Opstoken Die Rosaceaeën, Maar De Uitzonderingen Maken Veel Goed Het Geslacht Sorbus: Appels En Peren in Een Lijsterbes!

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Opstoken Die Rosaceaeën, Maar De Uitzonderingen Maken Veel Goed Het Geslacht Sorbus: Appels En Peren in Een Lijsterbes! Opstoken die Rosaceaeën, maar de uitzonderingen maken veel goed Het geslacht Sorbus: Appels en peren in een lijsterbes! Appels en peren in een lijsterbes, en dat is geen grapje, geachte lezers van dit feuilleton. Een dubbel gevoel, omdat de hoofdpersoon aan de ene kant een schitterende sierboom is, met een uitbundige bloeiwijze en een fantastische vruchtzetting, maar anderzijds een groot deel van de makkers in dit geslacht eigenlijk gewoon klotebomen zijn (excusez le mot) met maar één nuttig doel: opstoken in de open haard of hout- kachel. Toch maken de uitzonderingen veel goed! Auteur: Jan P. Mauritz, VRT Kenmerken die allemaal Sorbus heten. Deze aantallen zijn hoog, met forse uitzonderingen, bijvoorbeeld Zoals gezegd, behoort het geslacht Sorbus tot wat lastig, omdat er totaal onbekende rakkers struiken tot meerstammige struikachtige bomen, de Rosaceaeën. Een aantal lezers die mij kennen, tussen zitten en bij een aantal species geen soort- maar ook grote bomen tot ca. 20 meter hoog; zit al te wachten op een door mij regelmatig naam vermeld staat en de CV-naam direct achter deze maat uitsluitend in hun natuurlijke versprei- gebezigde uitspraak: ‘Opstoken, die rotzooi, de geslachtsnaam gekoppeld is. Zoals u weet uit dingsgebied. Rosaceaeën zijn geen bomen; weg ermee!’ En vorige delen van het feuilleton, is uw schrijver Taxonomisch gezien, ‘Daar zijn ze weer…… dat is voor een groot aantal species binnen de het pertinent oneens met deze naamgeving en !!!! en ik stop er direct mee, geachte lezers, zie verschillende geslachten van de rozenfamilie nog verzet hij zich daar hevig tegen. ‘Zwaar zondigen het vorige deel Amelanchier !!, ik word alweer altijd aan de orde; zo ook bij het geslacht lijs- tegen de regels van de grote meester Linnaeus. witheet, stoom uit m’n oren en G…….. , waar is terbes. De geslachtsnaam Sorbus is gegeven op Een plant, welke dan ook, heeft minimaal twee mijn buks!” basis van het Latijnse sorbus, de naam van de in namen: een geslachtsnaam en een soortnaam, en Midden- en Zuid-Europa inheemse boom Sorbus dan kan er nog iets achteraan komen, zoals een De meeste lijsterbessen vormen van nature een domestica. Het natuurlijke verspreidingsgebied var., een ssp. of een CV-naam. Bij Sorbus is dat ronde tot eironde kroon. Een aantal soorten, strekt zich uit over de gematigde tot subtropische niet anders, en zeker de helft van deze makkers met name de selecties in de soorten, leveren zone, over het gehele noordelijk halfrond van kan rechtstreeks naar de stookhoop.’ Het mooie, de meer opgaande en breed piramidale kro- Noord-Amerika de wereld rond, tot weer Noord- veelvuldig oranjekleurige hout brandt fantastisch, nen op. Lijsterbessen hebben veelal een gladde Amerika. Het bladverliezende geslacht omvat maar is ook heel goed bruikbaar voor ornamen- stamschors, meestal in grijstinten, van zilvergrijs ongeveer 80 soorten, een hele bos hybriden en ten, houtsnijwerk, kleine meubels en onderdelen tot bruingrijs, op latere leeftijd licht tot matig een kleine honderd CV’s. Als je de Hillier Manual voor werktuigen, zoals houtdraaibanken en gegroefd. Een aantal heeft of krijgt op latere of Trees and Shrubs openslaat, zie je veel meer knoppen van… Het zijn overwegend kleine tot leeftijd schors die in plaatjes afvalt. Er zijn weinig soorten staan, tot wel 150 verschillende makkers middelgrote bomen, zo tussen de 7 en 15 meter imposante stammen te zien binnen het geslacht, 38 www.boomzorg.nl Binnen de systematische indeling van het geslacht Sorbus wordt in de volksmond lijster- langs wegen. De boom stelt heel hoge eisen aan Regnum vegetabile – het Plantenrijk – behoort bes of meelbes genoemd en is een soortenrijk zijn standplaats. In bestrating is het meestal hui- het geslacht Sorbus tot de orde van de Rosales en species-rijk geslacht: ca. 180 individuen, len met de pet op, met enkele uitzonderingen. en daarbinnen tot de familie van de Rosaceae, waarvan vele net zoals Amelanchier apomicti- De laatste decennia zijn er selecties op de markt de rozenfamilie. Deze grote familie, met meer sche soorten zijn. ‘Apomictisch’ is de wijze van gekomen die wel enigszins tegen verhardingen dan 8000 species (= individuen) en ongeveer voortplanting door middel van zaden, waarbij op de wortelkluit bestand zijn, maar in zijn alge- 140 geslachten, is op basis van de vruchten de zaadkern in het stuifmeel niet met de eicel meenheid verlangt de boom een voedselrijke, onderverdeeld in een viertal onderfamilies, versmelt, zoals bij een ‘normale bevruchting, goed doorlatende grond. De ene is kalkminnend, te weten: de Rosoideae, de Spiraeoideae, de waardoor de kiemen en vervolgens de gehele de andere zuurminnend, de derde wil alleen Maloideae en de Amygdaloideae of Prunoideae. plant uitsluitend de eigenschappen van de moe- maar op veengrond, de volgende niet op de klei, In deze onderfamilies is, waar nodig, weer een derplant bevatten. Naast dit apo-gedoe kan ik enz. enz. Het zijn zeikerds, die lijsterbessen, op onderverdeling gemaakt in tribes (= stammen, u nog een hele verhandeling geven over diploïd een enkeling na dan. En dan is er ook nog ziekte- zoals bij de indianen); de hoofdpersoon behoort (2n =34) of tetraploïd (2n = 68) van verschil- gevoeligheid voor o.a. het zeer besmettelijke bac- tot de stam Maleae en de substam Malineae. lende makkers met witte vruchten, afkomstig terievuur (Erwinia amylovora) en kanker (Nectria Tot de laatste club, de Malineae, behoort het uit China en de Himalaya. Maar dat zal ik ach- galigena), en dan ook nog loodglansziekte geslacht Sorbus. Ik schrijf met opzet substam terwege laten, puur en alleen om te voorkomen (Chondrostereum purpureum), wat afstervende en niet onderstam, want dan schep ik zelf ver- dat ik wederom voor stapelgek wordt gehou- takken tot gevolg kan hebben. De schimmel tast warring op een plek waar dat niet thuis hoort! den. Vanwege deze grote rijkdom van species de boom aan via (snoei)wonden, dus schade kan Want veredelen, onderstammen, enten en spe- is het geslacht Sorbus weer verdeeld in een voorkomen worden door te snoeien in de zomer cies van Sorbus… breek me de bek niet open! zestal secties, te weten: eerste sectie Sorbus, (actieve wondafgrendeling). De volgende narig- ‘Bekend verhaal, deze taxonomische indeling’, tweede sectie Cormus, derde sectie Aria, vierde heid is schurft (Venturia spec.). De aangetaste hoor ik een aantal van u in mijn oor fluisteren. sectie Micromelis, vijfde sectie Torminaria, en bladeren, twijgen en vruchten krijgen vlekken en ‘Komt ons bekend voor.’ Inderdaad vrienden, de zesde sectie is Chamaemespilus. Daarnaast is kurkachtige misvormingen, waarna ze kunnen heel goed; de hoofdpersoon uit het vorige deel er nog een groep hybriden of bastaards. U voelt afsterven. En wat dacht u van luizen, glamijten, van dit feuilleton, de Amelanchier, is een van het al aankomen: mijn ‘vrienden’ hebben weer vraatzuchtige rupsen van o.a. de bastaard satijn- zijn broertjes. Andere nauw verwante geslach- allerlei andere indelingen en namen… vlinders enz. ‘Lekkere jongens, die lijsterbessen… ten zijn o.a. Aronia, Chaenomelis, Cotoneaster, Maar er zijn ook nog een paar goede species, Mespilus, Pyracantha en vele andere. Het vrienden; anders stopte ik hier al met dit deel van het feuilleton, geloof me!’ maar er zit wel een paar heel fraaie bij, zoals de grootte zijn en verschillende kleuren hebben: stam van Sorbus domestica. De twijgen en jonge rood, geel, wit, roze, in allemaal kleurschakerin- Het sortiment takken zijn afwijkend van kleur, van grijsbruin gen. Een echte sierboom dus, die een uitbundige Zoals al eerder gemeld, is het sortiment Sorbus tot rood-purperbruin, groenbruin, glanzend bloei tentoonspreidt en enorme hoeveelheden erg groot en uitgebreid over een groot aantal olijfgroen, noem maar op, en afhankelijk van de vruchten produceert. Lijsterbessen zijn met name soorten en kruisingen. Zoals altijd stel ik u syste- soort weinig tot viltig behaard. Er zijn in principe parkbomen of bomen in brede groenstroken matisch, in alfabetische volgorde, een aantal drie typen bladeren binnen het geslacht: de geveerde, de enkelvoudige en tussenvormen tus- sen beide genoemde varianten bij de kruisingen of hybriden. Het geveerde blad is vrijwel altijd oneven, dus een aantal bladjukken langs de bladnerf en een topblad dat vaak groter is dan de zijblaadjes. Het aantal jukken kan sterk verschil- len, per soort van één juk tot wel tien jukken met elk twee deelblaadjes, en ook nog verschillende aantallen bladjukken per individu. Dat is om het determineren te vergemakkelijken, hahaha. Bij de verschillende species die ik aan u voorstel, zal ik de kenmerken van de bladeren vermelden, daar zij in algemene zin niet goed samen te vat- ten zijn. Hetzelfde geldt voor de verschillende bloeiwijzen van de verschillende Sorbus-makkers, maar wel altijd in schermvormige tuilen met witte bloemen van verschillende grootte. Daaraan gekoppeld de vruchten in dezelfde schermvorm, die ook verschillend van vorm en Sorbus alnifolia vruchten. www.boomzorg.nl 39 species voor, met de inmiddels bekende morfolo- Sorbus aria de soort. De boom is in 1953 door boomkweker gische kenmerken en eigenschappen. De Nederlandse naam is meelbes, en dat dankt Jacques Lombarts geselecteerd uit een partij zaai- de boom aan de eetbare, maar zeer melig sma- lingen. Het is een snelgroeiende boom, de snelste Sorbus alnifolia kende bessen. Deze boom is inheems in Midden- van alle aria’s, tot wel 14 meter hoog met een De betekenis van de soortnaam kunt u inmiddels en Zuid-Europa en in Noord-Afrika. De soortnaam breed piramidale kroon. Het blad is erg groot, zelf wel invullen, hoop ik. aria is Latijns voor dor of droog. De boom heeft tot wel 25 cm lengte en 15 cm breed en aan de Deze makker komt van nature voor in Oost-Azië, een sterke voorkeur voor drogere en kalkrijke korte twijgen beduidend kleiner. Het blad is aan China, Japan, de Korea’s en Mongolië. gronden en daarom zijn deze species en zijn CV’s beide zijden witviltig behaard. Verder als de soort Het worden daar flinke bomen tot wel 15 meter wel geschikt voor gebruik als straat- en laanboom qua kleurtjes en tandjes.
Recommended publications
  • 'Dietary Profile of Rhinopithecus Bieti and Its Socioecological Implications'
    Grueter, C C; Li, D; Ren, B; Wei, F; van Schaik, C P (2009). Dietary profile of Rhinopithecus bieti and its socioecological implications. International Journal of Primatology, 30(4):601-624. Postprint available at: http://www.zora.uzh.ch University of Zurich Posted at the Zurich Open Repository and Archive, University of Zurich. Zurich Open Repository and Archive http://www.zora.uzh.ch Originally published at: International Journal of Primatology 2009, 30(4):601-624. Winterthurerstr. 190 CH-8057 Zurich http://www.zora.uzh.ch Year: 2009 Dietary profile of Rhinopithecus bieti and its socioecological implications Grueter, C C; Li, D; Ren, B; Wei, F; van Schaik, C P Grueter, C C; Li, D; Ren, B; Wei, F; van Schaik, C P (2009). Dietary profile of Rhinopithecus bieti and its socioecological implications. International Journal of Primatology, 30(4):601-624. Postprint available at: http://www.zora.uzh.ch Posted at the Zurich Open Repository and Archive, University of Zurich. http://www.zora.uzh.ch Originally published at: International Journal of Primatology 2009, 30(4):601-624. Dietary profile of Rhinopithecus bieti and its socioecological implications Abstract To enhance our understanding of dietary adaptations and socioecological correlates in colobines, we conducted a 20-mo study of a wild group of Rhinopithecus bieti (Yunnan snub-nosed monkeys) in the montane Samage Forest. This forest supports a patchwork of evergreen broadleaved, evergreen coniferous, and mixed deciduous broadleaved/ coniferous forest assemblages with a total of 80 tree species in 23 families. The most common plant families by basal area are the predominantly evergreen Pinaceae and Fagaceae, comprising 69% of the total tree biomass.
    [Show full text]
  • The Potential of the Sorb (Sorbus Domestica L.) As a Minor Fruit Species in the Mediterranean Areas: Description and Quality Tr
    Progress in Nutrition 2017; Vol. 19, Supplement 1: 41-48 DOI: 10.23751/pn.v19i1-S.5054 © Mattioli 1885 Original article The potential of the Sorb (Sorbus domestica L.) as a minor fruit species in the Mediterranean areas: description and quality traits of underutilized accessions Francesco Sottile1, Maria Beatrice Del Signore1, Nicole Roberta Giuggioli2, Cristiana Peano2 1Dipartimento Scienze Agrarie e Forestali, University of Palermo, Palermo, Italy; 2Dipartimento di Scienze Agrarie, Forestali e Alimentari, University of Torino, Grugliasco (TO) Italy - E-mail: [email protected] Summary. Biodiversity linked to fruit cultivation plays a key role in terms of the availability of quality products and nutraceutical compounds for the food industry. Thus underutilized species such as Sorbus domestica L. can be an important resource. The aim of this study was to evaluate 31 local accessions from different growing areas on the Island of Sicily and characterize the fruits according to the biometric-carpological features that constitute their qual- ity in order to understand the potential that this species may have not only regarding the recovery and preservation of genetic resources in the Mediterranean area but also the nutraceutical compounds it offers. The results from this preliminary study showed significant differences in quality between the considered accessions and suggested that these local varieties are a good source of total polyphenol compounds. Key words: biodiversity, Sorbus domestica L., minor fruits, quality, polyphenols Introduction acteristics both regarding size and qualitative parameters has inevitably caused a flattening of consumer tastes and Among the distribution ranges that fall within the indirectly the progressive loss of the plant patrimony that Mediterranean basin, Italy has always been an important was once the foundation of Italian fruit cultivation (1).
    [Show full text]
  • Plant Introduction, Distribution, and Survival: a Case Study of the 1980 Sino-American Botanical Expedition
    03 June Forum Dossman 5/13/03 2:58 PM Page 2 Forum Plant Introduction, Distribution, and Survival: A Case Study of the 1980 Sino-American Botanical Expedition MICHAEL DOSMANN AND PETER DEL TREDICI The 1980 Sino-American Botanical Expedition (SABE) to the Shennongjia Forest District, Hubei Province, China, was the first botanical collect- ing trip by American scientists to that country since 1949. It was significant because the area visited had high species diversity and because the col- lected germplasm was widely distributed to a variety of botanical institutions throughout North America and Europe. This report documents the survival of this germplasm after 22 years of cultivation. Of the original 621 SABE collections, 258 are represented by plants growing in at least 18 different botanical institutions. The fact that 115 of these collections (45 percent) are represented by a single accession growing in a single location suggests that the plant introduction process is much more tenuous than has been generally assumed. This study also highlights the importance of data sharing among botanical institutions as the most effective way of determining the uniqueness of a given collection and assessing its environ- mental adaptability or invasiveness, or both, over a broad range. Keywords: plant exploration; Shennongjia Forest District, China; collections’ documentation; invasive species nder the joint auspices of the Chinese Academy (2936 m), Xiaoshennongjia (3005 m), Dashennongjia (3052 Uof Sciences and the Botanical Society of America, the m), and Wuming Shan (3105 m) are the highest peaks in the 1980 Sino-American Botanical Expedition (SABE) investigated district (Bartholomew et al. 1983a).
    [Show full text]
  • The Buffer Handbook Plant List
    THE BUFFER HANDBOOK PLANT LIST Originally Developed by: Cynthia Kuhns, Lake & Watershed Resource Management Associates With funding provided by U.S. Environmental Protection Agency and Maine Department of Environmental Protection,1998. Revised 2001 and 2009. Publication #DEPLW0094-B2009 TABLE OF CONTENTS Page Acknowledgements 1 Introductory Information Selection of Plants for This List 1 Plant List Organization & Information 3 Terms & Abbreviations 4 Plant Hardiness Zone Map 5 General Tree & Shrub Planting Guidelines 5 Tips for Planting Perennials 7 Invasive Plants to Avoid 7 Plant Lists TREES 8 (30 to 100 ft.) SHRUBS 14 Small Trees/Large Shrubs 15 (12 to 30 ft.) Medium Shrubs 19 (6 to 12 ft.) Small Shrubs 24 (Less than 6 ft.) GROUNDLAYERS 29 Perennial Herbs & Flowers 30 Ferns 45 Grasses 45 Vines 45 References 49 ACKNOWLEDGEMENTS Original Publication: This plant list was published with the help of Clean Water Act, Section 319 funds, under a grant awarded to the Androscoggin Valley Soil and Water Conservation District and with help from the Maine Department of Environmental Protection and the U.S. Environmental Protection Agency. Graphics and ‘clip-art’ used in this document came from the University of Wisconsin-Extension and from Microsoft Office 97(Small Business Edition) and ClickArt 97 (Broderbund Software, Inc). This publication was originally developed by Cynthia Kuhns of Lake & Watershed Resource Management Associates. Substantial assistance was received from Phoebe Hardesty of the Androscoggin Valley Soil and Water Conservation District. Valuable review and advice was given by Karen Hahnel and Kathy Hoppe of the Maine Department of Environmental Protection. Elizabeth T. Muir provided free and cheerful editing and botanical advice.
    [Show full text]
  • De Sorbus-Collectie in De Botanische Tuinen En Het Belmonte Arboretum Van De Landbouwhogeschool Te Wageningen
    DRS. K. J. W. HENSEN DE SORBUS-COLLECTIE IN DE BOTANISCHE TUINEN EN HET BELMONTE ARBORETUM VAN DE LANDBOUWHOGESCHOOL TE WAGENINGEN IV (The Sorbits collection in the Botanical Gardens and Belmonte Arboretum of the Agricultural University at Wageningen. IV) In het 20ste Jaarboek van de Nederlandse Dendrologische Vereniging is een overzicht gegeven van de te Wageningen gekweekte Sorbus-pianten (HENSEN, 1957). Aanvullingen en wijzigingen verschenen in volgende jaarboeken (HENSEN, 1959 en 1963). Sedert de tekst van het laatste artikel geschreven werd, heeft opnieuw een aantal planten voor het eerst gebloeid en vrucht gedragen, zodat determinatie mogelijk werd. Van enige andere, reeds eerder in deze publikaties opgenomen planten werd de determinatie herzien. Deze aanvul­ lingen en wijzigingen van de vorige publikaties worden in dit artikel gepubliceerd. Aan­ gezien niet alle lezers van "Dendroflora" ook de Jaarboeken van de Nederlandse Dendrolo­ gische Vereniging ter beschikking zullen hebben, wordt aan het einde van dit artikel een lijst gegeven van alle taxa r), waarvan gedetermineerde planten in de Wageningense col­ lectie aanwezig zijn. De namen van soorten, variëteiten, apomicten of in het wild voorkomende hybriden worden gevolgd door de auteursnaam en een verwijzing naar de eerste publikatie van de naam. Deze wijziging bestaat uit de afgekorte titel, ev. het nummer van een boekdeel of jaargang van een tijdschrift, daarna de bladzijde en tenslotte het jaar van verschijnen. Namen van cultivars worden daarentegen gevolgd door de naam van de winner. Is deze niet bekend, dan laten wij de naam van de auteur volgen met een verwijzing naar de eerste publikatie van de naam. Synoniemen (cursief gedrukt) zijn slechts opgenomen, voor zover deze in botanische tuinen of in Nederlandse kwekerijen in gebruik zijn.
    [Show full text]
  • Traditional Knowledge and Its Transmission of Wild Edibles Used
    Geng et al. Journal of Ethnobiology and Ethnomedicine (2016) 12:10 DOI 10.1186/s13002-016-0082-2 RESEARCH Open Access Traditional knowledge and its transmission of wild edibles used by the Naxi in Baidi Village, northwest Yunnan province Yanfei Geng1,2, Yu Zhang1, Sailesh Ranjitkar1,3, Huyin Huai4 and Yuhua Wang1* Abstract Background: The collection and consumption of wild edibles is an important part in livelihood strategies throughout the world. There is an urgent need to document and safeguard the wild food knowledge, especially in remote areas. The aims of this study are to accomplish detailed investigation of wild edibles used by the Naxi in Baidi village and evaluate them to identify innovative organic food products. Also, we aim to explore the characteristics of distribution and transmission of the traditional knowledge (TK) on wild edibles among the Naxi. Methods: Data was collected through a semi-structured interview of key informants above the age of 20 years, chosen carefully by a snowball sampling. The interviews were supplemented by free lists and participatory observation methods. Informants below 20 years were interviewed to test their knowledge of traditional practices. A quantitative index like Cultural Importance Index (CI) was used to evaluate the relative importance of the different wild edibles. Linear regression and t-test were performed to test variation in the TK among the informants of different age groups and genders. Results: Altogether 173 wild edible plant species belonging to 76 families and 139 genera were recorded in the study. Cardamine macrophylla, C. tangutorum and Eutrema yunnanense, have traditionally been consumed as an important supplement to the diet, particularly during food shortages as wild vegetables.
    [Show full text]
  • Tree Planting and Management
    COMMONWEALTH WAR GRAVES COMMISSION Tree Planting and Management Breadth of Opportunity The spread of the Commission's responsibilities over some 148 countries in temperate, mediterranean, tropical and desert climates provides wonderful opportunities to experiment with nature's wealth of tree species. We are particularly fortunate in being able to grow many interesting and beautiful trees and we will explain how we manage them and what splendid specimens they can make. Why Plant Trees? Trees are planted for a variety of reasons: their amenity value, leaf shape and size, flowers, fruit, habit, form, bark, landscape value, shelter or screening, backcloth planting, shade, noise and pollution reduction, soil stabilisation and to encourage wild life. Often we plant trees solely for their amenity value. That is, the beauty of the tree itself. This can be from the leaves such as those in Robinia pseudoacacia 'Frisia', the flowers in the tropical tree Tabebuia or Albizia, the crimson stems of the sealing wax palm (Cyrtostachys renda), or the fruit as in Magnolia grandiflora. above: Sealing wax palms at Taiping War Cemetery, Malaysia with insert of the fruit of Magnolia grandiflora Selection Generally speaking the form of the left: The tropical tree Tabebuia tree is very often a major contributing factor and this, together with a sound knowledge of below: Flowers of the tropical the situation in which the tree is to tree Albizia julibrissin be grown, guides the decision to the best choice of species. Exposure is a major limitation to the free choice of species in northern Europe especially and trees such as Sorbus, Betula, Tilia, Fraxinus, Crataegus and fastigiate yews play an important role in any landscape design where the elements are seriously against a wider selection.
    [Show full text]
  • Taxonomic Studies on the Lithocolletinae of Japan (Lepidoptera : Gracillariidae) Part 2
    Title Taxonomic studies on the Lithocolletinae of Japan (Lepidoptera : Gracillariidae) Part 2 Author(s) Kumata, Tosio Citation Insecta matsumurana, 26(1), 1-48 Issue Date 1963-08 Doc URL http://hdl.handle.net/2115/9698 Type bulletin (article) File Information 26(1)_p1-48.pdf Instructions for use Hokkaido University Collection of Scholarly and Academic Papers : HUSCAP TAXONOMIC STUDIES ON THE LITHOCOLLETINAE OF JAPAN (LEPIDOPTERA : GRACILLARIIDAE) Part Ill) By TOSIO KUMATA Entomological Institute, Faculty of Agriculture Hokkaido University, Sapporo In this part there are given twenty-nine species attacking Ulmaceae, Rosaceae, Legumi­ nosae, Aceraceae, Ericaceae and Caprifoliaceae, and two host-unknown species of the Lithocolletinae_ Moreover, two new genera are erected for the reception of four new species attacking Leguminosae_ 7_ Species attacking Ulmaceae 32. Lithocolletis tritorrhecta Meyrick (Fig. 1; 3, I-K) Lithocolletis tritorrhecta Meyrick, 1935, Exot. Microlep. 4 : 596; Issiki, 1950, Icon. Ins. Jap.: 454, f. 1224. Phyllonorycter tritorrhecta: Inoue, 1954, Check list Lep. Jap. 1 : 28. This species is represented by the aestival and autumnal forms, which are different III colour. Aestival form: 0 ((. Face silvery-white; palpus whitish, with a blackish streak on pos­ terior surface; tuft of head golden-ochreous, mixed with many whitish scales in centre; antenna white, each segment ringed with dark brown apically. Thorax golden-ochreous, with two white, wide lines running along inner margins of tegulae, and with a white, small spot at posterior angle. Legs whitish; fore tibia clouded inside; mid tibia with three oblique black streaks outside; all tarsi with black blotches or spots at base, basal 1/3, 3/5 and 4/5.
    [Show full text]
  • A Review of Phytochemical Studies of Sorbus Species 213
    INT. J. BOIL. BIOTECH., 16 (1): 211-220, 2019. GENUS SORBUS L.: A PHYTOCHEMICAL REVIEW Sadia Khan1*, Mehdi Hassan Kazmi1, Farah Inamullah1, Shagufta Afaq1, M. Zahid Farhad1, Sadia Ferheen2 and Sarwat Ismail3 1Department of Applied Chemistry, University of Karachi, Karachi-75270, Pakistan 2Pharmaceutical Research Centre, PCSIR Laboratories Complex Karachi, Pakistan 3PCSIR, Head office, 1-Constitution Avenue, G-5/2, Islamabad, Pakistan *corresponding author: [email protected] ABSTRACT The current review is focused on the phytochemical and pharmacological aspects of the genus Sorbus. Its numerous species have been utilized as a traditional medicine in the world. Despite, the therapeutic importance of genus Sorbus, out of 100 species only 13 species have been screened phytochemically. Up till now, around 150 secondary metabolites have been reported from this genus, which are summarized in this review. Keywords: Rosaceae, Sorbus, phytochemical, pharmacological potential. INTRODUCTION The Sorbus L. is a genus from the Rose family (Rosaceae). Sorbus comprises of 100 species among which many are medicinally important and are being used in the folklore medications all over the world (Bhattacharjee, 2003). Several taxa from Sorbus are found in customary and local medicines that are used as anti-diarrhea, diuretic, anti-inflammatory, anti-diabetic, vaso- protective, broncho- and vaso-relaxant, along with potent antioxidative qualities (Hukkanen et al., 2006, Olszewska and Michel, 2009, Olszewska et al., 2010, Olszewska, 2012; Perry and Metzger, 1980; Krishna, 1972; Jayaweera, 1982; Krachmal, 1980. The fruit of S. aucuparia L. is bitter in nature and having characteristics of, astringent, laxative, diuretic and cholagogue. Traditionally these are used as drugs in the form of tea, syrup, jelly or liqueur in Austria for the treatment of ailments related to respiratory tract, fever, infections, colds, flu, rheumatism and gout.
    [Show full text]
  • 18. SORBUS Linnaeus, Sp. Pl. 1: 477. 1753.1 花楸属 Hua Qiu Shu Lu Lingdi (陆玲娣 Lu Ling-Ti); Stephen A
    Flora of China 9: 144–170. 2003. 18. SORBUS Linnaeus, Sp. Pl. 1: 477. 1753.1 花楸属 hua qiu shu Lu Lingdi (陆玲娣 Lu Ling-ti); Stephen A. Spongberg Aria (Persoon) Host; Micromeles Decaisne; Pleiosorbus Lihua Zhou & C. Y. Wu; Sorbus subgen. Aria Persoon. Trees or shrubs, usually deciduous. Winter buds usually rather large, ovoid, conical, or spindle-shaped, sometimes viscid; scales imbricate, several, glabrous or pubescent. Leaves alternate, membranous or herbaceous; stipules caducous, simple or pinnately com- pound, plicate or rarely convolute in bud; leaf blade usually serrate, sometimes nearly entire, venation craspedodromous or campto- dromous, glabrous or pubescent. Inflorescences compound, rarely simple corymbs or panicles. Hypanthium campanulate, rarely ob- conical or urceolate. Sepals 5, ovate or triangular, glabrous, pubescent, or tomentose, sometimes glandular along margin. Petals 5, glabrous or pubescent, base clawed or not. Stamens 15–25(–44) in 2 or 3 whorls, unequal in length; anthers ovoid or subglobose. Carpels 2–5, partly or wholly adnate to hypanthium; ovary semi-inferior to inferior, 2–5(–7)-loculed, with 2 or 3(or 4) ovules per locule, one usually abortive; styles 2–5, free or partially connate, glabrous or pubescent. Fruit a pome, white, yellow, pink, or brown to orange or red, ovoid or globose to ellipsoid or oblong, usually small, glabrous or pubescent, laevigate or with small lenticels, apically with sepals persistent or caducous leaving an annular scar, with 2–5(–7) locules, each with 1 or 2 exendospermous seeds; seeds several, with thin perisperm and endosperm enclosing embryo with compressed cotyledons. About 100 species: widely distributed throughout temperate regions of Asia, Europe, and North America; 67 species (43 endemic) in China.
    [Show full text]
  • Magnolia Obovata
    ISSUE 80 INAGNOLN INagnolla obovata Eric Hsu, Putnam Fellow, Arnold Arboretum of Harvard University Photographs by Philippe de 8 poelberch I first encountered Magnolia obovata in Bower at Sir Harold Hillier Gardens and Arboretum, Hampshire, England, where the tightly pursed, waxy, globular buds teased, but rewarded my patience. As each bud unfurled successively, it emitted an intoxicating ambrosial bouquet of melons, bananas, and grapes. Although the leaves were nowhere as luxuriously lustrous as M. grandrflora, they formed an el- egant wreath for the creamy white flower. I gingerly plucked one flower for doser observation, and placed one in my room. When I re- tumed from work later in the afternoon, the mom was overpowering- ly redolent of the magnolia's scent. The same olfactory pleasure was later experienced vicariously through the large Magnolia x wiesneri in the private garden of Nicholas Nickou in southern Connecticut. Several years earlier, I had traveled to Hokkaido Japan, after my high school graduation. Although Hokkaido experiences more severe win- ters than those in the southern parts of Japan, the forests there yield a remarkable diversity of fora, some of which are popular ornamen- tals. When one drives through the region, the silvery to blue-green leaf undersides of Magnolia obovata, shimmering in the breeze, seem to flag the eyes. In "Forest Flora of Japan" (sggII), Charles Sargent commended this species, which he encountered growing tluough the mountainous forests of Hokkaido. He called it "one of the largest and most beautiful of the deciduous-leaved species in size and [the seed conesj are sometimes eight inches long, and brilliant scarlet in color, stand out on branches, it is the most striking feature of the forests.
    [Show full text]
  • TREES for WESTERN NEBRASKA Justin Evertson & Bob Henrickson
    THE NEBRASKA STATEWIDE ARBORETUM PRESENTS TREES FOR WESTERN NEBRASKA Justin Evertson & Bob Henrickson. For more plant information, visit plantnebraska.org or retreenbraska.unl.edu The following species are recommended for areas in the western half of Nebraska and/or typically receive less than 20” of moisture per year. Size Range: The size range indicated for each plant is the expected average mature height x spread for Nebraska. Large Deciduous Trees (typically over 40 feet tall at maturity) 1. Ash, Black ‐ Fraxinus nigra (good on wet sites; very cold tolerant; Fallgold a common form; 45’x 35’) 2. Ash, Green ‐ Fraxinus pennsylvanica (native; very adaptable; good on wet or dry sites; over‐planted; 40‐60’x 25‐40’; 3. Ash, White ‐ Fraxinus americana (native eastern G.P.; good purple/yellow fall color; 40‐50’x 40‐50’) NOTE ON ASH SPECIES: Native American ash trees including those above are being decimated by Emerald Ash Borer (EAB) and the insect is now in Nebraska. NSA recommends that native ash species no longer be planted in Nebraska. 4. Ash, Manchurian ‐ Fraxinus mandshurica (from Asia; upright growth; drought tolerant; may be resistant to EAB; 40’x 30’) 5. Catalpa, Northern ‐ Catalpa speciosa (native; tough tree; large, heart‐shaped leaves, showy flowers and long seed pods; 50’x 35’) 6. Coffeetree, Kentucky ‐ Gymnocladus dioicus (native; amazingly adaptable; beautiful winter form; 50’x 40’) 7. Cottonwood, Eastern ‐ Populus deltoides (majestic native; not for extremely dry sites; avoid most cultivars; 80’x 60’) 8. Cottonwood, Lanceleaf ‐ Populus acuminata (native; naturally occurring hybrid; narrow leaves; for west. G.P.; 50’x 35’) 9.
    [Show full text]