Mededelingen Van De Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39 bron Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39. Stichting Jacob Campo Weyerman, Amsterdam 2016 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_med009201601_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 1 [Mededelingen van de stichting Jacob Campo Weyerman, Jaargang 39, Nummer 1, winter 2016] Politiek op de kermis Het genre van de gefingeerde rarekiekvertoning* Ivo Nieuwenhuis Dat het nieuws als bron van vermaak kan gelden, blijkt tegenwoordig vrijwel onophoudelijk. Het aantal podia voor nieuws-gerelateerde humor is in Nederland anno 2016 schier oneindig en de productie van dit type humor stabiel hoog. De satirische nieuwswebsite De Speld (‘Uw vaste prik voor betrouwbaar nieuws’) publiceert minstens één bericht per dag. Cabaretiers trekken avond aan avond volle zalen. Op televisie volgen op de actualiteit geënte amusementsprogramma's, meestal ook gemaakt door cabaretiers, elkaar in rap tempo op: alleen al in de afgelopen maanden waren daar Cojones (VARA), Zondag met Lubach (VPRO) en De Kwis (VARA) te bewonderen. Mediawetenschappers duiden dergelijke uitingen doorgaans aan als infotainment: publieke communicatie waarin de grens tussen informeren en amuseren (entertainen) vaag is.1 Ze suggereren daarbij dat die grensvervaging een typisch product is van onze hedendaagse, ‘hypermediale’ samenleving, waarin de amusementsindustrie oppermachtig is en ‘Vind ik leuk’ voor velen de belangrijkste uiting van betrokkenheid bij een onderwerp.2 Dat ook in de achttiende eeuw de grenzen tussen informeren (of opiniëren) en amuseren alom al vervaagden, is voor lezers van de Mededelingen natuurlijk geen nieuws. De tijdschriften van Jacob Campo Weyerman vormen hiervan misschien wel het meest sprekende voorbeeld. Het is mij er hier dan ook niet om te doen het ongelijk van de voornoemde mediawetenschappers aan te tonen. Evenmin wil ik betogen dat er tussen de achttiende eeuw en nu niets is veranderd, en ons bestaan al minstens drie eeuwen door een preoccupatie met entertainment wordt gekenmerkt. Wel wil ik laten zien hoe de vermenging van (politiek) nieuws en amusement, die vandaag de dag op televisie en internet zo prominent zichtbaar is, in de achttiende eeuw werkzaam was, meer specifiek in het genre dat ik zou willen aanduiden als de gefingeerde rarekiekvertoning. Over dat genre is tot nog toe in de wetenschappelijke literatuur vooral in terloopse termen gesproken, naar mijn idee ten onrechte.3 Het biedt ons namelijk inzicht in een vorm van veelal politiek getint vermaak die duidelijk anders is dan wat we kennen van de satirische tijdschriften van figuren als Hendrik Doedijns, Weyerman en, later in de eeuw, Pieter van Woensel: het is minder intellectueel, meer ‘volks’, daarmee toegankelijker en in potentie dus ook geschikter voor een breder publiek. Een belangrijke sleutel tot het begrip van die meer laagdrempelige politieke humor biedt de context van de kermis, niet toevallig ook de thuisbasis van de rarekiek. ‘Moy fraay curieux’ Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39 Het genre van de gefingeerde rarekiekvertoning is geïnspireerd op de rarekiek, die in de vroegmoderne tijd door heel Europa te vinden was. De Britten kenden de kastjes als ‘peepshows’ of ‘raree shows’, de Fransen als ‘rarités’ en in de Duitstalige gebieden sprak men van ‘Guckkasten’.4 Samen met onder meer Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39 2 liedjeszangers, poppenspelers en dierkunstenaars maakte de rarekiek - de naam duidde zowel de vertoner als zijn kast aan - deel uit van de toenmalige amusementsbranche. Het was een vorm van straatvertier.5 Waaruit dat vertier precies bestond is enigszins ongewis. Er lijken meerdere modellen rarekieks in omloop te zijn geweest.6 In ieder geval was er altijd sprake van een houten kast waarin iets te zien was. Het model dat we in Nederlandse bronnen het meest terugvinden is een op een standaard geplaatste afgesloten kast met één of meer kijkgaten, waardoor het publiek kon kijken naar een afbeelding in de kast. Vermoedelijk waren de kijkgaten voorzien van een lens, waardoor een diepte-effect ontstond en de afbeelding een levensechte aanblik bood. Met die garantie van levensechtheid kon de eigenaar van de kast het publiek naar zijn attractie lokken, alwaar het dan tegen betaling een kijkje mocht nemen.7 Dat maakt de rarekiek tot een voorloper van de bioscoop, een vorm van audiovisueel entertainment op locatie, waarbij de eigenaar van de kast het auditieve gedeelte voor zijn rekening nam: hij voorzag de beelden in de kast van toelichting en commentaar en speelde daarmee de rol van explicateur. Wanneer deze vorm van audiovisueel entertainment precies zijn intrede deed in de publieke ruimte, is moeilijk te bepalen. In ieder geval lijkt de gewoonte om met dergelijke kijkkasten bij wijze van attractie langs de straten te trekken pas in de late zeventiende eeuw te zijn ontstaan. Vanaf dat moment vinden we de rarekiek op afbeeldingen van de kermis en het straatleven en wordt ernaar verwezen in pamfletten. In de Republiek gebeurde dit voor het eerst in een pamflet naar aanleiding van de moord op de gebroeders De Witt in 1672: Haeghse nouvelles de rarité, moy curieus de Ms. Witten.8 Het vroegste Britse voorbeeld, The raree show, stamt uit 1681 en heeft een zekere vermaardheid, aangezien het een pamflet tegen koning Karel II betreft, waarvoor de auteur, Stephen Colledge, de doodstraf kreeg. Met de opkomst van de rarekiek als kermisattractie doet ook het genre van de gefingeerde rarekiekvertoning zijn intrede. Daaronder versta ik de nabootsing van een rarekiekvertoning in gedrukte, tekstuele vorm, eventueel ondersteund met enige illustraties. Het genoemde pamflet uit 1672 kan nog niet tot die categorie gerekend worden, omdat hierin de verwijzing naar de rarekiek alleen in de titel voorkomt; het pamflet zelf bestaat slechts uit een berijmde blamering van de gebroeders De Witt van één pagina. Het pamflet van Colledge is wel als een gefingeerde rarekiekvertoning te beschouwen en daarmee, vooralsnog, het oudst overgeleverde voorbeeld van dit genre. Niet lang daarna echter verscheen De tweede Amsterdamse Posttyding moy fraay curieux van de Keuninke van Vrankryke, de State Jerusalemme die kroote Turke e comsla (ca. 1689), een vier pagina's tellend pamflet, vermoedelijk deel uitmakend van een grotere reeks, waarin we voor het eerst de ‘rarekiekformule’, zoals ik hem maar even noem, in de Republiek aan het werk zien.9 Het woord rarekiek komt in dit pamflet nog niet voor. Wel is sprake van een ‘Rariteyt’. Ook wordt de lezer al op het goede spoor gezet door de woorden ‘moy fraay curieux’ in de titel. Die vormden namelijk de gebruikelijke aanprijzing waarmee de vertoners hun publiek probeerden te lokken. De frase werd op den duur zo conventioneel dat de term ‘fraai curieus’ als synoniem voor de rarekiek zelf ging fungeren.10 Wat de lezer eveneens al in de titel kon herkennen was het taalgebruik van de rarekiekvertoner, een Fransman die Nederlands spreekt Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39 3 met zwaar Frans accent: ‘mooi’ wordt gespeld als ‘moy’, er is sprake van een ‘Keuninke’ van ‘Vrankryke’, een ‘kroote Turke’ et cetera. Dat taalgebruik is een van de belangrijkste kenmerken van de gefingeerde rarekiekvertoning, waarin de vertoner nadrukkelijk een typetje is, een personage dat de echte rarekiek-vertoner op een clichématige en vermoedelijk ietwat overdreven manier imiteert met als doel de lachlust op te wekken.11 ‘De raarekiek-kas’. Prent van A. Bouwens met een bijbehorend versje, dat de rarekiek aanprijst als leerzame attractie voor de jeugd waar ze beter haar geld aan kan besteden dan aan snoepgoed. Gedateerd tussen 1794 en 1804. (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam) Een volgend kenmerk, dat ook in veel latere gefingeerde vertoningen terugkeert, is de gedramatiseerde vertelsituatie, waarbij sprake is van personages die met elkaar het gesprek aangaan. Er verschijnen twee vertoners ten tonele, Jean en Deny, en daarnaast een hele stoet inwoners van Amsterdam, zowel kinderen Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39 4 als volwassenen, die een kijkje komt nemen in de rarekiek en reageert op wat er te zien is. De beelden, beschreven door Jean en Deny, hebben betrekking op de politieke actualiteit: recente krijgsverrichtingen, het gedrag van Europese vorsten. Zo ontstaat een variant op het in de Republiek toen reeds vertrouwde verschijnsel van het praatjespamflet.12 Titelpagina van De tweede Amsterdamse Posttyding moy fraay curieux van de Keuninke van Vrankryke, de State Jerusalemme die kroote Turke e comsla (ca. 1689). (Universiteitsbibliotheek Gent) Het feit dat in dit pamflet de rarekiek wordt opgevoerd als een medium dat informatie brengt over actuele gebeurtenissen, roept de vraag op in hoeverre ook de echte rarekieks in die tijd als nieuwsmedium functioneerden. Het antwoord op die vraag is helaas niet eenduidig. Een belangrijk tegenargument is de traagheid van dit medium vergeleken met andere contemporaine media voor nieuwsverspreiding, zoals de krant en mond-tot-mondcommunicatie. De meeste mensen zullen de rarekiek maar af en toe hebben kunnen aanschouwen, wellicht alleen tijdens de jaarlijkse kermis. De vertoner zal bovendien hebben rondgereisd met een vast repertoire aan beelden, waar hij minstens één seizoen mee wilde doen om niet te veel kosten te hoeven maken. Dat alles maakt het erg onwaarschijnlijk