“Ik Ben Trouwens Geen Schrijver”
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
“IK BEN TROUWENS GEEN SCHRIJVER” DE SCHRIJVERSIDENTITEIT VAN TOM LANOYE EN ARNON GRUNBERG SARAH BEEKS 0210617 MASTERSCRIPTIE DUTCH LANGUAGE AND LITERATURE BEGELEIDER: PROF. DR. G. BUELENS 31 AUGUSTUS 2007 2 3 ‘IK VOEL ME SOMS NET EEN KLEINE, ANDALUSISCHE VECHTSTIER, BIJ WIE DE WOEDE DOOR HET HOOFD RAAST. GELUKKIG KAN IK SCHRIJVEN.’ Tom Lanoye, 1998. ‘JE [MOET] DE MOGELIJKHEID OVERWEGEN DAT IEMAND BEREID IS ZIJN SPEL TOT HET UITERSTE TE SPELEN, OMDAT HET GEEN ONTKENNING IS VAN HET LEVEN, MAAR DE BEVESTIGING ERVAN. NAMELIJK DAT LEVEN NIET IETS MAG ZIJN DAT JE ONDERGAAT, MAAR IETS DAT JE ZELF MAAKT, IN SCÈNE ZET, EN DUS OOK AFBREEKT VOORDAT HET SAAI WORDT EN ER GEEN PUBLIEK MEER IS.’ Arnon Grunberg, 2000. Lanoye in: Neefjes, Vrij Nederland, 3 oktober 1998. Grunberg in: Peters, de Volkskrant, 27 oktober 2000. Titel: Lanoye in: Vanegeren (1998): 128 4 INHOUDSOPGAVE INLEIDING 8 HOOFDSTUK 1 ACHTERGROND: DE SCHRIJVERSIDENTITEIT 9 1. 1 SOCIOLOGIE VAN DE SCHRIJVERSIDENTITEIT 9 1.1.1 DE (ON)MOGELIJKHEID VAN EEN KUNSTENAARSCARRIÈRE 10 1.1.2 SCHRIJVER WORDEN 11 1.1.3 IN DE TRADITIE VAN GROTEN 12 1.1.4 DE EEUWIGHEIDSWAARDE VAN HET EVENEMENT 13 1.2 DE GROTE DRIE VAN DE NEDERLANDSE LITERATUUR 14 1.2.1 HET GROTE SCHRIJVERSCHAP 14 1.2.2 NOSTALGIE NAAR DE GROTE DRIE 17 1.2.3 DE GROTE SCHRIJVER ALS MODEL 19 1.2.4 VLAAMSE GROTEN 21 1.3 DE CREATIE VAN EEN SCHRIJVERSIDENTITEIT: TOM LANOYE EN ARNON GRUNBERG 22 1.3.1 MATERIAAL EN OPZET 23 HOOFDSTUK 2 KENNISMAKING MET EEN SCHRIJVER 25 2.1 EEN BIOGRAFIE VAN TOM LANOYE 25 2.2 EEN BIOGRAFIE VAN ARNON GRUNBERG 27 HOOFDSTUK 3 HET DEBUUT ALS MEESTERPROEF 30 3.1 HET MEERVOUDIGE DEBUUT VAN TOM LANOYE 30 3.1.1 JONG, ONGEREMD TALENT 31 3.1.2 LITERAIRE DUIZENDPOOT 32 3.1.3 DE STEM VAN EEN GENERATIE 33 3.2 ARNON GRUNBERG EN ‘HET DEBUUT VAN HET JAAR’ 34 3.2.1 MEDIA-AANDACHT VOOR EEN JONG TALENT 35 3.2.2 GRUNBERG TUSSEN TIJDGENOTEN EN VOORGANGERS 36 3.2.3 EEN ÉCHTE SCHRIJVER 38 HOOFDSTUK 4 LITERAIRE PROFILERING EN RECEPTIE 40 4.1 DE GEDREVENHEID VAN TOM LANOYE 40 4.1.1 VAN FUN NAAR MAATSCHAPPELIJK ENGAGEMENT 40 4.1.2 VAN KLEINE NAAR GROTE VERHALEN 42 5 4.1.3 IN DE TRADITIE VAN… 44 4.1.4 HULPKRACHTEN 47 4.2 DE WERELD VAN ARNON GRUNBERG 51 4.2.1 EENDAGSVLIEG OF BLIJVERTJE? 51 4.2.2 SUCCES ÉN CRISIS DOOR EEN MANIERTJE 52 4.2.3 CARRIÈREMOVE 53 4.2.4 HET GRIMMIGE UNIVERSUM VAN ARNON GRUNBERG 54 HOOFDSTUK 5 DE UNIEKE SCHRIJVERSIDENTITEIT 58 5.1 ALLESKUNNER TOM LANOYE 59 5.1.1 MULTIMEDIAAL SCHRIJVERSCHAP 59 5.1.2 LITERAIRE MULTINATIONAL 61 5.1.3 POLITICUS LANOYE 64 5.1.4 DE DICHTER EN ZIJN STAD 65 5.2 HET ABSURDE LEVEN VAN ARNON GRUNBERG 66 5.2.1 ONGRIJPBAAR FENOMEEN 66 5.2.2 DE KRACHT VAN HET INTERVIEW 69 5.2.3 STERRENSTATUS 70 5.2.5 DE GEËNGAGEERDE SCHRIJVER 72 5.3 ZOMERGASTEN 74 5.3.1 ONGRIJPBARE GRUNBERG 75 5.3.2 GEËNGAGEERDE LANOYE 76 HOOFDSTUK 6 OPNIEUW DEBUTEREN 79 6.1 DE ULTIEME ROL VAN ARNON GRUNBERG 79 6.1.1 DEBUUT NR. 2 80 6.1.2 ONTMASKERD 82 6.1.3 SERIEUS ROLLENSPEL 83 HOOFDSTUK 7 2007 86 7.1 DE ONGEREMDHEID VAN LANOYE 86 7.1.1 AMBITIEUS SCHRIJVERSCHAP 86 7.1.2 ‘DE WARE THEATERAUTEUR’ 88 7.1.3 ONGEREMD ENGAGEMENT 89 7.1.4 LAUREAAT LANOYE 90 7.2 AANDACHTSKUNSTENAAR ARNON GRUNBERG 91 7.2.1 HET MERK ‘ARNON GRUNBERG’ 92 7.2.2 MODEL VAN BIJZONDERHEID 93 7.2.3 EEUWIG ONGRIJPBARE GRUNBERG 96 6 HOOFDSTUK 8 EEN UNIEK MODEL VAN SCHRIJVERSCHAP 97 8.1 LANOYE & GRUNBERG EN DE UNIEKE SCHRIJVERSIDENTITEIT 97 8.1.1 AANDACHTSKUNSTENAARS 97 8.1.2 AMBITIE 98 8.1.3 ENGAGEMENT EN SCHRIJVERSCHAP 99 8.2 DE TRADITIE VAN HET GROTE SCHRIJVERSSCHAP 100 8.2.1 GROTE SCHRIJVERS IN SPÉ? 101 8.2.2 HET GROTE SCHRIJVERSCHAP IN DE EENENTWINTIGSTE EEUW 103 BIJLAGE 1 GEDETAILEERD OVERZICHT VAN OEUVRE 106 BIJLAGE 2 LITERAIRE PRIJZEN 111 BIBLIOGRAFIE 112 BRONVERMELDING AFBEELDINGEN 121 7 INLEIDING Tom Lanoye en Arnon Grunberg zijn niet alleen schrijver, ze zijn ook aandachtskunstenaar, variété- artiest, provocateur, circuspaardje, straatvechter, productiemachine, multinational, waarheids- zoeker, poppenspeler, levensartiest en meester-ontmaskeraar. Ze presenteren zichzelf als multi- talenten die hun eigen, unieke model van schrijverschap creëren. Een schrijverschap dat niet alleen opvalt door het literaire werk, maar evenzeer door de manier waarop de schrijvers zich profileren. Beide auteurs presenteren zich als publieke persoonlijkheden die met al hun activiteiten aandacht genereren voor hun schrijverschap. De afgelopen jaren is mijn interesse voor het hedendaagse schrijverschap gegroeid. Uiteraard kan er niet gesproken worden van hét schrijverschap, maar dat is juist een onderdeel van mijn interesse. Schrijvers moeten de aandacht trekken om boven de grote middenmoot uit te steken en vallen dus op door de specifieke manier waarop zij invulling geven aan hun schrijverschap. In theoretische reflecties op schrijverschap komt deze unieke schrijversidentiteit echter weinig aan bod. Veel vaker wordt er op abstract niveau gereflecteerd en krijgen met name kwesties als de autoriteit van de schrijver veel aandacht. Denk maar aan het beroemd geworden essay van Roland Barthes ‘La mort de l'auteur’ uit 1968 en de reactie van Michel Foucault ‘Qu'est-ce qu'un auteur?’ in 1969. Deze en andere artikelen dragen bij aan hoogstaande discussies in de literatuurwetenschap, maar doen mijn inziens weinig recht aan de literaire praktijk. Wanneer ben je schrijver en wat maakt je tot een schrijver die serieus genomen wordt? Hoe kan een auteur carrière maken? Welke rol speelt de schrijver in het creëren van zijn status? Hoe verhouden schrijvers zich tot de traditie die achter hen ligt? Wat maakt je tot een grote schrijver? Dit zijn vragen die mijn interesse wekken en waar de Franse kunstsociologe Nathalie Heinich aandacht aan besteedt. Via de weg van de sociologie probeert zij antwoorden te vinden. Daarbij richt ze zich niet zoals veel andere sociologen op het universele, maar is zij juist geïnteresseerd in het particuliere en het bijzondere. Met als startpunt de achtergrond van de kunstsociologie wil ik nadenken over hedendaags schrijverschap. Het oeuvre en de schrijversidentiteit van Tom Lanoye en Arnon Grunberg vormen de case studies waarop ik mijn onderzoek zal baseren. Daarbij zal steeds één vraag centraal staan: hoe creëren deze auteurs een uniek model van schrijverschap? 8 HOOFDSTUK 1 ACHTERGROND: DE SCHRIJVERSIDENTITEIT 1. 1 SOCIOLOGIE VAN DE SCHRIJVERSIDENTITEIT Nathalie Heinich (1955) is als onderzoekster verbonden aan het Centre Nationale de la Recherce Scientifique (CNRS) en de École des Hautes Études en Sciences Sociales (EHESS) in Parijs. Van 2000 tot 2003 vervulde zij vanuit de Boekmanstichting de positie van bijzonder hoogleraar Kunstsociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Als kunstsociologe van (onder andere) literatuur wordt zij uiteraard in de traditie van Pierre Bourdieu geplaatst. Heinich schreef haar dissertatie bij de beroemde kunstsocioloog, maar verwerpt tegelijkertijd zijn theorieën. Zij verwijt Bourdieu (maar ook socioloog Howard Becker) dat hij het particuliere verwaarloost door in zijn werk altijd voorrang te geven aan het sociale. Heinich staat een sociologie van het singuliere voor: hierin is de persoon het subject en wordt zijn handelen, voelen en denken niet slechts vanuit het groepsperspectief beschreven en verklaard. Juíst in de kunstwereld zou er aandacht moeten zijn voor het bijzondere. Ton Bevers in zijn inleiding bij Heinichs teksten: ‘Want, zo stelt Heinich, als er ergens in de samenleving veel waarde wordt gehecht aan het persoonlijke en het authentieke dan is het wel in de wereld van de kunst. Het singuliere is het niet met andere gedeelde, het unieke, het afwijkende en het uitzonderlijke, ja zelfs het bizarre en abnormale.’1 De kunstsociologie van Heinich is zeer Frans, net zoals de meeste Franse kunstsociologen beschrijft zij voornamelijk de eigen kunstwereld. Dat neemt niet weg dat haar publicaties interessant kunnen zijn voor buitenstaanders. Bovendien schrijft Heinich niet uitsluitend over Franse aangelegenheden; een bekend voorbeeld is haar debuut uit 1991 La Gloire de Van Gogh, waarin ze aan de hand van Vincent Van Gogh de motieven achter de bewondering voor kunstwerken en de aanbidding voor kunstenaars probeert te verklaren. Heinich maakt onderscheid tussen drie perspectieven in de kunstsociologie, waarbij de nadruk op de persoon van de kunstenaar, op het kunstwerk of op de kunstwereld wordt gelegd. In deze scriptie zullen voornamelijk haar ideeën over ‘het kunstenaar zijn’ centraal staan, en meer in het bijzonder het schrijverschap. Juist omdat Heinich redeneert vanuit het unieke en het bijzondere, besteedt zij veel aandacht aan de individuele rol van de kunstenaar. In haar optiek is het kunstenaarschap of schrijverschap identiteitsbepalend.2 In Het Van Gogh-effect en andere essays over kunst en sociologie (2003) belicht Heinich verschillende elementen van de kunstsociologie, waaronder de invalshoek van de kunstenaar. In haar boek Être écrivain: Création et identité (2000) 1 Bevers in: Heinich (2003): 17 2 Dat geldt natuurlijk voor veel beroepen, maar schrijverschap lijkt in Heinichs visie een allesbepalende identiteit te zijn. In de identiteit van de schrijver ligt de suggestie besloten te dat het om een allesomvattende typering gaat, die niet alleen het beroep definieert, maar de hele persoon. 9 richt ze zich echter specifiek op het schrijverschap en stelt ze de vraag: ‘Comment peut-on être écrivain? Ou plus précisément, qu’est-ce qui, dans cette activité particulière, permettra d’être, en tant qu’écrivain, “pris au sérieux”?’3 Vanuit sociologische invalshoek analyseert ze de identiteit van de schrijver.4 Bevers in een recensie over Être écrivain: ‘Wat voor typen schrijver wil men worden of denkt men te zijn? […] Wanneer ben je eigenlijk schrijver en wanneer ben je een bepaald soort schrijver geworden? […] Is de inzet totaal? Welke rol spelen anderen – voorgangers, tijdgenoten, niet-vakgenoten, lezers, media – bij de uitoefening van het schrijverschap?’5 1.1.1 DE (ON)MOGELIJKHEID VAN EEN KUNSTENAARSCARRIÈRE Een van de essays in Het Van Gogh-effect en andere essays over kunst en sociologie is getiteld ‘Kun je wel spreken van een kunstenaarscarrière?’.