INHOUDSOPGAVE 1 Ligging, Grenzen En Omvang 2 2
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
INHOUDSOPGAVE PAGINA 1 Ligging, grenzen en omvang 2 2 Landschappelijke structuur 4 3 Infrastructuur 9 4 Nederzettingen 13 5 Bevolking 15 6 Middelen van bestaan 17 7 Sociale en culturele voorzieningen 21 8 Ontwikkeling 1850 - 1940 24 Bronnen 27 Bijlagen 29 HET OVERSTICHT Zwolle, mei 1990. 1 Ligging, grenzen en omvang Weerselo is een plattelandsgemeente in het midden van Twente. Het bestuurlijke en administratieve centrum wordt gevormd door het dorp Weerselo. Tot de gemeente behoren verder de kerkdorpen Deurningen, Saasveld, Rossum, en de buurschappen met hoofdzakelijk verspreide bebouwing Duider, Hasselo, Gammelke, Volthe en Lemselo. De gemeente Weerselo is ontstaan in 1811. Toen werden het stadgericht Oldenzaal (de stad en de naaste omgeving) en het richterambt Oldenzaal in drieën gesplitst en ontstonden de gemeenten Losser, Oldenzaal en Weerselo. Het westelijke gedeelte van het voormalig richterambt Oldenzaal (het dorp en stift Weerselo en de buurschappen Deurningen, Klein-Driene, Duider, Gammelke, Hasselo. Lemselo, Nijstad, Rossum, Saasveld en Volthe) vormt sindsdien de gemeente Weerselo. In 1886 verloor de gemeente Weerselo een deel van het buurschap Klein-Driene aan de gemeente Hengelo. Het betrof hier een gebied van 168 ha met 324 inwoners. Na de Tweede Wereldoorlog volgden enkele grenswijzigingen met de gemeenten Borne, Enschede en Hengelo. De belangrijkste grenswijziging vond plaats in 1972, toen een ongeveer 1.000 ha groot gebied met ± 1.000 inwoners deels overging naar de gemeenten Hengelo en Borne. De gemeente Weerselo wordt omringd door de gemeenten Tubbergen, Denekamp, Losser, Oldenzaal, Enschede, Hengelo en Borne. Op kaart 1 is de ligging van de gemeente Weerselo in Twente weergegeven. Het grondgebied van de gemeente Weerselo besloeg op 1 januari 1988 een oppervlakte van 93,32 km2, waarvan 0,26 km2 uit binnenwater breder dan zes meter bestond. De woningvoorraad bedroeg toen 2.591 eenheden en het aantal inwoners 8.527 personen. De gemiddelde woningdichtheid per km2 was derhalve 28 woningen, de gemiddelde bevolkingsdichtheid 92 inwoners. Ter vergelijking: het bevolkingsdichtheidscijfer voor Twente als geheel op 1 januari 1980 bedroeg 400, het woningdichtheidscijfer 149. 2 Landschappelijke structuur 2.1. Geologie In de wordingsgeschiedenis van het landschap in de gemeente Weerselo en bij het bepalen van het grondgebruik door de eeuwen heen hebben processen uit de geologische perioden van de ijsbedekking (het Pleistoceen) en de relatief warme huidige periode (het Holoceen) een belangrijke rol gespeeld. Het Pleistoceen en het Holoceen begonnen respectievelijk ongeveer 2.500.000 en 10.000 jaar geleden. Voordat het in de Saale-ijstijd vanuit Scandinavië oprukkende landijs het gebied van de huidige gemeente Weerselo bereikte, was hier in een marien milieu zeeklei en in een latere koude periode een pakket grof zand en (kleihoudend) grind afgezet. Tijdens de landijs bedekking van het noordelijke deel van Nederland drong een van de landijslobben het dal van de Oerdinkel binnen en stuwde het aanwezige materiaal aan de zijkanten op tot langgerekte heuvelruggen. Het zuidoostelijke deel van de gemeente ligt op een dergelijke stuwwal. Toen het landijs zich terug trok, bleef op de oude afzettingen een niet of nauwelijks water doorlatende laag keileem, een door het landijs meegevoerd en gevormd mengsel van keien, grind, grof zand en leem, achter. Het afstromende smeltwater vormde smeltwatergeultjes, waarvan restanten nog in het landschap terug te vinden zijn. Tijdens de laatste ijstijd van het Pleistoceen bereikte het opnieuw als een gigantische bulldozer vanuit het noorden voortschuivende landijs Nederland niet. Wel heersten hier arctische omstandigheden, waardoor de wind bedrijf en het landschap zoals door het ontbreken van een zich dat rond het midden van de vegetatiedek vrij spel had en vat vorige eeuw voordeed. kreeg op de losse bodemdeeltjes. Landschappelijk gezien is het Hit door'de wind meegevoerde "bekken van Weerselo" een eenheid, materiaal werd elders weer gelegen als het is tussen de afgezet, onder meer in het gebied stuwwallen in het westen dat tegenwoordig de gemeente (Zenderen-Tubbergen), het noorden Weerselo uitmaakt. Het gehele (Vasse-Ootmarsum) en het oosten gebied werd bedolven onder een (Oldenzaal-De Lutte). plaatselijk dik pakket dekzand. Het aanwezige reliëf werd daardoor Van oudsher was het Twentse enigszins genivelleerd. boerenbedrijf gebaseerd op de drie elementen: bouwlanden (essen), Op het Pleistoceen volgde het groengronden (broeken en Holoceen waarin het klimaat maten/meden) en woeste veld- geleidelijk milder werd, de (heide) en veengronden. Eigenlijk zeespiegel begon te stijgen en de zou daar nog het loofbos als vegetatie kreeg weer een kans zich vierde element aan toegevoegd te ontwikkelen. In komvormige moeten worden, doch dit had men terreingedeelten zoals De Boekeld, meer nodig voor woning, huisraad, waaruit door de aanwezigheid van brandstof en gereedschap dan als de keileem in de ondergrond grondstof voor het bedrijf. overtollig water niet weg kon vloeien, ontwikkelde zich hoogveen De akkers legden de boeren aan op in een zuurstofarm en drassig de hoger gelegen delen van de milieu. De beken zetten langs hun dekzandgronden, zo dicht mogelijk oevers kleiachtig zand af, dat bij de lager gelegen hier en daar met veen vermengd beekdalgronden. Eeuwenlange werd. In verband met de algemene bemesting van de van nature hellingshoek van het terrein (het relatief onvruchtbare meest oostelijke deel van de dekzandgronden op de gestuwde gemeente ligt ± 93 meter boven afzettingen met een mengsel van N.A.P., de meeste westelijke bosstrooisel, heideplaggen en mest uithoek ongeveer 12 meter) en de uit de potstal zorgden voor het afvloeiingsrichting van de beken ontstaan van een vruchtbare bodem bevinden de beekdalafzettingen met een meer dan 30 cm dik zich hoofdzakelijk in langgerekte cultuurdek, de zogenaamde oost-west georiënteerde stroken. enkeerdgronden. De beekafzettingen en de andere genoemde geologische formaties met De meeste essen in de gemeente de daarop ontstane bodemsoorten Weerselo kenmerken zich door hun zijn ingetekend op kaart 2. geringe grootte en langgerekte vorm en zijn individueel 2.2. Bodemgesteldheid en landschap aangelegd. Een en ander hangt Het uitgesproken micro-reliëf in samen met de sterke verbrokkeling grote delen van het Weerselose van het terrein en de vele, grondgebied vormde de grondslag parallel stromende beken. De lange voor het gemengde agrarische zijden der essen worden begrensd door de groengronden, de korte hagen, die als perceelsscheidingen zijde door de heidevelden. fungeerden. Drassige, Duidelijke voorbeelden van oude hoofdzakelijk on verkavelde bouwlandcomplexen waren rond het groengronden werden aangeduid met midden van de vorige eeuw nog de "broeken", waarvan het Westerinker essen van Volthe, Rossum, Lemselo, Broek en het Boeren Broek Gammelke, Saasveld en Deurningen. voorbeelden waren. In de meeste gevallen konden in iedere buurschap meer dan twee De derde belangrijke categorie essen onderscheiden worden. Rond gebruiksgronden voor het Rossum lagen bijvoorbeeld de uitoefenen van het gemengde, Riekhofs Esch, de Linder Esch, de hoofdzakelijk zelf verzorgende, Wieker Esch en de Looster Esch. De agrarische bedrijf waren de Lutteker (= kleine) Esch was één heidevelden en de veengronden. De van de drie essen rond Gammelke. heide was weideplaats voor schapen, honingwingebied voor De groengronden waren nodig voor bijen en leverde de plaggen voor de veeteelt, die men meer de bemesting. De heidevelden uitoefende omwille van de strekten zich uit over de voor mestvoorziening en de vetweiderij, akkerbouw ongeschikte zandgronden dan om de zuivelprodukten. De wei- met een laag grondwaterpeil die en hooilanden kregen een plaats op vanwege het afplaggen ten behoeve de laaggelegen vochtige van de bereiding van potstalmest beekdalafzettingen die hiervoor nog eens extra verschraalden. Zo zeer geschikt waren. De ontstonden de sterk uitgeloogde vruchtbaarheid van de uit fijn podzolgronden in het Weerselosche zand en klei bestaande Veld, het Honde Veld, het beekkleigronden werd op Gammelkerveld, het Saasvelder Veld natuurlijke wijze in stand en Veen en het Rossumer Veld en gehouden, doordat ze regelmatig Meden. overstroomd en daardoor van een laag vruchtbaar slib voorzien Na 1850 vond er als gevolg van het werden. Vóór de grote, ontginnen van de woeste gronden in negentiende-eeuwse ontginningen een groot deel van het een aanvang namen, werden de gemeentelijke grondgebied een graslandcomplexen van redelijke belangrijke uitbreiding van het kwaliteit over het algemeen matenlandschap plaats. Ook veel "maten" of "meden" genoemd. De bouwlanden werden omgezet in term matenlandschap wordt dan weiland. Desondanks was in 1940 in gehanteerd voor al het grasland verschillende delen van de dat omstreeks 1850 in verkavelde gemeente bovengenoemde driedeling vorm aanwezig was. De Noordijker in het grondgebruikspatroon van meden, Saasvelder meden en het het zogenaamde Middeleeuwse gebied ten noorden van Rossum ontginningslandschap nog duidelijk vormen een dergelijk te herkennen. Na de Tweede matenlandschap, dat gekenmerkt Wereldoorlog maakte een groot deel wordt door een meer of minder van het fijnmazige regelmatig blokverkaveling en de coulissenlandschap door de aanwezigheid van houtwallen en uitvoering van ruilverkavelingen plaats voor een rationeel duurde echter tot omstreeks 1900 verkaveld jong voordat daarmee een aanvang kon ontginningslandschap, waarin voor worden gemaakt. Tot dan had een houtwallen,