Lied

Irwin Gage presenteert jonge liedduo's 1 Caroline Melzer . Anette Fischer-Lichdi Schubert, Brahms, Schönberg vrijdag 10 februari 2006 Lied . Seizoen 2005-2006

Olga Pasichnyk . Natalya Pasichnyk Mozart, Schubert, Chopin, Szymanovski, Oekraïense volksliederen woensdag 16 november 2005

Ingeborg Danz . Koor Collegium Vocale Gent Leo Van Doeselaar . Philippe Herreweghe Schubert, Brahms, Jenner vrijdag 18 november 2005

Irwin Gage presenteert jonge liedduo's 1 Caroline Melzer . Anette Fischer-Lichdi Schubert, Brahms, Schönberg vrijdag 10 februari 2006

Geraldine McGreevy . Graham Johnson Schubert, Brahms, Wolf woensdag 19 april 2006

Irwin Gage presenteert jonge liedduo's 2 Michael Nagy . Juliane Ruf Beethoven, Brahms, Schönberg, Vaughan Williams dinsdag 9 mei 2006 Irwin Gage presenteert jonge liedduo's 1 Caroline Melzer sopraan Anette Fischer-Lichdi piano

Johannes Brahms (1833-1897) Sommerabend (Heinrich Heine) Mondenschein (Heinrich Heine) Mondnacht (Joseph von Eichendorff) Agnes (Eduard Mörike) Schwermut (Karl Candidus) Auf dem Kirchhofe (Deltev von Liliencron) Der Tod, das ist die kühle Nacht (Heinrich Heine)

Arnold Schönberg (1874-1951) begin concert 20.00 uur Erwartung (Richard Dehmel) pauze omstreeks 20.45 uur In diesen Wintertagen (Karl Henckell) einde omstreeks 21.50 uur Jane Grey (Heinrich Ammann) Am Wegrand (John Henry Mackay) inleidend gesprek met Irwin Gage en Lucrèce Maeckelbergh . 19.15 uur Foyer teksten programmaboekje Lucrèce Maeckelbergh, Steven Marien pauze coördinatie programmaboekje deSingel

Gelieve uw GSM uit te schakelen! Franz Schubert (1797-1828) Im Frühling (Ernst Schulze) Die Sommernacht (Friedrich Klopstock) Herbst (Ludwig Rellstab) Cd’s Der Winterabend (Karl von Leitner) Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door Gott im Frühling (Johann Peter Uz) ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 www.tklavervier.be Johannes Brahms Foyer deSingel An die Nachtigall (Ludwig Hölty) enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal Frühlingstrost (Maximilian von Schenkendorf) open vanaf 18.40 uur Komm bald! (Klaus Groth) kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur Ständchen (Franz Kugler) broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens Unbewegte laue Luft (Georg Friedrich Daumer) pauzes

Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag Wenen, woonkamer voor het negentiende-eeuwse kunstlied

Van het laatste kwart van de achttiende eeuw tot een heel eind che Sammlung Albertina Wien Albertina che Sammlung na de Eerste Wereldoorlog was Wenen één van de voornaamste Europese centra voor muzikale vernieuwing. Voor de ontwikkeling van het Duitse kunstlied vervulde de Oostenrijkse hoofdstad meer dan een eeuw lang een sleutelrol. Het recital van vanavond toont in chronologisch omgekeerde volgorde de relaties Schubert-Brahms en Brahms-Schönberg, alledrie vooraanstaande telgen van de stad Wenen.

Franz Schubert, vader van het klavierlied Op 19 oktober 1814 schreef de amper zeventienjarige Franz Schubert (1797-1828) ‘Gretchen am Spinnrade’, waarin de pianobegeleiding op picturale wijze het draaien van het spinnewiel suggereert. Omdat het streven naar coherentie tussen tekst, zanglijn en pianopartij een constante pijler is in de ontwikkeling van het Duitse lied, wordt deze datum als een mijlpaal beschouwd. Schuberts liederen werden duidelijk beïnvloed door Zumsteegs ballades, narratieve werken waarin verschillende personages opduiken (zoals in Schuberts ‘Erlkönig’) of natuurfenomenen, dwergen en elfen een belangrijke rol spelen (bijvoorbeeld in ‘Der Zwerg’). Schubert nam afstand van de achttiende-eeuwse esthetiek die stelde dat een componist zich moest beperken tot het eenvoudige toonzetten van de tekst1; Schuberts liederen voegen daarentegen een dramatische waarde, een extra semantische laag toe aan de poëzie. Daarvoor benut de componist alle mogelijke parameters: melodievoering, harmonie, ritme, frasering, dynamiek. Als voorbeeld plukken we ‘Im Frühling’ uit dit programma en beschouwen het lied van naderbij. Voor de begeleiding kiest Schubert een steeds terugkerend

1 Voor een meer uitgebreide toelichting bij de 18de-eeuwse liedesthetica verwijzen we graag naar onze tekst'Röslein auf der Heiden: van ongekunsteld tot volksvreemde folklore' in het programmaboekje van 16 november 2005 (liedrecital Olga en Natalya

Schubert aan het klavier met Josephine Fröhlich en Johann Michael Vogl. Tekening van Ferdinand Georg Waldmüller, 1827 © Graphis Waldmüller, Georg Ferdinand van Tekening Vogl. en Johann Michael Schubert aan het klavier met Josephine Fröhlich Pasichnyk). De tekst is eveneens toegankelijk via de webstek www.desingel.be harmonisch tweematenpatroon, dat verwijst naar de sierlijke chaconnes en passacaglia’s die in de zestiende en zeventiende eeuw grote populariteit genoten. Op ritmisch vlak suggereert de linkerhand van de pianist een stevige stapbeweging. Hoewel de zanger pas in de vijfde maat inzet, is zijn karakter al grotendeels geschetst door de pianist: de spreker / dichter is een ‘Wanderer’, een bohémien, een rusteloze zwerver. De plechtige chaconne laat er echter geen twijfel over bestaan: deze man is geen ordinaire landloper, maar een welgemanierde jongeman van goeden huize. Ook de titel licht al een tip van de sluier over zijn gemoedsgesteldheid: een frequent terugkerend gegeven in de vroegromantische expressie is de tegenstelling tussen het rurale decor (hier het bloeiende lentelandschap) en de psyche van de verteller. Voor de romanticus, het Werthertype, staat de frisse lente in schril contrast met zijn eigen melancholische gevoelens. De melodie van de zanger bevestigt ons vermoeden: dit is een mooie, eenvoudige volkse melodie, een meezinger voor wie het tekstboekje in de hand houdt. Tenminste, zo lijkt het; al snel verrast Schubert de achteloze luisteraar met tal van harmonische en melodische wendingen! In de eerste strofe belicht de componist subtiel het woord ‘glücklich’, niet enkel door de tekstherhaling, maar eveneens door het gepunte ritme. Dat het de spreker menens is, blijkt ook uit het middendeel: bij “vorüber flieht der Liebe Glück” moduleert het lied naar de relatieve mineurtoonaard. Schuberts veelvuldige revisies tonen aan dat hij trachtte om de gedichten te hercreëren en een nieuwe, betekenisvolle samenhang te scheppen tussen tekst en muziek. Ook hier is dat het geval: in de tweede zetting uit zijn overlijdensjaar 1828 verandert Schubert enkele details aan de oorspronkelijke versie van 1826. Precies daardoor winnen die details aan impact. De tempoaanduiding bij de eerste zetting luidt ‘langsam’; in de tweede versie vervangt de componist die door het elegantere ‘andante’. Liet Schubert de zanger in de oorspronkelijke zetting enige vrijheid voor het uitvoeren van de schaarse versieringen, dan noteert hij in de uiteindelijke versie

Brahms tijdens een liedrecital in de vroegere Bösendorfer Saal in Wenen © Historisches Museum der Stadt Wien © Historisches Museum der Stadt Wenen Brahms tijdens een liedrecital in de vroegere Bösendorfer Saal in minutieus de 64ste notenwaarden, die het fijnbesnaarde karakter van de poëet kruiden. Die niet aflatende zoektocht naar de band tussen tekst en muziek verklaart ook de kracht van betrekkelijk lange liedcycli zoals ‘Die schöne Müllerin’ en ‘Winterreise’. Het liedgenre én Schuberts klankidioom sluiten aan bij de romantische tijdgeest en de hang naar individuele expressie. Niet toevallig genoten de ‘Schubertiades’ veel bijval en mochten de liederen op een grote populariteit rekenen bij de toenmalige intelligentsia en burgerij. Het lied was het genre bij uitstek waarin zowel professionele zangers en acteurs als ‘Liebhaber’ hun gading vonden; zo verkocht de uitgever op amper anderhalf jaar tijd maar liefst driehonderd kopijen van ‘Erlkönig’. Op de eerder in deze tekst geschetste wijze creëerde Schubert een canon, een model voor het Duitse kunstlied. Latere generaties liedcomponisten, zoals Schumann, Mendelssohn, Brahms, Löwe, Wolf, Schönberg en Berg zetten het genre uiteraard naar hun eigen hand, maar bleven overduidelijk schatplichtig aan de erfenis van de vader van het klavierlied.

Johannes Brahms, de oom met de pijp Ook in het oeuvre van Johannes Brahms (1833-1897) bekleedt het lied een centrale plaats. Brahms publiceerde tijdens zijn leven niet minder dan 190 sololiederen, 20 duetten en 60 solokwartetten. Hoewel de invloed van Schubert onmiskenbaar is, had Brahms een andere kijk op het genre. Graaft Schubert zich haast noot per noot in in de psyche van de verteller, dan kiest Brahms, aansluitend bij de traditie van Robert Schumann, voor een algemene schildering van het tafereel. Brahms benadert het liedduo als een kamermuziekensemble, waarin de inbreng van beide partners evenwaardig is. Zo eist het lange ‘Frühlingstrost’ bijvoorbeeld niet enkel een virtuoos begeleider, maar vraagt het ook om een zanger die bereid is om naast zijn eigen partij de logica te aanvaarden van een overkoepelende constructie en de prominente rol die daarin aan het klavier wordt toegekend. Johannes Brahms stond bekend om zijn vormbewustzijn en om de economische manier waarop hij met het muzikale materiaal omsprong. Die Beethoveniaanse eigenschap komt weliswaar Titelblad van een bundel ‘Ausgewählte Lieder’ van Brahms uit 1889 Lieder’ van ‘Ausgewählte een bundel van Titelblad het duidelijkst tot uiting in zijn vier symfonieën en in zijn piano- en kamermuziek, maar klinkt ook door in de liederen. De basis van ‘Schwermut’ bijvoorbeeld is een ritmisch patroon van opeenvolgende halve noten. De linkerhand veroorzaakt enige deining in die statische metriek en speelt onderverdeelde, gepunteerde tellen die door de zanger worden overgenomen, zij het in dubbel zo lange notenwaarden. Sinds de zeventiende eeuw wordt gepunte ritmiek vaak gebruikt in een op de dood gerichte context: de frase “Gedanken satt und lebensmatt” lijkt ons vermoeden te bevestigen. In het tweede deel van het lied vult Brahms de linkerhand op een beweeglijker manier in met achtste noten; de rechterhand en de zangstem houden echter hardnekkig vast aan het basisritme. In het naspel symboliseert de linkerhand het doodsverlangen naar de “Nacht der Nächte”: Brahms elimineert de drukke achtste noten en vervangt ze door triolen, door een ternaire metriek, een ‘tempus perfectum’…

Arnold Schönberg, zelfverklaard erfgenaam Op het moment dat Arnold Schönberg (1874-1951) geboren werd, had Johannes Brahms het hoogtepunt van zijn carrière stilaan bereikt. In 1897 werd zowat heel Wenen gemobiliseerd voor de begrafenisceremonie van de meester. Via compositielessen bij Alexander von Zemlinsky en door zelfstudie verwierf de jonge Schönberg al snel een grote kennis van Brahms’ oeuvre. Brahms zou later trouwens uitgroeien tot één van de hoekstenen in de compositie- en analysemethodes van Schönberg, net als Bach, Mozart en Beethoven. In 1933 hield Schönberg voor de Duitse radio een lezing met als titel ‘Brahms, der Fortschrittliche’. Schönberg belicht daarin Brahms’ vooruitstrevende karakter, maar legitimeert vooral zijn eigen compositiestijl aan de hand van het werk van Brahms. Beide componisten delen inderdaad een groot vormbewustzijn en hechten een bijzonder belang aan de economie van de middelen. Typisch voor Schönberg is de zogenaamde ‘sich entwickelnde Variation’, een compositieprincipe waarbij ieder nieuw muzikaal element Zelfportret van Arnold Schönberg, 1910 © Arnold Schoenberg Institute, University of Southern California, Los Angeles Los University of Southern California, Arnold Schoenberg Institute, 1910 © Arnold Schönberg, Zelfportret van gebaseerd op het voorgaande en niet langer noodzakelijk naar waarin hij de stap zet naar de atonaliteit of de pan-tonaliteit. één oorspronkelijk thema verwijst. Ook ‘In diesen Wintertagen’ is gestoeld op een harmonie van kwarten in plaats van tertsen. Het onvermijdelijke gevolg is Zoals de meeste Weense componisten omstreeks de een toonspraak vol onopgeloste dissonanten. Op het vlak van eeuwwisseling, debuteerde ook Schönberg met enkele karakter en motivische zuinigheid daarentegen staat dit lied zeer liedbundels (opus 1-3). In tegenstelling tot Schubert en Brahms dicht bij ‘Schwermut’ van Brahms. bleef zijn liedproductie echter relatief beperkt. In de tweede helft van zijn leven toonde hij geen interesse meer voor het Steven Marien genre. De vier liederen uit het opus 2 zijn opgedragen aan Alexander von Zemlinsky. ‘Erwartung’ van Richard Dehmel baadt tekstueel in dezelfde broeierige sfeer als ‘Verklärte Nacht’ en is gesteld in een chromatisch ver doorgedreven, maar toch tonaal idioom. De invloed van Brahms blijkt uit de motivische eenheid in de zangpartij én in de begeleiding. Ook in ‘Am Wegrand’ is dat het geval. Dit lied werd geschreven in 1904, de periode waarin Schönberg ook zijn eerste strijkkwartet componeerde. Het werk is opgebouwd aan de hand van een frenetiek ritmisch ostinato in de pianopartij dat zich snel ontwikkelt en het evenwichtige maatgevoel ontwricht. ‘Jane Grey’ doet het relaas van de vrouw die in 1553 naar het schavot wordt geleid, nadat zij negen dagen koningin van Engeland was geweest. Het werk sluit aan bij de traditie van de lange vertellende ballades van Schubert en Löwe. Het lied wordt gekenmerkt door een grootse toonspraak, met opnieuw een symbolisch element in de ritmiek: in de gepunte ritmiek horen we andermaal de hartslag, een voorafspiegeling van Lady Greys gruwelijke lot. De triolen in de begeleiding vormen een ternair of ‘perfect’ tegenwicht en schilderen de nobele inborst van de vorstin. De moraal van het verhaal, “Viel junge Damen starben schon” wordt ondersteund door een plechtstatige, hymnische begeleiding die organisch gegroeid is uit het voorgaande. Tonaal is dit lied veel moeilijker te duiden dan de twee voorgaande. Het tweeslachtige einde suggereert tegelijkertijd re groot en re klein, maar verwijst door de verlaagde leidtoon in de linkerhand ook naar een re-modus. ‘In diesen Wintertagen’ werd gecomponeerd in 1908. In datzelfde jaar schreef Schönberg zijn Tweede Strijkkwartet, het werk Johannes Brahms (1833-1897)

Sommerabend, opus 85 nr 1 (1879) Mondenschein, opus 85 nr 2 (1879)

Dämmernd liegt der Sommerabend Nacht liegt auf den fremden Wegen, Über Wald und grünen Wiesen; Krankes Herz und müde Glieder; - Goldner Mond am blauen Himmel Ach, da fließt, wie stiller Segen, Strahlt herunter, duftig labend. Süßer Mond, dein Licht hernieder;

An dem Bache zirpt die Grille, Süßer Mond, mit deinen Strahlen Und es regt sich in dem Wasser, Scheuchest du das nächt'ge Grauen; Und der Wandrer hört ein Plätschern Es zerrinnen meine Qualen, Und ein Atmen in der Stille. Und die Augen übertauen.

Dorten, an dem Bach alleine, Heinrich Heine Badet sich die schöne Elfe; Arm und Nacken, weiß und lieblich, Schimmern in dem Mondenscheine.

Heinrich Heine (1797-1857) Mondnacht, WoO (1853) Agnes, opus 59 nr 5 (1873)

Es war, als hätt' der Himmel, Rosenzeit! wie schnell vorbei, Die Erde still geküßt, schnell vorbei bist du doch gegangen! Daß sie im Blütenschimmer Wär mein Lieb' nur blieben treu, Von ihm nur träumen müßt. sollte mir nicht bangen. Um die Ernte wohlgemut, Die Luft ging durch die Felder, wohlgemut Schnitterrinnen singen. Die Ähren wogten sacht, Es rauschten leis die Wälder, Aber, ach! mir kranken Blut, So sternklar war die Nacht. will nichts mehr gelingen. Schleiche so durch's Wiesental, Und meine Seele spannte so durch's Tal, als im Traum verloren, Weit ihre Flügel aus, nach dem Berg, da tausendmal, Flog durch die stillen Lande, er mir Treu' geschworen. Als flöge sie nach Haus. Oben auf des Hügels Rand, abgewandt, Joseph von Eichendorff (1788-1857) wein' ich bei der Linde; an dem Hut mein Rosenband, von seiner Hand, spielet in dem Winde.

Eduard Mörike (1804-1875) Schwermut, opus 58 nr 5 (1871) Auf dem Kirchhofe, opus 105 nr 4 (1887)

Mir ist so weh ums Herz, Der Tag ging regenschwer und sturmbewegt, Mir ist, als ob ich weinen möchte Ich war an manch vergeßnem Grab gewesen, Vor Schmerz! Verwittert Stein und Kreuz, die Kränze alt, Gedankensatt Die Namen überwachsen, kaum zu lesen. Und lebensmatt Möcht' ich das Haupt hinlegen Der Tag ging sturmbewegt und regenschwer, In die Nacht der Nächte! Auf allen Gräbern fror das Wort: Gewesen. Wie sturmestot die Särge schlummerten, Karl Candidus (1817-1872) Auf allen Gräbern taute still: Genesen.

Detlev von Liliencron (1844-1909)

Der Tod, das ist die kühle Nacht, opus 96 nr 1 (1884)

Der Tod, das ist die kühle Nacht, Das Leben ist der schwüle Tag. Es dunkelt schon, mich schläfert, Der Tag hat mich müd gemacht.

Über mein Bett erhebt sich ein Baum, Drin singt die junge Nachtigall; Sie singt von lauter Liebe - Ich hör es sogar im Traum.

Heinrich Heine Arnold Schönberg (1874-1951)

Erwartung, opus 2 nr 1 (1899) In diesen Wintertagen, opus 14 nr 2 (1908)

Aus dem meergrünen Teiche In diesen Wintertagen, Neben der roten Villa Nun sich das Licht verhüllt, Unter der toten Eiche Laß uns im Herzen tragen, Scheint der Mond. Einander traulich sagen, Was uns mit innerm Licht erfüllt. Wo ihr dunkles Abbild Durch das Wasser greift, Was milde Glut entzündet, Steht ein Mann und streift Soll brennen fort und fort, Einen Ring von seiner Hand. Was Seelen zart verbündet, Und Geisterbrücken gründet, Drei Opale blinken; Sei unser leises Losungswort. Durch die bleichen Steine Schwimmen rot und grüne Das Rad der Zeit mag rollen, Funken und versinken. Wir greifen kaum hinein, Dem Schein der Welt verschollen, Und er küßt sie, und Auf unserm Eiland wollen Seine Augen leuchten Wir Tag und Nacht der sel'gen Liebe weih'n. Wie der meergrüne Grund: Ein Fenster tut sich auf. Karl Henckell (1864-1929)

Aus der roten Villa Neben der toten Eiche Winkt ihm eine bleiche Frauenhand.

Richard Dehmel Jane Grey, opus 12 nr 1 (1907) Am Wegrand, opus 6 nr 6 (1904)

Sie führten ihn durch den grauen Hof, Tausend Menschen ziehen vorüber, Daß ihm sein Spruch gescheh'; Den ich ersehne, er ist nicht dabei! Am Fenster stand sein junges Gemahl, Ruhlos fliegen die Blicke hinüber, Die schöne Königin Grey. Fragen den Eilenden, ob er es sei...

Sie bog ihr Köpfchen zum Fenster heraus, Aber sie fragen und fragen vergebens. Ihr Haar erglänzte wie Schnee; Keiner gibt Antwort: "Hier bin ich. Sei still." Er hob die Fessel klirrend auf Sehnsucht erfüllt die Bezirke des Lebens, Und grüßte sein Weib Jane Grey. Welche Erfüllung nicht füllen will.

Und als man den Toten vorüber trug, Und so steh ich am Wegrand-Strande, Sie stand damit sie ihn seh'; Während die Menge vorüberfließt, Drauf ging sie freudig denselben Gang, Bis erblindet vom Sonnenbrande Die junge Königin Grey. Mein ermüdetes Aug' sich schließt.

Der Henker, als ihm ihr Antlitz schien, John Henry Mackay (1864-1933) Er weinte laut auf vor Weh, Dann eilte nach in die Ewigkeit Dem Gatten Königin Grey. pauze

Viel junge Damen starben schon Vom Hochland bis zur See, Doch keine war schöner und keuscher noch Als Dudley's Weib Jane Grey.

Und wenn der Wind in den Blättern spielt Und er spielt in Blumen und Klee, Dann flüsterts noch oft vom frühen Tod Der jungen Königin Grey.

Heinrich Ammann (1864-?) Franz Schubert (1797-1828)

Im Frühling, D882 (1826)

Still sitz' ich an des Hügels Hang, Es wandeln nur sich Will und Wahn, Der Himmel ist so klar, Es wechseln Lust und Streit, Das Lüftchen spielt im grünen Tal. Vorüber flieht der Liebe Glück, Wo ich beim ersten Frühlingsstrahl Und nur die Liebe bleibt zurück, Einst, ach so glücklich war. Die Lieb und ach, das Leid.

Wo ich an ihrer Seite ging O wär ich doch ein Vöglein nur So traulich und so nah, Dort an dem Wiesenhang Und tief im dunklen Felsenquell Dann blieb ich auf den Zweigen hier, Den schönen Himmel blau und hell Und säng ein süßes Lied von ihr, Und sie im Himmel sah. Den ganzen Sommer lang.

Sieh, wie der bunte Frühling schon Ernst Schulze (1789-1817) Aus Knosp' und Blüte blickt! Nicht alle Blüten sind mir gleich, Am liebsten pflückt ich von dem Zweig, Von welchem sie gepflückt!

Denn alles ist wie damals noch, Die Blumen, das Gefild; Die Sonne scheint nicht minder hell, Nicht minder freundlich schwimmt im Quell Das blaue Himmelsbild. Die Sommernacht, D289 (1815) Herbst, D945 (1828)

Wenn der Schimmer von dem Monde nun herab Es rauschen die Winde In die Wälder sich ergießt, und Gerüche So herbstlich und kalt; Mit den Düften von der Linde Verödet die Fluren, In den Kühlungen wehn: Entblättert der Wald.

So umschatten mich Gedanken an das Grab Ihr blumigen Auen! Meiner Geliebten, und ich seh' im Walde Du sonniges Grün! Nur es dämmern, und es weht mir So welken die Blüten Von der Blüte nicht her. Des Lebens dahin.

Ich genoß einst, o ihr Toten, es mit euch! Es ziehen die Wolken Wie umwehten uns der Duft und die Kühlung, So finster und grau; Wie verschönt warst du von dem Monde, Verschwunden die Sterne Du, o schöne Natur! Am himmlischen Blau!

Friedrich Klopstock (1724-1803) Ach wie die Gestirne Am Himmel entflieh'n, So sinket die Hoffnung Des Lebens dahin!

Ihr Tage des Lenzes Mit Rosen geschmückt, Wo ich die Geliebte Ans Herze gedrückt!

Kalt über den Hügel Rauscht, Winde, dahin! So sterben die Rosen Der Liebe dahin!

Ludwig Rellstab (1799-1860) Der Winterabend, D938 (1828) Gott im Frühling, D448 (1816)

Es ist so still, so heimlich um mich. In seinem schimmernden Gewand Die Sonn ist unten, der Tag entwich. Hast du den Frühling uns gesandt, Wie schnell nun heran der Abend graut. Und Rosen um sein Haupt gewunden. Mir ist es recht, sonst ist mir's zu laut. Holdlächelnd kömmt er schon! Jetzt aber ist's ruhig, es hämmert kein Schmied, Es führen ihn die Stunden, Kein Klempner, das Volk verlief, und ist müd. O Gott, auf seinem Blumenthron. Und selbst, daß nicht rassle der Wagen Lauf, Zog Decken der Schnee durch die Gassen auf. Er geht in Büschen, und sie blühn; Wie tut mir so wohl der selige Frieden! Den Fluren kommt ihr frisches Grün, Da sitz ich im Dunkel, ganz abgeschieden. Und Wäldern wächst ihr Schatten wieder, So ganz für mich. Nur der Mondenschein Der West liebkosend schwingt Kommt leise zu mir ins Gemach. Sein tauendes Gefieder, Er kennt mich schon und läßt mich schweigen. Und jeder frohe Vogel singt. Nimmt nur seine Arbeit, die Spindel, das Gold, Und spinnet stille, webt, und lächelt hold, Mit eurer Lieder süßem Klang, Und hängt dann sein schimmerndes Schleiertuch Ihr Vögel, soll auch mein Gesang Ringsum an Gerät und Wänden aus. Zum Vater der Natur sich schwingen. Ist gar ein stiller, ein lieber Besuch, Entzückung reißt mich hin! Macht mir gar keine Unruh im Haus. Ich will dem Herrn lobsingen, Will er bleiben, so hat er Ort, Durch den ich wurde, was ich bin! Freut's ihn nimmer, so geht er fort. Ich sitze dann stumm in Fenster gern, Johann Peter Uz (1720-1796) Und schaue hinauf in Gewölk und Stern. Denke zurück, ach weit, gar weit, In eine schöne, verschwundne Zeit. Denk an sie, an das Glück der Minne, Seufze still und sinne, und sinne.

Karl von Leitner (1800-1890) Johannes Brahms

An die Nachtigall, opus 46 nr 4 (1864) Frühlingstrost, opus 63 nr 1 (1874)

Es weht um mich Narzissenduft Geuß nicht so laut der liebentflammten Lieder Es spricht zu mir die Frühlingsluft: Tonreichen Schall Geliebter, Vom Blütenast des Apfelbaums hernieder, Erwach im roten Morgenglanz, O Nachtigall! Dein harrt ein blütenreicher Kranz, Betrübter! Du tönest mir mit deiner süßen Kehle Nur mußt du kämpfen drum und tun Die Liebe wach; Und länger nicht in Träumen ruhn; Denn schon durchbebt die Tiefen meiner Seele Laß schwinden! Dein schmelzend “Ach”. Komm, Lieber, komm aufs Feld hinaus, Du wirst im grünen Blätterhaus Dann flieht der Schlaf von neuem dieses Lager, Ihn finden. Ich starre dann Mit naßem Blick und totenbleich und hager Wir sind dir alle wohlgesinnt, Du armes, liebebanges Kind, Den Himmel an. Wir Düfte; Warst immer treu uns Spielgesell, Fleuch, Nachtigall, in grüne Finsternisse, Drum dienen willig dir und schnell Ins Haingesträuch, Die Lüfte. Und spend im Nest der treuen Gattin Küsse, Entfleuch, Entfleuch! Zur Liebsten tragen wir dein Ach Und kränzen ihr das Schlafgemach Ludwig Hölty (1748-1776) Mit Blüten. Wir wollen, wenn du von ihr gehst Und einsam dann und traurig stehst, Sie hüten.

Erwach im morgenroten Glanz, Schon harret dein der Myrtenkranz, Geliebter! Der Frühling kündet gute Mär', Und nun kein Ach, kein Weinen mehr, Betrübter!

Maximilian von Schenkendorf (1783-1817) Komm bald!, opus 97 nr 5 (1884) Ständchen, opus 106 nr 1 (1888)

Warum denn warten von Tag zu Tag? Der Mond steht über dem Berge, Es blüht im Garten, was blühen mag. So recht für verliebte Leut'; Wer kommt und zählt es, was blüht so schön? Im Garten rieselt ein Brunnen, An Augen fehlt es, es anzuseh'n. Sonst Stille weit und breit.

Die meinen wandern vom Strauch zum Baum; Neben der Mauer im Schatten, mir scheint, auch andern wär's wie ein Traum. Da stehn der Studenten drei, Und von den Lieben, die mir getreu Mit Flöt' und Geig' und Zither, und mir geblieben, wär'st du dabei! Und singen und spielen dabei.

Klaus Groth (1819-1899) Die Klänge schleichen der Schönsten Sacht in den Traum hinein, sie schaut den blonden Geliebten und lispelt: “Vergiß nicht mein!”

Franz Kugler (1808-1858) Irwin Gage, een rasbegeleider

Unbewegte laue Luft, opus 57 nr 8 (1871) Irwin Gage behoort tot de generatie pianisten die benijdenswaardig grote persoonlijkheden van het Europese Unbewegte laue Luft, muziekleven gekend hebben en daar niet alleen dankbaar, maar Tiefe Ruhe der Natur; ook vol enthousiasme over kunnen vertellen. Durch die stille Gartennacht Vertellen doet Irwin Gage graag, want meer dan eens in het Plätschert die Fontäne nur. (telefonisch) interview geeft hij toe dat hij “nog veel meer Aber im Gemüte schwillt verhalen heeft” en daar bij gelegenheid - als hij in België is Heißere Begierde mir, - met plezier uit zal putten. Het is maar één reden om benieuwd Aber in der Ader quillt uit te kijken naar zijn komst voor concerten en masterclasses in Leben und verlangt nach Leben. deSingel. Sollten nicht auch deine Brust Een andere reden is uiteraard dat Gage zelf een persoonlijkheid is Sehnlichere Wünsche heben? als begeleider van het lied. Sollte meiner Seele Ruf Nicht dir deine tief durchbeben? Irwin Gage noemt zichzelf zonder blikken of blozen een Leise mit dem Ätherfuß wonderkind, want hij speelde al piano van toen hij nog maar Säume nicht, daherzuschweben! drieënhalf jaar oud was. Pianospelen maakte deel uit van het Komm, o komm, damit wir uns familieleven. Hij nam de muziek pas echt ernstig toen hij een jaar Himmlische Genüge geben! of zeventien was en het was een zware beslissing om uiteindelijk voor muziek te kiezen, want een carrière in het baseball trok hem Georg Friedrich Daumer (1800-1875) ook wel aan…

Emigrant in omgekeerde richting “Ik ben geboren in Amerika, maar mijn wortels liggen in Europa. Mijn vader was Hongaars, mijn moeder Russisch en allebei waren ze muzikanten. Mijn vader was niet zo opgetogen toen ik overwoog om professioneel met muziek bezig te zijn en ik begon ook geneeskunde te studeren. De balans sloeg uiteindelijk over naar de muziek en ik haalde heel jong een diploma musicologie aan de universiteit van Michigan. In Michigan ontdekte ik wat ‘begeleiden’ betekent, want ik wist wel veel over pianospelen, maar weinig over zangers en daar kwam ik in contact met zangers. Op mijn negentiende ging ik naar een andere universiteit, die van Yale en de scholing voor piano die ik daar genoot was ronduit luxueus omdat er door het kleine aantal studenten ongeveer één professor voor twee studenten was. Een van die professoren was Paul Hindemith, die een grote invloed heeft gehad op mij, eigenaardig genoeg op het vlak van de middeleeuwse muziek, want Hindemith had zich daarin gespecialiseerd en voor mij was dat nog onontgonnen terrein. Ik heb het geluk gehad kort voor hij stierf samen met hem zijn belangrijke cyclus ‘Das Marienleben’ te spelen. Ik maakte in Yale ook kennis met een van de iconen van de liedbegeleiding, en hij is zo iemand waarover ik eindeloos veel verhalen kan vertellen. Erik Werba heeft me aangespoord me toe te leggen op het begeleiden en meer te leren over literatuur en mensen op te zoeken die me in die richting zouden aanmoedigen. Ik heb wel als solist gespeeld, zelfs met de Wiener Philharmoniker en ook in kamerensembles, maar ik ben nooit repetitor geweest in een operahuis, zoals begeleiders vaak moeten doen. Ik heb veel geluk gehad.

Toen ik in 1963 mijn diploma behaalde in Yale, was het mij duidelijk dat ik vooral wilde begeleiden en ik volgde een van de beste zangeressen van Yale naar Europa. Omdat zij naar Wenen ging, kwam ik ook daar terecht. Wist ik veel waar ik best naartoe ging in Europa?! Maar achteraf beschouwd blijkt het niet zo’n slechte keuze, want in Wenen hangt nog veel van de Midden- Europese sfeer en voor zo’n typische Amerikaanse jongen uit Cleveland, die bijna baseballspeler geworden was en bovendien de zoon is van emigranten, zijn steden als Frankfurt, Amsterdam of Londen te modern.

Mijn ouders, die uit Europa kwamen, hebben zich compleet thuis gevoeld in Amerika en keken nooit achterom naar Europa. Ik hoorde mijn moeder maar één keer Russisch spreken in heel mijn leven. Ik ben van Amerika opnieuw in Europa ingeweken en ik ben echt niet meer geïnteresseerd in Amerika. Ik ben daar in tien jaar niet meer geweest. Ik voel me compleet Europeaan. Wenen: een cultuurschok ingedeeld heeft, heb ik gestudeerd. Ik had dus veel geluk, het Wenen was hoe dan ook een cultuurschok. Ik leerde zeer snel was een gouden tijd voor zangers en ik werkte met beroemde Duits en mijn verblijf in die stad verplichtte mij om me vertrouwd zangers zoals , Martti Talvela en Tom Krause. te maken met de Europese cultuur en literatuur. Anderzijds De zangers werkten graag met mij en een carrière opbouwen was bracht ik in dat conservatieve milieu componisten als Charles Ives echt geen probleem. als een absolute nieuwigheid. Ik speelde Erik Satie en Claude Debussy, die na de oorlog zelden gespeeld werden in Wenen en Een boeiende en snelle carrière ik viel op door mijn aparte keuzes. Ik leefde me uit als de ‘crazy Ik begeleidde Grace Bumbry en Evelyn Lear. In 2007 zal Grace boy’ uit Amerika met bizarre ideeën en kreeg snel een reputatie Bumbry zeventig worden en ze belde me al om te vragen haar in de stad. afscheidsconcert te begeleiden. Ze zegt dat ik haar eerste belangrijke begeleider was en ze schertst dat ik misschien ook De zangeres die met mij Satie zong in Wenen, Marie Therese aan afscheid kan denken bij die gelegenheid, waarop ik haar een Escribano, maakte deel uit van het ensemble van Friedrich Cerha vaag antwoord geef: het zou kunnen… ‘Die Reihe’ en ze sprak met Cerha over mij. In 1965 was het dertig Ze zingt nog altijd en zelfs vrij goed. Via haar had ik ook een jaar geleden dat Alban Berg gestorven was en hij vroeg me of goed contact met Sviatoslav Richter toen ik nog heel jong was, ik de klarinetstukken van Berg wilde spelen, de ‘Sieben frühe drieëntwintig jaar ofzo en ik was verschillende keren bladdraaier Lieder’ en de Lieder opus 2. Zo kreeg ik ook de kans Helene op zijn concerten. Berg te ontmoeten. Ze toonde me al de manuscripten van Alban Berg die nooit gepubliceerd werden omdat ze nooit gevonden Ik heb heel persoonlijke herinneringen aan sommige zangers. Ik werden. Helene Berg was een beetje een vreemde vrouw, ze verbleef bijvoorbeeld in het appartement van in had een spiritueel contact met Alban en hij beval haar zogezegd Parijs toen ik het bericht kreeg dat mijn moeder gestorven was. dingen te vernietigen, bijvoorbeeld de ‘Jugendlieder’, dus zij Zij belde mijn vader met het voostel dat we eerst die avond in Aix verstopte die. De directeur van de uitgeverij Universal verklaarde het geplande recital zouden geven als afscheid van mijn moeder haar gek en beweerde dat er geen liederen van Berg meer waren en dat ik pas de volgende dag het vliegtuig naar Amerika zou die ze niet kenden. nemen voor de begrafenis. Mijn vader vond dat een mooi idee, Helene Berg was wel een heel goede lerares, ik speelde met haar want mijn moeder hield veel van Christa Ludwig. We hadden niet alleen Berg maar ook Webern en Schönberg en voor mij een nauwe band, maar mijn beste vrienden waren waarschijnlijk als Amerikaan was het heel interessant haar te horen vertellen Arleen Auger en die allebei in hetzelfde jaar over het leven in hun tijd en de plaats die de muziek daarin had. gestorven zijn (1993). Hen allebei verliezen was een heel droevige Ze had ook een radio-opname met Alban Berg als begeleider ervaring. van drie van de ‘Sieben frühe Lieder’ maar die werd nooit Ik had een heel nauwe relatie met al mijn zangers, het leek soms teruggevonden na haar dood. Ik zou uren kunnen vertellen over op een huwelijk, we werkten samen en gingen samen uit. haar. Tegenwoordig gebeurt dat veel minder. Behalve Frau Berg was er een musicoloog die partituren met mij doornam en mij trakteerde op onvergetelijke ‘Erdbertörtchen’. Ik begeleidde de zangcompetitie in München en Ook met Erich Otto Deutsch die het oeuvre van Schubert won het concours. Dat was heel belangrijk, want je kent de furore die Jessye Norman maakte en zo maakte ik tegelijk furore. brachten me ook niet direct iets bij om die Duitse romantische We hadden een grote carrière samen en als vanzelf kwamen er componisten beter te begrijpen, soms begeleidde ik eerder de talloze opnamen. Dan kwam Gundula (Janowitz) voor Schubert. zanger dieper in de tekst. Zo kan ik een verhaal aanhalen over Zij was zowat de vrouwelijke tegenhanger van Fischer-Dieskau en Dietrich Fischer-Dieskau. We repeteerden bij hem thuis ‘Der via haar werd ik geëngageerd bij Deutsche Grammophon. Rattenfänger’ van Hugo Wolf en hij had last met een frase. Ik Ik maakte van veel liederen verschillende opnamen, want ik raadde hem aan op een andere plaats te ademen, waarbij ik verander voortdurend van opvatting en speel telkens anders. Als hem verzekerde dat ik de tijd zou aangeven en we geen tempo ik dan veel later iets terughoor, ben ik meestal verwonderd dat ik zouden verliezen. Hij zong rustig de frase en was gelukkig en hij er toch altijd iets in vind waar ik tevreden mee ben. grapte: “Hoe is het mogelijk dat deze Amerikaanse baseballspeler Het is ook zo dat ik nu andere dingen liever speel dan vroeger. Fischer-Dieskau kan vertellen wat ik moet doen!” Maar voor mij Ik maak over twee weken (januari 2006) een nieuwe opname van was het heel natuurlijk, want ik oefen misschien niet zoveel op Liszt-liederen, dit keer met een mannelijke zanger en ik ben heel de piano, maar ik lees heel aandachtig de muziek. Ik lees een benieuwd, want ik maakte al Liszt-opnamen met Janowitz en partituur als een boek, en dat vertel ik ook aan mijn studenten, met Fassbaender. Ook de ‘Wesendoncklieder’ nemen we op, dat want dan zie je zoveel dingen die je niet ziet als je ze moet kan heel interessant worden. Ik doe de opname met een jonge spelen. Natuurlijk ontken ik niet dat je ook van zangers leert en bariton die volgens mij heel beloftevol is, Konrad Jarnot, een met Christa Ludwig had ik prachtige ervaringen, maar het meest winnaar van het vocale concours in München. heb ik geleerd van , die ik vele jaren begeleid heb en een groot deel van het repertoire deed ik voor het eerst met Details, klank en verbeelding haar. Wat van een pianist een goede begeleider maakt? Ik weet het Zij was ongelooflijk in alles wat ze deed. niet. Je moet zeker veel aandacht hebben voor details, alles is belangrijk. Ik ben heel literair en het belangrijkste voor mij is Je moet je ook heel bewust zijn van de klank, want je moet de te ontdekken waarom de componist de muziek schreef zoals hij klank vinden die mooi zal kleuren met de stem van de zanger en deed, ik wil weten wat er achter de noten zit. Ik vertrek van de je moet vooral meer legato spelen dan solisten. partituur als musicoloog en wil de teksten doorgronden. Details De zachtheid van mijn klank - het doet me plezier dat je daarop analyseren is voor mij altijd vanzelfsprekend geweest. Ik denk wijst - heeft te maken met techniek, die ik ook probeer aan te dat veel van mijn collega’s dat te weinig doen. Ze spelen goed leren aan mijn studenten. en ze weten wat de tekst betekent, maar ze weten niet wat de Het is een oude Duitse techniek waarbij de kracht uit het componist in gedachten had. Daarom speel ik ook nooit massa’s binnenste van het lichaam komt, in plaats van uit de armen of concerten. Ik doe er nooit meer dan een stuk of vijfenveertig de schouders - zoals bij de Russische techniek. Mijn leraars waren per jaar, terwijl collega’s van mij, Graham Johnson of Malcolm allemaal grote legato-fetisjisten dus als ik adem, ondersteun Martineau - met alle respect - er soms honderden spelen. Dat wil ik mijn klank op dezelfde manier als zangers hun klank ik niet, want ik wil elk concert spelen alsof dat het belangrijkste ondersteunen met hun adem. Dat geeft veel meer diepte aan de van mijn leven is en ik heb tijd nodig om me telkens volledig in te klank. Ik kom uit de school van Kempff en ik heb die techniek van leven in wat ik doe. hem geleerd. Zangers als Dietrich Fischer-Dieskau of Christa Ludwig Een andere vereiste voor een begeleider is volgens mij dat je baritons en ze werken allebei met mij - en ik verfijn de uitvoering veel fantasie moet hebben,vooral literaire fantasie. Je moet de nog steeds. Als je ouder wordt kan je meer doen, en hoe meer je bekwaamheid hebben om vanuit de tekst beelden te vormen in je iets doet, hoe meer je erin ontdekt. Je kan sowieso nooit een stuk geest en telkens een verhaal, een situatie te vinden voor elke tekst. helemaal kennen. Ik geraak dan ook nooit verveeld om hetzelfde Als je bijvoorbeeld ‘Gretchen am Spinnrade’ speelt, moet je je programma te doen, zelfs na zeshonderd keer kan je nog altijd inbeelden dat ze in een klein kamertje zit, zonder vensters, het studeren. Voor dit concert met ‘Winterreise’ in Amsterdam is er besloten en heet, ze zweet en ze zit daar uren te spinnen. studeerde ik het hele stuk opnieuw in en de directrice van het Dat staat niet in de tekst van Goethe, maar dat is wel wat je moet Concertgebouw kwam me zeggen dat het leek alsof ze nog nooit vertalen in de muziek. Als je ‘Kennst du das Land’ van Schumann in haar leven ‘Winterreise’ gehoord had. neemt, dan heeft Mignon al twee huwelijken achter de rug en is Je verandert zelf als persoon, je ziet de muziek op een nieuwe ze in behandeling bij de psychiater. Dat lied heeft niets te maken manier, je vindt een woord waar je nooit tevoren op lette en met een meisje van veertien. het zet je verbeelding aan het werk. Er bestaat geen routine Ik probeer ook mijn studenten mee te geven dat ze met beelden voor mij, hoe meer ik iets speel hoe liever ik het heb en als ik werken. Ik zeg altijd: speel geen noten, je moet de tekst één klacht heb over de jonge zangers van vandaag, is het dat weerspiegelen in de muziek. Ik speel de pianomuziek zodanig dat ze niet genoeg tijd nemen om te studeren en te repeteren. Ze je weet waarover het gaat, zelfs als er niet gezongen wordt en je zijn meestal intelligent en dus leren ze snel, maar er is geen alleen de begeleiding zou horen. diepgang. Daarom mis ik heel erg de tijd van Gundula Janowitz Het is belangrijk zoveel mogelijk te weten over de componist of Arleen Auger of Lucia Popp. We schreven elkaar brieven en de periode waarin hij leefde en de tijdgenoten en de bijvoorbeeld over tempi die we ontdekten en dan kwamen we schilderkunst en ik heb dat allemaal gestudeerd. zes of acht maanden voor een optreden samen om voor het eerst Ik heb miljoenen boeken in mijn bibliotheek staan, maar heel te repeteren en nog eens twee maand later en zo leerden we. weinig over muziek. Veel over schilderkunst, dat vind ik heel Repeteren kan je niet genoeg doen. belangrijk. Je moet alles opslaan in je hoofd als op de hard disk van een computer en als je dan aan het spelen bent, kan je Het lied nu oproepen wat je nodig hebt, want je kent exact de situatie. Een paar jaar geleden was het ineens mode om liedcycli te Als liedpianist moet je in staat zijn situaties uit het leven te ensceneren. Ik deed twee keer ‘Winterreise’, een keer met verbeelden en ze in muziek uit te drukken. Ik hou er niet van Christine Schäfer en een keer met Dietrich Henschel, twee totaal naar de bergen of naar zee te gaan, ik heb dat niet nodig, verschillende producties. Met Schäfer was het wat surrealistisch, want ik weet in mijn hoofd hoe de natuur eruitziet en ik kan ze met Henschel was het als een beproeving van de emoties en weergeven in de muziek, ik heb er geen behoefte aan eerst te daar mocht ik zelf vrij veel acteren, wat ik fantastisch vond. Ook gaan wandelen. Het is belangrijk voor mij om de natuur in mijn daar is de noodzaak dat de regisseur een goed inzicht heeft in binnenste te zien, dat doe ik als ik ‘Erlkönig’ speel. de partituur en hoewel de ensceneringen niets te maken hadden met ‘Winterreise’, brachten ze de geest van het stuk. Ik deed een paar weken geleden ‘Winterreise’ met de rivaal van Dietrich Henschel, Roman Trekel, in het Concertgebouw in Ik probeer voor elke zanger een verschillend man te zijn, want Amsterdam - nu ja rivalen, zij zijn allebei Duitse zangers, allebei ieder heeft zijn eigen individualiteit. Het vereist een grote belangstelling voor elke persoon, niet alleen voor muzikale platenmaatschappijen werden allemaal bestuurd door musici, dingen maar ook voor persoonlijke omstandigheden. Het vraagt de verdelers waren muisici. Nu zijn het allemaal mensen uit de energie en inleving zonder dat je het gevoel geeft dat je je neus media, marketing en management, ja de drie M’s…. (lachje). in hun privé-zaken steekt. Alles is zoveel veranderd sinds ik begon. Toen ik begon was ik de Hoezeer ik ook geprezen word als begeleider, ik hou niet van jongste begeleider, nu ben ik bijna de oudste. Zesenzestig is niet het idee dat de begeleider altijd op de achtergrond staat. Je oud, maar alles moet jong zijn tegenwoordig. werkt echt als een duo en je hebt exact dezelfde functie als een Ik speel nog altijd graag, ik zoek nog altijd naar de ideale dirigent. Er is de laatste jaren misschien een lichte evolutie in uitvoering. de goede richting en in mijn geval maakt het niet zoveel meer Maar tegenwoordig hou ik evenveel van lesgeven of van uit, want ik ben meestal ouder dan de zangers. Maar ik kan wedstrijden volgen en in de jury zitten. me inbeelden dat sommige - jongere zangers - er de voorkeur Ik droom ervan om in de jury van de Koningin Elisabethwedstrijd aan geven niet met mij te werken, want een groot aantal te zitten, maar de commissie vindt dat er geen begeleider moet zangers vinden een begeleider niet belangrijk. Ook voor mijn zitten in de jury van een vocaal concours... masterclasses leg ik het accent op het werk als duo want ik wil ook de pianist iets leren, niet alleen de zanger. Dat is de enige Lucrèce Maeckelbergh manier voor de zanger om meer bewust te worden van de pianist en de pianist moet bewuster worden van de taal en natuurlijk van het ademen van de zanger. Ik heb de enige duo-klas in Duitsland. Er zijn masterclasses voor zangers, maar dan met een repetitor terwijl ik duo’s samenzet, want als de zanger goed is en de pianist niet, dan krijg je geen goed resultaat.

Ik had een prachtig leven, maar ik ben bezorgd voor de begeleiders die na mij komen. De organisatoren durven geen liederavonden meer plannen, want die verkopen niet zo goed en alles moet verkopen. Ook het publiek is niet meer geïnteresseerd in liedzangers behalve als het een beroemde naam is als operazanger, dan zijn ze benieuwd om hem of haar in een recital te horen, maar niet omdat ze de muziek belangrijk vinden. Dan wordt steeds hetzelfde gebracht en de muziek evolueert niet meer. Niemand praat over de muziek tegenwoordig, nooit. Het gaat nu alleen over hoe goed je eruitziet en hoe goed je zal verkopen, maar het heeft niets meer te maken met de muziek. In de jaren zestig en zeventig praatten de mensen nog veel over de muziek. De Caroline Melzer Anette Fischer-Lichdi Sopraan Caroline Melzer (°1976, Kronberg im Taunus) kreeg haar Anette Fischer-Lichdi (°1979, Bad Rappenau) kreeg haar eerste piano- eerste zanglessen van Elsa Cavelti in Basel. Sinds 1998 studeert ze aan lessen toen ze zes was. Haar docenten waren achtereenvolgens Heide de Staatliche Musikhochschule Mannheim, waar ze deel uitmaakte von Molitor, Christoph Back, Heike-Dorothée Allardt, Ulrich Eisenlohr van de zangklas van Vera U.G. Scherr. In 2003 behaalde Caroline haar en Robert Benz. Dit academiejaar maakt ze samen met sopraan Caro- zangdiploma en zette vervolgens haar studie verder aan de Oper- line Melzer deel uit van de Liedklas van Irwin Gage en Ester de Bros nschule Mannheim bij Rudolf Piernay. Aanvullend op haar opleidingen in Saarbrücken. Anette nam deel aan masterclasses van Irwin Gage, volgde ze masterclasses bij Irwin Gage (in het kader van het Schleswig- Helmut Deutsch, Christoph Prégardien, Axel Bauni, Thérèse Dussaut en Holstein Musikfestival), bij Cornelius L. Reid, Edith Wiens (Europäisches Simion Skigin. Ze won verschillende prijzen, waaronder de tweede prijs Musikfest Stuttgart), bij Christoph Prégardien (Münchner Meisterkurse) en de ‘bijzondere prijs voor beste vertolking van een Schubert-Lied’ en volgde ze verschillende jaren de Liedklas van Ulrich Eisenlohr. Sinds samen met bariton Michael Nagy op de wedstrijd ‘Schubert und die 2005 maakt ze samen met pianiste Anette Fischer-Lichdi deel uit van Musik der Moderne’ in Graz in 2003. In hetzelfde jaar won ze de eerste de Liedklas van Irwin Gage aan de Musikhochschule van Saarbrücken. prijs op de ‘Hochschulwettbewerb für Schubert-Lieder’ in Mannheim Caroline won prijzen voor haar vertolkingen van Mozart-aria’s en en de prijs voor beste pianobegeleiding op het ‘Concorso di canto Schubert-Lieder (Hochschulwettbewerbe Mannheim) en vocale kamer- cameristico’ in Gorizia, Italië. Verder won ze de begeleidersprijs op de muziek (Deutscher Hochschulwettbewerb Dresden). In 2004 was Caro- twaalfde internationale ‘Johannes Brahms Wettbewerb’ in Pörtschach line finaliste van de ‘Bundeswettbewerb’ voor zang in Berlijn. Ze kreeg am Wörthersee en als soliste won ze telkens de tweede prijs op de ‘Eu- beurzen toegekend voor de operacursus van de ‘Händel-Akademie ropean Music Competition Città di Moncalieri’ en op de ‘Bundeswet- Karlsruhe’ in 2002, van het ‘Richard Wagner Verband’ in 2004 en van tbewerb Jugend Musiziert’. Solo- en liedrecitals en concerten met het ‘Steans Institute for Young Artists, Ravinia Festival, Chicago’. Het orkest brachten Anette door heel Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië, afgelopen seizoen gaf Caroline concerten met de Staatsphilharmonie Hongarije en Oostenrijk. Ze trad onder meer op met het Kammer- Rheinland-Pfalz, Nürnberger Symphoniker en de Münchner Bachsolis- orchester Ingolstadt en het Württembergisches Kammerorchester ten in de Meistersingerhalle Nürnberg, in het Kurhaus Wiesbaden Heilbronn. Aan het Nationaltheater Mannheim vertolkte Anette twee en de Fruchthalle Kaiserslautern en werkte ze samen met dirigent Liedcycli van ‘composers in residence’ Isabel Mundry en Brice Pauset. In Helmuth Rilling in het kader van het Europäisches Musikfest Stuttgart 2005 was Anette als officiële begeleidster van de masterclass van Robin (‘Elias’ van Mendelssohn). Als lid van de Opernschule Mannheim zong Bowman verbonden aan de Guildhall School of Music in Londen in het Caroline de rol van Contessa in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart en kader van de ‘Académie Internationale d’Eté de Nice’. Mimi in ‘La Bohème’ van Puccini en zong ze in Baden-Baden, Ludwig- shafen en Heidelberg de rol van Felice in Ermanno Wolf-Ferrari’s ‘I Quattro Rusteghi’. Eveneens aan het Theater van Heidelberg was ze in ‘Manon’ van Massenet te horen en werkte ze mee aan de première van de kameropera ‘Sarastros Abschied’ van Martin Wistinghausen. In Cottbus, Detmold en Lübeck vertolkte Caroline de rol van Donna Elvira in Mozarts ‘Don Giovanni’. In december 2005 debuteerde ze aan het Pfalztheater Kaiserslautern in de titelrol van ‘Die Lustige Witwe’ van Franz Léhar.