Romeinse tuinen Kruiden, planten en bomen

Door: Ratna N. Drost, MA. (2020-2021)

1

Inleiding

“Having made mention of these productions, it now remains for us to return to the cultivation of the garden, a subject recommended by its own intrinsic merits to our notice: for we find that in remote antiquity, even, there was nothing looked upon with a greater degree of admiration than the gardens of the Hesperides, those of the kings Adonis and Alcinoüs, and the Hanging Gardens, whether they were the work of Semiramis, or whether of Cyrus, king of Assyria, a subject of which we shall have to speak in another work.” (Plinius, Historia Naturalis, 19.19)

Een tuin werd in de oudheid beschouwd als de ultieme plek van rust, zuiverheid en onthaasting; een plaats niet alleen gevuld met schoonheid, maar ook voorzien van religieuze en symbolische betekenissen. Al in 2800 v. Chr. Hadden de Egyptische farao's en rijken toegang tot geavanceerde privé tuinen, die de paleizen verfraaiden. Een porticus, een overdekte wandelgang, verbond het huis met de tuin, zodat er vanuit de schaduw genoten kon worden van flora en fauna. Cimon van Athene, een groots staatsman uit de vijfde eeuw v. Chr., besloot als een van de eersten om de muren van zijn paleis af te breken zodat zijn besheiden tuin publiekelijk toegankelijk werd en iedereen ervan kon genieten. Toen Alexander de Grote West-Azië veroverde in de vierde eeuw v. Chr., bracht hij nieuwe planten- en fruitsoorten mee, waardoor de interesse in horticultuur een echte vlucht nam. Romeinse tuinen waren sterk beïnvloed door Egyptische en Perzische invloeden die zich in Griekenland hadden geworteld dankzij de Griekse handelscontacten met deze gebieden. Perzische tuinen werden aangelegd langs kunstmatig aangelegde irrigatiebeekjes. De tuinen werden ook beschut aangelegd om hen tegen de zon te beschermen. Dankzij de irrigatie vormden de tuinen welkome, vruchtbare, groene oases in een droog landschap. Veel archeologisch bewijs voor een irrigatiesysteem bij de Grieken is er niet, maar aangezien het landschap lijkt op dat van Mesopotamië, is het plausibel dat ook de Grieken kunstmatig irrigeerden. De Griekse tuinen dienden met name als fruitgaarden en werden vormgegeven als een ‘heilig woud'. Hierdoor leken ze op de huidige Engelse tuinen, waarin alles weelderig mag bloeien en groeien. Rijke Romeinen legden hun tuinen met name aan ter verfraaiing van de leefomgeving en besteedden erg veel tijd aan de vormgeving. Wat betreft het ontwerp, lijken Romeinse tuinen meer op de Egyptische en Perzische; een gestileerde tuin omringt door een zuilengang.

Doeleinden De Romeinse tuinen konden voor allerlei doeleinden worden aangelegd. De upperclass stelde verfraaiing voorop, als er groenten of fruit groeide, was dat mooi meegenomen, maar niet noodzakelijk. De eerste Romeinse tuinen werden echter aangelegd om de armere Romeinen te kunnen voorzien van voedsel als kruiden en groenten. In het gebied rondom Rome, was iedere boerderij voorzien van een moestuin. (Plinius, Historia Naturalis, 19.19) Cato de Oudere (234-149 v. Chr.) beschrijft dat de tuinen dicht bij het huis moesten worden aangelegd en naast groenten ook bloembedden en ornamentale bomen moest bevatten. Met de groei van het Rijk veranderde het

2

idee van de tuin. Egyptische, Perzische en Griekse invloeden deden hun intreden en leidden tot de opkomst van grootse tuinen bij villa's en paleizen. Ook werden de eerste publieke parken en tuinen aangelegd, ter vermaak en om in te sporten. Er is geen type tuin aan te wijzen specifiek voor de rijken; iedereen die grond had kon een tuin naar wens laten aanleggen. Opgravingen in Pompeï hebben aangetoond dat de tuinen gewoon kleiner waren als er minder ruimte was en groter bij wie meer ruimte had. Horatius (65-8 v. Chr.) maakt melding van de opkomst van de bloementuinen. Keizer Augustus liet de Porticus Liviae, een publieke (bloemen)tuin aanleggen op de Oppiaanse heuvel. Buiten de steden beleven tuinen toch wel een beetje het ding van de rijksten. Rijke Romeinen die een buitenverblijf hadden in een van de provincies, lieten ook daar tuinen aanleggen.

Wat staat er allemaal in? Ook bij het aanleggen van een tuin, gingen Romeinen uit van regels, orde en structuur, waardoor zo goed als alle tuinen hetzelfde stramien volgen. De ene tuin is net wat mooier en rijker dan de andere, maar de basis is altijd gelijk. Kenmerkend voor zo goed als alle tuinen, is het atriumprincipe; ons huidige hofjessysteem, waarbij deuren zich onder de porticus openden richting de binnenplaats, waar de tuin zich bevond en regenwater werd opgevangen in een bassin; het impluvium. De tuin maakte op deze manier deel uit van het huis en stond er niet los van zoals tegenwoordig. Wie naar de overkant wilde, kon namelijk ook gewoon via de tuin oversteken en er werd vaak buiten gegeten. De smaak van de eigenaar was natuurlijk wel van invloed bij de aanleg, maar de volgende elementen waren veelal aanwezig, afhankelijk van ruimte en geld:  Een pleintje bij de hoofdingang, met het beste doorkijkje naar de tuin en de start van het wandelpad.  Een xystus, een terras voorzien van (stenen) meubels. In sommige gevallen een half overdekt biclinium (buiteneetkamer met twee stenen banken tegenover elkaar)  Een boomgard/ wijngaard.  Meerdere waterelementen.  Een buitenkeuken.  Altaren, grotten en een nymphaeum (heiligdom gewijd aan waternimfen).  Beelden, zonnewijzers en altaren (aediculae) die bij de persoonlijke smaak van de eigenaar pasten.

De xystus keek vaak uit over een lagergelegen gedeelte van de tuin; de ambulation. In dat gedeelte stonden bloemen en bomen, waar men na een maaltijd een ontspannen rondje doorheen kon lopen. Ook werd er in dat gedeelte gesport of speelde men er een spelletje in de schaduw. Wie diep in de buidel tastte liet ook een gestation aanleggen, dit was een schaduwrijke, geplaveide laan, waar de eigenaar kon paardrijden of zich in draagstoel kon laten ronddragen als hij daar zin in had. Doorgaans liep deze laan helemaal om de ambulation heen. De algemene wandelpaden in een tuin bestonden uit losse steentjes, zand of aangestampte aarde. De populairste gewassen voor in de tuin waren rozen, cipressen, rozemarijn en moerbeibomen. Ook stonden er kleine kweekboompjes in, net als hyacinten, narcissen, viooltjes, tijm en goudsbloemen.

3

De beroemdste Romeinse tuin De beroemdste Romeinse tuin is gek genoeg helemaal geen tuin, maar wel een van de beste voorbeelden van hoe keizerlijke tuinen eruitzagen. Livia de vrouw van Augustus, was in het bezit van een eigen villa met tuinen en gaarden in Primaporta, net buiten Rome. Bij haar villa liet zij een grot aanleggen (in de vorm van een tongewelf (denk hierbij aan de loodsen van Archeon)). In deze grot liet zij een triclinium bouwen. Op de wanden werd een enorm en zeer gedetailleerd tuinfresco geschilderd. Deze schildering is tot op heden de beste bron van wat er in tuinen stond. Alle planten zijn uitstekend de determineren, soms zelfs tot op het niveau van geslacht. Hetzelfde geldt voor de vogeltjes die zich tussen de planten verstoppen. De schildering is overgebracht naar het Palazzo Massimo in Rome en daar te zien. De plafondschildering is verloren gegaan. Op de afbeelding zie je klein stukje van de schildering.

••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

4

Kruiden en planten

“Hei mihi! Quod nullis amor est medicabilis herbis” “Wee mij! Tegen liefde is geen enkel kruid opgewassen.” (Ovidius, Metamorfosen)

Inleiding Aan bomen, kruiden en allerhande planten, werd in de loop van de geschiedenis vaak een betekenis gegeven. Deze betekenissen konden betrekking hebben op het ontstaan van de plant, op het gebruik ervan, en in veel gevallen ook op goddelijke en magische connecties. In moderne ogen is deze vorm van biologie vreemd; tegenwoordig wordt er veel meer vanuit een zakelijk oogpunt naar flora en fauna gekeken dan vroeger. In de oudheid werden wonderlijke beschrijvingen van bomen en planten, veelal gebruikt om hun aanwezigheid te duiden in de wereld en om als mens vat op de wereld te krijgen. Wie niet weet waar bepaalde zaken vandaan komen of waarom het bijvoorbeeld opeens onweert, kan zich nogal nietig voelen en is dus op zoek naar verklarende handvatten en verhalen. Bomen, planten en kruiden zijn gelukkig geen verschijnselen waar men bang voor hoefde te zijn. Zij leveren, voedsel, medicatie, smaakversterkers, decoratie en in het geval van bomen, ook schaduw. Ondanks het ontbreken van een bepaalde mate van angst voor bomen, planten en kruiden, werden ook hieraan door zowel de Grieken als de Romeinen bijzondere verhalen en uitleggingen verbonden. Een bijzonder goed voorbeeld hiervan is de Romeinse schrijver Ovidius (43 v. Chr-17/18 n. Chr.), die in zijn Metamorfosen op luchtige wijze, gericht op de gewone mens, het ontstaan van allerlei natuurverschijnselen en flora beschrijft in een mythologisch jasje.

Waar in de Romeinse tijd van Archeon In de Romeinse tijd bevinden zich op drie permanente plekken bomen, planten en kruiden die op een speciale wijze werden uitgelegd in de oudheid: de kruidentuin (hortus aromaticus), de tempelhof (temenos) en rondom het centrale plein (forum). Naast de permanente plekken, zijn er ook tijdelijke plekken aan de wijzen waar zich eens in de zoveel tijd een plant bevindt die een speciale uitleg heeft. Te denken valt hierbij aan de seizoensgebonden planten die door de technische dienst hier en daar in het park worden geplant, zoals de narcissen langs de wandelpaden.

5

Indeling van de informatie De planten en kruiden zijn zoveel mogelijk beschreven volgens een vaste indeling, zodat de lijn hopelijk snel duidelijk is. De hieronder beschreven indeling, zal niet bij alle planten, kruiden en bomen even uitgebreid of zelfs compleet zijn. Er zijn veel gegevens bekend, maar ook een heleboel helaas niet. 1. De Latijnse naam van de plant/boom/ het kruid, met eventuele taalkundige uitleg. 2. Herkomst en geschiedenis. 3. Mythologische en goddelijke connecties. 4. Magische eigenschappen. 5. Geneeskrachtige eigenschappen. 6. Gebruik in de keuken 7. Het eventuele prijskaartje …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

∞Lavendel∞

“Then took Mary a pound of ointment of spikenard, very costly, and anointed the feet of Jezus, and wiped his feet with her hair; and the house was filled with the odor of the ointment.” (Bijbel, Johannes, 12: 3)

Naam: Lavandula angustofolia/ lavendula officinalis. De Oude Grieken noemden lavendel Nardos, naar de Syrische stad Naarda, waar de meeste lavendel verhandeld werd. De Engelse benaming voor lavendel, spikenard, verwijst hier nog steeds naar. De Romeinen noemden het plantje ook wel lavandarius, naar het werkwoord lavare, wat ‘wassen’ betekent en lavanda, wat ‘zaken om te wassen’ inhoudt. De meeste betitelingen voor lavendel zijn heel onschuldig, behalve die van arasum. Arasum verwijst naar het Latijnse woord voor adder. De Romeinen waren ervan overtuigd dat er zeer giftige adders onder de lavendelplanten leefden. Lavendel moest ten alle tijden heel voorzichtig worden benaderd. Er zijn 47 verschillende soorten lavendel.

Herkomst en geschiedenis De plant komt in West-Europa van nature niet voor. Lavendel komt oorspronkelijk uit het mediterrane gebied, India en het Midden-Oosten. Waarschijnlijk werd er in Mesopotamië als rond 2500 v. Chr. Gebruik gemaakt van lavendel. Rond 600 v. Chr. Kreeg de plant voet aan de grond op de Griekse eilanden, dankzij intensieve handelscontacten met de Arabische wereld. Er zijn al potten lavendelolie gevonden in de tombe van Toetanchamon (1333 v. Chr.). Uit Egyptische geschriften blijkt, dat alleen hogepriesters en leden van de koninklijke familie de beschikking hadden over grote hoeveelheden lavendel, verwerkt in make-up, massageolie en medicijnen. Ook werd lavendel gebruikt tijdens het mummificeren. In de bijbel komt lavendel ook veelvuldig voor. Toen Adam en Eva uit het Paradijs werden gezet, zouden zij een lavendel mee hebben genomen. Lavendel was de enige plant die de essentie van de Heilige geest van god kon vangen, en zou alle christenen beschermen tegen het kwaad dat met de erfzonde de wereld in was gekomen. Lavendel was ook een van de ingrediënten in de balsem waarmee Maria Magdalena de voeten van Christus waste. Zijn moeder Maria, hing de kleertjes van baby Jezus over een lavendelstruik, zodat de struik de geur van Jezus aan zou nemen.

6

Mythologische en goddelijke connecties Hoewel specifieke Griekse of Romeinse mythologische verhalen, met lavendel in de hoofdrol ontbreken, zijn er wel verschillende mythologische personen aan te wijzen die gebruik maken van lavendel. De beeldschone, en voor mannen gevaarlijke, heksen Circe, Hecate en Medea bijvoorbeeld, gebruikten lavendel om te verleiden en drankjes mee te maken. Ook werd er lavendel geofferd aan een slangengodin, in de hoop de slangen en cobra's die onder de plant leefden, te bedwingen. Omdat lavendel de ultieme geur van verleiding was, werd het rijkelijk geofferd aan de godin Venus.

Magische eigenschappen Lavendel was met name een kruid waar mannen voor uit moesten kijken. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat de laatste Egyptische farao, Cleopatra Soter VII (dé Cleopatra, een aantal voorgangsters heette hetzelfde), zich insmeerde met lavendelolie om zo Julius Caesar en later Marcus Antonius te verleiden. De kracht van de geur was zo sterk, dat Romeinse legioenen er de militaire vlaggen mee insmeerden om de moraal te boosten. In de zevende eeuw smeerden Laat- Romeinse grafrovers zich in met lavendel om zich te beschermen tegen de pest.

Geneeskrachtige eigenschappen De Grieken en Romeinen waren goed op de hoogte van de geneeskrachtige waarde van lavendel. De Grieken gebruikten lavendel tegen slapeloosheid, migraine en bij rugpijn. De Romeinen wisten dat lavendel antiseptisch is en wondgenezing ondersteund. Op het slagveld werd lavendelwater gebruikt om wonden schoon te spoelen en infecties uit de bloedbaan te houden. De Griekse arts en botanicus Dioscorides (ca. 40-90 n. Chr.) beschreef dat lavendel verstopping van de darmen hielp voorkomen en kon oplossen. Ook zou lavendel erg goed werken bij pijn in de keel en bij allerlei (onschuldige) huidziekten.

Gebruik in de keuken Lavendel kan op allerlei manieren verwerkt worden in gerechten. Decoratief, voor de kleur, verwerkt in olie of gemengd in drank.

Prijskaartje Lavendel was ontzettend duur. Ten tijde van Plinius de Oudere (23-79 n. Chr.) kostte een Romeinse pond (330gr.) 100 denarii: het maandloon van een landarbeider die dagelijks van zonsopgang tot zonsondergang aan het werk is. Voor datzelfde bedrag kon men 10 pond brood of tien liter goedkope wijn in huis halen. Ondanks het prijskaartje, ontwikkelde lavendel zich tot het populairste parfum van de Romeinen onder de naam Nardinum. Nardinum werd toegevoegd aan badwater, in open flesjes opgehangen om ruimten te verfrissen en meegenomen op reis om zelf geurig badwater te kunnen maken. De hoge prijs die betaald moest worden nam men voor lief om zich de koning te rijk te voelen, zoals wordt beschreven in het Loflied van Solomon:

“While the king sitteht at his table, my spikenard sendeth forth the scent thereof.” (Bijbel, Loflied van Solomon, 1:12)

......

7

∞Rozemarijn∞

“All must be left when death appears. In spite of wishes, groans and tears; nor one of all thy plants that grow, but rosemary will with thee go.” (George Sewell, 1726)

Naam: Rosmarinus Officinalis. De naam van rozemarijn verwijst naar de plaats waar de plant oorspronkelijk groeit; langs de mediterrane kust. Rozemarijn heeft nauwelijks extra verzorging nodig om te groeien. De plant is houtig en heeft van nature voldoende aan de minuscule druppeltjes zeewater die in de lucht hangen. De kleine druppeltjes water zijn net als de kust terug te vinden in de naam: ros betekent ‘dauw’ en marinus ‘zee’. Ros wordt veelal geïnterpreteerd als ‘roos’, waardoor rozemarijn niet alleen de dauw van de zee is, maar ook de roos van de zee. In het laatste geval wordt er vooral gewezen naar de godin Venus. In het eerste geval verwijzen de kleine blauwe bloementjes van de plant naar de dauwdruppels. Beiden interpretaties zijn juist.

Herkomst en geschiedenis De eerste bronnen over rozemarijn stammen uit 5000 v. Chr. En zijn te vinden in het spijkerschrifttabletten uit Mesopotamië. Tot de komst van de Grieken en later de Romeinen, weten we verder eigenlijk alleen dat de Egyptenaren het gebruiken tijdens het balsemen, begraven, en offeren aan de goden. Ramses III (1194-1163 v. Chr.) offerde 125 Egyptische maten rozemarijn aan Amon in Thebe. Ondanks dat rozemarijn het door de Romeinen meest gebruikte kruid in de keuken was, is rozemarijn pas definitief in heel Europa gecultiveerd rond 1338.

Mythologische en goddelijke connecties Op het gebied van mythologische en goddelijke connecties valt er heel wat te kiezen bij de rozemarijn. Veelal wordt de plant in verband gebracht met de Griekse godin van de liefde, Aphrodite. Volgens een van de vroegste Griekse dichters, Hesiodos (8e eeuw v.Chr.), werd zij geboren uit zeeschuim, geproduceerd door de genitaliën van de gecastreerde Uranus die in zee waren geworpen. Ze dreef aan wal op een schelp, voortgestuwd door een zacht briesje, en landde eindelijk in Paphos op Cyprus, in de oudheid een van de belangrijkste plaatsen van haar eredienst. Haar Griekse naam, Aphrodite, is afgeleid van aphros, wat ‘schuim’ betekent. Eenmaal aangekomen op Cyprus, werd de godin gekleed in een mantel van bloeiende rozemarijn., door de Botticelli in 1483 weergegeven op De geboorte van Venus. De dauw waar de plant op het land door groeit, verwees origineel ook niet naar dat water, maar naar het bloed en het zaad van Uranus die daarmee de golven had bevrucht. De combinatie van bloed en het groeien van rozemarijn kent ook een Middeleeuwse mythe; het meisje Rosa Marina werd uit de struik geboren die alleen tot bloei kwam als deze werd overgoten met drakenbloed. Hoe bekend het verhaal van de geboorte van Venus ook is, rozemarijn is niet haar plant. Rozemarijn hoort eigenlijk bij de titanesse Mnemosyne, godin van geheugen, herinnering, de uitvindster van het geschrift en de moeder van de negen muzen. Mnemosyne had de mens het geheugen geschonken, maar wilde niet dat zij, bij overlijden, in de onderwereld geplaagd zouden worden door de fijne

8

herinneringen uit hun aardse bestaan. Zij nam de mens dan ook het geheugen weer af, door hen na overlijden te laten drinken uit de Lethe, de rivier van de vergetelheid. Mnemosyne geldt in de mythologie als een reflectie van Proserpina, de zachtaardige godin van de onderwereld, die niet wil dat de zielen lijden in haar koninkrijk. Zowel Mnemosyne als Proserpina wordt afgebeeld met rozemarijn in de hand. In de bijbel zou Maria de kleren van baby Jezus over de rozemarijn hebben gelegd, zodat de struik de geur van Christus aannam (er is discussie over welke struik het precies gaat, deze wordt niet specifiek genoemd. Lavendel is de andere optie)

Magische eigenschappen Rozemarijn wordt geassocieerd met de poorten van de onderwereld en werd bij de ingangen van begraafplaatsen en tombes geplant. Aangezien de plant winterhard is, is er nauwelijks sprake van blad- of kleurverlies, waardoor rozemarijn verwees naar de eeuwigheid. Rozemarijn verhulde door de sterke geur niet alleen de rottingslucht, maar verwees ook naar Mnemosyne en de vergetelheid waarin de zielen terecht dienden te komen. Romeinen waren erg bang dat de zielen kwamen spoken, omdat zij terugverlangden naar het aardse leven. De rozemarijn was op die manier een offer aan Mnemosyne in de hoop dat zij het geheugen weer af zou nemen. Klaagzangers droegen rozemarijn met zich mee en gooiden het in de graven. Wie rozemarijn aan zijn deur hing, zou beschermd zijn tegen de pest, maar ook tegen dieven. Wie een dief in huis betrapte moest hem vastbinden en diens voeten wassen met een mengsel van rozemarijn, water en azijn. De dief zou spontaan vergeten waarom hij het slechte pad had gekozen. De Oude Grieken droegen kransen van rozemarijn als zij een lastig examen moesten afleggen, in de hoop dat Mnemosyne hen dan wat extra geheugen zou schenken. Een beetje extra geheugen werd ook toegevoegd aan bruidsboeketten en bruidskransen om het echtpaar te herinneren aan goede zeden en huwelijkse trouw:

“Rosemary is for remembrance, between us day and night. Wishing that I may always have, you present in my sight.” (Antiek Griekenland)

Geneeskrachtige eigenschappen Zowel Diocorides, als Plinius de Oudere en Galenus (129-199 n. Chr.) zijn het unaniem eens dat rozemarijn erg goed is voor het geheugen. Plinius stelt daarbij ook nog dat het kruid erg goed werkt bij een maag die van streek is, tegen pijn aan het gebit en bij pijn in de nek en allerhande verstuikingen. Daarnaast werkte de plant ook lustopwekkend en werkte als tegengif bij slangenbeten.

Gebruik in de keuken Rozemarijn stond in de meeste keukens en tuinen, maar echt duidelijke beschrijvingen waaruit blijkt dat het veel in het eten werd gebruikt, ontbreken. Dat men het gebruikte is echter wel plausibel. In een van de beroemdste Romeinse villa’s, de Villa dei Papyri in Pompeï, zijn in de keukens en tuinen rozemarijnzaden gevonden. (Rozemarijn was volgens de Romeinen een uitstekende pesticide) Plinius stelt wel dat rozemarijn door wijn gedaan kon worden om de smaak te versterken. Rozemarijn lijkt bij de Romeinen vooral populair te zijn geweest om guirlandes mee te maken om luxe banketten aan te kleden. Wellicht at men het liever niet omdat het zo sterk verbonden was met de dood.

9

Prijskaartje Over de prijs van rozemarijn is niks bekend. Het kruid zal niet duur zijn geweest, want zeker in de mediterrane wereld groeit het heel makkelijk, overal en onbeperkt. Wat rozemarijn bijzonder maakt is dat de hars uit de wortels volgens Plinius door de Grieken werd gerookt: de huidige frankinsence. De Grieken noemden rozemarijn libanotis, genoemd naar de vermoordde jonge priester Libanus. Zijn bloed zou op de rozemarijn zijn gevallen die toen de geur van het bloed had aangenomen om te verwijzen naar de priesterlijke deugd van Libanus. Vanaf dat moment zou wierook gebruikt zijn om de goden gunstig te stemmen. In de kerk wordt dit principe nog steeds toegepast; door wierook als reukoffer te branden bij het altaar komen de gebeden beter bij God aan.

......

∞Salie∞ “why should die the man, in whose garden sage grows?” (Salemo, Middeleeuwen) Naam Salvia officinalis. Afgeleid van het Latijnse werkwoord salvere, wat ‘redden/gered worden’ betekent.

Herkomst en geschiedenis Salie komt oorspronkelijk uit het mediterrane gebied en wordt rond 4000 v. Chr. Voor het eerst beschreven door de Egyptenaren, die de plant als zeer geneeskrachtig beschouwden en gebruikten tijdens het balsemen. Het plantje werd beschouwd al eeuwig levend en meegegeven aan de farao’s in het graf.

Mythologische en goddelijke connecties Salie werd beschouwd als de krachtigste beschermer en genezer en was daardoor geliefd bij alle goden van de Olympus. Salie kan wel specifiek in verband gebracht worden met Jupiter en Venus. Jupiter ondernam een poging Venus te verkrachten. Om hieraan te ontsnappen verstopte zij zich onder een saliestruik, die spontaan haar lekkere geur overnam. Toen Jupiter haar toch vond, verbrandde hij de saliestruik, omdat deze Venus onderdak had geboden. Om de struik van verbranding te redden, schonk Venus hem fluweelzachte, zeer stevige en geurige blaadjes.

Magische eigenschappen Salie werd in de oudheid gebruikt als bescherming tegen het boze oog en om tempels en huizen ritueel mee te reinigen van kwade invloeden en geesten. Zowel de Grieken als de Romeinen dichtten een lang, gezond en zelfs eeuwig leven toe aan de salie. De plant genoot zo’n hoge status bij de Romeinen dat zij het de naam salvia, ‘redder’ gaven. Het plukken van salie was dan ook een bijzondere, religieuze en ceremoniële handeling die niet door iedereen uitgevoerd mocht worden. Er werd een speciaal mes bij gebruikt, dat nooit en te nimmer van ijzer mocht zijn. Salie zou sterven al het in aanraking kwam met ijzer. Wie salie plukte moest schone kleding dragen, van tevoren de voeten wassen en voor de pluk voedsel offeren aan de goden.

Geneeskrachtige eigenschappen Salie werd niet voor niets een ‘redder’ genoemd. De plant kon gebruikt worden als middel tegen zo’n beetje alle ziektes. De Egyptenaren waren van mening dat het salie de vruchtbaarheid van vrouwen bevorderde en dat het plantje bescherming bood tegen epidemieën als de pest. Bij de Romeinen was salie het standaardkruid binnen de farmacologie. Het genas zweren, stopte

10

bloedingen en verzachtte een schorre keel. Volgens verschillende artsen en schrijvers, werkte salie ook om de huid plaatselijk te verdoven en was salie urine afdrijvend. Zowel de Grieken als de Romeinen waren gewend om vet vlees te eten. Dit verteert alleen niet al te best. Om de spijvertering een handje te helpen, moest men salie eten. De Romeinen waren van mening dat salie ook erg goed was voor het geheugen en psychische vaardigheden stimuleerde. Een oudere man die beschikte over veel wijsheid en herinneringen werd dan ook eerbiedig een sage genoemd, vernoemd naar salie. Salie werkt ook goed tegen een slechte adem en je kunt je tanden ermee schrobben.

Gebruik in de keuken Salie werd met name gebruikt om voedsel te conserveren en dan bij voorkeur vlees.

Prijskaartje Hoewel salie makkelijk groeit en weinig verzorging nodig heeft, zal het niet goedkoop zijn geweest, gezien de status ervan en de wijze waarop salie geplukt diende te worden. Uiteraard was dat het ideaal en wellicht niet de praktijk.

......

∞Munt∞

“Persephone of old was given grace to change a woman’s for to fragrant mint.” (Ovidius, Metamorfosen, 10.728) Naam Mentha. De plant is vernoemd naar een nimf uit de Griekse mythologie. Er zijn meer dan 600 verschillende soorten munt te onderscheiden.

Herkomst en geschiedenis De heuvel bij de Griekse stad Pylos is aan de munt gewijd en wordt beschouwd als de plek waar de munt oorspronkelijk vandaan komt. De Romeinen namen de muntplant Europa mee in gedurende hun veldtochten.

Mythologische en goddelijke connecties Er zijn verschillende mythologische versies, met dezelfde basis, over het ontstaan van de muntplant overgeleverd. Alle varianten draaien om de nimf Mentha uit Zuid-Griekenland. Mentha was de geliefde van de god Hades, voordat hij zijn oog liet vallen op Proserpina/Persephone. Toen Hades haar aan de kant zette, maakte zij daar een hoop stampij over. Ze claimde superieur te zijn aan Proserpina en zou Hades kosten wat het kost terugwinnen. Uit woede vertrapte Proserpina haar. Uit het dode lichaam van Mentha ontstond de muntplant. In een andere versie is het niet Proserpina, maar haar moeder Ceres, die Mentha doodtrapte, omdat haar dochter beledigd werd. In deze versie ontstond het als ‘zwak’ omschreven muntplantje uit de aarde onder het lichaam van Mentha. In weer een andere variant trapt Proserpina Mentha niet dood, maar doet zij haar tot stof vergaan. Hades, de zachtaardigste god tussen alle Olympiërs, kreeg medelijden met zijn ex-geliefde en liet uit het stof een muntplantje groeien in Mentha’s naam. Elke keer als Proserpina op een muntplantje trapte kwam er een frisse, verkwikkende geur vrij. Dit alles zou hebben plaatsgevonden in de buurt van Pylos, waar een heuvel naar haar werd genoemd en een heiligdom voor Hades werd gebouwd.

11

Magische eigenschappen Munt werd gebruikt bij begrafenisrituelen om de lijkgeur tegen te gaan en Hades, als god van onderwereld gunstig te stemmen. Daarnaast werd het door de Grieken gebruikt als ingrediënt in het gefermenteerde graandrankje Kykeon, dat werd gedronken voorafgaande aan de Eleusische mysterieculten ter ere van Demeter/Ceres, die in het teken stonden van het leven na de dood en wederopstanding. De symbolische betekenis van de mysteriën is verbonden met de mythe waarin Persephone, dochter van Demeter, godin van de aarde, door Hades, koning van de onderwereld, wordt ontvoerd. De mythe telt drie cycli: de afdaling, de zoektocht, en de terugkeer (uit de diepten), waarna Persephone/Proserpina met haar moeder Demeter wordt herenigd. Mentha onderging haar eigen wederopstanding: na te zijn gedood, werd zij herboren als muntplantje.

Geneeskrachtige eigenschappen Munt lijkt voor het eerst een medische functie te hebben gekregen bij de Egyptenaren. Zij hadden een zeer slechte mondhygiëne en vonden daarom de eerste mondverfrisser uit; gemaakt van gemalen munt met wat andere kruiden, samengeperst tot staafjes waarop gekauwd werd. Ook beschrijven zij rond 1500 v. Chr. dat munt helpt bij allerhande maagklachten. Munt wordt door de Griekse en Romeinse artsen omschreven als verkoelend en kon daarom gebruikt worden bij brandwonden en huidaandoeningen. Tevens was het goed voor de spijsvertering en opende het de lichtwegen bij verkoudheid (oudste versie van de Vaporub). Munt kon ook aan badwater en parfum worden toegevoegd voor een verfrissend effect. Plinius stelde dat wetenschappers die een zo helder mogelijke, frisse geest wensten, een krans van munt op het hoofd moesten dragen tijdens het werken. Het Romeinse leger zag ook wel wat in het hebben van een heldere geest en nam altijd kransen van munt mee, ook op al hun tochten door Europa. Hierdoor werd de munt in West-Europa geïntroduceerd.

Gebruik in de keuken In de Minoïsche periode in Griekenland, rond 1600 v. Chr. doen de eerste, opgeschreven recepten waarin munt wordt verwerkt hun intrede. Munt werd gebruikt in salades, soepen en stoofpotten. Ook de Romeinse aristocraat Apicius (eerste helft eerste eeuw n. Chr.) beschrijft munt als een veelvuldig gebruikt ingrediënt in bijvoorbeeld sauzen en wijnen. Zowel de Grieken als de Romeinen strooiden gescheurde muntblaadjes over de tafels als teken van gastvrijheid. Gasten kregen soms ook een takje munt bij binnenkomst om de eetlust te stimuleren:

“As for the garden of mint, the very smell of it alone recovers and refreshes our spirits, as the taste stirs up our appetite for meat.” (Plinius, Historia Naturalis)

......

∞Venkel∞

“Those who have become fat and indolent use the seeds, leaves, and roots in drinks and soups in order to lose weight and become slim and trim.” (William Cole, 1626-1662) Naam Foeniculum vulgare. Afgeleid van fenum en faenum, wat ‘hooi’ betekent. De betiteling is gebaseerd op het sprietelige en iele uiterlijk van de venkeltakjes die bovengrond zichtbaar zijn. De eerste vermelding van het gewas is te vinden in het Griekse Lineair B (ca.1600 v. Chr.) als ma-ru-tu-wo, wat vertaald kan worden als ‘dun groeiend.’

12

Herkomst en geschiedenis Venkel komt oorspronkelijk uit Azië. De Grieken maakten kennis met venkel dankzij hun uitgebreide handelsnetwerk. De Romeinen namen venkel van de Grieken over en zorgden voor de verdere verspreiding door Europa. Venkel wordt vaak verward met anijs. De Grieken noemden de plant marathon/marathos, genoemd naar het venkelveld bij Marathon, waar de Slag bij Marathon in 490 v. Chr. Werd uitgevochten. Letterlijk betekent marathos ‘venkelvlakte’. Het verhaal wil dat de Atheense jongeling Pheidippides met een venkelstengel in de hand in twee dagen tijd 150 kilometer rennend aflegde van Marathon naar Sparta. De Atheense troepen hadden de hulp van de Spartaanse soldaten nodig in hun strijd tegen de Perzen. De venkelstengel illustreerde de plek waar gestreden werd: midden in een venkelveld. Na de strijd gewonnen te hebben, vlochten de Atheners venkelstengels in elkaar om de overwinning te vieren.

Mythologische en goddelijke connecties Er zijn drie mythologische en goddelijke verbintenissen aan venkel te verbinden. In de eerste plaats zou Prometheus het vuur aan de mensen hebben geschonken door een gloeiend kooltje in een venkelstengel naar de aarde te brengen. In Griekenland worden tot op de dag van vandaag kooltjes verplaatst in venkelstengels. Tijdens de Bacchanalen, de vieringen ter ere van Bacchus, droegen volgelingen van de god venkelstengels met zich mee. De staf van Bacchus zelf was ook gemaakt van een venkelstengel met daarbovenop een dennenappel ter versiering. Deze staf werd de thyrsus genoemd.

Venkel is een mythologische verwijzing naar de vergankelijkheid van het jonge leven van Adonis. Adonis was de knappe, jonge geliefde van Venus, die heel plots uit het leven werd gerukt tijdens een jachtpartij. Om hem te gedenken richtte Venus de Adonia op. Elk jaar tijdens midzomer legden Griekse vrouwen een tuintje met snelgroeiende planten aan, in een mandje op het dak van hun huis. De plantjes, waaronder venkel, groeiden als kool, maar gingen ook heel snel dood in de brandende zon. Het sterven van de planten verwees naar het sterven van Adonis, waarna de vrouwen in rouw uitbraken en hem herdachten.

Magische eigenschappen In lijn met de Slag bij Marathon, werd geloofd dat krijgers op het slagveld moediger waren als zij van tevoren venkel aten of venkelthee dronken. Wie venkel aan zijn deurpost hing hield zijn woning vrij van boze geesten, dit was met name belangrijk tijdens de mid-zomerwende als de herdenking van Adonis plaatsvond en de dood herdacht werd.

Geneeskrachtige eigenschappen De Grieken gebruikten venkel met name als afslankmiddel en als remedie tegen slangenbeten. Volgens Plinius kon venkel ook slechte ogen en staar genezen, werkte het goed tegen buikpijn en kramp (vrouwen die borstvoeding geven wordt vaak aangeraden venkelthee te drinken als hun kindje krampjes heeft). Ook hield het de baarmoeder gezond en bracht het de borstvoeding op gang.

13

Gebruik in de keuken Alles van venkel werd gegeten. De plant heeft in tegenstelling tot veel andere planten, geen voor de mens giftige onderdelen.

Prijskaartje Venkel was naar alle waarschijnlijkheid heel goedkoop. De plant groeit heel makkelijk en heel snel en alles is eetbaar, dus het hoefde ook niet voor heel specifieke doeleinden verbouwd te worden.

......

∞Basilicum∞ “exists only to drive men insane.” (Griekenland, 206 v. Chr)

Naam: Ocimum basilicum. De naam is een afgeleide van het Griekse basilos phuton, wat zich laat vertalen als ‘koninklijke plant’, en Ocimos, een Griekse krijger uit de mythen. Waarschijnlijk werd het plantje zo genoemd, omdat het een hoofdingrediënt was in parfum en medicijnen voor koningen, en vorsten ermee gebalsemd werden na overlijden. Ocimum kan ook een verbastering zijn van het Griekse okimon, wat ‘geurig’ betekent. De Romeinen verbasterden de Griekse benaming naar basilius, genoemd naar het fabeldier basilisk. Hoewel basilicum ruim voor de komst van het christendom van een naam voorzien was, ontwikkelde de Grieks-orthodoxe kerk toch nog een eigen theorie over waar de naam vandaan kwam. Zij stellen dat Keizerin Helena, de moeder van Constantijn de Grote, in 326 n. Chr. Het ware kruis van Christus vond. Naast het kruis groeide, in kruisvorm, de basilicum, die zij bestempelde als vasiliki, wat ‘van de koning’ betekent. Basilicum als kruid van de hemelse heerser.

Herkomst en geschiedenis Basilicum wordt al 4000 jaar gebruikt en overal ter wereld worden er magische krachten aan toegewezen. De Egyptenaren gebruikten het om lijken mee te balsemen. Oorspronkelijk komt de plant uit Centraal Afrika en Zuid-Azië. De Grieken maakten er kennis mee dankzij hun uitgebreide handelsnetwerk, waarna de Romeinen ermee in aanraking kwamen.

Mythologische en goddelijke connecties Er zijn twee mythologische verhalen aan de basilicumplant te verbinden; een Griekse en een Romeinse. Bij de oude Grieken zou Ocimos spelen voor Pallas, heerser van de streek Paralia/Diacria, hebben georganiseerd. Ocimos, die 50 zonen had, nam zelf deel aan de spelen als gladiator, maar raakte dodelijk gewond. Op de plek waar hij stierf ontsprong de basilicum, die naar Ocimos werd vernoemd. De Latijnse verbastering balisius had alles te maken met de basilisk, de koning der serpenten, een mythologisch monster met het lichaam van een slang, de poten van een kip, de kop van een haan, de tong van een slang en vleugels van een draak. Het dier was afkomstig uit de onderwereld en droeg altijd een intense lijkgeur met zich mee. Zijn blik werkte verstenend, net als die van Medusa. Er waren slechts drie dingen die deze verstening konden weerstaan; wezels, kippen en basilicum. Basilicum zou zelfs in staat zijn de verstening ongedaan te maken. In het verlengde van de basilisk, geloofde men dat de plant giftige schorpioenen aantrok. In

14

de Middeleeuwen dacht men zelfs dat schorpioenen geboren werden uit basilicum; wie basilicum at, liep het risico dat er een schorpioen in de hersenen geboren zou worden.

Magische eigenschappen Basilicum bood bescherming tegen het boze oog. Op Kreta werd het veelvuldig in tempels en vensters opgehangen. Basilicum wordt ook wel het ‘armenkruid’ genoemd. Aan lagerwal geraakte mensen, droegen vaak een buideltje basilicum bij zich als amulet tegen het kwaad, onrecht en misbruik. De Romeinen geloofden namelijk dat basilicum alleen goed groeide als er sprake was van misbruik, onrecht en dood. Wie basilicum plantte moest dat vooral zo vloekend en tierend mogelijk doen = met een scherpe tong. De plant deed het dus het beste op negativiteit. Het is dan ook niet vreemd dat de Romeinen basilicum beschouwden als het middel om haat uit te dragen. Basilicum werd ook gebruikt om kuisheid vast te stellen: als het plantje direct stierf in de handen van een vrouw, dan was zij onkuis of ging zij vreemd. Zowel de Grieken als de Romeinen legden basilicum in de handen van een overledene, om een veilige reis naar het hiernamaals te bewerkstelligen (en lijkgeur tegen te gaan.) Basilicum werd ook op tombes geschilderd als bescherming tegen het kwaad.

Geneeskrachtige eigenschappen Aangezien basilicum in de oudheid in het teken stond van de dood en van haat, was het bijzonder impopulair. Er zijn dan ook maar weinig mensen die er iets positiefs over te zeggen hebben. Plinius is een van de weinigen die een positieve poging doet, door te stellen dat het werkt tegen hoofdpijn en schorpioenenbeten.

Gebruik in de keuken Basilicum eten was niet echt een ding in de oudheid. Iemand het ultieme teken van dood, haat en verderf voorschotelen was zeer ongepast. Apicius stelt dat hij wel eens basilicum in de soep of wijn deed en agronoom Columella (eerste eeuw n. Chr.) gebruikte het wel eens om olijven op smaak te brengen, maar dat was het wel. Ook vandaag de dag wordt basilicum eigenlijk erg weinig gebruik in de Griekse en mediterrane keuken. Zeker in katholieke gebieden is het nog steeds ongebruikelijk, vanwege de verwijzing naar het kruis van Christus. Het zit tegenwoordig met name in pesto of dient als garnering. Basilicum wordt met name aan deurposten gehangen als amulet en in de kerken gebruikt om wijwater mee te sprenkelen.

Kostenplaatje Het is onbekend wat de prijs van basilicum was. Het zal niet bijzonder duur zijn geweest. Het is een eenvoudige plant, maar niemand wilde het hebben. Basilicum werd alleen een huis gehaald als er een specifiek doel voor was, zoals bescherming tegen het kwaad.

......

∞Tijm∞

“Thestlis for mowers tired with parching heat, garlic and thyme, strong smelling herbs, both beat” (Vergilius, Eloquium)

Naam: Thymus Vulgaris. Er zijn verschillende afgeleiden van de naam mogelijk. Taalkundigen stellen dat de naam een afgeleide is van het Griekse thumus, wat ‘moedig/dapper’ betekent. Het kan ook afgeleid zijn van het Griekse thyo, wat ‘offerande’ betekent. In het verlengde van de offerande, is het zeer waarschijnlijk dat de Grieken in de praktijk, tijm vernoemden naar het dagelijkse rookoffer en de wierookbrander. Wierook heette bij de Grieken thymiama en de wierookbrander thymiaterion. Vanuit het Latijn beschouwd, kan de naam afgeleid zijn van fumus,

15

wat ‘roken’ betekent. Romeinen noemden tijm, volgens Plinius de Oudere, ook vaak serpyllum, een verzamelnaam voor planten die tegen slangen zouden beschermen:

“Wilde tijm dankt de naam Serpyllum aan het feit dat het een kruipende plant is, die groeit op rotsachtige ondergronden. Gecultiveerde tijm groeit omhoog. (…) Tijm is effectief tegen slangenbeten. Het werkt ook tegen de beet van de op het land en in zee levende scolopendra. Gebrand verjaagt het alle giftige wezens. Het is specifiek een tegengif tegen de beet van zeedieren.” (Plinius, Historia Naturalis, 4.90)

Herkomst en geschiedenis Van oorsprong komt tijm uit zuiden van de mediterrane wereld. De plant is als en paar duizend jaar in gebruik voor allerlei doeleinden. De Egyptenaren gebruikten het om te balsemen en mummificeren. Volgens Homerus werd de tijm in Troje (Troje ligt in Turkije) geboren. De Trojaanse oorlog die Homerus beschrijft vond plaats rond 1600 V. Chr., dus als we de ‘geschiedschrijving’ van Homerus volgens is het kruid niet zo heel oud.

Mythologische en goddelijke connecties Zoals gezegd, stelt Homerus dat tijm in Troje werd geboren. Het kleine plantje zou ontstaan zijn uit de tranen van Helena, de vrouw om wie de oorlog werd gestreden. Helena was een dochter van Jupiter en de aardse vrouw Leda, een Spartaanse prinses. Helena was getrouwd met de Spartaanse koning Menelaos, en werd door de Trojaanse prins Paris ontvoerd om zijn echtgenote te worden. Gedurende de Trojaanse Oorlog zou Helena continue hebben gehuild. Uit haar tranen ontsproot zoveel tijm, dat uiteindelijk het gehele Trojaanse grondgebied, inclusief het slagveld, ermee bedekt raakte. Het plantje werd hiermee het symbool van de moedige strijders.

Magische eigenschappen Tijm was van oudsher een vast ingrediënt in offervuren en zuiveringen. Ongeacht het offer; het kon gezuiverd worden door er tijm naast de branden. Het was zelfs zo populair dat de Grieken het plantje vernoemden naar de wierookbranders in de tempels. Ook bij begrafenissen en crematies werd tijm geofferd in een vuur. Men geloofde dat de ziel van de overledene plaats nam in de kleine bloemetjes van de plant. Door tijm te verbranden, hoopte men dat de ziel een veilige overgang kon maken naar de onderwereld. Tijm was vanwege zijn mythologische betekenis een belangrijk teken van moed. Voor een veldslag werd er in de tempels tijm gebrand om de soldaten moed in te blazen. Soldaten die vertrokken richting het slagveld kregen van het thuisfront ook een bosje tijm mee; voor moed, maar ook als afscheid. Wie sneuvelde had in ieder geval dan al tijm bij zich om veilig naar de onderwereld te kunnen. Onderling wisselden de soldaten ook tijm uit als teken van wederzijds respect en broederschap. Volgens Vergilius (70-19 v. Chr.) gebruikten soldaten ook tijm om vermoeidheid op het slagveld tegen te gaan. (Zie citaat bovenaan)

Geneeskrachtige eigenschappen Volgens de klassieke schrijvers was het mogelijk af te vallen door tijmolie te slikken; dit ging het hongergevoel tegen. Door tijm te eten of de rook te inhaleren kon een depressie worden verholpen. Tijm heeft een ontstekingswerkende en verzachtende werking en werkt pijn bestrijdend. Ook kon het allerhande vergiftigingen tegengaan. De rook van tijm zou bescherming bieden tegen de pest.

16

Gebruik in de keuken Tijm wordt in verschillende klassieke gerechten gebruikt. Kaas en sterke drank werd er bijvoorbeeld mee op smaak gebracht. Tijm lijkt populairder te zijn geweest bij randzaken met betrekking op het dineren. Zo strooiden Romeinen tijm op de vloer om giftige beetjes weg te jagen uit eetzalen en werden tafels met tijm schoongemaakt, voordat er ook maar iets van voedsel op gelegd werd, om vergiftiging te voorkomen. (Je kon iemand natuurlijk prima vergiftigen door de tafel met gif in te smeren). Rijke Romeinen en keizers, die bang waren vermoord te worden, aten voor een maaltijd altijd wat tijm, zodat zij beschermd waren tegen giffen. Wie toch vergiftigd werd, kon dit ongedaan maken door direct te baden in een heet tijm bad. Romeinen lijken tijm met name te hebben verbouwd vanwege de grote hoeveelheid bijen die ze hielden. Bijen zijn dol op tijm. Volgens Horatius (65-8 v. Chr.) waren sommige tijmbloemen op de eerste dag van uitkomen mannelijk van geslacht en vanaf de tweede dag vrouwelijk. De meeste tijmbloemen waren echter alleen vrouwelijk. Mannelijke bloemen waren echter nodig om de bijen aan te trekken om bevruchting van de vrouwelijke bloemen te bewerkstelligen. Alleen maar vrouwelijke bloemen schoot niet op; die waren van nature minder aantrekkelijk voor bijen. Nog steeds is tijmhoning een van de populairste honingsoorten ter wereld.

…......

∞Oregano∞ “Let food be your medicine and medicine be your food.” (Hippocrates) Naam Origanum Vulgare. De benaming is een afgeleide van het Griekse oros, wat ‘berg’ betekent, en ganos, wat ‘vreugde’ betekent. Oregano is afkomstig uit de muntfamilie en wordt ook wel wilde marjoraan genoemd.

Herkomst en geschiedenis Oregano komt uit het warmere gedeelte van Eurazië en het mediterrane gebied. Naar alle waarschijnlijkheid komt de plant in basis uit Griekenland. Oregano groeit met name goed op heuvels in Griekenland en gaat meteen erosie tegen door stevig te wortelen. De Romeinen namen de plant mee naar Italië.

Mythologische en goddelijke connecties De Griekse godin Aphrodite zou verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de oregano. Zij miste in haar tuin op de Olympus nog een plant die haar echt vreugde bracht en verzon de oregano. Direct erna bedacht zij de marjoraan die zij naar zichzelf liet ruiken. Ze werd zo blij van haar uitvindingen dat zij deze aan de mensen op aarde schonk, zodat zij ook konden ervaren hoe vreugde eruitzag en rook, en haar aanwezigheid altijd konden voelen bij het ruiken van marjoraan en oregano. Als vanzelfsprekend werden de planten in verband gebracht met liefde en huwelijk.

Magische eigenschappen De oude Grieken gaven bruidsparen kransen van oregano om hun verbintenis te vieren. Soortgelijke kransen werden door sommigen tijdens het slapen gedragen in de hoop op visioenen en helderziende dromen over de toekomst. Wie wat geluk of gezondheid in het leven miste, droeg een

17

zakje met oregano om de nek. Oregano werd ook bij tombes geplant om de doden gunstig te stemmen; een blije geest, was tenslotte een rustige geest.

Geneeskrachtige eigenschappen Oregano werkt bloeddrukverlagend. Oregano-olie kan verlichting brengen bij verschillende huidaandoeningen, van sneetjes tot psoriasis. Als thee, helpt het bij buikpijn, een zere keel en hoesten, verkoudheid en astma, verstopping van de darmen en het op hang brengen van de menstruatie. Wie het pure sap gebruikt zou er zelfs ontstoken keelamandelen mee kunnen genezen volgens de klassieke artsen. Volgens de Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v. Chr.) werkte oregano ook goed tegen slangen- en schorpioenenbeten. Hij had namelijk geobserveerd dat schildpadden die een slang hadden gegeten, onmiddellijk oreganoblaadjes gingen eten.

Gebruik in de keuken Oregano werd al in de oudheid gebruikt als smaakmaker in verschillende vis- en vleesgerechten. Ook wijnen werden ermee op smaak gebracht. De Grieken lieten hun runderen bij voorkeur grazen op heuvels waar oregano groeide; het vlees zou er veel lekkerder van worden.

…......

∞Peterselie∞ “The man is in need of parsley” (klassiek Griekenland) Naam Petroselinum crispum. Afgeleid van het Griekse petrose, wat ‘rots’ betekent, naar de Griekse heuvels waar de plant doorgaans groeit.

Herkomst en geschiedenis Peterselie wordt al bijna 3000 jaar gecultiveerd door de mens en komt oorspronkelijk uit Zuid- Europa en West-Azië. De Romeinen introduceerden de peterselie in het westen van Europa.

Mythologische en goddelijke connecties Peterselie zou ontstaan zijn uit het bloed van de pasgeboren Nemeïsche prins Archemoros. Het verhaal gaat dat zeven krijgers onder leiding van Polynices richting Thebe trokken om de stad weer op te eisen. Polynices was namelijk gedeelde heerschappij over Thebe beloofd, maar zijn tweelingbroer, die over Thebe heerste, wilde daar niks meer van weten. Op hun reis kwam het gezelschap lang Nemea. De prinses van Nemea wees de groep de weg naar Thebe. Terwijl ze dat deed, liet zij haar baby even alleen. Amphiaraus , een van de zeven, zag hoe een slang de baby doodbeet en beschouwde dat als een zeer slecht voorteken. Hij stelde voor de baby te hernoemen tot Archemoros, ‘hij die voor de dood uitloopt’. Hij koos deze naam, omdat hij de dood van de baby zag een voorbode van de dood van het gezelschap als zij toch naar Thebe zouden gaan. Helaas wilde er niemand luisteren en stierven de krijgers tijdens de aanval op Thebe. Persephone kwam de ziel van de dode baby halen, maar trof alleen bloed aan waaruit peterselie was ontsproten. In plaats van de ziel, nam ze het plantje mee naar de onderwereld. De peterselie had negen levens; het ging pas dood als nadat het negen keer was aangekeken door Hades. In de beeldende kunst houdt Persephone vaak een bosje peterselie vast. Griekse graf- en gedenkstenen werden vaak gedecoreerd met peterselie om Persephone gunstig te stemmen. Ter ere van Archemoros werden de Nemeïsche en Isthmische Spelen ingesteld, speciale begrafenisspelen.

18

Homerus verhaalt dat de winnaars van deze spelen gekroond werden met een krans van peterselie, omdat zij de dood voor waren gebleven.

Magische eigenschappen Peterselie was een typisch begrafeniskruid en werd in verband gebracht met de vergetelheid waarin de zielen zouden wegzakken. Lichamen werden dan ook omringd met bloemen en peterselie om hen voor te bereiden op de reis naar de Elysische Velden. Gladiatoren aten voor zij het zand van de arena betraden een takje peterselie. Zij zouden tenslotte de dood in de ogen kijken, maar hoopten hem voor te blijven en de arena weer levend te verlaten. Peterselie was voor hen een soort konijnenpootje dat geluk bracht. Bosjes peterselie brachten ook geluk tijdens een Romeinse bruiloft; het bood het echtpaar bescherming tegen het boze oog.

Geneeskrachtige eigenschappen Peterselie kan gebruikt worden bij spijsverteringsproblemen, bronchitis en gebitsaandoeningen. Volgens Plinius werkte het ook tegen verschillende soorten vergif en konden vissen die ziek waren genezen worden door hen stukjes peterselie te voeren. Peterselie zou bijdragen aan een verhoogd libido bij vrouwen. Peterselie moest wel bij vrouwen worden weggehouden als zij borstvoeding gaven. Het kruid zou epileptische aanvallen veroorzaken bij pasgeboren baby’s.

Gebruik in de keuken Peterselie was een heilige plant en werd nauwelijks gebruikt in het eten. De Grieken gebruikten het kruid zelfs nooit om te eten. De Romeinen garneerden er bij voorkeur mee. In zeldzame gevallen werd peterselie door de soep of saus gedaan, maar als er gekozen kon worden voor een ander kruid, deed men dat. Peterselie werd dan wel niet echt gegeten, het was altijd wel aanwezig tijdens een groot diner. Kauwen op een stukje peterselie zou de geest weer vrijmaken na een avond lang tafelen en verhulde daarnaast ongewenste etensluchtjes en een slechte adem door overmatig alcoholgebruik. Peterselie verbloemde ook een kater en bevorderde de spijsvertering. Wie zijn gasten een lekker stukje vlees wilde serveren, deed er goed aan tussen het gras peterselie te planten; hier bleven de grazende kuddes gezond van.

......

∞Bieslook∞

“He who bears chives on his breath, is safe from being kissed ot death.” (Martialis, Epigrammen, 80 n. Chr.) Naam Allium schoenoprasum. Waarschijnlijk afgeleid van het Griekse woord schoinos, een soort biezengras, en prasen, wat ‘prei’ betekent. Bieslook is dus eigenlijk een miniprei, zoals vermicelli minispaghetti is.

Herkomst en geschiedenis Bieslook komt oorspronkelijk uit Europa en Noord-Azië en is verwant aan bolgewassen als ui, prei en knoflook. Rond 400 v. Chr. Werd bieslook al veelvuldig gebruikt in de oosterse samenleving. Het is aannemelijk dat bieslook ook in Egypte werd gebruikt dankzij handelscontacten met het oosten. In West-Europa leerde men bieslook kennen dankzij de expansie van de Romeinen.

19

Mythologische en goddelijke connecties Er wordt gezegd dat Alexander de Grote bieslook cadeau kreeg toen hij op weg was naar Siberië, ter ere van zijn huwelijk met de Bactrische prinses Roxelana/Roxana. Bieslook zou namelijk een afrodisiacum zijn. In werkelijkheid probeerden de Siberische vorsten hem waarschijnlijk gewoon af te kopen, om een aanval op hun grondgebied te voorkomen.

Magische eigenschappen De Romeinen geloofden dat de stevige en pittige smaak van bieslook bijdroeg aan de fysieke kracht van de mens. Het werd dan ook veelvuldig gegeten door worstelaars en landarbeiders. Ook kregen racepaarden bieslook te eten vlak voor een race.

Geneeskrachtige eigenschappen Bieslook verlicht een verbrande huid en is goed tegen een zere of ontstoken keel. Daarnaast is het een prima middel tegen een hoge bloeddruk en werkt bieslook urine afdrijvend.

......

∞Citroenmelisse∞

“If it was attached to a sword that had made a wound, the blood would be immediately staunched.” (Plinius, Historia Naturalis) Naam Melissa officinalis. Afgeleid van het Griekse melissa, een honingbij. De plant is een belangrijke bron van nectar voor bijen. Rond 300 v. Chr. benoemt Theophrastus (371-287 v. Chr.) de plant als melissophyllon, ‘honingblad’, in zijn Historia Plantarum. In het Engels heet de plant lemon balm, naar het Griekse balsamon, een stroperige, zoete vloeistof.

Mythologische en goddelijke connecties In de Griekse mythologie werd een verzwakte /Jupiter gevonden door de nimf Melissa. Zij voedde hem met honing en gaf hem daarmee zogezegd zijn onsterfelijkheid. Melissa zou deel hebben uitgemaakt van een groep nimfen die melissae genoemd werden. Zij veranderden af en toe in bijen. Het verhaal wil, dat zij als zwerm, een groep verdwaalde reizigers de weg hadden gewezen naar het antieke land van Ephese (Turkijke). Turkije was in de oudheid al beroemd om zijn grote en productieve bijenvolkeren die zij over de hele antieke wereld verhandelden. In andere verhalen over Melissa, was zij de eerste die leerde hoe honing gewonnen kon worden of veranderde Jupiter haar in een honingbij. De kennis van honing kan worden toegeschreven aan de godin Artemis, zij hield als eerste bijen. Ook de godin Hecate en haar dochters Circe en Medea waren goed op de hoogte van de waarde van honing.

Magische eigenschappen Citroenmelisse werd tot badolie verwerkt voor hen die op zoek waren naar de ware liefde. Er werden zelfs amuletten mee ingesmeerd. De Grieken geloofden dat bijen hun korf nooit in de steek zouden laten zolang er citroenmelisse in de buurt groeide. Bijen gebruikten de geur ook om de weg naar de korf terug te vinden. Om de bijen een handje te helpen geloofden de Grieken dat het goed was om de korven in te smeren met citroenmelisse. Zo voelden de bijen zich ook direct welkom.

20

Geneeskrachtige eigenschappen Dioscorides gebruikte citroenmelisse als geneesmiddel bij honden- en schorpioenenbeten. Ook deed hij citroenmelisse door de wijn om zijn patiënten te kalmeren. Dezelfde wijn kon ook worden gebruikt om wonden en zweren schoon te maken. Citroenmelisse werkte bij depressie, verkoudheden, menstruatiepijnen, hoofdpijn, hartspasmen, spijsvertering, verlaging van de bloeddruk, slapeloosheid, koorts, overmatig zweten en insectenbeten.

Gebruik in de keuken Aangelengd met water is citroenmelisse een natuurlijk pesticide. Van citroenmelisse zette men ook thee. Ook werd de plant verwerkt in salades en in groenteschotels. In de Pre-Helleense mythologie (de Griekse mythologie voor de vast omlijnde huidige versie) heette een van de priesteressen van Aphrodite Melissa. Aphrodite kreeg als vruchtbaarheidsgodin elk jaar honingcake als offer. Deze cake werd bij de Romeinen gebruikt als bruidstaart.

......

∞Lavas (maggiplant) ∞

“Pepper, lovage, cumin, small onions, origany, nuts, figdates, honey, vinegar, broth, mustard, a little oil; heat this sauce, and if you wish it to be richer, add raisins.” (Apicius, De Re Coquinaria, 10.433. Saus voor gekookte vis) Naam Levisticum officinale. Levisticum is waarschijnlijk een variant op Ligusticum, wat verwijst naar de mogelijke oorsprong van de plant in de Italiaanse streek Ligurië. (Waarschijnlijk kwam de plant vroeg in de geschiedenis vanuit Perzië in Italië terecht.) Het kan ook afgeleid zijn van het werkwoord levare, ‘verlichten’. Lavas is familie van de peterselie en wordt ook wel zee peterselie en liefdespeterselie genoemd.

Herkomst en geschiedenis Waarschijnlijk kwam lavas heel vroeg in de geschiedenis vanuit Perzië terecht in Italië en Griekenland. Vermoedelijk werd lavas op grote schaal door monniken uit Noord-Italië naar onze streken gebracht in de vroege Middeleeuwen, en eerst geteeld in kloostertuinen en later ook op boerderijen. In de 9e eeuw beschreef Karel de Grote lavas in zijn Capitulare de villis vel curtis imperii Caroli magni. Een boek met regelgeving, voorschriften, en aanwijzingen in het Middeleeuws Latijn, voor de teelt en het verbouwen van specerijen en kruiden in de keizerlijke tuinen in heel Europa. De Romeinen hadden lavas wel geïntroduceerd in het westen van Europa, maar het kruid was nog niet echt blijven hangen.

Mythologische en goddelijke connecties Geen.

Magische eigenschappen Geen. Pas in de Middeleeuwen werden er magische mogelijkheden gezien in het gebruik van lavas. Zo kon men van de zaadjes liefdesdrankjes maken.

21

Geneeskrachtige eigenschappen Alles van lavas kon gebruikt worden. De plant heeft geen voor de mens giftige onderdelen. De wortels, stengels en blaadjes werden gebruikt vanwege hun urine afdrijvende werking. Er kon op de blaadjes gekauwd worden om de adem te verfrissen. Het eten van de zaadjes was goed voor de spijsvertering en het voorkomen van een opgeblazen gevoel. Door op de wortel te kauwen kon het reactievermogen worden verbeterd en werd men alerter. Het drinken van een aftreksel van de bladeren, zou helpen bij huiduitslag en door te baden in water met lavasblad werden lichaam en geest gereinigd en verfrist.

Gebruik in de keuken Alles van lavas is eetbaar. Er is geen enkele andere plant die zo vaak genoemd wordt in de recepten uit het kookboek van Apicius dan Lavas. De plant wordt bij nagenoeg ieder gerecht genoemd als ingrediënt. Het zat in salades, werd gegeten als groente, in de soep gedaan en als smaakmaker gebruikt. Lavas smaakt een beetje naar peterselie, maar is krachtiger.

Prijskaartje Lavas was bijzonder aan de prijs. Als de plant er eenmaal stond, koste hij niet zo veel meer, want hij kwam gewoon elk jaar weer op en had weinig verzorging nodig. Waar veel voor betaald moest worden, waren de zaadjes. Lavaszaad kostte net zoveel als zwarte peper en er is een reden dat we nog steeds ‘peperduur’ zeggen.

......

∞Acanthus∞

“The plant acanthus weaves its coils, a briljant sight to see, whose marvel will delight your soul.” (Theocritus, ca. 400-300 v. Chr.) Naam Acanthus mollis. Acanthus is afgeleid van het Griekse akanthos, wat weer verwant is aan akantha, wat ‘stekelig’ betekent en verwijst naar de stekelige bladeren van de schutbloemen. Mollis betekent in het Latijn ‘zacht’, verwijzend naar de zachte bloembladeren van de plant.

Herkomst en geschiedenis

De acanthus komt van oorsprong voor in de warmere gedeelten van het mediterrane gebied en Azië en bloeit tussen juni en september. Hoewel de plant al eeuwen wordt gebruikt voor allerlei medicinale doeleinden, is de plant toch met name bekend als het belangrijk decoratief onderdeel op allerhande voorwerpen en als architectonisch onderdeel van Korinthische en composiet kapitelen. Korinthische zuilen, de zogenaamde vierde orde, zijn vanaf de vijfde eeuw v. Chr. te vinden in bijvoorbeeld te tempel van Zeus in Athene. Composiet zuilen, de vijfde orde, zijn te vinden op de bovenste verdieping van het Colosseum en zijn een typisch Romeinse uitvinding. Vitruvius beschrijft in het vierde boek van zijn De Architectura hoe de Griekse beeldhouwer en architect het Korinthische kapiteel uitvond:

“The invention of the capital of this order is said to be founded on the following occurrence. A Corinthian virgin, of marriageable age, fell a victim to a violent disorder. After her interment, her nurse, collecting in a basket those articles to which she had shown a partiality when alive, carried them to her tomb, and placed a tile on the basket for the longer preservation of its contents. The

22

basket was accidentally placed on the root of an acanthus plant, which, pressed by the weight, shot forth, towards spring, its stems and large foliage, and in the course of its growth reached the angles of the tile, and thus formed volutes at the extremities. Callimachus, who, for his great ingenuity and taste was called by the Athenians Catatechnos, happening at this time to pass by the tomb, observed the basket, and the delicacy of the foliage which surrounded it. Pleased with the form and novelty of the combination, he constructed from the hint thus afforded, columns of this species in the country about Corinth, and arranged its proportions, determining their proper measures by perfect rules.” (Vitruvius, De architectura, boek IV. 9-10) Mythologische en goddelijke connecties In de Griekse mythologie was Acanthus, een zoon van Autonous en Hippodamia (‘zij die de paarden beheerst). Het echtpaar kreeg samen vier zoons: Erodius, , en Acanthus, en een dochter, . De paarden van Hippodiamia werden door haar en haar kinderen verzorgd, maar hadden niet voldoende te eten, omdat Autonous de graslanden verwaarloosde. Er groeiden alleen maar stekelige plantensoorten op. Om deze reden noemde hij vier van zijn kinderen naar de planten. Zijn oudste zoon noemde hij Erodius, omdat de grond volledig erodeerde en verviel door de verwaarlozing ervan. De paarden namen wraak door de kinderen aan te vallen en op te eten. Hippodamia hen niet redden en werd ook aangevallen. en Jupiter kregen medelijden en veranderen moeder en kinderen in vogels, zodat zij aan de paarden konden ontsnappen. (Antoninus Liberalis, Metamorfosen, boek 7. ca. 100 n. Chr.) De reddende invloed van Apollo tijdens dit plotselinge drama, maakte van hem niet alleen de god van de plotselinge dood, maar ook de beschermheilige van de acanthus. Naast een mythe uit de oudheid zelf, is er ergens in de Renaissance een mythe verzonnen over het ontstaan van de acanthus, keurig in de traditie van de Metamorfosen van Ovidius. Een onbekende auteur schiep Acantha, een nimf waar Apollo verliefd op zou zijn geweest. Zij moest niets van zijn avances hebben en krabde zijn gezicht open. Apollo zou haar daarop hebben veranderd in de acanthusplant, voorzien van stekelige bladeren, die zacht aanvoelen, verwijzend naar de scherpe nagels van het verder zachte lichaam van Acantha.

Magische eigenschappen Uit zowel het verhaal van Vitruvius als het mythologische verhaal van Antoninus Liberalis, komt naar voren dat de acanthus een sterke verbintenis heeft met de dood. Acanthusbladeren werden overal in de oudheid gebruikt ter decoratie van graftomben en grafstenen. De plant werd ook doelbewust bij graven geplant. In de oudheid geloofde men dat planten met stekelige bladeren onder invloed stonden van de onderwereld en geesten onder de grond hielden. Wie een acanthus plantte in de buurt van een graf, kon er zeker van zijn dat de ziel niet op aarde terugkwam om te spoken. Wie acanthusbladeren kauwde voor diep het bos in te trekken zou beschermd zijn tegen monsters en werd extra dapper.

Geneeskrachtige eigenschappen Nagenoeg alles van de acanthus kan gebruikt worden voor medicinale doeleinden. Wie de plant droogt en vervolgens vermaalt, kan een oraal in te nemen medicijn maken dat een pijnstillende werking heeft bij hoofdpijn en reuma. Ook zuivert oraal ingenomen acanthus het lichaam van gifstoffen en vergiften. Acanthus heeft een zuiverende werking op de lever. In India was het gebruikelijk om acanthus in te nemen als er sprake was van een slangenbeet. De bladeren van acanthus kunnen op de huid gebruikt worden bij verschillende aandoeningen, waaronder bacteriële- en schimmelinfecties en brandwonden. In de bladeren zit namelijk een

23

natuurlijk antibioticum en antigeen. De tannine in de balderen zou bijdragen aan het verhelpen van ontstekingen in de huid.

Gebruik in de keuken In de oudheid werd acanthus niet gebruikt als voedingsmiddel. Omdat de plant van nature goed groeit in zoutbodems, kan er uit de bladeren zout en zoute olie worden gewonnen. Het zout uit de bladeren werd gebruikt om voedsel te conserveren. Ook kon eten in de bladeren zelf bewaard worden omdat de zouten het voedsel dan indroogde. Geheel buiten het keukenperspectief: de vijf zuilenorden ter illustratie. In de praktijk werkt het als volgt: je mag per definitie geen ouder type op een jonger type plaatsen. Dus wel de afbeelding vanaf Toscaans met de klok mee, maar niet Composiet, Toscaans, Ionisch bijvoorbeeld. Stijlregels zijn er om gevolgd te worden in de oudheid.

......

∞Dille∞

“I have you, mustard and dill, husband when I speak, you stay still!” (Middeleeuwse huwelijksspreuk)

Naam: Anethum graveolens. De officiële benaming van dille is een Latijnse combinatie van ano (opgaand) en theo (ik ren), wat zich laat vertalen als ‘ik ren omhoog’. Graveolens is een combinatie van gravis, wat ‘zwaar/gewichtig’ betekent en oleo, wat ‘geurverspreidend’ inhoudt. Vanuit het Grieks is het een afgeleide van aneson/aneton, waar waarschijnlijk het woord ‘anijs’ op gebaseerd is. Anijszaden worden vaak verward met dille- en venkelzaden. Alles gecombineerd maakt dus dat dille een omhoog groeiende grote plant is met een stevige geur. Vandaag de dag zijn sommige taaldeskundige van mening dat het woord dille afkomstig is uit de oud Noors: dylla/dilla, wat verzachtend/rustgevend betekent.

Herkomst en geschiedenis Dille komt uit Eurazië en Centraal Azië en verspreide zich dankzij intensieve handelscontacten richting Griekenland en Egypte, waardoor de plant al snel inheems werd in meerdere delen van de wereld. Rond 3000 v. Chr. Werd er in Mesopotamië al op grote schaal dille verbouwd in de tuinen. In 1897 vonden archeologen in het graf van farao Amenhotep II (ca. 1400 v. Chr.) takjes dille. Vanaf de zevende eeuw v. Chr. Werd dille ook in Griekenland verbouwd op Samos en rond 370 v. Chr. Wijdde de Griekse botanicus Theophrastus er enkele woorden aan.

Magische eigenschappen Aan dille zijn, in tegenstelling tot de meeste andere kruiden en planten, geen mythologische of goddelijke elementen verbonden. De plant was meer van invloed op bijgeloof. Zowel de Grieken als de Romeinen brandden de olie uit de zaden in huis bij wijze van wierook en zagen het als een teken van geluk en rijkdom. Volgens de oude Egyptenaren bood dille bescherming tegen heksen en was het een bewezen afrodisiacum.

24

Dille droeg ook bij aan de mannelijke kracht en het uithoudingsvermogen. Griekse krijgers die triomfeerden in de strijd, droegen bij thuiskomst een guirlande mee waarin dille verwerkt was. Romeinse gladiatoren kregen voor een wedstrijd een maaltijd met dille in de hoop hen meer moed, kracht en uithoudingsvermogen te geven.

Geneeskrachtige eigenschappen Rond 1500 v. Chr. Werd dille door de Egyptenaren beschreven als ‘kalmerend medicijn’ en een uitstekende pijnstiller. De kalmerende werking heeft met name betrekking op de maag. Dille is goed voor de spijsvertering. Dillewater, getrokken uit de zaden, werd eeuwenlang aan baby's gegeven die last hadden van koliek, omdat het gasvorming in de darmen tegengaat. Jonge moeders werd ook aangeraden om dillewater te drinken; dit was goed voor het op gang brengen van de melkproductie. De Grieken beschouwden dille ook als een slaapmiddel. Zij bedekten hun ogen met dille, in de hoop op een goede nachtrust. Het slaapverwekkende effect van dille is nog heel lang van invloed geweest. Eeuwenlang kregen kleine kinderen tijdens kerkdiensten dillezaadjes om op te kauwen, omdat ze daar rustig van werden. Volgens Plinius en Dioscorides, kon kauwen op dillezaad ook helpen tegen de hik. Dillezaad kon ook gebrand in de wonden van soldaten worden gestopt. Vanwege de antiseptische stoffen in de zaden, kon bacteriegroei worden voorkomen en werd de wondgenezing een handje geholpen. Ook hebben de zaden een lichte, pijnverdovende werking.

Gebruik in de keuken Dille is een bijzonder veelzijdig kruid en kan in bijna alle gerechten worden gebruikt. Dioscorides stelt dat de Grieken er wijnen mee op smaak brachten. Dille en venkel zien er soortgelijk uit. Het is makkelijk om ze door elkaar te halen. Wie er zeker van wil zijn, de juiste plant te gebruiken, doet er goed aan om de stengel te bestuderen. De stengels van dille zijn hol, die van venkel niet.

Prijskaartje Dille was erg prijzig. Bij zowel de Grieken als de Romeinen was het een teken van geluk en rijkdom. Wie dille in huis had, had hier ‘tienden voor betaald’. Dit houdt in dat het een tiende van je inkomen kostte om dille te kunnen kopen. Dille wordt, mede dankzij het hoge prijskaartje lang niet altijd positief beschreven. Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in de Joodse Talmoed (De mondelinge leer die is opgeschreven tussen 100-500 n. Chr.):

“Wee u, Schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en den komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd, het oordeel en de barmhartigheid en de trouw.” (Talmoed, Mattheus 23:23)

In sommige vertalingen van de Talmoed, wordt de oudste benaming voor dille gebruikt: Anethon anise. De Grieken duidden hiermee zowel anijs als dille aan. De verwarring is tot op de dag van vandaag aanwezig, omdat de planten veel op elkaar lijken.

......

∞Gallische roos∞

“(…) we were playing and gathering sweet flowers in our hands, soft crocuses mingled with irises and hyacinths, and rose-blooms and lilies, marvellous to see, and the narcissus which the wide earth caused to grow yellow as a crocus. That I plucked in my joy; but the earth parted beneath, and there the strong lord, the Host of Many, sprang forth and in his golden chariot he bore me away, all

25

unwilling, beneath the earth: then I cried with a shrill cry. All this is true, sore though it grieves me to tell the tale.” (Homerus, Hymne voor Demeter 2.425-430) Naam Rosa Gallica. Vernoemd naar Gallië, de locatie waar de roos voet aan de grond kreeg in de eerste eeuw n. Chr. Tegenwoordig wordt de Gallische roos, de ‘Franse roos’ genoemd.

Herkomst en geschiedenis De eerste sporen van rozen dateren uit de Tertiaire periode, zo'n 70 miljoen jaar geleden. Er waren dus al roosachtigen lang voordat er mensachtigen waren. De Gallische roos is de oudste roos die daadwerkelijk dateerbaar is. Uit geschriften is gebleken dat deze roos al in de twaalfde eeuw v. Chr. Werd geteeld in Mesopotamië. Waar deze roos precies vandaan komt is niet te achterhalen. Men weet dat de roos inheems is voor de Kaukasus en Zuid- en Centraal Azië. De gallische roos is de eerste roos die op grote schaal gecultiveerd is en nagenoeg alle hedendaagse rozensoorten, stammen af van de Gallische. De tweede rozensoort die in de oudheid op grote schaal werd geteeld is de Damascus roos. Deze won aan populariteit vanaf de negende eeuw v. Chr., met name omdat hij tweemaal per jaar in bloei stond en niet maar eenmaal zoals de Gallische. De Gallische roos, die zich kenmerkt door een heleboel weelderige, licht krullende blaadjes en de bolvorm, groeit eigenlijk overal probleemloos en overleeft met gemak de winter. Mede hierdoor verspreidde de plant zich snel over de wereld. Het waren de Romeinen die als eerste zeer grootschalig rozen begonnen te telen en nieuwe soorten bedachten door stekjes te combineren. In west- en Noord-Europa maakte men kennis met rozen dankzij de Romeinse legioenen die hun botanici en planten meenamen. In de eerste eeuw n. Chr. Belandde de Gallische Roos in Frankrijk. Aan die locatie dankt de bloem haar huidige naam. In de tweede eeuw n. Chr. Brachten de Romeinen de Alba Rosa, een witte roos naar Engeland. Deze roos werd het symbool van het Huis York. Met de groei van zowel het Rijk als de macht van de elite en de keizers, nam de vraag naar rozen zo'n enorme vlucht, dat boeren de opdracht kregen geen voedsel meer te verbouwen, maar zich alleen te richten op het telen van rozen. Hierdoor werd de roos het ultieme symbool van de Romeinse decadentie.

Mythologische en goddelijke connecties Aangezien de roos een van de populairste bloemen is uit de oudheid, is het niet vreemd dat er heel veel verhalen, in verschillende versies, aan de roos toe te schrijven zijn. Opvallend genoeg is de roos in alle verhalen van nature wit van kleur.  De rozen van Aphrodite. Volgens de Griekse poëet Anacreon (zesde eeuw v. Chr.), ontsproot de, van oorsprong witte, roos bij de geboorte van Venus. Het zeeschuim waaruit de godin werd geboren dwarrelde op aarde neer en waar de grond geraakt werd, ontstond een bed rozen. De witte kleur van de roos, stond voor de puurheid en zuiverheid van de godin.  De dood van Adonis. Adonis was de sterfelijke geliefde van Aphrodite. Op een dag werd hij tijdens een jachtpartij gedood door een wilde ever. Hij stierf in de armen van Aphrodite. Uit het bloed van Adonis ontsprong de anemoon, uit de tranen van Aphrodite de roos. In Middeleeuwse versies van dit verhaal, wordt de anemoon vervangen door een roos die rood kleurt dood het bloed van Adonis. In weer een andere versie, wordt het duidelijk waarom Adonis, die een uitstekende jager was, plotseling doodging. Ares/Mars was jaloers op de aandacht die Aphrodite voor de jongeling had en liet hem in de val lopen. Op het laatste moment krijgt hij daar spijt van en waarschuwt hij de godin voor het naderende onheil. Zij snelt richting haar geliefde en haalt zich onderweg open aan een rozenstruik. De bloemen kleuren rood van haar bloed.

26

 De rozen van Amor en Psyche. In de Metamorfosen van de schrijver Apuleius (tweede eeuw n. Chr.) staat beschreven dat Psyche veel mooier was dan Venus. Venus kon dit niet hebben en schakelde haar zoon Amor in om wraak te nemen. Amor werd echter op slag verliefd op Psyche en verstopte haar om uiteindelijk met haar te trouwen. Jupiter was in zijn nopjes met de komst van Psyche op de Olympus en beval de Gratiën om de aarde te versieren met de glans van rozen ter ere van Psyche.  De doornen van Amor. Oorspronkelijk was de roos doornloos. Amor vond de rozen zo mooi, dat hij er eentje wilde kussen. In de roos zat echter een bij, die hem in zijn lip stook. Verbolgen ging Amor verhaal halen bij zijn moeder Venus. Zij gaf hem vervolgens een pijl en boog om wraak te nemen op de bijen. Waar zijn pijlen de bijen misten, maar de stengels raakten, ontstond puntig en scherp littekenweefsel. Tijdens het wandelen door de rozentuin trapte Venus op een doorn, waardoor de witte rozen rood kleurden.  De roos van Chloris/Flora. De Romeinen schreven het ontstaan de roos niet aan Aphrodite/Venus, maar aan Flora toe. Flora zou tijdens een wandeling het levenloze lichaam van een nimf hebben gevonden en hier erg door geraakt zijn. Zij besloot het lichaam nieuw leven in te blazen en te veranderen in een bloem. Hierbij vroeg zij andere goden om hulp. Zelf schonk zij de bloem de blaadjes, Bacchus schonk de nectar, en Pomona de vrucht. Vertumnus schonk de roos een heerlijke geur, en de Drie Gratiën doneerden charme, vreugd en pracht. Flora vroeg haar echtgenoot Zephyrus, god van de westenwind, om de wolken weg te blazen, zodat Apollo warm licht op de bloem kon schijnen zodat deze kon groeien. De goden waren het unaniem eens: dit was de mooiste bloem, de koningin der bloemen. Venus vernoemde de bloem naar haar zoon Amor/Eros: Rosa/rose. De bloem werd niet alleen het teken van de liefde, maar ook van de stad Rome. Als je Roma omdraait, krijg je amor. Om kenbaar te maken dat er een nieuwe bloem was geboren, kleurde Aurora de licht roze. De Romeinen herdachten dit moment elk jaar tijdens de Floralia, een festival speciaal voor Flora.  De woede van Apollo. Apollo veranderde het meisje Rhodante in een roos en haar bedienden in doornen, nadat zij Diana, de zus van Apollo, had beledigd.

Magische eigenschappen Rozen stonden van oudsher voor zuiverheid, verjonging, herinnering en wedergeboorte. Ook trok de bloem liefde en geluk aan. In mei vierden de Romeinen de Rosalia, het rozenfestival, waarbij met rozen plaatsten op de graven en in de tombes om de doden gunstig te stellen en spokende voorouders te voorkomen. Omdat de rode rozen de kleur van bloed opriepen en deden denken aan de dood van Adonis, werden de bloemen ook neergezet tijdens de begrafenisbanketten. In 1888 werd er een tweede eeuwse Romeinse funeraire rozenkrans gevonden in Hawara in Egypte. De afbeelding uit de vierde eeuw n. Chr., laat het vlechten van rozenkransen zien. De legioenen vierden de Rosaliae signorum, waarbij zij hun militaire standaard versierden met rozen. Als bloem van de liefde werden rozenblaadjes toegevoegd aan liefdesdrankjes en –spreuken. Tijdens de vieringen voor Amor en Bacchus, werden deurposten met rozen versierd. Rozenblaadjes hebben ook vandaag de dag nog een magische en rituele functie. In Rome vindt jaarlijks in mei/juni de rozenceremonie plaats in het Pantheon. Via de oculus worden dan duizenden rozenblaadjes op de bezoekers gestrooid als verwijzing naar de neerdaling van de Heilige Geest.

27

Geneeskrachtige eigenschappen Met name de Damascus roos lijkt veel gebruikt te zijn voor medische doeleinden, waarschijnlijk omdat deze roos twee keer jaar bloeide en jaarlijks dus meer opleverde dan de Gallische roos. De blaadjes van rozen waren goed bij klachten als menstruatiekramp, pijn op de borst, spijsverteringproblemen en verstoppingen in de darmen. Ook werkte zuiver rozenwater antibacterieel en werd het gebruikt om ontstoken ogen te spoelen en wondjes in de mond te desinfecteren. Rozenwater was ook een belangrijk onderdeel in de verkoelende zalf van Galenus, waarbij de vetten in de huid worden opgenomen en het rozenwater de huid verfrist. Rozenwater werd ook aan therapeutische ontspanningsbaden toegevoegd. Plinius beschrijft dat Homerus al stelt dat rozenolie niet alleen goed was voor de huid, maar dat er ook lijken, waaronder dat van de Trojaanse Hektor, mee gebalsemd werden. (Plinius, Historia Naturalis, 21.10.4)

Gebruik in de keuken (en elders) De Grieken beschouwden de roos ook als teken van geheimhouding. Tijdens bijeenkomsten waarbij belangrijke zaken werden besproken, hingen zij rozen aan het plafond als verwijzing naar de geheimhoudingsplicht. Hier komt het gezegde sub rosa, ‘onder rozen’ vandaan. Geen enkele bloem was zo populair bij de Romeinen als de roos. Het cadeaugeven van rozen was een zeer geliefde bezigheid. Men had dan ook moeite om aan alle vraag naar rozen te voldoen. Rozen werden in taarten gestopt en verwerkt tot siroop, en er werd luchtverfrisser van gemaakt. Rozenpigment zat in make-up en de geur was populair als parfum. Wie broeierige kussens had deed er rozenblaadjes in om ze te verfrissen. Villabewoners deden er goed aan om zelf een rozentuin te hebben, zodat ze zelf niks tekortkwamen. De keizers maakten het namelijk bijzonder bont: zij lieten complete zwembaden en fonteinen vullen met rozenwater, lieten rozentapijten neerleggen bij feestjes en gebruikten de blaadjes als eerste vorm van confetti. Er ging dus nogal wat doorheen. Het beste voorbeeld van keizerlijke decadentie is toe te dichten aan Elagabalus/Heliogabalus (203-222 n. Chr.). In de Historia Augusta, een boekwerk over de Romeinse keizers, waarvan de eerste versie in de vierde eeuw n. chr. Verscheen wordt het volgende beschreven:

“Oppressit in tricliniis versatibilis parasitos suos violis et floribus, sic ut animam aliqui effleverint, cum erepere as summum non possent.” (In een triclinium met keerbaar dak, begroef hij zijn gasten onder violen en andere bloemen. Zij die niet uit de berg kon klimmen, stikten.) (Historia Augusta, Vita Heliogabali, 2)

28

Afbeelding: Alma-Tadema, ‘De Rozen van Heliogabalus', 1888 (met name linksonder voor de liefhebber.)

Hoewel niet vast staat of dit daadwerkelijk zo gebeurd is, komen keerbare daken en het strooien van rozenblaadjes, al dan niet tot de dood, wel degelijk voor in de Romeinse tijd. Suetonius beschrijft in zijn Nerone, boek 31, dat Nero een soortgelijk triclinium had om gasten te kunnen bestrooien en eventueel doden. Smulpaap Trimalchio, liet volgens de Satiricon van Petronius, ook graag te koop met zijn speciale triclinium.

•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Bomen

“Timber should be felled between early Autumn and the time when Favonius begins to blow. For in Spring all trees become pregnant, and they are all employing their natural vigour in the production of leaves and of the fruits that return every year.” (Vitruvius, De Architectura, boek 2.9.1)

Inleiding Net als kruiden, nemen bomen, bossen en wouden een belangrijke plaats in binnen de Griekse en Romeinse mythologie. Zij stonden onder de goddelijke bescherming van goden als Silvanus, Pan en Faunus. Bomen werden beschouwd als bruggen tussen de aardse en de hemelse wereld. Zij verbonden de werelden aan elkaar en vormden de basis van alles wijsheid en kennis. Bomen bewaarden geheimen, en in bossen en wouden was alles mogelijk en kon van alles gebeuren. Bomen waren vaak specifiek verbonden aan goden en godinnen, en speelden een belangrijke rol in het leven van de mens op aarde. Bomen werden niet beschouwd als aardse zaken, waar de mens gewoon zijn eigen ding mee kon doen. Bomen waren een verschijningsvorm van hamadryaden en dryaden, de vrouwelijke

29

boomgeesten. Deze boomgeesten, die vaak alleen maar even kort genoemd worden in de mythen, waren halfgodinnen; zij bezaten magische krachten, maar waren niet onsterfelijk. Dryaden leefden graag nabij de bomen die zij beschermden. De hamadryaden, leefden in bomen en waren letterlijk en figuurlijk onderdeel van de boom; ging het goed met de boom, dan ook met haar. Stierf de boom, dan stierf zij ook. Hoewel (hama)dryaden zachtaardig en verlegen waren, straften zij mensen die zomaar takken van bomen braken. Een goed voorbeeld hiervan is de mythe van Driope. Zij plukte bloesems van de lotusboom om daar een krans mee te maken. De boom was echter niet lotus, maar de hamadryade Lotis, die zich verstopt had omdat ze achtervolgd werd. Op de plekken waar Driope bloesems had geplukt, stroomde er bloed uit haar takken. Lotis was kwaad en had pijn, dus veranderde ze Driope in een boom. Het woord dryade is een afgeleide van het Griekse woord voor ‘eikenboom’, drys. De eik is, als boom van de oppergod Zeus/Jupiter, de nationale trots van Griekenland. Drys werd ook gebruikt om bomen in het algemeen mee te omschrijven, aangezien dryaden niet alleen eikenbomen zaten, maar ook in appelbomen, laurierbomen, dennen, sparren, populieren....

Om het overzichtelijk te houden werden de bosgeesten binnen de mythologie in groepen ingedeeld:  Hamadryaden. Over het algemeen wordt gesteld dat zij de beschermsters waren van de eik van Jupiter.  Meliae. De beschermsters van de es, die geboren werden uit het bloed van de gecastreerde Uranus.  Epimeliaden. Zij worden ook wel de meliaden genoemd (niet te verwarren met de meliae/mellissae). De beschermsters van de fruitbomen.  Alseïden. Afgeleid van alsea wat ‘bosje’ betekent. Zij beschermden kleine groepjes bomen in het algemeen.  Napaea. De beschermsters van de open plekken in de wouden en de gezelschapsdames van Artemis/Diana.  Daphniaden. Beschermsters van de laurier en andere meer zeldzame boomsoorten.  Oreaden. Beschermsters van de bergwouden.

Indeling van de informatie De bomen zijn zoveel mogelijk beschreven volgens een vaste indeling, zodat de lijn hopelijk snel duidelijk is. De hieronder beschreven indeling, zal niet bij alle bomen even uitgebreid of zelfs compleet zijn. Er zijn veel gegevens bekend, maar ook een heleboel helaas niet. De meeste nadruk is gelegd worden op de mythologische kant, die is historisch gezien het meest van belang. 1. De Latijnse naam van de boom, met eventuele taalkundige uitleg. 2. Herkomst en geschiedenis. 3. Mythologische en goddelijke connecties. 4. Magische eigenschappen/geneeskrachtige eigenschappen. 5. Gebruik in de oudheid.

......

∞Eik∞

“Socrates: they used to say my friend, that the words of the oak in the holy place of Zeus at Dodona were the first prophetic utterances. The people of that time, not being so wise as you young folks, were contend in their simplicity to hear an oak or a stone, provided only it spoke the truth.” (Plato, Phaestus 275B, 4de eeuw v. Chr.)

30

Naam: Quercus robur. Quercus vertaalt zich in het latijn als ‘eik’ en robur betekent ‘ondersteunend’ en ‘robuust’, verwijzend naar de uiterlijke verschijning van de boom. Vandaag de dag wordt quercus robur vertaald als ‘zomereik’. Quercus petraea is de ‘wintereik.’ De wintereik heeft puntiger blaadjes dan de zomereik en behoudt ook in de winter zijn blad. Petraea kan vertaald worden als ‘altijd groen.’ Bij de Grieken heette de eikenboom drys, naar de boomnimfen die bossen en wouden beschermden. Drys werd ook gebruikt om bomen in het algemeen aan te duiden.

Herkomst en geschiedenis Er zijn heel veel verschillende sub soorten van de eik overal ter wereld te vinden. De zomer- en wintereik komen van oorsprong dan ook gewoon overal in Europa voor vanaf de prehistorie. De boom is sinds de oudheid de nationale trots van Griekenland, waar hij dominant in het landschap was.

Mythologische en goddelijke connecties  Philemon en Baucis. Dit oudere echtpaar leefde een zeer eenvoudig bestaan, maar had rijke buren. Deze buren weigerden onderdak te bieden aan de vermomde Zeus en Hermes. Zij vonden uiteindelijk onderdak en gastvrijheid bij Philemon en Baucis. Zeus strafte de rijken door hun huizen te laten zinken in het meer dat hij schiep. Het huis van Philemon en Baucis veranderde hij in een tempel, waar zij opperpriester en –priesteres van werden. Hij willigde hun wens in om gelijktijdig te mogen sterven om niet door de dood gescheiden te worden. Hij veranderde Baucis in een lindeboom, het symbool van naastenliefde. Philemon werd veranderd in een Eik, het teken van stabiliteit en gastvrijheid. De bomen stonden naast elkaar.  Het Gulden Vlies. Het Gulden Vlies is de gouden schapenvacht van de god Chrysomallos. De vacht behoorde eigenlijk toe aan de gouden ram die de kinderen van koning Athamas, Phrixus en Helle, wegvoerde, om hen te redden uit de handen van hun vader en zijn nieuwe vrouw, Ino. Op hun vlucht keek Helle, toen ze de pont passeerden, naar beneden en stortte in zee. Phrixus bereikte alleen zijn doel, offerde de ram en hing de gouden vacht op. De pont hernoemde hij Hellespont. Het gulden vlies was later het doel van de queeste van Jason en de Argonauten. In dat verhaal hing het vlies aan de takken van een eik, die Zeus liet bewaken door een grote slang.  De metamorfose van Biblis. Biblis was verliefd op haar broer. Toen hij haar avances afwees vluchtte zij beschaamd weg en gooide zichzelf van een berg. De nimfen die haar vonden kregen medelijden en veranderden haar in een eik. Uit de Tranen van Biblis ontstond een bron bij de wortels van de boom.  De heiligschennis van Erysichthon. Erysichthon verachtte de goden en offerde nooit. Hij wilde een huis bouwen op de plek waar een eik stond en kapte de boom. Tijdens het kappen bloedde en huilde de boom, omdat zij eigenlijk een door Demeter geliefde hamadryade was. Erysichthon luisterde niet en doodde haar. Voor straf liet Demeter hem altijd honger hebben, waardoor hij uiteindelijk zichzelf opat en stierf.

Magische eigenschappen/geneeskrachtige eigenschappen De eik was in eerste instantie toegewezen aan Gaia/Dione, de godin van de aarde, maar werd al snel het symbool van Zeus/Jupiter. Volgens de geschiedschrijver Herodotus (485-420 v. Chr.) ontstond er rond 1600 v. Chr. een heiligdom en orakel in Dodona, gelegen in het dichte eikenwoud. Het orakel was ruim 400 jaar eerder ook al

31

omschreven door Homerus in de Ilias. Het onweerde veel meer in Dodona, dan in andere plaatsen, dus was het logisch dat Jupiter daar zijn zegje wilde doen. Homerus schrijft dat er voorspellingen werden gedaan door het geritsel van de blaadjes te interpreteren. Rond 200 n. Chr. Stond er nog slechts 1 boom, die nog steeds druk bezocht en geraadpleegd werd. In 392 n. Chr. Liet keizer Theodosius deze laatste boom echter omhakken om een einde te maken aan de heidense praktijken. Het heiligdom is een geliefde archeologische locatie. Bij het ‘Heilige Huis’ van het orakel, staat sinds jaar en dag een nieuwe eik.

Gebruik in de oudheid Eikenhout wordt door Vitruvius beschreven als een geliefd bouwmateriaal. De boom is hoog en kan heel dik worden, dus levert veel en stevig hout op dat nauwelijks slijt. De eikels kwamen ook goed van pas. Uit de noten werd tannine gewonnen, een essentiële grondstof voor het looien van huiden. Men geloofde ook dat de oudste primitieve stammen in Arcadië, ooit hadden geleefd op een dieet bestaande uit alleen eikels. In de Klassieke Oudheid werden eikels alleen nog gegeten als er echt niks anders meer was in tijden van hongersnood. Doorgaans werden eikels alleen aan dieren gegeven als voedsel.

“Oak, on the other hand, having enough and to spare of the earthy among its elements, and containing but little moisture, air, and fire, lasts for an unlimited period when buried in underground structures. It follows that when exposed to moisture, as its texture is not loose and porous, it cannot take in liquid on account of its compactness, but, withdrawing from the moisture, it resists it and warps, thus making cracks in the structures in which it is used.” (Vitruvius, De Architectura, boek 2.9.8)

......

∞Hazelaar∞

“My people ask counsel at their stocks, and their staff declareth unto them.” (Bijbel, Oude Testament, Hozea 4:12)

Naam: Corylos avallana. De hazelaar is een uitstekend voorbeeld van een wijdverspreide Europese boom die meerdere namen kent en op meerdere manieren in culturen en godsdiensten verweven raakte. De benaming corylus avallana verwijst naar het Griekse corylos wat ‘hoedje’ en ‘helm’ betekent, verwijzend naar het kapje waar de vrucht zich in bevindt. Ons huidige woord ‘hazel’ is een afgeleide van het Angle-Saxische haesel wat ‘muts’ en ‘pet’ betekent. (De schotse ‘bonnet’) Het kan ook beschouwd worden als een verbastering van het Oud-Engelse haes, wat te interpreteren is als ‘bevel.’

Herkomst en geschiedenis De hazelaar is een makkelijk groeiende boom, die eigenlijk maar heel weinig nodig heeft en in heel Europa en daarbuiten inheems is. In 1995 werd er in Schotland een spectaculaire vondst gedaan, toen er een Mesolithische ‘hazelnotenfabriek’ met honderdduizenden schillen en kapjes werd gevonden. Hazelnoten werden toen dus al op grote schaal verzameld, verwerkt en gegeten. Hazelaar en Schotland horen bij elkaar. De Romeinen noemden het Schotland Caledonia, afgeleid van cal-dun, wat ‘hazelheuvel’ betekent. Het land stond er schijnbaar vol mee. Dat de boom het ook erg goed deed aan de Turkse Noordkust, blijkt uit het werk van Plinius. Hij stelt dat de Romeinen de hazelnoten Nux pontica, ‘noten uit Pontus’ noemden. Pontus was een provincie in Anatolië. Hij

32

stelde ook dat de hazelaar met name goed groeide in de bossen nabij het Syrische Damascus. In Griekenland groeide de boom ook prima. Daar gebruikten ze de takken om wanden voor in huis te vlechten die dan dichtgesmeerd werden met een laag leem.

Mythologische en goddelijke connecties De god Hermes/ Mercurius, was een bijzonder avontuurlijk en intelligent kind. Hij vond als baby de lier uit en stal een os van de zonnegoed Apollo als peuter. Apollo werd hier erg boos om en wilde hem straffen. Om straf te ontlopen, speelde Hermes een liedje op zijn zelfbedachte muziekinstrument. Apollo was hier zo van onder de indruk dat hij Hermes de diefstal vergaf. Hermes haf Apollo de lier cadeau (de lier is nu het symbool van Apollo) en kreeg als dank een staf van hazelaar, de caduceus. Deze staf zou hem alle wijsheid, veiligheid en rijkdom schenken. Alles wat met de staf in aanraking kwam, veranderde in goud. De caduceus werd door Hermes, die als boodschapper tussen goden en mensen fungeerde en de god was van de grensovergangen, gebruikt om te navigeren tussen de verschillende werelden. De staf was versierd met slingers. Deze slingers werden later veelvuldig voorgesteld als kronkelende slangen, waardoor de staf uiteindelijk het symbool van artsen is geworden. Hermes zelf, heeft maar 1 keer een poging gedaan om iemand te redden: Hij vertelde Odysseus welk kruid hij moest kauwen om de betovering van de heks Circe te kunnen weerstaan.

Magische eigenschappen/geneeskrachtige eigenschappen De kracht van de hazelaar is met name van toepassing op de staffen die ervan gemaakt kunnen worden. Zo slaat Mozes al in het Oude Testament met een hazelstaf op de steen om er water uit te onttrekken. Bij de oude Germaanse volkeren, stond de hazelaar symbool voor mannelijke kracht, viriliteit en de onweersgoden. Wie hazelnoten at zou de veerkracht van de vrucht ervaren. Tijdens Romeinse huwelijken werden er toortsen van hazelaar gebrand om het bruidspaar vruchtbaarheid te wensen en wie Bacchus te vriend wilde houden moest de schillen van hazelnoten offeren. De Romeinen zagen de hazelaar ook als een symbool van vrede. De staf werd door verschillende volkeren ook gebruikt om de toekomst te voorspellen. De Romeinen hadden er een speciale beroepsgroep voor: de Virgula Mercurialis. Op geneeskrachtig gebied stelt Dioscorides dat met een mengsel van hazelnoot en zwarte peper verkoudheid kan worden opgelost. Door gevijzelde hazelnootschillen met olie op het hoofd te smeren, kon men kaalheid tegengaan. Een thee, getrokken uit de bladeren, zou goed werken als bloedzuiveringsmiddel.

Gebruik in de oudheid Het hout van de hazelaar heeft een zeer fijne nerf, groeit recht, heeft weinig knoesten, is licht en zeer buigzaam. Er kan dus van alles van gemaakt worden: bogen, pijlen, hoepels, manden... Volgens Vergilius werden druivenranken opgeboden met de jonge enten van de hazelaar. Plinius vermeld dat de Romeinen dol waren op het zoeken van hazelnoten en Apicius voegt hier een recept voor hazelnootsnoepjes aan toe. De bladeren van de hazelaar werden aan dieren gevoerd.

......

∞Walnotenboom∞

“Walnuts have received their name in Greek from being oppresive to the head; for, in fact, the emanations from the tree itself and the leaves penetrate the brain.”

33

(Plinius, Historia Naturalis, 23.77)

Naam: Juglans Regia. Juglans regia betekent in het Latijn ‘noten van Jupiter’. Er zijn twee interpretaties mogelijk; eentje gebaseerd op de mythologie en eentje gericht op het uiterlijk van de walnoot. De Romeinen geloofden dat Jupiter een tijdje op aarde had gewoond en toen alleen maar walnoten had gegeten. Aangezien de walnoot een ribbelig uiterlijk heeft, zagen de Romeinen er ook testikels en de eikel in, heel letterlijk de ‘noten/eikel van Jupiter dus’. De Grieken hebben een iets nettere associatie en benaming voor de noot. Zij beschouwden de walnoot als een hoofd: de harde schil was het hoofd zelf, de noot, die lijkt op de twee hersenhelften, ons brein. De Grieken noemden de noot dan ook karyon basilica wat ‘koninklijk hoofd’ betekent.

Herkomst en geschiedenis De walnoot is een van de oudste boomvruchten waarvan we weten dat hij door mensen werd gegeten. In Neolithische sites, gedateerd rond 10000 v. Chr. In Frankrijk zijn op grote schaal resten van gebrande walnoten gevonden. Rond 7000 v. Chr. Werd de walnoot voor het eerst echt gecultiveerd in Mesopotamië. De oudste geschreven bronnen waarin walnoten worden genoemd, zijn de Chaldeeuwse kleitabletten uit 2000 v. Chr. Op de tabletten wordt beschreven dat er walnootgaarden waren in de beroemde Hangende Tuinen van Babylon. In 1795 v. Chr. Maakte de Mesopotamische vorst Hammurabi in zijn wetten voor eens en altijd duidelijk dat de walnoot een kostbaar en koninklijk vruchtje was, door te stellen dat walnootgaarden onder koninklijk gezag vielen en alleen koningen ervan mochten eten. Pas met de komst van de oude Grieken en de Romeinen verspreidde de walnoot zich echt over de wereld en werd er op grote schaal gecultiveerd. Walnoten werden verhandeld via de Zijde Route, maar ook over zee. Op de bodem van de Middellandse zee zijn in scheepswrakken heel veel amforen gevonden met daarin de resten van walnoten. Het waren de Romeinen die de walnoot definitief introduceerden in het westen.

Mythologische en goddelijke connecties  De Griekse benaming van de walnoot als karyon (hoofd), maar heeft niet alleen betrekking op het uiterlijk. De naam is ook in verband te brengen met de ontstaansgeschiedenis van de boom in de mythologie. In dit geval de metamorfose van prinses Karya van Laconië (De provincie waarin ook Sparta lag). De god Dionysos bracht een bezoek aan koning Dion van Laconië en werd daar verliefd op diens dochter Karya. Het gevoel was wederzijds. Haar twee zusjes Orphe en Lyco waren echter jaloers en begonnen te roddelen en te stoken. Dionysos werd kwaad en maakte de twee mentaal gestoord om hen vervolgens in stenen te veranderen. Verteerd door verdriet om het overlijden van jaar zusjes, stierf Karya. Dionysos besloot haar, als teken van eeuwige herinnering in de hamadryade van de walnotenboom te veranderen, zodat zij elk jaar het volk vruchten kon schenken en zij haar nooit zouden vergeten. De godin Artemis/Diana, bracht het slechte nieuws over de meisjes over aan hun vader Dion. Uit dankbaarheid richtte hij een tempel op voor Artemis en Karya, de tempel van Artemis-Karya (eigenlijk dus niet een en dezelfde persoon, zoals vaak wordt gedacht). De zuilen van de tempel werden gemaakt van walnotenhout en kregen de vorm van prinses Karya: het architectonische element van de Kariatiden, de dames die gebouwen ondersteunen, was geboren. Om de tempel werd een gaard van walnoten aangeplant die werd verzorgd door priesteressen die karyatiden werden genoemd; ‘vrouwen van de notenboom’.  Vitruvius beschrijft in zijn De Architectura 1.1.5, een heel andere, en beduidend minder romantische ontstaansgeschiedenis van de kariatiden. Hij stelt dat zij verwijzen naar de bestraffing van de vrouwen uit Karyae, een dorp dichtbij Sparta. Samen met nog vijf andere

34

dorpen was Karyae onderdeel van de stadsstaat Sparta. De Inwoners van Karyae kozen tijdens tijd Grieks-Perzische Oorlogen (499-449 v. Chr.) niet de kant van de Grieken, maar die van de Perzen, wat hen duur kwam te staan. Na het beslechten van de oorlog door de Grieken, werden de mannen van Karyae gedood en de vrouwen tot slaaf gemaakt, en belast met het dragen van eeuwige schuld. Dit werd in de beeldende kunst tot uiting gebracht door de dames zware daken te laten dragen op het hoofd. Het beste, nog bestaande voorbeeld hiervan, is te vinden op de Acropolis in Athene, het Erechtheion, een tempel gebouwd tussen 421-406 v. Chr., gewijd aan koning Erechtheus, de vijfde koning van Attica en zoon van de goden Hephaistos en Gaia.

 Dat bomen eigenlijk hamadryaden zijn, is al eerder genoemd, en de walnoot is daarin dus geen uitzondering. Net als de eik, deed ook de walnoot haar beklag als zij onjuist behandeld werd en pijn leed, zoals blijkt een de Fabelen van Aesop (620-564 v. Chr.), een Griekse slaaf en verhalenverteller. In fabel 275 vertelt hij dat de walnoot verdrietig is dat zij geslagen wordt om haar vruchten te laten vallen, maar dat niemand haar ooit bedankt of respectvol behandeld. Dat zij zich uitspreekt tegen het onrecht dat haar is aangedaan, leidde ertoe dat de Grieken moreel van mening waren dat vrouwen niet geslagen moesten worden. Antipater van Thessaloniki (eerste eeuw v. Chr.-eerste eeuw n. Chr.) beschrijft de fabel als volgt:

“They planted me, a walnut tree, by the road-site, To amuse passing boys, as a mark of their well-aimed stones All my twigs and floorishing shoots are broken, Hit as I am by showers and pebbles It is no advantage for trees to be fruitful; I, indeed Bore fruit only for my own undoing.” (Antipater van Thessaloniki naar Aesop, Fabelen, 275)

Magische eigenschappen/ geneeskrachtige eigenschappen Aangezien de Romeinen de walnoot beschouwden als de testikels van Jupiter, is het niet vreemd dat zij er het ultieme teken van vruchtbaarheid in zagen en de noot een geliefd afrodisiacum was. Romeinse dames droegen vaak walnoten bij zich als teken van vruchtbaarheid. Tijdens een Romeins huwelijk werden er, onder het zingen van obscene liederen, walnoten naar het bruidspaar gegooid om hen vruchtbaarheid te schenken. Wie tijdens onweer een walnotentak bij zich had, zou niet geraakt worden door de bliksem; Jupiter zou nooit zijn eigen boom aanvallen. De boom zelf werd ook beschouwd als magisch. De walnoot kan zichzelf namelijk erg goed beschermen. Nu weet men dat dit komt door chemische stoffen in de boom, als melatonine, maar dat wist men in de oudheid niet. De boom stoot vliegen af, paarden worden ziek als zij ervan eten en houtbewerkers krijgen zweertjes op de huid als ze te lang met walnoot in de weer zijn. Plutarchus beschrijft daarnaast dat de boom een geur en stofje afscheidt, waardoor iedereen die onder de boom plaatsneemt in slaap valt, om soms nooit meer wakker te worden. Melatonine zorgt er inderdaad voor dat je suf wordt. In de wortels van de boom zit de giftige, aromatische stof juglon. Juglon is zelfs in kleine hoeveelheden al giftig; het maakt ziek, verdoofd en is in grote hoeveelheden dodelijk. Het stopt in het laatste geval, de zuurstofopname in het bloed. Het effect van juglon staat nagenoeg gelijk aan een vergiftiging met cyanide.

35

Op geneeskundig gebied, is vooral het werk van Dioscorides leidend. Hij beschrijft verschillende toepassingen van walnoot bij de bestrijding van allerhande kwalen:  Walnoot+ vijgen+ wijnruit: Bij vergiftiging.  Walnoot + honing: Bij borstontstekingen bij vrouwen. Bij ontwrichtingen en bij abcessen.  Walnoot+ uien+ zout+ honing: Bij honden- en mensenbeten.  Walnoot+ knoflook: Bij kneuzingen en blauwe plekken.  Gemalen harde schil+ olie+ wijn: Bij kaalheid, ook te gebruiken als haargroeimiddel bij baby's.  Voorgekauwde walnoten: Bij strontjes in het oog, bij steenpuisten en bij gangreen.  Gebrande walnoten: Bij koliek.  Walnoten+ garum: laxeermiddel om af te kunnen vallen.

Gebruik in de oudheid Walnoten waren kostbaar en werden door de Romeinen graag gebruikt als luxe-element in desserts. Plinius raadt aan om na een stevige maaltijd walnoten te eten om de slechte adem te neutraliseren. Hij geeft in zijn werk ook meteen het recept prijs voor het tegengif bij vergiftiging:

“After the defeat of that mighty monarch, Mithridates, Cneius Pompeius found in his private cabinet a recipe for an antidote in his own hand-writing; it was to the following effect: Take two dried walnuts, two figs, and twenty leaves of rue; pound them all together, with the addition of a grain of salt; if a person takes this mixture fasting, he will be proof against all poisons for that day.” (Plinius, Historia Naturalis, 23.77)

Als de noten niet gegeten werden, werden zij voor andere doeleinden gebruikt. Uit de groene schillen werd gele verf getrokken en uit de bast van de boom, donkerbruine verf. Verven met walnoot was populair: je hebt er namelijk geen hechtingsmiddel bij nodig. De schillen of de bast hoeven alleen maar gekookt te worden en dan heb je al prima, kleurvaste verf. Met walnoot werd menselijk haar en wol geverfd. Walnotenhout is erg hard, en leent zich daarom goed voor het maken van meubels, houtsneden en muziekinstrumenten. Gemalen bast kon gebruikt worden om gaatjes in tanden te vullen en volgens Plinius konden mannen zich scheren met een verhitte notenschil omdat je daar geen ingegroeide haartjes van kreeg. Bakkers gooiden een handje gemalen schil in hun ovens als anti-aanbaklaag en schrijvers schreven met walnoteninkt. Wie de goden een plezier wilde doen, deed er goed aan walnoten te offeren.

......

∞Amandelboom∞

“As to sweet almonds, their remedial properties are not so extensive; still, however, they are of a purgative nature, and are diuretic. Eaten fresh, they are difficult of digestion.” (Plinius, Historia Naturalis, 23.75)

Naam: Amygdalus Communis. Amygdalus is de oudste naam van Cybele, de moedergodin. Amygdalus betekent letterlijk ‘Grote Moeder.’ De naam van de amandel heeft alles te maken met de oorsprongsmythe die aan haar verbonden kan worden. De Romeinen noemden de amandel ook wel amandula, naar de ‘amydala’, een amandelvormig onderdeel in de menselijke hersenen. Vandaag de dag wordt de amandel beschouwd als een liefdesvrucht, vernoemd naar het Latijnse werkwoord voor ‘houden

36

van’: amare. De amandel is eigenlijk helemaal geen noot, maar een steenvrucht, en daarmee dus eigenlijk fruit.

Herkomst en geschiedenis De amandel komt oorspronkelijk uit het Aziatische gebied. Er zijn twee soorten amandelen; bittere en zoete. De eerste aanwijzingen van de cultivatie van zoete amandelen, dateren uit de Bronstijd tussen 3000-2000 v. Chr. In Jordanië. De amandel werd al snel een geliefd product om te verhandelen richting de grote beschavingen elders in de wereld. De Egyptische farao’s aten bijvoorbeeld graag brood waar amandelmeel doorheen zat en ook in de tombe van Toetanchamon (1325 v. Chr.) werden kruiken met amandelen aangetroffen. De amandel kwam dankzij de handelscontacten met de Grieken, voor het eerst richting Italië. Toen de Romeinen Griekenland veroverden in 100 v. Chr. verspreidde de boom, die in de volksmond de ‘Griekse noot’ werd genoemd, zich pas over heel Italië. Tot op de dag van vandaag is het vrucht het symbool van Zuid- Italië, met in het bijzonder de streek Apulië. De boeren in deze streek geloven nog steeds dat de lente pas begint als de amandel in bloei staat en niet eerder.

Mythologische en goddelijke connecties Er zijn drie Griekse mythen aan het ontstaan van de amandelboom te verbinden. Een daarvan geeft er blijk van dat men zich er goed van bewust was dat de boom oorspronkelijk uit het oosten kwam. De andere twee laten de Griekse, en later Romeinse, traditie van wereld-verklarende metamorfoses zien.  Phyllis en Acamas. De Thracische prinses Phyllis was verliefd op de krijger Acamas die naar Troje vertrok om daar te vechten in de Trojaanse Oorlog. Hij beloofde terug te komen voor zijn geliefde. Phyllis stond dagelijks bij de zee op de uitkijk om zijn schip op te wachten, maar na tien jaar was Acamas nog steeds niet terug en huilde Phyllis zich dood. Uit medelijden veranderde Athena haar in een amandelboom. Acamas overleefde de strijd, hoorde van de dood van Phyllis en vertrok direct naar Thracië. Bij thuiskomst omhelsde hij de amandelboom met al zijn liefde, waardoor deze kwetsbare, zachtroze bloesem kreeg. De omhelzing zou ieder jaar opnieuw plaatsvinden en het begin van de lente aangeven.  Demophon en Phyllis. Demophon, de broer van Acamas, zou eveneens in Troje gaan vechten, maar trouwde de dag voor vertrek eerst nog met Phyllis. Hij beloofde haar op te komen halen. Ze gaf hem een mand mee met onbekende inhoud, die hij alleen open mocht maken als de hoop op zijn terugkeer verloren was. Demophon streek uiteindelijk neer op Cyprus en vergat Phyllis. Op een dag opende hij uit nieuwsgierigheid de mand en schrok van wat hij zag. Hij keerde direct huiswaarts. Phyllis was echter al dood en veranderd in een amandelboom. Hij omarmde haar levenloze gestalte, waardoor de boom tot bloei kwam.  De geboorte van Attis. Deze mythe heeft betrekking op de naam van de amandelboom. Verhaald wordt dat de god Agdatis (oorspronkelijk Perzisch) zowel mannelijk als vrouwelijk was, en dat de Olympiërs daar bang voor waren. Ze sneden de mannelijke organen af en gooiden deze richting de aarde. Uit de organen ontsproten de amandelboom en de godin Amygdalus/Cybele. De nimf Nana (eveneens een Perzische naam), raapte een amandel op en legde deze in haar schoot. De vrucht verdween en maakte haar zwanger. Zij baarde Attis , maar liet de baby in de steek. Cybele werd verliefd op hem en viel het huwelijksfeest van Attis binnen toen hij volwassen was. Hij werd overvallen door gekte en ontmande zichzelf. Cybele redde zijn lichaam en wekte hem weer tot leven. Attis, die haar eigen kind was, werd als eunuch haar gemaal. Attis betekent letterlijk ‘geboren uit de amandelboom’.

37

Magische eigenschappen/geneeskrachtige eigenschappen Net als de walnoot, werd ook de amandel bij de Romeinen naar bruidsparen gegooid als teken van vruchtbaarheid en liefde. Dit gebruik bestaat nog steeds. Een oude huwelijkstraditie is het geven van een bruidssuiker aan de gasten als zij vertrekken. Vaak zijn dit amandelen in een dikke, harde laag suiker, gekleurd in pastel. Met bittere amandelen kon men veel doen op het gebied van geneeskunde. De zoete amandel werd met name gebruikt om te eten. Hippocrates stelt bijvoorbeeld dat amandelen niet alleen uitstekend werkten bij hoest, maar dat zij ook een goed middel waren voor iedereen die wat wilde aankomen. Plutarchus was van mening dat wie stevig wilde drinken, eerst wat amandelen moest eten om de alcohol te neutraliseren. De bitterheid van de amandel (de bittere soort) zou de binnenkant van het lichaam drogen en voorkomen dat er te veel bloed, en dus ook te veel alcohol, door het lichaam kon stromen. Plinius maakt het wel erg bont. In zijn Historia Naturalis maakt hij melding van 29 allerhande geneeskrachtige toepassingen van bittere amandelen, die niet echt met elkaar te maken lijken te hebben. Een voorbeeld:

“A decoction of the root of the bitter almond clears the complexion, and gives the face a brighter colour. Bitter al- monds are provocative of sleep, and sharpen the appetite.” (Plinius, Historia Naturalis, 23.75)

Gebruik in de oudheid Met name de zoete amandelen werden verhandeld als etenswaar. De vrucht kon zo gegeten worden, als onderdeel van een dessert, maar ook verwerkt tot meel, zoals in Egypte veel gebeurde. De Grieken maakten er ook graag meel van waarmee zij allerlei soorten gebak maakten voor feestjes. Tot op de dag van vandaag bakken de Grieken Amygdalopita, een cake van amandelmeel. De Romeinen maakte als snoepjes van amandel en honing. Of deze aan de wieg stonden van de huidige bruidssuikers is niet bekend, maar dat amandelen een belangrijke plek innamen bij Romeinse huwelijken staat vast.

......

∞Vijg∞ “Each man under his own vine and fig tree.” (Bijbel, Miccah 4:4)

Naam: Sykea, vernoemd naar de titaan Sykeus of de hamadryade Sykea. Zowel de Grieken als de Romeinen kenden twee soorten vijgen. De Grieken maakten weinig onderscheid bij het benoemen, de Romeinen wel. De wilde vijg werd ficus ruminalis genoemd, en de gecultiveerde vijg ficus carica. Ficus betekent letterlijk ‘vijgenboom'. Ruminalis verwijst naar de oudste vijgenboom van Rome, die bij de lupercal stond, de grot waar Romulus en Remus in gezoogd werden door de wolvin. Deze grot bevond zich aan de rand van de Palatijn. De boom was heilig voor de godin Rumina, de godin van geboorte en borstvoeding. Wanneer de stam van de wilde vijg gesneden werd kwam er een melkachtige vloeistof uit,

38

die leek op borstvoeding; de Rumis/ruma, wat zich laat vertalen als tepel/borst. De naam kan ook een afgeleide zijn van Remus en Roma, die op hun beurt weer zijn afgeleid van rumon, hoogstwaarschijnlijk een Etruskisch woord voor ‘rivier’ of de Tiber. Aan de wal van de Tiber spoelden Romulus en Remus aan in een mandje gemaakt van vijgentakken.

Herkomst en geschiedenis De vijg, die inheems is binnen het Mediterrane en West-Aziatische gebied, is een van de eerste vruchten die door de mens gecultiveerd en bewust gedroogd werd om buiten het seizoen voldoende eten te hebben. De eerste sporen van gedroogde vijgen dateren uit het Neolithicum, 9400 v. Chr. In Jordanië. De boom werd al gecultiveerd voordat men granen en groenten ging verbouwen, en vormt dus een van de eerste vormen van agricultuur ter wereld. De boom heeft een nogal agressieve wortelgroei, waardoor hij niet geschikt was om in steden te planten. Hij doet het van nature goed op moeilijke ondergronden die poreus zijn, en heeft een enorme behoefte aan water en zon. Het water moet echter wel snel in de grond zakken, anders rot de boom sneller dan gemiddeld. In de literatuur en geschiedschrijving is de vijg ook een van de eerste bomen die veelvuldig wordt genoemd. Zo aten Adam en Eva een vijg (geen appel) om vervolgens, gekleed in de bladeren van de boom, het paradijs te verlaten en was de vijg een van de zeven vruchten die ervoor zorgden dat het Bijbelse volk gedurende het hele jaar voldoende te eten had. De Griekse stad Attica (later hernoemd tot Athene) was beroemd om zijn vijgengaarden. Solon (639-559 v. Chr.), koning van Attica, verbood het exporteren van vijgen en De Perzische Xerxes, die in 480 v. Chr. Bij Salamis door de Grieken was verslagen, at elke dag vijgen om zichzelf aan zijn geleden nederlaag te herinneren. Nog later in de geschiedschrijving beval Mithridates (120-63 v. Chr.), koning van Pontus, dat zijn onderdanen dagelijks vijgen moesten eten voor hun gezondheid. Heel bijzonder is de Atheense benaming van haar inwoners: philosykos, ‘vrienden van de vijgenboom.’ Volgens de bronnen was de vijg de lievelingsvrucht van Cleopatra. Zij zou de adder, die zij gebruikte voor haar zelfmoord, bij zich hebben laten brengen in een mandje vijgen.

Mythologische en goddelijke connecties Er zijn veel mythologische lijnen te verbinden aan de vijg, die door elkaar lopen en gewoon naast elkaar bestonden, zonder dat dit als problematisch werd gezien. De oude Egyptenaren geloofden dat de boom symbool stond voor de godin Hathor. Zij zou aan de rand van de woestijn, in de gedaante van een vijgenboom, de ziel van de farao opwachten en naar de onderwereld begeleiden. De antieke culturen van het Midden-Oosten geloofden een soortgelijk iets. Zij zagen de vijg als het symbool van de feniks, die elke lente opnieuw geboren werd, zodra de vijg in bloei stond. De vijg stond symbool voor dood en wedergeboorte en verbond de aardse wereld met de onderwereld. De oude Grieken verbonden drie mythologische figuren aan de vijg.  De metamorfose van Sykeus. Sykeus hoorde bij de groep Titanen die de oorlog verklaard had aan de Olympische goden. Zeus achtervolgende Sykeus om hem te doden, maar de titaan werd door zijn moeder Gaia, de aarde, gered. Zij verstopte hem onder haar boezem en veranderde hem in een vijgenboom. In sommige versies geniet Sykeus zo van zijn verstopplek, dat hij van plezier uit zichzelf in een vijgenboom verandert.  De gastvrijheid van Phytalos. Phytalos woonde in Attica en bood de godin Demeter onderdak aan toen zij vermoeid langs zijn huis kwam. Als dank schonk zij hem de eerste vijgenboom.  De hamadryade Sykea. Sykea was een van de acht dochters van de eerste hamadryade Hamadryas en de woudgeest Oxylos. Net als haar zussen, kreeg zij een boom toegewezen om in te wonen. In haar geval de vijg, die wellicht naar haar vernoemd is.

De Romeinen voegden nog wat mythologische opvattingen toe. Zoals al benoemd, verbonden zij de vijg aan Romulus, Remus en de godin Rumina. Qua oorsprong, gingen zij ervanuit dat de vijg was ontdekt door Saturnus en aan de mensen gegeven door de god Bacchus, god van wijnen, vruchtbaarheid en losbandigheid. Van vijgen kon namelijk ook wijn worden gemaakt. De eerste

39

vijgen van het jaar werden aan Bacchus geofferd, zijn vrouwelijke volgelingen droegen kransen van gedroogde vijgen en Bacchus zelf wordt waak afgebeeld met een tooi waarin vijgenbladeren zijn verwerkt.

Magische eigenschappen/geneeskrachtige eigenschappen Bij zowel de Grieken als de Romeinen was de vijg een esoterische en occulte boom. Wie een hekel aan iemand had, plantte de vijg naast diens huis in de hoop dat de wortels het huis zouden ondermijnen. Op Sardinië geloven ze nog steeds dat een vijg het onderkomen van de duivel is. Het sap van met name de wilde vijg, die bij de Romeinen zeer populair was, werd in allerlei rituelen gebruikt om de vrouwelijke kracht en macht op te onderstrepen, liefdesspreuken te bekrachtigen, kindersterfte tegen te gaan en borstvoeding op te wekken. Ook zou het sap vruchtbaarheidsproblemen tegengaan. De vijg werd door de Romeinen algemeen beschouwd als het symbool van de kracht en voorspoed van het Romeinse volk (zie de eerdergenoemde Romulus en Remus). Volgens Livius (59 v. Chr.-17 n. Chr.) stond de boom van Romulus en Remus nog steeds aan de voet van de Palatijn, ten tijde van zijn optekening. Volgens Ovidius (43 v. Chr.-17 n. Chr.) stond de boom er helemaal niet meer, en volgens Plinius was de boom verplaatst naar het comitium, de oude religieuze, open plek op het Forum Romanum in de noordwestelijke hoek. Of de oorspronkelijke boom er nu nog wel of niet stond: men was van mening dat als de vijg ging hangen, dat een zeer slecht voorteken was. Ging de vijg dood, dan moest deze zo snel mogelijk worden vervangen door een nieuwe boom. Uit recente opgravingen in dit deel van het forum, is gebleken dat er inderdaad een vijg heeft gestaan op het comitium.

Op medicinaal gebied was de vijg breed inzetbaar. Plinius stelde dat vijgen een ‘herstellende’ functie hadden. Zij zouden de kracht van jongen mensen versterken, de gezondheid van ouderen verbeteren en rimpels doen verdwijnen, waardoor zij er weer jong uitzagen. Sap geperst uit de bladeren werkte tegen puistjes, lintwormen, huidirritaties, wratten en insectenbeten. Toch is de vijg lang niet altijd positief bij de Romeinen. De verzamelnaam voor vijgen was namelijk ook Liviana, genoemd naar de eerste keizerin (Technisch gezien nog net niet) en echtgenote van (Technisch gezien nog net niet) keizer Augustus. Dio Cassius (155-229 n. Chr.) beschrijft het volgende:

“So Augustus fell sick and died. Livia incurred some suspicion in connection with his death, in view of the fact that he (Augustus) had secretly sailed over to the island to see Agrippa and seemed about to become completely reconciled with him. For she was afraid, some say, that Augustus would bring him back to make him sovereign, and so smeared with poison some figs that were still on trees from which Augustus was wont to gather the fruit with his own hands; then she ate those that had not been smeared, offering the poisoned ones to him.” (Dio Cassius, Roman Histories, 56.30)

Gebruik in de oudheid Cato de Oudere (160 v. Chr.) beschrijft dat er vijf verschillende soorten vijg bij hem in de tuin stonden. (Er zijn meer dan 175 soorten) Het cultiveren van vijgen en de manier waarop dat diende te gebeuren werd al beschreven door Aristoteles en Theophrastus. Zij stelden als dat er twee geslachten van vijgen zijn. De wilde vijg had het mannelijke geslacht, de gecultiveerde was vrouwelijk. Het was aan de boeren om het stuifmeel van de wilde vijg, te sprenkelen over de bloemen van de vrouwelijke vijg om zo de boom te bevruchten. Ook was het mogelijk om de wilde vijg vast te binden aan de gecultiveerde vijg om zo bevruchting te bewerkstelligen. Als de boom het eenmaal deed, dan hoefde er verder weinig aan te gebeuren en kon er jaarlijks geplukt worden. De

40

vruchten werden met name gedroogd en bewaard voor de winter, voor de momenten waarop er beduidend minder voedsel beschikbaar was. Een gedroogde vijg blijft bijna onbeperkt goed. Vijgen zijn zeer voedzaam en werden als eerbetoon en uit respect, aan Olympische sporters gegeven als maaltijd voor een training. De vijg diende bij de Olympische Spelen ook als de allereerste medaille. Wie won, kreeg er eentje omgehangen. Op de eerste dag van het jaar, gaven Romeinen elkaar vijgen cadeau. Het hout van de vijg is heel erg sterk en werd in de oudheid veel gebruikt om huizen en tempels mee te bouwen.

......

∞Olijf∞

“Legend also says that when the Persians fired Athens, the olive was burned down, but on the very day it was burnt, it grew again to the height of two cubits.” (Pausianus, Descriptions of Greece, 1.27.1. ca. 170 n. Chr.)

Naam Olea europaea. De naam is via de volgende taalkundige lijn tot stand gekomen:  Proto-Grieks (2200-1700 v. Chr.): elaíwa  Lineair B (ca. 1600 v. Chr.): e-ra-wa / e-ra-wo / e-rai-wo  Klassiek Grieks (1000-300 v. Chr.): elaia  Etruskisch (800-0 v. Chr.): eleiva  Latijn: (500 v. Chr.-ca.500 n. Chr.): oliva

Herkomst en geschiedenis Net als de vijg, behoort de olijf tot de oudste gecultiveerde bomen. De boom is inheems voor Klein-Azië en verspreidde zich via Iran, Syrië en Palestina over de rest van Azië en het Mediterrane gebied. Rond 6000 v. Chr. Doet de eerste voor mensen eetbare olijf zijn intrede. Net als de vijg, hoort de olijf dus bij de gewassen die al werden verbouwd voor de komst van het graan en het geschrift. Rond 3000 v. Chr. Ontstonden de eerste olijfgaarden op Cyprus, waar zij de belangrijkste inkomstenbron van de Minoïsche cultuur zouden worden. De Feniciërs verscheepten olijven vanuit Griekenland, in de vorm van olie en jonge boompjes, richting Egypte. Volgens de Nederlandse archeoloog Kelder, stuurden de Myceense vorsten schepen vol olijfolie en jonge boompjes naar farao Akhnenaten (1351-1333 v. Chr.) bij wijze van diplomatiek geschenk. De handel in olijven liep zo goed dat de Attische Solon, die verboden had vijgen te exporteren, een uitzondering maakte voor het exporteren van olijven. Intern liet hij het gebruik van olijven en olijfolie middels wetten reguleren, ter voorkoming van tekorten. De Romeinen zorgden uiteindelijk voor de verdere verspreiding van de olijf in Europa. Zij merkten al snel dat de bomen maar heel weinig nodig hebben om goed te groeien in een warme omgeving. Feitelijk hoefde men alleen een stekje in de grond te steken. Om de groei op gang te helpen en snel gaarden te kunnen opzetten, maakten de Romeinen als eerste ter wereld gebruik van kweekbakken. Vanaf de eerste eeuw n. Chr. Groeide de vraag naar olijfolie explosief in het Romeinse Rijk en waren er meer gaarden nodig om aan de vraag te voldoen. In Syrië werden speciale mega-gaarden aangelegd om het oosten van het Rijk te voorzien. Dat er vaak tekorten dreigden, valt te lezen in de wetten van Septimius Severus (145-211 n. Chr.). Hij liet de provincies hun belasting betalen in olijfolie, zodat hij dit dan weer kon uitdelen aan de inwoners van Rome.

41

Mythologische en goddelijke connecties  De olijf is het symbool van Attica. De goden Poseidon en Athena waren van mening dat Attica een andere naam moest hebben. Ze kwamen er alleen niet uit welke naam en wie die naam dan mocht verzinnen. De Olympiërs maakten er vervolgens een wedstrijd van. Beiden zouden een cadeau aan de bevolking van Attica geven. Het cadeau dat het beste werd ontvangen, gaf de doorslag over wie de nieuwe naam mocht verzinnen. Poseidon schonk het volk een waterweg door de stad, waardoor zij altijd vers water hadden en makkelijk toegang hadden tot het Mediterrane gebied. (In andere versie gaf hij hen het strijdlustige paard, dat in de oorlogen gebruikt zou kunnen worden). Athena gaf het volk de olijfboom. Hoe fijn de cadeaus van Poseidon ook waren, men koos voor de olijfboom. Olijven bleven lang goed, konden gegeten worden, maar het belangrijkste; zij leverden olie op. Athene hernoemde Attica naar zichzelf: Athene. De bevolking richtte het Parthenon voor haar op en legde een speciaal olijfbos voor haar aan.  Toen Hercules een peuter was, zou hij een leeuw hebben gedood door deze neer te steken met een olijftak, waardoor de boom in Griekenland werd geassocieerd met kracht en weerbaarheid. Ook de knots van Hercules was gemaakt van olijfhout.  Ook bij de vroege Christenen nam de olijf een belangrijke godsdienstige plek in. Noach kreeg van de duif een palmtak terug als teken dat de zondvloed voorbij was. Christus bidt alvorens hij wordt opgepakt en gekruisigd in de Olijftuin, beter bekend als Gethsemane, wat in het Hebreeuws ‘olijfpers’ betekent. Om aan te geven dat zij net als Christus de dood zouden overwinnen, decoreerden de eerste Christenen van Rome hun tomben en catacomben met olijftakken. Volgens het Oude Testament, behoort de olijf net als de vijg bij de zeven bomen die het jaar rond, mensen van voedsel kan voorzien.

Magische en geneeskrachtige eigenschappen Vanaf de zevende eeuw v. Chr. Schrijven zowel artsen als filosofen over de heilzame werking van olijven en olijfolie. Hippocrates roemt de olijf als ‘de grote genezer' door te stellen dat de olijf werkt bij allerhande kwalen als verstopping van de darmen, zekere kelen, huidirritaties, ademhalingsproblemen en problemen met de spijsvertering. Plinius voegde eraan toe dat groene olijven goed zijn voor de maag in het algemeen en werken bij zeeziekte. Gemengd met wijn verhelpen olijven mond- en oorinfecties. Het was bij het bestrijden van ziekten volgens Plinius wel van belang dat de olie jong en vers was.

Gebruik in de oudheid Naast een hoop medische toepassingen, werd olijfolie met name heel praktisch toegepast. Olijfolie werd in eerste instantie gebruikt om koningen mee te zalven, maar al snel smeerden atleten zich er ook mee in en kreeg het de functie van een soort zeep. Met een strigilis werden olie en vuil van het lichaam geschraapt. Er zijn veel Romeinse sculpturen over waarop deze handeling zichtbaar is. Ook lijken werden bij wijze van balseming ingesmeerd met olijfolie. Met de olie kon natuurlijk ook gewoon gekookt worden, het werd als lampenolie gebruikt, leer werd ermee ingesmeerd, het was een bestanddeel van parfum en make-up en je haar insmeren met olijfolie gaf blijk van een goede gezondheid en hygiëne. Sommige dames gebruikten olijfolie ook als anticonceptiemiddel. Wie in zijn tuin last had van ongedierte moest er olijfolie in verspreiden bij wijze van pesticide, en had je eten over, dan kon je dat conserveren in olijfolie. Olijven stonden bijna bij elke maaltijd op het menu. Samen met broodproducten en wijn, vormde de olijf de triade; de basis van de keuken in de Oudheid.

42

De olijftak kende ook verschillende doeleinden. De tak stond voor overvloed, vrede en overwinning en werd in die hoedanigheid als krans gegeven aan winnaars. Herodotus beschrijft dat het meebrengen van een olijftak bij oorlogsonderhandelingen, ervoor zorgt dat men door de tegenpartij niet wordt weggestuurd. Pelgrims die het Orakel van Delphi bezochten namen eveneens een olijftak mee als teken van hun vreedzame komst. De Romeinen gaven oorlogsgod Mars vaak ook een olijftak in handen als teken van vrede. Mars was namelijk in een ver verleden ook een vredesbrenger geweest. Het hout van de olijf kon ook voor allerlei doeleinden worden gebruikt. Zo gaven de takken van de olijf die midden op het Forum Romanum stond, schaduw aan de mensen en werd verkoold olijfhout gebruikt bij het verstevigen van muren en funderingen, volgens de De Architectura van Vitruvius. Het is een lastige, zeer harde houtsoort, waar vooral kleine objecten van werden gesneden.

Extra: Het persen van olijfolie Hoewel er veel olijven werden gegeten, werd het overgrote deel van de olijven geperst voor de olie. Olijven zijn rijp tussen oktober en december en men was van mening dat hoe eerder de olijven werden geplukt, hoe beter de olie was. Het nadeel van vroeg plukken, was dat de olijven nog niet zoveel olie bevatten. Het was eigenlijk beter om de olijven te laten hangen tot zij zwart kleurden (zwarte en groene olijven zijn hetzelfde). Hoe langer ze aan de boom hangen, hoe meer olie erin zit. Deze olie is alleen wat minder van kwaliteit en de smaak is wat scherper. Geplukte olijven konden op verschillende manieren worden geperst; de ene wijze is sneller en efficiënter dan de ander. De oudste manier was het blootvoets of met houten slippers aan persen. Ook konden er kleine hoeveelheden olie worden geperst in een vijzel of in een kleine handpers. Met de groei van het Rijk, nam de vraag naar olijfolie zo enorm toe, dat er over werd gegaan op fabrieksmatig persen. Cato de Oudere (234-149 v. Chr.) beschrijft fabrieken die tussen de 50000- 100000 liter olie konden produceren. In de meeste gevallen werd er in deze fabrieken geperst met een trapetum, een pers bestaande uit twee halve bollen. Deze konden zo groot zijn, dat zij door dieren moesten worden aangedreven. De hefboompers en rolpers, waarbij men via een hefboom, of zwaar cilinder, een grote hoeveelheid olijven plette werd ook veel gebruikt. Een hefboompers is het beste te vergelijken met een enorme knoflookpers. Het meest efficiënt was de schroefpers, deze had weinig menselijke of dierlijke kracht nodig om zijn werk te doen, omdat de schroef uit zichzelf niet loskwam. De druk bleef gelijk en kon makkelijk worden opgevoerd. De olie werd opgevangen in grote bassins, waar de verse olie mocht rusten. Tijdens het persen kwam er namelijk ook water uit de olijf mee. Olie en water konden zich tijdens het rusten scheiden. De olie kwam bovendrijven en het water liep weg via een kraantje in de bodem van het bassin. De olie werd vervolgens in grote amforen of leren zakken opgeslagen en verhandeld.

43

Van boven naar beneden met de klok mee: twee versie van de trapetum, een rolpers, een hefboompers en een schroefpers.

......

∞Druivenrank∞

“Balnea vina Venus corrumpunt corpora, nostra sed vitam faciunt balnae vina Venus.” “Baths, wine and sex corrupt out bodies, but baths, wine and sex make life worth living.” (Epitaaf van Tiberius Cladius Secundus)

Naam Ampelos/ Ampelus. Letterlijk vertaald betekent Ampelos ‘rank'. Ampelos, verwijst naar de personificatie van de geliefde van Dionysos en het hemellichaam van de druivenrank.

Herkomst en geschiedenis Druivenranken en druiven werden al vroeg in de geschiedenis gecultiveerd in Mesopotamië. De eerste sporen hiervan dateren uit 6000 c. Chr. In Mesopotamië werd er ook direct een beschermheilige aan de rank gekoppeld: de godin Siduri, wat aangeeft dat de cultivatie van de rank een belangrijk onderdeel van de beschaving was, en geen incidenteel gelukje. De cultivatie van de druif begon in Griekenland rond 4450-4000 v. Chr. Zo rond 1900 v. Chr. Werden er ook ranken gecultiveerd in de Kaukasus (zuidoost Europa tot aan west-Azië). Zo rond 500 v. Chr. Werd de rank grootschalig gecultiveerd en verhandeld in Egypte, Mesopotamië, Fenicië en in Griekenland. De rank was onderdeel geworden van de culturele kolonisatie in de oudheid. De Romeinen brachten de rank richting het westen van Europa. Vanaf de eerste eeuw n. Chr. werden ranken ook verbouwd in West-Europa,

44

waaronder Gallië en Engeland. Pas tegen het einde van de Romeinse tijd, werden ranken gecultiveerd in het noorden van Europa waaronder Duitsland. De beste wijnen kwamen van de Griekse eilanden Chios, Kos, Lesbos en Rhodos. Bij de Romeinen genoten met name de Campanische gaarden van Falerna en Caecuban veel aanzien. Wie een beetje rijk was liet een eigen gaard aanleggen bij zijn villa. In Pompeï bijvoorbeeld, was ruim 2/3 van de villa's uitgerust met een eigen wijngaard.

Mythologische en goddelijke connecties Alle verhalen over het ontstaan van de druif, de rank en zijn verspreiding over de wereld, hebben te maken met de god van de wijn Dionysos/Bacchus. De bekendste mythen, de een beduidend triester dan de ander, hebben te maken zijn geliefde Ampelus.  De schone jongeling Ampelus plukte druiven die hoog aan een rank groeiden. Tijdens het plukken werd hij gadegeslagen door Dionysos, die op slag verliefd werd. Hij tilde de jongen op en bracht hem naar de hemel, waar hij hem een ster maakte in het hemellichaam Vindemitor/Vindiatrix (beter beken als Boötes: de druivenrank). (Ovidius, Fasti 3.407)  Ampelus was onstuimig en reed enthousiast op een wilde stier. Tijdens het rijden beledigde hij de maangodin Selene. Zij was ook de godin van het kudde drijven. Hij riep: “Geef mij alles maar Selene, gehoornde kuddedrijver. Nu ben ik beiden! Ik heb hoorns en rijd op een stier.” Selene zag groen van jaloezie en gooide doornen op de grond. De stier trapte hierop en gooide Ampelus van de rug. Vervolgens spietste hij de jongen op de hoorns. Dionysos veranderde het lichaam in een druivenrank en creëerde wijn uit het bloed. (Nonnus, Dionysiaca 11.185) Er zijn ook verhalen over de wijze waarop de druivenrank tot de mensen is gekomen. Ook hier zijn twee versies van.  Dionysos zou de eerste rank aan koning Oeneus hebben gegeven. Diens herder Staphelos, wat letterlijk ‘tros’ in het Grieks betekent, zag dat zijn geiten heel blij werden van het eten van druiven. Hij besloot het sap uit de druiven te persen, en ontdekte zo de wijn.  Dionysos schonk de eerste rank aan Ikarios, een rijke Attische burger. Ikarios maakte wijn van de druiven en schonk dit aan vermoeide passerende herders. Zij werden misselijk en duizelig en dachten vergiftigd te zijn. Uit woede vermoordden zij de arme Ikarios die alleen maar vriendelijk en gastvrij van aard was geweest. Dit verhaal heeft echter geen negatieve invloed gehad op de populariteit van wijn in de oudheid en Bacchus trof blijkbaar ook geen blaam. Er is nog een heel klein verhaal over het ontstaan van de hamadryade van de rank: Ambrosia. Ambrosia was een van de voedsters van Dionysos. Zij werd gedood door koning Lykourgos van Thracië, die enthousiast iedereen die ook maar iets met Dionysos te maken had vervolgde en doodde. Dionysos veranderde haar lichaam in een druivenrank.

Magische en geneeskrachtige eigenschappen De wijnrank en de druif staan van oudsher voor voorspoed, overvloed en vruchtbaarheid. Al in het Oude Testament komt dit naar voren wanneer de verkenners van Mozes uit Kanaän terugkomen met een druiventros zo groot dat hij door twee man moet worden gedragen. Het beloofde land, waar het goede leven zou beginnen, bestond dus echt.

Met de ontdekking van de wijn, kwamen geluk, blijdschap, euforie en losbandigheid de wereld van de beschaving binnen. Het drankje was dan ook ongekend populair. Toch werden er vrijwel direct allemaal negatieve aspecten aan de drank verbonden. Er kon maar weinig positiefs over gezegd worden. Zo kreeg de wijn het voor elkaar de hersenen te beïnvloeden, waardoor agressie, dood en

45

verderf op de loer lagen. Mensen werden, zonder dat zij dat doorhadden, teruggebracht tot de status van wild dier. In de Griekse mythologie begaan zowel goden en mensen dan ook de meest wrede misdaden onder invloed van wijn. De Romeinen hadden beduidend meer maatschappelijke moeite met het negatieve effect van wijn dan de Grieken, die enthousiast deelnamen aan de verering van Dionysos. De cultus van Dionysos is ook nooit echt populair geworden bij de Romeinen. De senaat ondernam continu pogingen om de chaos die gepaard ging bij de vieringen van de cultus, te verbieden en zonder bacchanaal was er gewoon niks aan. Dronkenschap was zeer tegen het Romeinse decorum van goede zeden. Hoewel gevaarlijk voor lichaam en geest, was Plinius wel van mening dat wijn een magisch en positief effect had op leugenaars. Wie dronk, kon niet liegen, wat leidde tot de legendarische woorden ‘In vino veritas.’ (In wijn vindt men de waarheid) Wat wijn ook deed met de hersenen, men was van mening dat het met mate drinken van wijn, bijdroeg aan een goede gezondheid en een goed spijsvertering. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat water drinken werd afgeraden vanwege de bacteriën en beestjes die erin zaten waar je ziek van kon worden. Ook de wijnrank zelf werd door verschillende artsen medicinaal gebruikt. Druivenbladeren hielpen erg goed bij constipatie en de bloedstolling. Rijpe druiven hielpen tegen misselijkheid en ooginfecties, terwijl onrijpe druiven goed waren bij een zere keel. Gedroogde druiven (rozijnen) hielpen goed bij dorst.

Gebruik in de oudheid De druivenrank werd met name gebruikt om de drank van de goden te maken. De Grieken, die als eersten echt wijn gingen produceren op grote schaal, maakten wijnen die eigenlijk ondermaats van kwaliteit waren, wegens een gebrek aan kennis. Griekse wijn was stroperig en slecht van smaak. Het waren de Romeinen die het verbouwen van druiven en het maken van wijn perfectioneerden, dankzij gespecialiseerde cultivatie en kweek, de juiste wijze van fermenteren en het op een goede manier opslaan van wijnen. Varro (116-27 v. Chr.) beschreef dat het onderhouden van een wijngaard lastig en weinig winstgevend kon zijn. Het was het beste om de ranken tegen olijfbomen op te laten groeien. Olijfbomen hoefden alleen bekeken te worden en produceerden toch wel, de aandacht kon dan uitgaan naar de druiven, en het scheelde een hoop materialen om klimrekken. Daarnaast leverde de gaard dan in ieder geval olijven. Hoewel druiven verbouwen prijzig was, was wijn zelf een heel goedkoop drankje, dat door iedereen, ook kinderen werd gedronken. De Romeinen gaven de voorkeur aan witte wijnen en wijnen zonder toegevoegde smaken. Het toevoegen van smaken kon erop wijzen dat de kwaliteit van de wijn zelf eigenlijk matig was. Toch was in de praktijk, op smaak gebrachte wijn erg populair. Wijn werd bij voorkeur aangelengd met water gedronken. Wijnen werden verdund in de verhouding 1: 3. Een deel wijn en drie delen water. Dronken kon je er dus nauwelijks van worden. De Grieken voegden soms zeewater aan de wijn toe om deze te verdunnen en minder bitter te doen smaken. Het plukken en persen van de druiven, ging precies hetzelfde als bij de olijf. Wijnen waren stroperig, troebel en wit of rood, afhankelijk van hoelang het duurde voordat men alle pulp uit het sap zeefde. Wijnen werden donkerder van kleur wanneer zij een paar jaar konden rijpen en op een hete plek werden bewaard. De Romeinen lieten hun wijnen juist gekoeld fermenteren door grote kruiken (dolia) half in te graven. Als de wijn de gewenste kwaliteit en kleur had bereikt werd hij in amforen gegoten, voorzien van een merkstempel en verhandeld. Dit kon op een markt gebeuren, en in het geval van de Romeinen, ook in speciale wijnwinkels.

De Grieken waren groot fan van symposia, bijeenkomsten waar men sprak over allerlei zaken onder het genot van een hele hoop wijn. Zij ontwierpen en zelfs een speciale drinkschaal voor, de kylix. Deze schaal was breed en ondiep, had een brede, lage voet en twee grote oren. Zo kon de schaal makkelijker van de grond getild worden tijdens het aanliggen. Was de schaal bijna leeg, dan strak men de vinger door een oor om het laatste restje wijn naar een losstaand beeldje op een sokkel

46

te gooien. Viel het beeldje, dan had je gewonnen. De eerste versie van ‘bier pong’, bij de Grieken Kottabos genoemd. De Etrusken speelden het ook graag. Ook zij waren beduidend vrijer dan de Romeinen als het om gezelligheid ging. De Romeinen hielden liever geen symposia, maar kenden een meer beschaafde variant, het convivium. Hierbij werden respectabele rijke dames aan de gastenlijst toegevoegd en ging het meer om het samen dineren en bijpraten, dan om teveel drinken.

......

∞Moerbei∞

“Of all the cultivated trees, the mulberry is the last that buds, which it never does until the cold weather is past, and it is therefore called the wisest tof trees. But when it begins to put forth buds, it dispatches the business in one night, and that with so much force, that their breaking forth may be evidently heard.” (Plinius, Historia Naturalis)

Naam: Morus nigra/alba/rubra, afhankelijk van de kleur van de vrucht, wordt de moerbei zwart/wit/rood genoemd. Morus kan ook een afgeleide zijn van het Latijnse mora, wat ‘vertraging’ betekent. Volgens Plinius werd de moerbei vaak een beetje genegeerd door mensen bij wie de boom in de tuin stond. De moerbei groeit langzaam en eigenlijk zonder verzorging, maar draagt pas vrucht als hij ten minste 15 jaar oud is. Tot die tijd keek er dus eigenlijk niemand naar om. Vergilius betitelde de boom ook wel als sanquinea morus, ‘traag bloedend'/ ‘boom van het bloed’, verwijzend naar de mythe over het ontstaan van de kleur van de vrucht.

Herkomst en geschiedenis Rond 2700 v. Chr., cultiveerden de Chinezen de witte moerbei. Niet om er zelf van te eten, maar om de bladeren te gebruiken als voeding voor de zijderupsen. Zo rond 700 v. Chr. Wist men ook in Mesopotamië, Egypte en Italië dat er een verband bestond tussen zijde en de moerbei, maar dacht men dat zijde gewonnen werd uit de bladeren zelf. Het werk van de zijderups leek onbekend of werd genegeerd. Deze kennis leidde er wel toe dat de boom zich in een rap tempo over de wereld verspreidde. De Chinezen gebruikten met name de witte moerbei, terwijl deze soort bij de Grieken en Romeinen veel minder voorkwam. Zij gaven de voorkeur aan de zwarte moerbei. In tegenstelling tot de Chinezen, gebruikten de Grieken en de Romeinen de moerbei juist wel om de vruchten te eten.

Mythologische en goddelijke connecties De Romeinen verbonden de moerbei vooral aan een Babylonische mythe. (Babylon was een stad in Mesopotamië). Het ontstaan van de zwarte moerbei, werd overgenomen uit de Mesopotamische mythe van Pyramus en Thisbe, de eerste Romeo en Julia. Gek genoeg spelen goden en bovennatuurlijke machten geen enkele rol in het verhaal, zoals gebruikelijk was, maar wordt het verhaal toch beschouwd als een goddelijke metamorfose.

47

Ovidius beschrijft het verhaal als volgt: Pyramus en Thisbe, twee verliefde tieners en buren, mochten elkaar niet zien van hun families. Zij spraken dan ook 's nachts stiekem af onder de witte moerbei. Op een avond was Thisbe eerder bij de boom dan Pyramus. Toen er een leeuwin aankwam, met een bek vol bloed, vluchtte het meisje naar een grot. Onderweg verloor zij haar sluier. De leeuwin scheurde deze aan stukken en vertrok. Toen Pyramus even later bij de boom aankwam, zag hij de met bloed besmeurde sluier liggen en dacht dat zijn geliefde dood was. Hij wierp zich op zijn zwaard en stierf. Thisbe kwam terug naar de boom en vond Pyramus. Van verdriet stak zij zichzelf dood met het zwaard van Pyramus. (Ovidius, Metamorfosen, IV, 1-112) Het bloed van de jonge geliefden zou omhoog gespoten zijn en de van oorsprong witte moerbeien, hun dieprode tot zwarte kleur hebben gegeven. De Grieken keken bij de goddelijke associatie van de moerbei meer naar de natuur van de boom. Zij zagen dat de boom erg traag groeit en er jaren over doet om tot vruchten te komen. Daarnaast zagen zij dat de boom pas als laatste van alle bomen in bloei kwam, en dat pas echt deed als alle kans op vorst was verkeken. De boom werd hierdoor een enorme dosis intelligentie en geduld toebedeeld. Deze wijsheid zou alleen afkomstig kunnen zijn van Athena. De Grieken droegen de boom dan ook aan haar op.

Magische en geneeskrachtige eigenschappen In zijn algemeenheid werd gesteld, dat moerbei een heilzame werking had op de spijsvertering, de bloedcirculatie en bij suikerziekte. Men wist in de oudheid al dat zoet ruikende urine wees op een suikerafwijking in het lichaam. Het meest opvallende gebruik van de moerbei is echter te vinden in de weinig onderzochte Cyranidische Boeken, een collectie magische teksten die is opgeschreven tussen 0-400 n. Chr.. De reeks bestaat uit vier delen, waarin op alfabetische volgorde (van het oud- Griekse alfabet), recepten voor amuletten worden beschreven. De amuletten met moerbei komen aan de orde bij de sectie mu, omdat alle ingrediënten beginnen met de letter µ:

“In the median stone a sea-bream is engraved and enclosed in an iron box, and underneath a bud of the mulberry (moerbei) is put turned upwards and it is worn against hemorrhoids and ailments of the seat. If you enclose the bud turned downwards, it will be a phylacteion against blood spitting and bleed from the nose and against any form of bleeding from the upper part of the body.” (Cyranidische Boeken, 0-400 n. Chr.)

Opvallend is dat de moerbei dus eigenlijk de balans in het lichaam herstelt; heb je last van kwalen in het onderlichaam, dan moet de vrucht naar boven wijzen, en heb je last van het bovenlichaam, dan juist naar onder. Op deze manier zou het teveel aan bloed, weer afdalen of juist opstijgen naar de juiste plek in het lichaam, zodat het weer evenredig in het lichaam was verdeeld.

Gebruik in de oudheid Hoewel zowel de Grieken als de Romeinen wisten dat de moerbei erg belangrijk was voor de productie van zijde, gebruikten zij hem met name om te eten. De kleine vruchtjes bestaan voor 88% uit water en lessen dus prima de dorst. Met moerbei kon ook wol worden geverfd, maar op grote schaal gebeurde dit niet, daarvoor kreeg de boom te weinig aandacht. Hij stond er en dat was het voor veel mensen. Recente onderzoeken in Pompeï hebben uitgewezen dat de moerbei in veel tuinen van rijke Romeinen stond en als decoratief werd beschouwd. In de tuin van het ‘Huis van de Stier’ stond een zwarte moerbei en in het ‘Huis van de Faun’ staan op verschillende mozaïeken moerbeibladeren. De witte moerbei wordt nergens in Pompeï aangetroffen, wat de stelling ondersteund, dat de Romeinen deze niet hadden. Volgens de Satiren van Horatius, serveerden de rijken met name moerbeien tijdens dure feestjes en moesten de vruchtjes ten alle tijden voor zonsondergang zijn geplukt. (Horatius, Satiren II)

......

48

∞Klimop∞

"The rich-haired Nymphai received him [Dionysos] in their bossoms from the lord his father and fostered and nurtured him carefully in the dells of Nysa, where by the will of his father he grew up in a sweet-smelling cave, being reckoned among the immortals. But when the goddesses had brought him up, a god oft hymned, then began he to wander continually through the woody coombes, thickly wreathed with ivy and laurel. And the Nymphai followed in his train with him for their leader; and the boundless forest was filled with their outcry." (Homerische Hymne 26, Hymne voor Dionysos)

Naam Hedera Helix. Hedera is een afgeleide van het Griekse hédra/haerere, wat 'zitten’ en 'vastgrijpen’ betekent, verwijzend naar de stevige grip op oppervlakten van de wortels. In het Grieks heet de plant kissos naar onder anderen de nimf van de klimop Kisseis.

Oorsprong en geschiedenis De klimop, met al zijn sub soorten, is inheems voor grote delen van de wereld. De plant heeft weinig zorg nodig, kan goed tegen kou en weinig licht, en groeit bijzonder snel. Al bij de oude Egyptenaren, was de klimop een geliefde plant; hij stond symbool voor de god Osiris, god van de vruchtbaarheid en de onderwereld. De betiteling van de klimop, verschilde in Griekeland soms per regio. Iedereen had zo zijn eigen verhalen. De betiteling uit Thebe; Kissos, is het beste blijven handen. De bron waarin Dionysos zou zijn gebaad als baby, lag bij Thebe. De Thebanen omschreven de klimop ook met de term perikiósos, ‘hij die om zuilen wentelt', verwijzend naar de groeiwijze van de plant.

Mythologische en goddelijke connecties De Klimop wordt bij zowel de Grieken als de Romeinen, in verband gebracht met het leven van de god van de wijn; Dionysos/Bacchus.  Plutarchus beschrijft in Het leven van Lysander, dat Dionysos door zijn voedsters, de Nysiaden, werd gebaard in de bron Kissousa. Kissousa betekent ‘...van de klimop.’ Het water van deze bron had de kleur en de schittering van rode wijn en smaakte zeer aangenaam.  Volgens Ovidius verstopten de Nysiaden de kleine Dionysos onder een dak van klimop, om hem te beschermen tegen zijn stiefmoeder Hera. Dit zou de reden zijn geweest dat de klimop de favoriete plant van de god was geworden. (Ovidius, Fasti, 3.767)  Nonnus beschrijft in zijn Dionysiaca dat Dionysos in zijn wieg vergezeld wordt door een andere baby; Korymbos, het kind van zijn voedster Mystis. Mystis gold bij de Grieken als de personificatie van de Dionysische mysterieculten. Korymbos werd beschouwd als de daimon (halfgod) van de klimop. Letterlijk betekent Korymbos ‘klimopbessen’ en ‘bovenop de heuvel.’ Zijn naam wordt ook in verband gebracht met de Korybas, de mythische strijders van Euboea die baby Dionysos beschermden:

"Shield-bearing Korybantes (Corybantes) [of Euboia], guardians of Dionysos in his growing days : who in the Phrygian gulf beside mountain-ranging Rheia surrounded Bakkhos (Bacchus) still a child with their drumskins. They found him once, a horned baby, covered with a cloak the colour of purple wine, lying among the rocks where Ino had left him in charge of Mystis the mother of Korymbos (Corymbus)." (Nonnus, Dionysiaca 13.135)

49

 Hoewel doorgaans wordt gesteld dat de Griekse betiteling van de klimop, gewijd was aan de nimf van de plant, is er ook een legende waarin Kissos een zoon van Dionysos is. Deze jongeling zou tijdens een dans improvisatie voor zijn vader dood neer zijn gevallen. Gaia, de godin van aarde, was hier zo door geraakt, dat zij besloot het lichaam een nieuw leven te schenken in de vorm van de klimop. De plant herleeft altijd, hoe drastisch hij ook gesnoeid wordt.  In de beeldende kunst is de klimop ook het symbool van Thalia, de muze van het blijspel.  De Klimop hoorde ook bij de Griekse huwelijksgod Hymenaiose, wiens altaar volledig met klimop was bedekt. Klimop symboliseerde zedigheid en trouw.

Magische en geneeskrachtige eigenschappen De wijnrank en de klimop werden in de oudheid voorgesteld als tweelingzussen, die zich tegenovergesteld van elkaar ontwikkelden. Ze groeiden beiden in een andere richting: de klimop verticaal en de rank horizontaal. Ze bloeiden beiden in een ander jaargetijde: In de winter lag de rank bijna dood op de grond, wachtend op de warme zon om in de zomer weer vrucht te kunnen produceren. De klimop ontsproot juist vanaf de herfst en bloeide vanaf de winter/vroege lente. In tegenstelling tot de rank had de klimop geen zonlicht nodig om tot bloei te komen.

Bijzonder aan de klimop was ook, dat deze, net als Dionysos, tweemaal werd geboren. In de eerste groeifase ontwikkelden de hoekige bladeren zich en hechtte de plant zich aan oppervlakten. In de tweede fase, kwamen daar de langwerpige blaadjes en de kleine geel/groene bloemetjes de zwarte bessen bij. (Dionysos werd eerst uit de buik van zijn moeder Semele gered toen zij door Jupiter per ongeluk werd verbrand, en werd daarna voor een tweede keer uit de dij van Jupiter geboren toen hij volgroeid was). Omdat de plant zich aan alles, zelf aan dode objecten vastmaakte, stond de plant voor de herinnering en het eeuwige leven en werden kransen van klimop, soms van goud, aan de doden meegegeven. Men haalde ook klimop in huis om boze geesten buiten de deur te houden. De Romeinen hingen ook overal klimop tijdens winterse vieringen voor Dionysos, waarbij veel wijn werd gedronken om te vieren dat het symbool van Dionysos, de klimop weer in bloei stond. De bloei van de klimop wees ook alvast vooruit naar de aanstaande bloei van de rank en de toekomstige wijnoogst. De Geneeskrachtige eigenschappen van de klimop zijn met name terug te vinden in het werk van Hippocrates. Hij beschrijft dat alles van klimop voor medische doeleinden kan worden gebruikt. Zo zou het sap van de bladeren als verdovingsmiddel werken bij kleine operaties, en kon het op de huid gesmeerd worden bij ontstekingen. Thee getrokken van klimop zou heilzaam werken bij leverfalen en zure oprispingen. Door op de bessen en bladeren te kauwen kon met verkoudheid en chronisch hoesten tegengaan, en wie wijn dronk, waarin bladeren hadden getrokken zou van zijn wormen af kunnen komen.

Gebruik in de oudheid De Klimop gold ook in de oudheid als een zeer decoratieve plant; het werd mooi gevonden als de plant een muurtje bedekte. Veel Griekse herbergiers knipten ook geregeld een strook klimop af om boven de deur van hun herberg te hangen. Hiermee gaven zij aan dat de wijn die zij serveerden van een uitstekende kwaliteit was; zo goed dat zelf de god zelf er zijn teken aan had verbonden. Wie klimop hoog aan paal bij zijn herberg hing, liet tot in de verte zien dat de god Dionysos aanwezig was. Kortom; het was er gezellig. Werd het te

50

gezellig, dan was het dragen van een klimopkrans een goed idee. Deze zou beschermen tegen dronkenschap en daarop volgende kater......

∞Tamme kastanje∞

“If I may be your mate, you shall have chestnuts, fruits of the arbute shall be always near, and every tree shall yield at your desire.” (Ovidius, Metamorphosen, 13. Polyphemos en Galatea)

Naam: Castanea Sativa. Het Latijnse Castanea is wellicht afgeleid van ‘Castanis’, een stad in het toenmalige Griekse gebied Thessalië (nu Georgië), waar de tamme kastanje veel gecultiveerd werd. Kastanis, zoals de stad tegenwoordig wordt genoemd, is afgeleid van het Arabische ‘kastanat', dat is afgeleid van het oud-Perzische ‘kastana', wat weer is afgeleid van het Sanskritische ‘kastha', wat 'boom’ betekent. Sativa betekent in het Latijn ‘gecultiveerd’, dus ‘tam'. Homerus noemde de tamme kastanje marronia. Het is waarschijnlijk dat dit is gebaseerd op de Thracische stad Maronia, een belangrijk handelscentrum in zijn tijd.

Herkomst en geschiedenis Eigenlijk zijn alle historische schrijvers het met elkaar eens wat betreft de herkomst van de tamme kastanje. Ze stellen allemaal dat de vrucht afkomstig is uit Paflagonië, het Antieke Anatolië en grofweg het huidige Turkije. Homerus is de eerste die hier melding van maakt en daarmee ook de eerste door wie bekend is hoelang men ongeveer al tamme kastanjes had. Homerus beschrijft in de Ilias, die zich afspeelt rond 1600 v. Chr., dat er in de Trojaanse Oorlog strijders uit Paflagonië, het land van de marronia, de ‘tamme kastanje’, meevochten. Zo rond 1200 v. Chr. Begonnen de Grieken met het stichten van hun koloniën op het vasteland en in 800 v. Chr. Stichtten zij de stad Sinope in Paflagonië vanuit Milete. Het gebied werd door Alexander de Grote verlost van de Perzische overheersing, waarna het alleen nog bestuurd werd door Griekse heersers. Paflagonië werd in de tweede eeuw v. Chr. Opgenomen in het Griekse Koninkrijk Pontus, dat de gehele noordkust van het huidige Turkije omvatte en in 63 v. Chr. Door de Romeinen werd geannexeerd. (Turkije en Griekenland steggelen nog met regelmaat over de vraag of het gebied Grieks of Turks is van oorsprong). De kolonisten hadden al snel door dat er aan de kastanje goed te verdienen was. Al in 440 v. Chr. Roemde dichter Ermippos de Atheense vloot om haar importvaardigheden, waardoor de Atheense burgers van alle luxe voorzien waren uit alle hoeken van de wereld. De door de Atheners vanuit Paflagonië geïmporteerde tamme kastanjes, die hij de deos balanos, ‘noten van god’ (Jupiter dus) noemt, bestempelt hij als het hoogtepunt van elk diner. (Ermippos, Formoforie, 440 v. Chr.) De legers van Alexander de Grote plantten ook enthousiast kastanjes waar ze ook kwamen en die trend zette zich gestaag door. Theophrastus schrijft in de vierde eeuw v. Chr., dat de heuvels in Pieria helemaal vol stonden met tamme kastanjes, maar dat men daar pas echt wat mee was gaan doen, toe er concurrentie kwam vanuit Paflagonië. Het feit dat er zoveel kastanjes werden geplant, leidde ertoe dat er in de oudheid nogal wat steden waren die kastania heetten, omdat zij omringd werden door kastanje bossen. Allemaal verdienden zij goed geld aan het exporteren van de noten, het maakt het alleen lastig om de specifieke herkomst van de vrucht te achterhalen.

51

De Romeinen (handelaren en legioenen) namen uiteindelijk de verspreiding van de kastanje over en legden overal waar zij kwamen kastanje bossen aan. Uiteraard wel op een zeer goed georganiseerde en systematische manier, zodat er meer noten en meer bruikbaar hout uit te halen viel.

Mythologische en goddelijke connecties Hoe ontzettend populair de tamme kastanje ook was, in de mythologie komt de noot nauwelijks voor. De Grieken stelden dat de noot behoorde aan Jupiter, die de berg Olympus vol had laten zetten met tamme kastanjes omdat de noot zo lekker zoet was en daarom geliefd bij alle goden. Een uitgebreid scheppingsverhaal, zoals van andere bomen en planten vaak wel beschikbaar is, is in het geval van de kastanje niet meer dan een voetnoot. Jupiter zat achter de nimf Neas aan, maar zij verkoos de dood boven de avances van de oppergod. Uit haar dode lichaam ontsproot de tamme kastanje. Artemis voerde een soortgelijke handeling uit toen Zeus achter haar aanzat. Ze veranderde zichzelf tijdelijk in een kastanje zodat hij haar niet kon vinden.

De Oude Grieken geloofden ook dat sommige baby's door de goden naar de aarde werden gezonden en aldaar in holle kastanjebomen werden geplaatst, zodat stervelingen hen konden vinden. Een eerste soort ooievaar. Deze kinderen zouden, als godsgeschenken geheel puur en zuiver zijn. In de vroegchristelijke wereld bleef deze gedachte hangen: tamme kastanjes waren het meest zuiver en puur. Dit pure bestond niet alleen uit de vrucht, maar ook uit de stekelige schil. De schil van een tamme kastanje breekt in vieren open, en ziet er daardoor uit als een kruis. De vrucht aan de binnenzijde werd beschouwd als het lichaam van Christus. De drie vruchten aan de binnenkant kregen ook een christelijke invulling. Niet alleen de drie-eenheid, maar ook: een vrucht om zelf te eten, een vrucht om te delen en een vrucht om aan god te wijden.

Magische en geneeskrachtige eigenschappen Artsen als Dioscorides en Galenus schreven dat nagenoeg alles van de tamme kastanje gebruikt kon worden voor medische doeleinden. De bladeren, twijgjes, bast, bloeiende kattenstaartjes en stekelige buitenschillen waren uitstekende weefsel- en adersamentrekkende middelen. Ze konden daarom gebruikt worden bij het stoppen van bloedingen en bij wondgenezing. Ook werken zij allemaal goed bij diarree gezien het vezelgehalte. De bladeren bevatten een hoog gehalte pijnverdovende deeltjes, en kunnen tot thee verwerkt worden bij zere kelen, hoesten en verkoudheid. De noten zouden goed werken als middel tegen koorts, zweren, ontstekingen, nierfalen, misselijkheid en maagpijn.

Gebruik in de oudheid. De Grieken stelden in eerste instantie dat de tamme kastanje te bijzonder was om door gewone mensen te worden gegeten, dit moest alleen voorbehouden zijn aan de elite. In de praktijk was dit geen doen. De tamme kastanje kwam overal en nergens voor en was helemaal niet duur. Het enige onderdeel dat wel duur was, was de honing die gemaakt werd uit de kleine bloesems van de boom; daar waren er niet veel van en ze produceerden ook weinig honing. Honing van tamme kastanje is ook nu nog heel erg duur. Romeinen intensiveerden en professionaliseerden zoals vermeld, de productie van tamme kastanjes. In veel dorpen werden tamme kastanjes en wijnranken in een gezamenlijke gaard geplant om het volk van zowel voedsel als drinken te kunnen voorzien. Deze gaarden werden aangelegd op plaatsen die ongeschikt waren voor normale landbouw. Er ging dus geen kostbare grond verloren, maar er werd juist een nieuwe mogelijkheid gecreëerd. (Plinius,

52

Historia Naturalis, 15.25 en verder). De grootschalige aanplant van dit soort gaarden, zorgde er ook voor dat rondtrekkende legioenen overal aan eenvoudig eten en drinken konden komen. Tamme kastanjes werden op allerlei manier klaargemaakt: Plinius stelt dat de noten het beste geroosterd kunnen worden. Vrouwen die voor speciale momenten een zoeter brood wilde bakken, moesten kastanje meel gebruiken. Martialis verhaald dat men in Napels vooral gestoomde kastanjes serveerde en de arts Gargilius Martialis beschrijft in terracotta potten gekookte kastanjes. Het was maar net wat de voorkeur genoot. Tamme kastanjes zijn ontzettend voedzaam. Ze bevatten nauwelijks vet, maar wel veel koolhydraten. Tot aan de komst van de aardappel, was de tamme kastanje, zeker voor bergvolkeren en arme mensen, vaak het enige dat gegeten werd. Je kunt een hele dag prima functioneren op alleen kastanjes. Wie wat aan wil komen, doet er ook goed aan om tamme kastanjes te eten. In Italië is de geroosterde tamme kastanje nooit uit het dieet verdwenen. Vanaf september is het net zoiets als de ijscoman in de zomer in Nederland. Op iedere hoek staat een kraampje, waar ze vers geroosterd worden.

••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

Ceres, Persephone en de tuin

Ceres/ Demeter

“First Ceres broke with crooked plow the glebe; first gave to earth its fruit and wholesome food; first gave the laws;—all things of Ceres came; of her I sing; and oh, that I could tell her worth in verse; in verse her worth is due.” (Ovidius, Metamorfosen, 5.341)

Demeter is een dochter van Kronos en Rheia en daarmee een zus van Zeus en een Olympische godin. Zij is de godin van de in cultuur gebrachte aarde, de landbouw en het graan, in tegenstelling tot Gaia die het element aarde als oer begrip en als materie vertegenwoordigt. Demeter betekent ‘moeder van de aarde of van het graan’ in het Grieks. De Romeinse godin Ceres had oorspronkelijk alleen de graanteelt onder haar hoede. Als vegetatiegodheid genoot Demeter in de hele Griekse en Hellenistische wereld verering. Met name de Eleusis-mysteriën, waarin de tegenstelling tussen dood en onsterfelijkheid het hoofdthema vormt en de ingewijden bevrijd worden van hun angst voor het sterven, verdienen vermelding.

Uit een verhouding tussen Zeus en Demeter werd Persephone/Proserpina geboren. Deze wordt, met toestemming van haar vader (dit is de hoofdversie, er zijn kleine varianten), ontvoerd door Hades/Pluto/Dis pater/Orcus. Sommigen, onder wie Ovidius, noemen als plaats van ontvoering Sicilië, dat daardoor met onvruchtbaarheid zou zijn geslagen; in de Homerische hymne aan Demeter wordt een in werkelijkheid niet bestaand land Nysa genoemd als de plaats des onheils. Demeter, die nog net de door Persephone geslaagde kreet hoorde, zwerft negen dagen en negen nachten rond op zoek naar haar dochter. Op de tiende dag verneemt zij van de alziende zonnegod Helios (die zich eerst nergens mee wilde bemoeien), dat Persephone met medeweten van Zeus door Hades is ontvoerd. Demeter weigert in haar verbittering terug te keren naar de Olympus en begeeft zich in vrijwillige ballingschap naar Eleusis. Haar afzondering leidt tot onvruchtbaarheid op aarde, met name van het eiland Sicilië,

53

waarop niets meer wil gedijen. Het komt dan tot een compromis: Persephone zal een deel van het jaar doorbrengen bij Hades, het andere deel bij haar moeder op de Olympus. Dit verklaart de vegetatiecyclus: Demeter laat tijdens haar treurnis over de periodieke afwezigheid van Persephone, in herfst en winter niks groeien. In Eleusis wordt Demeter als een oude dienstmaagd opgenomen in het huis van koning Keleos, zoals wordt verhaald in de Homerische hymne, en wijdt zij zich aan de opvoeding van de koningskinderen en de verzorging van koningin Metaneira. Aan een van de zonen, Demophon, wil Demeter de onsterfelijkheid schenken. Ze legt het kind afwisselend bij het gloeiende vuur en zalft het met ambrozijn, tot ze daarin wordt gestoord door Metaneira en aan deze haar identiteit moet onthullen. Een andere zoon Triptolemos, voorziet ze van een door gevleugelde draken getrokken wagen en ze zendt hem de wereld in om graan te zaaien en de mensen de landbouw te leren.

Demeter is zoals gezegd het hoofdonderwerp van de Homerische Hymne en ook Kallimachos (derde eeuw v. Chr.) wijdde een hymne aan haar. In navolging van de Homerische hymne vertelt ook Ovidius van de wanhopige dwaaltocht van Demeter op zoek naar haar dochter en voegt aan het verhaal toe dat Demeter op een gegeven moment aanklopt bij een hutje en door een oude vrouw gelaafd wordt. Tijdens haar verzorging wordt ze echter bespot door het jongetje Abas, dat ze met water besprenkelt en voor straf in een hagedis verandert.

In talrijke heiligdommen, met name op Sicilië, zijn terracottabeeldjes gevonden van Demeter met op het hoofd een krans of een hoge muts, de polos, vaak in het gezelschap van haar dochter. Zij draagt veelal vruchten of dieren in haar schoot en heeft een scepter van korenaren in de hand. In de officiële kunst, wordt zij vaak als matrona tronend of staand afgebeeld, met de genoemde attributen. In sommige gevallen heeft zij een toorts bij zich, als verwijzing naar dagenlange en nachtelijke zoektocht naar Persephone. Haar hoofd is doorgaans bedekt zoals goed zichtbaar is in de Demeter van Cherchell, een Romeinse kopie van een Grieks beeld van de beroemdste Griekse beeldhouwer, Pheidias uit 440 v. Chr. Op een reliëf uit Eleusis is te zien hoe Demeter, samen met Persephone, Triptolemos het graan geeft.

Persephone/Proserpina/Kore

“Cupid then loosed his quiver, and of all its many arrows, by his mother's aid, selected one; the keenest of them all; the least uncertain, surest from the string: and having fixed his knee against the bow, bent back the flexile horn.—The flying shaft struck Pluto in the breast.” (Ovidius, Metamorfosen, 5.341)

Persephone is de dochter van Zeus en Demeter. Ze werd met medeweten van Zeus door de op haar verliefde god Hades ontvoerd naar diens onderaardse verblijf. Demeter vernam pas na een wanhopige zoektocht van de toedracht. Omdat Persephone in het dodenrijk had gegeten van een granaatappel (wie in het dodenrijk iets at was automatisch verbonden aan de onderwereld), moest een compromis worden gevonden: Persephone moest een deel van het jaar doorbrengen in het dodenrijk. Het verplichte verblijf in het dodenrijk, afgewisseld met het verblijf bij haar moeder, leidde tot de wisseling van de seizoenen: de herfst en winter, tegenover de lente en de zomer. Oorspronkelijk was Persephone een onderwereldgodin, maar door de associatie met Demeter is zij tot

54

een vegetatiegodin geëvolueerd. In Magna Graecia (Sicilië en Zuid-Italië) leven beide functies voort en heeft Persephone eigen cultusplaatsen. In Griekenland en het Oosten wordt zij alleen samen met haar moeder vereerd en niet als zelfstandige godheid. De iconografie van Persephone in de oudheid omvat vier themata. De Attische cultus is Eleusis wordt al in de Archaïsche tijd (800-480 v. Chr.) op vazen afgebeeld. Het bij Demeter genoemde reliëf van Triptolemos, stamt ook uit deze periode. De roof van Hades is een tweede veelvoorkomend thema. Het reliëf dat hiervan is gemaakt in Eleusis is helaas verloren gegaan en kennen we alleen uit beschrijvingen. Er zijn wel veel voorbeelden van te vinden in Magna Graecia. De Romeinen stelden het thema vooral veel voor op sarcofagen. In een derde groep voorstellingen is Persephone te zien, tronend met haar echtgenoot, zoals op het afgebeelde reliëf uit 490 v. Chr. Uit Calabrië. Het vierde thema stelt haar reis terug of uit de onderwereld voor; de reis die zij elk jaar herhaalde onder begeleiding van Hermes. Wat men ook denkt over het roven van een bruid, Hades was oprecht verliefd op haar en was niet op zoek naar een avontuurtje, maar naar een levensgezel. Persephone ging op haar beurt heel erg veel van Hades houden. De onderwereld was niet alleen maar de doodse plek, die wij ons vaak voorstellen. Hades had tuinen in zijn onderwereld, waarvan hij sommigen speciaal voor Persephone liet aanleggen, zodat zij zich thuis zou voelen. Hades en Persephone hebben ook een van de weinigen echt goede huwelijken binnen de godenwereld. Er wordt niet vreemdgegaan; Hades wacht trouw om haar terugkeer en Persephone houdt zich op de Olympus alleen bezig met het helpen van haar moeder. Het echtpaar is ook het enige godenpaar dat zelf geen kinderen heeft, maar alle aandacht richt op het verzorgen van de aan hen toevertrouwde zielen.

De tuinen van de onderwereld

"Then we are sent to spacious Elysium, a few of us to possess the blissful fields." (Vergilius, Aeneas, boek VI)

Het koninkrijk van Hades wordt over het algemeen voorgesteld als een koude, donkere nare plek, waar de zielen doelloos hun tijd moeten zien door te komen. Overal het algemeen klopt deze stelling ook, maar er zijn een paar plekjes in de onderwereld aan te wijzen, waar het leven er net wat beter uit zag, of waar überhaupt leven, zoals wij dat kennen, mogelijk bleek. Al voor de komst van Persephone in de onderwereld, was Hades in het bezit van een grote tuin. In die tuin groeide granaatappels. In de meeste versies van de mythe over Persephone en Hades, geeft hij haar een granaatappel te eten, zodat zij voor altijd verbonden aan de onderwereld en daarmee aan hem zal zijn. Wie het eten in de onderwereld at, kon tenslotte nooit meer weg. Wat je at maakte niet uit. In andere versies, bepaald de hoeveelheid pitjes die Persephone eet hoeveel maanden per jaar zij in de onderwereld moet verblijven. De leukste variant is echter, dat Persephone weigert van de vruchten te eten, omdat zij weet wat dat betekent. Uiteindelijk krijgt ze zo'n honger, dan ze toch eet. De tuinman van Hades verraad haar, zodat ze niet zomaar kan zeggen dat ze terug naar de Olympus wil. Persephone verandert de man voor straf in een schreeuwende uil. Demeter op haar beurt propt de uil onder een hele zware steen, zodat hij niet weg kan vliegen: de geboorte van de steenuil die, heel kenmerkend, luid communiceert met zijn soortgenoten.

Hades laat speciaal voor zijn vrouw een tuin aanleggen in zijn rijk, gevuld met bloemen. De tuin was overwegend gevuld met klaprozen van de slaapbol soort. Deze soort heet in de biologie papaver somniferum. Uit deze soort wordt opium, morfine en heroïne gewonnen. De bloem is het symbool van de Griekse god Hypnos/Somnus, de god van de slaap. Persephone gebruikte de bloemen om de zielen hun herinneringen aan het aardse, sterfelijke leven te doen verliezen en in een vredige slaap te brengen, zodat zij hun eeuwige verblijf in de onderwereld prettig konden doorbrengen.

55

Een bijzondere plaats wordt ingenomen door de Elesische/Elysische velden. Het overgrote deel van de mensheid kwam gewoon in het rijk van Hades terecht, maar zij die extra beloont dienden te worden, wegens een deugdzaam of heroïsch leven, werden in de Elysische velden geplaatst. Een magische plek die wordt beschreven als ‘idyllisch en pastoraal’, wat betekent dat het een ideaal, lieflijk landschap was vol planten, lieflijke bossen en hier en daar een herder met een kudde dieren. Een kitscherige ansichtkaart zeg maar. De Grieken stelden in eerste instantie dat de Elysische velden zich niet in of bij de onderwereld bevonden en dat Hades er niet de baas was. Hesiodus (ca. 700 v. Chr.) beschrijft in zijn Werken en dagen dat het een eiland was, dat werd bestuurd door Kronos, waar fruit en gewassen driemaal per jaar bloeiden om de helden te voeden. Homerus (ca. 800 v. Chr.) maakte de velden als eerste een onderdeel van de onderwereld. Hij benoemde de lieflijke plek als het hoogst haalbare. Wie er aan de macht is, vertelt hij niet. Hij stelt alleen dat Zeus bepaalde wie er terecht kwam. Tegen de tijd van de Aeneas van Vergilius (ca. 70 v. Chr.) waren de velden niet alleen meer een lieflijke, begroeide plek voor helden. Het was nu een vast onderdeel van het Rijk van Hades: De Sibylle die Aeneas de kaart van de onderwereld van Hades geeft, zodat hij met zijn vader Anchisis kan praten, vertelt dat de velden zich aan de rechterkant bevinden.

•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Verklaarde woordenlijst

De begrippen, namen, schrijvers en plaatsnamen in deze reader zijn bijzonder talrijk. Op 20 pagina's aan begrippen zit niemand te wachten en het is niet nodig, want alles uit je hoofd kunnen reproduceren is niet belangrijk en komt doorgaans vanzelf. Onderstaande lijst, is bedoeld als kleine bloemlezing met begrippen en woorden, die wellicht een fijn geheugensteuntje vormen. Je kunt deze lijst gaan leren (wat niet hoeft) of je eigen woordenlijst maken (hoeft ook niet), maar het is fijn om iets achter de hand te hebben. Namen van goden/godinnen en aanverwante wezens staan er niet in.

Impluvium Centraal waterbassin in een Romeinse villa, gebouwd in het omgangstype. Regenwater werd hier voor algemeen gebruik in opgevangen. Xystus Terras van een luxe villa, voorzien van meubels. Biclinium Doorgaans een luxe buiten eetkamer, voorzien van twee banken tegenover elkaar met aan het einde een waterpartij/nymhaeum. Nymphaeum Heiligdom gewijd aan waternimfen, veelal te vinden in de buitenvertrekken en tuinen van een villa. Aediculae Altaren in een tuin, gewijd aan godheden die door de eigenaars zijn gekozen. Ambulation Lagergelegen gedeelte van een tuin, waarin gewandeld, gespeeld en gesport kon worden. Gestation Schaduwrijke laan rondom een ambulation, waar men kon paardrijden. Flora en fauna De planten en dierenwereld, vernoemd naar de godin van de Bloemen: Flora en de wilde, dierlijke woudgod Faunus. Hortus aromaticus Geurige tuin, over het algemeen een tuin vol bloemen en kruiden. Lavare (ww)/ Wassen/lavendel. lavandarius Salvere(ww)/salvia Redden/ salie als allergenezer Kykeon Rituele drank bij de Eleusische culten. Voornamelijk gemaakt van water, gerst en van nature voorkomende stoffen. Anderen versies zijn gemaakt met wijn en geraspte kaas. Eleusische mysteriën De mysteriën van Eleusis is de naam voor een populaire mysteriecultus die

56

te Eleusis werd gevierd. De Mysteriën duiden op de vele geheimzinnige gebruiken bij de feesten ter ere van de godin Demeter, haar dochter Persephone en de god Dionysos. De symbolische betekenis van de mysteriën is verbonden met de mythe waarin Persephone, dochter van Demeter, godin van de aarde, door Hades, koning van de onderwereld, wordt ontvoerd. De mythe telt drie cycli: de neerdaling, de zoektocht, en de terugkeer (uit de diepten), waarna Persephone met haar moeder Demeter wordt herenigd. Het motief van een neerdaling naar en een terugkeer uit de onderwereld is een vaker voorkomend motief in mythologische teksten. Fenum/feanum Hooi, het uiterlijk van venkel. Marathos Letterlijk ‘Venkelveld.’ Hierin speelde de Slag bij Marathon zich af. Adonia Festival voor Adonis, de geliefde van Aphrodite. In de loop van het festival, plantten Atheense vrouwen een minituintje op de daken van hun huizen. Ze dansten, zongen en rouwden om het overlijden van Adonis . De plantjes op de daken kwamen snel op, en stierven ook snel, wat verwees naar zijn plotselinge dood. Nadat de planten waren verwelkt, daalden de vrouwen af naar de straten met hun verwelkte tuintje van Adonis, en liepen zij een rouwstoet, voordat de tuintjes, samen met beeldjes van Adonis ritueel begraven of in zee geworpen werden. Basilisk In middeleeuwse documenten veranderde de basilisk richting een wyvern, een soort draak. Het dier kreeg vogelpoten (meestal twee, maar soms tot wel acht), een kronkelende staart met schubben, een hanenkop, vleugels en een slangentong. De basilisk was een dier uit de onderwereld, waardoor hij een afgrijselijke stank met zich meedroeg. Zijn ogen waren kwaadaardig geel. De basilisk ontwikkelde zich uiteindelijk tot de slangdraak. Plinius de Oudere beschrijft het dier als een slang met op het voorhoofd een witte vlek (die op een ster lijkt). Latere schrijvers maken er een half kip, half slang van. Basilos phuton Koninklijke plant in het Grieks. Benaming voor Basilicum. Thumus Moedig/dapper in het Grieks. Thymiama Wierook in het Grieks. Thymaterion Wierookbrander in het Grieks. Fumus Roken in het Latijn. Oros Berg in het Grieks. Ganos Vreugde in het Grieks. Petrose Rots in het Grieks. Nemeïsche en De Nemeïsche Spelen (Grieks: Νέμεα, Nemea) waren wedstrijden, die in Isthmische Spelen het oude Griekenland om de twee jaar in het Grieks heiligdom van Nemea gehouden werden. Ze behoorden tot de Panhelleense Spelen en werden in het jaar voor of na de Olympische Spelen gehouden en twee maanden na de Isthmische Spelen. Net zoals de Olympische Spelen waren het spelen ter ere van Zeus. Volgens de legende werden de spelen ingevoerd, nadat Herakles de Nemeïsche leeuw had verslagen. Een andere overlevering zegt echter dat het op begrafenisspelen voor een jonge koningszoon genaamd Opheltes is terug te voeren. De historische bronnen voor deze spelen beginnen pas in het jaar 573 v.Chr.. De overwinnaar behaalde traditioneel een krans, gevlochten uit selderijbladeren uit Argos. Elysische velden De zalige verblijfplaats van de helden en andere n die door de goden verkozen zijn om niet in de gewone onderwereld te hoeven blijven. Lieflijke weides voor het eeuwige leven. Afhankelijk van de schrijver er

57

de periode al dan niet een onderdeel van het dodenrijk van Hades. Prasen Prei in het Grieks. Melissa Honingbij in het Grieks. Levare (ww) Verlichten in het latijn (als in: pijnverlichtend) Akanthos Stekelig in het Grieks. Mollis Zacht in het Latijn. Korinthisch Vierde zuilenorde, gebaseerd op een met acanthus begroeid mandje. Composiet Vijfde zuilenorde, eigenlijk een kitscherige Romeinse versie van met name de vierde orde en een beetje van de andere orden. (Want als romein kun je altijd nog een stapje verder. Ano ‘Opgaand’ in het Latijn Theo ‘Ik ren’ in het Latijn Graveolens Grofweg ‘Ik ren omhoog’ in het Latijn Rosalia Rosalia, Rosaria of het rozenfeest is een Romeins feest waarbij de overledenen geëerd en herdacht worden. et bestond uit een feestmaaltijd en het uitdelen van rozen aan de gasten, waarmee men dan het graf van de overledene versierde om die te eren. Hamadryaden De nimfen die letterlijk één waren met de boom waarin zij leefden. Gebeurde er iets met de boom, dan ook met hen. Dryaden De nimfen die in de buurt van hun boom woonden, maar er niet letterlijk één mee waren. Nimfen een Griekse halfgodin en daimon die in de natuur leeft, en vaak gebonden is aan een bepaalde plek of plantensoort. Drys ‘Eikenboom’ en ‘boom’ in het Grieks. Robur ‘Robuust’ in het Latijn Nux ‘Noot’ in het Latijn Caduceus De staf van Hermes/Mercurius, gemaakt van hazelaar en versierd met lintjes. Met de staf kon hij navigeren tussen de wereld van de mensen en de goden. De staf gaf hem wijsheid en kon alles in goud veranderen. Juglans regia ‘Walnoot’ in het Latijn. Letterlijk de ‘testikels/eikel van Jupiter.’ Karyon basilica ‘Walnoot’ in het Grieks. Letterlijk ‘koninklijk hoofd', omdat de verschijningsvorm van de walnoot lijkt op een hoofd en hersenen. Kariatiden Architectonisch element, vrouwenfiguren die een dak met het hoofd ondersteunen. Het beroemdste voorbeeld is het Erechteion op de Acropolis in Griekenland. Amygdalus Grote moeder in het Grieks. De oudste benaming voor de Godin Cybele. Amare (ww) ‘Houden van’ in het Latijn. Lupercal De grot aan de voet van de Palatijn in Rome, waarin Romulus en Remus gezoogd werden door de wolvin. De grot (inclusief oud heiligdom binnenin met stucco en een adelaarsmozaïek is in 2007 blootgelegd, maar niet open voor publiek) Ficus ‘Vijgenboom’ in het Latijn. Niet te verwarren met ‘vicus', wat een kampdorp is. Rumis/ruma Letterlijk ‘melk/tepel/borstvoeding’ in het Latijn. Verwijzend naar de melkachtige substantie die uit de amandelboom gewonnen kan worden, de godin Rumina, godin van borstvoeding en de ruminalis, de oude vijgen die bij de Lupercal stond. Philosykos ‘Vrienden van de vijgenboom’ in het Grieks. Zo werden de inwoners van Athene genoemd. Titaan/titanesse Zonen en dochters van Ouranos, de hemelgod, en Gaia, de aarde, hoewel andere mythen vertellen dat Gaia hen uit zichzelf heeft

58

voortgebracht. Ouranos en Gaia waren het oudste godenpaar uit de klassieke oudheid. De Titanen waren reuzen, ware hemelbestormers. Zij werden door hun vader Ouranos in de afgrond, Tartaros, gesmeten toen hij zich door hen bedreigd begon te voelen. Gaia was daar zo boos over, dat zij toen Ouranos verminkt raakte, met zijn bloeddruppels de Giganten in zich verwekte en voortbracht. Later werden de Titanen, die in de strijd om de hemelheerschappij aan Zeus' kant stonden, door hem bevrijd. De Titanen, die Kronos steunden in de Titanenstrijd tussen Kronos en zijn zoon Zeus om de heerschappij over de wereld, verloren de slag. Zeus werd daarbij door de Olympische goden geholpen. Comitium De oude religieuze open plek op het Forum Romanum, net achter de boog van Septimius Severus, in de noordelijke hoek. Vanaf het archeologische, hoger gelegen en opengestelde gedeelte van het Capitool kijk je hierop uit. Liviana De Romeinse benaming voor vijgen, vernoemd naar keizerin Livia, die haar man zou hebben geprobeerd te doden met vergiftige vijgen. Minoïsch Neolithische- en bronstijdeschaving van voor de oud-Griekse beschaving, die tussen ongeveer het derde millennium v.Chr. en 1200 v.Chr. op Kreta gevestigd was. De Minoïsche beschaving was vrijwel gelijktijdig aan andere grote beschavingen van die omvang: die van Anatolië, Kanaän, het oude Egypte, Mesopotamië en de Indusvallei. Myceens De Myceense beschaving of Helladische beschaving was een belangrijke cultuur in Griekenland, die als opvolger van de Minoïsche beschaving bestond in de Late Bronstijd, van ca. 1600 tot ca. 1100 v.Chr., de zogenaamde Helladische periode. Deze belangrijke pre- Helleense beschaving werd genoemd naar de Griekse plaats Mycene, waar imposante overblijfselen van paleizen en resten van andere bouwwerken uit deze beschaving gevonden zijn. In de 14e en 13e eeuw v.Chr. was Mycene het centrum van deze cultuur, die zich over de Peloponnesos en het zuidelijke deel van het Griekse vasteland uitstrekte. Dat wil echter niet zeggen dat dit gebied staatkundig ook een eenheid vormde. Trapetum Een pers bestaande uit twee halve bollen. Deze konden zo groot zijn, dat zij door dieren moesten worden aangedreven. Symposium Grieks drinkgelag, waarbij het vooral om het nuttigen van zoveel mogelijk alcohol ging. Convivium Beschaafd Romeins diner waarbij ook rijke dames uitgenodigd werden. Het ging vooral om het samenzijn en bijpraten. De beschaafde tegenhanger van het symposium. Kottabos Een van de oudste drankspelletjes ter wereld. Het laatste restje wijn werd hierbij uit het schaaltje richting een losstaand beeldje geslingerd om het om te gooien. Hédra/haedere (ww) ‘Zitten’ en ‘vastgrijpen’ in het Grieks. Slaapbol Klaproos/papaver die in de onderwereld in de tuin van Persephone groeide. Hiermee liet zij de zielen hun aardse leven vergeten, waardoor zij vredig in de onderwereld konden vertoeven en slapen. Sibylle Toekomstvoorspelster.

59

60