Gedicht Hofwijck!) En in Gegeten, Waarbij We Moeten Denken Aan De Boomgaard En Het Kinder-Mael 2775)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Hofwijck Constantijn Huygens editie F.L. Zwaan bron Constantijn Huygens, Hofwijck (ed. F.L. Zwaan). Chev, Jeruzalem 1977 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/huyg001vita01_01/colofon.htm © 2007 dbnl / erven F.L. Zwaan VI Titelpagina bij de autograaf van Hofwyck, door Huijgens ontworpen. Constantijn Huygens, Hofwijck VII Lijst van afkortingen AvondmaalsgedichtenF.L. Zwaan, C. Huygens. Avondmaalsgedichten en Heilige Dagen, Zwolle, 1968. Dagh-werck F.L. Zwaan, Dagh-werck van Constantijn Huygens, Assen, 1973. Dagboek Dagboek van C. Huygens, uitgave J.H.W. Unger, Amsterdam, 1885. E.p. Editio princeps van Hofwyck, 's-Gravenhage 1653. Eymael Constantijn Huygens' Hofwyck (Vitaulium) door H.J. Eymael, Tweede, geheel omgewerkte druk, Zutphen, 1920. Hermkens H.M. Hermkens, Bijdrage tot een hernieuwde studie van Constantijn Huygens' gedichten, Nijmegen, 1964. Hoogstraten D. van Hoogstraten, Lijst der gebruikelijkste zelfstandige naamwoorden, Amsterdam, 1759. KI C. Huygens, Korenbloemen, 's-Gravenhage 1658. KII C. Huygens, Korenbloemen, Amsterdam 1672. Kil. C. Kilianus, Etymologicum enz., Utrecht, 1777. Lev. T. Levende Talen. MNW Verwijs en Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek. N. Tg. Nieuwe Taalgids. Proeven II Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek II. Gedichten voor Huygens. Tekstverzorging P. Tuynman, Commentaar F.L. Zwaan, Amsterdam, 1968. Rank L. Ph. Rank, De citaten bij Hofwyck (in hs., op Instituut voor vergelijkende literatuurwetenschap te Utrecht te raadplegen). Schönfeld A. van Loeij, Schönfelds Historische grammatica van het Nederlands, 6e druk, Zutphen, z.j. (Voorbericht 7 maart 1959). Stoett F.A. Stoett, Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis, Derde druk, 's-Gravenhage, 1923. Tien gedichten F.L. Zwaan, Tien gedichten van C. Huygens, Assen, 1975. Ts. Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde. Constantijn Huygens, Hofwijck VIII U.W. Uitlegkundig Woordenboek op de werken van P.C. Hooft I, II, III, Amsterdam, 1825, 1828, 1832. Van Helten W.L. van Helten, Vondel's Taal, Groningen, 1883. Van Veen P.A.F. van Veen, De soeticheydt des buyten-levens, vergheselschapt met de Boucken, 's-Gravenhage, 1960. Verkuyl P.E.L. Verkuyl, Sterren-konst-licht bij Huygenslectuur, N. Tg. 58, 234 vlgg. Voet-maet Voet-maet, Rijm en Reden, Bloemlezing uit Huygens' gedichten, uitg. F.L. Zwaan, derde druk, Culemborg, 1973. Weijnen A. Weijnen, Zeventiende-eeuwse taal, vierde druk, Zutphen, 1965. WNT Woordenboek der Nederlandsche Taal. Zwaan F.L. Zwaan, Uit de geschiedenis der nederlandsche spraakkunst, Groningen, Batavia, 1939 (Reprint 1974). Zwaanzinnigheden F.L. Zwaan, Zwaanzinnigheden. Opstellen over spraakkunst en tekstinterpretatie, Amsterdam, 1974. Constantijn Huygens, Hofwijck IX Voorwoord Van het grootste nederlandse gedicht van Constantijn Huygens is, door een complex van oorzaken, tot nu toe geen uitgave naar de autograaf verschenen. De voornaamste zal wel zijn het schromelijk gebrek aan belangstelling voor de filologie in het algemeen en voor die van onze grote zeventiende eeuwse literatuur in het bijzonder. Iets dergelijks zou in Frankrijk bijv. dunkt mij onmogelijk zijn. Daar komt nog bij dat door een gril van het lot Worp, de onvolprezen uitgever van De Gedichten van Constantijn Huygens ‘naar zijn handschrift’ op het ogenblik dat hij aan Hofwyck toe was, moest constateren dat de handschriften zoek waren en zodoende noodgedwongen de tekst der eerste uitgave (1653) moest afdrukken (Worp IV, p. 266, noot).1 Anderen gaven eveneens niet de autograaf uit, maar of de tekst van de editio princeps van 1653 (P.J.H. Vermeeren bezorgde hiervan een reprint Constantijn Huygens' Hofwyck in de serie Haagse Teksten II, Wassenaar, 1976, met een inleiding maar zonder commentaar) of de tekst van Korenbloemen 1672 (H.J. Eymael, Constantijn Huygens' Hofwyck, Culemborg, 1888; 2e druk Zutphen 1920, die als argument geeft: ‘Ik gaf daaraan de voorkeur, omdat deze door Huygens zelven bezorgd is; met de oorspronkelijke van het jaar 1653 had hij immers zijn oudsten zoon Constantijn belast.’ Een simplistische voorstelling van zaken: Huygens corrigeerde de drukkerskopij A en heeft zeer vermoedelijk ook in de drukproef wijzigingen aangebracht). Mijn oorspronkelijke plan om slechts een commentaar bij de reprint door Vermeeren bezorgd, te geven, moest ik laten varen, toen ik al doende voortdurend de autograaf raadpleegde en allerlei corrupte plaatsen in 1653 helder werden bij het bezien van de zuivere tekst van Huygens. En de fouten van 1653 dropen door in de drukken van 1658 en 1672! Mijn uitgave van de autograaf met de varianten van de drukkerskopij (bron van alle ellende!) en de drukken zal dit in de details duidelijk maken. Wat de commentaar betreft, is er het werk van Eymael, waarin veel verdienstelijks is, maar dat toch in zeer veel gevallen teleurstelt, omdat aan de moeilijkheden wordt voorbijgegaan (om welke reden dan ook, maar ik geloof dat veel op rekening van het silentium doctum moet worden gesteld) of deze omzeild worden door het beruchte Versta (waarna de lezer het dan maar geloven moet), waar ik al eerder mijn gal over heb uitgestort (in een beoordeling van Voorhout, Kostelick Mal en Oogentroost van Constantijn Huygens, herzien door Drs. L. Strengholt, Zutphen 1973 in N. Tg. 67 (1970), 1 Later gaf Worp in dl IX, p. 27 vlgg. een collatie van het Klad van Hofwyck en de gedrukte tekst van 1653. Constantijn Huygens, Hofwijck X p. 70). Op de syntaxis wordt vrijwel nooit ingegaan. Ik heb ernaar gestreefd geen enkele moeilijkheid te verdoezelen, wat mij onduidelijk was als zodanig te signaleren en steeds zoveel mogelijk grammatische en lexicologische verantwoording te geven van mijn interpretatie. De latijnse en griekse citaten die Huygens in overvloed heeft toegevoegd om zijn beweringen te steunen met het gezag der ouden en van de kerkvaders, hebben nog nimmer aandacht gehad. Eymael laat ze weg (argument: Voor de meesten, die dit boek gebruiken zullen, konden zij slechts waarde hebben, wanneer ik er de vertaling bij gaf, en daardoor zou het al te omvangrijk geworden zijn). Wanneer men Aenden Leser. Voor de Bij-schriften, dat Huygens aan Hofwyck liet voorafgaan, goed leest, zal het duidelijk zijn dat deze citaten niet mogen worden verwaarloosd. Zij zijn zegt Huygens de ‘redding’ van zijn slechte gedicht. Een van de moeilijkste onderdelen van een uitgave naar het handschrift vormen de manuscriptologische aantekeningen, tevens een van de opwindendste kanten van het werk. Waarom verbeterde Huygens zo? is voortdurend de vraag, een vraag die soms te beantwoorden schijnt al heeft men nooit volkomen zekerheid, in veel gevallen niet te beantwoorden is. Toch meen ik dat hier een zeer belangrijk aspekt aan de orde is: men is in de keuken van de dichter en tracht hem te volgen in zijn vormgevingsproces. Ook geven oudere versies vaak een aanwijzing voor de interpretatie van de nieuwere. Ik hoop dat deze uitgave zijn weg mag vinden naar allen die door hun studie in aanraking komen met onze grote zeventiende-eeuwers, en dat zij worstelend met de tekst, hier en daar enige baat mogen vinden in het daarna raadplegen van deze editie naar de autograaf, met het hele apparaat van citaten, manuscriptologie, varianten en commentaar. Dat het getij voor de filologie niet gunstig is, is een reden te meer om bewust grondig kennis te nemen van het werk van de grote taalbeheerser Huygens, de gevoelige, intelligente en beminnelijke Heer van Hofwyck. Mij past een woord van oprechte dank aan degenen die mij, in mijn isolement hier in Jeruzalem, de helpende hand geboden hebben. In de eerste plaats aan Dr. L. Ph. Rank voor zijn omvangrijke werk aan de 300 citaten, de ‘bijschriften’ die Huygens aan het gedicht toevoegde. Het is hem op een enkel geval na gelukt de vindplaats vast te stellen; naast een vertaling gaf hij een uitgebreid critisch apparaat, dat ik in deze uitgave niet kon verwerken. Ik moest mij beperken tot het vermelden van de vindplaatsen en de vertalingen, waarbij ik soms heb verwezen naar Rank, waarmee bedoeld wordt het totaal van zijn aantekeningen, in fotocopie te raadplegen op het Instituut voor vergelijkende literatuurwetenschap te Utrecht. Het spreekt vanzelf dat ik geheel verantwoordelijk ben voor de verwerking van zijn materiaal. Voor de bijbelcitaten houd ik mij steeds aan de door Dr. A. Kuyper e.a. in de thans gangbare taal overgebrachte Statenvertaling van 1657, Middelharnis 1895. Voorts dank ik Dr. D. van Velden en Drs. S. Groenvelt voor hun Constantijn Huygens, Hofwijck XI historische toelichting bij een aantal plaatsen; Dr. H.M. Hermkens en Dr. J.C. Trimp voor hulp bij het interpreteren van enkele moeilijke plaatsen; J. Malepaard voor het toezenden van enige nodige gegevens. F.L. Zwaan Sept. 1977 Roman Road 6, Beit Hanina, Jerusalem (Israel) Constantijn Huygens, Hofwijck XII Reproductie van kaart Hoogheemraadschap Rijnland, door Jan Jansz. Dou en Steven van Broeckhuysen, ed. 1687. Verzameling Gemeente Archief van 's-Gravenhage. (Hofwyck is in deze reproductie omcirkeld) Constantijn Huygens, Hofwijck XIII Inleiding 1. Ontstaan van het buiten Hofwyck Na wat Eymael in zijn Inleiding tot zijn uitgave van Hofwyck hierover heeft meegedeeld, kan ik kort zijn over het ontstaan van Hofwyck. Gedreven door de behoefte aan een landhuis, buiten Den Haag, ver van de drukte van het hof, zocht en vond Huygens in dec. 1639 een geschikt stuk land bij Voorburg, waar hij een huis deed bouwen en een tuin aanleggen. Dat gaat snel: in de herfst van het volgende jaar staat het huis er en is de hof aangelegd. Het spreekt vanzelf dat voortgaande zorg voor zijn landgoed nodig was (Hofwyck 122 spreekt van tien jaer lang ... queecken). Bovendien vergrootte hij het door aankopen van nieuwe stukken land op 16 dec. 1640, 17 maart 1642 en 20 maart 1642. 2. Ontstaan van het gedicht Hofwyck Huygens moet op een gegeven ogenblik de behoefte gevoeld hebben om in het genre van de Hofdichten zijn buitenplaats te bezingen. Hij doet dat - hoe zou het anders kunnen? - origineel, zonder zich veel om regels of voorschriften te bekommeren. Uit het kladhandschrift K (de autograaf die aan deze uitgave ten grondslag ligt) kunnen wij de vorderingen die hij met zijn omvangrijke gedicht 2824 vss) maakt, aflezen: 26 mei 1650 aanvang 14 aug.