Irwin Gage Presenteert Jonge Liedduo's 1 Caroline Melzer
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Lied Irwin Gage presenteert jonge liedduo's 1 Caroline Melzer . Anette Fischer-Lichdi Schubert, Brahms, Schönberg vrijdag 10 februari 2006 Lied . Seizoen 2005-2006 Olga Pasichnyk . Natalya Pasichnyk Mozart, Schubert, Chopin, Szymanovski, Oekraïense volksliederen woensdag 16 november 2005 Ingeborg Danz . Koor Collegium Vocale Gent Leo Van Doeselaar . Philippe Herreweghe Schubert, Brahms, Jenner vrijdag 18 november 2005 Irwin Gage presenteert jonge liedduo's 1 Caroline Melzer . Anette Fischer-Lichdi Schubert, Brahms, Schönberg vrijdag 10 februari 2006 Geraldine McGreevy . Graham Johnson Schubert, Brahms, Wolf woensdag 19 april 2006 Irwin Gage presenteert jonge liedduo's 2 Michael Nagy . Juliane Ruf Beethoven, Brahms, Schönberg, Vaughan Williams dinsdag 9 mei 2006 Irwin Gage presenteert jonge liedduo's 1 Caroline Melzer sopraan Anette Fischer-Lichdi piano Johannes Brahms (1833-1897) Sommerabend (Heinrich Heine) Mondenschein (Heinrich Heine) Mondnacht (Joseph von Eichendorff) Agnes (Eduard Mörike) Schwermut (Karl Candidus) Auf dem Kirchhofe (Deltev von Liliencron) Der Tod, das ist die kühle Nacht (Heinrich Heine) Arnold Schönberg (1874-1951) begin concert 20.00 uur Erwartung (Richard Dehmel) pauze omstreeks 20.45 uur In diesen Wintertagen (Karl Henckell) einde omstreeks 21.50 uur Jane Grey (Heinrich Ammann) Am Wegrand (John Henry Mackay) inleidend gesprek met Irwin Gage en Lucrèce Maeckelbergh . 19.15 uur Foyer teksten programmaboekje Lucrèce Maeckelbergh, Steven Marien pauze coördinatie programmaboekje deSingel Gelieve uw GSM uit te schakelen! Franz Schubert (1797-1828) Im Frühling (Ernst Schulze) Die Sommernacht (Friedrich Klopstock) Herbst (Ludwig Rellstab) Cd’s Der Winterabend (Karl von Leitner) Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door Gott im Frühling (Johann Peter Uz) ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 www.tklavervier.be Johannes Brahms Foyer deSingel An die Nachtigall (Ludwig Hölty) enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal Frühlingstrost (Maximilian von Schenkendorf) open vanaf 18.40 uur Komm bald! (Klaus Groth) kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur Ständchen (Franz Kugler) broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens Unbewegte laue Luft (Georg Friedrich Daumer) pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag Wenen, woonkamer voor het negentiende-eeuwse kunstlied Van het laatste kwart van de achttiende eeuw tot een heel eind che Sammlung Albertina Wien Albertina che Sammlung na de Eerste Wereldoorlog was Wenen één van de voornaamste Europese centra voor muzikale vernieuwing. Voor de ontwikkeling van het Duitse kunstlied vervulde de Oostenrijkse hoofdstad meer dan een eeuw lang een sleutelrol. Het recital van vanavond toont in chronologisch omgekeerde volgorde de relaties Schubert-Brahms en Brahms-Schönberg, alledrie vooraanstaande telgen van de stad Wenen. Franz Schubert, vader van het klavierlied Op 19 oktober 1814 schreef de amper zeventienjarige Franz Schubert (1797-1828) ‘Gretchen am Spinnrade’, waarin de pianobegeleiding op picturale wijze het draaien van het spinnewiel suggereert. Omdat het streven naar coherentie tussen tekst, zanglijn en pianopartij een constante pijler is in de ontwikkeling van het Duitse lied, wordt deze datum als een mijlpaal beschouwd. Schuberts liederen werden duidelijk beïnvloed door Zumsteegs ballades, narratieve werken waarin verschillende personages opduiken (zoals in Schuberts ‘Erlkönig’) of natuurfenomenen, dwergen en elfen een belangrijke rol spelen (bijvoorbeeld in ‘Der Zwerg’). Schubert nam afstand van de achttiende-eeuwse esthetiek die stelde dat een componist zich moest beperken tot het eenvoudige toonzetten van de tekst1; Schuberts liederen voegen daarentegen een dramatische waarde, een extra semantische laag toe aan de poëzie. Daarvoor benut de componist alle mogelijke parameters: melodievoering, harmonie, ritme, frasering, dynamiek. Als voorbeeld plukken we ‘Im Frühling’ uit dit programma en beschouwen het lied van naderbij. Voor de begeleiding kiest Schubert een steeds terugkerend 1 Voor een meer uitgebreide toelichting bij de 18de-eeuwse liedesthetica verwijzen we graag naar onze tekst'Röslein auf der Heiden: van ongekunsteld tot volksvreemde folklore' in het programmaboekje van 16 november 2005 (liedrecital Olga en Natalya Schubert aan het klavier met Josephine Fröhlich en Johann Michael Vogl. Tekening van Ferdinand Georg Waldmüller, 1827 © Graphis Waldmüller, Georg Ferdinand van Tekening Vogl. en Johann Michael Schubert aan het klavier met Josephine Fröhlich Pasichnyk). De tekst is eveneens toegankelijk via de webstek www.desingel.be harmonisch tweematenpatroon, dat verwijst naar de sierlijke chaconnes en passacaglia’s die in de zestiende en zeventiende eeuw grote populariteit genoten. Op ritmisch vlak suggereert de linkerhand van de pianist een stevige stapbeweging. Hoewel de zanger pas in de vijfde maat inzet, is zijn karakter al grotendeels geschetst door de pianist: de spreker / dichter is een ‘Wanderer’, een bohémien, een rusteloze zwerver. De plechtige chaconne laat er echter geen twijfel over bestaan: deze man is geen ordinaire landloper, maar een welgemanierde jongeman van goeden huize. Ook de titel licht al een tip van de sluier over zijn gemoedsgesteldheid: een frequent terugkerend gegeven in de vroegromantische expressie is de tegenstelling tussen het rurale decor (hier het bloeiende lentelandschap) en de psyche van de verteller. Voor de romanticus, het Werthertype, staat de frisse lente in schril contrast met zijn eigen melancholische gevoelens. De melodie van de zanger bevestigt ons vermoeden: dit is een mooie, eenvoudige volkse melodie, een meezinger voor wie het tekstboekje in de hand houdt. Tenminste, zo lijkt het; al snel verrast Schubert de achteloze luisteraar met tal van harmonische en melodische wendingen! In de eerste strofe belicht de componist subtiel het woord ‘glücklich’, niet enkel door de tekstherhaling, maar eveneens door het gepunte ritme. Dat het de spreker menens is, blijkt ook uit het middendeel: bij “vorüber flieht der Liebe Glück” moduleert het lied naar de relatieve mineurtoonaard. Schuberts veelvuldige revisies tonen aan dat hij trachtte om de gedichten te hercreëren en een nieuwe, betekenisvolle samenhang te scheppen tussen tekst en muziek. Ook hier is dat het geval: in de tweede zetting uit zijn overlijdensjaar 1828 verandert Schubert enkele details aan de oorspronkelijke versie van 1826. Precies daardoor winnen die details aan impact. De tempoaanduiding bij de eerste zetting luidt ‘langsam’; in de tweede versie vervangt de componist die door het elegantere ‘andante’. Liet Schubert de zanger in de oorspronkelijke zetting enige vrijheid voor het uitvoeren van de schaarse versieringen, dan noteert hij in de uiteindelijke versie Brahms tijdens een liedrecital in de vroegere Bösendorfer Saal in Wenen © Historisches Museum der Stadt Wien © Historisches Museum der Stadt Wenen Brahms tijdens een liedrecital in de vroegere Bösendorfer Saal in minutieus de 64ste notenwaarden, die het fijnbesnaarde karakter van de poëet kruiden. Die niet aflatende zoektocht naar de band tussen tekst en muziek verklaart ook de kracht van betrekkelijk lange liedcycli zoals ‘Die schöne Müllerin’ en ‘Winterreise’. Het liedgenre én Schuberts klankidioom sluiten aan bij de romantische tijdgeest en de hang naar individuele expressie. Niet toevallig genoten de ‘Schubertiades’ veel bijval en mochten de liederen op een grote populariteit rekenen bij de toenmalige intelligentsia en burgerij. Het lied was het genre bij uitstek waarin zowel professionele zangers en acteurs als ‘Liebhaber’ hun gading vonden; zo verkocht de uitgever op amper anderhalf jaar tijd maar liefst driehonderd kopijen van ‘Erlkönig’. Op de eerder in deze tekst geschetste wijze creëerde Schubert een canon, een model voor het Duitse kunstlied. Latere generaties liedcomponisten, zoals Schumann, Mendelssohn, Brahms, Löwe, Wolf, Schönberg en Berg zetten het genre uiteraard naar hun eigen hand, maar bleven overduidelijk schatplichtig aan de erfenis van de vader van het klavierlied. Johannes Brahms, de oom met de pijp Ook in het oeuvre van Johannes Brahms (1833-1897) bekleedt het lied een centrale plaats. Brahms publiceerde tijdens zijn leven niet minder dan 190 sololiederen, 20 duetten en 60 solokwartetten. Hoewel de invloed van Schubert onmiskenbaar is, had Brahms een andere kijk op het genre. Graaft Schubert zich haast noot per noot in in de psyche van de verteller, dan kiest Brahms, aansluitend bij de traditie van Robert Schumann, voor een algemene schildering van het tafereel. Brahms benadert het liedduo als een kamermuziekensemble, waarin de inbreng van beide partners evenwaardig is. Zo eist het lange ‘Frühlingstrost’ bijvoorbeeld niet enkel een virtuoos begeleider, maar vraagt het ook om een zanger die bereid is om naast zijn eigen partij de logica te aanvaarden van een overkoepelende constructie en de prominente rol die daarin aan het klavier wordt toegekend. Johannes Brahms stond bekend om zijn vormbewustzijn en om de economische manier waarop hij met het muzikale materiaal omsprong. Die Beethoveniaanse eigenschap komt weliswaar Titelblad van een bundel ‘Ausgewählte Lieder’ van Brahms uit 1889 Lieder’ van ‘Ausgewählte een bundel van Titelblad het duidelijkst