Complete Dissertation
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
VU Research Portal Verleden boven Water Erfgoed, identiteit en binding in de IJsselmeerpolders van der Maas, D. 2014 document version Publisher's PDF, also known as Version of record Link to publication in VU Research Portal citation for published version (APA) van der Maas, D. (2014). Verleden boven Water Erfgoed, identiteit en binding in de IJsselmeerpolders. manuscript. General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ? Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. E-mail address: [email protected] Download date: 28. Sep. 2021 Inleiding ‘Leefbaar wil lepraridder laten leven’. Met deze opmerkelijke kop opent Omroep Flevoland in het najaar van 2008 een nieuwsbericht over het initiatief van raadslid Frits Huis (Leefbaar Almere) om een middeleeuwse ‘klikspaan’ centraal te stellen in een campagne rondom de ‘identiteit van Almere’.1 De bijzonder fraai uitgevoerde houten klikspaan werd in 1986 samen met wat menselijke resten en enkele ruitersporen opgegraven nabij het wrak van een gezonken kogge, in de huidige Almeerse Kruidenwijk. De klikspaan, ook wel leprozenklepper genoemd, werd in de middeleeuwen gebruikt door leprapatiënten om hun naderen aan te kondigen. Hoewel geenszins vaststond dat de kogge, de menselijke resten, de ruitersporen en de klepper aan dezelfde persoon hadden toebehoord, kwam Huis tot de conclusie dat het hier om de kogge van een melaats geworden edelman moest gaan, ofwel een heuse Almeerse leprozenridder. Huis en zijn partij stelden voor deze ‘appetijtelijke leprozenridder zonder naam’ op te nemen in de archeologienota van Almere en in te zetten als beeldmerk van de stad, omdat die immers ‘wel wat geschiedenis kon gebruiken’.2 Wethouder van Cultuur Arno Visser (VVD) reageerde aanvankelijk enthousiast op het voorstel, maar archeologen plaatsten al snel vraagtekens bij het verhaal van de leprozenridder zonder naam. Archeoloog Arend Vos (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Lelystad, nu Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) verklaarde aan de regionale omroep dat er helemaal geen bewijs was dat het om de resten van een ridder ging, laat staan een ridder met lepra. Sterker nog: op de menselijke resten uit de kogge werden geen sporen van lepra, maar symptomen van scheurbuik gevonden.3 We kunnen ons daarnaast natuurlijk afvragen hoe ‘Almeers’ de vondsten uit deze toevallig op deze plek gezonken kogge nu echt waren. Hoe het ook zij, het voorstel van Leefbaar Almere zou uiteindelijk, net als de vermeende leprozenridder zonder naam, in de loop van 2009 een stille dood sterven. Raadslid Huis en zijn partij zagen in hun middeleeuwse leprozenridder een uitgelezen kans om de jonge stad Almere van geschiedenis, en daarmee van een historische identiteit te voorzien. Dat de stad dankzij dit verhaal wellicht ook geassocieerd zou worden met de minder fortuinlijke geschiedenis van leprapatiënten in Nederland werd daarbij voor lief genomen. De Almeerse leprozenridder is slechts één van de vele voorbeelden die illustreren hoe politiek en gemeenschap van de IJsselmeerpolders geprobeerd hebben de steden en dorpen van het nieuwe land te voorzien van een historisch gezicht. In plaatsen als 1 ‘Leefbaar wil lepraridder laten leven’ Nieuws. Omroep Flevoland, 7 november 2008. 2 Ibidem. Tijdens de raadsvergadering van 6 november 2008 stelde Huis dat de leprozenridder zonder naam een kans verdiende omdat hij onderdeel uitmaakte van de ‘echte geschiedenis en identiteit van Almere’. Daarnaast stelde Huis: ‘Die man heeft het al zo moeilijk gehad. Hij was al melaats en dan is hij ook nog in dat gebied van Kruidenwijk om het leven gekomen. Ik vind: hij verdient een rehabilitatie’. (‘Notulen v.d. Openbare Vergadering v.d. raad v.d. gemeente Almere, 6-11-2008’. Gemeente Almere. 6 november 2008. 30 juli 2012 <http://bis.almere.nl/regelgeving/1142010/000000634065853767536673_08502.1060174223.DOC.HTML>. 3 ‘Lepraridder uit Kruidenwijk toch geen ridder’ Nieuws. Omroep Flevoland, 18 november 2008. 1 Lelystad, Zeewolde en de gemeente Noordoostpolder vinden we vergelijkbare cultuurhistorische initiatieven die in de eerste plaats bedoeld zijn om de regio identiteit te verlenen en de binding van de polderbewoners met hun woonplaats te versterken. Het is niet uniek dat de geschiedenis van een gebied wordt ingezet om bij te dragen aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke, regionale identiteit. Het idee dat geschiedenis, of liever nog: erfgoed, bijdraagt aan de vorming van een collectieve identiteit is de afgelopen decennia namelijk zowel in wetenschap als politiek gemeengoed geworden. Historicus Willem Frijhoff stelt dat erfgoed verwijst naar een keten van cultuuroverdracht waarin ieder van ons een herkenbare schakel is.4 Door de verwijzing naar een – naar verondersteld - gedeeld verleden speelt erfgoed een belangrijke rol bij de vorming van collectieve identiteit. Identiteitsvorming vindt immers plaats in het heden, vanuit een visie op het verleden en met het oog op de toekomst. Het opmerkelijke en unieke aan de situatie in de IJsselmeerpolders is echter dat er in de meeste gevallen nog helemaal geen sprake is van een gedeeld verleden, laat staan van een ‘keten van cultuuroverdracht’ die de bewoners van de nieuwe dorpen en steden van een gemeenschappelijke identiteit kan voorzien. Eigenlijk wordt het ontbreken van een gedeeld verleden pas sinds een aantal jaar door velen als problematisch ervaren. Vanaf het moment dat de Zuiderzeewet in 1918 door het Nederlandse parlement werd aangenomen tot en met het droogvallen van Zuidelijk Flevoland in de late jaren zestig van de twintigste eeuw, werden de nieuwe polders gevierd als een tabula rasa; een plek waar met de blik vooruit en zonder de last van het verleden gebouwd kon worden aan een nieuwe samenleving. De economische crisis van de jaren tachtig verstoorde deze droom op wrede wijze en sinds de jaren negentig kampen de IJsselmeerpolders in toenemende mate met een negatief imago. Regelmatig worden de steden en dorpen in de polders gekwalificeerd met beelden zoals ‘zielloze Vinexlocaties waarin je bijna nog de gumlijnen van de tekentafel ontdekt’.5 De populaire beeldvorming rondom de IJsselmeerpolders en poldersteden als Almere en Lelystad wordt gekenmerkt door een opvallende paradox: de mensen die er wonen, doen dat in grote meerderheid naar tevredenheid. De mensen die er niet wonen, willen er doorgaans 'nog niet dood aangetroffen worden'.6 Zo beschreef de Amsterdamse columniste Sylvia Witteman Almere Muziekwijk in De Volkskrant als een uiterst desolate plek. ‘Suizend stil. Geen levende ziel te bekennen, op een magere kat na die juist de hoek omglipt’, aldus Witteman.7 Joris van Casteren beschreef in zijn roman Lelystad 4 Frijhoff, W. ‘Erfgoed en Politiek. Een nabeschouwing over begrippen en praktijken.’, in: Neerlands Hoop. Erfgoed en Politiek. Erfgoed Nederland 2010: 86. 5 Smets, S. ‘Ontmoetingsfonteintjes; buitenkunst Almere’. NRC Handelsblad, 7-7-2007: 24. 6 Sanders, S. ‘Waarom is wat de Almeerders zelf ervaren niet voldoende?’. Vrij Nederland, 15 mei 2010: 98. 7 Witteman, S. ‘Muziekwijk’. De Volkskrant, 13-7-2011: 5. 2 (2008) zijn jeugd in Lelystad, ‘de meest ongewenste plek van Nederland, geteisterd door criminaliteit en leegstand’.8 De kritiek op de IJsselmeerpolders laat zich doorgaans kernachtig samenvatten: geen geschiedenis en dus geen identiteit. Of, zoals Paul Schnabel het stelt: ‘Waar geen verleden bestaat om identiteit aan te ontlenen, zoals in Almere of Lelystad, moet men het doen met verwijzingen naar de toekomst’.9 Die toekomst is echter onbestemd en onzeker, terwijl het verleden ‘een gegeven’ is, aldus Schnabel. Een discutabele conclusie, immers: ook visies op het verleden krijgen altijd vorm op basis van contemporaine behoeften. Zo bezien is het verleden eigenlijk net zo fluïde en onbestemd als de toekomst. De Amsterdamse schrijver Stephan Sanders, gedurende enkele maanden ‘writer-in-residence’ in Almere, plaatst tijdens zijn verblijf in de polderstad zijn vraagtekens bij de zoektocht naar geschiedenis, identiteit en binding in de polders en vraagt zich in Vrij Nederland hardop af: ‘Is het mogelijk dat mensen zich hechten aan een plek waar zij geen historische wortels hebben liggen? Al deze bewoners (van Almere, DvdM.), die niet zo lang geleden tamelijk toevallig bij elkaar kwamen, van heinde en verre, kunnen die het campingbewustzijn overstijgen? En is dat eigenlijk nodig?’10 Sanders komt op basis van zijn eigen ervaringen en in tegenstelling tot Schnabel tot de conclusie dat we helemaal geen geschiedenis nodig hebben om ons te hechten aan een plek en onze medemens. De alsmaar groeiende, levendige historische cultuur in de polders toont echter aan dat velen in het nieuwe land deze conclusie niet delen. De zoektocht naar geschiedenis, identiteit en binding in de IJsselmeerpolders vormt het uitgangspunt van dit proefschrift. Aan de hand van concrete voorbeelden