Albanië, Land En Volk 1
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Van crisis tot creatie: (Inleiding) de Albanese Kwestie in heden en verleden; een Europees probleem voor de toekomst? Het was Tacitus die de stelling poneerde “Alles wat onbekend is, komt ons als geweldig voor” (Omne ignotum pro magnifico est). Dat lijkt echter niet van toepassing op het Albanese volk. Ongefundeerde vooroordelen en niet-gestaafde meningen, op basis van evident kennisgebrek, duwden al menig Nederlander richting het tegenpool-adagium (‘onbekend maakt onbemind’). Deze algemene onwetendheid betreft de geschiedenis van Albanië, en van het Albanese volk in brede zin, evenals de hieraan gerelateerde achtergronden die deze historie hebben bepaald. Hier te lande is men vrijwel onbekend met externe elementen die het verloop van de Albanese geschiedenis raakten, zoals Ottomaanse overheersing en invloed van Europese grootmachten. Zodoende is voor velen het ontstaan, en blijven bestaan, van de ‘Albanese Kwestie’ één groot mysterie. Ergo: er bestaat alle aanleiding om dit historische probleem meer aandacht te geven. Binnen de uitgestrekte contreien van Zuidoost Europa leidde crisis méér dan eens tot creatie. ‘Crisis in de Oriënt’ en de ‘Oosterse Kwestie’, rond het langzaam uiteenvallende Ottomaanse Rijk, leidde tot creatie van onafhankelijke Orthodox-Christelijke monarchieën als Bulgarije; (Griekenland); Montenegro; Roemenië, en Servië. Crisis in de vorm van de Eerste en Tweede Balkanoorlog, plus Eerste Wereldoorlog, leidde tot creatie van Republiek Albanië (in 1912). ‘Crisis in de Balkan’, rond de snel uiteenvallende Federale Joegoslavische Republiek, leidde tot diverse oorlogen (jaren 1990) en uiteindelijk tot creatie van Republiek Kosova (in 2008). Balkan crises uit het nieuwe millennium, in Macedonië en in Zuid Servië, werden echter wél adequaat ingedamd (dankzij een zéér nauwe samenwerking tussen regionale overheden en de internationale gemeenschap). Zijn de Balkan crises daarmee voorbij? Of bestaat er potentieel voor nieuwe crisis, in genoemde c.q. andere gebieden? Gaan ontwikkelingen leiden tot creatie van een derde ‘Albanese’ staat? (Illyrida, in noordwestelijk Macedonië, waar het percentage van etnisch Albanese burgers reeds richting de negentig gaat). Kortom: hoe zit het met landen rondom Albanië en Kosova? Dat leidt dan vervolgens tot de meer algemene vraag: vormt de Albanese Kwestie mogelijk óók nog in de toekomst een regionaal en continentaal probleem? Navolgende hoofdstukken trachten verandering te brengen in de onbekendheid rond de creatie van natiestaat Albanië (naast achtergronden bij de creatie van Kosova). Zij hopen duidelijk te maken hoe men in heden en verleden de Albanese Kwestie percipieerde en apprecieerde. Ook volgt een voorzichtige blik op de toekomst. Zijdelings komen diverse visies op Albanië, en op het Albanese volk, nader aan de orde. Een en ander leidt tot drie centrale onderzoeksvragen: Wat zijn de historische achtergronden van de Albanese Kwestie? Waardoor wordt dit Albanese probleem gekenmerkt? Wat is tegenwoordig nog de relevantie van zulk een nationale grenzenkwestie, in het licht van het voortschrijdende (Euro-Atlantische) integratieproces in Zuidoost Europa? De beantwoording van vorenstaande vragen vond plaats zónder enige vorm van overdaad aan neutrale historische literatuur inzake het ‘Albanese nationale vraagstuk’. Zodoende werd de zoektocht naar bruikbare informatie tamelijk spoedig een kwestie van “Alle begin is moeilijk” (Omne initium est difficile). Desondanks kon voortschrijdend inzicht ontstaan, rond oorzaken en gevolgen van de Albanese Kwestie, en antwoord op de vraag wat ‘het Albanese probleem’ in de tegenwoordige tijd betekent op het vlak van de (Zuidoost) Europese vrede en veiligheid. Navolgende hoofdstukken zijn een weergave van die uitgebreide zoektocht, en de verwerking van hierbij gevonden feiten en omstandigheden betreffende de interessante Albanese Kwestie. Deze zoektocht vond plaats via de aanhoudende wens ‘de oorzaak der dingen te onderzoeken’ (rerum cognoscere causas). Dat heeft uiteindelijk kunnen leiden tot een vijftal hoofdstukken. De Albanese Kwestie deed de auteur regelmatig denken aan een metafoor die zijn mentor op het terrein van de Europese veiligheid (dr Wim van Eekelen) vaak - voor de WEU - gebruikte: wie de giraffe kent, verwijst er vrij regelmatig en tamelijk nonchalant naar doch heeft tegelijk grote moeite uit te leggen hoe zulk een giraffe er precies uitziet (aan iemand die het dier nog nooit gezien heeft, terwijl er tevens géén vergelijkbaar beest in het dierenrijk voorhanden is). Zo zijn Albanezen min of meer bekend met de Albanese Kwestie, maar de buitenwacht niet. De buitenwacht kan zich slecht een voorstelling maken van de historie van het Albanese volk. Albanezen kennen steeds minder hun eigen geschiedenis, en hebben moeite die uit te leggen. Hopelijk dat lezing van de komende vijf hoofdstukken deze ontwikkeling kan keren, zodat het motto “Alles wat bijzonder is, is geliefd” (Omne rarum carum) van toepassing kan worden voor toekomstige historici die zich nader willen verdiepen in deze zéér weerbarstige materie. Om de zaak nog te compliceren: er heeft in het verleden, naast de Albanese Kwestie, tevens een Griekse Kwestie bestaan (die tot op de dag van vandaag interfereert met de Albanese Kwestie). Bovendien is, naast de Albanese Kwestie, óók de Macedonische Kwestie nog niet opgelost. Beide problemen zijn bijzonder nauw met elkaar verbonden, vooral vanwege hun gemeenschappelijke geschiedenis als het ‘Turks Europa’ (onder Ottomaanse overheersing). Nationaliteitenkwesties, en nieuw nationalisme, bedreigen de Europese vrede en veiligheid. De vraag is hoe de Balkan, én ‘Europa’ in het algemeen, deze uitdaging tegemoet wil treden. Enkele tendensen, richting een oplossing van deze vraagstukken, verschijnen aan de horizon... Opzet Bij de bespreking van het raamwerk, van onderzoek naar de Albanese Kwestie, is afgesproken twee introductiehoofdstukken te schrijven - over de Albanese identiteit en geschiedenis - om daarna pas écht te beginnen met de ontwikkelingsgeschiedenis van het Albanese nationalisme (als fundament voor het ontstaan, en blijven bestaan, van de Albanese Kwestie in de Balkan). Zo volgen 5 + 10 pagina’s introductie; 80 pagina’s basistekst, rond Albanees nationalisme en de Albanese Kwestie sec, én komen hun manifestaties buiten de Albanese landsgrenzen aan de orde. Het onderzoek sluit af met 5 pagina’s synopsis, gevolgd door 5 pagina’s conclusies. Zo omvat het onderzoek (de samenvatting niet meegerekend) in totaal honderd pagina’s tekst. Hoofdstuk 1 en 2 presenteren een summiere introductie van Albanië en de Albanese identiteit - met aandacht voor de woongebieden van het Albanese volk, en haar geschiedenis - voor wie onbekend is met Zuidoost Europa en de Albanese factor daarbinnen. Een dergelijk zéér basaal begrip (rond Albanese identiteit, en de hieraan gerelateerde etnogenesis theorie van Illyrisch- Albanese connectie) is als basis vereist, om het ‘Albanisme’ en het Albanese nationalisme te kunnen doorgronden. De correlatie tussen de (eeuwenlang beperkt ontwikkelde) Albanese identiteit en het aanhoudend negatieve Albanese imago, dat eind Hoofdstuk 4 nog specifiek aan de orde komt, betreft één van de hoekstenen die het algehele bouwwerk van het Albanese nationaliteitenvraagstuk (in de afgelopen eeuw) * haar verdere vaste vorm hebben gegeven. * Immers: Albanië bestaat - per 28 november 2012 - honderd jaar als onafhankelijk land. Dit gegeven vormde een belangrijke, doch zeker niet de enige, aanleiding tot onderzoek naar de Albanese Kwestie. Hoofdstuk 3 zoekt verdieping, en verklaart hoe het Albanese volk als één van de verspätete Nationen (onder dwang van externe omstandigheden) haar cultureel-nationale bewustwording ontwikkelde en uiteindelijk een eigen nationale staat wist te realiseren. In dit hoofdstuk wordt de regionale context beschreven; volgt een analyse rond oorsprong van Balkan nationalisme in het algemeen, en Albanees nationalisme in het bijzonder; worden de diverse vertragende en versnellende ontwikkelingsfactoren van het Albanese nationalisme gepresenteerd, én wordt de rol van Europese grootmachten nader toegelicht. De chronologische lijn van Hoofdstuk 2 (i.e. verdediging - door de nationale held Skënderbeg - van Albanese gebieden en identiteit, tegen Turkse indringers, met uiteindelijk een zéér vergaande Ottomanisering en Islamisering in alle Albanese gebieden) wordt in Hoofdstuk 3 doorgetrokken, richting nieuwe bedreigingen voor Albanees gebied en Albanese identiteit, via het Congres van Berlijn. Zo ontstond de Liga van Prizren. Het hieraan gerelateerde nationale bewustwordingsproces, de Rilindja Kombëtare, zorgde dat het Albanese nationalisme zich richtte op een nationale staat (Albanië). Per saldo kon die staat slechts het halve Albanese volk huisvesten. Zo ontstond de Albanese Kwestie. Deel 1 van Hoofdstuk 4 gaat (onder de titel “Van Balkanbond tot Volkenbond”) gedetailleerd in op de ontwikkeling van de Albanese nationaliteitenkwestie, via een historische analyse van het ontstaan van de Albanese natiestaat (en daarmee de Albanese Kwestie, waarbij duidelijk wordt hoe de combinatie van Ottomaans verval; de macht van Europese grootmachten, en het nationalisme van Orthodox-Christelijke staten, gróte gevolgen kreeg voor het Albanese volk). Aan het eind volgt een definitie van de Albanese Kwestie, en blijkt dat (vanaf eindjaren 1990) in historische literatuur een nieuwe betekenis aan de ‘oude’ Albanese Kwestie wordt gegeven. Deel 2 van Hoofdstuk 4 gaat (onder de titel “Van Volkenbond tot Volkenmoord”) met detail in op