Lepelaarpopulatie Van De Wadden Komt Het Einde Van De Groei in Zicht?
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
ARTIKEL De lepelaarpopulatie van de Wadden komt het einde van de groei in zicht? Arie Ouwerkerk Na een dieptepunt van ca. 150 broedparen in 1968 is Tamar Lok, Otto Overdijk, Harry Horn & het aantal Lepelaars in Nederland gestaag gaan toene - Theunis Piersma men. In het broedseizoen van 2008 werden 1907 paren geteld, waarvan 1179 op de Waddeneilanden. Hier be - kijken we de groei van de populatie op de Wadden - Het gaat goed met de Nederlandse Lepelaars Platalea leuco - eilanden in meer detail en proberen we te voorspellen rodia. Na een dieptepunt van ca. 150 broedparen in 1968 is hoe lang deze groei nog zal voortduren. We doen dat het aantal broedende Lepelaars in de afgelopen decennia door op grond van de resultaten van een langlopend gestaag toegenomen (van der Hut 1992, Voslamber 1994, kleurring project en waarnemingen aan het broed - Overdijk 1999, Overdijk & Horn 2005). In 2008 kwamen, ver - succes een populatiemodel op te stellen. Het model spreid over 29 kolonies, 1907 paren tot broeden (figuur 1). voorspelt dat het aantal broedparen op de Wadden - Dit is ongeveer 30% van de totale West-Europese populatie, eilanden zal stabiliseren rond 1375, doordat de jaarlijk - die verspreid is van Zuid-Spanje tot Noord-Denemarken. se overleving van volwassen Lepelaars afneemt naar - Nederland heeft daarmee een belangrijke verantwoordelijk - mate de populatie groeit. heid voor het behoud van de Lepelaar. De groei van de populatie is onder andere te danken aan een verbod, begin jaren zeventig van de vorige eeuw, op het gebruik van een aantal gifstoffen (zoals DDT) in de land - bouw (van der Hut 1992). Daarnaast is de afgelopen decen - nia veel aandacht besteed aan de voedselvoorziening van Lepelaars. Lepelaars zijn in het vroege voorjaar grotendeels afhankelijk van de beschikbaarheid van trekkende Driedoor - nige Stekelbaarzen Gasterosteus aculeatus die in de winter LIMOSA 82 (2009): 149-157 149 >200 101-200 71-100 41-70 op zee verblijven en in het vroege voorjaar de boezemwate - 21-40 ren en (polder)slootjes binnenzwemmen om hier te paaien. 11-20 Deze stekelbaarzen zijn een stuk groter dan de niet-trekken - 6-10 de Drie- en Tiendoornige Stekelbaarzen Pungitius pungitius 1-5 en daardoor aantrekkelijker als hapje voor de Lepelaar (Kemper 1995). In het verleden zijn echter veel doorgangen van zout naar zoet afgesloten waardoor de migratie van deze stekelbaarzen sterk werd belemmerd. Tegenwoordig zijn deze overgangen op veel plaatsen weer hersteld (Schutte & den Boer 1999) en is de beschikbaarheid van trek - kende Driedoornige Stekelbaarzen toegenomen (de Nie 1997, Jager 1999, Wintermans 1998). Het herstel van de Nederlandse lepelaarpopulatie moest na 1968 even op gang komen, maar begon halverwege de jaren tachtig goed door te zetten (figuur 2). Daarbij trad een duidelijke verandering op in de verspreiding van de kolo - nies: steeds meer Lepelaars gingen broeden op de Wadden - Figuur 1. Verspreiding en grootte (aantal broedparen) van broedkolo - eilanden (figuur 2). Sinds 1996 broedt hier meer dan de helft nies van de Lepelaar in 2008. Bronnen: Natuurmonumenten (Zwanen - van de Nederlandse populatie. De laatste jaren ligt dit per - water, De Schorren, Schiermonnikoog, Quakjeswater, De Wieden, centage rond 62%: van de 3814 vogels die in 2008 tot broe - Vechtplassen, Veerse Meer), Staatsbosbeheer (Texel, Vlieland , Terschelling, Rottum, Onderdijk, Biesbosch, Oostvaardersplassen); It den kwamen, broedden er 2358 op de Wadden eilanden. Fryske Gea (Ameland), Zeeuws landschap (Markiezaat), Landschap Waarom zijn de Waddeneilanden nu ineens zo populair? Noord Holland (Balgzand) en Werkgroep Lepelaar. Distribution and size Hoewel historische gegevens ontbreken lijkt het aanneme - (number of breeding pairs) of Spoonbill breeding colonies in 2008. lijk dat er vroeger (vóór de 19 e eeuw) ook Lepelaars op de Waddeneilanden hebben gebroed. In die tijd was er echter s ) 7000 100% d s n d nog geen verbod op eieren rapen, wat bij een grondbroe - r a i l b s i g n dende kolonievogel al snel desastreuze gevolgen heeft. n e i d d e d e 6000 a Naast het tegenwoordige verbod op het rapen van lepe - r b W f e o h laareieren zijn de belangrijkste broedkolonies volledig r t e n b 75% o m afgesloten voor publiek. Een groot voordeel van de g u 5000 n i n ( d e e Wadden eilanden is dat Vossen Vulpes vulpes – de belangrijk - z e i r s b n n ste pre da toren van lepelaareieren en -jongen – er niet voor - o i o i t t a r l 4000 o u komen. Hoewel Vossen op het vasteland altijd al voorkwa - p p o o r p p 50% - men, zijn ze er de laatste decennia sterk in aantal - ) t s l d e e toe genomen (Mulder 1992, Stubbe 1999). Bovendien zijn g 3000 o r o v b d n broedgebieden zoals het Naardermeer (NH) en de Oost vaar - e e o d r n b ders plassen (Fl) door toegenomen ontsluiting en verdroging a l l i a t 2000 e n n a beter toegankelijk geworden voor Vossen, die nu geen grote 25% e a d ( d e a t aaneengesloten moerasgebieden meer hoeven te trotseren t W o o e r d om de nesten te bereiken. Daarnaast heeft het broeden in de 1000 g p e i o t a t l nabijheid van de Waddenzee het voordeel dat in de loop van a u d p l o e het voorjaar een grote hoeveelheid voedsel in de Wadden - p e 0 0% d 1960 1980 2000 2020 2040 zee beschikbaar komt in de vorm van garnalen. jaar - year De groei van zowel de Nederlandse populatie als die op de Waddeneilanden blijkt vanaf 1985 het beste te worden be - Figuur 2. Groei van de totale Nederlandse broedpopulatie en de popu - schreven door een logistische groeicurve. Logistische popu - latie op de Waddeneilanden. Gefitte lijnen zijn de logistische groeicur - ves voor Nederland (gestippelde lijn) en de Waddeneilanden (doorge - latiegroei wordt gekenmerkt door een in eerste instantie trokken lijn) en het voorspelde percentage van de populatie dat op de steeds sneller (‘exponentieel’) verloop, dat na verloop van Waddeneilanden broedt (gestreepte lijn). Growth of the total Dutch tijd afvlakt in de richting van een maximale populatiegroot - breeding population and the population on the Wadden Sea islands. Fitted te. Bij de Lepelaars was de groei min of meer exponentieel lines are the logistic growth curves for the Netherlands (dotted line) and the tussen 1985 en 2000 en begon hij daarna af te vlakken; de Wadden Sea islands (solid line) and the predicted proportion of the popula - tion breeding on the Wadden Sea islands (dashed line). aantallen nemen nog steeds toe maar niet meer versnellend. 150 Tabel 1. Aantal jonge Lepelaars gekleurringd op Vlieland, Terschelling en Schiermonnikoog. Number of young Spoonbills colour-ringed on the islands of Vlieland, Terschelling and Schiermonnikoog. ’88 ’89 ’90 ’91 ’92 ’93 ’94 ’95 ’96 ’97 ’98 ’99 ’00 ’01 ’02 ’03 ’04 ’05 ’06 ’07 Vlieland 52 55 75 92 147 145 144 0 115 43 0 57 1 57 29 18 53 46 68 50 Terschelling 57 75 69 70 112 110 141 0 104 74 54 64 45 53 25 50 47 84 42 19 Schiermonnikoog 000000000103 145 195 124 136 78 140 148 116 211 243 Een logistische curve veronderstelt dat de S-vorm van de po - Voor details over het kleurringsysteem van de Lepelaars zie pulatiegroei symmetrisch is in het middelpunt, zodat de www.werkgroeplepelaar.nl/kleurringen.htm. aantalsontwikkeling in de beginperiode kan worden gespie - Het aantal geringde jongen per kolonie is weergegeven in geld om die aan het einde te voorspellen. De op waargeno - tabel 1. Hun leeftijd is exact bekend omdat ze als jong zijn men lepelaaraantallen gebaseerde groeicurves voorspellen geringd. Het aflezen van deze ringen gebeurt voor het over - dat, hoewel de groei van de waddenpopulatie veel sneller grote deel door enthousiaste vrijwilligers en is van groot be - verliep dan die elders in Nederland, de waddenpopulatie lang om een goed beeld te krijgen van overleving, dispersie ook sneller zal afvlakken, naar een maximum van 2780 en gebiedsgebruik tijdens het broedseizoen, de trek en in de broed vogels ten opzichte van 6553 in de gehele Neder - overwinteringsgebieden. Ook kan zo de leeftijd worden be - landse populatie (figuur 2). paald waarop Lepelaars voor het eerst tot broeden komen. Het nadeel van deze theoretische groeimodellen is dat ze een bepaald fenomeen beschrijven maar geen rekening Het populatiemodel houden met (en ons niets leren over) de onderliggende me - We nemen voor ons populatiemodel aan dat er geen immi - chanismen: overleving, broedsucces en migratie. In dit arti - gratie of emigratie plaatsvindt. Een van de resultaten uit het kel willen we proberen om de groei van de populatie te be - kleurringproject is dat Lepelaars tamelijk plaatstrouw zijn: grijpen en voorspellen op grond van schattingen van 66% van de vogels broedt in de kolonie waar ze geboren zijn overleving en broedsucces. Daarbij kijken we naar verande - en verandert tussen jaren niet van broedkolonie. Van de ringen in overleving en broedsucces over de tijd en in relatie Lepelaars die ergens anders gaan broeden broedt het me - tot populatie- en koloniegrootte. Vooral dat laatste heeft rendeel niet verder dan 50 km van de geboortekolonie. onze interesse omdat als overleving of broedsucces samen - Het totale aantal broedvogels in een bepaald jaar wordt in hangen met de populatiegrootte (ofwel ‘dichtheidsafhanke - het model voorspeld door het aantal broedvogels in het vo - lijk’ zijn) dit kan leiden tot een stabilisatie van de populatie rige jaar te vermenigvuldigen met de jaarlijkse overlevings - op de lange termijn. Ons model maakt het mogelijk om kans van deze broedvogels en het aantal in dat jaar rekrute - voorspellingen te doen over de toekomstige populatieont - rende (voor het eerst tot broeden komende) vogels daarbij wikkeling, die zijn gebaseerd op kennis over de onderlig - op te tellen.