de letselongevallen in het studiegebied voor de periodes 2003-2005 en 2005-2007. De set 2005-2007 wijst het kruispunt N122 x Steen- ovenstraat aan als gevaarlijk punt. Uit de beide sets blijkt ook dat er zich reeds verschei- dene letselongevallen met en zonder fietsers hebben voorgedaan op de Steenovenstraat, o.a. ter hoogte van het kruispunt met de Nolsebaan.

Bij de verkeerstellingen op de Huybergsebaan (zie hoger) werden er ook snelheidsmetin- gen uitgevoerd. Deze gaven de volgende resultaten:

 Bij telpunt A (toegelaten snelheid 50 km/u) reed 59% van de voertuigen te snel. 4% reed er meer dan 70 km/u.

 Bij telpunt B (toegelaten snelheid 70 km/u) reed 13% van de voertuigen te snel. 1% reed er meer dan 90 km/u.

Overdreven snelheid is één van de hoofdoorzaken van verkeersongevallen.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 47 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 14: Ongevallen sets 2003-205 en 2005-2007 (Bron: Geoloket provincie Antwerpen)

3.3.2 Geluid Momenteel zijn er binnen het plangebied geen relevante geluidsproducerende activiteiten aanwezig. Het geluidsklimaat is dan ook zeer gunstig. De geluidsproductie in de omgeving

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 48 van 166 BE0100046901_0150

wordt veroorzaakt door het verkeer op de aangrenzende straten en bij wedstrijden van de voetbalclub.

Het plangebied ligt op de rand van het potentieel stiltegebied Kalmthoutse Heide.

3.3.3 Lucht en klimaat

Stikstofdioxide (NO2)

De jaargemiddelde immissieconcentratie van stikstofdioxide voor 2012 ter hoogte van het plangebied schommelde tussen 21 en 23 µg/m³. Er wordt bijgevolg voldaan aan de immis-

siegrenswaarde voor NO2 van 40 µg/m³.

Fijn stof (PM10)

De jaargemiddelde concentratie voor PM10 in de buurt van het plangebied schommelde in de periode 2010-2012 tussen 21 en 23 µg/m³. Er wordt bijgevolg voldaan aan de immis-

siegrenswaarde voor PM10 van 40 µg/m³.

Het aantal overschrijdingen van de PM10 daggrenswaarde van 50 µg/m³ in de buurt van het plangebied schommelde in de periode 2010-2012 tussen 9 en 13. Het maximum toe- gelaten aantal van 35 wordt bijgevolg niet overschreden. Er wordt dus voldaan aan de daggrenswaarde voor fijn stof

Conclusie

De luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied wordt op basis van de concentraties aan

NO2 en PM10 vrij goed geacht.

Figuur 15: Totale index luchtkwaliteit (gemiddelde 2010-2012)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 49 van 166 BE0100046901_0150

3.3.4 Water Kaart 4: Deelplan 1 - Watertoets

Essen behoort tot het Maasbekken maar er stromen geen waterlopen doorheen het plan- gebied.

Het grondwater is zeer tot weinig kwetsbaar (index Ca1/Cc). Het plangebied is gelegen in de beschermingszone 3 van de grondwaterwinning van Essen. Het betreft het voedings- gebied van de grondwaterwinning (maximum 2 km), ook wel de chemische zone genoemd.

Op basis van de watertoetskaart kan afgeleid worden dat het plangebied:

 niet erosiegevoelig is;

 matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) is;

 een hellingsgraad tussen 0 en 5% heeft;

 voor het overgrote deel infiltratiegevoelig is;

 niet overstromingsgevoelig is;

 niet behoort niet tot het winterbed van een grote rivier.

Volgens de overstromingskaarten is het plangebied niet van nature overstroombaar. De Leemputten ten oosten van het plangebied zijn wel recent overstroomd (ROG) en aange- duid als risicozone voor overstromingen. Deze putten zijn effectief overstromingsgevoelig.

Met uitzondering van het bos in het zuidwesten en de akker in het zuidoosten is het plan- gebied volledig gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit wil zeggen dat er momenteel nog geen rioolaansluiting voor afvalwater aanwezig is op een operationele wa- terzuiveringsinstallatie. Op termijn wordt er wel een collectieve zuivering van het afvalwater voorzien. Voor het oostelijk deel van het plangebied werd op 9 januari 2015 het optimali- satieprogramma 2016-2020 goedgekeurd door de Vlaamse regering. Hierin is de aanleg van een collector in de Nolsebaan – Steenovenstraat (22968) opgenomen. Het technisch plan hiervan is nog in opmaak. Voor het westelijk deel van het plangebied werd het boven- gemeentelijk project Huybergsebaan – Eekhoornlaan (22969) gedefinieerd. Dit project dient in de toekomst nog opgedragen te worden.

Figuur 16: Zoneringsplan

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 50 van 166 BE0100046901_0150

3.3.5 Bodem Kaart 5: Deelplan 1 - Bodem

Het plangebied is gelegen in de Antwerpse Kempen. Volgens de bodemkaart van België komen binnen het plangebied de volgende bodemseries voor:

 Zag: zeer droge tot matig natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont;

 Zdg: matig natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont;

 Zeg: natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont;

 Seg: natte lemige zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont.

3.3.6 Fauna en Flora 3.3.6.1 Biologische waardering

Kaart 6: Deelplan 1 – BWK

Kaart 7: Deelplan 1 - Natuur

Het bos (foto A) in het zuidwesten van het plangebied is op de biologische waarderingskaart (BWK) aangeduid als een ‘complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen’. Het be- staat uit een eiken-berkenbos (qb) en een aanplant van Grove den met ondergroei van struiken en bomen (ppmb). Er is geen

heide of kruidlaag aanwezig. Foto A

Volgens de BWK bestaat het westelijk deel van het plangebied uit soortenarme perma- nente cultuurgraslanden (hp), al dan niet met relicten van halfnatuurlijke graslanden (hp+) en een zeer soortenarm, vaak tijdelijk en ingezaaid grasland (hx). Uit het terreinbezoek bleek dat de biologische waarde van deze percelen zeer beperkt is. Het betrof immers een paardenwei (foto B), 2 voetbalterreinen, een maïsakker (foto C), een gazon dat gebruikt wordt als parkeerterrein (foto D) en braakliggende delen van het kampeerterrein (foto E)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 51 van 166 BE0100046901_0150

Foto B Foto C

Foto D Foto E

Op het voormalige kampeerterrein zijn de tuintjes begrensd door hagen bestaande uit verschillende soorten waaronder o.a. laurierkers, conifeer en beuk (foto F – G). De biolo- gische waarde is beperkt tot enkele individuele inheemse bomen of struiken.

Foto F Foto G

Ten oosten van het plangebied ligt een ‘complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen’. Het gaat over zogenaamde ‘leemputten’. Hier is bewoning aan- wezig in een omgeving met veel natuurlijke begroeiing (un). In het zuiden is een nitrofiel alluviaal elzenbos (vn-) aanwezig, dat intussen echter deels is ingenomen door bebouwing. De percelen ten noorden van de ‘leemputten’ zijn op de BWK aangeduid als biologisch (zeer) waardevol. Momenteel zijn ze echter volledig ingenomen door het bedrijf Control Media bvba.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 52 van 166 BE0100046901_0150

Ten noorden en westen van het plangebied zijn ‘complexen van biologisch minder waar- devolle en waardevolle elementen’ aanwezig. Deze bestaan uit open bebouwing in een omgeving met veel natuurlijke begroeiing (un) en een aanplant van Grove den met onder- groei van struiken en bomen (ppmb) (foto H). Verspreid komen ook nog enkele biologisch (zeer) waardevolle percelen voor, bestaande uit eiken-berkenbos (qb) en Grove den met ondergroei van struiken en bomen (ppmb).

Foto H

De ‘Wildertse duintjes’, ten noordoosten van het plangebied, zijn biologisch (zeer) waar- devol. De volgende BWK-codes komen er voor: naaldhoutaanplant met ondergroei van struiken en bomen (pmb), aanplant van Grove den met ondergroei van struiken en bomen (ppmb), eiken-berkenbos (qb), mesotroof ven (aom), droge struikheidevegetatie (cg) en zuur beukenbos (fs).

Ten zuiden van het plangebied is de Kalmthoutse heide gelegen. Dit gebied is biolo- gisch (zeer) waardevol. In de omgeving van het plangebied domineren aanplanten van Grove den met ondergroei van grassen (ppmh), aanplant van Grove den zonder ondergroei (ppa), eiken-berkenbos (qb), gedegradeerde heide met dominantie van Pijpenstrootje (cm) en door Pijpenstrootje gedomineerde heide met struik- of boomopslag (cmb).

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het habitat- en vogelrichtlijngebied ‘Kalmt- houtse heide’. Het vogelrichtlijngebied overlapt deels met het plangebied.

Het opvallendste kenmerk voor het vogelrichtlijngebied is de aanwezigheid van Regenwulp en Wulp. Tevens komen een aantal Annex 1-soorten voor. De belangrijkste zijn: de Kor- hoen, Kemphanen, Zwarte Sternen en Boomleeuwerik.

Het vogelrichtlijngebied is ook aangeduid als RAMSAR-gebied ‘Het reservaat ‘De Kalmt- houtse Heide’. De RAMSAR-gebieden werden aangeduid in functie van het beschermen van de vogels in waterrijke gebieden van internationale betekenis. Deze gebieden dienen behouden te blijven om zeldzame vogelsoorten te laten voortbestaan. De Kalmthoutse Heide is aangeduid als RAMSAR-gebied omdat het gebied tijdens het trekseizoen een be- langrijke rustplaats is voor watervogels.

De ‘Kalmthoutse heide’ behoort tot het Vlaams Ecologisch Netwerk.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 53 van 166 BE0100046901_0150

3.3.7 Landschap Kaart 8: Deelplan 1 - Landschapsatlas

Kaart 9: Deelplan 1 - Landschapscomposietkaart

Ten zuiden van het plangebied ligt volgens de landschapsatlas de ankerplaats ‘De Nol’. Deze ankerplaats sluit direct aan bij de noordelijke grens van de Kalmthoutse Heide en heeft, als voormalig turfwingebied, vooral een belangrijke cultuurhistorische waarde. Het ven van 'De Nol', dat na de ontvening deels open water is gebleven, is nu een waardevol habitat voor verschillende faunasoorten en wordt gekenmerkt door een typische venvege- tatie met enkele zeldzame soorten. De ankerplaats is nog niet definitief aangeduid.

Het plangebied is deels omsloten en overlapt in het zuidwesten met de relictzone ‘Heide- en bosgebied Kalmthout – Essen’. Het is grotendeels een open heidegebied met zand- duinen en talrijke vennen. Bepaalde delen zijn geen open heide meer, maar bebost of ont- gonnen voor landbouwdoeleinden.

Er zijn geen lijn- of puntrelicten aanwezig.

Ter hoogte van het plangebied zijn geen beschermde landschappen, stads- en dorpsge- zichten of monumenten gelegen.

In het verleden was de steenbakkerij ‘De Wildert’ gecategoriseerd als bouwkundig erfgoed. Momenteel is deze steenbakkerij echter niet meer aanwezig.

Volgens de landschapscomposietkaart is het bos in zuidwesten van het plangebied ont- staan tussen 1850 en 1910. Het bos ten zuiden van het plangebied dateert ook uit deze periode. Bos dat op het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw werd aangeplant bestaat vaak uit homogene naaldhoutplantages. Momenteel bestaat vooral het bos ten zuiden van de Huybergsebaan nog uit naaldbomen. Er is ook nog een heiderelict aanwezig.

Het plangebied is in het noorden en westen omgeven door nieuwe nederzettingsvorm, ge- naamd ‘villegiatuur in de Antwerpse Kempen’. In de naoorlogse periode werden in uitge- sproken bosrijke regio’s luxueuze villa’s ingeplant. Ook vakantieverblijven in bossen heb- ben een gelijkaardige landschappelijke verschijning en worden bij deze klasse genomen.

In de ruime omgeving van het plangebied zijn volgens de Centraal Archeologische Inven- taris geen archeologische vondsten gedaan.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 54 van 166 BE0100046901_0150

4 Randvoorwaarden, behoeften en mogelijk programma

4.1 Randvoorwaarden

4.1.1 Vanuit de juridische toestand

Gewestplan: gedeelte bestemd als ‘gebied voor verblijfsrecreatie’, gedeelte als ‘natuurge- bied, overdruk ‘waterwinningsgebied’

Stedenbouwkundige vergunningen / vastgestelde bouwovertredingen: zie Tabel 1 en Tabel 2.

Gedeeltelijk gelegen in vogelrichtlijngebied

Grenzend aan GEN “Kalmthoutse Heide”

Gedeeltelijk gelegen in uitbreidingszone bij natuurreservaat “Kalmthoutse Heide”, met recht van voorkoop

4.1.2 Vanuit het beleidskader

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen: Evaluatie van terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven i.f.v. de ruimtelijke draagkracht van het betrokken gebied.

Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen: Ligging van Essen in een toeristisch re- creatief aandachtsgebied: er moet met extra zorg worden gezocht naar de invulling van bijkomende toeristische infrastructuren.

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Essen:

 De realisatie van een droge natuurverbinding Hemelrijk – Wildertse bossen – Grenspark Zoom-Kalmthoutse heide door de aanplanting van kleine landschapselementen (vb. ha- gen, houtkanten, bomenrijen, grachten…).

 Het creëren van uitbreidingsmogelijkheden voor het bovenlokale recreatieve knooppunt voor verblijfsrecreatie op basis van een concrete ontwikkelingsvisie op middellange en lange termijn. Uitbreidingsmogelijkheden dienen in overeenstemming zijn met de om- geving (verschijningsvorm en karakter van de bebouwing, draagkracht van de open ruimte…). en geïntegreerd te worden in hun omgeving (vb. landschappelijke buffering door erfbeplanting, voldoende parkeermogelijkheden voor auto’s en bussen in de be- bouwde omgeving…)

 De uitbouw van het station Wildert als startpunt voor recreatieve routes

 De uitbouw van wandel- en fietsverbinding tussen het station van Wildert en het Grens- park Zoom-Kalmthoutse heide

 De uitbouw van een toegang tot het Grenspark Zoom-Kalmthoutse heide aan het kruis- punt Nolsebaan-Huybergsebaan Er kan kleinschalige ondersteunende infrastructuur voor de recreanten worden voorzien (o.a. informatieborden, picknick ruimte, schuilge- legenheid, sanitair…), en een kleine parking indien noodzakelijk.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 55 van 166 BE0100046901_0150

 Het opvangen van zachte recreatieve functies in het gebied Huybergsebaan – Steen- ovenstraat. Het huidige gebied heeft geen waarde meer voor de landbouw. Vele wei- landen zijn opgedeeld en worden gebruikt voor het stallen van paarden. Het gebied kan in de toekomst in aanmerking komen om deze functie verder op te vangen. Daarnaast kan, aansluitend op de dorpskern, ruimte worden voorzien voor het opvangen van lo- kale recreatieve functies (vb. voetbal, jeugdvereniging, speelbos…) Alle recreatieve ele- menten binnen deze zone dienen in één samenhangende structuur ontwikkeld te wor- den. Bijvoorbeeld door alles te koppelen aan één centrale langzame verkeersverbinding die de recreatieve elementen in verbinding stelt met de omliggende groengebieden en de dorpskern van Wildert. Aansluitend op deze as kunnen dan nieuwe elementen wor- den ingeplant die in functie staan van de reeds aanwezige infrastructuur of de omlig- gende bebouwing (vb. speelbos, speeltuin, bmx-parcours…).

4.2 Behoeften

4.2.1 Vanuit gemeente Essen

Vanuit de gemeente Essen zal, samenhangend met de ruimtevraag vanuit de voetbalclub, worden aangetoond welke ruimte er zal worden voorzien voor lokale recreatieve functies aansluitend op de dorpskern van Wildert. Het sportbeleidsplan en het jeugdwerkbeleids- plan worden geactualiseerd o.b.v. de nieuwe behoeften.

De lokale recreatieve functies kunnen een plaats krijgen als:

 informele recreatieve ruimte zoals speelpleinen, speelbossen, …

 formele ruimte voor georganiseerde groepen zoals voetbalvelden, …

4.2.2 Vanuit het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide

In het beleidsplan is aangegeven dat de vier poorten niet toereikend zullen zijn voor het parkeeraanbod van het Grenspark, en dat ter aanvulling op meerdere plaatsen (kleinere) parkeerterreinen voorzien zullen worden. Het plangebied, rechtstreeks gelegen aan een toegang tot het Grenspark, kan op deze behoefte inspelen.

Hiervoor wordt een 50-tal parkeerplaatsen ingeschat (ruimtebeslag ca. 1.250 m²).

4.2.3 Vanuit gebruikers/eigenaars plangebied

De eigenaar van het campingterrein wenst een vakantiepark te realiseren, bestaande uit vakantiewoningen en voorzieningen i.f.v. dag- en verblijfsrecreatie (zwembad, eet- en drinkgelegenheid, parking, winkeltje). Hierbij formuleert de eigenaar de volgende wensen:

 Het optrekken van ten minste 150 vakantiewoningen (= minimumgrens om rendabel te zijn volgens de eigenaar);

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 56 van 166 BE0100046901_0150

 Een gewenste bouwdichtheid voor de vakantiewoningen van 12 a 15 woningen/ha:

 Het realiseren van een zone met voorzieningen (zwembad, eet- en drinkgelegenheid, winkel) met een oppervlakte van ca. 0,5 hectare.

 Deze wensen kunnen kort worden getoetst op hun haalbaarheid.

 Een gewenste bouwdichtheid van 12-15 vakantiewoningen per hectare geeft een be- nodigde terreinoppervlakte van 10-12,5 hectare voor de vakantiewoningen.

 Voor het bepalen van het benodigd aantal parkeerplaatsen kan er gebruikt worden gemaakt van de kengetallen uit de CROW-publicatie 272 ‘Verkeersgeneratie voor- zieningen”. In deze publicatie wordt er uitgegaan van een gemiddelde van 1,25 per- sonenwagens per bezette vakantiewoning. Dit maakt dat er voor 150 vakantiewonin- gen 188 parkeerplaatsen benodigd zijn voor gasten. Voor werknemers wordt er in dezelfde publicatie uitgegaan van 0,35 fte8 per bungalow, een autogebruik van 80% en een autobezetting van 1,1 voor werknemers. Dit brengt het benodigd aantal par- keerplaatsen voor werknemers op 150*0,35*0,8/1,1 = 38. Vanuit het vakantiepark is er dus nood aan 226 parkeerplaatsen.

Voor het realiseren van 226 parkeerplaatsen op maaiveld is er ca. 5650 m² benodigd (berekening o.b.v. 25 m² per parkeerplaats, inclusief manoeuvreerruimte en in- en uitritten).

 Indien er een eet- en drinkgelegenheid wordt gerealiseerd die ook wordt bezocht door dagjesmensen, dienen er hiervoor bijkomende parkeerplaatsen te worden voorzien. De benodigde capaciteit wordt ingeschat op een 20-tal parkeerplaatsen (ruimtebe- slag ca. 500 m²)

Het bestuur van de voetbalclub KSV Wildert wenst een derde voetbalterrein te realiseren aansluitend aan de twee bestaande terreinen in het gebied, die in de huidige situatie door de club gehuurd worden. Het bestuur stelt dat een realisatie van dit terrein een voorwaarde is om het voortbestaan van de club te garanderen. Indien het terrein kan gerealiseerd wor- den is het bestuur bereid de grond van de bestaande en het nieuwe terrein aan te kopen aan een voor hen aanvaardbare prijs. De oppervlakte van een voetbalterrein bedraagt ca. 7.500 m². De clublokalen behoeven een terreinoppervlakte van ca. 1.000 m².

Op de grasweide, gelegen tussen de terreinen en de Steenovenstraat, kunnen zich tot 200 wagens parkeren. Volgens de club wordt deze parkeercapaciteit drie- tot viermaal per jaar benut. De club heeft geen bezwaar tegen een gemeenschappelijk gebruik van de parking of een gemeenschappelijk gebruik van een nieuwe parking, bijvoorbeeld door het vakan- tiepark. Omdat er ook enkele parkeerplaatsen exclusief voor de voetbalclub beschikbaar

8 Fte = fulltime-equivalent

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 57 van 166 BE0100046901_0150

moeten zijn, wordt er uitgegaan van een surplus van 30 parkeerplaatsen (ca. 750 m²) op de gemeenschappelijke plaatsen.

4.2.4 Benodigde oppervlakte vanuit behoefte

Nu kan de totale benodigde oppervlakte worden ingeschat die benodigd is om tegemoet te komen aan de wensen van de gebruikers. De voorzieningen i.f.v. het vakantiepark wor- den binnen de bruto oppervlakte voor het openluchtrecreatief terrein gerekend.

Tabel 6: Benodigde oppervlakte o.b.v. behoeften

Oppervlakte Min. (m²) Max. (m²) Vakantiepark Terrein vakantiewoningen 100.000 125.000 Terrein voorzieningen 5.000 5.000 Parking vakantiewoningen + voorzieningen 6.150 6.150 Voetbalclub Voetbalterreinen 22.500 22.500 Terrein clublokalen 1.000 1.000 Parking (naast gemeensch. gebruik) 750 750 Poort Grenspark Parking 1.250 1.250 TOTAAL 136.650 161.650

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 58 van 166 BE0100046901_0150

5 Ruimtelijk Ontwerp

5.1 Doelstellingen

Het gemeentelijk RUP Recreatiezone Wildert wordt opgemaakt door de gemeente Essen. In het GRS wordt er voorgesteld om dit RUP op te maken ter realisatie van de volgende doelstellingen:

1. Het versterken van de onderlinge relatie tussen de verschillende recreatieve elementen tussen de Huybergsebaan en de Steenovenstraat als overgang tussen de dorpskern van Wildert en het woonbos.

2. Het creëren van uitbreidingsmogelijkheden voor de aanwezige lokale recreatieve voor- zieningen en voorzien van vestigingsmogelijkheden voor nieuwe recreatieve voorzie- ningen.

3. Het creëren van uitbreidingsmogelijkheden voor de bovenlokale recreatieve knoop voor verblijfsrecreatie op basis van een concrete ontwikkelingsvisie op middellange en lange termijn.

4. Het uitbouwen van een toegang tot het grenspark Zoom-Kalmthoutse heide met bijho- rende infrastructuur.

5. Het uitwerken van een groene verbinding tussen het domein Wildven (domein Carlier) en de Wildertse Duintjes.

5.2 Visie

In deze nota wordt er een visie uitgewerkt voor het gebied tussen de Steenovenstraat, de Huybergsebaan en de Nolsebaan in Wildert. Het uitvoeren van deze visie draagt bij tot het verwezenlijken van de doelstellingen voor het gebied (zie vorige paragraaf). Er wordt in de visie rekening gehouden met de behoeften van de gemeente en de verschillende actoren (zie hoofdstuk 4). Het effectieve plangebied van dit deelplan beperkt zich tot het westelijk deel van het gebied, maar past wel binnen de overkoepelende visie.

Om tot een gewenste ruimtelijke structuur van het gebied te komen, worden er in de vol- gende paragraaf concepten uitgewerkt. Deze concepten baseren zich allen op de volgende uitgangspunten:

 Er wordt een toegang tot het Grenspark Zoom-Kalmthoutse heide uitgebouwd.

 Er wordt een verbinding voor langzaam verkeer gelegd tussen deze toegang en het station Wildert. Deze past in de langzaam verkeernetwerken op hoger niveau, waar ook andere attractiepolen in de omgeving worden ingeschakeld.

 Er wordt een droge natuurverbinding gecreëerd tussen het Domein Wildven (domein Carlier) en de Wildertse Duintjes.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 59 van 166 BE0100046901_0150

 In het oosten van het gebied worden er lokale recreatieve voorzieningen uitgebouwd. Er wordt o.a. vanuit gegaan dat er een derde terrein voor de voetbalclub KSV Wildert in het gebied voorzien wordt.

 Conform de richtinggevende bepalingen uit het GRS wordt de verblijfsrecreatie (terrein voor openluchtrecreatieve verblijven) in het gebied geherstructureerd tot een volwaar- dig knooppunt. De herstructurering past binnen de draagkracht van de omgeving, o.a. doordat de hoeveelheid aan openluchtrecreatieve verblijven beperkt blijft en er vol- doende parkeerplaatsen voorzien worden. De openluchtrecreatieve verblijven en de fa- ciliteiten worden voldoende geïntegreerd in hun omgeving, o.a. door een adequate be- groening van het terrein en een gepaste inplanting.

 Indien mogelijk worden faciliteiten voor meerdere doelen aangewend (bv. dubbelge- bruik parking, faciliteiten i.f.v. dag- én verblijfsrecreatie,…).

5.3 Concepten

5.3.1 Abstract

Concept 1: Creatie van een groene as

De realisatie van een verbinding voor langzaam verkeer tussen het station van Wildert en het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide vormt de basis voor de herstructurering van het gebied. De verbinding wordt gezien als een groene as die het kruispunt Steenovenstraat – Struisven/Vijver- laan verbindt met het kruispunt Nolsebaan – Huybergsebaan. De verbinding wordt gerea- liseerd om de afstand tussen het station en het Grenspark te verkorten, maar ook om de belevingswaarde van de verplaatsing te verhogen. De vormgeving van de as dient ertoe bij te dragen dat de trein vaker wordt gebruikt om de noordzijde van het Grenspark te be- reiken.

De vormgeving van de as wordt ingeschakeld in de realisatie van een tweede doelstelling: het creëren van een droge natuurverbinding tussen het Domein Wildven (domein Carlier) en de Wildertse Duintjes. De as maakt deel uit van een netwerk van kleine landschapsele- menten zoals hagen, houtkanten en bomenrijen dat in het gebied wordt uitgebouwd, aan- sluitend op de bestaande beboste percelen.

De as structureert de ruimte in het gebied, en verbindt de verschillende recreatieve ele- menten met elkaar, het woongebied en de toegang tot het Grenspark.

Concept 2: Structureren van kavels

Voor de gewenste kavelstructuur van het gebied worden er drie mogelijkheden naar vo- ren geschoven.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 60 van 166 BE0100046901_0150

Een eerste mogelijkheid is de groene as te be- schouwen als diagonaal. Naast verbindend voor de functies in het gebied wordt de as ook gezien als scheidingslijn tussen functies. In het plange- bied worden ten noorden van de as de vakantie- woningen ingepland, terwijl er ten zuiden van de as plaats is voor de voetbalterreinen en de voor- zieningen. Ook in de ontsluitingsstructuur wordt er een onderscheid gemaakt tussen noord en zuid: het noordelijk deel ontsluit richting Steenovenstraat, het zuidelijk deel richting Huy- bergsebaan. De groene as wordt niet doorbroken.

Een tweede mogelijkheid is het versterken van de ‘patchwork’-structuur van het gebied. Dit komt erop neer dat het gebied wordt ontwikkeld als een aaneenschakeling van kavels, elk met een andere grootte en functionele inrichting. De groene as fungeert als langzaam verkeersverbinding tussen de kavels. De ‘patchwork’ structuur veronderstelt een veelheid aan ontsluitingspunten naar de Steenovenstraat en de Nolsebaan. De groene as wordt nergens doorbroken.

Een derde mogelijkheid is indelen van het gebied in strippen, waardoor het bestaande, versnip- perde geheel wordt gestructureerd. De strippen staan haaks op de Steenovenstraat en de Huy- bergsebaan. De openluchtrecreatieve verblijven worden in de meest westelijke strip voorzien langsheen de Nolsebaan. De voorzieningen i.f.v. de openluchtrecreatieve verblijven en de recreatie wordt in een tweede strip voorzien, en sluiten aan op een nieuwe noord-zuidas in het gebied. De voetbalterreinen bevinden zich in een volgende strip. De noord-zuidas ontsluit het gebied naar de Steenovenstraat en de Huybergsebaan; de groene as wordt er doorbroken.

Concept 3: Uitbouw van een toeristisch-recreatieve knoop

Het voorzien van een toegang tot het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide kan breder worden bekeken als de uitbouw van een knoop voor de verschillende langzaam verkeers- netwerken, gelinkt aan ondersteunende infrastructuur voor de recreanten. Dit concept wordt op twee manieren geïnterpreteerd.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 61 van 166 BE0100046901_0150

Een eerste mogelijkheid bestaat erin om de toe- gang uit te bouwen onafhankelijk van de infra- structuur voor het vakantiepark. De toegang situ- eert zich ter hoogte van het kruispunt Nolsebaan – Huybergsebaan. Op dit punt sluit de te creëren groene as aan op het bestaande wandelnetwerk in het Grenspark. Er wordt een kleine parking en kleinschalige ondersteunende infrastruc- tuur (info-borden, picknickruimte, sanitair) voorzien voor de wandelaars.

Een tweede mogelijkheid gaat uit van een mede- gebruik van de infrastructuur voor het vakantie- park. Er wordt één centrale knoop voorzien in het gebied, gelinkt aan voorzieningen (o.a. eet- en drankgelegenheid) en een gemeenschappelijke parking voor dag- en verblijfsrecreanten. De groene as verbindt de knoop met het wandel-, fiets- en ruiternetwerk in het Grenspark.

5.3.2 Vertaling naar plangebied - inrichtingsvarianten

De concepten worden voor het plangebied vertaald naar drie inrichtingsvarianten. De vari- anten baseren zich op de mogelijkheden tot structureren van de kavels (zie concept 2).

De varianten worden telkens onderworpen aan een toets om hun effecten weer te geven m.b.t. de volgende factoren:

 De creatie van een droge natuurverbinding

 De inname van het beboste perceel

 De inname van natuurgebied volgens het gewestplan

 De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer

N.B. Deze toets is te beschouwen als een onderdeel van het ontwerpproces dat werd gevolgd om tot het referentieontwerp (zie paragraaf 5.4) te komen, en dus niet als een formele milieubeoordeling. In hoofdstuk 6 zal het referentieontwerp het onder- werp vormen van een milieubeoordeling.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 62 van 166 BE0100046901_0150

Variant 1

Figuur 17: Inrichtingsvariant 1

Creatie natuur- Het deel ten noorden van de groene as wordt in variant 1 gezien als één kavel. Dit verbinding maakt dat, indien er enkel kleinschalige landschapselementen worden voorzien langs de kavelgrenzen, er geen fijnmazig netwerk wordt gecreëerd. Door een groenaanplan- ting langs de openluchtrecreatieve verblijven met streekeigen en standplaatsgeschikte soorten te voorzien kunnen kleinschalige corridors gecreëerd worden waardoor het ter- rein kan als een landschapsecologische verbinding met de gebieden ten noorden en ten zuiden van het plangebied.

Inname bebost In variant 1 wordt het bebost perceel in de zuidwesthoek van het gebied niet ingeno- perceel men. Het ruimtebeslag in het beboste perceel blijft beperkt tot een pad doorheen het bos in functie van het doortrekken van de langzaam verkeersas. Het aanleggen van een ontsluitingsroute dwars doorheen het bos brengt versnippering met zich mee. Het pad wordt daarom bij voorkeur in de rand van bos gerealiseerd. Het pad zal enkel toe- gankelijk zijn voor voetgangers, fietsers en ruiters en zal onverhard gelaten worden.

Inname natuurge- In variant 1 wordt het bebost perceel in het zuidwesten niet herbestemd naar recreatie, bied (gewestplan) maar de landbouwpercelen in het zuidoosten, bestemd als natuurgebied, wel. Om te zorgen voor een planologische compensatie kan een herbestemming gerealiseerd wor- den van recreatiegebied nabij Horendonk (zie deelplan 2).

Ontsluiting gemo- De toegang tot het deel van het plangebied ten noorden van de groene as situeert zich toriseerd verkeer op de Steenovenstraat, het zuidelijk deel wordt ontsloten via de Huybergsebaan.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 63 van 166 BE0100046901_0150

Variant 2

Figuur 18: Inrichtingsvariant 2

Creatie natuur- De ‘patchwork’-structuur van kavels maakt de realisatie van een meer fijnmazig netwerk verbinding van kleinschalige landschapselementen langs de kavelgrenzen mogelijk.

Inname bebost Het bebost perceel in de zuidwesthoek van het gebied wordt in variant 2 niet ingeno- perceel men.

Inname natuurge- Het bebost perceel in het zuidwesten wordt niet herbestemd naar recreatie, maar de bied (gewestplan) landbouwpercelen in het zuidoosten, bestemd als natuurgebied wel. Voor deze herbe- stemming van natuurgebied wordt een planologische compensatie voorzien ter hoogte van Horendonk.

Ontsluiting gemo- In variant 2 wordt er slechts één toegang tot het plangebied voor gemotoriseerd verkeer toriseerd verkeer voorzien. Deze ontsluit de gemeenschappelijke parking naar de Huybergsebaan.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 64 van 166 BE0100046901_0150

Variant 3

Figuur 19: Inrichtingsvariant 3

Creatie natuur- In variant 3 wordt de volledige westelijke rand van het plangebied ingenomen door verbinding openluchtrecreatieve verblijven. Er zal een maximumpercentage bebouwde ruimte per ha opgelegd worden.

Inname bebost Deze ontwikkeling van openluchtrecreatieve verblijven in het bestaande bos gaat ge- perceel paard met een inname van een gedeelte van het bosoppervlak. Deze inname dient gecompenseerd te worden.

Inname natuurge- In variant 3 worden er vakantiehuisjes gerealiseerd binnen het bestaande bos. De ove- bied (gewestplan) rige percelen bestemd als natuurgebied op het gewestplan zullen fungeren als reser- vegebied voor lokale recreatieve functies (invulling o.b.v. de behoefte). Dit betekent een inname van natuurgebied in functie van recreatie. Om te zorgen voor een planolo- gische compensatie zal een herbestemming gerealiseerd worden van recreatiegebied nabij Horendonk (zie deelplan 2).

Ontsluiting gemo- In variant 3 worden er twee toegangen tot het plangebied voor gemotoriseerd verkeer toriseerd verkeer voorzien, één op de Steenovenstraat en één op de Huybergsebaan. De toegangen sluiten aan op de gemeenschappelijke parking.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 65 van 166 BE0100046901_0150

5.4 Referentieontwerp

Na overleg met de gemeente Essen is er een referentieontwerp uitgewerkt voor het plan- gebied. Dit in functie van de realisatie van de doelstellingen uit het GRS en om een inte- grale kwalitatieve herontwikkeling van het gebied mogelijk te maken, waarbij versnippering wordt tegengegaan en er voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor lokale recreatie en verblijfsrecreatie worden geboden.

Het referentieontwerp is als volgt opgebouwd:

 Er wordt een groene ‘diagonaal’ doorheen het plangebied gerealiseerd als drager van een verbinding voor langzaam verkeer. Het betreft een continue verbinding, die wordt aangelegd met aandacht voor een verhoging van de belevingswaarde voor de verplaat- sing tussen het station van Wildert en de Wildertse Duintjes, en de toegang tot het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide. De vormgeving van de as draagt bij tot het creëren van een droge natuurverbinding tussen het Domein Wildven en de Wildertse Duintjes.

 Het plangebied wordt ontwikkeld in twee strippen, waardoor het bestaande, versnip- perde geheel wordt gestructureerd. De strippen staan haaks op de Steenovenstraat en de Huyberghsebaan. De openluchtrecreatieve verblijven worden in de meest westelijke strip voorzien langsheen de Nolsebaan. De voorzieningen i.f.v. actieve openluchtrecre- atie, dit zijn de lokale recreatieve functies en evt. voorzieningen die fungeren als aan- vulling bij de verblijfsrecreatie, worden in een tweede strip voorzien.

 De toegang tot het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide wordt centraal in het plan- gebied, op de grens van de twee strippen voorzien. De langzaam verkeersverbinding sluit hierop aan. De toegang wordt er uitgebouwd als knooppunt voor de verschillende langzaam verkeersnetwerken, gelinkt aan voorzieningen (o.a. eet- en drankgelegen- heid) en een gemeenschappelijke parking voor dag- en verblijfsrecreanten. Het bunde- len van voorzieningen biedt duidelijke voordelen t.o.v. het voorzien van een toegang tot het Grenspark onafhankelijk van de faciliteiten voor de dag- en verblijfsrecreatie.

 De centrale parking fungeert als verzamelpunt voor de interne wegenis die wordt voor- zien in het recreatiegebied. De parking wordt ontsloten via een toegang aan de Huy- bergsebaan. Andere aansluitingen op de Huybergsebaan, de Nolsebaan en de Steen- ovenstraat zijn niet toegelaten. De Huybergsebaan is in het mobiliteitsplan Essen ge- selecteerd als lokale weg type I, wat een ontsluiting via deze weg logisch maakt. Door- dat er slechts één toegang wordt voorzien, kan de bewegwijzering naar het gebied (re- creatie + toegang grenspark) eenduidig worden gemaakt.

 In het plan wordt natuurgebied zoals ingekleurd op het gewestplan herbestemd tot re- creatiegebied. Het betreft zowel een bebost perceel in de zuidwesthoek van het plan- gebied, als een akkerland in de zuidoosthoek van het plangebied. Voor deze inname wordt er elders in de gemeente Essen, in Horendonk, een planologische compensatie

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 66 van 166 BE0100046901_0150

voorzien (zie deelplan 2). Dit gebied van 8,9 ha is op BWK aangeduid als biologisch waardevol, en bestaat grotendeels uit een naaldhoutaanplant. Doordat het compense- rende gebied groter is dan het te compenseren gebied, wordt er bij realisatie van het RUP een winst aan natuurgebied bekomen.

In het plan worden er bijkomende voorwaarden opgenomen om de verharde opper- vlakte beperkt te houden, en worden er minima opgenomen voor de beboste opper- vlakte. Om het areaal aan groen binnen de zone te behouden wordt een verplicht per- centage te behouden en/of te realiseren groen opgelegd. Dit percentage dient als bos te worden gerealiseerd, waarbij er gebruik wordt gemaakt van inheemse en stand- plaatsgeschikte soorten.

Ook wordt er in het plan een bosgordel voorzien langsheen de Steenovenstraat, de Nolsebaan en de Huybergsebaan. De bosgordel heeft een diepte van 20 meter t.o.v. de plangrens. De zuidzijde van de bosgordel kan fungeren als groenscherm om versto- ring naar het natuurgebied ten zuiden te vermijden. De noord- en oostzijde van de bos- gordel dragen bij tot een versterking van de landschappelijke integratie van het plange- bied in de omgeving.

Op onderstaande figuur wordt het referentieontwerp geschetst. Dit referentieontwerp zal het onderwerp vormen van de milieubeoordeling in hoofdstuk 6.

Figuur 20: Schets referentieontwerp

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 67 van 166 BE0100046901_0150

5.5 Afbakening plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Steenovenstraat in het noorden, de Nolsebaan in het oosten, de Huybergsebbaan in het zuiden en de weekendzone ‘Leemputten’ en een lokaal bedrijventerrein in het westen. Hierbij worden de perceelsgrenzen volgens de ka- dasterkaart gevolgd.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 68 van 166 BE0100046901_0150

5.6 Vertaling naar bestemmingszones

5.6.1 Aanzet verordenend grafisch plan

Zie verordenend grafisch plan in bijlage.

5.6.2 Zone voor openluchtrecreatieve terreinen

Enkel binnen deze zone van het plangebied kunnen openluchtrecreatieve terreinen worden ontwikkeld. Een ‘openluchtrecreatief terrein’ dient te worden geïnterpreteerd zoals be- schreven in het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristisch logies, m.n. een als toeristisch logies uitgerust en afgebakend terrein in centraal beheer, waar toeristen kunnen kamperen of verblijven in openluchtrecreatieve verblijven. Hierbij zijn de volgende termen van belang:

 Centraal beheer. Het is van belang dat een openluchtrecreatief terrein onder centraal beheer blijft, zodat er niet eenzelfde situatie kan worden gecreëerd als in de weekend- zones. Hiervoor bevatten de voorschriften bij de zone voorwaarden m.b.t. (her)verka- veling: het verkavelen of kadastraal opsplitsen van percelen wordt enkel toegelaten i.f.v. het opdelen van het terrein om twee openluchtrecreatie terreinen (bv. twee campings) te creëren, en om de gronden te kunnen uitgeven waarop de voorzieningen i.f.v. de verblijfs- en dagrecreatie gerealiseerd worden. Een verkaveling i.f.v. het creëren van aparte bouwkavels wordt niet toegelaten, juist om te vermijden dat het gemeenschap- pelijk beheer van het terrein gehypothekeerd kan worden.

 Openluchtrecreatieve verblijven. Onder openluchtrecreatieve verblijven worden zowel vaste (zoals chalet, bungalow, huisje, paviljoen…) als verplaatsbare (zoals tent, cara- van, mobilhome…) constructies verstaan.

De uitbating van een openluchtrecreatief terrein en de oprichting van constructies dient in overeenstemming met het logiesdecreet te gebeuren. De voorschriften van het RUP wor- den daarom zo ruim mogelijk gehouden zodat alle vormen van verblijfsrecreatie die in het logiesdecreet zijn opgenomen en die vallen onder de categorie ‘openluchtrecreatief terrein’ binnen deze zone kunnen gerealiseerd worden. Ook eventuele latere wijzigingen aan het logiesdecreet worden op deze manier opgevangen.

De voorschriften stellen ook dat permanente bewoning niet toegelaten is in de zone. Met permanente bewoning wordt bedoeld het gebruik als hoofdverblijfplaats, hetzij als domici- lie-adres hetzij als effectief feitelijk permanent gebruik (zonder domicilie). Er kan wel een conciërgewoning toegestaan worden bij elk openluchtrecreatief terrein binnen de zone, dus maximaal 2 conciërgewoningen indien het gebied wordt opgesplitst in verschillende uitba- tingen.

Naast openluchtrecreatieve verblijven kan de zone ook voorzieningen i.f.v. de verblijven omvatten. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen:

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 69 van 166 BE0100046901_0150

 het deel van de zone buiten de “Overdrukzone voor grootschalige gemeenschappelijke voorzieningen” waar de nadruk ligt op het eigenlijke verblijven (enkel openluchtrecrea- tieve verblijven en kleinschalige voorzieningen zoals een sanitair blok, een kleine speel- tuin);

 het deel van de zone binnen de overdrukzone aansluitend aan de “Zone voor parking en ontsluiting gemotoriseerd verkeer”, waar er naast de verblijven ook ruimte wordt ge- maakt voor de meer grootschalige voorzieningen i.f.v. de verblijfsrecreatie. Onder groot- schalige gemeenschappelijke voorzieningen worden verstaan: administratieve lokalen, een conciërgewoning, een zwembad, een winkel, een wassalon, een drank- en eetge- legenheid, …

Dit onderscheid wordt gemaakt om het centrale karakter van de zone voor parking te be- nadrukken, waarbij de grootschalige voorzieningen er complementair kunnen zijn aan de functie die de locatie vervult als toegangspoort tot het Grenspark. Het onderscheid vertaalt zich ook in de maximale bouwdichtheden binnen en buiten de overdrukzone (zie verder).

Voor wat betreft de vergunde zonevreemde woningen wordt er een overgangsmaatregel opgenomen in de voorschriften. Verbouwen is mogelijk, en ook herbouw binnen hetzelfde bouwvolume is mogelijk na schade door een plotse ramp, en indien voldaan is aan be- paalde voorwaarden.

In de voorschriften wordt er voor gekozen om binnen de zone één of twee openluchtrecre- atieve terreinen toe te laten. Hierbij worden er wel voorwaarden opgenomen om te vermij- den dat, wanneer bijvoorbeeld één camping niet over de gehele zone uitbreidt, het reste- rende deel binnen de zone zowel naar oppervlakte als naar ligging en vorm volstaat om een tweede volwaardig openluchtrecreatief terrein te ontwikkelen. De voorschriften vermel- den dat:

 het resterende deel één aansluitend geheel dient te vormen;

 de vorm van het resterende deel de ontwikkeling van een volwaardig openluchtrecrea- tief terrein dient mogelijk te maken;

 het resterende deel over een afstand van minimaal 50 meter aan de “Zone voor parking en ontsluiting gemotoriseerd verkeer” dient te grenzen, dit om de ontsluiting van het tweede omenluchtrecreatief terrein mogelijk te maken;

 het resterende deel dient voor minstens 0,25 hectare binnen de “Overdrukzone voor grootschalige gemeenschappelijke voorzieningen” te liggen, dit om het tweede open- luchtrecreatief terrein toe te laten eigen grootschalige voorzieningen te ontwikkelen.

De onderstaande figuur geeft een indicatie van de (niet) toegelaten ontwikkelingen.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 70 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 21: Randvoorwaarden bij de ontwikkeling van twee openluchtrecreatieve terreinen

Om de ruimtelijke kwaliteit bij de ontwikkeling van de zone te garanderen, worden er in de voorschriften algemene inrichtingsprincipes opgenomen waaraan voldaan dient te worden:

 Het garanderen van de ruimtelijke samenhang van een openluchtrecreatief terrein, door de gebouwen en constructies architecturaal op elkaar te laten aansluiten en de niet- bebouwde ruimte binnen een openluchtrecreatief terrein te concipiëren als één geheel;

 Het afstemmen van de ontwikkeling van een openluchtrecreatief terrein op de inplanting en vormgeving van de gemeenschappelijke parking, de grootschalige gemeenschap- pelijke voorzieningen (in de overdrukzone) en de voorzieningen i.f.v. actieve openlucht- recreatie;

 Het waarborgen van de privacy en de bezonning van de openluchtrecreatieve verblijven door een correcte vormgeving van de vaste constructies en een correcte inplanting van de standplaatsen en de groenstructuur;

 Het waarborgen van de kwaliteit en de duurzaamheid van de gebouwen en vaste con- structies, door een duurzame en esthetisch verantwoorde materiaalkeuze en het han- teren van een landschappelijk geïntegreerde architectuur. De gebouwen en construc- ties moeten (wat betreft gevelopbouw, hoogte, materiaalgebruik, dakvorm, uitspron- gen,…) op een doordachte samenhangende en kwaliteitsvolle wijze ingepast worden en een ruimtelijke relatie aangaan met de naastliggende ruimten, meer specifiek het natuurgebied.

 Het waarborgen van het groener karakter van de zone, door het opleggen van een max. bebouwings- en verhardingspercentage en een min. groenpercentage (zie verder). Voor de aanleg van groenzones dient er gebruik te worden gemaakt van inheemse en standplaatsgeschikte soorten.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 71 van 166 BE0100046901_0150

In de inrichtingsstudie die volgens de voorschriften bij een stedenbouwkundige vergun- ningsaanvraag binnen de zone dient te worden gevoegd, moet worden uitgeklaard hoe er met deze (en andere) principes wordt rekening gehouden.

Om de verharde oppervlakte binnen de zone beperkt te houden worden er in de voorschrif- ten beperkingen opgelegd aan het aantal openluchtrecreatieve verblijven, de bebouwbare oppervlakte en de te verharden oppervlakte, en worden er minima opgenomen voor de beboste oppervlakte en de oppervlakte aan benutbare groene ruimte in de zone. Er wordt hierbij uitgegaan van percentages o.b.v. de oppervlakte van een openluchtrecreatief ter- rein, in plaats van o.b.v. de oppervlakte van de gehele zone. Dit om te vermijden dat, wan- neer een eerste van twee openluchtrecreatieve terreinen binnen de zone wordt gereali- seerd, een te hoog bebouwingspercentage en of een te laag groenpercentage wordt ge- ïmplementeerd en dit wordt afgewenteld op het (later te ontwikkelen) tweede openluchtre- creatief terrein.

 Het maximale aantal (standplaatsen voor) openluchtrecreatieve verblijven binnen de zone wordt op 200 gelegd.

 De bebouwde oppervlakte van de vaste constructies voor openluchtrecreatief verblijf wordt samengeteld met de oppervlaktes bedoeld voor het plaatsen van verplaatsbare constructies voor openluchtrecreatief verblijf om de effectieve dichtheid aan openlucht- recreatieve verblijven te beperken. De som mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van een openluchtrecreatief terrein.

Ook wordt er opgelegd dat de overige verharde oppervlakte, inclusief de ontsluitingsin- frastructuur, parkeerplaatsen, niet overdekte terrassen en verharde speelvelden, mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van een openluchtrecreatief terrein.

Voor wat betreft de bebouwde oppervlakte van de grootschalige gemeenschappelijke voorzieningen worden er beperkingen opgelegd in de voorschriften bij de overdrukzone.

 De zone voor openluchtrecreatieve terreinen bevat zowel een bestaande zone voor openluchtrecreatie als een bestaand bebost perceel. Dit perceel wordt mee opgenomen om tot een betere inrichting van de zone te komen. Voor dit perceel is slechts een be- perkte herontwikkeling toegelaten: max. 60% (dus zo’n 2,6 ha) van het perceel kan ont- bost worden, de overige 40% moet als aangesloten bos behouden worden. ANB zal in het kader van de vergunningsaanvraag in haar adviesverlening nagaan of het reste- rende deel als aaneengesloten bos kan beschouwd worden.

 In de overige delen van het plangebied wordt een verdere vergroening vooropgesteld. De nieuwe beplanting dient onder de vorm van bos, zoals dit door ANB wordt be- schouwd, te worden gerealiseerd.

Wat betreft de inplanting van constructies en gebouwen binnen de zone wordt er een mi- nimaal aan te houden afstand van 3 meter tot de zonegrens vastgelegd voor vaste con- structies, gebouwen en standplaatsen.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 72 van 166 BE0100046901_0150

Zowel open als gekoppelde bebouwing wordt toegelaten binnen de zone. Gekoppelde be- bouwing wordt toegelaten om een efficiënter ruimtegebruik mogelijk te maken. De geza- menlijke bebouwde oppervlakte van gekoppelde bebouwing wordt echter beperkt (tot 160 m²) om een harmonische inplanting van de bouwvolumes in de groene omgeving mogelijk te houden.

Er worden ook beperkingen opgelegd voor wat betreft de afmetingen van openluchtrecre- atieve verblijven en standplaatsen:

 Vaste constructies voor openluchtrecreatief verblijf mogen een maximale bebouwde op- pervlakte van 80 m² hebben, inclusief overdekte terrassen en bijgebouwen.

 De bruto oppervlakte gebruikt, ingericht of aangelegd voor het plaatsen van een ver- plaatsbare constructie voor openluchtrecreatief verblijf (standplaats) bedraagt maxi- maal 40 m²

 Het bruto bouwvolume per openluchtrecreatief verblijf bedraagt maximaal 240 m³. Bij het bruto bouwvolume worden alle geheel of gedeeltelijk onder het maaiveld gelegen ruimtes die een rechtstreekse verbinding (via deur of venster) hebben met de buiten- ruimte meegerekend.

 De bouwhoogte gemeten van het niveau van het maaiveld tot aan het hoogste punt van de constructie bedraagt maximaal 5,5 meter. In functie van specifieke eisen voor ge- meenschappelijke voorzieningen kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken

 Per openluchtrecreatief verblijf mag een oppervlakte van maximum 20m² gebruikt wor- den voor als niet-overdekt terras.

De ontsluiting van de zone dient via de “Zone voor parking en ontsluiting gemotoriseerd verkeer” te verlopen. De wegen voor interne circulatie op de openluchtrecreatieve terreinen dienen dus hierop aan te sluiten – ze mogen niet rechtstreeks op de Steenovenstraat, Nol- sebaan of Huybergsebaan aansluiten. Ook rechtstreekse erfontsluiting van de verblijven op deze wegen wordt niet toegelaten.

De vormgeving en dimensionering van de wegen voor interne circulatie wordt afgestemd op de verblijfsfunctie van het gebied.

Naast de gemeenschappelijke parking, die binnen de “Zone voor parking en ontsluiting gemotoriseerd verkeer” wordt aangelegd, mogen er binnen een openluchtrecreatief terrein ook parkeerplaatsen worden voorzien, met een maximum van één parkeerplaats per open- luchtrecreatief verblijf. Deze parkeerplaatsen mogen per individueel openluchtrecreatief verblijf worden ingericht. De parkeerplaatsen mogen ook geclusterd worden zodat er kleine parkings worden gecreëerd in de zone.

Binnen de zone mag enkel plaatselijke verlichting aangebracht worden langs de ontslui- tingsinfrastructuur, bij de openluchtrecreatieve verblijven en bij de gemeenschappelijke

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 73 van 166 BE0100046901_0150

voorzieningen. Het voorzien van verstralers is verboden, en dit om verstoringseffecten te beperken.

5.6.3 Zone voor actieve recreatie in open lucht

Deze zone onderscheidt zich van de “Zone voor openluchtrecreatieve terreinen” doordat in deze zone enkel recreatieve voorzieningen zijn toegelaten die tot de dagrecreatie gere- kend kunnen worden. Het betreft in eerste instantie lokale recreatieve functies: recreatieve voorzieningen die een rol spelen voor de kern van Wildert, zoals voetbalterreinen, andere sportterreinen in open lucht, een speeltuin, een speelbos, een bmx-parcours, … Daarnaast kunnen er ook voorzieningen worden gelokaliseerd die fungeren als aanvulling bij een openluchtrecreatief terrein, zoals een manege, waterrecreatie, minigolf… Gemotoriseerde sporten worden expliciet uitgesloten.

Samen worden deze voorzieningen aangeduid als ‘voorzieningen i.f.v. actieve openlucht- recreatie’. Deze voorzieningen kunnen bepaalde infrastructuur omvatten, zoals sportvel- den, een clublokaal, een kantine, kleedkamers, bergingen, stallingen, een zwembad, speeltuinen, schuilplaatsen, sanitair, infrastructuur voor speelweiden en –bossen…

Net zoals voor de “zone voor openluchtrecreatieve terreinen” ligt een deel van de zone binnen, en een deel van de zone buiten de “Overdrukzone voor grootschalige gemeen- schappelijke voorzieningen”:

 in het deel van de zone buiten de “Overdrukzone voor grootschalige gemeenschappe- lijke voorzieningen” mogen enkel kleinschalige constructies en gebouwen i.f.v. actieve openluchtrecreatie worden opgericht. De bebouwde oppervlakte per constructie is er beperkt tot 100 m². Constructies hebben maximaal één bouwlaag en worden opgetrok- ken in open bebouwing. Bestaande vergunde constructies en gebouwen (de club- lokalen van KSV Wildert) kunnen evenwel behouden blijven.

 in het deel van de zone binnen de overdrukzone zijn ook grotere constructies en ge- bouwen i.f.v. actieve openluchtrecreatie toegelaten. Ook grootschalige gemeenschap- pelijke voorzieningen (zie hoger) zijn er toegelaten.

Hoger werd reeds aangehaald dat dit onderscheid wordt gemaakt om het centrale karakter van de zone voor parking te benadrukken, waarbij de grootschalige voorzieningen er com- plementair kunnen zijn aan de functie die de locatie vervult als toegangspoort tot het Grens- park. Het onderscheid vertaalt zich ook in de maximale bouwdichtheden binnen en buiten de overdrukzone (zie verder).

Om de ruimtelijke kwaliteit bij de ontwikkeling van de zone te garanderen, worden er in de voorschriften algemene inrichtingsprincipes opgenomen waaraan voldaan dient te worden:

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 74 van 166 BE0100046901_0150

 Het afstemmen van de situering van de voorzieningen i.f.v. actieve openluchtrecreatie op de inplanting en vormgeving van de gemeenschappelijke parking, de grootschalige gemeenschappelijke voorzieningen (in de overdrukzone) en de openluchtrecreatieve terreinen.

 Het waarborgen van de kwaliteit en de duurzaamheid van de gebouwen en vaste con- structies, door een duurzame en esthetisch verantwoorde materiaalkeuze en het han- teren van een landschappelijk geïntegreerde architectuur. Een sterk landschappelijk geïntegreerde architectuur kan duiden op een integratie wat betreft ‘natuurlijk’ materi- aalgebruik en technieken (hout, gevelgroen, extensieve groendaken, enz.). Het duur- zaam karakter kan bepaald worden door materiaalgebruik, energievoorzieningen...

 Het waarborgen van het groener karakter van de zone, door het opleggen van een max. bebouwings- en verhardingspercentage en een min. groenpercentage (zie verder). Voor de aanleg van groenzones dient er gebruik te worden gemaakt van inheemse en standplaatsgeschikte soorten.

Om de verharde oppervlakte binnen de zone beperkt te houden worden er in de voorschrif- ten beperkingen opgelegd aan de bebouwbare oppervlakte en de te verharden opper- vlakte, en wordt er een minimum opgenomen voor de beboste oppervlakte:

 De totale bebouwde oppervlakte van alle gebouwen en constructies binnen de zone, maar buiten de overdrukzone voor grootschalige gemeenschappelijke voorzieningen, mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van de zone.

 De overige verharde oppervlakte, inclusief de ontsluitingsinfrastructuur, niet overdekte terrassen en verharde speelvelden, mag niet meer bedragen dan 10% van de opper- vlakte van de zone.

 Een verdere vergroening van de zone wordt vooropgesteld. De nieuwe beplanting dient waar mogelijk onder de vorm van bos, zoals dit door ANB wordt beschouwd, te worden gerealiseerd. Hierbij dient er gebruik te wordt gemaakt van inheemse en standplaats- geschikte soorten zoals opgenomen in bijlage.

De ontsluiting van de zone dient via de “Zone voor parking en ontsluiting gemotoriseerd verkeer” te verlopen. Eventuele interne wegen in de zone dienen dus hierop aan te sluiten – ze mogen niet rechtstreeks op de Steenovenstraat, Nolsebaan of Huybergsebaan aan- sluiten.

Er worden binnen de zone geen parkeerplaatsen voor gemotoriseerd verkeer voorzien. De parkeerbehoeften voor de zone worden opgevangen binnen de “Zone voor parking en ont- sluiting gemotoriseerd verkeer”.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 75 van 166 BE0100046901_0150

5.6.4 Overdrukzone voor grootschalige gemeenschappelijke voorzieningen

Binnen deze zone worden de grootschalige gemeenschappelijke voorzieningen geconcen- treerd. De grootschalige gemeenschappelijke voorzieningen betreffen administratieve lo- kalen, een conciërgewoning, een zwembad, een winkel, een wassalon, een drank- en eet- gelegenheid… Deze voorzieningen worden geconcentreerd in de overdrukzone, omdat ze op deze manier aansluiten bij de gemeenschappelijke parking, en complementair kunnen zijn aan de functie die de locatie vervult als toegangspoort tot het Grenspark. Bovendien wordt er op deze manier een onderscheid gemaakt tussen de overdrukzone, waar een hogere densiteit aan gebouwen en verharde ruimte kan voorkomen en de specifieke on- dersteunende gebouwen die in de andere zones worden opgericht die een lagere densiteit hebben. De voorschriften vermelden ook de specifieke voorzieningen die benodigd zijn om de locatie te laten dienst doen als toegangspoort tot het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide.

Voor het overige mogen de functies die toegelaten zijn volgens de basisbestemming, hetzij de “Zone voor openluchtrecreatieve terreinen” of de “Zone voor actieve recreatie in open lucht”, ook binnen de overdrukzone gerealiseerd worden. De zone in overdruk voegt im- mers extra bepalingen toe aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van de basis- bestemming. Specifiek voor de “Zone voor actieve recreatie in open lucht” mogen er binnen de overdrukzone ook grotere gebouwen en constructies i.f.v. actieve openluchtrecreatie worden gerealiseerd dan elders in de zone (zie hoger).

Als algemeen inrichtingsprincipe wordt aangegeven dat de gebouwen en constructies bin- nen de zone architecturaal op elkaar dienen aan te sluiten, en dat de inplanting van deze gebouwen en constructies dient geconcipieerd te worden vanuit hun ligging en positie te- genover de gemeenschappelijke parking zoals voorzien binnen de “Zone voor parking en ontsluiting gemotoriseerd verkeer”. Uiteraard gelden ook de inrichtingsprincipes van de zone in basis.

Naast de bebouwings-, verhardings- en groenpercentages die zijn opgenomen in de inrich- tingsvoorschriften van de zone in basis geldt voor de overdrukzone een specifiek bebou- wingspercentage. De totale bebouwde oppervlakte van alle gebouwen en constructies bin- nen de zone, met inbegrip van de overdekte terrassen en de bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de zone.

Met betrekking tot de afmetingen van constructies en gebouwen worden de volgende (bij- komende) voorwaarden opgelegd in de voorschriften:

 Zowel open als gekoppelde bebouwing is toegelaten binnen de zone.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 76 van 166 BE0100046901_0150

 De maximale bebouwde oppervlakte van de gebouwen en constructies in open bebou- wing, en de maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de gebouwen en con- structies met een gekoppelde inplanting bedraagt 4.000 m², inclusief overdekte terras- sen en bijgebouwen.

 De bouwhoogte gemeten van het niveau van het maaiveld tot aan het hoogste punt van een constructie bedraagt maximaal 7 meter. In functie van specifieke eisen kan gemo- tiveerd afgeweken worden van deze maximale bouwhoogte.

5.6.5 Indicatieve aanduiding van langzaam verkeersverbinding

De gewenste verbinding voor langzaam verkeer tussen de Wildertse Duintjes en de toe- gang tot het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse heide wordt door middel van een symbo- lische aanduiding op het verordenend grafisch plan aangegeven. In de voorschriften wordt gespecifieerd dat de continuïteit, de integrale toegankelijkheid en de attractiviteit van de route, naast de veiligheid van de gebruikers gegarandeerd dient te worden door de in- richting en het beheer van de route.

De voorschriften bevatten ook voorwaarden m.b.t. de uitvoering van de route:

 een minimumbreedte van 2,5 meter;

 een uitvoering in waterdoorlatende materialen;

 een inrichting die geen gemotoriseerd verkeer toelaat;

 een inrichting van een groenstrook bestaande uit een houtkant of een bomenrij langs beide zijden van de langzaam verkeersverbinding.

5.6.6 Overdrukzone voor bosgordel

Op het verordenend grafisch plan wordt er een bosgordel ingetekend langsheen de Steen- ovenstraat, de Nolsebaan en de Huybergsebaan. De bosgordel heeft een diepte van 20 meter t.o.v. de plangrens. Enkel ter hoogte van de ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van het plangebied wordt er geen bosgordel aangelegd. Dit maakt dat de zone een totale oppervlakte heeft van ca. 2,5 ha.

De zuidzijde van de bosgordel kan fungeren als groenscherm om verstoring naar het na- tuurgebied ten zuiden te vermijden. De noord- en westzijde van de bosgordel dragen bij tot een versterking van de landschappelijke integratie van het plangebied in de omgeving.

De bosgordel wordt als overdrukzone op de zone in basis gelegd, dit is de “Zone voor openluchtrecreatieve terreinen” of de “Zone voor actieve recreatie in open lucht”. De zone in overdruk voegt extra bepalingen toe aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van de basisbestemming:

 Het oprichten van constructies en gebouwen is niet toegelaten binnen de overdrukzone. Ook het aanbrengen van verharde oppervlaktes is er niet toegelaten.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 77 van 166 BE0100046901_0150

 De overdrukzone dient te worden ingevuld met hoogstammen, waarbij er gebruik wordt gemaakt van inheemse en standplaatsgeschikte soorten.

5.6.7 Zone voor parking en ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Binnen deze zone wordt de enige ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van het plange- bied (richting Huybergsebaan) aangelegd, en wordt er een gemeenschappelijke parking voorzien. Dit betreft een parking met zowel staanplaatsen voor auto’s als fietsenstallingen. De capaciteit van de parking dient te volstaan om de parkeerbehoeften op te vangen van:

 de verblijfsrecreanten van de openluchtrecreatieve terreinen, wanneer ook de voor- ziene capaciteit binnen de “zone voor openluchtrecreatieve terreinen” in rekening wordt gebracht,

 de recreanten die gebruik maken van de voorzieningen i.f.v. actieve openluchtrecreatie;

 de bezoekers van het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide;

 de werknemers van de openluchtrecreatieve terreinen en de voorzieningen.

Dit geldt zowel voor de benodigde autoparkeerplaatsen als fietsparkeerplaatsen, en dient te worden toegelicht in de inrichtingsstudie.

De voorschriften voor de zone vermelden dat er een “groene parking” dient te worden ge- realiseerd. Dit houdt in:

 dat scheidingen in groene aanplanten voorzien worden tussen verschillende parkeer- plaatsen;

 dat het niet voor parkeerruimte aangewende gedeelte van het terrein beplant wordt met inheemse en standplaatsgeschikte soorten;

 dat verhardingen in kleinschalige waterdoorlatende materialen dienen uitgevoerd te worden.

Belangrijk is ook dat de langzaam-verkeersverbinding tussen de Wildertse Duintjes en de toegang tot het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse heide aansluit op de parking en de aangrenzende voorzieningen, maar dat ook de continuïteit van de route gegarandeerd wordt.

5.6.8 Waterwinningsgebied (overdruk)

De zone wordt aangeduid in overdruk. Aanvullend op de voorschriften die van toepassing zijn op de onderliggende bestemmingszone (aangeduid in grondkleur), zijn binnen de over- drukzone alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het functioneren of aanpassen van de infrastructuur voor de winning, opvang, de behandeling, het transport en de distributie van water.

Er kunnen beperkingen worden opgelegd met het doel de waterwinning te beschermen.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 78 van 166 BE0100046901_0150

6 Onderzoek tot milieueffectrapportage

Dit hoofdstuk beschrijft het onderzoek naar MER voor het deelplan 1 ‘Recreatiezone Wil- dert’ van het gemeentelijk RUP ‘Recreatiezone Wildert’. Doel van dit onderzoek is nagaan of het voorgenomen plan, het RUP kan worden ontheven van de opmaak van een plan- MER. Dit zogeheten onderzoek naar MER, kortweg screening, is conform het plan-mer- decreet9 dat op 1 december 2007 in werking trad. Het beschrijft de stappen die doorlopen dienen te worden om de plan-MER-plicht na te gaan.

Figuur 22: Stappen in het onderzoek tot milieueffectrapportage

6.1 Stap 1: Toetsing aan het decreet DABM

Dit plan beantwoordt aan de definitie van ‘plan en programma’ uit het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid want er is voldaan aan de 3 voorwaarden:

1. De Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening, in werking vanaf 1 september 2009, schrijft de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor; 2. De opsteller van het plan is een instantie, i.e. de gemeente Essen; 3. Het plan wordt vastgesteld door de gemeenteraad van Essen. Het plan valt bovendien niet onder de specifieke uitzonderingsregels en vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project.

9 Decreet van 27 april 2007 houdende wijziging van titel IV van DABM en van art. 36ter decreet natuurbehoud (B.S. 20/06/2007)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 79 van 166 BE0100046901_0150

6.2 Stap 2: Is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig?

Onder de plannen en programma’s die onder het toepassingsgebied van het decreet DABM vallen, onderscheidt men twee groepen van plannen en programma’s die ‘van rechtswege’ onderworpen zijn aan de plan-MER-plicht.

Categorie A

Plannen en programma’s, of de wijziging ervan, die tegelijkertijd:

1. betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afval- stoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (artikel 4.2.3, §2, 1° D.A.B.M.); én

2. een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlagen I, II en III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde pro- jecten; én

3. niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijzi- ging inhouden.

Categorie B

Plannen en programma’s, of de wijziging ervan, waarvoor tegelijkertijd geldt dat,

1. gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is (artikel 4.2.1, tweede lid D.A.B.M.); én

2. ze niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wij- ziging ervan inhouden.

Hierna wordt bekeken of het plan van rechtswege plan-MER-plichtig is, door na te gaan of het voldoet aan alle voorwaarden voor plannen van categorie A of valt onder de plannen van categorie B.

6.2.1 Toetsing aan categorie A

6.2.1.1 Heeft het plan betrekking op een van de sectoren genoemd in het decreet?

Voorliggend plan is een RUP en heeft bijgevolg betrekking op de ruimtelijke ordening. Aan deze voorwaarde is voldaan.

6.2.1.2 Vormt het plan een kader voor project-mer-plichtige projecten?

Het plan omvat een aantal ingrepen die project-MER plichtig kunnen zijn. Deze kunnen onder de volgende rubrieken van bijlage II van het project-MER besluit vallen:

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 80 van 166 BE0100046901_0150

 Rubriek 12a: Vakantiedorpen, hotelcomplexen buiten stedelijke zones, permanente kampeer- en caravanterreinen, themaparken, skihellingen, skiliften en kabelspoorwe- gen, met bijhorende voorzieningen,

- met een terreinoppervlakte van 5 ha of meer, of

- met een verkeersgenererende werking van pieken van 1.000 of meer personenauto- equivalenten per tijdsblok van 2 uur.

In het plan wordt er ca. 12 ha voorzien voor verblijfsrecreatie. Het gebied kan ingericht worden als vakantiedorp of kampeerterrein. De drempel van 5 ha van rubriek 12a wordt bijgevolg overschreden. Hierbij dient wel vermeld te worden dat er in het plangebied vol- gens de geldende gewestplanbestemming ook reeds ca. 11 ha verblijfsrecreatie kan gere- aliseerd worden. Zoals blijkt uit het mobiliteitsprofiel van de activiteiten (zie §6.3.2.1) blijft de verkeersgeneratie onder de limiet uit rubriek 12a.

 Rubriek 1d: Ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemge- bruik voor zover de oppervlakte 3 ha of meer bedraagt en voor zover artikel 87 van het Bosdecreet niet van toepassing is.

Het bos binnen het plangebied heeft een oppervlakte van 4,36 ha. Door de realisatie van het RUP kan (een gedeelte van) het bos ingenomen worden in functie van verblijfsrecrea- tie. Afhankelijk van de oppervlakte die gekapt zal worden, kan de ontbossing onder rubriek 1d van bijlage II van het project-MER besluit vallen.

Indien de ontbossing de drempelwaarde van 3 ha niet overschrijdt, valt de activiteit onder rubriek 1d van bijlage III van het project-MER besluit.

Het plan kan bijgevolg het kader vormen voor vergunningen van bijlage II of III projecten van het MER-besluit. Aan deze voorwaarde is dus mogelijks voldaan.

6.2.1.3 Betreft het plangebied het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging van een bestaand plan?

Voor het gebied dat momenteel bestemd is voor verblijfsrecreatie (ca. 11 ha), betreft het plan een herschikking van de recreatieve voorzieningen. De wijzigingen die het plan voor dit deel van het plangebied voorstelt ten opzichte van de geplande situatie zijn dus eerder klein. De herbestemming van 2 zones, die momenteel bestemd zijn als natuurgebied (ca. 7,2 ha), naar recreatiegebied wordt niet gezien als een kleine wijziging van een bestaand plan.

Wat betreft de argumentatie dat het plan betrekking heeft op het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau, wordt verwezen naar de beoordeling van de milieueffecten (in paragraaf 6.3). De huidige activiteiten (camping) vallen reeds onder de noemer ‘bovenlo- kale recreatieve functies’. In het plan worden er naast lokale recreatieve functies ook bo- venlokale recreatieve functies voorzien, en dit in uitvoering van het GRS. De bovenlokale

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 81 van 166 BE0100046901_0150

aard van de functies heeft, zoals blijkt uit de beoordeling, niet tot gevolg dat er effecten worden veroorzaakt die het lokale niveau overstijgen. De functies dienen laagdynamisch van aard te zijn, en de effecten treden immers voornamelijk op in de directe omgeving van het plangebied.

Op basis hiervan kan er dus geconcludeerd worden dat het plan het gebruik regelt van een klein gebied op lokaal niveau. Aan deze voorwaarde is voldaan.

6.2.2 Toetsing aan categorie B

Een tweede toetsing betreft de noodzaak tot het opstellen van een passende beoordeling conform de vigerende bepalingen van het decreet Natuurbehoud (art. 36ter§3 eerste lid).

De bepalingen van de Europese plan-MER richtlijn en de omzetting hiervan in het Decreet DABM (cfr. supra), voorzien immers een koppeling van milieueffectrapportage voor plan- nen met de passende beoordeling (i.k.v. Habitatrichtlijn). In concreto moet nagegaan wor- den of het plan een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een spe- ciale beschermingszone (SBZ) kan veroorzaken.

Indien blijkt dat een passende beoordeling voor het voorgenomen plan noodzakelijk is uit hoofde van art.36ter §3 eerste lid van decreet Natuurbehoud, dan is het plan van rechts- wege plan-MER plichtig voor zover deze plannen of programma’s niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het habitat- en vogelrichtlijngebied ‘Kalmt- houtse heide’. Het vogelrichtlijngebied overlapt deels met het plangebied. Er is dan ook een voortoets uitgevoerd cf. artikel 36ter van het Natuurdecreet: zie DEEL 3 BIJLAGEN - §1 ‘Natuurtoetsen’.

Uit deze voortoets blijkt dat het RUP geen impact zal hebben op de Europees beschermde habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) wat betreft de oppervlakte, ruimte- lijke spreiding, structuur en kwaliteit van deze habitats. Er zijn ook geen significant nega- tieve effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangemelde soorten van het Vogelrichtlijngebied, Bijlage III en Bijlage IV – soorten.

Een passende beoordeling dient dan ook niet opgemaakt te worden.

6.2.3 Conclusie over de plan-MER-plicht van rechtswege

Een toetsing aan de drie voorwaarden van categorie A heeft aangetoond dat het voorge- nomen plan niet aan de drie voorwaarden voor plan-MER-plicht voldoet. Bovendien moet geen passende beoordeling worden opgemaakt. Het plan is bijgevolg niet plan-MER-plich- tig van rechtswege:

 Het RUP vormt geen kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I van het project-m.e.r;-besluit van 10 december 2004.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 82 van 166 BE0100046901_0150

 Het RUP kan een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor een pro- ject opgesomd in bijlage II of III van het project-m.e.r.-besluit 10 december 2004.

 Het RUP bepaalt het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau.

Bijgevolg is voorliggend RUP screeningsgerechtigd.

6.3 Stap 3: Veroorzaakt het plan belangrijke milieueffecten?

Voor plannen die het kader vormen voor een vergunning, maar niet vallen onder de plan- nen die van rechtswege plan-MER-plichtig zijn, moet een onderzoek uitgevoerd worden naar het mogelijke voorkomen van aanzienlijke milieueffecten, i.e. een screening. Indien uit dit onderzoek als besluit volgt dat aanzienlijke negatieve effecten kunnen optreden, moet de initiatiefnemer alsnog een plan-MER op (laten) stellen.

Dit onderzoek gebeurt aan de hand van een bespreking van de mogelijk relevante effecten, cfr. de gebruikelijke mer-praktijk.

De beoordeling van de milieueffecten gebeurt vooreerst t.o.v. de huidige situatie. Dit is de referentiesituatie. De referentiesituatie werd besproken onder paragraaf 3.3.

Een tweede bespreking van de milieueffecten gebeurt t.o.v. de autonome ontwikkeling. Dit is de ontwikkeling t.g.v. de uitvoering van de geldende gewestplanbestemming. Het groot- ste deel van het plangebied is momenteel bestemd als gebied voor verblijfsrecreatie. De voetbalterreinen zouden bijgevolg kunnen verdwijnen i.f.v. deze bestemming. Daarnaast zijn er 2 zones bestemd als natuurgebied. Bij een autonome ontwikkeling blijft het bos be- houden en kan de akker ontwikkeld worden i.f.v. natuur.

6.3.1 Mens – ruimtelijke aspecten

6.3.1.1 Effectbespreking

Effecten tov de huidige situatie

Door het RUP zal het volledige plangebied ingenomen kunnen worden in functie van re- creatie. In de huidige situatie zijn er al recreatievoorzieningen aanwezig in het plangebied. In het oostelijk deel van het plangebied kunnen de voetbalterreinen behouden blijven. Er kunnen zich nog andere vormen van actieve recreatie in open lucht ontwikkelen. De akker zal hierdoor verdwijnen. Eventueel kunnen de voetbalterreinen herschikt worden om de beschikbare ruimte efficiënter in te vullen.

In het plangebied is reeds een (voormalige) camping aanwezig. De herbestemming die het RUP voorziet in het westelijk deel van het plangebied, leidt hier bijgevolg niet tot een sig- nificante wijziging van het huidige bodemgebruik. Het RUP tracht via de voorschriften om de invulling van het terrein op een kwaliteitsvolle manier te laten gebeuren. De weilanden en het bos zullen wel een ander bodemgebruik krijgen.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 83 van 166 BE0100046901_0150

De woningen langs de Huybergsebaan zijn in de huidige situatie eveneens zonevreemd. In het RUP blijven ze eveneens zonevreemd. Er wordt een overgangsmaatregel voorzien in het RUP.

Centraal in het plangebied kunnen voorzieningen gelokaliseerd worden ter ondersteuning van de actieve openluchtrecreatie, bv clubhuis, parking…

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Het verschil tussen het RUP en de autonome ontwikkeling is dat er volgens de geldende bestemming enkel verblijfsrecreatie mogelijk is. In het RUP wordt zowel een zone afgeba- kend voor openlucht recreatieve terreinen als een zone voor actieve openluchtrecreatie. Hiermee krijgt de voetbalclub meer bestaanszekerheid dan in de autonome ontwikkeling. Volgens de geldende bestemming zijn de voetbalterreinen immers zonevreemd aangezien ze gelegen zijn in gebied voor verblijfsrecreatie.

Daarnaast kan er door het RUP ook recreatie plaatsvinden in de zones die momenteel bestemd zijn als natuurgebied. Dit betekent dat de akker in het zuidoosten zal kunnen ver- dwijnen. Dit landbouwperceel heeft in de autonome ontwikkeling eveneens geen planolo- gische bescherming aangezien ze gelegen is in natuurgebied. Het effect ten gevolge van het RUP wordt bijgevolg niet significant negatief beoordeeld. Tevens kunnen er door het RUP ter hoogte van het bos (dat momenteel ook bestemd is als natuurgebied) recreatieve voorzieningen ingepland worden.

6.3.1.2 Doorwerking naar het plan

Binnen de stedenbouwkundige voorschriften van het plan worden de volgende maatrege- len opgenomen om de effecten ten aanzien van Mens – ruimtelijke aspecten te beperken:

 De kwalitatieve invulling van het recreatiegebied is van wezenlijk belang. Gezien de ligging wordt de invulling van het plangebied zoveel mogelijk gecombineerd met ruimte voor groen.

 Ter hoogte van de centrale zone voor voorzieningen wordt aandacht besteed aan een efficiënt ruimtegebruik.

De volgende aspecten worden nageleefd bij uitvoering van het plan:

 Het voorzien van een compenserende vergoeding voor het verlies van de landbouw- percelen. Ook de gebruiker (indien niet gelijk aan de eigenaar) dient vergoed te worden.

 Het respecteren van de opzeggingstermijn in kader van de pachtwetgeving (indien van toepassing)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 84 van 166 BE0100046901_0150

6.3.1.3 Conclusie

Het RUP leidt niet tot significant negatieve effecten voor de mens. Het ruimtebeslag dient wel gecompenseerd te worden.

6.3.2 Mens – mobiliteit

6.3.2.1 Mobiliteitsprofiel

Het mobiliteitsprofiel omvat een raming van de hoeveelheid gemotoriseerd verkeer dat door de geplande activiteiten gegenereerd wordt, en de parkeerbehoefte van de activitei- ten.

Verkeersgeneratie ‘zone voor openluchtrecreatieve terreinen’ (verblijfsrecreatie)

Voor de berekening van het aantal motorvoertuigbewegingen van en naar de openlucht- recreatieve terreinen wordt er gebruik gemaakt van kengetallen uit de CROW-publicatie 272 ‘Verkeersgeneratie Voorzieningen’ (2008). In deze publicatie staat o.a. beschreven welke variabelen bijdragen aan het aantal bewegingen en hoe de kengetallen vervolgens tot stand zijn gekomen.

Hierbij wordt uitgegaan van een invulling van de ‘zone voor openluchtrecreatieve terreinen’ als bungalowpark. Uit de publicatie blijkt immers duidelijk dat dit de maatgevende ‘worst case’ is: een invulling als camping genereert minder verkeer, o.a. doordat de gemiddelde slaapplaatsbezetting er veel lager ligt dan bij een bungalowpark.

Op basis van de voorschriften kunnen er maximaal 200 bungalows gerealiseerd worden binnen de ‘zone voor openluchtrecreatieve terreinen’. De kencijfers geven aan dat per 10 bungalows (met gemiddeld 5,5 slaapplaatsen) 23,2 ritten per etmaal worden gemaakt. Hierbij wordt uitgegaan van een volledige bezetting van het park, wat het maximaal aantal ritten op 464 per etmaal brengt. De verkeersgeneratie van werknemers en (vracht)leverin- gen is in het kengetal verwerkt.

Verkeersgeneratie ‘zone voor actieve openluchtrecreatie’

De ‘zone voor actieve openluchtrecreatie’ kan op basis van de voorschriften verschillende activiteiten verbonden met actieve openluchtrecreatie omvatten. Een plausibel scenario is dat de bestaande voetbalterreinen behouden blijven, een derde terrein wordt aangelegd en het overige deel van de zone wordt ingevuld met faciliteiten i.f.v. lokale recreatie.

Voor de voetbalterreinen kan er worden aangenomen dat de verkeersgeneratie niet signi- ficant verhoogt door de aanleg van het derde terrein. Geschat wordt dat er op wedstrijdda- gen ca. 120 personen (spelers, omkadering en bezoekers) zich naar de terreinen begeven. Uitgaande van een modale verdeling van 75% bezoekers per auto, en een bezettingsgraad

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 85 van 166 BE0100046901_0150

van 1,5 personen per auto, geeft dit een generatie van 120 voertuigbewegingen10 per et- maal op wedstrijddagen. De verkeersgeneratie ligt hoger op de dagen wanneer er evene- menten plaatsvinden (drie- tot viermaal per jaar). Gezien dit geen structurele verkeersge- neratie betreft, wordt deze hier niet in rekening genomen.

Voor de berekening van het aantal motorvoertuigbewegingen van en naar de faciliteiten voor lokale recreatie worden er 250 verkeersbewegingen per etmaal ingeschat. Om dit te staven kan deze inschatting worden vergeleken met de volgende cijfers o.b.v. kengetallen uit de CROW-publicatie 272 ‘Verkeersgeneratie Voorzieningen’:

 de verkeersgeneratie van een manege op een gemiddelde weekdag ligt tussen de 165 en de 220 motorvoertuigbewegingen, uitgaande van een manege met 55 paarden

 de verkeersgeneratie van een overdekt publiek zwembad van 3000 m² bruto vloerop- pervlakte bedraagt 213 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Verkeersgeneratie bezoekers Grenspark (+ voorzieningen)

Het aantal verkeersbewegingen per etmaal door bezoekers aan het Grenspark wordt inge- schat op 150. Hierbij worden de dagjesmensen gerekend die gebruik maken van de eet- en drinkgelegenheid aan de poort. Merk wel dat hierbij een hoger aantal bezoekers wordt ingeschat, maar dat er wordt vanuit gegaan dat een significant deel van de bezoekers ge- bruik maakt van de fiets of het openbaar vervoer (bus/trein), en er meerdere personen in een wagen zitten.

Totale verkeersgeneratie

De gemiddelde verkeersgeneratie per werkdagetmaal kan nu worden samengeteld voor alle activiteiten. Hierbij is het wel belangrijk op te merken dat de piekmomenten voor de verkeersgeneratie door de verschillende activiteiten niet noodzakelijk samenvalt. Zo zullen de piekmomenten voor de verblijfsrecreatie op vrijdag en maandag vallen (wisseldagen (mid-)week- en weekendverblijf), maar deze voor de actieve openluchtrecreatie op zater- dag of zondag. Als ‘worst case’ kunnen evenwel de gemiddelde etmaalintensiteiten bij el- kaar worden opgeteld, zoals getoond in onderstaande tabel.

Tabel 7: Geschatte verkeersgeneratie

Motorvoertuigbewegingen / etmaal (weekdag)

Verkeersgeneratie ‘zone voor openluchtrecreatieve terreinen’ (verblijfsrecrea- 464 tie)

Verkeersgeneratie ‘zone voor actieve openluchtrecreatie’ - Voetbalterreinen 120

Verkeersgeneratie ‘zone voor actieve openluchtrecreatie’ – Overige faciliteiten 220

10 Een voertuigbeweging is een vertrek of aankomst van een voertuig.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 86 van 166 BE0100046901_0150

Verkeersgeneratie bezoekers Grenspark (+ voorzieningen) 150

Totale verkeersgeneratie 954

Parkeerbehoefte ‘zone voor openluchtrecreatieve terreinen’ (verblijfsrecreatie)

Voor het bepalen van het benodigd aantal parkeerplaatsen voor de openluchtrecreatieve terreinen kan er gebruikt worden gemaakt van de kengetallen uit de CROW-publicatie 272 ‘Verkeersgeneratie voorzieningen’. In deze publicatie wordt er uitgegaan van een gemid- delde van 1,25 personenwagens per bezette bungalow. Dit maakt dat er bij een volledige bezetting van 200 bungalows 250 parkeerplaatsen benodigd zijn voor gasten. De voor- schriften vermelden dat er 1 parkeerplaats bij de vakantiewoning mag worden voorzien. Dit brengt de extra parkeerbehoefte op 50 parkeerplaatsen.

Voor werknemers wordt er in dezelfde publicatie uitgegaan van 0,35 fte per bungalow, een autogebruik van 80% en een autobezetting van 1,1 voor werknemers. Dit brengt het beno- digd aantal parkeerplaatsen voor werknemers op 200*0,35*0,8/1,1 = 51.

Parkeerbehoefte ‘zone voor actieve openluchtrecreatie’

Op basis van de verwachte verkeersgeneratie, en ervan uitgaande dat alle wagens tegelijk aan de terreinen geparkeerd staan (= ‘worst case’), is er een behoefte van 120/2 = 60 parkeerplaatsen voor de voetbalterreinen.

Voor de overige faciliteiten voor lokale recreatie wordt er uitgegaan van een gemiddelde verblijfsduur van 2 uur, een gelijke spreiding van de bezoekersaantallen doorheen de dag en 8 openingsuren per dag. Dit geeft een parkeerbehoefte van 250/2/7*2 = 36 parkeer- plaatsen11.

Parkeerbehoefte bezoekers Grenspark (+ voorzieningen)

Op basis van de verwachte verkeersgeneratie, en ervan uitgaande dat alle wagens tegelijk geparkeerd staan (= ‘worst case’), is er een behoefte van 150/2 = 75 parkeerplaatsen voor de bezoekers aan het Grenspark.

Totale parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte kan nu worden samengeteld voor alle activiteiten. Dit staat getoond in onderstaande tabel.

11 De berekening wordt als volgt verklaard: de overige faciliteiten voor lokale recreatie genereren 250 voertuigbewegingen per dag (zie hoger). Dit zijn 250/2 = 125 voertuigen die toekomen of vertrekken. Op een dag met 8 openingsuren betekent een gelijke spreiding van de bezoekersaantallen en een gemiddelde verblijfsduur van 2 uur dat er tijdens de dag 7 periodes (9-11u, 10-12u, …) met ge- lijke bezoekersaantallen zijn, waarvan er telkens 2 overlappen. De parkeerbehoefte dient dus te worden opgeteld voor deze 2 over- lappende periodes.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 87 van 166 BE0100046901_0150

Tabel 8: Geschatte parkeerbehoefte

Parkeerbehoefte (gemotori- seerd verkeer)

Parkeerbehoefte ‘zone voor openluchtrecreatieve terreinen’ (verblijfsrecreatie) 101

Parkeerbehoefte ‘zone voor actieve openluchtrecreatie’ - Voetbalterreinen 60

Parkeerbehoefte ‘zone voor actieve openluchtrecreatie’ – Overige faciliteiten 36

Parkeerbehoefte bezoekers Grenspark (+ voorzieningen) 75

Totale parkeerbehoefte 272

6.3.2.2 Effectbespreking

De begrote verkeersgeneratie wordt nu toegewezen aan de ontsluitingsinfrastructuur, waarna de verschillende effecten op de omgeving, gegenereerd door deze verkeersstro- men, in kaart worden gebracht. Er wordt uitgegaan van een ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer via de Huybergsebaan naar de N122 Kalmthoutsesteenweg. De beoordeling van de mobiliteitseffecten gebeurt zowel t.o.v. de huidige situatie (referentiesituatie – zie para- graaf 3.3) als t.o.v. de autonome ontwikkeling.

De effecten die de geplande ontwikkelingen hebben op het verkeerssysteem binnen het studiegebied worden beschreven en beoordeeld voor:

 bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer;

 parkeercapaciteit;

 bereikbaarheid met het openbaar vervoer;

 bereikbaarheid voor langzaam verkeer;

 verkeersveiligheid;

 verkeersleefbaarheid.

 toegankelijkheid.

De bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer van het plangebied kan worden beoor- deeld door na te gaan wat de effecten van de geplande ontwikkelingen zijn op de verkeers- afwikkeling voor gemotoriseerd verkeer. De geschatte verkeersgeneratie (zie Tabel 7) wordt hiervoor vergeleken met de resultaten uit de verkeerstellingen uitgevoerd op de Huy- bergsebaan, waarlangs het plangebied wordt ontsloten (zie Tabel 5).

Uit deze vergelijking blijkt dat de totale verkeersgeneratie per weekdag van de geplande ontwikkelingen (954 motorvoertuigbewegingen) een verhoging van 25% van het aantal voertuigen op de Huybergsebaan (3749 voertuigbewegingen uit telling) teweeg zou bren- gen12. Deze verhoging heeft een beperkte impact op de bereikbaarheid voor gemotoriseerd

12 Hierbij is ervan uitgegaan dat al het gemotoriseerd verkeer van en naar het plangebied via de Huybergsebaan van en naar de N122 Kalmthoutsesteenweg rijdt. Het is immers aannemelijk dat het grootste deel van het bestemmingsverkeer gebruikt maakt van de

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 88 van 166 BE0100046901_0150

verkeer van de omgeving, gezien de (vanuit doorstromingsoogpunt) beperkt aanwezige verkeersintensiteit in de huidige situatie.

Om de bereikbaarheid van het plangebied te verbeteren dient de bewegwijzering te worden aangepast zodat de Huybergsebaan vanaf de N122 als enige ontsluitingsweg wordt aan- geduid.

In de autonome ontwikkeling kan er, binnen de gewestplanbestemming, een quasi even grote oppervlakte aan verblijfsrecreatie worden ontwikkeld als volgens het RUP. Het ver- schil tussen de mobiliteitseffecten t.g.v. de geplande ontwikkeling en de mobiliteitseffecten t.g.v. de autonome ontwikkeling is dan ook klein.

Wat betreft de parkeercapaciteit wordt er in het plan een oppervlakte van ca. 0,9 ha voor- zien voor gemeenschappelijke parking. Per parkeerplaats is er een oppervlakte van ca. 25 m² benodigd (inclusief manoeuvreerruimte en in- en uitritten): dit komt dus neer op 360 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte voor gemotoriseerd verkeer (zie hoger) wordt hier- mee dus opgevangen.

Belangrijk is dat een ontwikkeling ook tegemoetkomt aan de parkeernoden voor fietsers, m.a.w. dat er voldoende fietsparkeerplaatsen voorzien worden.

Voor de beoordeling van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer wordt er uitge- gaan van een status-quo in de lijnvoering en frequentie van de busverbindingen. Ten ge- volge van de ontwikkelingen in het plangebied dienen er geen wijzigingen in het openbaar vervoersnetwerk te worden aangebracht.

Het projectgebied is goed bereikbaar met het openbaar vervoer:

 Belbuslijn 934 Kalmthout-Essen stopt op aanvraag ter hoogte van het plangebied

 Het station van Wildert bevindt zich op ca. 1,4 km wandelafstand van het plangebied. Door de realisatie van de langzaam verkeersas naar het station wordt de bereikbaarheid verbeterd.

De Steenovenstraat, de Nolsebaan en de Huybergsebaan zijn in het mobiliteitsplan Essen aangeduid als lokale fietsroute. De Steenovenstraat is ook opgenomen in het recreatieve fietsknooppuntennet. Na ontwikkeling van het plangebied kan deze fietsroute blijven func- tioneren. De bereikbaarheid voor langzaam verkeer wordt verbeterd door de aanleg van de langzaam verkeersas.

N122 vanuit Essen of Kalmthout om het plangebied te bereiken. Het plangebied kan ook worden bereikt via de Huybergsebaan vanuit het westen, maar gezien de ligging t.o.v. de kernen en de ontsluitingswegen in de omgeving zal deze stroom kleiner zijn. Sluipverkeer van en naar het plangebied langsheen de Nolsebaan en de Steenovenstraat dient te worden voorkomen (zie ‘ver- keersleefbaarheid’)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 89 van 166 BE0100046901_0150

Voor wat betreft de verkeersveiligheid kan de frequentie van de conflicten tussen lang- zaam en gemotoriseerd verkeer toenemen ten gevolge van de verkeersgeneratie t.g.v. de ontwikkelingen in het RUP. Aandachtspunten hierbij zijn:

 De aansluiting van de toegang tot het plangebied op de Huybergsebaan. Deze dient verkeersveilig te worden ingericht, met specifieke aandacht voor het langzaam verkeer in de Huybergsebaan als lokale fietsroute en als straat met erfontsluitingen.

 De verkeersveilige vormgeving van de Huybergsebaan. Het verbeteren van de fietspa- den langs de Huybergsebaan vanaf de bebouwde kom van Wildert tot de Collegelaan is als te nemen actie op korte termijn in het mobiliteitsplan Essen opgenomen.

 Het mobiliteitsplan van Essen vermeldt dat, in functie van de downgrading van de N122 en een verbetering van de verkeersleefbaarheid, de doortocht van de N122 ter hoogte van kern van Wildert dient te worden aangepakt (ook opgenomen als actie op KT/MLT). De aanpassing van het kruispunt Huybergsebaan – N122 Kalmthoutsesteenweg i.f.v. een verbetering van de verkeersveiligheid kan hierin passen.

Indien er in de autonome ontwikkeling wordt ontsloten via de Huybergsebaan, gelden ook de bovenstaande aandachtspunten. In de autonome ontwikkeling is een ontsluiting via de Steenovenstraat en/of de Nolsebaan echter ook mogelijk, hetgeen deze straten zwaarder belast en waardoor er mogelijk extra maatregelen benodigd zijn om de verkeersveiligheid te garanderen.

Door de ontwikkeling kan de verkeersleefbaarheid van de omwonenden, specifiek deze langs de Huybergsebaan, de Nolsebaan en de Steenovenstraat negatief beïnvloed wor- den. Er dienen dan ook maatregelen te worden genomen om sluipverkeer van en naar het plangebied langsheen de Nolsebaan en de Steenovenstraat te voorkomen. Ook de voor- gestelde aanpassing van de bewegwijzering naar het plangebied en de uitvoering van de maatregelen i.f.v. de verkeersveiligheid op de Huybergsebaan (zie hoger) hebben een po- sitief effect op de verkeersleefbaarheid. In de huidige situatie ontsluit de camping via de Steenovenstraat. Door het nemen van deze maatregelen zal de verkeersintensiteit op de Steenovenstraat dalen en zal de verkeersleefbaarheid er verbeteren.

Bij de ontwikkelingen dient de integrale toegankelijkheid van het plangebied gegaran- deerd te worden door het volgen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening in- zake toegankelijkheid (Besluit Vlaamse Regering: 05/06/2009) en de ontwerpcriteria uit het Vademecum Toegankelijkheid Publiek Domein.

6.3.2.3 Doorwerking naar het plan

Binnen de stedenbouwkundige voorschriften van het plan worden de volgende maatrege- len opgenomen om de effecten ten aanzien van mobiliteit te beperken:

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 90 van 166 BE0100046901_0150

 Het voorzien van voldoende fietsparkeerplaatsen;

 Het realiseren van een langzaam verkeersverbinding vanaf de gemeenschappelijke parking richting noorden;

 Het realiseren van een verkeersveilige aansluiting van het plangebied op de Huyberg- sebaan;

De gemeente staat in voor het uitvoeren van deze flankerende maatregelen:

 Het aanpassen van de bewegwijzering naar het plangebied, waarbij de Huybergsebaan als enige ontsluitingsweg voor gemotoriseerd verkeer fungeert;

 Het herinrichten van de Huybergsebaan, met aandacht voor het langzaam verkeer (fiet- sers);

 Het voorkomen van oneigenlijk gebruik van de Nolsebaan en de Steenovenstraat als ontsluitingsweg voor het plangebied, door infrastructurele ingrepen en/of het plaatsen van verkeersborden én een gerichte handhaving.

6.3.3 Mens - externe veiligheid

6.3.3.1 Effectbespreking

Effecten tov de huidige situatie

Met de realisatie van het RUP ontstaan er in het plangebied bijkomende mogelijkheden voor recreatie. Binnen een straal van 2 km rond het plangebied zijn echter geen Seveso- bedrijven gelegen. Er worden dus geen negatieve effecten op de externe mensveiligheid verwacht.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Door de afwezigheid van Seveso-bedrijven in de omgeving van het plangebied, leidt het RUP niet tot een wijziging in het effect op externe mensveiligheid ten opzichte van het autonoom scenario.

6.3.3.2 Doorwerking naar het plan

Er dienen geen maatregelen genomen te worden ten aanzien van externe mensveiligheid.

6.3.3.3 Conclusie

Het RUP veroorzaakt geen effecten op de externe mensveiligheid.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 91 van 166 BE0100046901_0150

6.3.4 Geluid

6.3.4.1 Effectbespreking

Effecten tov de huidige situatie

Het volledige plangebied kan ten gevolge van het RUP ingericht worden in functie van recreatie. De sterkste geluidsproductie zal veroorzaakt worden door een toename van het bestemmingsverkeer.

Aan de hand van de onderstaande formule kan de wijziging van het akoestisch klimaat bepaald worden ten gevolge van het verkeer.

Uit de discipline mens – mobiliteit blijkt dat de totale verkeersgeneratie per weekdag op de Huybergsebaan zal toenemen door de geplande ontwikkelingen van 3749 naar 4703 (=3749 + 954) motorvoertuigbewegingen. De geluidstoename die hiermee gepaard gaat, stijgt hierdoor met minder dan 1 dB. Deze geluidstoename wordt verwaarloosbaar geacht aangezien geluidsverhogingen voor de mens pas waarneembaar zijn vanaf 1 dB.

Daarnaast zal er ook geluid geproduceerd worden door de aanwezige recreanten. Gemo- toriseerde sporten zijn echter niet toegestaan volgens het RUP waardoor het effect beperkt wordt geacht.

Er wordt bijgevolg geen significante geluidshinder verwacht na de realisatie van het RUP.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

In vergelijking met het RUP zal er bij de autonome ontwikkeling minder geluidsproductie zijn omdat de percelen bestemd als natuurgebied gevrijwaard zullen blijven. In het RUP kunnen meer recreatieve voorzieningen gerealiseerd worden, met meer verkeer tot gevolg. Het verschil in de geluidsproductie ten gevolge van het RUP wordt echter beperkt geacht.

6.3.4.2 Doorwerking naar het plan

De gemeente staat in voor het uitvoeren van deze flankerende maatregelen:

 Om het oneigenlijk gebruik van de Nolsebaan en de Steenovenstraat als ontsluitings- weg voor het plangebied te vermijden, dienen infrastructurele ingrepen en/of signalisa- tie voorzien te worden (zie hoger). Op die manier kan geluidshinder in deze straten vermeden worden.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 92 van 166 BE0100046901_0150

6.3.4.3 Conclusie

Er is geen significante geluidshinder te verwachten ten gevolge van de realisatie van het RUP.

6.3.5 Lucht en klimaat

6.3.5.1 Effectbespreking

Effecten tov de huidige situatie

Mogelijke emissies binnen het plangebied na de realisatie van het RUP zijn afkomstig van gebouwenverwarming. Volgens het RUP blijft de bebouwing echter beperkt tot vakantie- woningen of gebouwen ter ondersteuning van de recreatie. Mogelijke emissies zullen bij- gevolg beperkt blijven.

Gemotoriseerde sporten zijn niet toegestaan volgens het RUP.

Met de ontwikkeling van het plangebied zal het aantal voertuigbewegingen van en naar het plangebied toenemen. Dit verkeer brengt een uitstoot aan verontreinigende stoffen met zich mee. Gezien de beperkte verkeerstoename t.o.v. de huidige situatie worden er geen significante effecten op de luchtkwaliteit verwacht. Met de verbetering van voertuigtechno- logie (schonere brandstoffen, efficiëntere motoren) kan tevens aangenomen worden dat de toekomstige uitstoot afkomstig van het verkeer beperkter zal zijn.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Bij een autonome ontwikkeling kan een iets beperktere toename van de emissies afkomstig van voertuiggebruik en gebouwverwarming worden verwacht aangezien in het RUP meer recreatieve voorzieningen gerealiseerd kunnen worden door de inname van natuurgebied. Het verschil in de emissies ten gevolge van het RUP wordt echter beperkt geacht.

6.3.5.2 Doorwerking naar het plan

Met de volgende aspecten wordt rekening gehoiuden bij de uitvoering van het plan:

 Groenaanplantingen kunnen fijn stof vasthouden en de luchtkwaliteit verbeteren.

 Er dienen maatregelen genomen te worden om de uitstoot ten gevolge van gebouwver- warming te beperken (bv. verwarmen op gas, voorzien van voldoende isolatie, …).

6.3.5.3 Conclusie

Er worden geen significante afname van de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied verwacht.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 93 van 166 BE0100046901_0150

6.3.6 Water

6.3.6.1 Effectbespreking

Effectbespreking tov de huidige situatie

Door het RUP zal het volledige plangebied ingericht kunnen worden in functie van recrea- tie. Dit gaat voor de momenteel nog onbenutte gronden, bos en akker waarschijnlijk ge- paard met een toename van de bebouwde en verharde oppervlakte, waardoor de directe afvoer vergroot en de infiltratie-oppervlakte binnen het plangebied verkleint. In de overige plandelen is momenteel reeds verharding aanwezig. Hier zal de situatie slechts beperkt wijzigen t.o.v. de huidige situatie.

Alle ontwikkelingen (inclusief verharding) moeten zich houden aan het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouw- kundige verordening betreffende hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzie- ningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Deze verordening bepaalt dat constructies met een hoger aandeel verharde oppervlakte (niet infiltreerbaar) een groter volume water moeten opslaan in een hemelwaterput, opvangen in een infiltratiebekken en/of buffervolume. Verder legt de verordening beperkingen op inzake de afvoer van het opgevangen hemelwater.

De afwatering van daken en verharde oppervlakte van de geplande ontwikkelingen dient te voldoen aan deze verordening. Het hemel- en afvalwater moet gescheiden afgevoerd worden. Het afstromend hemelwater kan aangesloten worden op hemelwaterputten met nuttig hergebruik van het water en kan via voorzieningen (boven- of ondergronds) geïnfil- treerd of eventueel gebufferd worden. Gezien de ligging van het plangebied in bescher- mingszone III van een waterwingebied moet wat betreft de infiltratievoorziening gebruik gemaakt worden van bovengrondse infiltratievoorzieningen zodat een eventuele verontrei- niging snel gedetecteerd en verwijderd kan worden.

Het afvalwater van het plangebied dient aangesloten te worden op de riolering. Gezien de aanleg van een collector in de Nolsebaan – Steenovenstraat opgenomen is in het optima- lisatieprogramma 2016-2020, kan gesteld worden dat op korte termijn het afvalwater af- komstig van het oostelijk deel van het plangebied via een riolering aangesloten kan worden op een operationele waterzuiveringsinstallatie. Het technisch plan van de collector is nog niet opgemaakt. Er kan bijgevolg nog rekening gehouden worden met de geplande ontwik- kelingen van het RUP. Ook voor het westelijk deel van het plangebied zal op termijn aan- sluiting op de riolering door het bovengemeentelijk project Huybergsebaan – Eekhoornlaan mogelijk zijn. Al het afvalwater afkomstig van het plangebied wordt op die manier gezuiverd waardoor er geen effecten ten gevolge van de lozing van afvalwater verwacht worden.

Binnen het plangebied zijn geen recent overstroomde gebieden en/of risicozones voor overstromingen gelegen. De ‘Leemputten’ zijn wel gevoelig voor overstromingen. Aange- zien de inrichting van het plangebied aan de gewestelijke hemelwaterverordening dient te voldoen, wordt er geen afstroom van water richting dit gebied verwacht.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 94 van 166 BE0100046901_0150

Grondwaterstromingen kunnen beïnvloed worden door ondoorlatende ondergrondse con- structies en bemalingen. De bodems binnen het plangebied zijn matig gevoelig voor grond- waterstromingen. In dergelijke gebieden dient advies gevraagd te worden aan de be- voegde instantie wanneer een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5 m en een horizontale lengte van meer dan 100 m. Tijdens de aanlegfase kunnen bemalingen noodzakelijk zijn om de ondergrondse constructies in den droge aan te leggen. Op projectniveau dient bekeken te worden wat de invloedstraal van dergelijke bemalingen zal zijn en of het noodzakelijk is om maatregelen te nemen om de effecten van de grondwaterverlaging te beperken. Er kan echter verondersteld worden dat het technisch mogelijk is om de werken zodanig uit te voeren dat er geen significant negatieve effecten op de grondwaterstroming zullen optreden.

De ontwikkeling van het RUP situeert zich binnen beschermingszone III van de grondwa- terwinning van Essen. Binnen de beschermingszones zijn activiteiten waarvan het risico bestaat dat ze de kwaliteit van het grondwater kunnen aantasten, strenger gereglemen- teerd of zelfs verboden (besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985). Ook in de milieuwetgeving VLAREM en VLAREBO en in het Mestdecreet zijn bepalingen opgenomen over wat kan en wat niet kan binnen de afgebakende beschermingszones. Er kan bijgevolg gesteld worden dat het bestaande wettelijk kader voldoende bescherming biedt om effec- ten op de grondwaterwinning van Essen te vermijden.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Door het RUP kunnen er in het gedeelte van het plangebied dat momenteel bestemd is als natuurgebied ook verhardingen aangelegd worden. Dit is ten aanzien van water het be- langrijkste verschil tussen het RUP en de autonome ontwikkeling. Voor de rest van het plangebied zijn de effecten op de waterhuishouding vergelijkbaar met de autonome ont- wikkeling. In het RUP wordt echter een maximaal percentage aan bebouwde en verharde oppervlakte vastgelegd. Hierdoor worden er in het RUP meer garanties gegevens voor het behoud van infiltratiemogelijkheden.

6.3.6.2 Doorwerking naar het plan

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt opgenomen worden dat voor de verhardin- gen zo veel mogelijk gekozen dient te worden voor waterdoorlatende materialen. Hierdoor zal infiltratie van het hemelwater in de bodem mogelijk blijven.

6.3.6.3 Conclusie

Er worden geen significante negatieve effecten op water verwacht ten gevolge van de re- alisatie van het RUP.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 95 van 166 BE0100046901_0150

6.3.7 Bodem

6.3.7.1 Effectbespreking

Effectbespreking tov de huidige situatie

Bij de realisatie van het RUP zullen er voor de aanleg van de vakantiewoningen, staan- plaatsen voor caravans, sportvelden, wegenis en parkings, zwembad… grondwerken plaatsvinden. Deze werken gaan gepaard met uitgravingen van het bodemprofiel. Er wor- den echter geen significant negatieve effecten op de bodem verwacht aangezien de bo- dems in het plangebied geen wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde hebben.

De toepassing van het bodemsaneringsdecreet en VLAREBO zorgt er bovendien vol- doende voor dat er geen bodemverontreiniging ontstaat of verspreid wordt.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Het verschil tussen het RUP en de autonome ontwikkeling is dat er ten gevolge van het RUP ook in het gedeelte van het plangebied dat momenteel bestemd is als natuurgebied ontwikkelingen kunnen plaatshebben. De percelen in het zuidoosten zijn momenteel als akker in gebruik. Het bovenste deel van het bodemprofiel gaat bijgevolg reeds verstoord zijn. Enkel in het bebost perceel in het zuidwesten van het plangebied kunnen nog onver- stoorde bodems verwacht worden. Omdat de bodems geen wetenschappelijke of cultuur- historische waarde hebben, houdt het RUP voor het aspect bodem toch geen significant effect in t.o.v. de autonome ontwikkeling.

6.3.7.2 Doorwerking naar het plan

Er dienen geen maatregelen genomen te worden.

6.3.7.3 Conclusie

Er treden geen negatieve effecten ten aanzien van de bodem op.

6.3.8 Fauna en flora

6.3.8.1 Effectbespreking

Effectbespreking tov de huidige situatie

Ten gevolge van het RUP kan het bos in het zuidwesten van het plangebied ingenomen worden in functie van verblijfsrecreatie. Deze ontwikkeling betekent dat een gedeelte van het bosoppervlak verloren zal gaan. In het plan wordt vastgelegd dat max. 60% (dus zo’n 2,6 ha) van het perceel kan ontbost worden. De overige 40% moet als aangesloten bos behouden blijven. In de overige delen van het plangebied wordt een verdere vergroening vooropgesteld. De nieuwe beplanting dient onder de vorm van bos te worden gerealiseerd.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 96 van 166 BE0100046901_0150

Het effect van de ontbossing op de fauna- en floragemeenschappen wordt negatief geacht. Het bos heeft immers een zekere natuurwaarde die deels verloren gaat met de invulling volgens het plan. De ontboste oppervlakte dient gecompenseerd te worden. De compen- satiefactor voor dit eiken-berkenbos met Grove den bedraagt 1,5. Er zou dan 3,9 ha ge- compenseerd moeten worden.

Compensatiemogelijkheden binnen het plangebied van deelplan 2 worden beperkt geacht aangezien dit terrein al bijna volledig bebost is. Bovendien dient een compensatie in natura bij voorkeur gerealiseerd te worden in de omgeving van het plangebied. Een compensatie binnen het plangebied waarbij vakantiehuisjes in het bos voorzien worden, wordt niet als een volwaardige boscompensatie beschouwd. De gemeente beschikt over gronden die kunnen gebruikt worden om compensatie in natura te voorzien, en die ook qua bestemming geschikt zijn.

Door het opleggen van een minimum groenpercentage binnen het plangebied en de wet- telijke verplichting van de boscompensatie, wordt het effect van het direct ruimtebeslag gemilderd. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat gezien het feit het bos binnen het plangebied een zekere leeftijd heeft bereikt, het enige tijd zal duren vooraleer de gecom- penseerde bosoppervlakte dezelfde waarde heeft bereikt als het huidige bos

Met de aanleg van recreatievoorzieningen zal ten aanzien van fauna en flora de verstoring toenemen. Er zal geluidhinder optreden ten gevolge van de menselijke aanwezigheid en het verkeer en lichthinder ten gevolge van de verlichting van bv. de huisjes en paden. De verstoringseffecten zijn vergelijkbaar met deze van de woningen / weekendwoningen in de bossen in de directe omgeving van het plangebied. Ook binnen het plangebied zijn in de huidige situatie reeds (permanente) verblijven aanwezig

Door de (gedeeltelijke) inname van het bebost perceel in het zuidwesten van het plange- bied ontstaat er lichtverstoring die er voorheen niet was. De aanwezige soorten kunnen hiervan hinder ondervinden. In het RUP worden daarom de principes van “goed verlichten” opgenomen. De belangrijkste kenmerken hiervan zijn de volgende:

 Enkel verlichten waar nodig

 Enkel neerwaartse verlichting

 Geen onnodig sterke lichtbronnen

 Geen verblindende richtingen gebruiken.

Om er bijkomend voor te zorgen dat enkel datgene verlicht wordt wat moet verlicht worden, wordt als bijkomende eis vooropgesteld dat de armaturen zo laag mogelijk gehouden die- nen te worden. Daarnaast dienen de armaturen te voldoen aan de strengste klasse volgens CEN (European Committee for Standardization) (klasse G6), welke de mate van versto- rende verblinding en/of onderdrukking van hinderlijk strooilicht (verblindingsgraad) zoveel mogelijk beperken. Klasse G6 betekent volgende maximale lichtsterktes, bij de gegeven richtingen:

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 97 van 166 BE0100046901_0150

 Bij 70°: 350 cd/klm

 Bij 80°: 100cd/klm

 Bij 90°: 0 cd/klm

 Boven 90°: 0 cd/klm

Onder de richting van de lichtsterkte wordt verstaan: de hoek met de neerwaartse verticaal, waarbij het armatuur is geïnstalleerd zoals hij zal worden gebruikt.

De geluidstoename ten gevolge van de bijkomende verkeersbewegingen wordt beperkt geacht aangezien uit de discipline Geluid blijkt dat deze toename minder dan 1 dB be- draagt.

De (gedeeltelijke) inname van het bebost perceel in het zuidwesten van het plangebied heeft een versnipperend effect, temeer omdat in het GRS de verbinding Hemelrijk – Wildertse bossen – Grenspark Zoom-Kalmthoutse heide is aangeduid als een droge na- tuurverbinding. Binnen het RUP worden echter initiatieven genomen om de corridorfunctie van de overige percelen binnen het plangebied op te waarderen. Zo hebben de aanwezige landbouwpercelen momenteel weinig biologische waarde. Er wordt in de voorschriften voorgesteld om een minimum percentage onbebouwde ruimte per ha te behouden. Indien gewerkt wordt met streekeigen en standplaats geschikte soorten zal de biologische waarde er toenemen. Hierdoor zal het plangebied (beperkt) als corridor kunnen blijven fungeren. Daarnaast wordt er doorheen het plangebied een verbinding voor langzaam verkeer gere- aliseerd die begeleid wordt door een opgaande begroeiing. Deze groene ‘diagonaal’ zal eveneens kunnen fungeren als corridor. Rekening houdend met het bovenstaande wordt de barrière werking en het versnipperend effect van het plan matig tot gering negatief be- oordeeld.

De effecten op de Speciale Beschermingszones en het VEN-gebied worden behandeld in de voortoets en verscherpte natuurtoets (zie DEEL 3 BIJLAGEN - §1 ‘Natuurtoetsen’). Hieruit blijkt dat er ten gevolge van het RUP geen significant negatieve effecten op het VEN-gebied optreden en dat er geen significant negatieve effecten te verwachten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangemelde soorten van de Speciale Be- schermingszones.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Door het RUP worden de percelen die binnen het plangebied bestemd zijn als natuurge- bied herbestemd naar een recreatieve functie. De effecten voor het als natuurgebied be- stemde bos in het zuidwesten van plangebied worden hierboven beschreven. Bij een au- tonome ontwikkeling wordt er geen inname van het bos verwacht gezien de geldende be- stemming.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 98 van 166 BE0100046901_0150

De percelen in het zuidoosten van het plangebied zijn ook bestemd als natuurgebied. In de huidige situatie hebben deze percelen geen biologische waarde. Planologisch gezien kan in het autonoom scenario de landbouwfunctie opgeheven worden in functie van natuur. In het RUP zullen ze ingericht worden voor actieve openluchtrecreatie.

Er treedt ten gevolge van het RUP planologisch gezien een verlies aan natuurgebied op. Dit zal echter planologisch gecompenseerd worden via deelplan 2.

6.3.8.2 Doorwerking naar het plan

Binnen de stedenbouwkundige voorschriften van het plan zijn de volgende maatregelen opgenomen om de effecten ten aanzien van fauna en flora te beperken:

 Max. 60% van het beboste perceel kan ontbost worden. De overige 40% moet als aangesloten bos behouden blijven. In de overige delen van het plangebied wordt een verdere vergroening vooropgesteld. De nieuwe beplanting dient onder de vorm van bos te worden gerealiseerd.  Er dient gebruik te worden gemaakt van Inheemse en standplaatsgeschikte soor- ten.  Om verstoring naar het aangrenzende natuurgebied te vermijden wordt er langs de Huybergsebaan (en Nolsebaan en Steenovenstraat) een groenscherm voorzien met een breedte van 20 m.  De principes van “goed verlichten” dienen te worden gehanteerd.

Er wordt in het RUP een planologische compensatie voorgesteld voor de percelen die be- stemd zijn als natuurgebied. Nabij Horendonk is er een herbestemming mogelijk van ge- bied voor verblijfsrecreatie naar natuurgebied (zie deelplan 2). Dit gebied van 8,9 ha is op BWK aangeduid als biologisch waardevol, en bestaat grotendeels uit een naaldhoutaan- plant. Doordat het compenserende gebied groter is dan het te compenseren gebied, wordt er bij realisatie van het RUP een winst aan natuurgebied bekomen.

6.3.8.3 Conclusie

De effecten op fauna en flora ten gevolge van het plan worden niet beoordeeld als signifi- cant negatief.

6.3.9 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie

6.3.9.1 Effectbespreking

Effectbespreking tov de huidige situatie

Momenteel heeft het plangebied geen uitgesproken identiteit. Er komen o.a. landbouwper- celen (akker en weiden), een bos, braakliggende terreinen, een voormalige camping, voet- balterreinen, een woning en een café voor. Het doel van het RUP is om de recreatieve

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 99 van 166 BE0100046901_0150

bestemming van het plangebied te herorganiseren om te komen tot een kwalitatievere in- vulling ervan.

Het plangebied grenst aan een ankerplaats en overlapt deels met een relictzone. Het gaat over het bebost perceel in het zuidwesten. Hier wordt in het RUP verblijfsrecreatie voor- zien. Deze kan bv. bestaan uit vakantiewoningen. Mits het behoud van zoveel mogelijk bos, komt deze invulling landschappelijk gezien min of meer overeen met de woningen / weekendwoningen in het bos ten noorden en ten westen van het plangebied. De landbouw- of braakliggende percelen zullen eveneens ingenomen worden door recreatie voorzienin- gen. De voormalige camping zal een nieuwe invulling krijgen. Gezien de landschappelijke waarde van de landbouw- of braakliggende percelen en camping beperkt is, worden er geen aanzienlijke effecten ten aanzien van het landschap verwacht.

Het oostelijk deel van het plangebied heeft een open karakter. Het toekomstige uitzicht zal afhangen van de effectieve invulling van het gebied. Het RUP voorziet mogelijkheden voor bv. sportterreinen in open lucht (waaronder de voetbalvelden), speeltuin, speelbos, bmx- parcours… Er kunnen ook voorzieningen gelokaliseerd worden die fungeren als aanvulling bij een recreatief terrein, zoals een zwembad, minigolf…

Bebouwing en parking worden gegroepeerd centraal in het plangebied en op die manier visueel afgeschermd van de omgeving.

Er zijn geen beschermde landschappen, stads- en dorpsgezichten of monumenten aanwe- zig die verstoord kunnen worden.

De meeste bodems ter hoogte van het plangebied zijn reeds verstoord. Hierdoor wordt de kans op de aanwezigheid van onaangetast bodemkundig erfgoed klein geacht. De bodem in het bebost perceel is wel nog onverstoord. Hier is mogelijks nog ongekend archeologisch materiaal aanwezig. In overleg met het Agentschap Onroerend Erfgoed dient nagegaan te worden of een archeologisch onderzoek op voorhand zinvol is en onder welke vorm dit het best gebeurt ter hoogte van het momenteel nog onverstoord terrein.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

In tegenstelling tot het RUP zal het bebost perceel bij een autonome ontwikkeling behou- den blijven gezien zijn geldende bestemming. Het landbouwperceel in het zuidoosten kan zowel bij het RUP als bij de autonome ontwikkeling verdwijnen.

De rest van het plangebied kan in het RUP en de autonome ontwikkeling ingenomen wor- den door recreatie. Het RUP legt echter bouwschriften op voor de recreatieve voorzienin- gen. Op die manier tracht het door een kwalitatieve invulling te komen tot een opwaardering van het terrein. Hierdoor zal het RUP leiden tot een verbetering ten aanzien van de land- schapsbeleving t.o.v. de autonome ontwikkeling. Bovendien wordt in het RUP langsheen de Huybergsebaan, Nolsebaan en Steenovenstraat een groenscherm van 20 m breed

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 100 van 166 BE0100046901_0150

voorzien. Dit groenscherm zorgt voor een landschappelijke inpassing van het plangebied in zijn omgeving.

6.3.9.2 Doorwerking naar het plan

Binnen de stedenbouwkundige voorschriften van het plan worden de volgende maatrege- len opgenomen om de effecten ten aanzien van landschap, onroerend erfgoed en archeo- logie te beperken:

 De open ruimte binnen het plangebied dient ingevuld te worden met een kwaliteits- volle groenaanplanting. Op die manier wordt landschappelijk gezien aangesloten op de omgeving van het plangebied.

6.3.9.3 Conclusie

Er worden geen significant negatieve effecten ten aanzien van landschap, onroerend erf- goed en archeologie verwacht.

6.3.10 Duurzaamheidsaspecten Het E-peil is een maat voor de energieprestatie van een woning en de vaste installaties ervan in standaardomstandigheden. Hoe lager het E-peil, hoe energiezuiniger het gebouw is. Nieuwbouw die gerealiseerd wordt binnen het plangebied, moet voldoen aan de gel- dende E-peilnormen.

6.3.11 Grensoverschrijdende effecten Conform art. 4; §2, 2° van het zogenaamde plan-MER besluit d.d. 12 oktober 200713 moet het verzoek tot raadpleging in voorkomend geval een beoordeling bevatten of het voorge- nomen plan of programma grens- of gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffec- ten kan hebben.

Het plangebied is op Vlaams grondgebied gelegen en is op 3,5 km van de Nederlandse grens gelegen. Gezien de aard, context en omvang van het plan, kan echter gesteld wor- den dat in onderhavig geval het voorgenomen plan geen aanzienlijke (gewest)grensover- schrijdende milieueffecten kan hebben.

6.3.12 Conclusie Voorgaande effectbespreking heeft bovendien aangetoond dat de effecten die zich op de diverse milieuaspecten voordoen beperkt te noemen zijn. Bijgevolg kan worden geconclu- deerd dat het voorliggende RUP niet plan-MER-plichtig is.

13 Besluit Vlaamse Regering d.d. 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s (B.S. 07/11/2007)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 101 van 166 BE0100046901_0150

7 Ruimtebalans

Tabel 9: Ruimtebalans

Bestemmingscategorie Oppervlakte gewestplan (ha) Oppervlakte RUP (ha) Recreatie x,xx x,xx Reservaat en natuur x,xx x,xx Overig groen x,xx x,xx Bedrijvigheid x,xx x,xx Lijninfrastructuur x,xx x,xx TOTAAL 18,19 18,19

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 102 van 166 BE0100046901_0150

8 Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepas- sing kan zijn

Kaart 10: Deelplan 1 - Grafisch register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn

Een plan dat een perceel een nieuwe of aangepaste bestemming geeft, kan de waarde van dat perceel beïnvloeden. Planschade, kapitaalschade en gebruikersschade zijn finan- ciële regelingen waarbij de overheid de waardevermindering van gronden als gevolg van een planwijziging vergoedt. Bij de planbatenregeling betaalt de burger een belasting op de meerwaarde die gronden krijgen door een planwijziging.

Overeenkomstig artikel 2.2.2.,§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening moet een ruimtelijk uitvoeringsplan een register bevatten van de percelen waarop een bestemmings- wijziging wordt doorgevoerd of een overdruk wordt aangebracht die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal- of gebruikerssscha- decompensatie. Een grafisch register in die zin is weergegeven op de bijbehorende kaart.

Dit hoofdstuk verschaft uitleg over de items planschade, planbaten, kapitaalschade en ge- bruikersschade die in het grafisch register worden opgenomen.

Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis. Bij de planopmaak wordt geen onderzoek verricht naar de eigendomsstructuur van de percelen, naar de aan- wezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing noch naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake de genoemde vergoedingen.

8.1 Planschade

8.1.1 Het begrip planschade

De planschaderegeling is een vergoedingsregeling voor eigenaars van gronden die door een bestemmingswijziging minder waard worden. Het moet gaan om een bestemmingswij- ziging waarbij de grond vóór de wijziging bebouwbaar was, terwijl bouwen of verkavelen na de wijziging niet meer toegelaten is.

8.1.2 Het bedrag van de vergoeding

De planschadevergoeding bedraagt 80% van de waardevermindering van de grond als gevolg van de bestemmingswijziging.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 103 van 166 BE0100046901_0150

8.1.3 Toekenning van planschadevergoeding

Een planschadevergoeding wordt niet automatisch toegekend. De eigenaar die er recht op meent te hebben, dient een planschadevordering in bij de rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank beoordeelt of aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan en stelt een deskun- dige aan die een raming maakt van de geleden schade (de waardevermindering).

De aanvraag voor planschadevergoeding moet worden ingediend binnen het jaar, na:

 verkoop van de grond of inbreng in een vennootschap;

 weigering van een vergunning;

 aflevering van een negatief stedenbouwkundig attest.

Het recht op planschadevergoeding vervalt vijf jaar na de inwerkingtreding van het plan.

8.1.4 Uitzonderingen en vrijstellingen

Een planschadevergoeding wordt slechts toegekend onder voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn:

 het perceel moet gelegen zijn aan een uitgeruste weg;

 enkel de eerste 50 meter vanaf die weg komt in aanmerking voor een planschadever- goeding.

Er gelden een aantal uitzonderingen waarin geen planschade verschuldigd is. Zo is er geen recht op een planschadevergoeding in volgende gevallen:

 bij een bouwverbod dat voortvloeit uit een onteigeningsbeslissing;

 wanneer de waardevermindering minder dan 20% bedraagt van de waarde van het per- ceel.

8.1.5 Meer informatie over planschade

Meer informatie over de planschaderegeling is te vinden in artikel 2.6.1 tot en met 2.6.3. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De codex kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving.

De percelen die aanleiding kunnen geven tot planschade worden op het grafisch register weergegeven.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 104 van 166 BE0100046901_0150

8.2 Planbaten

8.2.1 Het begrip planbaten

De planbatenheffing is een belasting op de meerwaarde die een perceel krijgt door een bestemmingswijziging. Dat is het geval bij bestemmingswijzigingen waarbij onbebouwbare percelen herbestemd worden tot woonzone, zone voor bedrijvigheid of recreatiezone.

8.2.2 Het bedrag van de heffing

De planbatenheffing bedraagt tussen 1% en 30% van de geschatte meerwaarde van het perceel. De meerwaarde wordt onderverdeeld in opeenvolgende schijven waarop een stij- gend percentage tussen 1 en 30 van toepassing is. Hoe groter de meerwaarde, hoe meer die dus belast wordt.

8.2.3 Inning van de planbatenheffing

De eigenaar van een perceel waarop een planbatenheffing rust ontvangt een aanslagbiljet van de Vlaamse Belastingsdienst. Een heffingsplichtige kan bij de Vlaamse belastings- dienst een bezwaar indienen tegen de aanslag. De voorwaarden zijn vermeld op het aan- slagbiljet.

De planbaten worden in principe slechts betaald op het moment dat de meerwaarde wordt gerealiseerd (bijvoorbeeld bij verkoop van de grond of het bebouwen van de grond). Wie vroeger betaalt kan echter een vermindering krijgen.

8.2.4 Uitzonderingen en vrijstellingen

Op de planbatenregeling gelden een aantal uitzonderingen. Dit zijn de belangrijkste:

 er is geen planbatenheffing verschuldigd wanneer de bestemmingswijziging die plan- baten veroorzaakt op minder dan 25% van het perceel betrekking heeft of op minder dan 200 m²;

 percelen waarop een vergunde zonevreemde woning of bedrijf staat zijn vrijgesteld van planbatenheffing indien de grond wordt bestemd voor woningen of bedrijven;

 er is geen planbatenheffing verschuldigd wanneer de bestemmingswijziging niet tot ge- volg heeft dat voor de grond een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning kan verkregen worden.

8.2.5 Meer informatie over planbaten

Meer informatie over de planbatenregeling is te vinden in artikel 2.6.4. tot een met 2.6.19. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De codex kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 105 van 166 BE0100046901_0150

De percelen die aanleiding kunnen geven tot planbaten worden op het grafisch re- gister weergegeven.

8.3 Kapitaalschade

8.3.1 Het begrip kapitaalschade

Kapitaalschade is de schade die de eigenaar van een landbouwgrond ondervindt als ge- volg van:

 een bestemmingswijziging van “landbouw” naar “natuur”, “bos” of “overig groen”;

 het in een plan opnemen van een overdruk die de economische aanwending van land- bouwgrond beïnvloedt;

 het opleggen van een erfdienstbaarheid die de economische aanwending van land- bouwgrond beïnvloedt.

Voor kapitaalschade kan een kapitaalschadecompensatie worden gevraagd.

8.3.2 Het bedrag van de kapitaalschadecompensatie

De compensatie voor kapitaalschade bedraagt 80% van de waardevermindering.

8.3.3 Toekenning van de kapitaalschadecompensatie

De kapitaalschadecompensatie wordt niet automatisch toegekend. De eigenaar die er recht op meent te hebben dient een aanvraag in bij de Vlaamse Landmaatschappij.

De aanvraag moet ingediend worden binnen het jaar na de inwerkingtreding van het plan.

8.3.4 Voorwaarden

Het perceel heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare of behoort tot een groep percelen van dezelfde eigenaar met een totale oppervlakte van tenminste 0,5 hectare.

Het perceel moet geregistreerd zijn in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem van de landbouwadministratie.

8.3.5 Meer informatie over kapitaalschadecompensatie

De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. tot en met 6.3.3. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 106 van 166 BE0100046901_0150

modaliteiten, randvoorwaarden en wijze waarop de vergoedingen bepaald worden zijn ge- regeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 houdende de oprichting van de kapitaalschadecommissies en tot regeling van de kapitaalschadecompensatie.

Zowel het Decreet grond- en pandenbeleid als het besluit over de kapitaalschaderegeling zijn terug te vinden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving.

De contactgegevens van de VLM zijn terug te vinden via www.vlm.be. E-mail naar vergoe- [email protected]

Het plan lijkt geen aanleiding te geven tot kapitaalschadecompensatie.

8.4 Gebruikersschade

8.4.1 Het begrip gebruikersschade

Gebruikersschade is de economische schade die de gebruiker van een landbouwgrond ondervindt als gevolg van:

 een bestemmingswijziging van “landbouw” naar “natuur”, “bos” of “overig groen”;

 het in een plan opnemen van een overdruk die de economische aanwending van land- bouwgrond beïnvloedt;

 het opleggen van een erfdienstbaarheid die de economische aanwending van land- bouwgrond beïnvloedt.

Voor gebruikersschade kan een gebruikerscompensatie worden gevraagd.

8.4.2 Het bedrag van de gebruikerscompensatie

Het bedrag wordt geval per geval berekend op basis van de gegevens die over een perceel en het bedrijf in kwestie zijn opgenomen in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem (GBCS) van de Vlaamse administratie.

8.4.3 Toekenning van de gebruikerscompensatie

De gebruikerscompensatie wordt niet automatisch toegekend. De gebruiker van landbouw- grond die er recht op meent te hebben, dient een aanvraag in bij de Vlaamse Landmaat- schappij.

De aanvraag moet ingediend worden binnen het jaar na de inwerkingtreding van het plan.

8.4.4 Voorwaarden

Het perceel heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare of behoort tot een groep percelen van dezelfde gebruiker met een totale oppervlakte van tenminste 0,5 hectare.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 107 van 166 BE0100046901_0150

Het perceel is geregistreerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem van de land- bouwadministratie.

De gebruiker heeft een persoonlijk of zakelijk recht op de grond.

De gebruiker is als landbouwer geïdentificeerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controle- systeem.

De gebruiker kan het effectieve gebruik van de grond aantonen op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

8.4.5 Meer informatie over gebruikerscompensatie De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswij- zigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. De modaliteiten, de rand- voorwaarden en de wijze waarop de vergoedingen bepaald worden zijn geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende vaststelling van een kader voor gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarhe- den van openbaar nut.

Zowel het decreet als het besluit van de Vlaamse Regering over gebruikerscompensatie zijn te vinden op www.codex.vlaanderen.be. Geef op het zoekscherm de term ‘gebruikers- compensatie’ in bij ‘zoeken op woorden in het opschrift’. De contactgegevens van de VLM zijn terug te vinden via www.vlm.be E-mail naar [email protected]

Het plan lijkt geen aanleiding te geven tot gebruikersschade.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 108 van 166 BE0100046901_0150

9 Op te heffen voorschriften

Via dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden de voorschriften van het gewestplan nr. 16 Turnhout (KB 30/09/1977 en wijzigingen) opgeheven voor die percelen die gelegen zijn binnen de grenzen van het plangebied:

 Gebied voor verblijfsrecreatie. De gebieden voor verblijfsrecreatie zijn bestemd voor de recreatieve en toeristische accommodatie alsmede de verblijfsaccommodatie met inbe- grip van de kampeerterreinen, de gegroepeerde chalets, de kampeerverblijfparken en de weekendverblijfparken.

 Natuurgebied. De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moe- rassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kun- nen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk

 Waterwinningsgebied. De waterwinningsgebieden zijn die waar ten aanzien van de uit- voering van handelingen en werken beperkingen kunnen worden opgelegd met het doel de waterwinning te beschermen (drinkwater, industriewater, bronwater).

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 109 van 166 BE0100046901_0150

DEEL 2 DEELPLAN 2 – COMPENSEREND RUP HOREN- DONK

1 Inleiding

1.1 Situering plangebied

Kaart 11: Deelplan 2 - Situering op micro-niveau (orthofoto)

Het plangebied bevindt zich in de gemeente Essen (provincie Antwerpen) ten oosten van de kern van Horendonk. Het betreft een grotendeels bebost terrein ten zuiden van de weg Scham, dat aansluit op de Horendonkse bossen ten noorden van de weg. Ten zuiden en oosten van het plangebied bevinden zich weekendverblijven binnen de weekendzone Ho- rendonk. Ten westen van het plangebied situeert zich het agrarisch gebied Scham. De kern van Horendonk bevindt zich ten westen van dit open ruimtegebied, op ca. 1 km in vogelvlucht van het plangebied.

Het plangebied bevindt zich tussen de weg Scham in het noorden, de Silvesterlaan in het westen, de onverharde Sparrenlaan in het zuiden en onverharde Larikslaan in het oosten. In de huidige situatie omvat het plangebied bosaanplant. Een deel van het perceel in de noordwesthoek van het plangebied is in gebruik als weiland. Het plangebied wordt van noord naar zuid doorkruist door de Wilgendreef en de Bremlaan (pad).

1.2 Opbouw van de nota

In Hoofdstuk 2 Beleidskader en Hoofdstuk 3 Ruimtelijke situering, wordt het deelplan ge- kaderd. Het deelplan wordt in Hoofdstuk 2 geplaatst binnen het kader van de structuur- planning en andere relevante plannen of planprocessen. Ook de juridische toestand van het plangebied wordt er geschetst. In Hoofdstuk 3 wordt de ruimtelijke situering van het plangebied verduidelijkt, en wordt de referentiesituatie i.f.v. de screening op milieueffecten beschreven.

In Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Vertaling worden eerst de doelstellingen van het deelplan toe- gelicht. Vervolgens wordt er een visie op de ontwikkeling van het plangebied geformuleerd. Op basis hiervan worden de bestemmingszones en de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften bepaald.

In Hoofdstuk 5 Onderzoek tot milieueffectrapportage wordt nagegaan of het voorgenomen plan plan-MER-plichtig is volgens het plan-mer-decreet dat op 1 december 2007 in werking getreden is. In een eerste stap wordt nagegaan of het plan van rechtswege plan-MER-

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 110 van 166 BE0100046901_0150

plichtig is. Indien dit niet het geval is, wordt in een tweede stap onderzocht of het plan kan leiden tot belangrijke negatieve milieueffecten en daardoor plan-MER-plichtig is.

Hoofdstuk 6 Ruimtebalans vergelijkt het ruimtebeslag van de bestaande en de geplande juridische toestand. Hoofdstuk 7 bevat het register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn. Hoofdstuk 8 bevat de op te heffen voorschriften van het gewestplan voor die percelen die gelegen zijn binnen de grenzen van het plangebied.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 111 van 166 BE0100046901_0150

2 Beleidskader

2.1 Structuurplanning

2.1.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)14

Op 23 september 1997 werd het eerste Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) defini- tief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Een eerste herziening van het RSV werd defi- nitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 12 december 2003. Een tweede herziening werd definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 17 december 2010.

De gemeente Essen behoort volgens het RSV tot de zogenaamde ‘buitengebiedgemeen- ten’. Het herwaarderen van de bestaande bossen is één van de doelstellingen voor het buitengebied opgenomen in het RSV.

2.1.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA)15

Het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) werd op 10 juni 2001 definitief goedgekeurd door de minister. Een partiële herziening van het RSPA is goedgekeurd bij ministerieel besluit van 5 mei 2011.

De gemeente Essen situeert zich binnen de deelruimte ‘Open Kempen’. Dit gebied wordt omschreven als zijnde een open gebied met grootschalige landbouw en verspreide natuur- lijke gebieden. Doelstellingen binnen dit gebied zijn:

 stimuleren van open ruimte functies zoals grondloze en grondgebonden landbouw, na- tuur en recreatie;

 beheersen van toegankelijkheid en ontsluiting;

 concentreren van activiteiten in Hoogstraten en in structuurondersteunende kernen.

Essen wordt in de gewenste nederzettingsstructuur van het RSPA geselecteerd als ‘hoofd- dorp’, Wildert en Horendonk als woonkernen.

2.1.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Essen16

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) van Essen werd op 27 april 2006 definitief vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door de Deputatie op 29 juni 2006.

14 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (gecoördineerde versie), 2004. 15 Provinciebestuur Antwerpen, Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (en partiële herziening), 2001 (2011) 16 Gemeente Essen, Ruimtelijk Structuurplan, 2006.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 112 van 166 BE0100046901_0150

Situering binnen de gewenste ruimtelijke structuur voor het openruimtegebied Ho- rendonk-Kleine Aa

In het GRS wordt de gewenste ruimtelijke structuur voor het openruimtegebied Horendonk- Kleine Aa uitgezet. In een aantal concepten. Voor het plangebied is specifiek het volgende concept van belang:

Horendonkse bossen als groene vinger naar Nederland

Het bos- en heidegebied van de Horendonkse bossen sluit aan op een grotere bosstruc- tuur in Nederland. Vanuit het landschap vormt dit bosgebied een beeldbepalende be- grenzing van de gemeente Essen met Nederland. Het is van belang dat deze structuur zoveel mogelijk behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. Strikte voorwaarden moeten opgelegd worden ten aanzien van de bebouwing in het gebied.

De Horendonkse bossen is een belangrijke bos- en heidestructuur die reeds van ouds- her aanwezig is in de gemeente. Deze historische structuur moet worden gerespec- teerd. Dit houdt in dat de bestaande bos- en heidestructuur dient behouden te blijven en waar mogelijk moet versterkt worden.

Buiten de zones voor verblijfsrecreatie is er geen bebouwing gewenst in de Horen- donkse bossen. Niet-vergunde constructies dienen er op korte termijn verwijderd te wor- den. Bestaande vergunde constructies worden bij voorkeur geherlokaliseerd naar de zones voor verblijfsrecreatie waar nu reeds een hoge concentratie van bebouwing aan- wezig is.

Buiten de bouwkavels dient de bos- en heidestructuur behouden en versterkt te worden. Dit is mogelijk door grote aaneengesloten onbebouwde kavels te vrijwaren van bebou- wing of activiteiten die niet in de bos- en heidestructuur thuishoren. Zo kunnen grote aaneengesloten onbebouwde zones binnen de zone voor verblijfsrecreatie worden her- bestemd naar groenzone.

Onderstaande figuur toont de gewenste ruimtelijke structuur voor het openruimtegebied Horendonk-Kleine Aa

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 113 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 23: Gewenste ruimtelijke structuur voor het openruimtegebied Horendonk-Kleine Aa

Situering binnen de gewenste ruimtelijk natuurlijke structuur

De gewenste ruimtelijk natuurlijke structuur van de gemeente Essen uit het GRS is samen- gesteld uit volgende elementen:

 structuurbepalende beekvalleien

 bos-, heide- en natuurcomplexen

 verbindingsgebieden

De Horendonkse bossen behoren tot de grensoverschrijdende complexen van de ge- meente.

De Weekendzone Horendonk is aangeduid als bebouwd gebied met belangrijke natuurlijke waarde. Hiermee duid het GRS op de op het gewestplan aangeduid als zone voor verblijfs- recreatie. De ontwikkeling van deze zone heeft het oorspronkelijke bos- en heidegebied aangetast waardoor de grotere samenhang van het complex op een aantal plaatsen verlo- ren is gegaan. Om de eenheid van de complexen te bewaren dienen er voldoende voor- waarden naar de bouwpercelen in deze bebouwde gebieden te worden opgelegd (vb. enkel gebruik maken van inheemse beplanting, opleggen van minimum te behouden beboste ruimte, beperken van de bebouwde oppervlakte…). Via onbebouwde percelen kan er een

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 114 van 166 BE0100046901_0150

verbindend netwerk worden uitgewerkt tussen de grotere onbebouwde zones (vb. omvor- men van zones voor dagrecreatie naar natuurgebied).

2.2 Andere relevante plannen

2.2.1 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos Noorderkempen17

2.2.1.1 Gewenste ruimtelijke structuur

In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos voor de Noorderkempen. Deze visie zal de basis vormen voor het opmaken van concrete afbakeningsplannen voor landbouw- , natuur- en bosgebieden.

Het plangebied is gelegen in de Deelruimte ‘Open Kempen’. De gewenste ruimtelijke struc- tuur voor deze deelruimte is opgebouwd uit een aantal ruimtelijke concepten. Voor het plangebied is het volgende ruimtelijke concept relevant:

 Behoud en versterking van samenhangende boscomplexen (en van parkstructuren)

Figuur 24: Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos voor de regio Noorderkempen - Gewenste ruimtelijke structuur ‘Open Kempen’ (deelruimte 2)

16. Behoud en versterking van samenhangende boscomplexen (en van parkstructuren)

 selectie 16.1 ‘Essen-Duinen’

Zowel de grote boscomplexen als de kleinere waardevolle boskernen en parken moe- ten in samenhang met hun cultuurhistorische en landschappelijke context behouden en waar mogelijk versterkt worden.

De structuurbepalende bossen en boscomplexen worden gedifferentieerd als natuur- verwevingsgebieden. Gebiedsgericht en in afweging met andere bosfuncties kunnen

17 Gewestelijke ruimtelijke planningsprocessen in het buitengebied, Ruimtelijke visie Landbouw, Natuur en Bos, 30 januari 2007 en be- slissing Vlaamse regering van 12 december 2008

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 115 van 166 BE0100046901_0150

accenten worden gelegd op bepaalde functies (natuur, landschap, cultuurhistorie, bos- bouw, recreatie, …).

Bosuitbreidingsdoelstellingen worden gerealiseerd door de bestaande of historische complexen te versterken of te herstellen zonder de samenhang van aaneengesloten en structuurbepalende landbouwgebieden aan te tasten en rekening houdend met de landschapsecologische en cultuurhistorische context.

De grote monotone naaldhoutaanplanten vormen belangrijke aandachtsgebieden voor versterking van de bosstructuur. Enerzijds via bosinbreiding, anderzijds via bosomvor- ming naar een meer gevarieerde bosstructuur (kwalitatieve versterking).

Ten noordoosten van Essen-Duinen worden bosuitbreidingsmogelijkheden op de ge- meentegronden onderzocht.

2.2.1.2 Programma voor uitvoering

Op 12 december 2008 hechtte de Vlaamse Regering goedkeuring aan:

 enerzijds een aanduiding van gebieden waarvoor de bestaande plannen van aanleg beleidsmatig herbevestigd worden i.f.v. de natuurlijke en agrarische structuur;

 en anderzijds een operationeel uitvoeringsprogramma met een prioritering en fasering voor de op te maken gewestelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen.

De omgeving van het plangebied valt binnen deze laatste categorie. In het operationeel uitvoeringsprogramma staat er voor de ‘Horendonkse bossen en omgeving’ vermeld dat er gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP’s) kunnen worden opgemaakt na het voeren van specifiek onderzoek. Het betreft de volgende GRUP’s:

 Het versterken van de bosstructuur (ca. 20 ha) en differentiatie van het bos- en recrea- tiegebied als natuurverwevingsgebied met mogelijkheid voor bosuitbreiding in het oos- telijk deel van Essen Duinen (actie 16.1).

 Hernemen van de agrarische bestemming op de gewestplannen voor het landbouwge- bied ten oosten van Essen Duinen (actie 10.2).

2.2.2 Mobiliteitsplan Essen

De relevante elementen uit het mobiliteitsplan Essen worden aangehaald in §3.3.1.2

2.2.3 Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP)

De hoofddoelstelling van het GNOP is het beleid van de gemeente op het vlak van natuur- behoud uit te werken. Op de eerste plaats richt dit beleid zich tot de ontwikkeling en de vergroting van de aanwezige natuurwaarden van gebieden, soorten, leefgemeenschap- pen, kleine landschapselementen, en het vergroten van het maatschappelijk draagvlak door sensibilisatie en educatie.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 116 van 166 BE0100046901_0150

Voortvloeiend uit de inventaris en het knelpuntenoverzicht zijn de volgende algemene doel- stellingen afgeleid:

 Behouden en uitbreiden van de ecologische infrastructuur, met andere woorden het aanleggen van een netwerk van verbindingselementen zoals bomen- en knotrijen, poe- len, houtkanten… tussen bosgebieden en waterlopen.

 Ontwikkelen van potentieel geschikte biotopen voor amfibieën.

 Behouden en uitbreiden van de ecologische waarden van de in het GNOP besproken gebieden waarvoor algemene richtlijnen zijn geformuleerd om de aanwezige natuur- waarden te versterken en knelpunten op te lossen.

 Verstrekken van informatie en sensibiliseren om het actief natuurontwikkelingsbeleid te laten slagen.

Deze doelstellingen werden in een 20-tal acties geformuleerd.

2.2.4 Milieubeleidsplan Essen 2012-2017

Het milieubeleidsplan is opgebouwd volgens de thematische structuur van de samenwer- kingsovereenkomst. De volgende thema’s komen aan bod: instrumentarium, afval, milieu- verantwoord productgebruik, water, hinder, energie, mobiliteit, natuur, bodem en duurzame ontwikkeling.

Per thema komt eerst de actuele toestand aan bod waarbij de meest recente gegevens worden verwerkt. De actuele toestand wordt gevolgd door een algemene visie over het onderwerp - het milieubeleidsplan heeft immers als doel per onderwerp een visie te bepa- len die het gemeentelijk milieubeleid de volgende jaren zal sturen. Voor het thema ‘natuur’ vermeldt het milieubeleidsplan dat het Essens natuurbeleid zich zal toespitsen op soorten- behoud, behoud overgangsgebieden zoals bermen en kleine landschapselementen (KLE) en zorgt voor een structurele samenwerking met de natuurverenigingen.

Vervolgens worden de knelpunten geformuleerd en aan deze knelpunten worden acties verbonden. Op basis van de visie uit het milieubeleidsplan worden de acties jaarlijks, via het milieujaarprogramma, verder geconcretiseerd.

2.3 Bestaande juridische toestand

2.3.1 Huidige bestemming

Kaart 12: Deelplan 2 - Gewestplan

Op het gewestplan nr. 16 Turnhout (KB 30/09/1977) is het plangebied bestemd als ‘gebied voor verblijfsrecreatie’.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 117 van 166 BE0100046901_0150

2.3.2 Overzicht bestaande juridische toestand

Voor de kaarten bij de sectorale aspecten wordt er verwezen naar hoofdstuk 3.

Tabel 10: Bestaande, juridische toestand

juridische aspecten, beleidsmatige aspecten, uitvoeringsinstrument, bestaande situatie, subsidie-instrument

RUIMTELIJK

Gewestplan(nen) Gewestplan nr. 16 Turnhout (KB 30/09/1977).

Gewestelijke ruimtelijke uitvoerings- Geen. plannen

Provinciale ruimtelijke uitvoerings- Geen. plannen

Algemene plannen van aanleg Geen.

Bijzondere plannen van aanleg Geen.

Gemeentelijke ruimtelijke uitvoerings- Geen. plannen

Verkavelingsvergunningen Geen.

Bouwvergunningen Geen.

Vastgestelde bouwovertredingen Geen.

Gebieden met recht van voorkoop Ruimtelijke ordening: geen.

SECTORAAL

Natuur

Vogelrichtlijngebieden Geen. AANPALEND: geen.

Habitatrichtlijngebieden Geen. AANPALEND: geen.

Gebieden van het duinendecreet Geen. AANPALEND: geen.

Ramsargebieden Geen. AANPALEND: geen.

Gebieden van het Vlaams Ecologisch GEN: Geen Netwerk (VEN) GENO: Geen AANPALEND: Geen.

Vlaamse of erkende natuurreservaten Geen. AANPALEND: geen.

Bosreservaten Geen. AANPALEND: geen.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 118 van 166 BE0100046901_0150

Natuurinrichting Geen.

Gebieden met recht van voorkoop Vlaamse en erkende natuurreservaten: geen. Natuurinrichtingsprojecten: geen. VEN-gebieden: geen.

Biologische waarderingskaart (BWK) Het volledige gebied is biologisch waardevol. Aanpalend ligt een faunistisch belangrijk gebied.

Water

Beschermingszones grondwaterwin- Geen. ningen

Bevaarbare waterlopen Geen.

Onbevaarbare waterlopen (klasse) 1ste categorie: geen. 2de categorie: geen. 3de categorie: geen. Niet geklasseerd: geen.

Watertoets - Erosiegevoelige gebie- Niet erosiegevoelig. den

Watertoets - Grondwaterstromingsge- Matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2). voelige gebieden

Watertoets - Hellingenkaart Hellingsgraad grotendeels tussen 0 en 5%, westzijde klein gebied tussen 5 en 10%.

Watertoets - Infiltratiegevoelige gebie- Infiltratiegevoelig. den

Watertoets - Overstromingsgevoelige Volledig niet overstromingsgevoelig. gebieden 2014

Watertoets - Winterbedkaart Behoort niet tot het winterbed van de grote rivier.

Recent overstroomde gebieden Geen. (ROG)

Risicozones overstromingen Geen.

Gebieden met recht van voorkoop Zeehavenbedrijven en Linkerscheldeoevergebied: geen. Integraal waterbeleid: geen. Waterwegen en Zeekanaal NV: geen.

Landbouw

Ruilverkaveling Geen.

Herbevestigde Agrarische Gebieden Geen. (HAG) AANPALEND: geen.

Gebieden met recht van voorkoop Ruilverkaveling: geen.

Landschap

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 119 van 166 BE0100046901_0150

Beschermde monumenten Geen.

Beschermde landschappen, stads-, Geen. en dorpsgezichten AANPALEND: Bevestigen van de agrarische bestemming op de gewest- plannen voor het aaneengesloten landbouwgebied van Horendonk – Nieuw- moer (10.2).

Landschapsatlas: ankerplaatsen, re- Ankerplaatsen: geen. lictzones, lijnrelicten, puntrelicten Lijnrelicten: geen. Puntrelicten: geen. Relictzone: R10004 “Essen Duinen, Klein Horendonkse Heide en Mager- manse Heide”. AANPALEND: geen.

Erfgoedlandschappen (ankerplaat- Geen. sen) AANPALEND: geen.

Waardevol niet beschermd onroerend Geen. erfgoed: bouwkundig erfgoed en wereld- oorlogerfgoed

Landinrichting Geen.

Wonen

Woningbouw- en vernieuwingsgebie- Geen. den

Atlas van de woonuitbreidingsgebie- Geen. den

Gebieden met recht van voorkoop Vlaamse Wooncode: geen.

Recreatie en toerisme

Toeristische vergunning Geen.

Verkeer

Rooilijnen Geen.

Voet- en buurtwegen Weg nr 7, weg nr 9.

Bovenlokaal Functioneel Fietsroute- Geen. netwerk

Fietsknooppuntennetwerk Geen.

Gewestwegen Geen.

Spoorwegen Geen.

Leidingen (Hoogspanningsleidingen, Geen. gasleidingen…)

Openbaar vervoer De Lijn: Geen. MIVB: n.v.t.

Milieu

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 120 van 166 BE0100046901_0150

Milieuvergunningen Geen.

Bodemvervuiling Geen.

Industrie

Seveso-inrichtingen: lagedrempel- en Geen. hogedrempelinrichtingen AANPALEND (binnen 2km): geen.

VLAO Bedrijventerreinen Geen.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 121 van 166 BE0100046901_0150

3 Ruimtelijke situering

Om een inzicht te krijgen in de bestaande toestand van het gebied wordt het eerst gesitu- eerd in de gemeente, waarna er een overzicht wordt gegeven van de historiek van de site. Daarna wordt de referentiesituatie voor het gebied beschreven en dit volgens de disciplines die ook bij de milieubeoordeling worden gehanteerd.

3.1 Situering plangebied

De gemeente Essen ligt in het noorden van de provincie Antwerpen. De noordelijke grens van de gemeente valt samen met de landgrens met Nederland. Ten zuiden grenst de ge- meente aan Kalmthout.

Het plangebied bevindt zich ten oosten van de kern van Horendonk. Het betreft bebost gebied ten zuiden van de weg Scham, dat aansluit op de Horendonkse bossen ten noorden van de weg. Ten zuiden en oosten van het plangebied bevinden zich weekendverblijven binnen de weekendzone Horendonk. Ten westen van het plangebied situeert zich het agra- risch gebied Scham. Het plangebied bevindt zich tussen de weg Scham in het noorden, de Silvesterlaan in het westen, de Sparrenlaan in het zuiden en Larikslaan in het oosten.

3.2 Historische situering

de Ferraris (1770-1777) Ph Vandermaelen (1846-1854)

Topografische kaart NGI (1978-1993)

Figuur 25: Historische kaarten

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 122 van 166 BE0100046901_0150

Op de Kabinetskaart van de Ferraris (1770-1779) is duidelijk te zien dat het plangebied, en met uitbreiding de hele omgeving, heidegebied is. De kaart van Ph. Vandermaelen (1846- 1854) toont hetzelfde beeld. Het gebied ‘Scham’ ten westen van het plangebied is als ven- gebied herkenbaar. De bosaanplant is van recentere datum.

Op de topografische kaart van het NGI is duidelijk te zien dat het bebost gebied ten zuiden en oosten van het plangebied is ingepalmd door weekendverblijven.

3.3 Referentiesituatie / bestaande feitelijke toestand

De referentiesituatie geeft de bestaande feitelijke toestand van het plangebied weer en wordt beschreven op basis van de volgende disciplines die ook bij de milieubeoordeling worden gehanteerd:

 Mens – ruimtelijk-functionele aspecten, incl. mobiliteit

 Geluid

 Lucht en klimaat

 Water

 Bodem

 Fauna en Flora

 Landschap

3.3.1 Mens – ruimtelijke aspecten

3.3.1.1 Huidig gebruik

Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 8,9 ha. Het grootste deel van het gebied wordt ingenomen door naaldhoutaanplant, enkel een klein perceel in de noordwesthoek is weiland. Er zijn geen constructies aanwezig in het plangebied. Het plangebied wordt door- kruist door 2 noord-zuid georiënteerde wegen: de Wilgendreef en de Bremlaan (pad).

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 123 van 166 BE0100046901_0150

3.3.1.2 Bereikbaarheidsprofiel

Voet- en buurtwegen

Figuur 26: Voet- en buurtwegen

Voetgangers

Figuur 27: Wandelnetwerk Kempense Heide (bron: http://www.wandelknooppunt.be/)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 124 van 166 BE0100046901_0150

Het plangebied sluit aan op het wandelnetwerk Kempense Heide. Knooppunt 25 bevindt zich ter hoogte ven het kruispunt Scham – Wilgendreef.

Fietsers

Er bevindt zich een knooppunt op de hoek van Scham en Kleine Horendonk, op ca. 400 m van het plangebied

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde (bel)bushalte bevindt zich aan de kerk van Horendonk, op ca. 1,3 km van het plangebied.

Personen- en vrachtwagens

In het mobiliteitsplan Essen is Scham geselecteerd als lokale weg type II. Lokale wegen type II hebben als hoofdfunctie het verzamelen of ontsluiten op lokaal en interlokaal niveau, ze hebben slechts in tweede instantie een verbindende functie.

Infrastructuur

Alle wegen ter hoogte van het plangebied kennen gemengd verkeer. Scham, de Silverster- laan en de Wilgendreef zijn verhard, de Sparrenlaan en de Larikslaan onverhard. De Brem- laan is te hoogte van het plangebied een pad. De straten bevinden zich binnen een zone 50.

3.3.2 Geluid

Momenteel zijn er binnen het plangebied geen geluidsproducerende activiteiten aanwezig. Het geluidsklimaat is dan ook zeer gunstig. De enige geluidsproductie wordt veroorzaakt door het wegverkeer en landbouwactiviteiten.

Het plangebied bevindt zich niet in een (potentieel) stiltegebied.

3.3.3 Lucht en klimaat

Stikstofdioxide (NO2)

De jaargemiddelde immissieconcentratie van stikstofdioxide voor 2012 ter hoogte van het plangebied bedraagt 20 µg/m³. Er wordt bijgevolg voldaan aan de immissiegrenswaarde

voor NO2 van 40 µg/m³.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 125 van 166 BE0100046901_0150

Fijn stof (PM10)

De jaargemiddelde concentratie voor PM10 in de omgeving van het plangebied schom- melde in de periode 2010-2012 tussen 23 en 26 µg/m³. Er wordt bijgevolg voldaan aan de

immissiegrenswaarde voor PM10 van 40 µg/m³.

Het aantal overschrijdingen van de PM10 daggrenswaarde van 50 µg/m³ in de buurt van het plangebied schommelde in de periode 2010-2012 tussen 12 en 23. Het maximum toe- gelaten aantal van 35 wordt bijgevolg niet overschreden. Er wordt dus voldaan aan de daggrenswaarde voor fijn stof

Conclusie

De luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied wordt op basis van de concentraties aan

NO2 en PM10 vrij goed geacht.

Figuur 28: Totale index luchtkwaliteit (gemiddelde 2010-2012)

3.3.4 Water

Kaart 13: Deelplan 2 - Watertoets

Essen behoort tot het Maasbekken maar er stromen geen waterlopen doorheen het plan- gebied.

Het grondwater is zeer tot weinig kwetsbaar (index Ca1/Cc).

Op basis van de watertoetskaart kan afgeleid worden dat het plangebied:

 niet erosiegevoelig is;  matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) is;  een hellingsgraad tussen 0 en 10% heeft;  infiltratiegevoelig is;  niet overstromingsgevoelig is;  niet behoort niet tot het winterbed van een grote rivier.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 126 van 166 BE0100046901_0150

Volgens de overstromingskaarten is het plangebied niet van nature overstroombaar. Het gebied Scham ten westen van het plangebied is wel recent overstroomd (ROG) en aange- duid als risicozone voor overstromingen. Dit gebied is volgens de watertoetskaart effectief overstromingsgevoelig.

De verblijven ten zuiden en oosten van het plangebied zijn gelegen in collectief te optima- liseren buitengebied. Dit wil zeggen dat er momenteel nog geen rioolaansluiting voor af- valwater aanwezig is op een operationele waterzuiveringsinstallatie. Op termijn wordt er wel een collectieve zuivering van het afvalwater voorzien.

Figuur 29: Zoneringsplan

3.3.5 Bodem

Kaart 14: Deelplan 2 - Bodem

Het plangebied is gelegen in de Antwerpse Kempen. Volgens de bodemkaart van België bestaat de bodem van het plangebied voor het grootste deel uit duingrond. In het uiterste noorden van het plangebied is een matig natte zandbodem zonder profiel (Zdp) aanwezig.

3.3.6 Fauna en Flora

3.3.6.1 Biologische waardering

Kaart 15: Deelplan 2 - BWK

Het plangebied is op de Biologische Waarderingskaart (BWK) in zijn geheel aangeduid als biologisch waardevol. Het westelijk deel bestaat uit naaldhoutaanplant (geen Grove den) met ondergroei van struiken en bomen (pmb) (Foto A), het oostelijk deel uit aanplant van Grove den met ondergroei van struiken en bomen (ppmb). Het niet-beboste perceel in de noordwesthoek van het plangebied omvat volgens de BWK een struisgrasvegetatie op zure bodem (ha-)(Foto B).

Ten noorden van het plangebied ligt een ‘faunistisch belangrijk gebied’.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 127 van 166 BE0100046901_0150

Foto A Foto B

Het plangebied is niet gelegen in Vogel- of Habitatrichtlijngebied of in VEN-gebied.

3.3.7 Landschap

Kaart 16: Deelplan 2 - Landschapatlas

Kaart 17: Deelplan 2 - Landschapscomposietkaart

Het plangebied is gelegen in de relictzone ‘Essen Duinen, Klein Horendonkse Heide en Magermanse Heide’. In het gebied is de ontginningsstructuur (vnl. het wegenpatroon) nog relatief gaaf. Het gebied is grotendeels bebost, waardoor de duinen niet zichtbaar zijn op de orthofoto. Enkele percelen hebben hun gesloten karakter verloren. Een deel van het gebied (ter hoogte van Vaartkant en Kleine Horendonk) is sterk bebouwd.

Er zijn geen ankerplaatsen, lijn- of puntrelicten aanwezig.

Ter hoogte van het plangebied zijn geen beschermde landschappen, stads- en dorpsge- zichten of monumenten gelegen.

Volgens de landschapscomposietkaart is het oostelijk deel van het bos in het plangebied aangeplant tussen 1850 en 1910, het westelijk deel is na 1910 aangeplant. Het grootste deel van het plangebied is aangeduid als duingebied.

In de ruime omgeving van het plangebied zijn volgens de Centraal Archeologische Inven- taris geen archeologische vondsten gedaan.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 128 van 166 BE0100046901_0150

4 Ruimtelijke vertaling

4.1 Doelstellingen

De opmaak van deelplan 2 vloeit voort uit de realisatie van deelplan 1. In deelplan 1 wordt natuurgebied zoals aangeduid op het gewestplan herbestemd tot recreatiegebied. Het na- tuurgebied betreft een bebost perceel in de zuidwesthoek van het plangebied, en akkerland in de zuidoosthoek van het plangebied van deelplan 1.

Deelplan 2 heeft als doel te voorzien in een planologische compensatie voor deze inname. De doelstelling is een grotere netto oppervlakte natuurgebied te bekomen na realisatie van beide deelplannen.

4.2 Visie

Het plangebied van deelplan 2 is op het gewestplan bestemd als gebied voor verblijfsre- creatie. De percelen binnen het plangebied zijn bebost in de huidige situatie. De visie op het plangebied houdt een bestendiging van de feitelijke situatie in, waarbij door een herbe- stemming tot natuurgebied de natuurwaarden kunnen behouden blijven (het gebied kan immers niet meer worden ontwikkeld voor verblijfsrecreatie) en versterkt worden. Het plan- gebied sluit ten noorden aan op de Horendonkse bossen, een aaneengesloten bosgebied dat deel uitmaakt van een grensoverschrijdend complex. Het plangebied kan deel uitmaken van een verbindend netwerk tussen het aaneengesloten bosgebied en andere grotere on- bebouwde zones in de Weekendzone Horendonk.

4.3 Afbakening plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de straat Scham in het noorden, de Silversterlaan in het westen, de Sparrenlaan in het zuiden en de Larikslaan in het oosten. Hierbij worden de perceelsgrenzen volgens de kadasterkaart gevolgd.

4.4 Vertaling naar bestemmingszones

4.4.1 Aanzet verordenend grafisch plan

Zie verordenend grafisch plan in bijlage.

4.4.2 Natuurgebied

In de zone vormt natuur de hoofdfunctie. Dit houdt in dat ook alle werken benodigd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos er mogelijk dienen te zijn.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 129 van 166 BE0100046901_0150

In de voorschriften wordt ook recreatief medegebruik toegestaan, maar expliciet als onder- geschikte functie aan natuur. Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur om het ge- bied toegankelijk te maken (paden) wordt dan ook toegestaan, evenals de aanleg van in- frastructuur voor educatief en recreatief medegebruik (toegangspoortjes, wegwijzers, zit- banken, infoborden, …)

Ook het herstel, de heraanleg en het verplaatsen van bestaande openbare wegen en nuts- leidingen in het plangebied wordt toegestaan, mits de noodzaak is aangetoond. Hoe dan ook mag de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden worden.

In de voorschriften wordt ook een bepaling opgenomen die stelt dat verhardingen maximaal waterdoorlatend dienen te zijn, opdat infiltratie van hemelwater in de bodem mogelijk blijft.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 130 van 166 BE0100046901_0150

5 Onderzoek tot milieueffectrapportage

Dit hoofdstuk beschrijft het onderzoek naar MER voor het deelplan 2 ‘Compenserend RUP Horendonk’ van het gemeentelijk RUP ‘Recreatiezone Wildert’. Doel van dit onderzoek is nagaan of het voorgenomen plan, het RUP kan worden ontheven van de opmaak van een plan-MER. Dit zogeheten onderzoek naar MER, kortweg screening, is conform het plan- mer-decreet18 dat op 1 december 2007 in werking trad. Het beschrijft de stappen die door- lopen dienen te worden om de plan-MER-plicht na te gaan.

Figuur 30: Stappen in het onderzoek tot milieueffectrapportage

5.1 Stap 1: Toetsing aan het decreet DABM

Dit plan beantwoordt aan de definitie van ‘plan en programma’ uit het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid want er is voldaan aan de 3 voorwaarden:

1. De Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening, in werking vanaf 1 september 2009, schrijft de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor; 2. De opsteller van het plan is een instantie, i.e. de gemeente Essen; 3. Het plan wordt vastgesteld door de gemeenteraad van Essen. Het plan valt bovendien niet onder de specifieke uitzonderingsregels en vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project.

5.2 Stap 2: Is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig?

Onder de plannen en programma’s die onder het toepassingsgebied van het decreet DABM vallen, onderscheidt men twee groepen van plannen en programma’s die ‘van rechtswege’ onderworpen zijn aan de plan-MER-plicht.

Categorie A

Plannen en programma’s, of de wijziging ervan, die tegelijkertijd:

18 Decreet van 27 april 2007 houdende wijziging van titel IV van DABM en van art. 36ter decreet natuurbehoud (B.S. 20/06/2007)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 131 van 166 BE0100046901_0150

1. betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afval- stoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (artikel 4.2.3, §2, 1° D.A.B.M.); én

2. een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlagen I, II en III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde pro- jecten; én

3. niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijzi- ging inhouden.

Categorie B

Plannen en programma’s, of de wijziging ervan, waarvoor tegelijkertijd geldt dat,

1. gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is (artikel 4.2.1, tweede lid D.A.B.M.); én

2. ze niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wij- ziging ervan inhouden.

Hierna wordt bekeken of het plan van rechtswege plan-MER-plichtig is, door na te gaan of het voldoet aan alle voorwaarden voor plannen van categorie A of valt onder de plannen van categorie B.

5.2.1 Toetsing aan categorie A

5.2.1.1 Heeft het plan betrekking op een van de sectoren genoemd in het decreet? Voorliggend plan is een RUP en heeft bijgevolg betrekking op de ruimtelijke ordening. Aan deze voorwaarde is voldaan.

5.2.1.2 Vormt het plan een kader voor project-mer-plichtige projecten? Het plan vormt geen kader voor vergunningen van bijlage I of II projecten van het MER- besluit. Een eventuele bebossing van het momenteel nog niet-beboste perceel in de noord- westhoek van het plangebied valt echter onder rubriek 1d van bijlage III (eerste bebossing) van het project-MER besluit.

Het plan kan bijgevolg het kader vormen voor vergunningen van bijlage III projecten van het MER-besluit. Aan deze voorwaarde is dus mogelijks voldaan.

5.2.1.3 Betreft het plangebied het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging van een bestaand plan?

Voorliggend RUP betreft het gebruik van een klein gebied van lokaal niveau. Aan deze voorwaarde is voldaan.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 132 van 166 BE0100046901_0150

5.2.2 Toetsing aan categorie B

Het plangebied is niet gelegen in een speciale beschermingszone. Bovendien bevindt de meest nabijgelegen SBZ zich op 3,7 km van het plangebied..

Aangezien er geen SBZ-gebieden gelegen zijn binnen het plancontour én gezien de aard van het plan, kunnen er geen significante nadelige effecten op de SBZ’s optreden.

Een passende beoordeling dient dan ook niet opgemaakt te worden.

5.2.3 Conclusie over de plan-MER-plicht van rechtswege

Een toetsing aan de drie voorwaarden van categorie A heeft aangetoond dat het voorge- nomen plan niet aan de drie voorwaarden voor plan-MER-plicht voldoet. Bovendien moet geen passende beoordeling worden opgemaakt. Het plan is bijgevolg niet plan-MER-plich- tig van rechtswege:

 Het RUP vormt geen kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of II van het project-m.e.r;-besluit van 10 december 2004. Maar kan mogelijks wel aanleiding geven tot een project van bijlage III van het project-m.e.r.- besluit.

 Het RUP bepaalt het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau.

 Bijgevolg is voorliggend RUP screeningsgerechtigd.

5.3 Stap 3: Veroorzaakt het plan belangrijke milieueffecten?

Voor plannen die het kader vormen voor een vergunning, maar niet vallen onder de plan- nen die van rechtswege plan-MER-plichtig zijn, moet een onderzoek uitgevoerd worden naar het mogelijke voorkomen van aanzienlijke milieueffecten, i.e. een screening. Indien uit dit onderzoek als besluit volgt dat aanzienlijke negatieve effecten kunnen optreden, moet de initiatiefnemer alsnog een plan-MER op (laten) stellen.

Dit onderzoek gebeurt aan de hand van een bespreking van de mogelijk relevante effecten, cfr de gebruikelijke mer-praktijk.

De beoordeling van de milieueffecten gebeurt vooreerst t.o.v. de huidige situatie. Dit is de referentiesituatie. De referentiesituatie werd besproken onder paragraaf 3.3.

Een tweede bespreking van de milieueffecten gebeurt t.o.v. de autonome ontwikkeling. Dit is de ontwikkeling t.g.v. de uitvoering van de geldende gewestplanbestemming. Het plan- gebied is momenteel bestemd als gebied voor verblijfsrecreatie. Bij een autonome ontwik- keling zou het terrein dus kunnen ontwikkeld worden i.f.v. verblijfsrecreatie.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 133 van 166 BE0100046901_0150

5.3.1 Mens – ruimtelijke aspecten

5.3.1.1 Effectbespreking

Effecten tov de huidige situatie

Het RUP laat het huidige grondgebruik ongewijzigd: de huidige bebossing in het plange- bied kan bewaard blijven. Het bosgebied wordt door het RUP planologisch beschermd. Het weiland in het uiterste noordwesten kan ingenomen worden in functie van natuur.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Het verschil tussen het RUP en de autonome ontwikkeling is dat er volgens de geldende bestemming verblijfsrecreatie mogelijk is. Hierdoor zou er verblijfsaccommodatie met inbe- grip van kampeerterreinen, gegroepeerde chalets, kampeerverblijfparken en weekendver- blijfparken kunnen worden opgericht. Door de bestemmingswijziging is dit niet meer mo- gelijk.

5.3.1.2 Doorwerking naar het plan

De volgende aspecten worden nageleefd bij uitvoering van het plan:

 Het voorzien van een compenserende vergoeding voor het verlies van de landbouw- percelen. Ook de gebruiker (indien niet gelijk aan de eigenaar) dient vergoed te worden.

 Het respecteren van de opzeggingstermijn in kader van de pachtwetgeving (indien van toepassing)

5.3.1.3 Conclusie

Het RUP leidt niet tot significant negatieve effecten voor de mens.

5.3.2 Mens – mobiliteit

5.3.2.1 Effectbespreking

Effecten tov de huidige situatie

In de huidige situatie genereert het plangebied geen verkeer. Dit verandert niet na realisatie van het RUP.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Volgens de autonome ontwikkeling zouden er voorzieningen voor verblijfsrecreatie kunnen worden opgericht in het plangebied. Deze zouden een zekere generatie aan gemotoriseerd

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 134 van 166 BE0100046901_0150

verkeer met zich meebrengen, waardoor er effecten m.b.t. verkeersveiligheid, verkeers- leefbaarheid e.d. zouden ontstaan.

5.3.2.2 Doorwerking naar het plan

Er dienen geen maatregelen genomen te worden ten aanzien van mens – mobiliteit.

5.3.2.3 Conclusie

Het RUP veroorzaakt geen effecten op de mobiliteit.

5.3.3 Geluid

5.3.3.1 Effectbespreking

Effecten tov de huidige situatie

In de huidige situatie omvat het plangebied geen significante geluidsbronnen. Er wordt ook geen verkeer gegenereerd. Dit verandert niet na de realisatie van het RUP.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Volgens de autonome ontwikkeling zouden er voorzieningen voor verblijfsrecreatie kunnen worden opgericht in het plangebied. Deze zouden een zekere geluidsproductie en geluids- generatie met zich meebrengen.

5.3.3.2 Doorwerking naar het plan

Er dienen geen maatregelen voorzien te worden

5.3.3.3 Conclusie

Er is geen geluidshinder te verwachten ten gevolge van de realisatie van het RUP.

5.3.4 Lucht en klimaat

5.3.4.1 Effectbespreking

Effecten tov de huidige situatie

In de huidige situatie genereert het plangebied geen emissies, en is er ook geen verkeers- generatie waardoor er verontreinigende stoffen zouden kunnen worden uitgestoten. Het aanwezige bos houdt fijn stof vast en verbetert de luchtkwaliteit. Dit blijft ongewijzigd na realisatie van het RUP.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 135 van 166 BE0100046901_0150

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Bij een autonome ontwikkeling kan een toename van de emissies afkomstig van voertuig- gebruik en gebouwverwarming worden verwacht t.o.v. de bevestiging van het grondgebruik zoals voorgesteld in het RUP.

5.3.4.2 Doorwerking naar het plan

Er dienen geen maatregelen voorzien te worden

5.3.4.3 Conclusie

Er wordt geen afname van de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied verwacht ten gevolge van de realisatie van het RUP.

5.3.5 Water

5.3.5.1 Effectbespreking

Effectbespreking tov de huidige situatie

In de huidige situatie omvat het plangebied geen verharde oppervlaktes. Binnen de toe- komstige bestemming volgens het RUP (‘natuurgebied’) zal de verharde oppervlakte be- perkt blijven. Het optrekken van gebouwen is er niet toegestaan.

Binnen het plangebied zijn geen recent overstroomde gebieden en/of risicozones voor overstromingen gelegen. Het gebied ten westen van het plangebied, de ‘Scham’, is wel gevoelig voor overstromingen. Aangezien het optrekken van gebouwen niet is toegestaan en verhardingen in waterdoorlatende materialen aangelegd dienen te worden, wordt er geen afstroom van water richting de ‘Scham’ verwacht.

De bodems binnen het plangebied zijn matig gevoelig voor grondwaterstromingen. Gezien er geen (ondergrondse) constructies in het plangebied kunnen worden opgericht binnen de toekomstige bestemming in het RUP, worden er geen effecten op de grondwaterstro- ming verwacht.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Bij een autonome ontwikkeling kan er een grotere oppervlakte bebouwd en verhard worden dan na realisatie van het RUP. Dit is ten aanzien van water het belangrijkste verschil tussen het RUP en de autonome ontwikkeling.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 136 van 166 BE0100046901_0150

5.3.5.2 Doorwerking naar het plan

In de stedenbouwkundige voorschriften is opgenomen worden dat voor eventuele verhar- dingen zo veel mogelijk gekozen dient te worden voor waterdoorlatende materialen. Hier- door zal infiltratie van het hemelwater in de bodem mogelijk blijven.

5.3.5.3 Conclusie

Er worden geen significante negatieve effecten op water verwacht ten gevolge van de re- alisatie van het RUP.

5.3.6 Bodem

5.3.6.1 Effectbespreking

Effectbespreking tov de huidige situatie

De toekomstige bestemming volgens het RUP laat geen significante wijzigingen in het bo- demprofiel toe.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Bij de autonome ontwikkeling kunnen er voor de aanleg van verblijfsrecreatieve voorzie- ningen grondwerken plaatsvinden. Deze werken gaan gepaard met (oppervlakkige) uitgra- vingen van het bodemprofiel waardoor de bodem verstoord wordt. Deze effecten treden niet op bij het RUP.

5.3.6.2 Doorwerking naar het plan

Er dienen geen maatregelen voorzien te worden.

5.3.6.3 Conclusie

Er is geen bodemverstoring te verwachten na realisatie van het RUP.

5.3.7 Fauna en flora

5.3.7.1 Effectbespreking

Effectbespreking tov de huidige situatie

Het RUP laat het huidige grondgebruik ongewijzigd: de huidige bebossing in het plange- bied kan bewaard blijven. Hierdoor wordt het bebost gebied planologisch beschermd. Het weiland in het uiterste noordwesten kan ingenomen worden in functie van natuur en kan mogelijks bebost worden.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 137 van 166 BE0100046901_0150

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Bij een autonome ontwikkeling kan het bos in het plangebied ingenomen worden in functie van verblijfsrecreatie. Deze ontwikkeling betekent dat (een gedeelte van) het bosoppervlak verloren zal gaan.

Met de aanleg van recreatievoorzieningen zal ook verstoring optreden door menselijke aanwezigheid en verlichting. Deze effecten treden niet op bij het RUP. Het RUP resulteert ten aanzien van fauna en flora in een positief effect ten opzichte van de autonome ontwik- keling.

5.3.7.2 Doorwerking naar het plan

Er dienen geen maatregelen voorzien te worden.

5.3.7.3 Conclusie

Het RUP veroorzaakt positieve effecten ten aanzien van fauna en flora.

5.3.8 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie

5.3.8.1 Effectbespreking

Effectbespreking tov de huidige situatie

Het plangebied is gelegen binnen de relictzone ‘Essen Duinen, Klein Horendonkse Heide en Magermanse Heide’ die gekenmerkt wordt door beboste landduinen en dus een geslo- ten karakter heeft. Door de realisatie van het RUP wordt een verdere verstoring door be- bouwing tegengegaan.

Effectbespreking tov de geplande ontwikkeling volgens de geldende bestemmings- plannen

Bij een autonome ontwikkeling kan het landschap verder verstoord worden door bebouwing in functie van recreatie. Deze ontwikkeling treedt niet op bij het RUP.

5.3.8.2 Doorwerking naar het plan

Er dienen geen maatregelen voorzien te worden.

5.3.8.3 Conclusie

Er is geen landschappelijke verstoring te verwachten na realisatie van het RUP.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 138 van 166 BE0100046901_0150

5.3.9 Grensoverschrijdende effecten Conform art. 4; §2, 2° van het zogenaamde plan-MER besluit d.d. 12 oktober 200719 moet het verzoek tot raadpleging in voorkomend geval een beoordeling bevatten of het voorge- nomen plan of programma grens- of gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffec- ten kan hebben.

Het plangebied is op Vlaams grondgebied gelegen en is op 1 km van de Nederlandse grens gelegen. Gezien de aard, context en omvang van het plan, kan echter gesteld worden dat in onderhavig geval het voorgenomen plan geen aanzienlijke (gewest)grensoverschrij- dende milieueffecten kan hebben.

5.3.10 Conclusie Voorgaande effectbespreking heeft aangetoond dat de effecten die zich op de diverse mi- lieuaspecten voordoen bij de realisatie van deelplan 2 positief te noemen zijn. Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat het voorliggende RUP niet plan-MER-plichtig is.

19 Besluit Vlaamse Regering d.d. 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s (B.S. 07/11/2007)

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 139 van 166 BE0100046901_0150

6 Ruimtebalans

Tabel 11: Ruimtebalans

Bestemmingscategorie Oppervlakte gewestplan (ha) Oppervlakte RUP (ha) Recreatie x.xx x.xx Reservaat en natuur x.xx x.xx Landbouw x.xx x.xx TOTAAL 8,91 8,91

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 140 van 166 BE0100046901_0150

7 Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepas- sing kan zijn

Kaart 18: Deelplan 2 - Grafisch register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn

Een plan dat een perceel een nieuwe of aangepaste bestemming geeft, kan de waarde van dat perceel beïnvloeden. Planschade, kapitaalschade en gebruikersschade zijn finan- ciële regelingen waarbij de overheid de waardevermindering van gronden als gevolg van een planwijziging vergoedt. Bij de planbatenregeling betaalt de burger een belasting op de meerwaarde die gronden krijgen door een planwijziging.

Overeenkomstig artikel 2.2.2.,§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening moet een ruimtelijk uitvoeringsplan een register bevatten van de percelen waarop een bestemmings- wijziging wordt doorgevoerd of een overdruk wordt aangebracht die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal- of gebruikerssscha- decompensatie. Een grafisch register in die zin is weergegeven op de bijbehorende kaart.

Dit hoofdstuk verschaft uitleg over de items planschade, planbaten, kapitaalschade en ge- bruikersschade die in het grafisch register worden opgenomen.

Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis. Bij de planopmaak wordt geen onderzoek verricht naar de eigendomsstructuur van de percelen, naar de aan- wezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing noch naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake de genoemde vergoedingen.

7.1 Planschade

7.1.1 Het begrip planschade

De planschaderegeling is een vergoedingsregeling voor eigenaars van gronden die door een bestemmingswijziging minder waard worden. Het moet gaan om een bestemmingswij- ziging waarbij de grond vóór de wijziging bebouwbaar was, terwijl bouwen of verkavelen na de wijziging niet meer toegelaten is.

7.1.2 Het bedrag van de vergoeding

De planschadevergoeding bedraagt 80% van de waardevermindering van de grond als gevolg van de bestemmingswijziging.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 141 van 166 BE0100046901_0150

7.1.3 Toekenning van planschadevergoeding

Een planschadevergoeding wordt niet automatisch toegekend. De eigenaar die er recht op meent te hebben, dient een planschadevordering in bij de rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank beoordeelt of aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan en stelt een deskun- dige aan die een raming maakt van de geleden schade (de waardevermindering).

De aanvraag voor planschadevergoeding moet worden ingediend binnen het jaar, na:

 verkoop van de grond of inbreng in een vennootschap;

 weigering van een vergunning;

 aflevering van een negatief stedenbouwkundig attest.

Het recht op planschadevergoeding vervalt vijf jaar na de inwerkingtreding van het plan.

7.1.4 Uitzonderingen en vrijstellingen

Een planschadevergoeding wordt slechts toegekend onder voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn:

 het perceel moet gelegen zijn aan een uitgeruste weg;

 enkel de eerste 50 meter vanaf die weg komt in aanmerking voor een planschadever- goeding.

Er gelden een aantal uitzonderingen waarin geen planschade verschuldigd is. Zo is er geen recht op een planschadevergoeding in volgende gevallen:

 bij een bouwverbod dat voortvloeit uit een onteigeningsbeslissing;

 wanneer de waardevermindering minder dan 20% bedraagt van de waarde van het per- ceel.

7.1.5 Meer informatie over planschade

Meer informatie over de planschaderegeling is te vinden in artikel 2.6.1 tot en met 2.6.3. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De codex kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving.

De percelen die aanleiding kunnen geven tot planschade worden op het grafisch register weergegeven.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 142 van 166 BE0100046901_0150

7.2 Planbaten

7.2.1 Het begrip planbaten

De planbatenheffing is een belasting op de meerwaarde die een perceel krijgt door een bestemmingswijziging. Dat is het geval bij bestemmingswijzigingen waarbij onbebouwbare percelen herbestemd worden tot woonzone, zone voor bedrijvigheid of recreatiezone.

7.2.2 Het bedrag van de heffing

De planbatenheffing bedraagt tussen 1% en 30% van de geschatte meerwaarde van het perceel. De meerwaarde wordt onderverdeeld in opeenvolgende schijven waarop een stij- gend percentage tussen 1 en 30 van toepassing is. Hoe groter de meerwaarde, hoe meer die dus belast wordt.

7.2.3 Inning van de planbatenheffing

De eigenaar van een perceel waarop een planbatenheffing rust ontvangt een aanslagbiljet van de Vlaamse Belastingsdienst. Een heffingsplichtige kan bij de Vlaamse belastings- dienst een bezwaar indienen tegen de aanslag. De voorwaarden zijn vermeld op het aan- slagbiljet.

De planbaten worden in principe slechts betaald op het moment dat de meerwaarde wordt gerealiseerd (bijvoorbeeld bij verkoop van de grond of het bebouwen van de grond). Wie vroeger betaalt kan echter een vermindering krijgen.

7.2.4 Uitzonderingen en vrijstellingen

Op de planbatenregeling gelden een aantal uitzonderingen. Dit zijn de belangrijkste:

 er is geen planbatenheffing verschuldigd wanneer de bestemmingswijziging die plan- baten veroorzaakt op minder dan 25% van het perceel betrekking heeft of op minder dan 200 m²;

 percelen waarop een vergunde zonevreemde woning of bedrijf staat zijn vrijgesteld van planbatenheffing indien de grond wordt bestemd voor woningen of bedrijven;

 er is geen planbatenheffing verschuldigd wanneer de bestemmingswijziging niet tot ge- volg heeft dat voor de grond een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning kan verkregen worden.

7.2.5 Meer informatie over planbaten

Meer informatie over de planbatenregeling is te vinden in artikel 2.6.4. tot een met 2.6.19. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De codex kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 143 van 166 BE0100046901_0150

Het plan lijkt geen aanleiding te geven tot planbaten

7.3 Kapitaalschade

7.3.1 Het begrip kapitaalschade

Kapitaalschade is de schade die de eigenaar van een landbouwgrond ondervindt als ge- volg van:

 een bestemmingswijziging van “landbouw” naar “natuur”, “bos” of “overig groen”;

 het in een plan opnemen van een overdruk die de economische aanwending van land- bouwgrond beïnvloedt;

 het opleggen van een erfdienstbaarheid die de economische aanwending van land- bouwgrond beïnvloedt.

Voor kapitaalschade kan een kapitaalschadecompensatie worden gevraagd.

7.3.2 Het bedrag van de kapitaalschadecompensatie

De compensatie voor kapitaalschade bedraagt 80% van de waardevermindering.

7.3.3 Toekenning van de kapitaalschadecompensatie

De kapitaalschadecompensatie wordt niet automatisch toegekend. De eigenaar die er recht op meent te hebben dient een aanvraag in bij de Vlaamse Landmaatschappij.

De aanvraag moet ingediend worden binnen het jaar na de inwerkingtreding van het plan.

7.3.4 Voorwaarden

Het perceel heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare of behoort tot een groep percelen van dezelfde eigenaar met een totale oppervlakte van tenminste 0,5 hectare.

Het perceel moet geregistreerd zijn in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem van de landbouwadministratie.

7.3.5 Meer informatie over kapitaalschadecompensatie

De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. tot en met 6.3.3. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De modaliteiten, randvoorwaarden en wijze waarop de vergoedingen bepaald worden zijn ge- regeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 houdende de oprichting van de kapitaalschadecommissies en tot regeling van de kapitaalschadecompensatie.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 144 van 166 BE0100046901_0150

Zowel het Decreet grond- en pandenbeleid als het besluit over de kapitaalschaderegeling zijn terug te vinden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving.

De contactgegevens van de VLM zijn terug te vinden via www.vlm.be. E-mail naar vergoe- [email protected]

Het plan lijkt geen aanleiding te geven tot kapitaalschadecompensatie.

7.4 Gebruikersschade

7.4.1 Het begrip gebruikersschade

Gebruikersschade is de economische schade die de gebruiker van een landbouwgrond ondervindt als gevolg van:

 een bestemmingswijziging van “landbouw” naar “natuur”, “bos” of “overig groen”;

 het in een plan opnemen van een overdruk die de economische aanwending van land- bouwgrond beïnvloedt;

 het opleggen van een erfdienstbaarheid die de economische aanwending van land- bouwgrond beïnvloedt.

Voor gebruikersschade kan een gebruikerscompensatie worden gevraagd.

7.4.2 Het bedrag van de gebruikerscompensatie

Het bedrag wordt geval per geval berekend op basis van de gegevens die over een perceel en het bedrijf in kwestie zijn opgenomen in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem (GBCS) van de Vlaamse administratie.

7.4.3 Toekenning van de gebruikerscompensatie

De gebruikerscompensatie wordt niet automatisch toegekend. De gebruiker van landbouw- grond die er recht op meent te hebben, dient een aanvraag in bij de Vlaamse Landmaat- schappij.

De aanvraag moet ingediend worden binnen het jaar na de inwerkingtreding van het plan.

7.4.4 Voorwaarden

Het perceel heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare of behoort tot een groep percelen van dezelfde gebruiker met een totale oppervlakte van tenminste 0,5 hectare.

Het perceel is geregistreerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem van de land- bouwadministratie.

De gebruiker heeft een persoonlijk of zakelijk recht op de grond.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 145 van 166 BE0100046901_0150

De gebruiker is als landbouwer geïdentificeerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controle- systeem.

De gebruiker kan het effectieve gebruik van de grond aantonen op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

7.4.5 Meer informatie over gebruikerscompensatie De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswij- zigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. De modaliteiten, de rand- voorwaarden en de wijze waarop de vergoedingen bepaald worden zijn geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende vaststelling van een kader voor gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarhe- den van openbaar nut.

Zowel het decreet als het besluit van de Vlaamse Regering over gebruikerscompensatie zijn te vinden op www.codex.vlaanderen.be. Geef op het zoekscherm de term ‘gebruikers- compensatie’ in bij ‘zoeken op woorden in het opschrift’. De contactgegevens van de VLM zijn terug te vinden via www.vlm.be E-mail naar [email protected]

Het plan lijkt geen aanleiding te geven tot gebruikersschade.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 146 van 166 BE0100046901_0150

8 Op te heffen voorschriften

Via dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt het voorschrift van het gewestplan nr. 16 Turnhout (KB 30/09/1977 en wijzigingen) opgeheven voor die percelen die gelegen zijn binnen de grenzen van het plangebied:

 Gebied voor verblijfsrecreatie. De gebieden voor verblijfsrecreatie zijn bestemd voor de recreatieve en toeristische accommodatie alsmede de verblijfsaccommodatie met inbe- grip van de kampeerterreinen, de gegroepeerde chalets, de kampeerverblijfparken en de weekendverblijfparken.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 147 van 166 BE0100046901_0150

DEEL 3 BIJLAGEN

1 Natuurtoetsen

1.1 Inleiding

1.1.1 Toets aan Artikel 16 van het Natuurdecreet (algemene natuurtoets)

Artikel 16 van het Natuurdecreet stelt dat in het geval van een vergunningsplichtige activi- teit de bevoegde (vergunningverlenende) overheid er zorg voor draagt dat er geen vermijd- bare schade kan ontstaan, door de vergunning te weigeren of door redelijkerwijze voor- waarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen. De alge- mene natuurtoets gaat na of vermijdbare schade wordt veroorzaakt. Vermijdbare schade is de schade die kan vermeden worden door de activiteit op een andere wijze uit te voeren (bijvoorbeeld met andere materialen, op een andere plaats,…). Het betreft dus niet de schade die onvermijdelijk het gevolg is van de totstandkoming van een bepaalde ontwik- keling maar werkelijk de schade die vermeden kan worden.

1.1.2 Toets aan het soortenbesluit

Het soortenbesluit (goedgekeurd door de Vlaamse regering op 15 mei 2009) heeft een ruim toepassingsgebied en behelst alle inheemse wilde vogelsoorten (categorie 2) en alle soorten van Bijlage IV van de habitatrichtlijn (waaronder ook alle vleermuissoorten).

De bescherming heeft voor beschermde vogelsoorten enerzijds betrekking op specimens en anderzijds op nesten. De bescherming van specimens impliceert dat de volgende han- delingen verboden zijn:

 het opzettelijk doden;

 het opzettelijk vangen;

 het opzettelijk en betekenisvol verstoren, in het bijzonder tijdens de perioden van de voortplanting, de afhankelijkheid van de jongen, de overwintering en tijdens de trek.

Deze bepaling is niet beperkt tot bepaalde beschermde gebieden maar geldt overal in Vlaanderen.

De term 'betekenisvol verstoren' is op te vatten als ‘een verstoring die meetbare en aan- toonbare gevolgen heeft voor de staat van instandhouding van een soort’.

Factoren die als dusdanig kunnen worden beschouwd, zijn:

 Elke activiteit die bijdraagt tot de afname op lange termijn van de grootte van de popu- latie (populatieomvang) van de betrokken soort in het gebied of tot een geringe afname waardoor in vergelijking met de begintoestand de soort niet langer een levensvatbare component van de natuurlijke habitat kan blijven;

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 148 van 166 BE0100046901_0150

 Elke activiteit die ertoe bijdraagt dat het verspreidingsgebied van de soort in het gebied kleiner wordt of dreigt te worden;

 Elke activiteit die ertoe bijdraagt dat de omvang van de habitat van de soort in het ge- bied kleiner wordt

1.1.3 Toets aan Artikel 26bis van het Natuurdecreet (verscherpte natuurtoets)

In uitvoering van het Natuurdecreet werd een Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) afgeba- kend, bestaande uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwik- keling (GENO).

In het zuiden grenst het plangebied aan het VEN-gebied “Kalmthoutse heide”.

Artikel 26bis geeft aan dat er dient aangetoond te worden dat een activiteit die doorgaat in of in de omgeving van het VEN geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de na- tuur in het VEN kan veroorzaken (verscherpte natuurtoets).

Wordt voor een activiteit, binnen of buiten het VEN, een vergunning aangevraagd, dan mag de overheid deze niet toestaan als deze activiteit onvermijdbare en onherstelbare schade kan aanrichten aan de natuur van het VEN. Een gemeente, provincie, ... vraagt in zulke gevallen (bijvoorbeeld in het kader van een bouwvergunning of een milieuvergunning) steeds advies aan het Agentschap voor Natuur en Bos. Er kunnen voorwaarden worden opgelegd om de werken te kunnen toestaan of vergunnen.

Onvermijdbare schade is de schade die men hoe dan ook zal veroorzaken, op welke wijze men de activiteit ook uitvoert. Vermijdbare schade is die schade die kan vermeden worden door de activiteit op een andere wijze uit te voeren (bvb. met andere materialen, op een andere plaats, …) en is overal in Vlaanderen verboden.

Onherstelbare schade betekent dat de schade niet meer kan hersteld worden. Onder her- stel van de schade, wordt herstel verstaan op de plaats van beschadiging met een kwan- titatief en kwalitatief gelijkaardig habitat als deze die er voor de beschadiging aanwezig was.

Een vergunning voor onvermijdbare schade die wel herstelbaar is, mag dus wel worden toegestaan.

Aangezien het plangebied in zuidelijke richting aan het GEN-gebied “Kalmthoutse heide” grenst en aangezien het niet uitgesloten is dat het plan onvermijdbare en onherstelbare schade kan verrichten op dit beschermd gebeid, wordt in voorliggend document een ver- scherpte natuurtoets uitgevoerd.

1.1.4 Toets aan Artikel 36ter van het Natuurdecreet (voortoets)

Volgens Artikel 36ter van het Natuurdecreet dient de administratieve overheid in de speci- ale beschermingszones (SBZ), ongeacht de bestemming van het betrokken gebied, de nodige instandhoudingsdoelstellingen te nemen, die steeds dienen te beantwoorden aan

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 149 van 166 BE0100046901_0150

de ecologische vereisten van de typen habitats vermeld in Bijlage I van dit decreet en de soorten vermeld in de bijlage II, III en IV van dit decreet. Verder stelt Artikel 36ter dat de administratieve overheid in deze gebieden tevens alle nodige maatregelen dient te nemen om:

 elke verslechtering van de natuurkwaliteit en het natuurlijk milieu van de habitats van Bijlage I van dit decreet en van de habitats van de soorten vermeld in de bijlage II, III, en IV van dit decreet in een speciale beschermingszone te vermijden

 elke betekenisvolle verstoring van een soort vermeld in de bijlage II, III of IV van dit decreet in een SBZ te vermijden.

Een vergunningsplichtige activiteit waarvan verondersteld kan worden dat het toch een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een SBZ kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een zgn. ‘passende beoordeling’ wat betreft de beteke- nisvolle effecten voor de SBZ. De overheid die over een vergunningsaanvraag moet be- slissen, mag de vergunning slechts toestaan indien de activiteit geen betekenisvolle aan- tasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken SBZ kan veroorzaken.

Aangezien het plangebied zich situeert in de onmiddellijke omgeving van het Habitat- en Vogelrichtlijngebied ‘Kalmthoutse heide’, wordt er in het kader van het RUP een passende beoordeling uitgevoerd. Deze passende beoordeling wordt uitgevoerd onder de vorm van een zogenaamde screening of voortoets.

In voorliggende voortoets komen volgende aspecten aan bod:

 het al of niet aanwezig zijn van een SBZ binnen de invloedssfeer van de voorgenomen activiteit;

 beschrijving van de speciale beschermingszones;

 beschrijving en beoordeling van de effectengroepen welke een rol spelen en welke een effect kunnen hebben op habitattypen en soorten.

Uitgaande van deze beschrijving wordt op basis van expertenoordeel nagegaan of het plan een effect kan hebben op de goede staat van instandhouding van de SBZ, de beschermde habitats en soorten.

Aangezien het plangebied in zuidelijke richting aan de SBZ-H “Kalmthoutse heide” grenst, wordt in voorliggend document een passende beoordeling uitgevoerd. Tevens is een deel van het plangebied als SBZ-V ‘Kalmthoutse heide’ aangeduid.

1.2 Beschrijving van het plan

Voor de beschrijving van het plan wordt verwezen naar het RUP Recreatiezone Wildert (Deelplan 1).

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 150 van 166 BE0100046901_0150

1.3 Beschrijving van de referentiesituatie

1.3.1 Beschrijving van het plangebied

Voor een gedetailleerde beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar hoofdstuk 3.3 in het RUP Recreatiezone Wildert (Deelplan 1).

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 151 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 31: Aanduiding van SBZ, VEN en natuurreservaten t.h.v. het plangebied

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 152 van 166 BE0100046901_0150

1.3.2 Beschrijving van VEN-gebied

Het plangebied grenst in het zuiden aan het VEN-gebied nummer 301, zijnde ‘De Kalmt- houtse heide’. Het betreft een grote eenheid natuur (GEN). Voor een beschrijving van de natuurwaarden die binnen het VEN-gebied voorkomen, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.6.1 in het RUP Recreatiezone Wildert (Deelplan 1) en naar de beschrijving van de aan- wezige Bijlage I habitats.

1.3.3 Beschrijving van de Speciale Beschermingszones en bijlage III soorten

1.3.3.1 Beschrijving van het SBZ Habitatrichtlijngebied (BE2100015) ‘Kalmthoutse heide’

De speciale beschermingszone is aangeduid omwille van het voorkomen van volgende soorten en habitats.

Bijlage I – habitats

Tabel 12: Bijlage I – habitats

Code Omschrijving BWK-types 2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten cg, cgb (cm, cd) 2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten ha, hab, dm op landduinen 3110 Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische aom zandvlakten met amfibische vegetatie: Lobelia, Littorellia en Isoëtes 3130 Oligotrofe wateren van het Midden-Europese en peri-al- aom piene gebied met Littorella- of Isoëtesvegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevallen oevers (Nanocy- peretalia) 4010 Noordatlantische vochtige heide met Erica tetralix ce, ceb, ces (cm, sm) 4030 Droge heide (alle subtypen) cg, cgb, cv, sg (cm, cd, cp) 7150 Slenken in veengronden (Rhynchosporion) ce, ao

Binnen het plangebied zelf zijn geen Europese habitats aanwezig.

Bijlage II - soorten

1042 Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis)

Afgaande van de waarnemingen (van telkens één exemplaar) bestaat de kans dat er een zeer kleine populatie van de Gevlekte witsnuitlibel aanwezig is in de Kalmthoutse heide. De soort komt niet voor in de directe omgeving van het plangebied.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 153 van 166 BE0100046901_0150

1.3.3.2 Beschrijving van het SBZ Vogelrichtlijngebied (BE2100323) ‘Kalmthoutse heide’

Het Vogelrichtlijngebied is voor de volgende soorten aangewezen:

Tabel 13: Soorten waarvoor vogelrichtlijngebied is aangewezen

Soort Populatiegrootte Seizoen Minimum Maximum Bergeend 220 Wintergast of doortrekker niet Annex I Blauwe kiekendief 8 Niet broedend Annex I Blauwe reiger Wintergast of doortrekker niet Annex I Boomleeuwerik 10 Broedvogel Annex I Bruine kiekendief 2 Niet broedend Annex I Dodaars 45 Wintergast of doortrekker niet Annex I Duinpieper 1 Broedvogel Annex I Grauwe gans Wintergast of doortrekker niet Annex I Grutto 900 Wintergast of doortrekker niet Annex I Kemphaan 50 Niet broedend Annex I Kolgans Wintergast of doortrekker niet Annex I Korhoen 10 (4 bp) Niet broedend Annex I Kraakeend 40 Wintergast of doortrekker niet Annex I Kuifeend 110 Wintergast of doortrekker niet Annex I Meerkoet 35 Wintergast of doortrekker niet Annex I Nachtzwaluw 3 Broedvogel Annex I Pijlstaart 170 Wintergast of doortrekker niet Annex I Porseleinhoen Niet broedend Annex I Regenwulp 3000 6000 Wintergast of doortrekker niet Annex I Rietgans Wintergast of doortrekker niet Annex I Rode Wouw 4 Niet broedend Annex I Slobeend 300 Wintergast of doortrekker niet Annex I Smelleken Niet broedend Annex I Smiet 85 Wintergast of doortrekker niet Annex I Tafeleend 130 Wintergast of doortrekker niet Annex I Velduil 5 Niet broedend Annex I Wespendief 1 Broedvogel Annex I Wilde eend 1400 Wintergast of doortrekker niet Annex I Wilde zwaan 4 Niet broedend Annex I Wintertaling 720 Wintergast of doortrekker niet Annex I Witoogeend Niet broedend Annex I Wulp > 3000 Wintergast of doortrekker niet Annex I Zwarte specht 2 Broedvogel Annex I Zwarte stern 16 Niet broedend Annex I

Het vogelrichtlijngebied is ook aangeduid als RAMSAR-gebied ‘Het reservaat ‘De Kalmt- houtse Heide’ (7BE005).

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 154 van 166 BE0100046901_0150

1.3.3.3 Beschrijving van de verspreiding van de soorten van Bijlage III van het Natuurdecreet

Op Bijlage III van het Natuurdecreet staan dier- en plantensoorten van communautair be- lang die strikt moeten worden beschermd. Deze lijst bevat de volgende diersoorten: insect (Gevlekte witsnuitlibel), amfibieën (Kamsalamander, Vroedmeesterpad, Heikikker, Knof- lookpad, Rugstreeppad, Boomkikker en Gladde slang), en zoogdieren (18 soorten vleer- muizen, Hazelmuis, Hamster en Otter). De plantensoorten die op deze lijst weergegeven zijn, zijn schorpioenmos, Kruipend moerasscherm, Drijvende waterweegbree, Groen- knolorchis.

Het actueel voorkomen van de soorten werd afgeleid uit het voorlopige IHD-rapport van Kalmthoutse Heide. Uit deze gegevens kan afgeleid worden dat de voormelde soorten niet voorkomen in de directe omgeving van het plangebied.

1.3.4 Beschrijving van de bijlage IV - soorten

Bijlage IV van de Habitatrichtlijn bevat een aantal soorten waarvoor de lidstaten strikte beschermingsmaatregelen dienen te nemen, zowel binnen als buiten de Habitatrichtlijnge- bieden. Het leefgebied van deze soorten mag niet worden aangetast.

Volgens de inventarisatiegegevens uit het voorlopige IHD-rapport van Kalmthoutse Heide komt enkel de Zwarte specht als bijlage IV – soort voor in de directe omgeving van het plangebied. In de gegevens van www.waarnemingen.be wordt geen melding gemaakt van de aanwezigheid van aangemelde vogelsoorten binnen het plangebied.

1.4 Effectbeschrijving en –beoordeling

1.4.1 Toets aan Artikel 26bis van het Natuurdecreet (verscherpte natuurtoets)

1.4.1.1 Is er verandering?

Het plangebied grenst in het zuiden aan het VEN-gebied Kalmthoutse heide. In het VEN- gebied zelf worden geen ingrepen gepland. De inrichting van het plangebied volgens het RUP, leidt bijgevolg niet tot een rechtstreeks verlies aan ecotopen in het VEN-gebied.

Door de herbestemming van natuur naar recreatie kan er wel een toename van het aantal recreanten verwacht worden en dus ook van het aantal vervoersbewegingen, lichtversto- ring, geluidsdruk en productie van afvalwater. Hierdoor kunnen er onrechtstreekse effecten vanuit het plangebied op het VEN-gebied ontstaan.

In de huidige situatie is de geluidsproductie ter hoogte van het plangebied voornamelijk afkomstig van de landbouw- en voetbalactiviteiten en het verkeer. In de geplande situatie zal de geluidsproductie in de omgeving van het plangebied licht toenemen. De geluidssi- tuatie wordt bepaald door activiteiten die plaatsvinden in het vakantiedomein en op de

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 155 van 166 BE0100046901_0150

sportvelden en bijkomende verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Op de terrei- nen die bestemd worden voor openlucht recreatie zijn geen gemotoriseerde sporten toe- gelaten. De geluidshinder van de activiteiten binnen het plangebied zal naar de omgeving toe beperkt zijn. Bovendien wordt rondom de ganse recreatiezone een bufferzone voorzien met een diepte van 20 m. Deze bufferzone zal een fysieke afscherming vormen van het natuurgebied t.o.v. het recreatiegebied.

De ontsluiting van het plangebied zal gebeuren via Huybergsebaan. Deze baan vormt de harde grens tussen het plangebied en het VEN. In een worst case benadering worden er maximaal 954 autobewegingen per weekdagetmaal verwacht ten gevolge van de activitei- ten voorzien in het RUP. Uit de discipline Geluid blijkt dat deze toename gepaard gaat met een verandering van het geluidsklimaat van minder dan 1 dB. De effecten van het verkeer ten aanzien van geluid worden dan ook beperkt geacht.

Lichthinder ten aanzien van het VEN-gebied als gevolg van de verlichting van bv. de huis- jes en paden binnen het plangebied zal vergelijkbaar zijn met deze van de woningen / weekendwoningen in de bossen in de directe omgeving van het plangebied. Ook binnen het plangebied zijn in de huidige situatie reeds (permanente) verblijven aanwezig. Door de (gedeeltelijke) inname van het bebost perceel in het zuidwesten van het plangebied ont- staat er lichtverstoring die er voorheen niet was. De aanwezige soorten kunnen hiervan hinder ondervinden. In het RUP worden daarom de principes van “goed verlichten” opge- nomen.

Gezien de aanleg van een collector in de Nolsebaan – Steenovenstraat opgenomen is in het optimalisatieprogramma 2016-2020, kan gesteld worden dat op korte termijn het afval- water via een riolering aangesloten kan worden op een operationele waterzuiveringsinstal- latie. Het afvalwater afkomstig van het plangebied dient op deze riolering aangesloten te worden waardoor er op het VEN-gebied geen effecten ten gevolge van de lozing van af- valwater verwacht worden.

Recreanten zijn bewust op zoek naar natuur en wandel, fiets, ontspanningsmogelijkheden. Zij zijn meer geneigd dan een permanente bewoner om ‘de natuur in te trekken’. Met de volledige inrichting van het plangebied in functie van recreatie, kan het RUP een bijko- mende recreatiedruk teweeg brengen op het aangrenzende VEN-gebied.

De mate waarin deze toename van gebruikers ook impact heeft op fauna en flora is sterk gecorreleerd met het beheer. Momenteel is de Kalmthoutse heide beperkt toegankelijk. Ter hoogte van de Huybergsebaan vertrekt maar één wandelroute. Bij een behoud van deze situatie en aangepast beheer, zal de impact van het RUP op het VEN-gebied minimaal zijn.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 156 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 32: Recreatieroutes doorheen Kalmthoutse heide t.h.v. plangebied

Versnipperings- en barrière effecten ten aanzien van het VEN worden minder relevant ge- acht aangezien het plangebied niet overlapt met een VEN-gebied en zich situeert op de noordelijke rand van het VEN. Het plangebied heeft bijgevolg geen corridorwerking met een ander VEN-gebied.

1.4.1.2 Is de verandering nadelig?

Gezien de beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen, gezien de toename van de geluidsproductie binnen het plangebied beperkt zal zijn en gezien de Huybergsebaan op de grens ligt van het VEN-gebied, wordt er geen significant negatief effect op het VEN- gebied verwacht ten gevolge van het RUP.

1.4.1.3 Is deze schade vermijdbaar en/of herstelbaar (bv. qua uitvoering, locatie)?

Er wordt geen rechtstreekse schade toegebracht aan het VEN-gebied ten gevolge van het RUP. Het gebruik van het aangrenzende VEN-gebied door de recreanten is echter niet tegen te houden, maar kan wel gestuurd worden door het beperkt toegankelijk houden van het VEN-gebied.

1.4.1.4 Is het project van groot openbaar belang?

Het betreft geen plan van groot openbaar belang.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 157 van 166 BE0100046901_0150

1.4.1.5 Zijn schadebeperkende maatregelen noodzakelijk?

Om verstoring ten aanzien van het zuidelijk gelegen VEN-gebied bijkomend te beperken, wordt binnen de contouren van het plangebied langs de Huybergsebaan, Nolsebaan en Steenovenstraat een groenscherm van 20 m voorzien. Dit groenscherm zorgt enkel voor een afscherming van de activiteiten binnen het plangebied. De verstoring ten gevolge van het verkeer op de Huybergsebaan zal er niet door afgeschermd worden. Idealer wordt de weg verlegd zodanig dat het groenscherm ook zorgt voor een afscherming van de voertui- genbewegingen. Aangezien er zich 3 woningen langs de Huybergsebaan bevinden, is deze optie technisch niet haalbaar. Het VEN-gebied kan bijgevolg verstoord worden ten gevolge van het wegverkeer. Gezien het aantal bijkomende verkeersbewegingen echter beperkt geacht wordt, zal de bijkomende verstoring niet significant zijn ten opzichte van de huidige situatie.

Andere schade beperkende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.

Op basis van bovenstaande gegevens kan er besloten worden dat er geen significant negatieve effecten te verwachten zijn op het VEN-gebied.

1.4.2 Toets aan Artikel 36ter van het Natuurdecreet (voortoets)

1.4.2.1 Effecten op het Habitatrichtlijngebied ‘Kalmthoutse heide’ (BE2100015)

Bijlage I - habitats

Aangrenzend aan het plangebied bevindt zich in het zuiden ervan het Habitatrichtlijngebied Kalmthoutse heide.

In het Habitatrichtlijngebied zelf zijn geen ingrepen gepland. Binnen het plangebied komen geen Europees beschermde habitats voor.

Als gevolg van de realisatie van het plan worden tevens geen indirecte effecten, zoals verdroging, verontreiniging, … op het Habitatrichtlijngebied verwacht.

Er kan besloten worden dat het plan geen significant negatieve effecten tot gevolg zal heb- ben op de instandhoudingsdoelstellingen die voorop gesteld zijn voor de Bijlage I habitats.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 158 van 166 BE0100046901_0150

Figuur 33: Habitatkaart t.h.v. plangebied

Het eiken-berkenbos met Grove den zal door het RUP deels ingenomen worden met de inrichting als vakantiedomein. De ontboste oppervlakte dient in het kader van het Bosde- creet in natura gecompenseerd te worden.

Bijlage II – soorten

De Gevlekte witsnuitlibel wordt opgegeven als bijlage II soort die voorkomt in de Kalmt- houtse heide. De libel is zeer zeldzaam en met uitsterven bedreigd. De libel komt vooral voor in de buurt van Habitattypes 3140 en 3150. Deze komen echter niet voor in de buurt van het plangebied.

De waterkwaliteit heeft een belangrijke impact op het overleven van de soort. Ter hoogte van het plangebied komen echter geen waterlopen voor. Bovendien kan het geprodu- ceerde afvalwater aangesloten worden op de riolering. Er worden bijgevolg geen effecten op het oppervlaktewater verwacht omwille van het plan.

Het voortbestaan van de Gevlekte witsnuitlibel wordt dus niet beïnvloed door het RUP.

Er kan besloten worden dat er geen significant negatieve effecten te verwachten zijn op het Habitatrichtlijngebied ‘Kalmthoutse heide’.

1.4.2.2 Effecten op het Vogelrichtlijngebied ‘Kalmthoutse heide’ (BE2100323)

Het Vogelrichtlijngebied Kalmthoutse heide overlapt deels met het plangebied. Op basis van de beschikbare gegevens zijn er binnen het plangebied geen waarnemingen bekend

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 159 van 166 BE0100046901_0150

van de aangemelde soorten van dit Vogelrichtlijngebied. De oude dennen binnen het plan- gebied vormen echter wel een mogelijk geschikt biotoop voor Zwarte specht. Het kan bij- gevolg niet uitgesloten worden dat deze soort ook voorkomt binnen het plangebied.

Het RUP heeft tot doel om onder meer het bebost perceel dat deel uitmaakt van het Vo- gelrichtlijngebied te herbestemmen van natuurgebied naar recreatiegebied. Een gedeelte van het bos zal bijgevolg verdwijnen. Er wordt verwacht dat deze ingreep geen significant effect zal hebben op de instandhoudingsdoelstellingen voor Zwarte specht. Toch wordt er een mogelijk geschikt biotoop voor Zwarte specht aangetast.

Het akkerperceel in het zuidoosten van het plangebied vormt geen habitat voor de aange- melde soorten. De inname van dit deel van het Vogelrichtlijngebied resulteert bijgevolg niet in significant effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Vogelrichtlijngebied.

Langs de Huybergsebaan, Nolsebaan en Steenovenstraaat wordt in het RUP een groen- scherm van 20 m voorzien. Dit groenscherm zorgt enkel voor een afscherming van de activiteiten binnen het plangebied. De verstoring ten gevolge van het verkeer op de Huy- bergsebaan zal er niet door afgeschermd worden. Idealer wordt de weg verlegd zodanig dat het groenscherm ook zorgt voor een visuele afscherming van de voertuigenbewegin- gen. Aangezien er zich 3 woningen langs de Huybergsebaan bevinden, is deze optie echter technisch niet haalbaar. Het Vogelrichtlijngebied kan bijgevolg verstoord worden ten ge- volge van het wegverkeer. Gezien het aantal bijkomende verkeersbewegingen echter be- perkt geacht wordt, zal de bijkomende verstoring niet significant zijn ten opzichte van de huidige situatie.

Het versnipperend effect van de (gedeeltelijke) inname van het bebost perceel in het zuid- westen van het plangebied wordt ten aanzien van het Vogelrichtlijngebied beperkt negatief beoordeeld. Het plangebied overlapt immers met de uiterst noordelijke rand van het Vo- gelrichtlijngebied. Binnen het RUP worden ook initiatieven genomen om de corridorfunctie van de overige percelen binnen het plangebied op te waarderen zoals het opleggen van een minimum percentage onbebouwde ruimte per ha.

Het RUP betekent een inname van mogelijk geschikt biotoop voor Zwarte specht. Er wordt echter geen significant effect verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen voor deze soort.

Het verlies aan bosvegetaties binnen het Vogelrichtlijngebied wordt in het kader van het Bosdecreet gecompenseerd.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 160 van 166 BE0100046901_0150

1.4.2.3 Effecten op Bijlage III – soorten

In de omgeving van het plangebied komen geen Bijlage III soorten voor. Er worden bijge- volg geen effecten ten gevolge van het RUP verwacht op de instandhouding van deze soorten.

1.4.2.4 Effecten op Bijlage IV – soorten

Zwarte specht is de enige Bijlage IV – soort die voorkomt in de directe omgeving van het plangebied. In het Vlaams deel van het Grenspark De Zoom broedt de soort vooral in dode naaldbomen.

In het zuidwesten van het plangebied komt een eiken-berkenbos en een aanplant van Grove den voor. Dit bos heeft potentieel voor het voorkomen van de Zwart specht. Met de realisatie van het plan zal een gedeelte van het bos verdwijnen in functie van het vakantie- domein.

In de directe omgeving van het plangebied komen echter nog voldoende geschikte bioto- pen voor waardoor de instandhouding van de Zwart specht niet in het gedrang komt door de realisatie van het plan.

1.5 Besluit

Er worden geen significant negatieve effecten verwacht zijn op het VEN-gebied door de realisatie van het RUP.

Het RUP heeft geen impact op de Europees beschermde habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) wat betreft de oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwa- liteit van deze habitats. Er zijn ook geen significant negatieve effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangemelde soorten van het Vogelrichtlijngebied, Bijlage III en Bijlage IV – soorten.

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 161 van 166 BE0100046901_0150

2 Bronvermelding juridische aspecten en andere relevante (sectorale) gegevens

Dataset Bronvermelding

Gewestplan(nen) Vlaamse overheid, departement RWO – Gewestplan, raster, toestand 01/01/2002, bijgewerkt tot 02/05/2011 Vlaamse overheid, departement RWO – Gewestplan, vector, toestand 01/01/2002, bijgewerkt tot 02/05/2011

Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplan- Vlaamse overheid, departement RWO – Ruimtelijke uitvoeringsplannen, nen contouren (gewestelijk), versie 04/03/2011 Vlaamse overheid – Voorlopig en definitief goedgekeurde gewestelijke RUPs, opzoeking 13/08/2012

Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Provincie Antwerpen – Provinciale RUPs, opzoeking 13/08/2012

Algemene plannen van aanleg Vlaamse overheid, departement RWO – Plannen van aanleg, gescand, ge- georefereerd (AGIV-product), toestand 01/01/2002

Bijzondere plannen van aanleg Gemeente Essen – BPA’s, opzoeking 14/07/2014

Gemeentelijke ruimtelijke uitvoerings- Gemeente Essen – Gemeentelijke RUPs, opzoeking 14/07/2014 plannen

Verkavelingsvergunningen Gemeente Essen – Verkavelingen, opzoeking 14/07/2014

Bouwvergunningen Gemeente Essen – Bouwvergunningen, opzoeking 14/07/2014

Vastgestelde bouwovertredingen Gemeente Essen – Vastgestelde bouwovertredingen, opzoeking 14/07/2014

Milieuvergunningen Gemeente Essen – Milieuvergunningen, opzoeking 14/07/2014

Bodemvervuiling OVAM, Afdeling Bodemsanering en Attestering – Digitale versie van de ver- spreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen, toestand 02/07/2012

Gebieden met recht van voorkoop Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV) – Gebieden met recht van voorkoop, opzoeking 20/08/2012 Vlaamse Landmaatschappij (VLM) afdeling Landelijke Inrichting – Gebie- den met recht van voorkoop, natuurinrichtingsprojecten, 09/02/2010 Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) – Gebieden met recht van voor- koop, natuurreservaten (AGIV-product), 24/01/2012 Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (VHM) – Gebieden met recht van voor- koop, woningbouw- en vernieuwingsgebieden (AGIV-product), 26/08/2011 Vlaamse Landmaatschappij (VLM) afdeling Landelijke Inrichting – Gebie- den met recht van voorkoop (AGIV-product), ruilverkaveling, 01/04/2011 Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) – Gebieden van het VEN en het IVON (AGIV-product), toestand 08/08/2011 Vlaamse overheid, departement RWO – Gebieden met recht van voorkoop, ruimtelijke ordening, 01/02/2012 Havendecreet

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 162 van 166 BE0100046901_0150

Gebieden met recht van voorkoop, Integraal Waterbeleid, toestand 05/03/2009 Gebieden met recht van voorkoop, Waterwegen en Zeekanaal NV, toe- stand 19/07/2011

Herbevestigde Agrarische Gebieden Vlaamse overheid – Planningsprocessen voor landbouw, natuur en bos, (HAG) versie 08/2009

Ruilverkaveling / landinrichting / natuurin- VLM – Ruilverkavelingen, land- en natuurinrichting, opzoeking 20/08/2012 richting

Vogelrichtlijngebieden Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) – SBZ-V (AGIV-product), 22/07/2005

Habitatrichtlijngebieden Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) – SBZ-H (AGIV-product), 15/02/2008

Gebieden van het duinendecreet Instituut voor Natuurbehoud (IN), Natuur CD 2000 – Duindecreet, versie 2.0

Ramsar Instituut voor Natuurbehoud (IN), Natuur CD 2000 – Ramsar, versie 2.0

Gebieden van het Vlaams Ecologisch Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) – Gebieden van het VEN en het Netwerk (VEN) IVON (AGIV-product), toestand 08/08/2011

Vlaamse of erkende natuurreservaten Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) – Gebieden met recht van voor- koop, natuurreservaten (AGIV-product), 24/01/2012

Bosreservaten Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) – Bosreservaten (AGIV-pro- duct), 01/03/2003

Natuurinrichting Vlaamse Landmaatschappij (VLM) afdeling Landelijke Inrichting –Natuurin- richtingsprojecten, 09/02/2010

Biologische waarderingskaart (BWK) Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO) – Biologische Waarderings- kaart (AGIV-product), versie 2.2 toestand 2010

Beschermingszones grondwaterwin- Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Operationeel Waterbeheer – Be- ningen schermingszones van grondwaterwinningen (AGIV-product), toestand 06/07/2006

Bevaarbare en onbevaarbare waterlopen Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Operationeel Waterbeheer – Vlaamse Hydrografische Atlas – Waterlopen (AGIV-product), 07/10/2011

Watertoets Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water – Erosiegevoelige en Grond- waterstromingsgevoelige gebieden, Hellingenkaart, Infiltratiegevoelige bo- dems, Winterbedkaart, 20/07/2006 Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water – Overstromingsgevoelige ge- bieden, versie 2012 Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid – Watertoetsinstrument

Recent overstroomde gebieden (ROG) Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Operationeel Waterbeheer – Recent overstroomde gebieden, 21/03/2011

Risicozones overstromingen Vlaamse overheid, departement MOW, afdeling Waterbouwkundig Labora- torium, en Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Operationeel Waterbeheer – Risicozones voor overstromingen, 08/09/2006

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 163 van 166 BE0100046901_0150

Beschermde monumenten, landschap- MVG, departement LIN, AROHM, afdeling Monumenten en Landschappen pen, stads-, en dorpsgezichten – Beschermde Landschappen, stads- en dorpsgezichten (AGIV-product), 01/03/2001 Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) – Databank be- schermd erfgoed, opzoeking 01/08/2012

Atlas van de relicten, ankerplaatsen MVG, departement LIN, AROHM, afdeling Monumenten en Landschappen (landschapsatlas) – Landschapsatlas: ankerplaatsen (AGIV-product), 01/05/2001 MVG, departement LIN, AROHM, afdeling Monumenten en Landschappen – Landschapsatlas: relicten van de traditionele landschappen, 08/05/2001

Erfgoedlandschappen Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) – Ankerplaatsen en Erfgoedlandschappen, opzoeking 01/08/2012

Onroerend erfgoed: bouwkundig erfgoed Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) – Bouwkundig Erfgoed en wereldoorlogerfgoed en Wereldoorlogerfgoed, opzoeking 18/06/2012

Woningbouw- en vernieuwingsgebieden Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (VHM) – Woningbouw- en vernieu- wingsgebieden (AGIV-product), 26/08/2011

Atlas van de woonuitbreidingsgebieden Vlaamse overheid, departement RWO, afdeling Ruimtelijke Planning – WU- GAtlas, versie 2012.01

Toeristische vergunning Gemeente Essen – Toeristische vergunning, opzoeking 14/07/2014

Rooilijnen Gemeente Essen – Rooilijnen, opzoeking 14/07/2014

Voet- en buurtwegen Gemeente Essen – Atlas voet- en buurtwegen Provincie Antwerpen – Atlas voet- en buurtwegen

Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenet- Provincie Antwerpen – Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk, versie werk 2011

Fietsknooppuntennetwerk NGI België, Toerisme Vlaanderen, Toerisme Provincie Antwerpen, West- toer, Toerisme Oost-Vlaanderen, Toerisme Limburg, Toerisme Vlaams-Bra- bant, ADW Software, Uitgeverij Lannoo – Topografische Fietskaarten Vlaanderen, versie 2.2 uitgave 2009 Fietsnet – Fietsnetwerken, opzoeking 20/08/2012

Gewestwegen Vlaamse overheid, Agentschap Wegen en Verkeer – Gewestwegen, opzoe- king 20/08/2012

Spoorwegen NMBS – Netkaart, opzoeking 20/08/2012

Leidingen (Hoogspanningsleidingen, NGI – Topografische kaart 1/10 000 top10-rkl (AGIV-product), 1991-2005 gasleidingen…) Vlaamse overheid – Voorlopig en definitief goedgekeurde gewestelijke RUPs, opzoeking 30/01/2012

Openbaar vervoer De Lijn – Netplannen, versie 01/09/2012

Seveso-inrichtingen Vlaamse overheid, departement Leefmilieu Natuur en Energie – Seveso-in- richtingen in Vlaanderen, versie 21/06/2012

VLAO Bedrijventerreinen Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) – Bedrijventerreinen, terreinen en gebruikspercelen, toestand 23/06/2011

Bodemkaart VLM – Bodemkaart, versie 2001

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 164 van 166 BE0100046901_0150

Landschapscomposietkaart Provincie Antwerpen – Landschapscomposietkaart, versie 2007

Achtergrond Bronvermelding

Topografische kaart 1/10 000 (kleur) NGI – Topografische kaart 1/10 000 top10-rkl (AGIV-product), 1991-2005

Topografische kaart 1/50 000 (kleur) NGI – Topografische kaart 1/50 000 top50-r (AGIV-product), 2001-2007

Orthofoto (kleur) AGIV – Middenschalige kleurenorthofoto’s zomeropname (AGIV-product), opname 2009

Kadasterplan Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie – CADMAP, toe- stand 2011

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp Pagina 165 van 166 BE0100046901_0150

3 Informatieve kaarten

BE0100046901_0150_rap_053H_schetsontwerp

Kantoren www.arcadisbelgium.be

Brussel Maatschappelijke zetel Berchem-Antwerpen Hasselt Koningsstraat 80 Posthofbrug 12 Eurostraat 1 – bus 1 B-1000 Brussel B-2600 Berchem B-3500 Hasselt T +32 2 505 75 00 T +32 3 360 83 00 T +32 11 28 88 00 F +32 2 505 75 01 F +32 3 360 83 01 F +32 11 28 88 01

Gent Liège Charleroi Kortrijksesteenweg 302 26, rue des Guillemins, 2ème étage 119, avenue de Philippeville B-9000 Gent B-4000 Liège B-6001 Charleroi T +32 9 242 44 44 T +32 4 349 56 00 T +32 71 298 900 F +32 9 242 44 45 F +32 4 349 56 10 F +32 71 298 901

ING 320-0687053-72 ARCADIS Belgium nv/sa IBAN BE 38 3200 6870 5372 BTW BE 0426.682.709 SWIFT BIC BBRUBEBB RPR BRUSSEL

Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening. Detachering van projectmedewerkers. Deze offerte is afgeprint op papier met het FSC-label