Studeren in West-VI'aanderen

J. THEYS, dr. ekon. wet., Wetenschappelijk Medewerker WER-WES

Onderwijs als welvaartsindikator Het verder studeren in West-Vlaanderen Een globale maatstaf voor de bepaling van het welvaarts­ De resultaten van de volkstelling van 31 december 1970 niveau die meteen zou toelaten de situatie in een gewest laten toe na te gaan wat het aandeel van de studenten te vergelijken met andere gewesten, is niet voorhanden. was in de totale bevolking in de diverse leeftijdsklassen. Uiteraard staat men voor een onmogelijke opdracht van In vergelijking met het Rijk blijkt de situatie in West- juiste kwantificering en omschrijving indien men het be­ Vlaanderen globaal iets minder gunstig te zijn, vooral bij grip ' welzijn ’ wil hanteren. de vrouwen. Binnen de provincie West-Vlaanderen zijn Wil men een inzicht krijgen in de hoogte van het wel­ echter belangrijke verschillen aan te wijzen; sommige vaartspeil van een gewest dan dient men een beroep te Westvlaamse arrondissementen komen bij de mannen in de leeftijdsklasse beneden 20 jaar aanzienlijk boven het doen op indikatoren, waarbij de keuze van deze graadme­ ters steeds enigszins subjektief blijkt en waarbij in alle rijksgemiddelde. geval omzichtigheid geboden blijft bij de interpretatie. De In de leeftijdsklasse van 15 tot 19 ja a r1 waren eind 1970 statistische informatie blijft op dit vlak nog vrij summier, in West-Vlaanderen 55,5 % van de jongens schoolgaand ook al is het aantal hanteerbare maatstaven vrij groot tegenover 55,7 % in het Rijk; in de leeftijjdsklasse van en uiteenlopend. In het algemeen zijn de beschikbare ge­ 20 tot 24 jaar waren de percentages respektievelijk gevens te globaal en laten zij niet toe de gewenste ont­ 12,6% en 13,5%. De afwijkingen waren opvallend groter leding voldoende ver door te voeren. bij de meisjes. Voor de leeftijdsklasse van 15 tot 19 jaar Doorgaans zal men dan ook beroep doen op een reeks kwam West-Vlaanderen slechts tot 48,6% tegenover welvaartsindikatoren en pogen hieruit tot een syntetise- 54,2 % in het Rijk; in de leeftijdsklasse van 20 tot 24 jaar rend beeld te komen. Een van deze aanwijzers is de bedroeg het aandeel 5,6% in West-Vlaanderen en 7,1 % mate waarin voortgezet onderwijs wordt gevolgd, met bij­ in het Rijk. In het Rijk is de afwijking tussen jongens en zondere aandacht voor het universitair onderwijs. In een meisjes enkel belangrijk in de leeftijdsklasse van 20 tot maatschappij die meer en meer het welzijn beklemtoont, 24 jaar, terwijl in West-Vlaanderen het verschil ook aan­ kan een stijgende betekenis gehecht worden aan het as- zienlijk is in de leeftijdsklasse van 15 tot 19 jaar. pekt verdere schoolopleiding, omdat hierin precies tot In West-Vlaanderen scheiden de kustarrondissementen uiting kan komen in welke mate materiële welvaart ook zich duidelijk af van de overige arrondissementen. In de effektief wordt aangewend tot het optimaliseren van het rangorde van de Westvlaamse arrondissementen nemen welzijn. Er kan tevens worden aangestipt dat in dit gege­ de kustarrondissementen in de leeftijdsklassen beneden ven reeds aanduidingen kunnen gevonden worden over 25 jaar telkens de eerste drie plaatsen in, zij het in wis­ het toekomstig welvaartsniveau, met dit voorbehoud dat selende volgorde; het arrondissement Oostende maakt afvloei van geschoolden en universitairen in bepaalde hierop echter een uitzondering bij de meisjes in de leef­ gewesten omvangrijk kan zijn en het potentieel wel- tijdsklasse van 20 tot 24 jaar, waar het arrondissement vaartsverhogend karakter kan aantasten. leper (5,6 %) een hoger percentage haalt dan het arron­ In onderhavige ontleding wordt het aspekt van de scola- dissement Oostende (5,5 %) en ook het arrondissement riteit van de Westvlaamse bevolking nader bekeken. het niveau haalt van het arrondissement Oosten­ Hoewel ook sociologische elementen, de regionale sprei­ de. ding van de onderwijsinrichtingen en andere faktoren Opvallend is verder de relatief gunstige positie van het invloed hebben op de beslissing tot voortgezet onder­ arrondissement leper, dat telkens het arrondissement wijs, wordt de welvaartsindikatieve waarde van dit facet Kortrijk voorafgaat, behoudens bij de mannen in de leef­ zeer reëel geacht en een werkelijke blijk van het streven tijdsklasse van 20 tot 24 jaar. naar welvaartsbeleving. In de hiernavolgende ontleding is het niet mogelijk bij de studie van de geografische verschillen, rekening te houden 1 De aanduiding ' leeftijdsklasse van 15 tot 19 ja a r' is te lezen met verschillen zoals de sociale gelaging van de bevol­ als ’ leeftijdsklasse van 15 tot minder dan 20 ja ar'. In de tabel king, afwijkende sociaal-ekonomische gedragingen (spaar­ • is de aanduiding ’ 14 ja a r’ te lezen als ' 14 jaar tot minder dan zaamheid, algemene aspiraties) e.d. 15 jaar ’. 3 Bij de jongens blijkt de situatie het minst gunstig te zijn Bij de jongens was de toename relatief groot in de arron­ in de arrondissementen en Tielt en bij de dissementen Diksmuide en Tielt in de leeftijdsklassen meisjes zeer duidelijk in het arrondissement Tielt (zie beneden 20 jaar; de arrondissementen Kortrijk en Roese- tabel 1). lare zagen echter in de leeftijdsklasse van 15 tot 19 jaar De scolariteit is in de kustarrondissementen bij de jon­ hun achterstand nog aangroeien, tenzij ten opzichte van gens hoger dan het rijksgemiddelde, tenzij in de arron­ het arrondissement Oostende. In de leeftijdsklasse van dissementen Oostende en Brugge in de leeftijdsklasse 20 tot 24 jaar was de evolutie het gunstigst in de arron­ van 20 tot 24 jaar. Bij de meisjes is de situatie ook in de dissementen Oostende, Tielt en . Tussen 1961 en kustarrondissementen in het algemeen minder gunstig 1970 is het arrondissement Oostende opgeklommen van dan in het Rijk, behoudens in het arrondissement Veur- de 7de naar de 3de plaats onder de Westvlaamse arron­ ne in de leeftijdsklasse van 20 tot 24 jaar. Algemeen valt dissementen. te wijzen op een duidelijke achterstand voor de meisjes, Bij de meisjes valt zeker te wijzen op de bijzonder gun­ die toeneemt voor het hoger onderwijs. stige evolutie in het arrondissement Veurne, inzonderheid voor de leeftijdsklasse van 20 tot 24 jaar. Hier komt de Vergelijking volkstelling 1961 en 1970 evolutie in het arrondissement Kortrijk beter voor dan bij de jongens; in het arrondissement Kortrijk, Diksmuide en In vergelijking met 1961 (vorige volkstelling) is de scola­ leper is de achterstand ten aanzien van de arrondisse- riteit aanzienlijk gestegen, zowel in West-Vlaanderen als menmen Brugge en Oostende verminderd. Opnieuw is in het Rijk. In de leeftijdsklassen beneden 20 jaar heeft het verloop in het arrondissement niet als be­ West-Vlaanderen, zowel bij de jongens als bij de meis­ paald gunstig aan te stippen. jes, een gedeelte van de achterstand opgehaald, doch in de leeftijdsklasse van 20 tot 24 jaar is de achterstand De diskrepantie tussen jongens en meisjes is voor de vergroot. leeftijdsklasse van 15 tot 19 jaar thans vrij groot in de arrondissementen Veurne, Tielt en Brugge in vergelijking Bij de jongens steeg de scolariteit in de leeftijdsklasse met West-Vlaanderen; wordt er vergeleken met het Rijk, van 15 tot 19 jaar in West-Vlaanderen van 45,2% tot waar de diskrepantie tussen jongens en meisjes zeer ge­ 55,5 % en in het Rijk van 48,3 % tot 55,7 %; bij de meis­ ring is, dan komen alle Westvlaamse arrondissementen jes was er in West-Vlaanderen een aangroei van 33,4 % als ongunstig voor. tot 48,6 % en in het Rijk van 42,7 % tot 54,2 %. In het Rijk is tussen 1961 en 1970 de diskrepantie tussen In de leeftijdsklasse van 20 tot 24 jaar was er in West- jongens en meisjes in de leeftijdsklasse van 15 tot 19 Vlaanderen bij de jongens slechts een toename van jaar zeer gering geworden; er was een daling van de dis­ 10,7% tot 12,6% tegenover een aangroei van 11,0% krepantie van 5,6 in 1961 tot 1,5 in 1970. tot 13,5% in het Rijk; bij de meisjes was er in West- Hoewel zoals gezegd, de diskrepantie in alle Westvlaam­ Vlaanderen een stijging van 2,5% tot 5,6% en in het Rijk van 3,5 % tot 7,1 %. se arrondissementen veel hoger is dan in het Rijk, valt niettemin te wijzen op een duidelijke versmalling in de De groei was bij de meisjes globaal groter dan bij de arrondissementen leper, Roeselare en Kortrijk en in min­ jongens, zodat de diskrepantie is versmald en dit in vrij dere mate in het arrondissement Veurne. aanzienlijke mate in de leeftijdsgroepen beneden 20 jaar. In de leeftijdsklasse van 20 tot 24 jaar is de scolariteit Binnen de provincie West-Vlaanderen zijn de afwijkin­ van de jongens algemeen nog aanzienlijk hoger dan bij gen zowel bij de jongens als bij de meisjes in het alge­ de meisjes en is de diskrepantie eerder weinig afgeno­ meen iets geringer geworden. De groei was in de kustar­ men. In gunstige zin onderscheidt zich hier het arrondis­ rondissementen doorgaans iets kleiner dan in de overi­ sement Veurne; in de arrondissementen Oostende en ge arrondissementen, zij het met enkele uitzonderingen. Tielt daarentegen is de diskrepantie toegenomen.

1. Aantal leerlingen en studenten per 100 personen in betrokken leeftijdsklasse, 1961 en 1970.

Arrondis­ Mannen Vrouwen sement

31 dec. 1970 31 dec. 1961 31 dec. 1970 31 dec. 1961

14 j. 15-19 j. 20-24 j. 14 j. 15-19 j. 20-24 j. 14 j. 15-19 j. 20-24 j. 14 j. 15-19 j. 20-24 j.

Veurne 93,4 60,4 14,7 86,9 49,9 12,2 93,7 50,4 8,5 83,3 34,4 2,4 Brugge 92,2 60,1 13,4 84,0 48,5 12,1 91,9 52,6 6,2 84,5 39,9 3,2 Oostende 92,8 58,7 12,6 85,7 51,3 9,1 91,8 53,1 5,5 90,3 41,1 2,4 leper 91,6 54,0 12,3 80,4 42,8 11,1 87,7 48,7 5,6 76,8 29,6 2,6 Kortrijk 83,2 53,3 12,5 75,3 43,6 10,8 81,9 46,5 5,5 66,6 30,3 2,3 Roeselare 86,3 52,1 11,8 71,2 44,2 10,4 85,0 45,7 4,8 75,9 31,0 2,6 Tielt 88,7 51,8 11,8 76,5 40,0 8,8 86,4 42,4 4,6 69,2 26,8 2,0 Diksmuide 87,9 51,1 11,5 73,0 38,0 10,0 88,5 45,9 5,4 73,0 28,4 1,8

West-Vlaanderen 88,8 55,5 12,6 78,9 45,2 10,7 87,5 48,6 5,6 76,9 33,4 2,5

Het Rijk 89,1 55,7 13,5 81,4 48,3 11,0 90,0 54,2 7,1 82,6 42,7 3,5

4 Foto : Archief Inbel, Brussel.

2 5 Deelname aan het universitair onderwijs in 1972-73 de deelname aan het universitair onderwijs als maatstaf Inzake de deelname aan het universitair onderwijs zijn er van verschillen in het welvaartspeil. gegevens beschikbaar van meer recente datum, namelijk Een ontleding op arrondissementeel niveau wijst op toch voor het akademiejaar 1972-73. In het jaarverslag 1973 wel groter verschillen binnen West-Vlaanderen. De kust- van de Universitaire Stichting, Dienst voor Universitaire arrondissementen Veurne en Brugge komen in West- Statistiek worden gegevens verstrekt over het aantal vlaamse normen vooraan, waarbij het arrondissement Belgische studenten naar het arrondissement van woon­ Kortrijk zich aansluit en niet zo direkt het arrondisse­ plaats van de ouders of van de student zelf. Tot het be­ ment Oostende. De doorstroming naar het universitair rekenen van verhoudingscijfers is gebruik gemaakt van onderwijs blijkt in het arrondissement Kortrijk in relatie­ de gegevens van de volkstelling van 31 december 1970 ve termen hoog te zijn, gelet op de voorheen vastgestel­ betreffende de leeftijdsopbouw van de bevolking; de per­ de minder gunstige scolariteit in de leeftijdsklasse bene­ sonen geboren tijdens de jaren 1949 tot en met 1954 den 20 jaar. Het arrondissement Oostende vertoont daar­ behoorden tijdens het akademiejaar 1972-73 tot de leef­ entegen een relatief geringere doorstroming naar het uni­ tijdsgroepen van 18 tot 23 jaar. versitair onderwijs2. Tijdens het akademiejaar 1972-73 werden er in West- In West-Vlaanderen valt grosso-modo een indeling te ma­ Vlaanderen op 1.000 jongens van 18 tot 23 jaar slechts ken in drie groepen, vooreerst de arrondissementen Brug­ 103,2 genoteerd die universitair onderwijs volgden tegen­ ge, Kortrijk en Veurne, daarna de arrondissementen Oost­ over 106,0 voor het Rijk; voor de meisjes was de diskre- ende, Roeselare en leper, waarbij Oostende voor de pantie aanzienlijk groter, met een verhoudingscijfer van meisjes echter eerder aanleunt bij de eerste groep, en 37,9 p.d. in West-Vlaanderen tegenover 51,5 p.d. in het tenslotte de arrondisementen Tielt en Diksmuide, met Rijk. Vooral bij de meisjes blijkt het welvaartsbeleven voor het arrondissement Diksmuide een zeer ongunstige dus in West-Vlaanderen minder door te werken op het positie en voor het arrondissement Tielt een nog betrek­ vlak van de deelname aan het universitair onderwijs. kelijk gunstige situatie bij de jongens doch ook een zeer Voor de jongens is de situatie van West-Vlaanderen vrij ongunstige situatie bij de meisjes (zie tabel 2). gunstig; in de rangorde van de Belgische provincies Bij de jongens klasseren de arrondissementen Veurne komt West-Vlaanderen immers op de tweede plaats na (7e), Kortrijk (8e) en Brugge (9e) zich bij de eerste tien Brabant (155,0 p.d.) en voor Oost-Vlaanderen (101,9 p.d.). onder de 44 Belgische arrondissementen en de arron­ De afstand ten aanzien van Brabant is bijzonder groot. dissementen Oostende, Roeselare en leper zich respek- De situatie van West-Vlaanderen (103,2 p.d.) wijkt niet zo tievelijk 16e, 17e en 18e; het arrondissement Tielt volgt sterk af van Oost-Vlaanderen (101,9 p.d.), Antwerpen op de 23e plaats en het arrondissement Diksmuide (101,5 p.d.), Namen (99,8 p.d.) en Luik (98,2 p.d.), maar slechts op de 35e plaats. Bij de meisjes is de gunstigste is aanzienlijk gunstiger dan in Luxemburg (94,7 p.d.) en plaats die van het arrondissement Brugge op de 15e vooral dan in Henegouwen (75,0 p.d.) en Limburg (73,3 plaats en volgen kort nadien Kortrijk (17e), Veurne (18e) p.d.). en iets verder Oostende (23e); een plaats achteraan in Bij de meisjes is het beeld minder rooskleurig. West- de rangorde hebben Roeselare (33e), leper (35e); en Vlaanderen (37,9 p.d.) komt slechts op de 7de plaats vooral Tielt (41e) en Diksmuide (42e). Geen enkel West- en gaat enkel Luxemburg (37,8 p.d.) en Limburg (30,5 Vlaams arrondissement haalt bij de meisjes een deelna­ p.d.) vooraf. De achterstand is bijzonder groot ten aanzien mepercentage dat hoger is dan 42 % van dat van Brus- van Brabant (85,1 p.d.); ook Luik (55,0 p.d.), Oost-Vlaan­ sel-Hoofdstad, terwijl bij de jongens het arrondissement deren (45,9 p.d.), Namen (44,9 p.d.) en Antwerpen (44,1 Veurne toch een deelnamepercentage heeft dat 65 % p.d.) hebben een gunstiger verhoudingscijfer en in min­ dere mate ook nog Henegouwen (39,9 p.d.). 2 Het verschil is niet te verklaren door een sterkere stijging De betrekkelijk grote verschillen in de rangschikking van van de deelname aan het universitair onderwijs na 1970. Voor de provincies bij de jongens en de meisjes (West-Vlaan­ het akademiejaar 1970-71 was het verhoudingscijfer 109,7 p.d. voor het arrondissement Kortrijk en 103,7 p.d. voor het arron­ deren, Luik) wijst meteen op het betrekkelijk karakter van dissement Oostende.

2. Deelname aan het universitair onderwijs, akademiejaar 1972-73 (aantal studenten per 1.000 personen van 18 tot 23 jaar)

Provincies Mannen Vrouwen Arrondissement Mannen Vrouwen Rangorde in de 44 Belgische arrond. Rang­ Rang­ orde orde Mannen Vrouwen

Brabant 155,0 1 85,1 1 Veurne 114,0 41,5 7 18 West-Vlaanderen 103,2 2 37,9 7 Kortrijk 111,8 42,1 8 17 Oost-Vlaanderen 101,9 3 45,9 3 Brugge 109,9 42,5 9 15 Antwerpen 101,5 4 44,1 5 Oostende 99,0 39,9 16 23 Namen 99,8 5 44,9 4 Roeselare 98,9 33,3 17 33 Luik 98,2 6 55,0 2 leper 97,3 32,5 18 35 Luxemburg 94,7 7 37,8 8 Tielt 88,5 27,1 23 41 Henegouwen 75,0 8 39,9 6 Diksmuide 76,3 26,6 35 42 Limburg 73,3 9 30,5 9

Het Rijk 106,0 51,5 Brussel-Hoofdstad 175,0 101,4 1 1

6 Foto : Hugo Maertens, Brugge.

bedraagt van het verhoudingscijfer voor Brussel-Hoofd- van het akademiejaar 1964-65 voorkomen uit deze statis­ stad. tiek geëlimineerd; het aantal personen van 18 tot 23 jaar werd afgeleid uit de gegevens van de volkstelling van 31 In het Rijk is het deelnamepercentage van de meisjes bij­ december 1961. na de helft van dat van de jongens; in West-Vlaanderen is dit slechts 37 %, met een relatief gunstige verhouding Tijdens het akademiejaar 1964-65 waren er in West- voor het arrondissement Oostende (40 %) en een on­ Vlaanderen bij de jongens 76,4 studenten per 1.000 jon­ gunstig voor het arrondisement Tielt (31 %). gens van 18 tot 23 jaar en in het Rijk 80,4 p.d.; de dis- krepantie tussen het Rijk en West-Vlaanderen is gedaald Wijzigingen tegenover 1964-65 van 4,0 p.d. in 1964-65 tot 2,8 p.d. in 1972-73. Bij de meis­ jes was het verhoudingscijfer tijdens het akademiejaar In vergelijking met het akademiejaar 1964-65 heeft West- 1964-65 14,9 p.d. in West-Vlaanderen en 24,9 p.d. in het Vlaanderen zijn positie verbeterd, althans bij de jongens. Rijk; hier is de diskrepantie gestegen van 10,0 tot 13,6 p.d. Teneinde de vergelijkbaarheid met de gegevens van het West-Vlaanderen nam toen de 3e plaats in in de rang­ akademiejaar 1972-73 zoveel mogelijk te verzekeren, wer­ orde van de provincies bij de jongens (nu de 2e) en de den de studenten van 6 inrichtingen3 die in de statistiek 8e plaats bij de meisjes (nu de 7e).

3 Ecole des Hautes Etudes Commerciales et Consulaires te Luik, Binnen West-Vlaanderen is het arrondissement Diksmui- Handelshogeschool voor Juffrouwen te Antwerpen, Institut Ca- de afgegleden naar de laatste plaats, zowel bij de jon­ tholique des Hautes Etudes Commerciales te Sint-Pieters-Wo- gens als bij de meisjes; tijdens het akademiejaar 1964- luwe, Institut Supérieur de Commerce de Bruxelles, Sint-Aloy- 65 kwam het arrondissement Tielt op de laatste plaats. sius Handelshogeschool te Brussel en Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen te Elsene. De universiteit te Kortrijk (afdeling Leuven) ging van 7 start tijdens het akademiejaar 1965-66. Het gunstig effekt ment Kortrijk), van 23,8 p.d. in het arrondissement Veur­ hiervan op de deelname aan het universitair onderwijs ne en van 23,3 p.d. in het arrondissement Brugge. De blijkt duidelijk aanwijsbaar voor de meisjes; er valt ook aangroei was in relatieve termen zeer gering in de arron­ te wijzen op een relatief grote toename bij de jongens dissementen leper (+ 20,8 p.d.), Roeselare (+ 19,9 p.d.), uit het arrondissement leper. Tielt (+ 18,2 p.d.) en Diksmuide (+ 16,5 p.d.); hierbij valt Voor de periode die gaat van het akademiejaar 1964-65 op te merken dat de deelnamepercentages in deze arron­ tot het akademiejaar 1972-73 werd in West-Vlaanderen dissementen in 1964-65 reeds de laagste waren van alle bij de jongens een stijging genoteerd van 76,4 p.d. tot Westvlaamse arrondissementen. 103,2 p.d. en in het Rijk van 80,4 p.d. tot 106,0 p.d., dit is een aangroei met respektievelijk 26,8 p.d. en 25,6 p.d. Een hogere groei noteerden de provincies Brabant ( + Besluit 34,0 p.d.), Antwerpen (+ 32,5 p.d.) en Oost-Vlaanderen Uit voorgaande ontleding kunnen een aantal opvallende (+ 31,5 p.d.); de groei was geringer in de provincies gegevens worden onderstreept. Namen (+ 24,7 p.d.), Luxemburg (+ 22,5 p.d.) en Lim­ burg (+ 21,3 p.d.) en zeer ongunstig in de provincies De scolariteit in West-Vlaanderen is globaal minder gun­ Henegouwen (+ 13,9 p.d.) en Luik (+ 8,8 p.d.). Een stij­ stig dan in het Rijk, inzonderheid voor de meisjes. Bin­ ging die het rijksgemiddelde overtrof werd waargeno­ nen West-Vlaanderen zijn er echter aanzienlijke verschil­ men in de arrondissementen leper (+ 31,4 p.d.), Brugge len, waarbij de kustarrondissementen zich gunstig afte­ (+ 28,3 p.d.), Oostende (+ 27,5 p.d.), Kortrijk (+ 26,2 kenen. Er is in West-Vlaanderen een relatief lage scola­ p.d.), Tielt (+ 26,2 p.d.) en Roeselare (+ 25,7 p.d.); in het riteit bij de meisjes in vergelijking met de jongens, waar­ arrondissement Veurne was de stijging (+ 25,3 p.d.) na­ bij de afwijking groter wordt voor het hoger onderwijs; genoeg even groot als in het Rijk, maar het arrondisse­ de diskrepantie is na 1961 echter versmald, vooral bene­ ment Diksmuide (+ 12,5 p.d.) had een opvallend lage den 20 jaar. Algemeen was er een belangrijke stijging stijging. van de scolariteit na 1961 en de achterstand van West- Vlaanderen ten aanzien van het Rijk is verminderd in de Bij de meisjes was het verloop in vergelijking met het leeftijdsgroepen beneden 20 jaar, maar globaal vergroot Rijk algemeen ongunstig, behoudens in het arrondisse­ in de leeftijdsklasse van 20 tot 24 jaar. ment Kortrijk. De deelname aan het universitair onder­ wijs was in West-Vlaanderen stijgend van 14,9 p.d. in Inzake het universitair onderwijs neemt West-Vlaande­ 1964-65 tot 37,9 p.d. in 1972-73, dit is met 23,0 p.d.; in het ren een gunstige positie in voor de jongens; West-Vlaan­ Rijk was er echter een toename van 24,9 p.d. tot 51,5 p.d. deren komt op de 2de plaats, na de provincie Brabant. of met 26,6 p.d.. West-Vlaanderen nam terzake een mid­ Er is bij de meisjes echter een grote achterstand; West- denpositie in als de diverse provincies worden be­ Vlaanderen komt hier slechts op de 7de plaats. schouwd. Een hogere stijging werd genoteerd in de pro­ In vergelijking met het akademiejaar 1964-65 is de achter­ vincies Brabant (+ 37,9 p.d.), Antwerpen (+ 27,5 p.d.), stand van West-Vlaanderen ten opzichte van het Rijk Oost-Vlaanderen (+ 25,9 p.d.) en Luik (+ 25,8 p.d.) en verkleind bij de jongens, doch vergroot bij de meisjes, een lagere toename in de provincies Luxemburg (+ 21,2 tenzij in het arrondissement Kortrijk. De doorstroming p.d.), Namen (+ 20,9 p.d.), Limburg (+ 18,3 p.d.) en He­ negouwen (+ 17,4 p.d.). naar het universitair onderwijs is in het arrondissement Kortrijk relatief groot; in andere arrondissementen zoals Het arrondissement Kortrijk noteerde een toename van Oostende, leper en Brugge blijken andere vormen van 15,6 p.d. tot 42,1 p.d. of met 26,5 p.d. In de kustarrondis- hoger onderwijs meer te worden verkozen. De vestiging sementen was de stijging nog betrekkelijk gunstig met te Kortrijk van een afdeling van de Universiteit van Leu­ een aangroei van 24,3 p.d. in het arrondissement Oosten­ ven heeft duidelijk effekt gehad op de deelname — voor­ de (vertrekkend van hetzelfde niveau als het arrondisse­ al van de meisjes — aan het universitair onderwijs.

8