MARTELAREN in SCHOTLAND Alzo Wij Zo Groot Een Wolk Der Getuigen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
1 EEN WOLK DER GETUIGEN (A Cloud of Witnesses) MARTELAREN IN SCHOTLAND Alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen al last en de zonde die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan die ons voorgesteld is. Hebreeën 12:1 Samengesteld door Willem Westerbeke ‘Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens’ Openbaring 2:10 STICHTING DE GIHONBRON MIDDELBURG 2007 2 INHOUD VOORWOORD MARTELARENLIJST 1. Archibald Campbell, DE MARKIES VAN ARGYLE, 27 mei 1661 2. JAMES GUTHRIE, 1 juni 1661 3. JOHN GUTHRIE, 4. WILLIAM GUTHRIE 5. JOHN WELWOOD, april 1679 6. MARTELAREN TIJDENS EN NA DE STRIJD TE BOTHWELL BRIDGE 7. Predikanten Kid en King, 1679 8. RICHARD CAMERON, 22 juli 1680 Michael Cameron, John Hamilton, John Gembel, James Gray, de jonge, Robert Dick, John Fowler, Captain, Robert Paterson, Thomas Watson. 9. JOHN MALCOLM, 13 augustus 1680 Archibald Alison 10. ARCHIBALD STEWART, 1 december 1680 11. John Potter 12. James Skene, en Marion Harvie Isabel Alison 13. ANDREW PITILLOCH, 13 juli 1681 Laurence Hay Adam Philip 14. DONALD CARGILL, 27 juli 1681 15. Walter Smith, Theologisch student James Boig, Theologisch student William Thomson, knecht van William Cathill William Cuthill. 16. ROBERT GARNOCK, 10 oktober 1681 Patrick Forman, David Farrie, James Stuart Alexander Russell. 3 17. ROBERT GRAY, 19 mei 1682 18. ROBERT POLLOCK, 23 januari 1683 19. JOHN WILSON, 16 mei 1683 David, Mac Millan 20. ROBERT BAILLIE VAN JERVISWOODE, 24 februari 1684 VIJF MARTELAREN, 19 maart 1684 21. John Main 22. Archibald Stewart, uit de parochie van Lesmahagow 23. John Richmond 24. James Johnston in North Cadder 25. James Winning 26. JOHN DICK, 5 maart 1684 27. JOHN PATON, 9 mei 1684 28. ARTHUR TACKET, 1 augustus 1684 29. THOMAS ROBERTSON, 9 december 1684 James Graham Thomas Wood George Jackson William Keagow Alexander ? 30. ROBERT MILLAR, 23 januari 1685 Robert Pollock 31. JOHN BELL, 21 februari 1685 32. JOHN BROWN van Priesthill, 1 mei 1685 33. ANDREW HISLOP, 11 mei 1685 34. MARTELAREN TE Carsegellioch, Mei, juni 1685 35. THOMAS STODDARD, 12 augustus 1685 36. 3 MARTELAREN, November 1685 te Fenwick: John Fergushill, George Woodburn, Patrick Gemmel. 37. JOHN NISBET, 4 december 1685 Edward Marshall, Kaemuir, 38. JAMES RENWICK, 17 februari 1688. 39. DE STRIK ONTKOMEN 40. TOELICHTINGEN 4 VOORWOORD Dit boek gaat over de strijd, het lijden en de geloofsoverwinning die de Covenanters door Gods genade ontvingen. Oorspronkelijk bestonden Covenanters uit een aantal edellieden, die in 1557 een 'Band', een verbond, aangingen. Het was nodig om een dam op te werpen tegen de macht van Rome en Frankrijk, die zich hardnekkig verzetten tegen de toenemende protestantse invloed. In 1560 gaf het Parlement opdracht aan John Knox en enkele predikanten een Confessie (Belijdenis) op te stellen. In 1567 werd deze belijdenis - naar calvinistisch-presbyteriaal model - door het Parlement bekrachtigd. Toen kwam een ander gevaar naar voren. De regering wilde de Schotse kerk aanpassen aan de bisschoppen-hiërarchie, zoals deze in Engeland gold. Ter bescherming tegen dit streven werd in 1580 het 'National Covenant', het nationale verbond, van kracht, dat waarborgen bevatte voor de handhaving van de presbyteriale kerkvorm. Dit stuk werd ook ondertekend door koning Jakobus VI. Toen de overheid de bepalingen van dit nationale verbond met voeten trad en de bisschoppen toch invoerde, stuitte dit op een nationaal verzet, dat uitmondde in de vernieuwing van het Covenant van 1580. In 1638 werd dit nieuwe 'National Covenant' door alle rangorden van staat en kerk getekend. Sommigen ondertekenden met hun bloed. Anderen voegden bij hun handtekening: tot in den dood. Dit Nationaal Verbond werd twee jaar later door het Parlement bekrachtigd. Sinds die tijd werden de voorstanders van de presbyteriale kerkregering Covenanters genoemd. De Covenanters kwamen in 1660 in conflict met de koning, vooral omdat deze zijn gezag ook wilde uitoefenen op het kerkelijk erf. De bisschoppen waren een doeltreffend machtsmiddel om vat te krijgen op de besluitvorming van de kerk. Vanwege de achting voor de 'Kroonrechten van Christus' konden de Covenanters deze handelwijze nooit gedogen. De gebeurtenissen en de getuigenissen die in dit boek beschreven zijn, dateren vanaf 1660 tot 1689, toen de strijd ontaardde in geweld en verdrukking. De Hebreeënbrief heeft als hoofddoel de leer en de eer van Christus als Priester op Zijn Koninklijke troon te verdedigen. En vervolgens de gelovige Hebreeën te bemoedigen in de verdrukking die zij van hun eigen burgers moesten ondergaan. De apostel wijst hen in hoofdstuk 11 op een groot aantal gelovigen vanaf de schepping tot op de tijd van Christus' verblijf op aarde, die allen in meer of mindere mate verdrukking hebben geleden. En dat alleen om het feit dat ze de Heere op Zijn woord geloofden en de vervulling van Zijn beloften verwachten. Welke diepe kruiswegen hebben deze gelovigen moeten lijden! Zie Hebreeën 11 vers 33 - 40. En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken. Zou ik verhalen van Gideon, en Barak, en Samson, en Jeftha, en David, en Samuel, en de profeten; welken door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt; de kracht des vuurs hebben uitgeblust, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben gekregen, in den krijg sterk geworden zijn, heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht. De vrouwen hebben hare doden uit de opstanding wedergekregen; en anderen zijn uitgerekt geworden, de aangeboden verlossing niet aannemende, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden. En anderen hebben bespottingen en geselen geproefd, en ook banden en gevangenis; zijn gestenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht; hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk gehandeld zijnde; (welker de wereld niet waardig was), hebben in woestijnen gedoold en op bergen, en in spelonken en in holen der aarde. En deze allen, hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen, Alzo God wat beters over ons voorzien had, opdat zij zonder ons niet zouden volmaakt worden. 5 De apostel koerst is nu naar zijn doel: Hebreeën 12: 1-6. Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is; ziende op den overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons van God. Want aanmerkt Dezen, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen. Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde. En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt; want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, die Hij aanneemt. De apostel wil dus zeggen: wij hebben zo een grote wolk van geloofsgetuigen rondom ons liggen, laat ons dan met lijdzaamheid op de geloofsbaan lopen. Wij moeten niet alleen op de strijd en overwinning van de achterliggende geloofsgenoot zien, maar vooral op Jezus Christus. Want Hij is de oversten Leidsman des geloofs. En wat heeft Hij moeten doorstaan! Hij heeft Zijn kruis gedragen, Hij heeft de schande gewillig verdragen en zit nu aan de rechterhand van Zijn Vader om daar als Koning Zijn kerk te besturen. Christus had twee doelen voor ogen. De eer van Zijn Vader en de zaligheid van Zijn volk. Die oneindige liefde die Christus Zijn volk toedraagt wilde Hij graag kwijt. Hij had zó’n vurige verlangen naar Zijn bruid, dat hij er alles, ja alles voor over had. Nu, de apostel zegt: Christus is ons grote Voorbeeld. De gelovigen van het oude testament hebben op Hem gezien in de belofte die de Vader hen gegeven had. En wij die nu in Christus geloven, moeten op Hem zien in de spiegel van het Evangelie en Zijn voetstappen drukken. Om zo Zijn Beeld gelijkvormig te mogen worden. Hier in dit leven worden wij Zijn lijdend Beeld gelijkvormig en hierna zullen wij Zijn verheerlijkt Beeld gelijkvormig mogen worden. O, onuitsprekelijk voorrecht, door lijden geheiligd; met een kruis naar de kroon; met Christus één Plant gemaakt! Wel geloven, houdt goede moed; zouden wij de loopbaan naar de hemel dan niet met vreugde lopen? Zouden wij ons kruis niet met blijdschap dragen? Dit is toch een duidelijk bewijs dat wij kinderen van de Vader zijn, en geen bastaarden. Op deze wijze bemoedigde Paulus zijn geloofsgenoten. In dit licht behoren wij de getuigenissen te lezen van de personen die in dit boek genoemd worden. En met dit doel is het ook beschreven en samengesteld. De historie van de martelaren heeft mij vanaf mijn jeugd altijd erg aangetrokken. Het lijden, het verdriet, de laster die zij moesten ondergaan, hun getuigenis voor de waarheid van het evangelie en de Kroonrechten van Jezus Christus, is voor ons een krachtige stimulans! Hoe beschaamd, hoe vernederend en bestraffend zijn deze getuigenissen in het licht van onze ontrouw, vervlakking, zelfgenoegzaamheid, dode orthodoxie en uitwendige vormendienst! Maar aan de andere kant, moeten wij nog een korte tijd lijden en strijd in meer of mindere mate voor de eer van de leer van Jezus Christus en de vrije genade Gods, laten we goede moed hebben: de loopbaan heeft een einde. En aan het einde hangt de kroon! En zal dat geen onuitsprekelijk wonder zijn als zulke schuldige, lauwe en trouweloze christenen een kroon mogen ontvangen? Daarom, alzo wij een onbewegelijk koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, door welke wij welbehaaglijk God mogen dienen met eerbied en Godvruchtigheid.