<<

IN DE 18E EEUW door

G. J. TER KUILE JR., ().

Bij de ordening en inventarisering van het archief der Staten van Overijssel, die ik bij mijn komst als Rijksarchi- varis in die provincie op me genomen heb, bleek een belang- rijk onderdeel van dat fonds te bestaan uit de collectie van brieven en requesten, welke bij Ridderschap en Steden of hun Gedeputeerden waren binnengekomen Deze series zijn nu opgelost en ondergebracht in de verschillende afde- lingen waar ze thuis horen; toch is het de moeite waard om deze verzameling nog eens in zij n geheel te overzien. Uit die ongeveer tweehonderd omvangrijke portefeuilles treedt immers het gehele maatschappelijke leven van de 18e eeuw naar voren en vooral in de requesten worden de meest uiteenlopende kwesties behandeld. Men leest er van de zorg van het gewestelijk bestuur voor kerspelen, marken en waterschappen, voor landbouw, paardenfokkerij en vee- teelt ; van zijn zorg voor kerkelijke zaken en defensie; van het toezicht op het bestuur en de geldmiddelen der kleine steden. We horen verder van de provinciale financien en het belastingstelsel, van het beheer der domeinen en niet te ver- geten van de administratieve rechtspraak der Gedeputeer- den : dat is dus de beslechting van geschillen in belasting- zaken, van competentie- en bestuursgeschillen. Vooreerst een enkel woord over de organisatie van bestuur en rechtspraak. Vanouds was het land verdeeld in de drie kwartieren , en Vollenhove. Voor de finan- cien heeft men daaraan vastgehouden: behalve in 1578 en 1579, toen over het gehele gewest een "thesaurier" was aan- gesteld, had men in ieder kwartier een ontvanger-generaal met onder hem subalterne ontvangers en collecteurs. De ontvangers-generaal van Salland, Twente en Vollenhove

1) R?ksarchief in Overijssel; Staten-Archief, Inv.-Geesink no. 96&- 1101, 1340-1386 en 2839-2860. 264

werden meestal gekozen uit de regentenfamilies der IJssel- steden, resp. van Zwolle, en Kampen. Voor het beheer der domeinen waren er de drie landrent- meesters. Zij zijn ongetwijfeld de voortzetting van de rent- meesters der drie kwartieren, die de bisschop van hier in de Middeleeuwen had aangesteld. Dan waren er nog de domeinen, die in de Nedergraafschap Bentheim lagen; en verder de voormalige kloostergoederen (Albergen, Sibculo, St. Janscamp en Windesheim), die sinds het midden van de 17e eeuw bij de Staten in beheer waren, en de kerkelijke goederen (van de kloosters , ter Hunnepe, , , Zwartewater, van de proosdij en het kapittel van Oldenzaal), die toen aan de Ridderschap waren toebedeeld. Zij vormden afzonderlij ke rentambten onder eigen rentmeesters. Als centraal orgaan trad het college der Gedeputeerden van Ridderschap en Steden op; tenminste in de 17e eeuw was dat zo. In de 18e eeuw kwam bij het provinciaal bestuur de gewoonte op om veel te werken met vaste commissies en commissies ad hoc. Aan de Commissie voor de Financien was bijv. de zorg voor en het toezicht op de geldmiddelen toevertrouwd. Deze commissie bestond uit 13 leden, te weten de drost van Salland, de zes ordinaris Gecommitteerden ter Generaliteit en de zes Gecommitteerden tot de binnenlandse deputatie, hetgeen niet anders is dan een deftige benaming voor de Gedeputeerden van Ridderschap en Steden. Als ge- volg van een resolutie van 14 November 1748 hebben in 1749 ook de drosten van Twente en Vollenhove zitting in de commissie gekregen. De Gedeputeerden hadden het dus niet alleen meer voor het zeggen; wel kan men staande hou- den, dat zij als het uitvoerend orgaan van de commissie zijn te beschouwen. ' - Voor de rechtspraak waren er. de drie drostambten, die niet geheel met de kwartieren samenvielen. De drosten waren belast met de rechtspraak in criminele zaken en kwesties van huwelijk en bezit, terwijl zij ook de openbare orde hadden te handhaven. Met twee keurnoten hielden zij, elk in hun ressort, het Hoogadellij k Drostengerecht. Onder hen stonden de schouten, in Twente richters geheten..