Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Vooys. Jaargang 27 bron Vooys. Jaargang 27. Vooys, Utrecht 2009 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_voo013200901_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 3 [Nummer 1] redactioneel Engagement De afgelopen maanden is de discussie over engagement in de letteren sterk aangewakkerd. Vooys houdt u, zoals vanouds, op de hoogte en brengt in dit themadossier over engagement nieuwe inzichten. Yra van Dijk opent het dossier. In augustus spoorde zij de discussie over engagement aan toen zij in het NRC de vraag stelde wat het nieuwe engagement in de literatuur ons oplevert. In dit dossier bespreekt ze Grunbergs Onze oom en pleit ze voor een nieuwe kijk op het bestuderen van geëngageerde literatuur. Sven Vitse bespreekt het literaire en politieke engagement van Raster, het altijd onder vuur gelegen tijdschrift waarvan dit jaar de laatste nummers zullen verschijnen. Volgens Vitse is Raster het tijdschrift bij uitstek om een voorbeeld aan te nemen wanneer men zich literair wil engageren maar niet wil vervallen in een achterhaald realisme. Vervolgens laat Ivo Nieuwenhuis in zijn bespreking van twee actuele romans zien dat stereotype denkbeelden in termen van het Zelf en de Ander nog steeds bestaan. Ook ons interview staat in het teken van engagement. Albert Jan Swart en Mick van Biezen interviewden Chris de Stoop over zijn boek Het complot van België, zijn doeleinden bij het schrijven van boeken en zijn mening over geëngageerde literatuur. Tot slot bespreekt Samuel Vriezen - onze reeds aangekondigde nieuwe columnist die we bij dezen van harte welkom heten - Geert Buelens' oratie In de wereld. In deze oratie, een betoog tegen autonomistische opvattingen, krijgt het werk van Grunberg wederom een belangrijke plaats. Naast het themadossier bieden wij u natuurlijk meer interessants. Jaap van Vredendaal werpt nieuw licht op de Heliand door het gebruik van stafrijm in deze tekst te bespreken. Wilbert Smulders beschrijft in een dubbele aflevering van de ‘Uit de kast!’ zijn jeugdfascinatie voor boeken en films over de Tweede Wereldoorlog. Bovendien bieden wij u vanaf deze editie, naast onze vertrouwde ‘Uit de kast!’, de spiksplinternieuwe rubriek ‘In de kast!’. Daarin geven we gerenommeerde personen uit de wereld der letteren de kans om door hen geliefde, maar door het grote publiek vergeten werken, weer onder de aandacht te brengen. In onze eerste ‘In de kast!’ vertelt Mathilde Roza over de Amerikaanse schrijver Robert Myron Coates en, jawel, courgettes. Ook houden we u weer op de hoogte van recente publicaties in de letteren. Lieke van Deinsen recenseert De verheerlijking van het verleden - Lotte Jensens studie over helden in de negentiende eeuw - en laat zien dat het onderwerp van deze studie nog altijd actueel is. Carl de Strycker bespreekt Paul Claes' bloemlezing over poëzie; Albert Jan Swart onderwerpt Saskia Pieterses studie over Multatuli's Ideeën aan nader onderzoek. Tot slot willen we graag aandacht vragen voor onze vormgever en tevens illustrator, die dit blad weer van prachtig beeldmateriaal heeft voorzien. De redactie wenst u een betrokken leesplezier! Vooys. Jaargang 27 6 Afscheid van de dirigent Arnon Grunberg en de ethische literatuurbeschouwing Yra van Dijk In dit artikel bespreekt Yra van Dijk, universitair docente Moderne Nederlandse Letterkunde, de recente ethische literatuurbeschouwing. Ze laat zien dat Arnon Grunberg in zijn laatste roman Onze oom een ethisch programma blootlegt en bespreekt vervolgens enkele reacties op deze roman. Tot slot gaat ze in op de manier waarop we hedendaagse geëngageerde literatuur volgens haar zouden moeten lezen. Van Dijk pleit ervoor om weer rekening te houden met inhoud en niet uitsluitend vormgericht te werk te gaan. Op die manier kunnen we meegaan met de veranderingen in de literatuur. De jongste roman van Arnon Grunberg begint met een ontmoeting. In Onze oom (oktober 2008) staat de kleine Lina oog in oog met de moordenaar van haar ouders: ‘Nog voor hij haar had gezien, nog voor het licht van zijn zaklantaarn op haar gezicht was gevallen, meende hij dat ze hem betastte zoals een blinde dat doet’. (11) De roman eindigt ook met een ontmoeting en een blik. De inmiddels volwassen Lina wordt opgezocht door een journalist die haar interviewt: ‘Ze wil hem niet aankijken. Eigenlijk kijkt ze mensen zelden aan’. Uiteindelijk lijkt er toch contact tot stand te komen: ‘Hij kijkt naar de foto's van haar honden, naar het uitzicht, naar de balkondeuren, en dan naar haar’. (633) Voor het eerst eindigt een personage van hem niet desolaat en alleen, maar in gemeenschap met de ander. Of moeten we zeggen: met de Ander? Door die hoofdletter kan je erop wijzen dat Grunberg met deze ontmoetingen een ethisch programma blootlegt. Deze twee blikken, waartussen zich de meest gruwelijke gebeurtenissen voltrekken, zijn betekenisvol. Ze wijzen er wellicht op dat de schrijver - die voorheen patent had op eenzame mannen als hoofdpersoon - een poging doet een roman te schrijven over gemeenschap. Vooys. Jaargang 27 7 Dat wil niet direct zeggen dat Grunberg zich hier ‘als moralist toont’, zoals Jeroen Vullings stelde in Vrij Nederland. Een moraal veronderstelt vaste grond onder de voeten - en die is altijd lastig te vinden bij Grunberg. Maar de roman nodigt de lezer wel uit om betrokken te zijn: om ook ethisch te lezen. Grunberg is niet de enige schrijver van de laatste jaren die een dergelijke inzet vertoont, en zo de vrijblijvendheid en de ironie van het postmodernisme de rug toekeert. Ook auteurs als Charlotte Mutsaers en M. Februari proberen dat. Hier zal ik een voorstel doen over de de houding die we in kunnen nemen bij het lezen van deze romans. Hoe zouden we de recente geëngageerde literatuur kunnen lezen? In ieder geval niet zoals Arie Storm, Arjan Peters en Kees 't Hart dat lijken te doen. Zij rekenden Grunberg af op ‘retoriek van de driestuiverlectuur’ (Peters), ‘korte zinnen die kopje-onder gaan in een oceaan van nietszeggende herhalingen’ (Storm), en het ‘bijna pijnlijk rechtlijnig vertelde verhaal’ ('t Hart). Kees 't Hart is de enige van deze drie critici die ingaat op het feit dat Grunberg hier iets anders probeert te zeggen dan in zijn eerdere werk, die dus in gaat op de inhoud van het verhaal in plaats van de vorm. Hij doet dat door Onze oom te vergelijken met de romans van B. Traven, die ook gaan over recht en onrecht in Zuid-Amerika. Die romans van Traven contrasteert hij met de ‘glasheldere en eenduidige morele boodschappen’ van Grunbergs roman, waarin volgens 't Hart ‘rigoureus afscheid wordt genomen van modernistische en postmodernistische literaire kunstgrepen’. De stijl van deze Onze oom is inderdaad vlakker dan voorheen, de vorm rechttoe rechtaan, maar we kunnen ervan uitgaan dat Grunberg daar een bedoeling mee heeft. Zou hij de ‘kunstgrepen’ niet met opzet weglaten, en ons zo uitnodigen om in de eerste plaats te kijken naar wat er staat? Uiteraard druist hij daarmee in tegen alle geschreven en ongeschreven wetten van de hedendaagse literatuur, die immers wordt gedefinieerd door het hoe. Maar dat is met opzet, en interessanter dan de roman meteen van tafel vegen als niet-literair is het om te onderzoeken hoe we die dan wel kunnen begrijpen, wanneer we onze oude ‘modernistische en postmodernistische’ criteria niet meer kunnen hanteren. Laten we eerst eens kijken naar wat er allemaal niet zo ‘glashelder’ is in dit boek. Dat is nog heel wat. Hoe zit het bijvoorbeeld met de oom uit de titel? Die vervult vele rollen tegelijk. Voor de ene hoofdpersoon, majoor Anthony, is hij de dictatoriale Zuid-Amerikaanse staat aan wie hij loyaliteit verschuldigd is. De staat is ‘als een geliefd familielid’. (16) Voor de andere hoofdpersoon, het meisje Lina, is de oom een vieze pop in de mijn waar zij werkt, een pop die functioneert als een afgodsbeeld. Net als de staat vraagt ook deze ‘oom’ zinloze offers, namelijk whisky en sigaretten, ook deze oom geeft daar niets voor terug. Lina is dan inmiddels weggelopen bij majoor Anthony die haar wilde adopteren na het laten afslachten van haar ouders. Zij is beland in een arm, koud dorp in de bergen en werkt (net als de andere leden van het gezin waarin zij is opgenomen) dagelijks in de mijn. Uiteindelijk wordt zij meegenomen door de ‘dirigent’, een verzetsleider die haar bezwangert maar haar niet weet te beschermen. Deze dirigent is ook een ‘oom’: ‘Ik ben de oom van alle mensen in dit dorp. Ik ben de oom van het vernietigde volk, ik ben gekomen om het te wreken, om het eraan te herinneren dat het een wil heeft. De revolutie is onze oom.’ (574) Deze verschuivingen van de figuur van de oom illustreren dat het niet uitmaakt aan welke ‘kant’ van de burgeroorlog je staat: aan iedere zijde is er een instantie die zinloze offers vraagt en die daar Vooys. Jaargang 27 8 niets tegenover stelt. Zowel de dictatuur, als de revolutie als het kapitalisme (in de vorm van de mijn) vragen menselijke offers. Het gebrek aan betekenis of zin daarvan is cruciaal in deze roman, en in al Grunbergs werk. Net als het offer dat Abraham brengt als hij zijn enige zoon lijkt te moeten afslachten, zijn ook deze offers van mensenlevens en arbeid zonder rede. Daarin lijkt deze oom op God, maar is nog veel wreder en onvoorspelbaarder. Er is hier geen redelijkheid, alleen een onverzadigbaar verlangen naar steeds weer nieuwe offers. Ook de dood van Lina's baby is zinloos: hij wordt gesmoord terwijl Lina hem stil probeert te houden in een schuilkelder: ‘Lina heeft zich vergist, al die jaren. [...] Ze was niet dood, ze was schijndood. Nu pas is ze echt dood.’ Uit de epiloog blijkt dat ze nadien wapenhandelaar is geworden: ‘handelaar in de dood.’ Sentiment te over inderdaad in deze roman, vooral wanneer de kleine Lina eenzaam op haar kale kamer in het huis van de majoor zit, en denkt dat haar ouders haar voor straf niet komen halen.