Mededelingen Van De Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24 bron Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24. Stichting Jacob Campo Weyerman, Amsterdam 2001 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_med009200101_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 1 Est Deus in nobis! Over Swaanenburg en Ludeman Frank van Lamoen De laatste jaren van zijn leven woont Willem van Swaanenburg (1679-1728) in de Oude Looierstraat te Amsterdam. Waarschijnlijk kent hij de stad uit zijn jeugdjaren, aangezien zijn verwanten van moederszijde er wonen, een familie van edelsmeden geheten Voster. Wanneer Swaanenburg zich in de loop van 1722 in de Jordaan vestigt, woont Ludeman al een kleine tien jaar in dezelfde buurt. Een tijd lang voert deze radicale piëtist een menage à trois met een uitgesproken voorkeur voor zijn ‘geestelijke bruid’, de Zweedse profetes Britta Beier. Ludeman mishandelt zijn aardse wederhelft en laat zijn kinderen aan hun lot over. In 1721 is voor de getergde echtgenote de maat vol en neemt zij de boot naar Hamburg. Ondanks haar vertrek blijft het in de daarop volgende jaren onrustig in de Jordaan, niet in de laatste plaats door toedoen van Ludeman en Britta zelf, die de gebeurtenissen uit het recente verleden oprakelen in ‘vermanende’ geschriften. De betrokkenen laten zich niet onbetuigd en verzamelen belastend materiaal om een aanklacht in te dienen. Op 1 maart 1726 legt een gewezen dienstmaagd van Ludeman, de Zweedse Margaretha Eek, een verklaring af voor notaris De Wilde. Met afschuw vertelt ze dat zy tot diversche maaien het bed van Britta Beier heeft moeten maaken, voor het bed van hem Ludeman, dat ook wel gebeurt is, dat zy getuige onvoorziens op de kamer komende, Britta zonder eenige klederen aan heeft gevonden in het bed van Ludeman, dat zy getuige ook op andere maaien Ludeman wel heeft gezien voor het bed van Britta, die hy zoende en likte, taste en voelde, op een zeer onbeschaamde wyse, gelyk ook mede op andere maalen heeft gezien, dat Ludeman uitgaande, of thuiskomende zyn Britta zeer vrindelyk omhelsde, ook wel haar by de borsten, en onder de rokken taste, dat zy getuige beschaamt was om zulks aan te zien.1. De volgende dag gaat de notaris in gezelschap van Margaretha en twee getuigen naar het huis van Ludeman aan de Rozengracht om achterstallig loon op te eisen voor de dienstmaagd, maar hij moet onverrichter zake terugkeren. Margaretha kan naar haar geld fluiten, want Britta mist enkele lepels en vorken in huis. Daar komt nog bij dat Margaretha geen Nederlands spreekt, dus Laurens Strandiger, de tolk die de notaris heeft geholpen, is ook niet te vertrouwen. Het zijn profetische woorden: in juli 1726 trekt een groep buurtbewoners, waaronder de beëdigd vertaler, naar het huis van Ludeman om hem te verjagen. Met succes: de kwakzalver en zijn geestelijke bruid verhuizen naar de Keizersgracht. Na deze gebeurtenissen kiest Swaanenburg openlijk partij tegen Ludeman - tot dusver was het bij ongevaarlijke toespelingen gebleven - en start op 14 oktober 1726 met een nieuw weekblad onder de veelzeggende titel De doctor, zonder promotie, een tijdschrift dat door toedoen van een onbetrouwbare uitgever voortijdig afbreekt. Op 16 december 1726 gaat Swaanenburg onverdroten verder met de bestrijding van de ziekte die Ludeman heet in De vervrolykende Momus of koddige berisper. Het wordt zijn laatste, meest ‘evangeliserende’ weekblad, en ook stilistisch het minst Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24 boeiende. (Van de ‘grote drie’ in deze periode is Weyerman onbetwist de meest begaafde. Swaanenburg wordt te veel belemmerd door zijn bevlogenheid. Van den Burg kan eigenlijk niet schrijven). De spottende Momus doet in zijn blad een pleidooi voor authentieke vroomheid. Ludeman was intussen niet vergeten waarom hij zijn geboorteplaats moest ontvluchten. Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24 2 In het voorjaar van 1727 kastijdt hij de Duitse overheid in De herder-staf, gebruikt tegen de magistraat der stad Haarburg. Britta Beier voegt er een pamflet aan toe waarin de recente Amsterdamse commotie wordt beschreven: De gekroonde morgenstond. In De vervrolykende Momus van 5 mei maakt Swaanenburg melding van de nieuwe profetische kwaadsprekerij en belooft in te grijpen. Hij publiceert een venijnige ‘recensie’ onder de titel: Hans Christoffel Ludeman, afgerost door zyn eigen Harderstaf, die hy gebruikt heeft, tegens de magistraat der stad Haarburg, in spyt van Brita Beiers middernachtskroon, en gekroonde morgenstont, ter verdediging van, op de infaamste maniere, gepasquilleerde levendigen, en dooden. De tekst laat aan duidelijkheid niets te wensen over: hij is een oplichter, zij een hoer. Beide zijn lasteraars die de goede naam van eerbare personen in Swaanenburgs omgeving te grabbel gooien. Ludeman is een kwakzalver in de filosofie en in de medicijnen, een planeetlezer en piskijker, een Paracelsist die dodelijke antimoonpreparaten vervaardigt. De teksten van Ludeman en Britta wemelen van de verminkte bijbelaanhalingen; zij profaneren de Schrift. De gewaande profeet wordt door Swaanenburg uitgemaakt voor vrijgeest, fanaticus, valse apostel, geestdrijver, piëtist, Boehmist, oproerkraaier, separatist, en verkondiger van het duizendjarig rijk: de achttiende eeuwse incarnatie van David Joris, Jan van Leiden of Knipperdolling. Ludeman en Britta doen zich bovendien voor als wedergeborenen, die het contemporaine Babel ver achter zich hebben gelaten, en het Nieuwe Jerusalem in zichzelf hebben gerealiseerd. De ‘in de geest’ levende bruid en bruidegom rekenen zichzelf tot een schare van uitverkorenen, en voelen zich boven iedere aardse morele norm verheven. Op 1 september 1727 kondigt Swaanenburg de tweede druk aan van zijn tirade. Weyerman reageert met een trendgevoelige aanval in Den echo des weerelds.2. Later zal hij Ludeman nog herhaaldelijk ter sprake brengen. Het collegium medicum buigt zich over de zaak, de kerkeraad analyseert de apocalyptische geschriften van Ludeman en Britta. Als aangeschoten wild draaft Ludeman naar Harderwijk om een bul te bemachtigen, maar krijgt daar nul op rekest. In de laatste aflevering doet Swaanenburg honend verslag van de mislukte promotie. Wegens ziekte moet hij zijn blad afbreken zonder de jaargang vol te maken, en overlijdt een half jaar later op 18 april 1728. Een paar weken later promoveert Ludeman alsnog, en vergaart in de loop van de tijd een vermogen. De antecedenten van een chiliast Hans Christoph Lüdemann wordt op 24 augustus 1683 geboren in Haarburg bij Hamburg. Hij geniet enige opleiding en wordt schoenlapper. Hij 1704 maakt hij kennis met stadsdokter Matthaei en komt in aanraking met separatisten, profeten en chiliasten. Het nabijgelegen Altona was een vrijstad waar in het verleden dissenters als Labadie, Bourignon en Rothé hun toevlucht hadden gezocht. In de eerste decennia van de achttiende eeuw was er in de hertogdommen Schleswig en Holstein weinig Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24 veranderd: ze vormden nog steeds het terrein bij uitstek voor doortrekkende legers. De bevolking was arm en velen beschouwden de niet aflatende rampen als een aankondiging van het einde der tijden. Er stonden profeten op die tot boete maanden, en de piëtistische kritiek aan het adres van de predikanten nam radicale vormen aan. De theosofie van Jacob Boehme die in de zeventiende eeuw over Europa werd verspreid, werd in een sterk eschatologisch gekleurde interpretatie opnieuw verkondigd door de volgelingen van de Engelse mystica Jane Leade (1623-1704) die op het continent zogeheten Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24 3 ‘Philadelphische’ gemeenschappen trachtten te stichten. Leads geschriften werden in het Duits vertaald door Loth Fisher te Utrecht, en uitgegeven bij Wetstein te Amsterdam. De voedingsbodem voor Ludemans overtuiging bestond dus uit een amalgaam van radikaal piëtistische, spiritualistische, Boehmistische en chiliastische ideeën. Nadat Ludeman het gezelschap van separatisten heeft gezocht belastert hij de geestelijkheid van Haarburg. Een zekere Christoph Hendrik Tanke werpt zich in de strijd met een pamflet getiteld Der treuherzige Warner maar de schoenmaker wil niet luisteren. Het volk wordt tegen hem opgezet en hij moet worden ontzet door de schout. Het zal niet de laatste keer zijn: we schrijven januari 1706. In dat jaar trouwt hij met Dorothea Straatsburg. In 1709 werd het leger van de Zweedse koning Karel XII in de slag bij Poltawa vernietigd door een van de vele belichamingen van de Antichrist, Peter de Grote. Karel vluchtte naar de Turken en zette ze ertoe aan de oorlog te verklaren aan de Russen. Deze alliantie inspireerde een geestverwant van Ludeman, de schoenmaker Johann Maximilian Daut tot een profetie waarin Turken en Zweden het kwaad zouden verdelgen en een vredesrijk zouden stichten. Daut's Helle Donnerposaune verscheen in 1710.3. De Turken waren overigens een jaar later tevreden met de controle over Azov en trokken hun leger terug. Daut vluchtte en werd in 1711 bij de Boehmisten in Leiden gesignaleerd. Tot de geestverwanten van Ludeman hoort ook de Haarburgse garnizoenspredikant Christian Anton Römeling, die na aanvankelijke tegenstand uiteindelijk de zijde van de separatisten koos, waarna hij in 1710 uit zijn ambt werd gezet. Evenals Daut voorspelde Römeling de ‘Zerstöhrung Babels von Mitternacht [de Zweedse Karel XII] und Morgen [de oosterse sultan]’, naar Jesaja 41,