Nederlandse politieke houding ten aanzien van VN-vredesoperaties Een casestudy van de Nederlandse deelname aan de vredesoperatie in Korea

1 Geschiedenis-Bachelor Eindwerkstuk (GE3V14054) Isa Verwaal 5910803 Frank Gerits

1 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983). 1

2

Inhoudsopgave

Samenvatting 5

Inleiding 6

Hoofdstuk 1: Nederlandse doelen tijdens de missie 11

1.1 Geen betere keuze 12

1.2 VS te vriend houden 13

Hoofdstuk 2: Samenwerking met andere landen 16

2.1 Nederland kon niet achterblijven 17

2.2 Militaire samenwerking 19

Hoofdstuk 3: Economische impact 21

3.1 Nasleep Tweede Wereldoorlog 22

3.2 Nederlands beleid tijdens de missie 23

3.3 Gevolgen van deelname aan de missie 24

Conclusie 26 Literatuurlijst 27 Plagiaatverklaring 29

3

4

Samenvatting

Het doel van deze bachelor scriptie is om het antwoord op de onderzoeksvraag: “Wat is de politieke houding van Nederland ten aanzien van VN-vredesoperaties?” te vinden. Dit wordt gedaan middels een casestudie, namelijk de vredesoperatie in Korea (1950-1954): het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN), en door middel van drie hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk onderzoekt de doelen van Nederland tijdens de missie in Korea. Hieruit blijkt dat het doel van Nederland hetzelfde was als dat van de VN, namelijk de wereldvrede waarborgen. Echter, daarachter hield zich het werkelijk doel van Nederland schuil; het behouden van een goede relatie van de VS. Het tweede hoofdstuk gaat vervolgens in op de samenwerkingsverbanden van Nederland met andere landen. Uit dit hoofdstuk wordt duidelijk dat Nederland voornamelijk samenwerkte met de VS, maar dat het samenwerkingsverband niet evenredig was. Dit kwam doordat Nederland economisch afhankelijk was van de VS. Afgezien daarvan konden de landen goed met elkaar overweg op militair gebied, in Korea zelf. Het laatste hoofdstuk analyseert de economische impact van de Nederlandse deelname aan de VN-vredesoperatie in Korea. Uit dit hoofdstuk wordt duidelijk dat de nasleep van de Tweede Wereldoorlog een effect had op het beleid van de Nederlandse regering. Het beleid had vervolgens weer invloed op de daadwerkelijk uitvoering van de missie. De kosten vielen uiteindelijk lager uit dan vooraf begroot. Toch had deelname aan de missie een significante invloed op de politieke houding van Nederland. Het land werd zich bewust van de slechte staat van haar defensie, waardoor in de jaren na de missie in Korea meer aandacht werd gevestigd op defensie en de collectieve verdediging en veiligheid. Kortom, de politieke houding van Nederland ten aanzien van VN- vredesoperaties voor de deelname aan de missie in Korea was kritisch. Echter, na bijgedragen te hebben aan de missie in Korea, ontdooide de houding van de Nederlandse regering. Het land realiseerde zich dat de VN misschien wel nuttig zou kunnen zijn als het gaat om het waarborgen van vrede en veiligheid. De politieke houding van Nederland ten aanzien van VN-vredesoperaties na de missie in Korea was dus heel wat positiever dan in de jaren voor de deelname aan de VN- vredesoperatie.

5

Inleiding

In mei 1948 werd de eerste internationale vredesoperatie uitgevoerd, namelijk in het Midden Oosten, onder de naam United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO). In de jaren daarna zijn er nog 70 internationale vredesoperaties bijgekomen.2 Deze vredesoperaties zijn speciale missies die ontworpen zijn om de vrede te herstellen en te behouden in een bepaald gebied waar zich een gewapend conflict afspeelt. Deze vredesoperaties worden meestal door de Verenigde Naties georganiseerd, maar kunnen ook door andere internationale organisaties worden gecoördineerd. De missies zijn uiteenlopend in omvang en invulling, en zijn op te delen in drie categorieën: waarneming, vredeshandhaving en vredesafdwinging.3 Waarnemingsmissies zijn er om toe te zien op de uitvoering van een wapenstilstand of vredesakkoord.4 Vredeshandhavende missies hebben een niet-dreigend karakter en vinden plaats in het spectrum tussen enerzijds vreedzame politieke en diplomatieke middelen en anderzijds dwangmiddelen.5 Deze vorm van operatie wordt dus gezien als een soort buffer tussen (voormalig) strijdende partijen. Na de Koude Oorlog werd deze vorm van vredeshandhaving uitgebreid: blauwhelmen gingen zich ook met andere zaken bemoeien, het mandaat werd breder en de uitvoering werd ingewikkelder.6 De laatste categorie, vredesafdwingende operaties, beschrijft het opleggen van sancties en embargo’s tegen agressieve en onwillige staten. Agressie wordt hier met dwangmiddelen beteugeld. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de vredesoperatie in Korea, die in deze scriptie besproken zal worden. Omdat vredesafdwingende operaties vaak gepaard gaan met veel geweld en slachtoffers, zijn ze vaak moeilijk te rechtvaardigen en te legitimeren.7 Probleemstelling

De meningen van verschillende regeringen over de werking van deze internationale vredesoperaties lopen nogal uiteen. Deze scriptie zal dan ook onderzoek doen naar de Nederlandse politieke houding ten opzichte van VN-vredesoperaties in de jaren ‘50. Dit zal worden gedaan aan de hand van een casestudie, namelijk de vredesoperatie in Korea (1950-1954): het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN). Deze casestudie is bedoeld als hulpmiddel voor het beantwoorden van de hoofdvraag: “Wat is de politieke houding van Nederland ten aanzien van VN- vredesoperaties?” en is dus niet bedoeld om de Nederlandse houding tegenover de specifieke missie te bestuderen. Historiografie

Dit onderzoek is interessant omdat het geplaatst kan worden in een bredere discussie die gaande is over de werking en de toekomst van de Verenigde Naties in het internationale systeem. Na de uitgave van het boek “Governing de world: the history of an idea, 1815 to the present” van Mark Mazower, werd de VN steeds populairder als onderzoeksdomein. In zijn boek geeft Mazower een overzicht van twee eeuwen van internationale samenwerking en instituties. In zijn boek komt duidelijk

2 United Nations Peacekeeping, “UN Peacekeeping: 70 years of service & sacrifice, geraadpleegd op 3 december 2018 https://peacekeeping.un.org/en/un-peacekeeping-70-years-of-service-sacrifice 3 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: the Institute of Military History, 2005): 16. 4 Klep en van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945, 18. 5 Ibidem, 19. 6 Ibidem, 21. 7 Ibidem, 22. 6 de spanning tussen idealen aan de ene kant en macht aan de andere kant naar voren.8 Het boek maakte veel los, onder andere over de VN. Sommigen zijn kritisch en pleiten voor alternatieven voor (de structuur van) de organisatie. Anderen zijn juist positief en zien een veelbelovende toekomst voor de wereldorganisatie. Echter, sinds de jaren ’50 zijn er veel dingen veranderd op het internationale wereldtoneel. Zoals Duco Hellema in zijn boek “Nederland in de wereld: de buitenlandse politiek van Nederland” schrijft, was Nederland in de jaren ’50 van de vorige eeuw niet erg positief over de VN. Het land was behoedzaam en pleitte voor een regionaal samenwerkingsverband om vrede en veiligheid te garanderen. Nederland was namelijk wantrouwend tegenover de machtspositie van de grote mogendheden binnen de VN. Zo nam diplomaat en politicus Joseph Luns een kritische houding in tegenover de rol van de VS in de VN, het land zou namelijk haar machtspositie misbruiken.9 Ook de Nederlandse minister van buitenlandse zaken toentertijd, , steunde de creatie van een nieuwe wereldwijde internationale organisatie niet. Hij was een voorstander van regionale afspraken en samenwerkingsverbanden die voor veiligheid zouden moeten zorgen. Volgens hem kon een wereldorganisatie geen veiligheid garanderen omdat het de organisatie ontbrak aan een gedeelde politieke fundering.10 Een land dat wel positiever tegenover de wereldorganisatie stond dan Nederland, was de VS. Volgens het boek “Four centuries of Dutch-American realtions, 1609-2009” kwam dit enthousiasme van de VS doordat het land in de wereldorganisatie kon domineren als wereldmacht.11 Toch was de VS vroeger minder positief over de VN dan nu. Baehr en Gordenker schrijven in hun boek “De Verenigde Naties: ideaal en werkelijkheid” dat dit komt doordat missies nu kunnen worden geleid door één staat of een coalitie van staten. Dit zorgt ervoor dat de VS zelf de controle heeft (natuurlijk wel volledig legitiem, met autorisatie van de Veiligheidsraad), in plaats van dat de VN de beslissingen maakt. Vroeger werd de organisatie nog wel eens bureaucratisch, overbodig en geldverslindend genoemd.12 Echter, wat de VS als iets goeds ziet, namelijk hun machtspositie binnen de VN, zagen (en zien nog steeds) veel kleine en middelgrote landen als een bedreiging. Zij vinden dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de belangen van deze landen en vinden dan ook dat de grote mogendheden een overheersende positie innemen.13 Dit was ook een van de kritieken van Nederland over de werking van de VN. Volgens Klep en van Gils had het land namelijk moeite met het vetorecht van de vijf permanente leden. Dit gaf de grote mogendheden namelijk te veel macht en zou kleinere landen verwaarlozen binnen de organisatie.14 Dag Hammarskjöld, secretaris-generaal van de VN van 1953 tot 1961, zag de VN voornamelijk als steunend op en bescherming biedend aan de kleine en niet-gebonden staten. Hij wilde meer het algemeen belang weergeven. Dit vormde natuurlijk een bedreiging voor de machtspositie van de grote mogendheden, waaronder de Sovjetunie.15 Hammarskjöld vond dat het handvest van de VN te vaak door staten geïnterpreteerd werd op basis van internationale spanningen, bezorgdheid voor de nationale veiligheid etc.16 Staten handelde volgens Hammarskjöld dus regelmatig uit eigenbelang. Daarom pleitte hij voor een aanpassing van het bestaande systeem voor vredesoperaties van de VN. Hij kwam

8 Mark Mazower, Governing the world: the history of an idea, 1815 to the present (New York: Penguin Books, 2013). 9 Duco Hellema, Nederland in de wereld: de buitenlandse politiek van Nederland (Houten-Antwerpen: Spectrum, 2010), 203. 10 Hans Krabbendam, Four centuries of Dutch-American relations, 1609-2009 (Amsterdam: Boom, 2009), 634. 11 Krabbendam, Four centuries of Dutch-American relations, 1609-2009, 639. 12 Peter Baehr en Leon Gordenker, De Verenigde Naties: ideaal en werkelijkheid (Amsterdam: Boom, 2006), 163. 13 Baehr en Gordenker, De Verenigde Naties: ideaal en werkelijkheid, 165. 14 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: Historical Section of the , 2000), 31. 15 Peter Baehr en Leon Gordenker, De Verenigde Naties: ideaal en werkelijkheid (Amsterdam: Boom, 2006), 167. 16 Eric Stein, “Mr. Hammerskjold, the Charter and the future role of the United Nations Secretary General,” The American journal of international law 56, no. 1 (Januari 1962): 17. 7 dan ook met een voorstel van de creatie van minder ambitieuze, maar wel permanent beschikbare stand-by peacekeeping forces. Deze aanpassing aan de werking van de VN reflecteerde zijn houding dat vrede gehandhaafd moest worden zonder het gebruik van geweld. 17 Zijn benadering van vredesoperaties berustte op drie principes: toestemming van de staat (de staat waar het conflict plaats vindt en waar ingegrepen moet worden), onpartijdigheid, en het niet gebruiken van geweld tenzij voor zelfverdediging.18

Kortom, tijdens de jaren ’50 waren de meningen al verdeeld over de werking van de VN. Grote mogendheden stonden vaker positiever tegenover de wereldorganisatie dan kleinere mogendheden, voornamelijk omdat dit voor hen een manier was om hun macht uit te oefenen en eigenbelangen te dienen. Zoals Baehr en Gordenker schrijven, worden structurele hervormingen binnen de VN steeds wenselijker. De organisatie werd in 1945 opgericht, maar de toen ontworpen organisatievorm past niet meer bij de tijd van nu.19 Theoretisch kader en methode

Het theoretisch kader beschrijft het perspectief waarmee in deze scriptie naar de probleemstelling zal worden gekeken. Bij deze scriptie zal gebruik worden gemaakt van de theorie van het institutioneel liberalisme, ook wel bekend als het idealisme. Deze theorie gaat uit van het geloof dat je kan vertrouwen op de goede intenties van een staat. De staat wordt dan ook gezien als een rationele actor die opereert in het internationale politieke systeem. De samenwerking tussen deze staten kan versterkt en geholpen worden door internationale instituties en organisaties (zoals de Verenigde Naties).20 Idealistisch is het idee dat internationale samenwerking steeds beter wordt en zichzelf ontwikkeld richting een ideaal punt. Na de Eerste Wereldoorlog streefden neoliberale institutionalisten dan ook één doel na: de totstandbrenging van vrede.21 Het liberalisme staat recht tegenover de theorie van het realisme, dat suggereert dat samenwerking tussen staten beperkt wordt door veiligheidsdilemma’s.22 Primaire bronnen, afkomstig van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en het Ministerie van Defensie (zie ‘bronnen’), die worden gebruikt in deze scriptie zullen dan ook bestudeerd worden vanuit de standpunten dat het institutioneel liberalisme inneemt. Zo zal blijken dat de samenwerkingsverbanden (tussen de VS en Nederland) een grote rol speelden in het behalen van het ideale doel van de VN-vredesoperatie, namelijk vrede en veiligheid. Relevantie

Dit onderzoek is maatschappelijk relevant omdat vredesoperaties, die ontworpen zijn om vrede te herstellen en te behouden in bepaalde gebieden, nog steeds worden uitgevoerd in delen van de wereld. Ook Nederland neemt op dit moment deel aan een aantal missies, bijvoorbeeld in Mali. De VN probeert hier veiligheid en stabiliteit te herstellen. Dit gebeurt met de Multidimensional Integrated

17 Ronald Hatto, “From peacekeeping to peacebuilding: the evolution of the role of the United Nations in peace operations,“ International review of the Red Cross 95, no. 891-892 multinational operations and law (December 2013): 504. 18 Hatto, “From peacekeeping to peacebuilding: the evolution of the role of the United Nations in peace operations,” 505. 19 Peter Baehr en Leon Gordenker, De Verenigde Naties: ideaal en werkelijkheid (Amsterdam: Boom, 2006), 163. 20 Christian Reus-Smit en Duncan Snidal, Oxford handbook of international relations (New York: Oxford University Press, 2008), 225. 21 Reus-Smit en Snidal, Oxford handbook of international relations, 223. 22 Ibidem, 133. 8

Stabilisation Mission in Mali (Minusma).23 Dit onderzoek is academisch relevant omdat er al veel is geschreven over de Nederlandse deelname aan VN-vredesoperaties, maar nog weinig over de Nederlandse politieke houding ten aanzien van VN-vredesoperaties. Dit onderzoek kan dus bijdragen aan de bestaande historiografie door onderzoek te doen naar de houding van de Nederlandse regering tegenover VN-vredesoperaties in de jaren ’50. Dit onderzoek zal bijdragen aan de historiografie door het achterhalen van de politieke handelingswijze van Nederland door middel van bepaalde missies, bijvoorbeeld in Korea. Beslissingen in huidige missies kunnen dan verklaard worden door te kijken naar de historische evolutie van de Nederlandse politieke attitude omtrent VN-vredesoperaties. De hoofdvraag van dit onderzoek, “Wat is de politieke houding van Nederland ten aanzien van VN- vredesoperaties?” zal worden onderzocht aan de hand van een analyse van een combinatie van primaire bronnen en wetenschappelijke literatuur. Bronnen

De primaire literatuur voor dit onderzoek betreft onder meer bronnen die afkomstig zijn van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en het Ministerie van Defensie. Het missie-overzicht van Korea, dat afkomstig is van het Ministerie van Defensie, zal een bijdrage leveren aan dit onderzoek doordat deze een helder overzicht geeft van de missie. Zo vermeldt het overzicht de achtergrond van het conflict, het VN-mandaat, de organisatie, het verloop van de missie en het Nederlandse aandeel (organisatie, structuur, ontplooiing en taken).24 Daarnaast zijn ook bronnen uit het Nationaal Archief geraadpleegd, zoals verslagen van vergaderingen in de Eerste en Tweede Kamer en ministerraden. Ook is gebruik gemaakt van verscheidene resoluties van de Verenigde Naties. De selectie van primaire bronnen zal aangevuld worden met secundaire literatuur zoals het boek van Christ Klep en Richard van Gils: “Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945”.25 Dit boek zal vooral een bijdrage leveren aan dit onderzoek doordat het boek een kort maar duidelijk overzicht geeft van de Nederlandse deelname aan de missie. In dit boek worden onder andere regeringsbesluiten vernoemd, die vervolgens door middel van primaire bronnen verder kunnen worden onderzocht. Daarnaast zullen het boek van Peter Baehr en Leon Gordenker: “De Verenigde Naties: ideaal en werkelijkheid”26 en het artikel van Eric Stein: “Mr. Hammerskjold, the Charter law and the future role of the United Nations Secretary General”27 een idee geven van de bredere historiografie over de Verenigde Naties. Tevens zal verschillende secundaire literatuur inzicht bieden in de vredesoperatie in Korea die in dit onderzoek aan bod zal komen. Concluderend zal de selectie van secundaire literatuur, samen met de primaire bronnen, inzicht geven in de vraag wat de Nederlandse politieke houding is tegenover VN- vredesoperaties.

De hoofdvraag zal worden onderzocht door middel van drie deelvragen. De eerste deelvraag zal ingaan op de doelen van Nederland tijdens de missie in Korea. De tweede deelvraag bestudeert in hoeverre Nederland samenwerkte met andere landen bij de VN-vredesoperatie en op welke manier er werd samengewerkt. De laatste deelvraag zal onderzoek doen naar de eventuele economische impact voor Nederland, en hoe deze eventuele impact invloed had op de politieke houding van

23 Ministerie van Defensie, “Missie in Mali,” geraadpleegd op 14 november 2018, https://www.defensie.nl/onderwerpen/missie-in-mali 24 Ministerie van Defensie, “Missie-overzicht: Korea-Oorlog,” geraadpleegd op 15 november 2018, https://www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1950/korea-oorlog 25 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: the Netherlands Institute of Military History, 2005): 191. 26 Peter Baehr en Leon Gordenker, De Verenigde Naties: ideaal en werkelijkheid (Amsterdam: Boom, 2006). 27 Eric Stein, “Mr. Hammerskjold, the Charter law and the future role of the United Nations Secretary General,” The American journal of international law 56, no. 1 (Januari 1962): 9-32. 9

Nederland. In de conclusie zal aan de hand van de drie hoofdstukken en de casestudie duidelijk worden wat de politieke houding van Nederland was ten aanzien van VN-vredesoperaties in de jaren ’50.

10

Hoofdstuk 1: Nederlandse doelen tijdens de missie

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog, vulden de geallieerde legers van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten het naoorlogse machtsvacuüm in grote delen van Azië op, waaronder in Korea. De Sovjet-Unie bezette het noordelijke deel, en de VS het zuidelijke deel van het land.28 De spanningen tussen de twee machten liepen op, tot uiteindelijk op zondagochtend 25 juni 1950 de Noord Koreaanse troepen het Zuiden binnenvielen.29 Nog diezelfde dag kwam de Veiligheidsraad van de VN bijeen en verklaarde zij Noord-Korea tot aanvaller. Tevens deden ze een beroep op een staakt-het-vuren en verzochten ze Noord-Korea dringend om zich terug te trekken.30 Twee dagen later kwam de aanbeveling van de Veiligheidsraad om Zuid-Korea bij te staan door middel van het zenden van strijdkrachten.31 Volgens Klep voelde Nederland in eerste instantie maar weinig voor een forse bijdrage aan de VN-strijdmacht in Zuid-Korea.32 Nederland was namelijk wel lid van de Verenigde Naties, maar nam ook een kritische houding aan tegenover de organisatie.

Om de politieke houding van Nederland omtrent VN-vredesoperaties vast te stellen, zal ten eerste gekeken worden naar de vraag: “Wat waren de doelen van Nederland tijdens de missie in Korea?” De oorlog in Korea was voor Nederland de eerste keer dat het land meedeed aan een VN- vredesoperatie. Daarom zal tevens kort gekeken worden naar de beweegredenen van Nederland om lid te worden van de VN. Daarnaast zullen ook de motieven van Nederland om mee te doen aan hun eerste vredesoperatie worden onderzocht.

Volgens A.R.J. ten Velde was het voornaamste doel van Nederland het bijdragen aan het herstel van vrede en veiligheid in het betrokken gebied. Hij zag dit als de morele verantwoordelijkheid van het land omdat het deel uitmaakte van de internationale gemeenschap. De collectieve verdediging kwam niet alleen met rechten, maar ook met plichten.33 Jan Hoffenaar is echter van mening dat het belangrijkste doel van Nederland het behoud van de Amerikaanse veiligheidsgarantie was. Nederland was namelijk geen grootmacht zoals de VS en had dus een bondgenootschap nodig die de veiligheid van het land zou garanderen. Deelname aan de missie in Korea was dan ook een middel om deze veiligheidsgarantie te behouden.34

In dit hoofdstuk zal dus eerst gekeken worden naar de beweegredenen van Nederland om lid te worden van de VN. Daarna zullen de motieven van Nederland om mee te doen aan hun eerste vredesoperatie onderzocht worden. In het geval van de vredesoperatie in Korea, sloot het motief van Nederland om mee te doen, namelijk de VS te vriend houden, aan bij de doelen die het land zich had gesteld voor de missie. Nederland had namelijk verschillende doelen die allemaal diende om de VS als bondgenoot te houden. In de conclusie zal dan ook blijken dat het behagen van de VS het voornaamste motief was om mee te doen, maar tevens een van de doelen was van Nederland tijdens de missie.

28 Ministerie van Defensie, “Missie-overzicht: Korea-Oorlog,” pagina 1, geraadpleegd op 2 december 2018, https://www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1950/korea-oorlog 29 M.D. Schaafsma, Het Nederlands detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954 (Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1960), 12. 30 United Nations, Security Council, “Resolution 82,” (25 juni 1950) https://undocs.org/S/RES/82(1950) 31 United Nations, Security Council, “Resolution 83,” (27 juni 1950) https://undocs.org/S/RES/83(1950) 32 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: the Netherlands Institute of Military History, 2005), 35. 33 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 13. 34 Jacco Pekelder, Remco Raben en Mathieu Segers (red.), De wereld volgens Nederland: Nederlandse buitenlandse politiek in historisch perspectief (Amsterdam: Boom, 2015), 187. 11

1.1 Geen betere keuze

De voornaamste reden dat Nederland lid werd van de VN was dat Nederland geen betere keuze had als het ging om het waarborgen van de veiligheid van het land. Na de Tweede Wereldoorlog was het namelijk duidelijk dat Nederland moest breken met haar vooroorlogse neutraliteit. Maar erg veel vertrouwen legde Nederland niet in de VN als het ging om het garanderen van veiligheid. Nederland had namelijk moeite met het vetorecht van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad. Dit zou volgens Nederland leiden tot misbruik door de grote mogendheden. De belangen van kleinere staten, zoals Nederland, zouden dus volgens Klep verwaarloosd worden binnen de organisatie.35 Toch besloot Nederland om lid te worden van de Verenigde Naties. Dit had meerdere redenen, die allemaal aansluiten bij de voornaamste drijfveer, namelijk dat Nederland geen andere, betere keuze had.

De Nederlandse regering zag dus geen alternatief voor het waarborgen van de veiligheid van het land. Nederland was bepaald geen grootmacht. Daarbij kwam de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, waarin Nederland veel verliezen had geleden.36 Bij de wederopbouw werd Nederland voornamelijk geholpen door de VS, in de vorm van Marshallhulp.37 Het was dan ook geen optie om de VS tegen de haren in te strijken door zich aan te sluiten bij het Oostblok. Het was dan ook, volgens Klep, voor Nederland maar beter om lid te worden van de VN en zichzelf niet buiten de internationale gemeenschap te zetten.38 Door lid te zijn van de VN kon het land toch nog een beetje invloed uitoefenen in de wereld. In de praktijk viel dit best tegen, mede door het vetorecht van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad, maar Nederland zou in ieder geval niet helemaal machteloos zijn.

Daarbij komt dat het voor Nederland ongeloofwaardig was om, als actief voorstander van het internationale recht, het lidmaatschap van een belangrijke veiligheidsorganisatie aan zich voorbij te laten gaan.39 Vast onderdeel van het Nederlandse buitenlandbeleid was, en is, het ondersteunen van een sterkte internationale rechtsorde die bijdraagt aan een meer rechtvaardige, vreedzame en welvarende wereld.40 Het zou dan ook ongewoon zijn voor Nederland om niet lid te worden van de VN, een organisatie die precies dat probeert te doen, namelijk het handhaven van internationale vrede en veiligheid.41

Tot slot hoopte Nederland dat de organisatie ook buiten het terrein van vrede en veiligheid nuttig werk zouden kunnen verrichten, bijvoorbeeld op het gebied van vluchtelingenhulp, mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking.42 Naast het handhaven van vrede en veiligheid waren dit namelijk belangen waar Nederland veel waarde aan hechtte. Ondanks dat het land dus een kritische houding innam ten aanzien van de VN, besloot het toch lid te worden. Nederland had namelijk geen

35 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: the Netherlands Institute of Military History, 2005), 31. 36 Amry Vandenbosch, Dutch foreign policy since 1815: a study in small power politics (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1959), 292. 37 Hans Krabbendam, Four centuries of Dutch-American relations, 1609-2009 (Amsterdam: Boom, 2009), 765. 38 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: the Netherlands Institute of Military History, 2005), 32. 39 Klep en van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945, 29. 40 Rijksoverheid, “Internationale vrede en veiligheid,” geraadpleegd op 2 januari 2019, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/internationale-rechtsorde 41 United Nations, “Maintain international peace and security,” geraadpleegd op 2 januari 2019, http://www.un.org/en/sections/what-we-do/maintain-international-peace-and-security/index.html 42 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: the Netherlands Institute of Military History, 2005), 29. 12 betere keuze: er was geen betere optie om nog enigszins invloed te kunnen uitoefenen op het wereldtoneel en het was ongeloofwaardig om niet lid te worden van een organisatie die precies aansloot bij de belangen waar Nederland voor vocht. Daarnaast hoopte het land ook dat de organisatie nog meerwaarde kon toevoegen in de vorm van vluchtelingenhulp, mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking. Maar waarom besloot Nederland dan toch, ondanks de terughoudendheid tegenover de VN, mee te doen aan de vredesmissie in Korea?

1.2 VS te vriend houden

De voornaamste reden dat Nederland besloot mee te doen aan de missie in Korea was omdat het land de VS te vriend wilde houden. In eerste instantie voelde Nederland er nog weinig voor om troepen te sturen naar Korea. Maar de Amerikanen, zo stelt Klep, waren niet blij met de oorspronkelijke terughoudendheid van Nederland en voerde daarom de druk op Nederland op.43 Toen Trygve Lie, Secretaris-Generaal van de VN van 1946 tot 1952, opnieuw een oproep deed aan de Nederlandse regering, besloot het kabinet om een infanterie-eenheid, bestaande uit vrijwilligers, beschikbaar te stellen: het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN).44 De grootste drijfveer die Nederland deed deelnemen aan de vredesoperatie in Korea was dan ook het behouden van haar bondgenootschap met de VS. Nederland wilde de wereld (en vooral Amerika) tonen welke plaats ze had gekozen. Volgens ten Velde leverde het beschikbaar stellen van troepen daarnaast ook nog goodwill op van de VS. 45

Door het sturen van troepen naar Korea zond de Nederlandse regering een boodschap naar de VS dat Nederland bereid was om wederzijdse steun te leveren. Nederland kon natuurlijk niet een enorme bijdrage leveren aan het conflict gezien de schade door de Tweede Wereldoorlog. Premier Drees zei het volgende over de bijdrage van Nederland in het conflict: “Gezien onze kracht en positie van beperkte omvang zijn, zal de bijdrage uiterst bescheiden zijn en meer een symbolische en materiële waarde hebben.”46 Zoals ten Velde beargumenteert was deze symbolische daad dan ook vooral gericht op de Amerikaanse publieke opinie; om deze te overtuigen van de bereidheid in West- Europa tot wederzijdse steun, zodat West-Europa bij gevaar ook zou worden gesteund.47

Naast het tonen van haar bereidwilligheid aan de VS, wilde Nederland de VS ook niet in de weg lopen. Dit kwam vooral doordat Nederland hulp ontving van de VS. Deze hulp was gericht op de economische wederopbouw van landen getroffen door de Tweede Wereldoorlog.48 Nederland wilde de VS niet tegen de haren in strijken uit angst dat de hulp die het land ontving voor de wederopbouw daarmee zou worden stopgezet. De strijd in Korea betrof de afweer tegen het communisme, een onderwerp dat erg belangrijk werd gevonden in de VS. 49 Ten Velde stelde dat Nederland niet wilde achterblijven in de strijd tegen het communisme en daarom besloot om de VS te helpen. 50 Volgens

43 Klep en van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945, 36. 44 Ministerie van Defensie, “Missie-overzicht: Korea-Oorlog,” pagina 4, geraadpleegd op 2 december 2018, https://www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1950/korea-oorlog 45 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 25. 46 Ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog, 15. 47 Ibidem, 20. 48 Duco Hellema, Nederland in de wereld: de buitenlandse politiek van Nederland (Houten-Antwerpen: Spectrum, 2010), 145. 49 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 25. 50 Ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog, 25. 13 premier Drees zou land na land, zonder krachtige afweer tot het communisme vervallen waarbij elke vrijheid verloren zou gaan.51 Nederland was zich dus bewust van de ernst van de communistische dreiging en vond daarom dat alle landen zich tot het uiterste moesten inspannen om de defensiebijdrage te vergroten. Nederland maakte zich daarom sterk om het Korea-detachement zo snel en goed mogelijk gereed te hebben.52 Het communisme was dan misschien niet een directe bedreiging voor Nederland, het kon wel een potentieel risico vormen voor de relatie met de VS. Nederland besloot daarom om het risico te mijden en met de VS mee te gaan in haar strijd tegen het communisme.

Tot slot voelde Nederland zich, ondanks dat het land geen grote speler op het wereldtoneel was, verantwoordelijk omdat het deel uit maakte van de internationale gemeenschap. Het land voelde zich dan ook verplicht, mede doordat het onder druk werd gezet door de Amerikanen, om bijstand te verlenen aan Korea met als doel om bij te dragen aan het herstel van vrede en veiligheid in het betrokken gebied. 53 Dit gevoel van verantwoordelijkheid was het laatste duwtje in de rug dat Nederland deed overtuigen om troepen te sturen naar Korea.

Het doel van vrede en veiligheid van de VN kwam goeddeels overeen met de taak van het NDVN. Voor het vertrek van de eenheid, sprak premier Drees in zijn rede over de taak die het NDVN ging vervullen:

“ [….] Gij gaat om de wereldvrede te waarborgen en te zorgen, dat het recht wordt hersteld. Ik hoop, dat gij vertrekt in het besef een mooie taak te vervullen en dat gij er toe zult bijdragen de welvaart in Korea weer te doen opbloeien.”54

Deze taak kwam zeer overeen met het mandaat van de VN, namelijk het met geweld terugdringen van de Noord-Koreaanse troepen en het herstellen van de internationale vrede en veiligheid.55 Het politieke doel van de VN was echter, volgens een resolutie bepaald op 7 oktober 1950 door de Algemene Vergadering van de VN, het tot stand brengen van een onafhankelijke, soevereine eenheidsstaat onder een democratisch bewind.5657 Dit doel zou volgens de VN bijdragen aan de internationale vrede en veiligheid. Volgens Klep zag de regering van Nederland daarentegen liever een wapenstilstand en een bufferzone tussen de beide Korea’s.58 Echter, bewust van haar beperkte economische, financiële en militaire middel, wilde Nederland geen rol op het wereldtoneel spelen.59 Daarom besloot Nederland om bij de Algemene Vergadering op 3 november 1950, die resulteerde in het aannemen van de Uniting for Peace-resolutie, haar steun te betuigen aan de VS. Maar na het vertrek van het Nederlands Detachement naar Korea, trok Nederland haar handen bijna helemaal van

51 Ibidem, 17. 52 Ibidem, 19. 53 Ibidem, 12. 54 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: the Netherlands Institute of Military History, 2005), 37. 55 Ministerie van Defensie, “Missie-overzicht: Korea-Oorlog,” pagina 2, geraadpleegd op 2 december 2018, https://www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1950/korea-oorlog 56 United Nations, Security Council, “Resolution 376,” (1950) https://documents-dds-ny.un.org/doc/RESOLUTION/GEN/NR0/059/74/IMG/NR005974.pdf?OpenElement 57 Ministerie van Defensie, “Missie-overzicht: Korea-Oorlog,” pagina 2, geraadpleegd op 2 december 2018, https://www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1950/korea-oorlog 58 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: the Netherlands Institute of Military History, 2005), 38. 59 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 40. 14 de Korea-kwestie af.60 Het doel van Nederland was nog steeds om samen te werken ter verzekering van de collectieve veiligheid. Dit doel wilde men behalen, maar wel zo zuinig mogelijk door weinig geld te spenderen.61 Nederland liet dus de regie voornamelijk over aan de Amerikanen, en probeerde te streven naar goede samenwerking met de VS.62 Hierin waren ze ook succesvol. Nadat F.J. Kranenburg, Staatssecretaris van Oorlog toentertijd, in oktober 1952 terugkwam van een bezoek in Korea, deed hij verslag aan de Tweede Kamer. Hierin stond dat het NDVN zijn respect had afgedwongen en bij de Amerikaanse commandanten een uitstekende naam had opgebouwd.63

Terugkomend op de vraag “Wat waren de doelen van Nederland tijdens de missie in Korea?”, kan geconcludeerd worden dat Nederland vooral handelde in het belang van haar relatie met de VS. Zo besloot Nederland om toch lid te worden van de wereldorganisatie omdat het land geen andere, betere keuze had. Er bestond geen alternatief voor het waarborgen van de veiligheid van Nederland en het was tevens ongeloofwaardig geweest als Nederland, een actief voorstander van het internationale recht, het lidmaatschap van een belangrijk veiligheidsorgaan aan zich voorbij had laten gaan. Ondanks de kritische houding van Nederland besloot de regering om deel te nemen aan de vredesoperatie in Korea. De reden hiervoor was dat Nederland de VS als bondgenoot wilde houden. Het zenden van troepen toonde de bereidwilligheid van Nederland tot wederzijdse steun. Nederland wilde de VS niet voor de voeten lopen uit angst om de Marshallhulp kwijt te raken. Nederland ging dan ook mee in het narratief over de strijd tegen het communisme, een onderwerp dat erg belangrijk werd gevonden in de VS. Het laatste duwtje in de rug van Nederland om troepen naar Korea te sturen was de verantwoordelijkheid dat het land deel uit maakte van de internationale gemeenschap. Het doel van de VN, het streven naar vrede en veiligheid, was tevens ook de taak van het NDVN. Het doel van Nederland in Korea was dus hetzelfde als dat van de VN, om de wereldvrede te waarborgen. Echter, daar achter hield zich het werkelijke doel van Nederland schuil; het behouden van een goede relatie met de VS.

60 United Nations, Security Council, “Resolution 377,” (1950) https://documents-dds- ny.un.org/doc/RESOLUTION/GEN/NR0/059/75/IMG/NR005975.pdf?OpenElement 61 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 41. 62 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: the Netherlands Institute of Military History, 2005), 42. 63 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 39. 15

Hoofdstuk 2: Samenwerking met andere landen

Zoals uit het vorige hoofdstuk al duidelijk is geworden, was het vooral de wil om een goede relatie met de VS te behouden, die een doorslaggevende reden vormde waarom Nederland toch besloot om troepen te sturen naar Korea. Zowel toenmalig minister-president als toenmalig minister van Oorlog en Marine Willem Fredrik Schokking hadden bezoek gehad van een Amerikaanse ambassadeur, journalist en senator. Zoals blijkt uit de notulen van de ministerraad op 2 augustus 1950, verzochten deze Amerikanen om een symbolische legermacht uit Nederland in Korea (symbolische deelneming aan de landstrijdkrachten).64

Echter, de onwil van Nederland om troepen naar Korea te sturen bleef aanwezig. Drees sprak over deze tegenstanders van het zenden van troepen in het parlement: “[…] die betogen dat de gebeurtenissen in Korea het gevolg zijn van de agressieve politiek van de Verenigde Staten, en uit Nederlands deelneming de conclusie trekken, dat Nederland aan de leiband van het Amerikaans imperialisme loopt.”65 In deze verklaring sprak Drees dus over de politici in het parlement die duidelijk tegen de uitzending van Nederlandse militairen waren, omdat ze vonden dat het de Amerikaanse grootmacht in de kaart speelde. Het was vooral de CPN-fractie, weliswaar een communistische partij, die in de Eerste Kamer deze mening aanhing. Tijdens een vergadering op 18 juli 1950 betoogde de leider van deze partij, A.D. Schoonenberg: “Wat de Nederlandse Regering doet, is actieve hulp verlenen aan het misdadige Amerikaanse streven naar de wereldheerschappij.”66 Schoonenberg wilde dus dat Nederland haar handen aftrok van de zaak Korea. In de Tweede Kamer sprak politicus Wouter Gortzak, tevens lid van de CPN, ook zijn onvrede uit over het beleid van de Nederlandse regering. Hij was van mening dat dit beleid in volle vrijheid en zelfstandigheid moest worden genomen, en niet door iemand anders. Amerika achterna lopen vond Gortzak dus maar een slecht idee. De hulp die ons land zou ontvangen van Amerika, ook wel het Marshallplan genoemd, was uiteindelijk toch niet zo effectief voor Nederland.67 Het Marshallplan had welvaart en economische stabiliteit beloofd. Echter, het plan had bijna het tegenovergestelde effect. In de Marshall-landen heerste toenemende chaos en verval op het gebied van industrie, landbouw en handel.68 Verzet tegen het helpen van de VS door troepen te sturen naar Korea was dus zeker aanwezig in Nederland.

Om de politieke houding van Nederland tegenover VN-vredesmissies vast te stellen, zal dus de samenwerking van Nederland met andere landen moeten worden onderzocht. Dit zal gedaan worden aan de hand van de volgende vraag: “In hoeverre werkte Nederland samen met andere landen en op welke manier werd er samengewerkt?” In dit hoofdstuk zal voornamelijk de samenwerking met de Verenigde Staten aan bod komen, maar zal ook de Nederlandse relatie met de Verenigde Naties en Zuid-Korea kort worden besproken.

Een laatste punt dat de onwil van Nederland toonde, gaat over financiën. Volgens Klep en van Gils speelden financiën een beduidende rol in de kwestie van het Korea conflict. Het kabinet Drees- van Schaik, regerend van 1948 tot 1951, was volgens hen namelijk erg zuinig en wilde vooral niet te veel geld spenderen aan een symbolische bijdrage. Deze zuinigheid kwam vooral voort uit het grote materiële verlies dat het land had geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog (hierover meer in

64 Nationaal Archief, Den Haag, Ministerraad, 2.02.05.02, 685.9 Ministerraad 2 augustus 1950. 65 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 24. 66 Staten-Generaal Digitaal, “Handelingen Eerste Kamer 1949-1950”, 54ste vergadering 18 juli 1950, 864, https://www.statengeneraaldigitaal.nl/ 67 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 791 Verslag (Tweede Kamer). 68 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 791 Verslag (Tweede Kamer). 16 hoofdstuk 3).69 De regering had dan ook geen zin om de bruikleen van Amerikaans militair materieel te vergoeden.70 Op 14 juli 1950 kwam er nogmaals een verzoek binnen, dit keer van de toenmalig secretaris-generaal van de VN, Trygve Lie, met de vraag om alsnog landstrijdkrachten ter beschikking van het VN-commando te stellen.71 Zes dagen later, op 20 juli 1950, antwoordde de regering dat het onmogelijk was om troepen te zenden omdat Nederland onvoldoende strijdkrachten bezat.72 Toch besloot Nederland om terug te komen op haar besluit en, ondanks alle kritiek, troepen te sturen naar Korea. Dit kwam onder andere, zoals Drees beoogde in de Eerste Kamer, doordat verschillende andere landen, zoals Canada, Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk, ook een bijdrage leverden op militair gebied.73

Dit hoofdstuk zal dan ook beargumenteren dat Nederland niet kon achterblijven bij andere landen. Daarnaast zal dit hoofdstuk betogen dat Nederland, ondanks de druk van de VS, wel goed kon samenwerken met het land op militair gebied. Deze argumenten zullen de conclusie vormen dat het samenwerkingsverband tussen Amerika en Nederland niet evenredig was op het terrein van politieke afhankelijkheid, maar dat de landen desondanks goed met elkaar konden opschieten op militair gebied.

2.1 Nederland kon niet achterblijven

Een van de redenen dat Nederland toch besloot om mee te doen aan de missie in Korea was dus omdat het land niet kon achterblijven. Nederland had het sterke bondgenootschap met de Verenigde Staten nodig om economisch overeind te blijven. Nederland was namelijk nog afhankelijk van het Amerikaanse Marshallplan, een materieel hulpplan dat gericht was op de economische wederopbouw van landen die getroffen waren door de Tweede Wereldoorlog. Volgens Krabbendam kon Nederland dan ook niet het verzoek van de VS om mee te doen aan de missie in Korea weigeren, uit angst dat het land de Marshallhulp zou opzeggen.74 Opvallend is overigens dat onder menig politici, de VN gelijkgesteld werd met de VS. Zo betoogde politicus tijdens een vergadering in de Tweede Kamer op 9 november 1950 het volgende: “Een keer te meer is gebleken, dat de VN en de Veiligheidsraad niet het recht tot richtsnoer hebben, maar het politiek belang, of wat daarvoor wordt aangezien, en in het meeste gevallen het politiek belang van de VS.”75 Het was dus in het politieke belang van de VS om een bijdrage van Nederland te zien, en hun wil was wet. Toen het besluit eenmaal was genomen om mee te doen, overlegde Drees met de VS of de uitzending van de troepen nog wel zin had. Nederland had namelijk lang gedaan over haar besluit en het conflict had zich in die tijd al snel

69 Amry Vandenbosch, Dutch foreign policy since 1815: a study in small power politics (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1959), 292. 70 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: Historical Section of the Royal Netherlands Army, 2000), 38. 71 M.D. Schaafsma, Het Nederlands detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954 (Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1960), 18. 72 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 18. 73 Staten-Generaal Digitaal, “Handelingen Eerste Kamer 1949-1950,” 54ste vergadering 18 juli 1950, 857, https://www.statengeneraaldigitaal.nl/ 74 Hans Krabbendam, Four centuries of Dutch-American relations, 1609-2009 (Amsterdam: Boom, 2009), 761. 75 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 791 Verslag (Tweede Kamer). 17 ontwikkeld.76 Echter, hulp was nog steeds nodig en op 8 september 1950 werd uiteindelijk definitief aan de VN medegedeeld dat Nederland een bataljon zou sturen naar Korea.7778

Maar wat betekende deelname aan deze missie praktisch gezien voor de samenwerking van Nederland met andere landen? De vrijwilligers van het NDVN, de militairen die naar Korea werden gestuurd, tekenden een contract met de VN (waarvoor ze ook een VN-toelage ontvingen). Echter, in Korea zelf vielen ze onder Amerikaans bevel. Daarnaast stonden ze ook nog eens onder Nederlands militair straf-en tuchtrecht.79 Militair straf-en tuchtrecht gaat over de bescherming van de algemene rechtsorde en het naleven van de interne gang van zaken binnen de krijgsmacht (die niet van toepassing is op de algemene rechtsorde).80

Nederland viel niet alleen onder Amerikaans bevel, de troepen werden ook grotendeels uitgerust met Amerikaans materiaal omdat het Nederland aan materieel ontbrak.81 Op deze manier zorgde de grote materiële verliezen die geleden waren tijdens de Tweede Wereldoorlog voor een gedwongen samenwerking met Amerika, het land dat uiteindelijk zorgde voor de uitrusting van het NDVN. Nederland was ook tijdens de missie niet in staat om te zorgen voor aanvulling, vervanging of herstel van het materieel. Ook dit werd verzorgd door de Amerikanen, natuurlijk wel tegen betaling.82 Vervoer van en naar Korea moest zelf worden geregeld door Nederland (al was de VS wel bereid om tegen betaling te helpen).83 Het NDVN werd uiteindelijk toegevoegd aan de VS-troepenmacht. Om het bataljon op volledige sterkte te brengen, werden er nog meer dan honderd Zuid-Koreanen toegevoegd. Deze Zuid-Koreanen werden ook wel Katusa’s (Korean Army Troops United States Army) of ROKS (Republic of Korea Soldiers) genoemd.84 Deze militairen hadden zware verliezen geleden en konden dan ook zelf geen voltallige bataljon meer vormen. Om ze toch draaiende te houden, werden ze ondergebracht bij Amerikaanse eenheden. Op deze manier ontstond er een win-win situatie: de Amerikanen konden hun tekorten binnen de troepen aanvullen, en de Zuid-Koreanen bleven toch in de strijd.85

76 Nationaal Archief, Den Haag, Ministerraad, 2.02.05.02, 686.5 Ministerraad 2 oktober 1950. 77 Koninkrijk der Nederlanden, Jaarboek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 1950/1951 (Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1951), 4. 78 M.D. Schaafsma, Het Nederlands detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954 (Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1960), 19. 79 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: Historical Section of the Royal Netherlands Army, 2000), 36. 80 Ministerie van Defensie, “Handleiding militair tuchtrecht,” geraadpleegd op 15 december 2018, https://puc.overheid.nl/mp-bundels/doc/PUC_110560000000_10/1/ 81 M.D. Schaafsma, Het Nederlands detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954 (Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1960), 22. 82 Schaafsma, Het Nederlands detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954, 25. 83 Ibidem, 27. 84 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: Historical Section of the Royal Netherlands Army, 2000), 39. 85 Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea, 2.13.56, 46 correspondentie betreffende de interne organisatie. 18

2.2 Militaire samenwerking

Het samenwerkingsverband op politiek niveau tussen de VS en Nederland was dus niet evenredig. Nederland had de VS meer nodig dan andersom. De VS heeft hier zelfs gebruik van gemaakt door Nederland in zekere mate te dwingen om het land te steunen en troepen te sturen naar Korea. Ondanks het feit dat Nederland gedwongen werd door Amerika om mee te doen aan de missie, omdat ze anders waarschijnlijk de Marshallhulp verloren, konden de twee landen goed met elkaar overweg op militair gebied (in Korea zelf).

Verscheidene personen spraken positief over het functioneren van het NDVN in Korea. Zo vertelde PvdA-politicus F.J. Kranenburg in zijn verklaring over zijn reis naar Korea dat het NDVN zijn respect had afgedwongen, faam had opgebouwd wegens het hoge moreel, de discipline en de prestaties, en dat het populair was omdat de Nederlanders zich gemakkelijk begaven onder de troepen aanwezig in Korea omdat ze nu eenmaal hun talen spraken.86 Daarnaast kwam hij ook met een citaat van een Amerikaanse commandant: “Your soldiers, they have the light of God in their eyes.”87 Een andere Amerikaanse commandant zou daarnaast hebben beweerd dat Nederland zeer bekwaam was als het ging om militaire beslissingen.88 Ook de brigadier-generaal van Amerika, Charles D.W. Canham, was in zijn brief aan luitenant-generaal J. Raaymakers positief over de samenwerking tussen de twee landen. Hierin schreef hij dat hij trots was op de kameraadschap tussen de twee landen die voor dezelfde idealen vochten.89 Brigadier-generaal van het Amerikaanse leger J.F.R. Seitz schreef zelfs in zijn brief aan kolonel Knulst, de officier van het NDVN, het volgende:

“The presence of the Netherlands Detachment has been and will remain a source of satisfaction to the 2d Infantry Division. This association of determined allies has given to the United Nations Forces in Korea the strength necessary to defend successfully the eastern border of freedom. In the actions of the 2d Infantry Division, we point with pride to the role played by the Netherlands Detachment.”90

Uit deze uitspraak is op te maken dat de VS zeer tevreden was over het functioneren van het NDVN en dat het te vriend houden van de VS, een van de doelen van Nederland zoals besproken in het vorige hoofdstuk, zeker behaald was.

Niet alleen de samenwerking met de VS voorliep spoedig, ook de coöperatie met Katusa’s/ROKS verliep voorspoedig en goed gecoördineerd, aldus de brigadier-generaal van het Amerikaanse leger J.F.R. Seitz.91 De leden van het NDVN waren waarderend tegenover de Koreaanse cultuur, in tegenstelling tot de Amerikanen die vaak neerbuigend deden tegen de Koreanen. Dit verschil in omgang tussen de Nederlanders en Amerikanen betekende echter niet dat de leden van het NDVN onder de indruk waren van de gevechtsvaardigheden van de Katusa’s, juist het

86 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 810 verslag (Tweede Kamer). 87 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 810 verslag (Tweede Kamer). 88 Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Koreaanse Oorlog en de Verenigde Naties, februari – december 1954 (‘s-Gravenhage: Staatsdrukkerij- en Uitgeversbedrijf, 1951), 24. 89 Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea, 2.13.56, 67 stukken betreffende de verjaardag van en de waardering voor het NDVN als onderdeel van de strijdkrachten van de Verenigde Naties. 90 Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea, 2.13.56, 61 stukken betreffende het bezoek van de Nederlandse ambassadeur in Japan aan het NDVN. 91 Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea, 2.13.56, 67 stukken betreffende de verjaardag van en de waardering voor het NDVN als onderdeel van de strijdkrachten van de Verenigde Naties. 19 tegenovergestelde.92 Ondanks dat het NDVN niet onder de indruk was van de Katusa’s, werden de meeste gevechtshandelingen niet gedaan door Nederland, maar door de Amerikanen, Zuid-Koreanen, Engelsen, Turken en Grieken. Nederland dekte vooral de Amerikanen bij terugtochten, bewaakte de grens en zorgde voor de beveiliging.93

Opvallend is dat vanaf 1951, nadat het NDVN zich had gevestigd in Korea, de belangstelling van de Nederlandse regering in het conflict afnam. Het beheer van de oorlogvoering werd dan ook vrijwel helemaal overgelaten aan de VN en de VS, iets waar volgens Klep en van Gils waarschijnlijk niet veel overleg over gepleegd was.94 De reden hiervoor is dat Nederland haar bereidwilligheid had laten zien om een steentje bij te dragen bij conflicten, maar dat het land daarna niet te veel geld meer wilde uitgeven aan de missie in Korea. Oftewel, Nederland had haar doelen al bereikt: ze nam deel aan de missie (waartoe Nederland zich verplicht voelde omdat ze lid was van de internationale gemeenschap) en ze had een goed bondgenootschap onderhouden met de VS. Nederland zag dus, naast de symbolische bijdrage aan de missie, geen noodzaak meer om zich nog verder intensief met het conflict te bemoeien, en liet dit over aan de VS en de VN. Daadwerkelijke samenwerking zal dan ook vooral plaats hebben gevonden in Korea zelf. Hier leken de twee landen beter met elkaar overweg te kunnen, zoals duidelijk wordt uit de citaten van de Amerikaanse commandanten over de bekwaamheid van de Nederlandse troepen.

Terugkomend op de vraag in hoeverre en op welke manier Nederland samenwerkte met andere landen, moet geconcludeerd worden dat het samenwerkingsverband tussen de VS en Nederland niet evenredig was. Nederland had de VS veel meer nodig dan andersom. Nederland was politiek en economisch afhankelijk van de VS. Dit kwam doordat de VS Nederland economisch steunde in de vorm van Marshallhulp. Nederland kon het zich dan ook niet veroorloven om de VS op politiek terrein tegen te spreken. Dit zorgde ervoor dat Nederland uiteindelijk deed wat de VS wilde, namelijk het sturen van troepen naar Korea. Echter, door deze deelname aan de missie werd Nederland nog meer afhankelijk van de Amerikaanse hulp. Nederland kon namelijk niet zelf zorgen voor de uitrusting van haar troepen, en moest dan ook wederom leunen op Amerikaanse materiële steun. Op militair gebied konden de landen echter wel beter met elkaar overweg. Meerdere Amerikaanse commandanten prezen de leden van het NDVN. Ook met de Zuid-Koreaanse troepen kon Nederland goed samenwerken. Met de bekwaamheid van de Nederlandse militaire troepen was dus niets mis.

92 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: Historical Section of the Royal Netherlands Army, 2000), 40. 93 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 28. 94 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: Historical Section of the Royal Netherlands Army, 2000), 39. 20

Hoofdstuk 3: Economische impact

Zoals bleek uit het vorige hoofdstuk, speelde de economische hulp die Nederland kreeg van de VS in de vorm van Marshallhulp, een grote rol in het samenwerkingsverband tussen de twee landen. Na de materiële verliezen die Nederland had geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog, kon de regering het land niet opbouwen zonder hulp van andere landen. Economische overwegingen speelde na de Tweede Wereldoorlog dus een grotere rol in de politieke beslissingen die Nederland nam. De vraag is echter in hoeverre dit van toepassing was tijdens het Koreaconflict.

De laatste vraag die onderzocht zal worden om vast te stellen wat de politieke houding van Nederland was tegenover VN-vredesoperaties is dan ook: “In hoeverre had de eventuele economische impact voor Nederland door deelname aan de vredesoperatie in Korea invloed op de politieke houding van Nederland?” Uit dit hoofdstuk zal blijken dat de Tweede Wereldoorlog veel invloed had op de besluitvorming omtrent de missie in Korea. Tevens had de deelname aan de missie een impact op het binnen-en buitenlandbeleid van Nederland in de jaren na het Koreaconflict.

Om de gemaakte economische afspraken voorafgaand aan het conflict te onderzoeken zal eerst gekeken worden naar de positie van Nederland op het wereldtoneel op dat moment. Aan de hand hiervan kunnen de (economische) beslissingen die Nederland maakte ten aanzien van het Korea conflict beter verklaard worden. Na de Tweede Wereldoorlog stond de economie van Nederland er namelijk slecht voor. Het materiële verlies van het land was enorm.95 Zeker in vergelijking met andere landen was de oorlogsschade in Nederland relatief groot.96 Daarnaast had het verlies van de kolonie Nederlands-Indië in 1949 een groot effect op het beleid van het land, aangezien er weinig materialen aanwezig waren in eigen land, die voorheen vooral uit de koloniën werden gehaald. Volgens Vandenbosch dwongen deze ontwikkelingen Nederland ertoe om haar beleid meer op de integratie met Europa en het Westen te richten.97 Duidelijk is dus dat Nederland, door haar beperkte economische, financiële en militaire middelen, geen rol op het wereldtoneel kon spelen.98 Nederland trok zich dan ook terug van wat Amry Vandenbosch in zijn boek noemt great power politics om een beleid van small power neutralism uit te voeren.99 Nederland was voorheen een grootmacht op het wereldtoneel, dus het was moeilijk voor het land om niet meer mee te kunnen doen met de andere grootmachten (great power politics). Uiteindelijk accepteerde het land dat het kleiner en minder belangrijk was geworden, stapte terug van het wereldtoneel en veranderde haar beleid naar dat van small power neutralism.100 Dit is bijvoorbeeld te zien in 1951, wanneer Nederland na het uitzenden van het NDVN naar Korea het beheer van de oorlogsvoering bijna geheel overliet aan de VS en de VN.

In dit hoofdstuk zal eerst geanalyseerd worden op welke manier de Tweede Wereldoorlog invloed had op de economie van Nederland en hoe dit vervolgens een impact had op de begroting en houding van Nederland ten aanzien van de missie in Korea. Daarna zal gekeken worden op welke manier de houding van de Nederlandse regering effect had op de uiteindelijke kosten van de missie.

95 Amry Vandenbosch, Dutch foreign policy since 1815: a study in small power politics (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1959), 292. 96 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 791 Verslag (Tweede Kamer). 97 Amry Vandenbosch, Dutch foreign policy since 1815: a study in small power politics (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1959), 306. 98 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 40. 99 Amry Vandenbosch, Dutch foreign policy since 1815: a study in small power politics (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1959), 305. 100 Vandenbosch, Dutch foreign policy since 1815, 305. 21

Tot slot zal de nasleep van het Koreaconflict aan bod komen. Hierbij wordt onderzocht hoe de missie invloed had op het toekomstige politieke beleid van Nederland.

3.1 Nasleep Tweede Wereldoorlog

De grote economische verliezen die Nederland had geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog beïnvloedden de beslissingen die de Nederlandse regering maakte voorafgaand aan het sturen van troepen naar Korea. Zo werden er uiteindelijk vrijwilligers naar Korea gestuurd, in plaats van militairen te dwingen om te gaan vechten, en moesten er afspraken worden gemaakt met de VS betreffende de bevoorrading van de Nederlandse troepen.

Ondanks dat Nederland niet veel keuze had in de beslissing over het zenden van troepen naar Korea, kon de regering nog wel bepalen wie er werd uitgezonden. Zoals eerder al besproken, was de wil van Amerika wet. Sommige ministers overwogen daarom om niet vrijwilligers te sturen, maar om militairen te dwingen om te vechten in Korea. Echter, volgens ten Velde was een sterk argument tegen deze gedwongen uitzending dat de kosten te hoog zouden zijn. Daarom werd uiteindelijk besloten om alleen vrijwilligers te sturen.101

De materiële verliezen die Nederland had geleden waren erg bepalend tijdens de beslissingen die gemaakt werden over de organisatie van de missie. Willem Drees, de toenmalig minister-president van Nederland, was van mening dat Nederland het vervoer naar Korea wel zelf zou kunnen regelen en betalen. Echter, de minister van financiën toentertijd, , die verantwoordelijk was voor de monetaire herinrichting van het land na de Tweede Wereldoorlog, maakte zich zorgen over wie de lasten van de uitzending naar Korea zou dragen. Lieftinck zag daarom graag een begroting van de eventuele kosten.102 Elk land moest namelijk zelf zorgen voor geld voor de betalingen aan en door zijn troepen. Deze betalingen moesten in dollars worden overgemaakt naar Tokio, omdat Japan vanaf het begin van de jaren ’50 betrokken was bij wereldwijde economische groeperingen die grotendeels werden gedomineerd door de geïndustrialiseerde landen. De dollar werd daar weer vervangen tegen militair geld.103 Lieftinck maakte tijdens de ministerraad op 28 augustus 1950 bezwaar tegen het betalen van de uitgaven in Korea in Amerikaanse dollars.104 Echter, de financiële situatie van het land zag er onheilspellend donker uit. Op 14 november 1950 was er nog steeds geen sluitende begroting, maar wel een vermeerdering van de staatsschuld. Zo werd het tekort op de begroting op 257 miljoen gulden geraamd, terwijl bezuinigingen achterwege bleven.105 Beperkingen van uitgaven waren dus hard nodig, maar door het materiële verlies dat Nederland in de Tweede Wereldoorlog had geleden, kon het land haar eigen troepen niet voorzien van een volledige uitrusting, wapens, munitie etc.

Om die reden moesten er volgens Schaafsma dus wel afspraken gemaakt worden met Amerika, een land dat Nederland al hielp bij haar wederopbouw (Marshallplan) en dat haar nu ook hielp in het bevoorraden van haar troepen. Het NDVN werd dus uitgerust met Amerikaans materiaal, dit natuurlijk tegen betaling. De kosten van de aankopen zoals kleding en wapens werden begroot op 700.000 dollar

101 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 25. 102 Ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog, 20. 103 M.D. Schaafsma, Het Nederlands detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954 (Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1960): 29. 104 Nationaal Archief, Den Haag, Ministerraad, 2.02.05.02, 686.3 Ministerraad 28 augustus 1950. 105 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 791 Verslag (Tweede Kamer). 22 en de verzorging (van de aankopen) op 130.000 dollar per maand.106 Lieftinck kwam uiteindelijk in oktober 1950 met een begroting van de kosten, die ten slotte op 4,5 miljoen gulden per jaar uitkwamen (boven op de kosten van 680.000 gulden van de uitrusting, bestaande uit Amerikaans materiaal, voor de soldaten).107 Vrijwilligers van het NDVN ontvingen naast loon ook nog een VN-toelage. Deze was hoger voor gehuwden dan voor ongehuwden.

3.2 Nederlands beleid tijdens de missie

Niet alleen had de nasleep van de Tweede Wereldoorlog een effect op de besluitvorming, andersom had de houding die de Nederlandse regering aannam ook weer een effect op de uiteindelijke kosten van de deelname aan de missie in Korea. Deze kosten vielen in de praktijk uiteindelijk veel lager uit dan vooraf begroot. Dit betekende echter niet dat de economische schade voor Nederland meeviel. De (economische) verliezen voor Nederland door deelname aan de missie in Korea waren nog steeds beduidend.

Zoals Klep en van Gils betogen in hun boek, was de Nederlandse regering erg zuinig. Dit had grote gevolgen voor de uiteindelijke kosten van de missie. De regering was van mening dat met de symbolische bijdrage al genoeg wil was getoond als Westerse bondgenoot, en wilde dan ook niet meer geld uitgeven dan nodig was. Deze bescheidenheid in het uitgeven van geld zorgde er uiteindelijk voor dat Nederland veel minder uitgaf aan de vredesoperatie dan van tevoren was begroot (ruim 67 miljoen gulden).108 De uiteindelijke uitgaven waren verspreid van 1950 tot 1954 en kunnen worden verdeeld in personele uitgaven (loon en toeslagen) en materiële uitgaven (vervoer, bewapening, uitrusting, verzorging etc.). In totaal werd er uiteindelijk 49.132.169 gulden uitgegeven, waarvan een groot deel verrekend moest worden met de VS, aangezien zij veel van de materialen had geleverd.109 Dit bedrag was aanzienlijk kleiner dan het begrote bedrag van 67.233.400 gulden. Dit kwam mede door de zuinigheid van de Nederlandse regering. Deze zuinigheid zorgde ervoor dat de nazorg van de vrijwilligers die naar Korea waren uitgezonden, ook niet echt van de grond kwam. Veel soldaten dachten door een paar jaar in dienst te zijn bij het NDVN hun financiële zorgen op te lossen. Bij terugkeer kregen de soldaten slecht minimaal 2000 gulden aan VN-premies (naast hun loon), een bedrag dat sommigen al in een paar weken uitgegeven hadden.110

Ondanks dat de kosten uiteindelijk meevielen in vergelijking met de begroting, was de economische en financiële schade voor Nederland door deelname aan de Korea-oorlog significant. Zoals eerder al besproken, stond de economie van Nederland er al niet goed voor. Al voor de deelname aan de missie was het land afhankelijk van de economische hulp van de VS. Door de deelname aan de missie in Korea werd Nederland alleen maar meer afhankelijk van de VS. De VS had veel bijgedragen aan het bevoorraden van de Nederlandse troepen. Dit deden ze echter alleen tegen betaling. Om deze lasten die toegeschreven waren aan defensie te kunnen dragen, moest de Nederlandse regering op

106 M.D. Schaafsma, Het Nederlands detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954 (Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1960): 26. 107 Nationaal Archief, Den Haag, Ministerraad, 2.02.05.02, 686,5 Ministerraad 2 oktober 1950. 108 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 791 Verslag (Tweede Kamer). 109 M.D. Schaafsma, Het Nederlands detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954 (Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1960): 456. 110 Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: Historical Section of the Royal Netherlands Army, 2000): 42. 23 andere gebieden bezuinigen.111 Dit had tot gevolg dat de prijzen omhoog gingen, de werkeloosheid toenam en de belastingen stegen.112

3.3 Gevolgen van deelname aan de missie

Een van de gevolgen van de Nederlandse deelname aan de missie in Korea was dat de uiteindelijke kosten van de deelname aan de missie invloed hadden op het toekomstige politieke beleid van Nederland. Zo realiseerde de Nederlandse regering zich dat het moest werken aan haar defensiebeleid, wilde ze de collectieve verdediging van Nederland realiseren.

Ondanks de behoorlijke economische en financiële schade voor Nederland, deed dit de regering achteraf niet van mening veranderen over het conflict zelf. De regering had bewondering en waardering voor de vrijwilligers en was van mening dat internationale afspraken nou eenmaal moesten worden nageleefd, iets wat Nederland aldus ten Velde had gedaan.113 Wat haar doelen betreft, kon Nederland dus zeer tevreden zijn. Het land had haar deel bijgedragen aan het waarborgen van de vrede en veiligheid en de strijd tegen het communisme. Daarbovenop had het land ook nog eens haar bondgenootschap met de VS kunnen versterken. Toch leidde de deelname aan de missie in Korea nog tot een onverwachte nasleep.

Ondanks het feit dat de Nederlandse regering achteraf redelijk positief was over haar deelname aan de VN-vredesoperatie in Korea, had dit conflict namelijk wel grote gevolgen voor het binnen-en buitenlandse beleid van het land. Het Koreaconflict had met name invloed op het defensiebeleid. De deelname van Nederland aan de vredesoperatie in Korea zorgde ervoor dat het land zich bewust werd van de slechte staat van haar defensie, wat vooral kwam door de slechte economische situatie van het land ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog. Meer aandacht zou dus voortaan worden gevestigd op het sluitend maken van het staatsbudget en het dekken van de tekorten op de Nederlandse betalingsbalans. Zo kwam er een hogere defensiebegroting om een eigen krijgsmacht op te bouwen, die zou zorgen voor de collectieve verdediging van Nederland, iets wat na de oorlog in Korea meer urgentie kreeg.114 De opbouw van het Nederlandse defensieapparaat kon het land echter niet alleen tot stand brengen. Hulp, onder andere ontvangen van de VS en Canada, bleef dus van groot belang voor de bevordering van het Nederlandse defensieapparaat.115

Terugkomend op de vraag in hoeverre de economische impact door deelname aan het Korea- conflict van invloed was op de politieke houding, kan geconcludeerd worden dat deze invloed significant was. Ten eerste doordat Nederland nog last had van de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Omdat het land te weinig middelen had moest het haar beleid omgooien naar wat Vandenbosch noemt small power neutralism. Door het materiële verlies dat Nederland had geleden door de Tweede Wereldoorlog, kon het land ook haar manschappen niet voorzien van materialen zoals kleding en wapens, en werd het gedwongen om samen te werken met de VS. Ten tweede had andersom de politieke houding van Nederland ook effect op de uiteindelijke kosten. De regering was erg zuinig omdat nog getracht werd om het land weer op te bouwen na de Tweede Wereldoorlog. Om

111 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 53. 112 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 792 Verslag (Tweede Kamer). 113 A.R.J. ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog (Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983), 43. 114 Ten Velde, de Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog, 52. 115 Nationaal Archief, Den Haag, Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01, 791 Verslag (Tweede Kamer). 24 deze reden vielen de uiteindelijke kosten lager uit dan vooraf begroot. Ondanks deze meevaller, was de economische impact op Nederland toch behoorlijk en heeft deelname aan de missie invloed gehad op de politieke houding van Nederland. Zo werd Nederland zich bewust van de slechte staat van haar defensie, waardoor in de jaren na de missie in Korea meer aandacht werd gevestigd op defensie en de collectieve verdediging en veiligheid.

25

Conclusie

Deze scriptie heeft gepoogd om middels een casestudie en drie deelvragen een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag: “Wat is de politieke houding van Nederland ten aanzien van VN- vredesoperaties?” Uit het eerste hoofdstuk is gebleken dat de Nederlandse regering niet heel enthousiast was over de VN als wereldorganisatie die voor vrede en veiligheid moest zorgen. Toch besloot Nederland om lid te worden van de VN en zelfs deel te nemen aan een VN-vredesoperatie. Dit besluit valt te verklaren vanuit de doelstelling van de Nederlandse regering om de VS als bondgenoot te houden. Nederland had namelijk de hegemonie van de VS aanvaard en was daarnaast ook erg afhankelijk van het land. Zoals bleek uit hoofdstuk 2 was het samenwerkingsverband tussen de twee landen niet evenredig. Nederland had de VS veel meer nodig dan andersom. Nederland was namelijk afhankelijk van de Marshallhulp die de VS zond. Dit kwam doordat Nederland zware verliezen had geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het had dus de hulp van de VS nodig om het land weer op te bouwen. Door deze afhankelijkheid van de VS werd de Nederlandse regering praktisch gedwongen om mee te doen aan de VN-vredesoperatie in Korea, het land wilde immers niet de VS voor de voeten lopen uit angst dat de VS de Marshallhulp zou stopzetten. Echter, zoals bleek uit hoofdstuk 3, werd Nederland nog meer afhankelijk van de VS doordat het meedeed aan de VN-vredesoperatie in Korea. Nederland kon immers haar eigen troepen niet voorzien van materialen, wat tot gevolg had dat het land moest lenen van de VS. Toch vielen de uiteindelijke kosten door deelname aan de missie mee. Dit kwam doordat de regering toentertijd erg zuinig was. Ondanks deze meevaller was de economische impact op Nederland significant en heeft dit invloed gehad op de politieke houding van Nederland. De regering werd zich namelijk bewust van de slechte staat van haar defensie. Hierdoor werd in de jaren na de missie meer aandacht gevestigd op defensie en de collectieve veiligheid van Nederland.

Kortom, voordat Nederland deelnam aan de missie in Korea, was de Nederlandse regering erg kritisch over de VN. Het land was het niet eens met het vetorecht van de vijf permanente leden en was dan ook bang dat er onvoldoende rekening zou worden gehouden met de belangen van kleine en middelgrote staten. Omdat de Nederlandse regering er belang bij had om de VS te vriend te houden, sloot het land zich toch aan bij de VN en deed zelfs mee aan een VN-vredesoperatie. Deze missie heeft de politieke houding van Nederland enigszins doen verandering. Nederland werd zich namelijk bewust van de slechte staat van hun defensie. Ook realiseerde het land zich dat de VN misschien wel nuttig zou kunnen zijn als het gaat om het waarborgen van vrede en veiligheid. Vrede werd dan wel nooit gesloten in Korea, onderhandelingen leidden wel tot een staakt-het-vuren. Antwoord gevend op de onderzoeksvraag: “Wat is de politieke houding van Nederland ten aanzien van VN-vredesoperaties?”, was de politieke houding van Nederland tegenover VN-vredesoperaties in de jaren ’50 erg kritisch en wantrouwend. Echter, in de jaren na de Koreaoorlog ontdooide deze argwaan van Nederland ten aanzien van VN-vredesoperaties en stonden ze positiever tegenover de wereldorganisatie. De Koreaoorlog en de jaren daarna speelde zich echter af tijdens de Koude Oorlog. Het einde van de Koude Oorlog luidde een nieuw tijdperk in voor de VN en de VN-vredesoperaties. Interessant vervolgonderzoek zou dan ook zijn in hoeverre de Nederlandse politieke houding tegenover VN- vredesoperaties na het einde van de Koude Oorlog veranderde.

26

Literatuurlijst

Baehr, Peter en Gordenker, Leon. De Verenigde Naties: ideaal en werkelijkheid. Amsterdam: Boom, 2006.

Hatto, Ronald. “From peacekeeping to peacebuilding: the evolution of the role of the United Nations in peace operations.“ International review of the Red Cross 95, no. 891-892 multinational operations and law (December 2013): 495-515.

Hellema, Duco. Nederland in de wereld: de buitenlandse politiek van Nederland. Houten-Antwerpen: Spectrum, 2010.

Klep, Christ en van Gils, Richard. Van Korea tot Kabul: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945. Den Haag: the Netherlands Institute of Military History, 2005.

Klep, Christ en van Gils, Richard. Van Korea tot Kosovo: de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945. Den Haag: Historical Section of the Royal Netherlands Army, 2000.

Koninkrijk der Nederlanden. Jaarboek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 1950/1951. Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1951.

Krabbendam, Hans. Four centuries of Dutch-American relations, 1609-2009. Amsterdam: Boom, 2009.

Mazower, Mark. Governing the world: the history of an idea, 1815 to the present. New York: Penguin Books, 2013.

Ministerie van Buitenlandse Zaken. De Koreaanse Oorlog en de Verenigde Naties, februari – december 1954. ’S-Gravenhage: Staatsdrukkerij-en Uitgeversbedrijf, 1951.

Ministerie van Defensie. “Handleiding militair tuchtrecht.” Geraadpleegd op 15 december 2018, https://puc.overheid.nl/mp-bundels/doc/PUC_110560000000_10/1/

Ministerie van Defensie. “Missie in Mali.” Geraadpleegd op 14 november 2018, https://www.defensie.nl/onderwerpen/missie-in-mali

Ministerie van Defensie. “Missie-overzicht: Korea-Oorlog.” Meerdere malen geraadpleegd, https://www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/missie-overzicht/1950/korea-oorlog

Nationaal Archief, Den Haag. Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01. 791 Verslag (Tweede Kamer).

Nationaal Archief, Den Haag. Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01. 792 Verslag (Tweede Kamer).

Nationaal Archief, Den Haag. Handelingen Staten Generaal, 2.02.21.01. 810 verslag (Tweede Kamer).

Nationaal Archief, Den Haag. Ministerraad, 2.02.05.02. 685.9 Ministerraad 2 augustus 1950.

Nationaal Archief, Den Haag. Ministerraad, 2.02.05.02. 686.3 Ministerraad 28 augustus 1950.

Nationaal Archief, Den Haag. Ministerraad, 2.02.05.02. 686.5 Ministerraad 2 oktober 1950.

Nationaal Archief, Den Haag. Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea, 2.13.56. 46 correspondentie betreffende de interne organisatie

Nationaal Archief, Den Haag. Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea, 2.13.56. 61 stukken betreffende het bezoek van de Nederlandse ambassadeur in Japan aan het NDVN.

27

Nationaal Archief, Den Haag. Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea, 2.13.56. 67 stukken betreffende de verjaardag van en de waardering voor het NDVN als onderdeel van de strijdkrachten van de Verenigde Naties

Pekelder, Jacco, Raben, Remco, en Segers, Mathieu (red.), De wereld volgens Nederland: Nederlandse buitenlandse politiek in historisch perspectief. Amsterdam: Boom, 2015.

Reus-Smit, Christian en Snidal, Duncan. Oxford handbook of international relations. New York: Oxford University Press, 2008.

Rijksoverheid. “Internationale vrede en veiligheid.” Geraadpleegd op 2 januari 2019, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/internationale- rechtsorde

Schaafsma, M.D. Het Nederlands detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954. Den Haag: staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, 1960.

Staten-Generaal Digitaal, “Handelingen Eerste Kamer 1949-1950”, 54ste vergadering 18 juli 1950, https://www.statengeneraaldigitaal.nl/

Stein, Erik. “Mr. Hammerskjold, the Charter law and the future role of the United Nations Secretary General.” The American journal of international law 56, no. 1 (Januari 1962): 9-32.

United Nations. “Maintain international peace and security.” Geraadpleegd op 2 januari 2019, http://www.un.org/en/sections/what-we-do/maintain-international-peace-and-security/index.html

United Nations Peacekeeping. “UN Peacekeeping: 70 years of service & sacrifice. Geraadpleegd op 3 december 2018 https://peacekeeping.un.org/en/un-peacekeeping-70-years-of-service-sacrifice

United Nations, Security Council. “Resolution 82,” 25 juni 1950 https://undocs.org/S/RES/82(1950)

United Nations, Security Council. “Resolution 83,” 27 juni 1950 https://undocs.org/S/RES/83(1950)

United Nations, Security Council. “Resolution 376 (1950)”, 7 oktober 1950 https://documents-dds- ny.un.org/doc/RESOLUTION/GEN/NR0/059/74/IMG/NR005974.pdf?OpenElement

United Nations, Security Council. “Resolution 377 (1950)”, 3 november 1950 https://documents-dds- ny.un.org/doc/RESOLUTION/GEN/NR0/059/75/IMG/NR005975.pdf?OpenElement

Vandenbosch, Amry. Dutch foreign policy since 1815: a study in small power politics. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1959.

Velde, A.R.J. ten. De Nederlandse deelname aan de Korea-Oorlog. Utrecht: Rijksuniversiteit, Instituut voor Geschiedenis, 1983.

28

Verklaring kennisneming regels m.b.t. plagiaat

Fraude en plagiaat

Wetenschappelijke integriteit vormt de basis van het academisch bedrijf. De Universiteit Utrecht vat iedere vorm van wetenschappelijke misleiding daarom op als een zeer ernstig vergrijp. De Universiteit Utrecht verwacht dat elke student de normen en waarden inzake wetenschappelijke integriteit kent en in acht neemt.

De belangrijkste vormen van misleiding die deze integriteit aantasten zijn fraude en plagiaat. Plagiaat is het overnemen van andermans werk zonder behoorlijke verwijzing en is een vorm van fraude. Hieronder volgt nadere uitleg wat er onder fraude en plagiaat wordt verstaan en een aantal concrete voorbeelden daarvan. Let wel: dit is geen uitputtende lijst!

Bij constatering van fraude of plagiaat kan de examencommissie van de opleiding sancties opleggen. De sterkste sanctie die de examencommissie kan opleggen is het indienen van een verzoek aan het College van Bestuur om een student van de opleiding te laten verwijderen. Plagiaat

Plagiaat is het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk. Je moet altijd nauwkeurig aangeven aan wie ideeën en inzichten zijn ontleend, en voortdurend bedacht zijn op het verschil tussen citeren, parafraseren en plagiëren. Niet alleen bij het gebruik van gedrukte bronnen, maar zeker ook bij het gebruik van informatie die van het internet wordt gehaald, dien je zorgvuldig te werk te gaan bij het vermelden van de informatiebronnen.

De volgende zaken worden in elk geval als plagiaat aangemerkt:

• het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën of digitale tijdschriften zonder aanhalingstekens en verwijzing;

• het knippen en plakken van teksten van het internet zonder aanhalingstekens en verwijzing;

• het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften of encyclopedieën zonder aanhalingstekens en verwijzing;

• het opnemen van een vertaling van bovengenoemde teksten zonder aanhalingstekens en verwijzing;

• het parafraseren van bovengenoemde teksten zonder (deugdelijke) verwijzing: parafrasen moeten als zodanig gemarkeerd zijn (door de tekst uitdrukkelijk te verbinden met de oorspronkelijke auteur in tekst of noot), zodat niet de indruk wordt gewekt dat het gaat om eigen gedachtengoed van de student;

• het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk;

• het zonder bronvermelding opnieuw inleveren van eerder door de student gemaakt eigen werk en dit laten doorgaan voor in het kader van de cursus vervaardigd oorspronkelijk werk, tenzij dit in de cursus of door de docent uitdrukkelijk is toegestaan;

29

• het overnemen van werk van andere studenten en dit laten doorgaan voor eigen werk. Indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan plagiaat;

• ook wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde;

• het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling (zoals een internetsite met uittreksels of papers) of die al dan niet tegen betaling door iemand anders zijn geschreven.

De plagiaatregels gelden ook voor concepten van papers of (hoofdstukken van) scripties die voor feedback aan een docent worden toegezonden, voor zover de mogelijkheid voor het insturen van concepten en het krijgen van feedback in de cursushandleiding of scriptieregeling is vermeld.

In de Onderwijs- en Examenregeling (artikel 5.15) is vastgelegd wat de formele gang van zaken is als er een vermoeden van fraude/plagiaat is, en welke sancties er opgelegd kunnen worden.

Onwetendheid is geen excuus. Je bent verantwoordelijk voor je eigen gedrag. De Universiteit Utrecht gaat ervan uit dat je weet wat fraude en plagiaat zijn. Van haar kant zorgt de Universiteit Utrecht ervoor dat je zo vroeg mogelijk in je opleiding de principes van wetenschapsbeoefening bijgebracht krijgt en op de hoogte wordt gebracht van wat de instelling als fraude en plagiaat beschouwt, zodat je weet aan welke normen je je moeten houden.

Hierbij verklaar ik bovenstaande tekst gelezen en begrepen te hebben.

Naam: Isa Verwaal

Studentnummer: 5910803

Datum en handtekening:

Dit formulier lever je bij je begeleider in als je start met je bacheloreindwerkstuk of je master scriptie.

Het niet indienen of ondertekenen van het formulier betekent overigens niet dat er geen sancties kunnen worden genomen als blijkt dat er sprake is van plagiaat in het werkstuk.

30