Ronald Stenvert KerkkappenNederland in -

Kerkgebouwen hebben eeuwenlang het beeld van stad en dorp gedomineerd. Onder hun vaak imposante daken zit een kapconstructie die het gebouw water- en winddicht houdt, maar verder een verborgen bestaan leidt in de schemerduistere ruimte tussen pan en plafond. Aan de hand van een tiental pas gerestaureerde kerken schetst dit boek de 1800 1970 ontwikkeling van traditionele gestapelde houtconstructies naar modernere bouwvormen.

Meer dan de hel van de bestaande kerken dateert uit de periode tussen 1800 en 1970, toen Ronald Stenvert de vraag naar nieuwe kerken vrijwel stilviel. Vanuit een bredere cultuurhistorische context gaat dit boek in op de ontwikkeling van de toegepaste hang-, schoor- en springwerken in de kerkkappen. Ook het gebruik van moderne materialen, zoals ijzer, beton en gelamineerde spanten komt aan bod. Een interessante periode daarbij is het Interbellum, toen de forse kapruimte kleiner werd en kap en dak uiteindelijk ineensmolten, waardoor de kapconstructie meer in het zicht kwam. Ronald Stenvert KerkkappenNederland in -

Kerkgebouwen hebben eeuwenlang het beeld van stad en dorp gedomineerd. Onder hun vaak imposante daken zit een kapconstructie die het gebouw water- en winddicht houdt, maar verder een verborgen bestaan leidt in de schemerduistere ruimte tussen pan en plafond. Aan de hand van een tiental pas gerestaureerde kerken schetst dit boek de 1800 1970 ontwikkeling van traditionele gestapelde houtconstructies naar modernere bouwvormen.

Meer dan de hel van de bestaande kerken dateert uit de periode tussen 1800 en 1970, toen Ronald Stenvert de vraag naar nieuwe kerken vrijwel stilviel. Vanuit een bredere cultuurhistorische context gaat dit boek in op de ontwikkeling van de toegepaste hang-, schoor- en springwerken in de kerkkappen. Ook het gebruik van moderne materialen, zoals ijzer, beton en gelamineerde spanten komt aan bod. Een interessante periode daarbij is het Interbellum, toen de forse kapruimte kleiner werd en kap en dak uiteindelijk ineensmolten, waardoor de kapconstructie meer in het zicht kwam. Kerkkappen in Nederland WBOOKS Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Kerk kappen in Neder 1800 land 1970 Ronald Stenvert

WBOOKS Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Voorwoord 7

Inleiding 9

1 Opmaat 13

2 Waarlijk representatief 23

3 Opbloeiende behoeften 35

4 Hout voor boven de gebedsruimte 51

5 Kreupele en andere spanten 61

6 Hangen, schoren en springen 77

7 Franse nieuwigheden 103

8 Storten, monteren en lijmen 113

9 Sober en flauwhellend 123

10 Deflatie tussen plafond en pan 143

11 Bijzonder of alleen groot? 153

Noten 162

literatuur en bronnen 166

Bronnen en archieven 169

Illustratieverantwoording 169

Termenlijst 170

Register 172

Summary 176

Colofon 180

5

Voorwoord

Iedere week sluit een kerkgebouw zijn ook de internationale dimensies van ontwik- Afb. 1 (pag. 2) deuren, niet wetend wat de toekomst brengen kelingen in techniek en vormgeving worden Kapconstructie boven zal. Naar verwachting zullen ongeveer dui- behandeld. Kwantitatief in beeld gebracht het koor van de zend kerken en 150 kloosters in de komende en gelardeerd met constructietekeningen en St.-Willibrorduskerk jaren vrijkomen, wachtend op een nieuwe foto’s is deze publicatie relevant voor het op te Zeilberg bij Deurne, bestemming. Of, als de maatschappelijke wil verantwoorde wijze waarderen, restaureren of gebouwd in 1914 naar daartoe ontbreekt, zal een deel daarvan ver- bouwkundig aanpassen van kerkgebouwen. ontwerp van dwijnen door sloop. Gelukkig blijven nog heel C. Franssen. wat kerken in religieus gebruik en hoeft voor In opdracht van de Rijksdienst heeft ar- hun voortbestaan niet te worden gevreesd. De chitectuur- en bouwhistoricus dr. ing. Ronald Afb. 2 (pag. 4) Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed inves- Stenvert onderzoek verricht naar een tiental Bouw van de St.-Igna- teert in het met elkaar in gesprek brengen van kerkkappen in hun architectuurhistorische tiuskerk, ook De Zaaier partijen die ertoe kunnen bijdragen dat het context. Dit gebeurde in het kader van het genoemd, te Amsterdam maatschappelijk vraagstuk rond de toekomst onderzoeksproject rond grootschalige restau- in 1928 naar ontwerp van kerken, kloosters en hun inventaris tot raties, uitgevoerd in de periode van 2009 tot van H.W. Valk. een oplossing komt. eind 2012, dat mogelijk werd gemaakt door extra gelden voor de monumentenzorg in Afb. 3 (links) Intussen vraagt ons rijkgeschakeerde ker- ons land. De auteur en begeleiders hebben Deel van de stalen kenbestand om fysieke zorg. Kerkgebouwen in samenwerking met uitgeverij wbooks in kapconstructie boven leggen een groot beslag op de beschikbare een kort tijdsbestek een verrassende publica- de kruising van de middelen voor restauratie. Het is daarom van tie gerealiseerd. Een boek dat relevant is voor St.-Petrus’ Stoel van groot belang om hier zorgvuldig mee om te de instandhoudingsopgave van deze tijd. Een Antiochië-kerk te gaan. Duurzaam behoud van gebouwen vereist knappe prestatie! Berlicum uit 1932-1934 kennis van zaken. Ook van specifieke, aan het naar ontwerp van zicht onttrokken onderdelen, zoals kerkkap- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed H.C. van de Leur. pen. Niet eerder verscheen een uitgebreide Drs. Cees van ’t Veen, directeur beschouwing over Nederlandse kerkkappen in de negentiende en twintigste eeuw, waarbij

7

Inleiding

De belangrijkste gebouwen hebben doorgaans tussen dakbedekking en gewelf een voor het Afb. 4 de belangrijkste constructies. Kerkgebouwen grote publiek ‘geheime’ en afgesloten, maar Sloop in 1975 van de in staan daarbij bovenaan. Waar steunberen en constructief noodzakelijke, wereld bevindt. 1898 naar ontwerp van luchtbogen de zichtbare constructieve hoog- Waar bij archeologen de spanning van het P.J.H. Cuypers gereed tepunten van gotische kerken vormen, leiden vinden tijdens het opgraven een onlosmake- gekomen Heilig Hart- de vaak evenzeer imposante kapconstructies lijk deel uitmaakt van de mystiek van het on- kerk of Noordhoekkerk echter een aan het zicht onttrokken bestaan. bekende, oefent de kapconstructie een verge- te Tilburg. Dat geldt niet enkel voor middeleeuwse ker- lijkbare aantrekkingskracht op bouwhistorici ken, maar ook voor de periode daarna. Deze uit. Het in schemerduister naar toognagels en studie hoopt iets meer licht op dit verborgen montagemerken speuren is het dichtst dat een aspect te werpen (afb. 4).1 bouwhistoricus bij detectivewerk kan komen in zijn zoektocht naar de ‘whodunit’ van de Verborgen ruimten bouwers van eeuwen her. De enige keer dat er letterlijk sprake was Spectaculair zijn de kapconstructies van forse van detectivewerk in een kapruimte was middeleeuwse kerken waarin grote hoeveel- kort na 24 augustus 1900 toen het ontzielde heden hout verwerkt zijn tot een dicht woud lichaam van de elf jaar oude Marietje Kessels van spanten en sporen met als enig doel het op de ‘verwulfsels’ van de Noordhoekse kerk onderliggende gebouw water- en winddicht in Tilburg werd gevonden. Ondanks gerucht- te houden. Deze enorme inspanning is noch makende speculaties ligt de dader op het kerk- van binnen noch van buiten als zodanig zicht- hof, mogelijk niet ver van haar kindergraf op baar. Buiten valt ze weg tegen het silhouet van de rooms-katholieke begraafplaats aan de Bre- de kerk als geheel, binnen tegen de imposan- daseweg. Deze door P.J.H. Cuypers ontworpen te ruimtewerking van het interieur. Hierdoor en in 1898 gereedgekomen Heilig Hartkerk in wordt maar al te gemakkelijk vergeten dat zich de Tilburgse wijk Noordhoek heeft zelf het tu-

9 mult uiteindelijk ook niet overleefd en viel in is zonder ijking van de relatieve chronologie 1975 onder de sloperskogel. Dat geschiedde in aan dendrochronologische data. Helaas is dit een tijd dat de ontkerkelijking al wel was be- nog niet met terugwerkende kracht op zijn ge- gonnen, maar jongere kerken nog niet waar- gevensbestand uitgevoerd, waardoor de meer- devol genoeg werden geacht om te worden derheid van de door Janse onderzochte kappen behouden. Op deze plaats van herinnering het vooralsnog nog steeds met de door hem prijkt inmiddels het sobere wooncomplex gegeven globale datering moet stellen.5 Résidence De Noordhoek. Op de aanzet in het genoemde hoofd- stuk van Janse na staat het bouwhistorisch Studie naar kapconstructies onderzoek naar jongere kappen nog in de Afb. 5 kinderschoenen. De toegevoegde waarde van Voorpagina van het boek De fascinatie van bouwhistorici voor kapcon- de dendrochronologie is voor deze periode van Herman Janse Hou- structies heeft de nodige resultaten opgele- beperkt, omdat alle jongere kappen vrij goed ten kappen in Nederland verd, zij het overwegend met betrekking tot de op archivalische gronden gedateerd kunnen uit 1989. oudere perioden. De belangrijkste publicatie worden. Ook een - zij het een nog rudimen- op dit gebied is en blijft ontegenzeggelijk Hou- tair - inzicht in de houthandel uit die periode ten kappen in Nederland 1000-1940, het boek waar- maakt zogeheten ‘dendroprovenancing’ naar op Herman Janse in 1989 promoveerde aan de de herkomst van hout tot een zinvolle interes- Rijksuniversiteit Leiden (afb. 5).2 Op zich is de sante optie die echter vooralsnog buiten elk titel wat misleidend, omdat op drie na alle ruim onderzoeksbudget valt. 850 door hem feitelijk onderzochte gebouwen Aan contemporaine literatuur over hout, uit de periode van vóór 1800 dateren en in het houtconstructies en kappen ontbreekt het boek overduidelijk de meeste aandacht uit- geenszins (afb. 6). Hier doet zich echter het gaat naar middeleeuwse kapconstructies. Dat feit voor dat die boeken overwegend met een neemt echter niet weg dat Janse in zijn laat- specifiek doel zijn geschreven.V eelal was dat ste hoofdstuk een globale schets geeft van de doel technisch van aard, niet zelden met een ontwikkelingen sindsdien, waarvan hier met educatief karakter, maar vrijwel nooit met een vrucht gebruik is gemaakt.3 Als standaardwerk historische of cultuurhistorische invalshoek, kreeg het boek van Janse niet die impact die zodat we doorgaans beter geïnformeerd zijn het had kunnen hebben. Niet zozeer omdat dit over het hoe en wat van een constructie, dan onontkoombaar technische onderwerp in zijn over het wanneer en waarom daarvan. Deson- boek ook vooral technisch werd behandeld. danks staat deze contemporaine literatuur toch Janse schonk, anders dan in diverse van zijn aan de basis van deze studie, al is het maar om- andere publicaties,4 nagenoeg geen aandacht dat er toch het nodige uit te halen valt. Hier is aan de cultuurhistorische context. Het groot- met vrucht van deze oudere publicaties gebruik ste struikelblok vormt misschien wel zijn zeer gemaakt omdat, anders dan bij Janse, aan deze hermetische indeling in kaptypen, waarvan de studie geen jarenlang onderzoek van honder- gehanteerde terminologie op hoofdlijnen niet den kerken ter plaatse ten grondslag heeft kun- geheel onomstreden is en zijn onderverdeling nen liggen. Aan de studie waren strikte grenzen in subtypen ronduit ondoorgrondelijk blijkt. gesteld wat betreft tijd en geld.D eze dient daar- Daar bovenop komt het feit dat Janse niet ten om te worden beschouwd als een tussenstand volle heeft kunnen profiteren van de groeien- in een vrijwel onontgonnen terrein. de toepassing van het dendrochronologisch onderzoek. De exacte datering van de hout- Opzet van deze studie constructies die hierdoor mogelijk werd, heeft een ware paradigmashift in de bouwhistorie In deze studie wordt gekeken naar kerkkap- teweeggebracht, waardoor inmiddels vrijwel pen uit de periode 1800-1970 met een opmaat geen enkel groter onderzoek meer denkbaar voor de periode daarvoor. Het doel was om

10 op basis van de genoemde literatuur, beperkt niet begonnen werd met het afstoten en her- archiefonderzoek naar kerkbestekken en ge- bestemmen van de vele vrijkomende kerken. gevens van een tiental ter plekke onderzochte Moderne materialen als ijzer, beton en gela- kerken een overkoepelend beeld te schetsen mineerd hout gingen in de latere perioden van de ontwikkeling van de kapconstructies deel uitmaken van de kapconstructie, waarbij en daarmee als pars pro toto eveneens voor de naoorlogse kerk alras soberder van vorm andere kapconstructies. Het bleek niet zinvol werd en de kapconstructie simpeler. om de afzonderlijke kappen in detail op te me- Met de bouwhistorische ontwikkeling ge- ten en zo is volstaan met principedoorsneden schetst, wordt de kring wijder getrokken en vergelijkbaar met die in het werk van Janse.6 komen in het derde en laatste deel vragen aan Afwijkende houtconstructies, met name to- bod of er bij bepaalde denominaties een voor- renspitsen en koepelconstructies, blijven in keur bestaat voor een bepaalde kapconstructie Afb. 6 deze studie buiten beschouwing. en of de ‘handtekening’ van de architect in de Voorpagina van het Het ‘verborgen’ karakter van de kerkkap- materialisatie van het gebouw zich al dan niet boek van P.H. Scheltema pen maakt dat deze niet spontaan bezocht uitstrekt tot de toegepaste kapconstructie. Trappen & kappenboek kunnen worden, en dat er telkens een geplan- Daarnaast wordt de vraag beantwoord of en uit circa 1905. de actie aan vooraf moet gaan om ze te kun- in hoeverre de kerkkap en zijn ontwikkeling nen bezoeken. Dit private karakter hebben afwijkt van vergelijkbare grotere kapconstruc- kerkkappen gemeen met onderzoek naar het ties in andersoortige gebouwen. interieur als zodanig en vormt een beperking van dit onderzoek. Dankzegging

Drie aspecten komen in deze studie aan bod. Voor hun hulp bij de totstandkoming van Na een korte ontwikkelingsschets van de ou- dit boek is veel dank verschuldigd aan mijn dere kappen tot 1800 wordt allereerst aandacht opdrachtgever de Rijksdienst voor het Cultu- besteed aan de cultuurhistorische context reel Erfgoed, zijn directie en medewerkers, waarbij de ontwikkeling van de behoefte naar met name in de personen van Dirk de Vries, kerken – en daarmee kerkkappen – geschetst Ben Kooij, Erik Kleijn en Albert Reinstra. Via wordt. Herverdeling van de kerken na de Fran- Karel Emmens kon ik de kap van de kerk in se tijd, gevolgd door de emancipatie van het Berlicum bezoeken. Ook gaat mijn dank uit katholieke volksdeel en de opkomst van de ge- naar de uitgever, met name Henk van de Wal, reformeerde tak, in combinatie met sterk uit- Johan de Bruijn en vormgever Richard Bos. breidende steden, leidde tot een aanzienlijke Mijn collega’s binnen het BBA: Bureau voor aanwas van kerkgebouwen en -kappen. Over Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis die aanwas van kerkgebouwen, het daardoor hebben bijgedragen met inhoudelijke en re- ontstane ‘golvende’ kerkenlandschap en het dactionele opmerkingen. Daarnaast is dank daarbij benodigde bouwhout gaat het eerste verschuldigd aan Leo Dubbelaar, Herman deel. Wesselink en Wies van Leeuwen die als leden Als introductie op het tweede deel dient van het Cuypersgenootschap altijd en niet een hoofdstuk over herkomst, handel en han- aflatend een meer dan gewone interesse heb- delsformaten na 1800 van de niet onaanzien- ben getoond in het kerkelijk erfgoed en het lijke hoeveelheid benodigd bouwhout voor behoud daarvan. ‘Last but not least’ gaat, als de kapconstructies. Hierna volgt de kern van altijd, mijn grote dank uit naar Joos Leistra. het tweede deel in de vorm van een ontwikke- lingsschets van de kapconstructie zelf. Die ge- schiedenis loopt door tot de huidige tijd om in 1970 halt te houden, toen de bouw van nieuwe kerken vrijwel volledig stopte en er nog net

11

1 Opmaat

Geen gebouw kan zonder bescherming tegen de constructie onder deze dakhuid heet kap- Afb. 7 hemelwater. In de tijd voordat waterdichte constructie of kortweg kap (afb. 9). Voor een Overzicht van de platte daken mogelijk waren, gebeurde dit steenachtige dakbedekking, die het water snel beschoten kap met twee door hellende daken waarvan het gewicht via afvoert, volstaat een geringere dakhelling. Bij gestapelde jukken van de kapconstructie naar de buitenmuren afge- een afdekking met stro of riet is die helling de Grote Kerk te Zwolle leid moest worden. Net als andere construc- vanouds steiler. De dakhelling kan echter niet uit het midden van de ties is ook de kapconstructie in de loop der tijd al te vlak zijn, omdat noch een pannendak, zestiende eeuw. aan verandering onderhevig geweest. Over de noch een leien dak geheel waterdicht is en bij ontwikkeling daarvan in de middeleeuwen is een te vlakke hellingshoek bij verkeerde win- meer bekend dan over de periode daarna. Al- den regen en stuifsneeuw in de kap waaien. vorens op de periode van na 1800 in te kun- De steilste dakhellingen (tussen 50° en 55°) nen gaan, dient eerst de oudste geschiedenis worden veelal gevonden op laatmiddeleeuwse beknopt geschetst te worden (afb. 7). panden. Pannendaken dienen tenminste een hellingshoek van 30° te hebben (afb. 8). Vóór Water- en winddicht 1850 was het maken van waterdichte platte da- ken vrijwel onmogelijk met als uitzondering Om een gebouw water- en winddicht te ma- kleine afdekkingen van metaal in de vorm van ken is een beschuttende dakhuid nodig.1 Vóór koper en lood of later zink. Doorgaans was een 1850 geschiedde dit uitsluitend in de vorm van dergelijke oplossing te duur. een afdekking met schuine dakvlakken. Via de De utilitaire noodzakelijkheid van een dakhelling werd hemelwater naar beneden hellend dak leidde tot forse ruimten met ge- afgeleid. De dakbedekking zelf wordt de dak- compliceerde houtconstructies. In woonhui- huid genoemd. Dat is inclusief de panlatten zen werden vergelijkbare grote, maar loze, voor de dakpannen dan wel het dakbeschot kapruimten benut voor de opslag van winter- met daarop de te bevestigen leien. De dragen- voorraden, voor het ophangen van de was, als

13 Afb. 8 algehele bergruimte of om één of meer dienst- Schema voor het bodekamers in af te timmeren. Dat laatste luk- gebruik van dakbe- te het beste bij een beschoten kap met daar- dekkingmaterialen in door een beter binnenklimaat. Het gros van de relatie tot de dakhel- kapconstructies had echter om kostenredenen ling zoals afgebeeld in een goedkopere onbeschoten kap, waarbij de Arendzen & Vriend 1941 pannen los op de panlatten lagen en de bui- fig. 446. tenwind in de gehele kap voelbaar bleef. Het intrigerende feit doet zich voor dat juist bij kerken, waar leien als dakbedekking om esthetische redenen geprefereerd werden, om de technische reden van de bevestiging van die leien een beschoten kap onontbeerlijk was. In al die gevallen bevindt zich dus tussen de gewelven en de dakbedekking een kapcon- structie met een beter binnenklimaat dan in menig middeleeuws woonhuis. Deze moeite resulteerde in een imposante, relatief behaag- vanaf 1657 lange tijd de universiteitsbiblio- lijke, maar tegelijk loze en onbenutte ruimte. theek gehuisvest. Dit liet overigens onverlet Het dichtst bij een zekere mate van benut- dat boven deze nuttige ruimte ook hier weer ting komt de Trinitatis Kirke in Kopenhagen, een ‘loze’ ruimte in een kap met twee gesta- waar men tussen het gewelf en de kap een pelde spanten aanwezig is (afb. 10). bruikbare ruimte creëerde. In 1637 begon men met de bouw van een ronde toren als observa- Sporenkappen torium. Daaraan werd een kerk vastgebouwd met boven de gewelven een aparte verdieping. De oudste kapconstructies in Nederland bestaan Na het gereedkomen van de kerk werd daar uit een aantal achter elkaar geplaatste gespan-

Afb. 9 nokgording Tekening van een kap- constructie met namen haanhout van de onderdelen. (makelaar) hangstijl gording Links het traditionele kapspruit ‘Oud-Hollandse’ spant spoor verticaal dakbeschot met flieringen en rechts trekplaat

fliering jukdekbalk het Verbeterde Holland- strop se spant met gordingen.

muurplaat korbeel muurplaat kreupele stijl blokkeel blokkeel borstwering

jukbeen

zolderbalk zolderbalk

14 Afb. 10 Langsdoorsnede van de Trinitatis Kirke te Kopenhagen zoals afge- beeld in het boek Hafnia Hodierna uit 1748 van Lauridis de Thurah met boven de gewelven de ruimte voor de universi- teitsbibliotheek.

nen (sporenparen) die zijn samengesteld uit Om tussen het onderste haanhout en de twee schuin geplaatste balken (sporen) en één vloer ruimte te scheppen, werd de vloer ver- of meer verbindende horizontale haanhouten. diept gelegd ten opzichte van de bovenzij- Kort onder de nok bevindt zich de eerste hori- de van de muren. Dit is de oorsprong van de zontale trekbalk, het haanhout genoemd, waar- naam verdieping.2 Het boven de vloer uitste- door aan de bovenzijde een vormvaste driehoek kende muurdeel met daarop de muurplaten ontstaat. Om doorbuiging van de sporen te ver- heet de borstwering, terwijl de ruimte tussen minderen, werd bij grote sporenkappen op een verdiepte vloer en onderste haanhout zolder lager niveau doorgaans een tweede haanhout genoemd wordt. aangebracht. Het sporenpaar met haanhout(en) Sporenkappen zijn relatief eenvoudig te heet gespan. De op regelmatige afstand ge- construeren. Ze werden op de grond klaarge- plaatste gespannen zorgen voor een gelijkmati- maakt. Ten behoeve van de montage kregen ge krachtenafdracht op de bouwmuren. alle onderdelen die tot hetzelfde sporenpaar Aan de onderzijde van ieder spoor werd behoorden hetzelfde nummer. Daarna wer- aan beide zijden een aanvullende vormvaste den ze uiteen genomen en vervolgens boven driehoek gecreëerd bij de verbinding met de in het gebouw weer in elkaar gepast en opge- muurplaten, die zowel aan de binnen- als aan richt. De gebruikte nummers heten telmer- de buitenzijde op de dikke stenen bouwmuur ken, maar inmiddels spreekt men liever over waren geplaatst. Dit kon geschieden door het montagemerken. In de lengterichting van de spoor op de binnenste muurplaat te zetten en kapconstructie werden de sporenparen onder- een zogeheten aanloper op de buitenste. Dit ling verbonden door schuin omhoog lopen- komt voor bij huis Drakenburg aan de Oude- de zwepen, of windlatten, langs het dakvlak. gracht in Utrecht (1291). Gebruikelijker was Deze elementen die als windverband dienen, echter om eerst haaks over de beide muurpla- werden als laatste onderdeel aan de binnenzij- ten een blokkeel te leggen. Ter plaatse van elk de langs de sporen bevestigd. blokkeel kwam vervolgens aan de buitenzijde Het oudste voorbeeld van een zuivere het spoor te rusten terwijl juist aan de binnen- sporenkap kon worden gereconstrueerd op zijde een korte verticale balk werd geplaatst; grond van onderdelen uit circa 1220 verwerkt de standzoon genoemd. Dit is het geval bij in de huidige kap van de O.L.-Vrouwebasiliek huis Leeuwenburg te Utrecht uit het tweede te Maastricht. Een wat jonger voorbeeld is de kwart van de veertiende eeuw. koorkap van de kerk te Limbricht (circa 1250).

15 Afb. 11 hierbij verzorgd door korbelen die in de leng- Koorgedeelte van de terichting afgeschoord zijn ter weerszijden onbeschoten sporenkap van de langsondersteuning. van de hervormde kerk Deze kappen zijn te zien als een overgang in Marsum, dendro­ van gelijkmatige naar geconcentreerde krach- chronologisch gedateerd tenafdracht, maar voldeden niet geheel omdat in 1306. de nokstijlen midden op de zolderbalken rust- ten en daarmee drukten op het constructief zwakste deel van die balken. In Duitsland, waar deze constructie langer voorkomt, komen kap- pen met twee of drie van deze langsondersteu- ningen voor en die heten daar ‘staande stoel’. In Nederland is de kap van de Broederenkerk te Deventer (1298-1313) hiervan een voorbeeld. Hoewel de langsconstructie op zich te zien is als een overgangsconstructie blijkt het voorkomen van dit type kappen sterk regionaal bepaald en met name beperkt tot het oosten van het land.

Jukkenkappen

Vanaf de late dertiende eeuw ontstonden de Een aantal van de oudste Groninger kerken eerste jukkenkappen, waarbij het gewicht van heeft nog een sporenkap, zoals te Marsum dakhuid en gespannen op geconcentreerde (1306) (afb. 11) en Sellingen (circa 1300). Karak- wijze werd afgeleid naar, op een regelmatige teristiek is de forse rechthoekige of vierkante traveemaat, in de lengterichting dwars ge- doorsnede van de sporen. Op Sellingen na zijn plaatste jukken. Deze jukken worden gevormd bij deze kerken later jukken toegevoegd. door telkens een jukbeen aan beide zijden met daartussen een jukbalk en op de hoeken Langsconstructies tussen jukbalk en jukbeen een korbeel. Door toevoeging van de korbelen ontstaat in beide De overgang van een dakbedekking met riet en hoeken een onvervormbare driehoek die voor stro naar een dak met hardere dakbedekking- de dwarsstabiliteit zorgt. materialen in de vorm van pannen of leien Haaks op de uiteinden van de jukken lig- zorgde voor een zwaardere dakhuid. Dit vorm- gen in de lengterichting van de kap de flie- de een extra belasting voor de toch al matige ringen (ook wurmen of wormen genoemd). stabiliteit in de lengterichting van een sporen- Deze flieringen dragen de sporenparen ‘onder kap. Daardoor zocht men naar aanpassingen. hun oksel’. Andersom geredeneerd, dragen de In het begin van de veertiende eeuw ont- gespannen via de flieringen hun krachten op stonden in de IJsselstreek kappen met langs- geconcentreerde wijze af naar de jukken en verband en middenondersteuning, waarbij daarmee naar de bouwmuren. Een belangrijk de krachten van de sporenparen werden af- kenmerk van flieringen is dat ze altijd hori- gedragen via een ondersteuning in de lengte- zontaal liggen en nooit gekanteld geplaatst richting in het midden van de kap. Deze werd zijn. Voor de langsstabiliteit bracht men tus- voorzien van verticale nokstijlen, die, als ze sen de flieringen en de jukbenen windschoren niet tot de vloer doorlopen, makelaars heten aan. De ruimte die ontstaat door een vloer op en wanneer dit wel het geval is standvinken de jukdekbalken ter hoogte van de flieringen genoemd worden. De langsstabiliteit wordt heet vliering.

16 Afb. 12 Deel van de kapcon- structie met jukken van het stadhuis van Venlo uit het derde kwart van de zestiende eeuw met voor een deel nog oor- spronkelijk dakbeschot.

Bij kappen met grote overspanningen zijn te Brouwershaven uit circa 1325 die rond 1527 in de dakvlakken navenant groter en om ook het zijn geheel omhoog is gebracht. Deze kap heeft bovenste gedeelte van de dakhuid adequaat opvallend hoge jukken met lange gekromde te kunnen ondersteunen, zijn gestapelde juk- jukbenen. De eveneens gekromde korbelen ra- ken nodig, ook etagejukken genoemd. In de ken elkaar bijna ter plaatse van de jukdekbalk. meeste gevallen gaat het om twee gestapelde Ook de Haagse Ridderzaal had een dergelijke jukken, met als enkele uitzondering drie zoals constructie (circa 1280-1295, gesloopt 1861, in het Drostenhuis te Culemborg (1425-1450) reconstructie 1896-1904). Goede voorbeelden of zelfs vier bij de Catharijnekerk te Brielle van jukkenkappen zijn onder meer te vinden (1476). Het tweede (en hogere) juk werd in het St.-Petersgasthuis te Arnhem (1354), het doorgaans uitgevoerd met schuin geplaatste Elburgse Arent toe Boecophuis (1395) en in het stijlen en wordt een schaarjuk genoemd. Bij Haarlemse stadhuis, zowel in de Gravenzaal het onderste juk paste men in het algemeen (1369) als de Prinsenhofvleugel (1381). kromme jukbenen toe, waardoor op de zolder Naast jukken komen gebinten voor. Hoe- meer bruikbare ruimte beschikbaar kwam. wel de termen nogal door elkaar worden Deze gegroeide krommers kunnen alleen van gebruikt, heeft een gebint (niet kromme) eikenhout zijn, omdat alleen deze houtsoort verticaal geplaatste stijlen. Die stijl wordt der- (met menselijke hulp) krom kan groeien. Met halve analoog aan standvink en standzoon ook het verdwijnen van eikenhout uit de kap (rond standjuk genoemd. Gebinten komen overwe- 1640) vervielen ook de krommers. Vanaf cir- gend in boerderijen voor, maar blijken onder ca 1600 werden de eerste grenen onderdelen meer ook te vinden in de kerk van Nijeveen toegepast (eerst jukdekbalken). Jukkenkappen (D) uit 1477. Het huis De Moriaan te ‘s-Herto- zijn specifiek voor hetN ederlandse taalgebied, genbosch (circa 1310) heeft een gebint in de van Duinkerken tot Oost-Friesland. In de Ne- kap. Het belangrijke onderscheid is dat hier de derlandse steden zijn er nog steeds duizenden dekbalk niet boven op de spantbenen ligt zo- te vinden waaronder vele in kerken. als gebruikelijk, maar juist in de spantbenen Een vroege variant van een jukkenkap be- gepend is. In het rivierengebied heeft deze vindt zich boven het middenschip van de kerk specifieke constructiewijze geleid tot de ont-

17 wikkeling van het zogeheten tussenbalkjuk, te plaatsen. Bij bestaande kappen verdwenen dat vroeger ‘Nijmeegs spant’ werd genoemd. hierdoor dikwijls de bovenste haanhouten. De In deze constructie is de tussenbalk gepend. nokgording werd op de jukken ondersteund Een enkele keer kan de pen zo lang uitgevoerd door een nokstijl en afgeschoord tot een nok- zijn dat ze als ankerbalk doorsteekt. Tussen- juk (nokgebint). Het stadhuis van Venlo (derde balkjukken komen voor van de tweede helft kwart zestiende eeuw) heeft zowel dekbalkjuk- van de vijftiende eeuw tot aan het begin van de ken als een nokgording, evenals een nog ge- zeventiende eeuw. In ‘s-Hertogenbosch zijn ze deeltelijk origineel dakbeschot (afb. 12). onder meer te vinden bij Vughterstraat 178 en In de loop van de zestiende eeuw werden Postelstraat 34 en in Nijmegen in de Latijnse kapconstructies steeds eenvoudiger uitge- School (1544-1545) en de Waag (1612).3 voerd. Bij sommige kappen werden tussen de Bij boerderijen is in Nederland het anker- jukken, ter ondersteuning van de vlieringvloe- balkgebint overheersend, waarbij de horizon- ren in de dwarsrichting, dunnere tussenhang- tale dekbalk van het gebint aan de uiteinden balken aangebracht, die aan de uiteinden met dermate lange pennen heeft, dat die door ijzeren stroppen aan de fliering werden beves- de gebintstijlen heen steken en met toogna- tigd. In komen deze hangbalken al gels geborgd worden. Uitzonderingen hierop in de vijftiende eeuw voor, op de meeste ande- Afb. 13 zijn Friesland, noordwest-Groningen en de re plekken zijn ze veelal zestiende-eeuws. Tekening van de kop van Noord-Holland. Daar paste men een doorsnede van de dekbalkgebint toe met gebintstijlen die aan Houten gewelven kapconstructie van de bovenkant als pennen eindigen. Daarop de hervormde kerk in wordt een overstekende dekbalk met daarin Vanwege de relatief slappe bodem in het wes- Stiens met een drie- corresponderende gaten gelegd. telijke en noordelijke kustgebied hebben vele delig tongewelf zoals Een belangrijke ontwikkeling is dat men er kerken daar houten tongewelven. Hierdoor is afgebeeld in Janse 1989 in de vijftiende eeuw toe over ging om boven het totale gewicht van het gebouw geringer fig. 461. in de kap een nokgording in de lengterichting dan bij stenen gewelven en ondervinden de muren minder spatkrachten. Een belangrijk bijkomend voordeel is dat een deel van het vo- lume in de kap kan worden benut om een ho- gere kerkruimte te verkrijgen, door de ruimte van het onderste juk bij de kerk te betrekken. Wel komen dan de trekbalken onder de gewel- ven prominent in het zicht. Om deze betere ruimtewerking niet onnodig te belemmeren, werden deze trekbalken niet zelden door ijzeren trekstaven vervangen, zoals bij de Gro- te Kerk te Edam (circa 1626). Tot de vroegste voorbeelden van kerken met houten gewelven behoren de kerk van Kloetinge (circa 1300) en die van Oirschot (eind dertiende eeuw). An- dere voorbeelden zijn de Leidse Pieterskerk (koor circa 1400) en de kerken van Berkenwou- de (1512), Leerdam en Geervliet. In Friesland kregen in de vijftiende of be- gin zestiende eeuw een vijftigtal kerken een nieuwe kap met een houten tongewelf. Soms maken de ribben van deze tongewelven con- structief deel uit van de kapspanten, zoals bij

18 de kappen van Marssum, Ferwert en Boksum. Afb. 14 Naast tongewelven die constructief deel Deel van de uit 1667 uitmaken van de kapspanten komen in het daterende kapconstruc- noordelijke deel van Friesland een twintigtal tie boven de kerk van tongewelven voor die geen integraal onder- het kartuizer ­klooster deel uitmaken van de kap. In de zestiende te Roermond, waarbij eeuw kreeg de kerk te Stiens een driedelig ton- de jukken gordingen gewelf, waarbij de gestapelde jukken van de dragen met daarop vijftiende-eeuwse kap werden geïntegreerd. verticaal dakbeschot. Het tussen de eerste en de tweede jukdekbalk aangebrachte tongewelf heeft men onder de eerste jukdekbalk verbreed door toevoeging van kwartcirkelvormige tongewelven aan bei- de zijden. Hierdoor kreeg deze kerk een nog grotere ruimtelijke werking (afb. 13).

Gordingenkappen

De gordingenkap is niet uit de houtbouw-, maar uit de steenbouwconstructie afkomstig. noordelijke delen van Nederland, vaak eerst in Ze kwam aanvankelijk enkel voor in Limburg de vorm van een gording geplaatst halverwege en de streken ten zuiden daarvan. In zijn een- de spantbenen van het onderste juk, zoals bij voudigste vorm rusten de gordingen aan bei- de Maartenskerk te Zaltbommel (circa 1440) de zijden in sparingen in de schuin oplopende en het Markiezenhof te Bergen op Zoom (1485 stenen bouwmuren. De gording zelf is een en 1505). rechthoekige balk, die niet zoals een fliering horizontaal ligt, maar juist licht is gekanteld, Zeventiende en achttiende eeuw strokend met het dakvlak. Bij grotere overspanningen worden de gor- Na het einde van de middeleeuwen eindigt dingen gedragen door een tussenconstructie volgens Janse de bloeitijd van de kappen. Hij waarvan de spantbenen idealiter van de voet legt die scheiding rond 1575 toen de grootste tot aan de nok doorlopen en aan de voet on- bouwactiviteiten voorbij waren en er ten ge- derling door middel van een trekbalk worden volge van de Hervorming in de eerste decennia verbonden. De daarop aangebrachte gordin- van de Tachtigjarige Oorlog niet zozeer ge- gen zijn dikwijls deels in de spantbenen in- bouwd werd, maar vooral veel werd verwoest. gelaten en in de top ligt een nokgording. Een Pas rond 1600 kwamen in bepaalde delen van belangrijk voordeel van de licht gekantelde ons land weer nieuwbouwactiviteiten op gang. gordingen is dat hierop direct een verticaal Volgens Janse had zich inmiddels een in- dakbeschot gespijkerd kan worden (afb. 14). grijpende verandering in het timmerambacht De St.-Mathiaskerk te Maastricht heeft een voltrokken door een verminderd gebruik van gordingenkap uit de tweede helft van de vijf- eikenhout ten voordele van het goedkopere tiende eeuw, vergelijkbaar met die in de abdij- grenenhout uit de Oostzeelanden en het ont- kerk van Rolduc bij Kerkrade (1586). Het is op- staan van een uitgebreide houtzaagindustrie vallend dat zowel in de Dominicanenkerk als in de Zaanstreek.4 Ook zette de toepassing bij de Minderbroederskerk te Maastricht, bei- van gordingen zich verder door en die gin- de uit de veertiende eeuw, zowel flieringen als gen uiteindelijk overheersen. Illustratief is de gordingen zijn toegepast. Vanaf de vijftiende kapconstructie in de turfpakhuizen van het eeuw drong de gording geleidelijk door tot de Amsterdamse Oudezijds Huiszittenhuis aan

19 het Waterlooplein (1610-1613) waarbij gordin- van een zakgoot. De extra lange jukdekbalken gen bewust werden toegepast om de kap van kregen ondersteuning door een standvink meet af aan makkelijk te kunnen beschieten. in het midden met ankers verbonden met de Voor vochtgevoelige voorraden als turf was moerbalk daaronder. Vooral in Leiden ont- een beschoten kap een noodzaak, terwijl voor stonden dergelijke constructies naar ontwerp woonhuizen een onbeschoten kap nog gerui- van Jacob Roman en Willem van der Helm.6 me tijd goedkoper en dus gebruikelijker bleef. Een opmerkelijk voorbeeld is de kap ontstaan Hoewel jukkenkappen met fliering nog in 1692 bij de verbouwing van het stadhuis lang gemaakt werden, paste men vrijwel geen in Deventer naar plannen van Jacob Roman eiken krommers meer toe. Een enkele keer met een flinke breedte en standvinken in het werden jukbenen naar boven toe verlengd op- midden. Door middel van extra schoren op de dat ze elkaar in de nok ontmoeten en dit wordt vloerbalken werd de doorbuiging daarvan te- een driehoeksjuk genoemd.5 Deze construc- gengegaan (afb. 15). tie werd in 1602 in het zuidelijke deel van het De eerste protestantse kerken uit de ze- Delfts Armamentarium toegepast. Dergelijke ventiende eeuw, zoals de door Hendrick de lange schuin geplaatste jukbenen gaan uitein- Keyser ontworpen Zuiderkerk (1603-1611) en delijk spruiten heten. Op die spruiten werden Westerkerk (1620-1637) te Amsterdam, beza- in de richting van dakvlak gordingen geplaatst. ten nog een traditioneel geconstrueerde kap Bij spruiten met een flinke doorsnede worden met jukken met halverwege de jukbenen een de gordingen iets ingelaten, zoals het geval is gording.7 Een eerste verandering trad op bij bij de kap van Wijnhaven 13 te Rotterdam uit de de bouw van kruiskerken, zoals bij de even- tweede helft van de achttiende eeuw. eens door De Keyser ontworpen Noorderkerk Belangrijk is het ontstaan van het omlo- (1620-1623) waarop de kruising een dakruiter pende schilddak in de tweede helft van de ze- werd geplaatst. De opmerkelijke kap van de ventiende eeuw, waarbij de grotere overspan- Nieuwe Kerk te ’s-Gravenhage (1649-1656) ning van de kap niet meer werd opgelost door heeft de vorm van een rechthoek met zes ab- het maken van een hogere kap en het toevoe- siden.8 Voor de bouw van zowel de Isr. Grote gen van een extra etagejuk, maar juist door het Hoogduitse Synagoge (1670-1671) als de Portu- verder uit elkaar plaatsen van de jukbenen, het gees-Israëlistische Synagoge (1671-1675) beide verlengen van de jukdekbalk en het maken in Amsterdam werd een driebeukige con-

Afb. 15 Tekening van de kapdoorsnede van het stadhuis te Deventer uit 1692 naar een opme- ting van Edwin Orsel uit 2009. Vloerbalk, middenstijl en beide schoren vormen samen een overspannen balk.

0 1 5m

20 structie toegepast, waarvan de middenbeuk Afb. 16 het grootst is. In de spanten kregen de jukken Tekening van de extra kreupele stijlen en een nog schuiner ge- doorsnede van de kerk plaatst trekverband om de grotere overspan- te Smilde gebouwd in ning te overbruggen (afb. 17). 1780-1788 zoals afge- Ook in de achttiende eeuw werden de no- beeld in Ozinga 1929 dige kerken gebouwd. Soms geschiedde dit ter pl. 62b. vervanging van een afgebrande voorganger, maar niet zelden was er behoefte aan een ge- bouw voor een eigen denominatie. Dat gold voor de Oud-Katholieken sinds het schisma van 1723. Ook voor remonstranste, doopsge- zinde, lutherse dan wel Waalse gemeenschap- pen verrezen nieuwe kerken. Belangrijke voor- beelden uit die tijd zijn de hervormde kerken van Westzaan (1740-1741), Ouderkerk aan de Amstel (1773-1775) en Zoetermeer (Zegward, 1785-1787). Daarnaast verrezen lutherse kerken te Vaals (1736-1737) en te Middelburg (1738- 1742), alsmede de Waalse kerk te Maastricht gaan om een traditionele jukkenkap, maar wel (1732-1733) en de doopsgezinde kerk te Utrecht met forse sporen waarop gordingen gedeelte- (1772-1773). Naar het ontstaan van protestant- lijk zijn ingelaten (afb. 16).10 Spectaculairder se kerken van na de hervorming tot aan de is de (verderop nog terugkerende) kap van de Franse tijd is door Ozinga onderzoek gedaan, lutherse kerk te ’s-Gravenhage, aanbesteed in maar toentertijd uitsluitend ten aanzien van 1758 en ingewijd in 1761, met oorspronkelijk de architectuurhistorische aspecten.9 Over de twee zakgoten en een hangwerk met dubbe- kappen van die kerken komen we niet veel te le stijlen.11 Over de precieze constructie van weten. Bij de hervormde kerk te Smilde (1780- kappen uit de periode tussen de hervorming 1788) lijkt het bij de door Ozinga afgebeelde en de Franse tijd weten we echter helaas nog tekening van een doorsnede nog steeds te onvoldoende.

Afb. 17 Tekening van de kapdoorsnede van de Portugees Israëlitische Synagoge gebaseerd op Vlaardingerbroek 2013 p. 121.

0 1 5m

21

2 Waarlijk representatief

Na de hervorming verrezen niet alleen kerken 8.500 tot 9.500 kerken’.2 Zowel de schatting Afb. 18 voor protestanten, maar ook (schuil)kerken van het aantal ooit gebouwde kerken als van Voorgevel van de luther- voor andersdenkende gezindten. In de acht- het aantal nog bestaande kerken lijkt bij na- se kerk in Den Haag uit tiende eeuw werd die bouw al dan niet ooglui- der inzien nogal aan de hoge kant. De tekst 1759-1761 naar plannen kend toegestaan en met de godsdienstvrijheid uit de Erfgoedbalans wordt op de website reliwiki van Coenraad Hoeneker in 1796 gesanctioneerd. Naast de kerk in het overgenomen. Op die site geeft de optelling en met een voorgevel midden van stad of dorp verschenen in grote- van alle kerken in de provincies tezamen het ontworpen door Pieter re plaatsen een tweede – kleinere – kerk aan hallucinante getal van 16.518 kerken. Dit getal Post. de rand en daarna vaak nog één of meerdere, blijkt echter sterk geflatteerd, hoofdzakelijk waardoor in de loop der tijd een gemêleerd omdat het overzicht geen geïnterpreteerde, kerkenbestand ontstond dat het stadssilhouet maar geaccumuleerde gegevens omvat. Naast verrijkte (afb. 18). rijpe en groene informatie geeft het veel dub- bele gegevens evenals losse lemma’s zonder Kerkenbestand context, waarvan de ‘content’ per provincie sterk varieert. Afgezien van lemma’s over ver- Het bepalen van de omvang van het nog be- dwenen voorgangers, noodgebouwen en ge- staande kerkenbestand en daarmee van het sloopte dan wel verwoeste kerken, wordt het kerkkappenbestand blijkt geen sinecure. Vol- beeld sterk vertekend door een hausse aan gens de Erfgoedbalans uit 2009 zijn er in Neder- naoorlogse ‘splintergezindten’, ‘ondergedo- land 2607 kerken als rijksmonument aange- ken’ in wijkcentra of huiskamers.3 Het feit dat wezen.1 Over het totale kerkenbestand wordt ‘grotere bekendheid geven aan het rijke bezit gezegd: ‘In Nederland zouden sinds het jaar aan kerken’ bij de website voorop staat en niet 1200 zo’n 19.000 kerken zijn gebouwd. Daar- de intrinsieke architectonische kwaliteit van van resteren er vandaag nog tussen de 7.000 de gebouwen zelf draagt in sterke mate bij en 14.000. Andere bronnen hebben het over aan de discrepantie dat op de site van reliwiki

23 Afb. 19 Grafische voorstelling van het aantal verschil- lende soorten gebouwen zoals afgebeeld in Ettinger & Van der Wal 1943 p. 20.

bijna vier keer zoveel religieuze gebouwen ge- ken 4.710.7 In de twaalf boeken van de serie noemd worden, dan er kerken in Monumenten worden niet uitsluitend kerken beschreven in Nederland opgenomen zijn.4 met de status van rijksmonument, maar alle Hier wordt ervan uitgegaan dat op grond kerken die cultuurhistorisch interessant zijn. van de serie Monumenten in Nederland een nauw- Die laatste kwalificatie is ruim geïnterpre- keuriger schatting mogelijk is.5 Twee getallen teerd, maar dat geeft op zich nog geen garan- zijn daarin maatgevend. Het totaal aantal in tie dat alle bestaande kerken zijn opgenomen. de serie beschreven kernen - steden en dorpen Zeker daar waar het gaat over wederopbouw- tezamen - bedraagt 2.483.6 Daarnaast beloopt kerken zal er met name in de buitenwijken van het totaal aantal in de serie opgenomen ker- de grotere steden een aantal gemist zijn. Heel

24 Afb. 20 Kaart van Nederland met daarin aangegeven 45 de gemeenten met de meeste kerken.

33

108

Middeleeuws 30 33 37 17de-eeuws 36 18de-eeuws 19de-eeuws 42 20e-eeuws 138 34

30 31 51

85

31

34

30 30

35 31

35

33

kleine en visueel onaanzienlijke kerken zijn Voor het verdere verhaal gaan we hier uit mogelijk eveneens aan de aandacht ontsnapt. van het genoemde aantal van 4.710 nog be- Naar schatting op grond van deze serie zou het staande kerken in de genoemde 2.483 kernen, totale aantal nog bestaande Nederlandse ker- hetgeen neerkomt op 1,9 kerken per kern, ken op ruim 5.000 uitkomen (afb. 19). Een ver- of afgerond twee kerken per kern. Daarin zit dubbeling daarvan tot 10.000 voor het aantal de nodige spreiding, met Amsterdam met 79 ooit gebouwde. Dat is, hoewel niet goed na- kerken als absolute uitschieter. Inclusief de der te onderbouwen, mogelijk een realistische kerken in Amsterdam-Noord en in de uitbrei- schatting van het totale aantal ooit gebouwde dingswijken aan de rand van de stad loopt dit kerken. aantal voor de gehele gemeente op tot het

25 omdat het hier gaat om een gemeente met 108 Aantal kerken per kern kerken in maar liefst 57 kernen. Naast de gro- 1400 1224 tere steden Sneek (7), Bolsward (6) en Workum 1200 (5) in deze gemeente staan er daar veel dorpen met slechts één kerk, vaak middeleeuws, zoals 1000 te Pingjum, Piaam en Parrega om er slechts drie te noemen. Deze gemeente is tekenend 800 voor de problematiek van de vele kleine (mid- 600 deleeuwse) dorpskerken in de steeds groter 541 wordende gemeenten (afb. 20). 393 400 Aan de andere kant van het spectrum blij- 207 200 ken er maar liefst 373 kernen (17,8%) te be- 62 55 72 staan waarin een kerk ontbreekt. Een boven- 18 23 0 >8 7 6 5 4 3 2 1 0 gemiddeld aantal van die kernen (90) ligt in Drenthe. Bijna de helft van het aantal kernen heeft één kerk (1.224), terwijl in 541 (21,7%) van de kernen twee kerken staan, in 207 kernen Kerken per provincie (8,3%) drie kerken en in 72 kernen (2,8%) vier 800 kerken (afb. 21). 718 693 700 Van de 1224 kernen met één kerk zijn er

600 668 (54,6%) hervormd, 463 (37,8%) rooms-ka- 559 540 500 479 tholiek en opvallend genoeg 32 (2,6%) gerefor- 456 meerd. In Limburg komen geen kernen voor 400 met enkel één hervormde kerk. De 22 kernen in 300 291 280 268 Noord-Brabant met één hervormde kerk liggen 200 187 175 in het westelijke deel van die provincie. Bij de

100 64 kernen met één rooms-katholieke kerk gaat het

0 in het noorden van het land veelal om enclaves NH ZH F Gld L NB Gr Z O U D Fl zoals Blauwhuis in Sûdwest Fryslân, Maartens- hoek in Groningen, Barger-Oosterveld in Dren- the en Liederholthuis en Vilsteren in Overijssel. De gereformeerde enclaves liggen vooral in Afb. 21 forse totaal van 138 kerken, hetgeen overeen- Drenthe (14) met kernen als Alteveer en Hijken. Grafiek van het aantal komt met 2,9% van het landelijktotaal. De Van de 541 kernen met twee kerken gaat kerken per kern, ge- hoofdstad wordt op afstand gevolgd door de het in 208 (38,4%) gevallen om één hervorm- baseerd op gegevens steden Rotterdam (52),8 ’s-Gravenhage (42),9 de en één rooms-katholieke kerk, terwijl het uit Monumenten in Haarlem (34), Maastricht (31), Utrecht (24), bij maar liefst 186 (34,2%) kernen gaat om de Nederland 1996- Leiden (23) en Dordrecht (22). combinatie van één hervormde en één gere- 2006. Wanneer we het aantal kerken per ge- formeerde kerk. Daarnaast komt 22 keer de meente beschouwen, komt het gemiddelde combinatie voor van één hervormde en één Afb. 22 op 11,5 kerk per gemeente.10 Daarbij ontstaat doopsgezinde kerk en 17 keer die van twee Grafiek van het aantal een opmerkelijke top tien van gemeenten met rooms-katholieke kerken. kerken per provincie, de meeste kerken, met na Amsterdam (138), Opmerkelijk is dat van de 207 kernen met gebaseerd op gege- Sûdwest Fryslân (108), Rotterdam (85), ’s-Gra- drie kerken er maar 61 de te verwachten ‘klas- vens uit Monumenten venhage (51), Dongeradeel (45), Zaanstad sieke’ zuilenverdeling van één hervormde, in Nederland 1996- (42), Emmen (47), Noordoostpolder (36), Sit- één rooms-katholieke en één gereformeerde 2006. tard-Geleen (35) en Sluis (35). Vooral de hoge kerk kennen, terwijl 55 van die kernen juist plaats van Sûdwest Fryslân is opmerkelijk, één hervormde, één gereformeerde en één

26 andere kerk bezitten. Vaak gaat het dan om Inwoners/afstand per kerk een andersoortig gereformeerde kerk of een 8000 25 doopsgezinde kerk en in drie gevallen om een 22,15 7000 6819 synagoge, of ‘Joodse kerk’ zoals men in de ne- 20 6215 6000 gentiende eeuw placht te zeggen. Ook komen 5539 5086 er 20 kernen voor met één hervormde en twee 5000 15,18 15 rooms-katholieke kerken, waarvan de helft in 4280 4000 3804 12,50 3729 Noord-Brabant. Gemiddelde aantal 11,02 10 9,21 Bij de 72 kernen met vier kerken hebben er 3000 2816 8,02 23 de klassieke verdeling aangevuld met één Gemiddelde km2 2346 7,66 2000 5,98 6,38 2001 5 andere kerk, vaak een andersoortig gerefor- 1364 4,50 1158 3,74 4,02 meerde kerk of doopsgezinde kerk, terwijl er 1000 in 8 kernen naast de hervormde en rooms-ka- 0 tholieke twee gereformeerde kerken staan. F Z Gr L D Gld NH O ZH NB Fl U Geel één1 kerk voor x aantal inwoners, Blauw één kerk per x vierkante kilometer Voor de 55 kernen met vijf kerken versterkt zich dit patroon van de drie klassieke kerken aangevuld met twee andersoortige kerken. Opmerkelijke uitzonderingen zijn de kernen uitgesproken leerstellige verschillen kunnen Afb. 23 Hoensbroek en Brunssum in het katholieke hebben. Maatgevend voor de indeling is de Grafiek van het gemid- zuiden met maar liefst vijf rooms-katholieke denominatie waarvoor de kerk is gebouwd, deld aantal inwoners kerken. met dien verstande dat voor de middeleeuwse per kerk per provincie Een verdeling per provincie is ook moge- kerken hier de uitkomst van de restitutiere- en de dichtheid van lijk op basis van dit bestand.11 Zuid-Holland gelingen van begin negentiende eeuw wordt het aantal kerken per (718 kerken; 15,2%), Noord-Holland (693; aangehouden, waarbij vooral in het zuiden en vierkante kilometers 14,7%), Friesland (559; 11,9%) en Gelderland in mindere mate in het oosten van ons land per provincie voor 2012, (540; 11,5%) blijken de kerkrijkste provincies een fors aantal middeleeuwse kerken weer in gebaseerd op gegevens (afb. 22). Gerekend naar het aantal inwoners rooms-katholieke handen overging.12 uit Monumenten in heeft Friesland de grootste kerkdichtheid (1 De grootste hoofdgroep bestaat uit 1.704 Nederland 1996-2006. kerk voor elke 1.158 inwoners), gevolgd door hervormde kerken, oftewel 36,2% van het to- Zeeland, Groningen en Limburg. De kerk- tale bestand, op de voet gevolgd door 1.478 dichtheid in Friesland is drie keer zo groot als rooms-katholieke kerken, 31,2% van het ge- het algemeen Nederlands gemiddelde (1 kerk heel (afb. 24). De derde groep wordt gevormd op 3.572 inwoners). Gerekend per oppervlakte door de gereformeerden, of meer precies ge- is Noord-Holland (1 kerk per 3,74 km2) koplo- zegd de tot 2004 zo geheten Gereformeerde per, gevolgd door Zuid-Holland, Limburg en Kerken in Nederland (GPN), oftewel ‘Gerefor- Friesland (afb. 23).H et landelijk gemiddelde meerd Synodaal’, hier ‘Geref. 1’ geheten. De bedraagt in dit geval 1 kerk per 7,4 km2. 649 kerken van deze zuil beslaan 13,8% van het geheel. Samen omvatten de drie klassieke Denominaties zuilen 81,2%, oftewel ruim viervijfde van het totaal aantal kerkgebouwen. De telling van de 4.710 kerken geeft eveneens Daarnaast blijken er ook 167 (3,5%) an- een inzicht in de verdeling over de denomina- dersoortig gereformeerde kerken te bestaan, ties, gezindten of zuilen. Om deze verdeling hier ‘Geref. 2’ genoemd, waarin een tiental enigszins hanteerbaar te maken, is gekozen stromingen zijn samengenomen waaronder: voor een verdeling in een zeventiental hoofd- Chr. Geref. kerk, Geref. Gemeente, Geref. kerk groepen, waarbij in de kleinere hoofdgroepen (vrijgemaakt), Geref. kerk in Nederland en een aantal verwante groeperingen zijn samen- Oud-Geref.13 Juist van deze laatste hoofdgroep genomen die overigens onderling in detail met vaak kleine kerkgemeenschappen en dus

27 Verdeling denominaties Kerken vóór de Franse tijd

1,5% 2,0% Herv 1 1704 Naast een indeling van kerken per kern of per 2,8% 36,2% R.K. 1 1478 denominatie is ook een verdeling in de tijd 3,2% Geref 1 649 Geref 2 167 mogelijk. Door de eeuwen heen is het kerken- 3,5% R.K. 2 153 Doops. 139 bestand altijd aan schade en verlies onderhe- Isr. 94 vig geweest. Averij door natuurlijke oorzaken Luth. 70 Herv 2 (1,3%) zoals blikseminslag en brand heeft tot verlies Apost. (0,9%) 13,8% Vrijz. Herv (0,7%) geleid. Naar schatting gaat gemiddeld nog Evang. (0,7%) altijd elk jaar één kerk door brand verloren, Oud-Kath. (0,6%) Divers (0,5%) zoals recentelijk op 5 februari 2013 de door Remon. (0,4%) And. Prot. (0,3%) P.J.H. Cuypers ontworpen St.-Clemenskerk te Bapt. (0,3%) Nes op Ameland uit 1879. Ook overstromingen

31,4% leiden tot verlies, zoals te Reimerswaal in Zee- land waar de middeleeuwse kerk met stad en al in de golven is verdwenen. Oorlogen brach- ten de grootste schade aan het bestand toe. Afb. 24 kleine kerken kan destijds in de serie Monu- Zo hadden de kerken in de kuststrook van Grafiek van de verdeling menten in Nederland een aantal gebouwen over Holland en Zeeland aanzienlijk te lijden van van het aantal kerken het hoofd gezien zijn. Een afwijkende groep verwoestingen in de Tachtigjarige Oorlog. per denominatie met wordt gevormd door ‘R.K. 2’ waarin 153 (3,2%) De Ruïnekerk in Bergen (NH) wordt niet voor percentages en aan- rooms-katholieke kapellen zijn opgenomen niets zo genoemd. Het grote schip resteert als tallen kerken, gebaseerd die groter zijn dan een wegkapel maar ook ruïne, terwijl sinds lang in het koor gekerkt op gegevens uit Monu- geen parochiekerk zijn of onderdeel zijn van wordt. In Zeeland daarentegen bleef van de menten in Nederland de hier buiten beschouwing gelaten kloosters. beschadigde middeleeuwse kerken juist de 1996-2006. Vele daarvan hebben overigens wel een acht- herbouw van het koor achterwege als niet tiende-eeuwse oorsprong.14 noodzakelijk, of werd het koor als grafkapel De middengroep wordt aangevoerd door hergebruikt. De tweede grotere oorzaak van de doopsgezinden (130; 2,8%), gevolgd door: verlies is de Tweede Wereldoorlog. Met name Israëlitisch (94; 2,0%), luthers (70; 1,5%),15 in Oost-Brabant, Limburg en het Rivierenge- apostolisch (42; 0,9%), vrijzinnig hervormd bied werden veel kerken verwoest en van vele (33; 0,7), evangelisch (32; 0,7%), oud-katho- andere werden de torens opgeblazen. Ook liek (26; 0,6%), remonstrants (21; 0,4%), bap- steden als Arnhem, Nijmegen, Middelburg tisten (12; 0,3%). en vooral Rotterdam hadden zwaar te lijden. Ten slotte resteren nog drie verzamelgroe- In Rotterdam is uiteindelijk de middeleeuwse pen: ‘Herv. 2’ (63; 1,3%), ‘Andersoortig Protes- Laurenskerk heropgebouwd. De Waalse kerk tants’ (13; 0,3%) en ‘Divers’ (23; 0,5%). Tot de laat- (1625) en de Oosterkerk (1680) waren al in 1923 ste groep behoren onder meer de Mormonen en 1933 afgebroken, maar door het bombarde- en Vrij-Katholieken, alsmede een aantal oecu- ment van 14 mei 1940 gingen de Schotse kerk menische kerkgebouwen in Flevoland speciaal (1695), de synagoge (1768), de lutherse kerk gebouwd voor zowel hervormden, gereformeer- (1733-1736), de r.k. St.-Rosaliakerk (1777-1779) den als ook rooms-katholieken. Andersoortig en de Zuiderkerk (1845) verloren.17 protestant zijn de kleinere takken als: Gemeen- Voor de verdeling in de tijd is voor iedere schap van Christenen, Leger des Heils e.a., kerk in dit bestand de belangrijkste vroege terwijl in ‘Herv. 2’ de gebouwen van de Waalse bouwfase maatgevend. Daarbij was de ouder- kerken, hervormde evangelisatiebeweging, ka- dom van het schip, of in voorkomende geval- pellen van de hervormde gemeente en zelfs zes len van het koor, bepalend, omdat deze studie Anglicaanse kerken zijn ondergebracht.16 tenslotte over kerkkappen gaat. Van de oudste

28 Afb. 25 Na de brand in de periode 1835-1848 ter plaatse van een mid- deleeuwse voorganger opge­trokken Nieuwe Kerk te Zierikzee.

bouwfase moet evenwel niet slechts een klein van de kerk te zijn. Op deze vernieuwingsdrift muurfragment, maar wel een substantieel werd al in 1993 door Ineke Pey gewezen aan de bouwdeel, aanwezig zijn. Oudere torens zijn hand van onderzoek naar de zuidelijke provin- voor de bepaling van de hoofdbouwfase niet cies.18 Eén van de meest sprekende voorbeel- bepalend: het blijkt regelmatig voor te komen den is de Nieuwe Kerk in Zierikzee. Na brand in dat tegen de oudere toren een nieuwe kerk 1832 vond in de periode 1835-1848 nieuwbouw werd gebouwd. plaats op korte afstand van de bewaard geble- In feite blijkt over de eeuwen heen de ver- ven laatvijftiende-eeuwse St.-Lievensmonster- nieuwing van de kerk zelf het grootste gevaar toren (afb. 25). De hoofdbouwfase van deze voor het behoud van de oudste substantie kerk is daarom hier bepaald op 1835-1848.

29 kerkenbouw. Zo is het heden ten dage in prin- Kerken per eeuw vóór 1800 400 cipe nog steeds mogelijk om als toerist elke 365 dag van het jaar een andere vijftiende-eeuwse 350 kerk te bezoeken. 300 De twaalfde en dertiende eeuw zijn het

250 best vertegenwoordigd in Friesland en Gro-

203 ningen en de vijftiende eeuw in Zuid-Holland. 200 186 Gelderland heeft nog de meeste middeleeuw- 150 150 143 se kerken (142). De Tweede Wereldoorlog heeft 117 100 duidelijk zijn tol geëist van het Limburgse en 82 Noord-Brabantse kerkenbestand, waardoor 50 19 er daarvan nog respectievelijk 63 en 75 over 0 zijn. Het mag duidelijk zijn dat het bij deze 11de eeuws 12de eeuws 13de eeuws 14de eeuws 15de eeuws 16de eeuws 17de eeuws 18de eeuws voorreformatorische kerken uitsluitend gaat om rooms-katholieke kerken die alle na de re- formatie hervormd zijn geworden en waarvan Afb. 26 Op deze wijze berekend, blijken er in Ne- er na de Franse tijd een aantal is gerestitueerd Grafiek van het aantal derland nog 876 middeleeuwse kerken te (110; 12,6%). Een enkele middeleeuwse kerk is kerken per eeuw bestaan, oftewel 18,6% van alle nog bestaan- in de loop der tijd door een ander kerkgenoot- gebouwd vóór 1800, de kerken.19 Zeker met de hier verder buiten schap betrokken, zoals de gereformeerden de- gebaseerd op gegevens beschouwing gelaten oudere torens meege- den in Vollenhove en Steenwijk. uit Monumenten in rekend, blijkt nog een vijfde van alle nog be- Uit de zeventiende en achttiende eeuw Nederland 1996-2006. staande Nederlandse kerken een middeleeuw- dateren op deze wijze respectievelijk 203 se oorsprong te bezitten. 19 kerken daarvan (4,3%) en 186 (3,9%) kerken.20 Anders dan Afb. 27 stammen uit de elfde eeuw (2,2%), 82 (9,4%) uit bij de middeleeuwen, waar de indeling niet Grafiek van het aantal de twaalfde eeuw, 150 (17,2%) uit de dertiende nauwkeuriger kan dan een hele eeuw, is kerken per kwart eeuw eeuw, 143 (16,4%) uit de veertiende eeuw, 365 voor deze beide eeuwen een datering op een gebouwd in de zeven- (41,8%) uit de vijftiende eeuw en 117 (13,3%) uit kwart eeuw mogelijk (afb. 27). De piek van tiende en achttiende de zestiende eeuw (afb. 26). De zestiende eeuw de kerkenbouw ligt in het tweede en derde eeuw, gebaseerd op wordt hier ten behoeve van het overzicht voor kwart van de zeventiende eeuw, terwijl er gegevens uit Monu- het gemak tot de middeleeuwen gerekend. Uit de tweede helft van de achttiende eeuw iets menten in Nederland deze getallen blijkt nog altijd overduidelijk de meer dan daarvoor gebouwd werd. Friesland 1996-2006. vijftiende eeuw als bloeitijd van de gotische loopt voorop met 94 kerken, waarvan 61 uit de voor die provincie tamelijk welvarende achttiende eeuw, gevolgd door Noord-Hol- Aantallen kerken per kwart eeuw 17de-18de eeuw land, Zuid-Holland en Groningen. Opval- 80 lend is dat van de in totaal 389 kerken uit 68 70 67 beide eeuwen tweederde als hervormde kerk

60 werd gebouwd en eenderde voor andere de- 55 54 nominaties.21 In alle grotere steden verrezen 50 43 42 toen lutherse kerken, 37 in totaal, gevolgd 40 34 door rooms-katholieke (schuil)kerken (30),

30 doopsgezinde (28), synagogen (11), oud-ka- 26 tholieke (schuil)kerken (7), Waalse (6) en 20 Anglicaanse kerken (3) (afb. 28). In het zui- 10 den en met name in de toenmalige vrije

0 heerlijkheden in dat gebied verrezen in die 17a 17b 17c 17d 18a 18b 18c 18d periode nieuwe rooms-katholieke kerken,

30 zoals in 1735 de St.-Luciakerk te Ravenstein, terwijl in het Gelderse Baak onder de hoe- Denominaties 17de-18de eeuw de van de plaatselijke heer van Huis te Baak 11 7 31 in 1772-1773 een katholieke schuurkerk tot 11 stand kwam. 28 Kapconstructies vóór de Herv 1 30 Franse tijd Luth. R.K. 1 Doops. De 876 middeleeuwse kerken met de 203 ker- Herv 2 Isr. ken uit de zeventiende eeuw geven een be- Oud-Kath. 37 Remon. stand van 1.079 kerken uit de periode vóór Apost. 1800. In zijn boek over kappen heeft Janse in totaal 1.156 waarnemingen gedaan in 858 ver- 261 schillende gebouwen.22 Deze gebouwen zijn nader te verdelen in 22 kastelen, 28 stadhui- zen, 78 overige gebouwen, 248 woonhuizen en maar liefst 485 kerken, oftewel 56,5% van het aantal waarnemingen. Omdat bij Janse de nadruk op middeleeuwse kappen ligt, zijn de Franse tijd Afb. 28 drie door hem onderzochte achttiende-eeuw- Grafiek van de verdeling se kappen hier verder buiten beschouwing Met de kerken uit de achttiende eeuw mee- van het aantal kerken gelaten. Van de 1.079 hier genoemde kerken gerekend, blijken er uit de periode van vóór per denominatie ge- heeft J anse er dus 482 bezocht; een kleine de Franse tijd nog 1.265 kerken (26,9%) over bouwd in de zeventien- 45%. Daarvan dateren er drie uit de elfde en te zijn. In principe waren dit allemaal her- de en achttiende eeuw, twaalfde eeuw, 25 uit de dertiende en 44 uit vormde kerken aangezien deze ‘Neder duytsch gebaseerd op gegevens de veertiende eeuw. De hoofdmoot wordt Gereformeerde Kerk’ de ‘publieke’ kerk was uit Monumenten in gevormd door 178 kerken uit de vijftiende, in de Republiek van de Zeven Verenigde Pro- Nederland 1996-2006. 159 uit de zestiende eeuw, alsmede 59 uit de vinciën. Met de Bataafse omwenteling in 1795 zeventiende eeuw. Vergelijking met de eerder begon Nederland zijn bestaan als vazalstaat genoemde verdeling (afb. 29) leert dat Janse de van Frankrijk (en van 1810 tot 1813 als onder- helft van de kappen van de nog bestaande vijf- deel van het Eerste Franse Keizerrijk onder Na- tiende-eeuwse kerken heeft bekeken. Opmer- poleon). Dit leidde op 5 april 1796 tot een de- kelijk is echter dat hij meer zestiende-eeuwse creet met scheiding van kerk en staat waardoor kappen heeft gezien dan er kerken uit die pe- ‘geen bevoorrechte noch heerschende Kerk in riode over zijn. Deze discrepantie tussen deze Nederland meer kan of zal geduld worden’.24 studie en zijn waarnemingen moet terug te Hierdoor ontstond met name in gebieden leiden zijn tot het feit dat kerken niet zelden met veel rooms-katholieken de behoefte aan ouder muurwerk hebben en een deel van de een aanvullende regeling voor de verdeling kappen later is vernieuwd.23 van de godshuizen. Naar aanleiding van de Wat dit aantoont, is dat in Nederland nog grondwet van 1798 werd een eerste restitutie- een substantieel aantal middeleeuwse kerken regeling opgesteld. Daarin stelde men dat de bewaard is gebleven waarvan, op het werk van oude kerken en pastorieën binnen drie jaar Janse afgaand, nog zeker de helft oude kap- in evenredigheid volgens het aantal belijders pen bezit. Over die kappen weten we door het van de godsdiensten verdeeld zouden moe- werk van Janse wat meer, evenals nu over de ten worden en dat de staat voor vervangende verdeling daarvan ten opzichte van het totale ruimte zou zorgen ten behoeve van hen, die kerkenbestand. hun gebouw verloren.

31 waar beide de vader van Vincent van Gogh Door Janse onderzochte kappen 400 enige tijd predikant was. Via een vergelijkbare 365 regeling ontstonden iets later in Limburg zo- 350 genaamde Leopoldkerkjes te Beek (1835-1836)

300 en Meerssen (1836-1837). In 1816 werd de her- vormde kerk hernoemd tot ‘Hervormde kerk 250 in het Koninkrijk der Nederlanden’, later de 203 200 186 Nederlandse Hervormde kerk (NHK). 178 159 150 150 143 117 Waterstaat en verder 100 82 59 Een tweede golf van grotere nieuwe kerken 50 44 25 19 voor verschillende denominaties en uitein- 1 2 3 0 delijk vooral voor rooms-katholieken was 11de eeuws 12de eeuws 13de eeuws 14de eeuws 15de eeuws 16de eeuws 17de eeuws 18de eeuws Blauw door Janse onderzochte kappen, Geel aantal kerken het gevolg van de landelijke subsidieregeling voor de bouw van kerken. Voorwaarde bij dit Koninklijk Besluit van 16 augustus 1824 was dat architecten of conducteurs (opzichters Afb. 29 Tegenwerking van de protestanten maakte zouden we nu zeggen) van het Ministerie van Grafiek van het aantal in 1801 een tweede regeling noodzakelijk. Ver- Waterstaat toezicht hielden op de bouw.25 Pas door Janse onderzoch- volgens werden tussen 1808 en 1813 een kleine met de grondwet van 1848 werd de godsdienst- te kerkkappen ten 130 middeleeuwse kerken gerestitueerd. Het vrijheid verregaand geregeld, waarna in 1853 opzichte van het aantal zou nog tot enige jaren na de Franse tijd duren de wet op de kerkgenootschappen werd aan- nog bestaande kerken, voor het vraagstuk van de restitutie enigszins vaard. Dit maakte de weg vrij voor het herstel gebaseerd op gegevens bevredigend zou worden opgelost. Compen- van de bisschoppelijke hiërarchie datzelfde uit Monumenten in satie van de restitutie kwam er in de vorm van jaar, hetgeen resulteerde in een nieuwe golf Nederland 1996-2006. veelal kleine zogenoemde Napoleonkerkjes, van kerken. waarvan er tussen 1804 en 1824 maar liefst 37 Daar kwam in 1834 de Afscheiding bij. verrezen, de meerderheid in Noord-Brabant Nadat dominee H. de Cock in het Groningse en 4 in Overijssel. De bekendste daarvan zijn Ulrum in 1834 door het provinciaal kerkbe- de kerkjes te Zundert (1805) en Nuenen (1824) stuur was afgezet, scheidde hij zich later dat

Afb. 30 Kerken per vijf jaar Grafiek van het aantal 250 nog bestaande en 240 244 204 cultuurhistorisch be- 200 188 langrijke kerkgebouwen 179 gebouwd tussen 1800 150 145 134 134 123 en 1970 verdeeld per vijf 114 119 106 108 104 105 103 101 jaar, gebaseerd op gege- 100 90 91 88 Gemiddelde per vijf jaar 80 vens uit Monumenten in 69 63 58 59 51 Nederland 1996-2006. 50 30 27 33 19 20 25 13 6 0 1811-1815 1961-1965 1851-1855 1946-1950 1806-1810 1816-1820 1936-1940 1951-1955 1966-1970 1866-1870 1886-1890 1891-1895 1901-1905 1906-1910 1926-1930 1941-1945 1871-1875 1876-1880 1826-1830 1841-1845 1956-1960 1861-1865 1801-1805 1896-1900 1881-1885 1916-1920 1931-1935 1821-1825 1846-1850 1856-1860 1831-1835 1826-1840 1921-1925 1911-1915

32 jaar met zijn gemeente af van de Nederlands bouw de pan uitrezen, maar vooral door uitval Hervormde kerk om terug te keren naar de van de vraag. Het Tweede Vaticaans Concilie te striktere gereformeerde leer. Zijn initiatief Rome (1962-1965), in Nederland gevolgd door werd op diverse andere plaatsen gevolgd. En- het Pastoraal Concilie te Noordwijkerhout kele decennia later, met de doleantie van 1886, (1968-1970) droeg hieraan bij. Beide leidden splitste opnieuw een groep striktere gelovigen tot modernisering van de rooms-katholieke onder leiding van Abraham Kuyper zich af van kerk, maar konden uiteindelijk de terugloop de hervormde kerk. Beide groepen verenig- in kerkgang niet stuiten. Stijgende bouwkos- den zich in 1892 tot de Gereformeerde Kerken ten en uitval van de vraag zijn de redenen voor in Nederland (GKN) of ‘synodalen’ (Geref. I). de in deze studie gehanteerde einddatum van Een deel volgde echter hun eigen weg als de 1970. Sindsdien zijn er spaarzaam nieuwe ker- Christelijk Gereformeerde Kerken in Neder- ken gebouwd voor specifieke groeperingen, of land. In de loop der tijd splitsten zich nog en- ter vervanging dan wel samenvoeging van ou- kele andere stromingen van de synodale zuil dere kerken. Daarnaast bleef er enige behoefte af, waaronder in 1907 de Oud-Gereformeerde in de meest recent drooggelegde Flevopolders. gemeenten, in 1926 de Gereformeerde kerken Na aftrek van de kerken uit de periode vóór (hersteld verband), in 1944 de Gereformeerde 1800 blijven in het door ons gehanteerde be- kerken (vrijgemaakt), in 1952 de Christelijk stand voor de periode daarna 3.386 kerken Gereformeerde gemeenten in Nederland en over.27 Na aftrek van de negentiende-eeuwse in 1966 de Gereformeerde kerken (vrijgemaakt rooms-katholieke kapellen (R.K. 2) blijven buiten verband) en nog enkele andere.26 Alle er 3.309 kerken over. Daarvan dateren er in niet-synodale kerken buiten de GKN zijn hier Monumenten in Nederland 36 van na 1970 zodat onder ‘Geref. 2’ geschaard. ook deze verder buiten beschouwing worden gelaten. Dit levert het werktotaal op van 3.273 Regressie na aanwas kerken gebouwd in de periode tussen 1800 en 1970. Daarvan verrezen er 1.348 (41,1%) in de In de laatste decennia is het via het Samen op negentiende eeuw en 1.925 (58,9%) in de twin- Weg (SOW)-proces gekomen tot een toenade- tigste eeuw. Gemiddeld komt dit neer op een ring tussen de Nederlands Hervormde Kerk, aanwas van ruim 19 kerken per jaar. Gerekend de Gereformeerde Kerken in Nederland en de met perioden van vijf jaar werden er geduren- Evangelisch-Lutherse Kerk. Dat heeft in 2004 de 170 jaar tussen 1800 en 1970 elk lustrum geleid tot een fusie onder de naam Protes- een kleine honderd nieuwe kerken ingewijd tantse Kerk in Nederland (PKN). Daardoor is (afb. 30). een omvangrijk proces van herverdeling van kerkgebouwen op gang gekomen waarvan het eind nog niet in zicht is. Hierdoor sluiten momenteel tientallen protestantse kerken per jaar. Ook bij de rooms-katholieke kerk is een vergelijkbaar proces van concentratie gaande waarbij een flink aantal parochies tot grotere eenheden samengevoegd gaat worden, waar- door ook hier tientallen kerken aan de ere- dienst onttrokken raken. De regressie ten gevolge van beide ontwik- kelingen is een gevolg van de stijgende ontker- kelijking vanaf de jaren zestig van de twintig- ste eeuw. Na 1970 stokte de bouw van nieuwe kerken, niet alleen omdat de kosten van de

33

3 Opbloeiende behoeften

Na 1800 blijken elke vijf jaar een kleine hon- in Den Bosch een grotere hervormde kerk Afb. 31 derd kerken te zijn gebouwd bovenop het toch (1819-1820) gebouwd werden. In totaal verre- De in opdracht van de al niet geringe aantal van ruim twaalfhonderd zen 81 hervormde kerken tussen 1800 en 1825, chocoladefabrikant nog bestaande kerken daterend van vóór 1800. waarvan 12 in Gelderland, 9 in Friesland en 6 Van Houten in 1905- De kerkrestitutie werd gevolgd door een ver- in Zuid-Holland.1 In deze armoedige periode 1906 naar plannen van dere differentiatie naar denominatie met de na de Franse tijd kwamen slechts 10 rooms-ka- B.J. Ouëndag gebouwde emancipatie van de rooms-katholieken voor- tholieke kerken tot stand. Drie daarvan verre- kerk voor de Nederland- op, in de twintigste eeuw gevolgd door die zen in Limburg en ook in Schiedam en Dor- se Protestanten Bond te van de gereformeerden. Daarnaast leidde de drecht was men er al vroeg bij (afb. 32). Weesp. bevolkingsgroei aan het eind van de negen- Hierbij mag niet vergeten worden dat kerk- tiende eeuw tot een ring van kerken aan de genootschappen die buiten de hoofdstroom rand van de stad. De naoorlogse wijkgedachte ontstonden vaak allereerst in bescheiden pan- resulteerde in een palet aan nieuwe kerken in den kerkten en zich pas later een grotere kerk de uitbreidingswijken. Over de tijd gezien, te- konden veroorloven. Eerder is al betoogd dat kent zich een zevental golven van kerkbouw af vernieuwing het grootste gevaar voor de his- (afb. 31). torische substantie van de kerk zelf vormt. Dat geldt met name voor kerken die niet van plaats Vier negentiende-eeuwse veranderen zoals het geval is bij vrijwel alle bouwgolven voorreformatorische kerken. Bij schuilkerken, of kleinere net na de godsdienstvrijheid gestich- De restitutie van middeleeuwse kerken aan te, dan wel later afgesplitste, kerken ligt dit an- de rooms-katholieken in de eerste decen- ders. Daar wordt niet zelden een grotere nieu- nia van de negentiende eeuw zorgde ervoor we kerk op een andere plek gebouwd waardoor dat ter compensatie in Noord-Brabant maar na sloop van het oude gebouw een zwakke plek liefst 33, veelal kleine, hervormde kerken en in het stedelijk weefsel achterblijft. Of anders

35 Sparrendaal in 1854 aan het bisdom Utrecht, Kerken 1800-1825 dat naast het huis in 1856-1857 het Grootsemi- 25 23 narie Rijsenburg liet bouwen (gesloopt 1984). De bescheiden kerk werd in 1875 nog wel ver- 20 20 lengd, maar het aantal parochianen groeide niet dusdanig dat een nieuwe grotere kerk 15 15 14 noodzakelijk werd geacht, waardoor de kerk zijn vroege karakter heeft behouden.

10 Tevens verrezen in deze periode synagoges 9 te Appingedam, Leeuwarden, Buren, Medem- blik en Nieuweschans, alsmede acht doops- 5 4 3 3 3 gezinde, twee lutherse en twee remonstrant- 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 se kerken. Een derde remonstrantse kerk in 0 1801-1805 1806-1810 1811-1815 1816-1820 1821-1825 Hazerswoude die in 1799 herbouwd was, werd Herv 1 R.K. 1 Doops. Isr. Luth. Remon. Herv 2 in 1892 gesloopt. Bij die sloop werden ‘door de sloopers, in een kastje, dat gevormd was door een korbeel van weerszijden te betimmeren, eenige oude munten en een handschrift van Afb. 32 gezegd, dit streven naar maximalisatie leidt den herbouw gevonden, van den volgenden Grafiek van het aantal tot ruimtelijke translaties. Naar dit ruimtelij- inhoud: “De kapspruiten van deze kerk zijn bij nog bestaande kerken ke proces is nog weinig onderzoek gedaan.2 In baas Krook op zijn winkel gemaakt, de bind- gebouwd in de periode Woerden bijvoorbeeld verrees al in 1767 een ten door P. Verbeek, geboren in Schoonhoven, 1800-1825 verdeeld per rooms-katholieke kerk aan de Groenendaal. P. van Grieken, geboren te Oudshoorn en denominatie, gebaseerd Onder leiding van ingenieur bij Rijkswater- Arnoldus Snoek, geboren te Benthuizen; in op gegevens uit Monu- staat J.H. Docters van Leeuwen werd de kerk het gedenkjaar 1799, toen de Russen en En- menten in Nederland in 1843 verlengd, maar deze bleek uiteindelijk gelschen in Noord-Holland landde en tegen 1996-2006. toch te klein. Nadat in 1892 meer zuidoostelijk de Bataafsche en Franschen oorlogde. Toen de forse nieuwe St.-Bonaventurakerk was in- moesten de jongelingen van 18-19 jaar loo- gewijd, sloopte men de oude kerk met naast- te om tegen de Russen en Engelsche op te gelegen weeshuis. De aldus ontstane zwakke trekken. Dit alles is door P. Verbeek geschre- plek in de stedelijke structuur werd uitein- ven 9 oktober 1799 en gesteld door Arnoldus delijk rond 1970 opgevuld met een modern Snoek’”.5 Helaas zijn we slechts zelden zo goed woonproject.3 In Amsterdam sloot in 1911 de geïnformeerd over een kerk en zijn kap, die nu zeventiende-eeuwse statie ‘De Boom’ aan de helaas is verdwenen. Kalverstraat waarna de gebouwen werden ge- Met de subsidieregeling voor kerkenbouw sloopt nadat de parochie was verhuisd naar de in 1824 kwam een tweede kerkenbouwgolf op dat jaar ingewijde nieuwe St.-Franciscus van gang, zij het in eerste instantie nog schoor- Assisiëkerk aan de Admiraal de Ruyterstraat in voetend en zelfs afzwakkend in 1850 (afb. 33). Amsterdam-Sloterdijk.4 Opmerkelijk is dat het ook in deze periode Van de eerste bouwgolf van 1800-1825 nog bij bijna de helft van de 248 gebouwde is de bescheiden St.-Petrus’ Bandenkerk in kerken om hervormde kerken gaat (120). Pas Driebergen-Rijsenburg interessant. Ze werd na 1860 werden er meer rooms-katholieke dan in 1809-1810 gebouwd naar ontwerp van de hervormde kerken gebouwd. Naast 66 rooms- Haagse architect A. Tollus voor de bezitter van katholieke kerken, met de Amsterdamse Mo- de (vrijwel tegenovergelegen) buitenplaats zes- en Aäronkerk als opvallendste, verrezen Sparrendaal, P.J. van Oosthuyse. Deze in Den er 22 doopsgezinde kerken, 20 synagogen en Haag wonende Vlaming leverde uniformen 7 lutherse kerken. De meeste kerken ontston- aan het Franse leger. Zijn kleinzoon verkocht den in Noord-Holland (38), Zuid-Holland (35),

36 Friesland (30) en Gelderland (29). De piek in de tweede periode ligt in 1841-1845 toen er maar Kerken 1825-1850 liefst 69 werden gebouwd, waarvan 30 her- 35 vormd en 25 rooms-katholiek, alsmede 5 syna- 30 30 29 gogen, 4 doopsgezinde kerken en 2 kerken van 27 de afgescheiden gereformeerden (Nieuwdorp 25 25 (Z) en Hindeloopen). 20 20 De derde golf van kerkenbouw is te situe- 16 ren tussen 1850 en 1880, toen er in totaal 551 15 14 12 kerken werden gebouwd, oftewel 40% van 11 10 het totale aantal kerken in de negentiende 8 6 eeuw (afb. 34). Van deze hoeveelheid zijn er 5 5 5 4 4 4 4 3 3 217 (39%) rooms-katholiek en 166 (30%) her- 2 2 2 2 1 1 1 1 1 0 vormd. Vanaf 1855 verrezen er in de genoemde 1826-1830 1831-1835 1836-1840 1841-1850 1846-1850 periode ook 59 (11%) gereformeerde kerken, Herv 1 R.K. 1 Doops. Isr. Luth. Geref 1 Oud-Kath. op afstand gevolgd door 37 doopsgezinde ker- ken en 27 synagogen. De meeste kerken kwa- men tot stand in Noord-Holland (97), Fries- land (88), Gelderland (75) en Zuid-Holland Drie twintigste-eeuwse Afb. 33 (73). De piek ligt in deze periode in 1871-1875 bouwgolven Grafiek van het aantal met 114 kerken waarvan 54 rooms-katholiek nog bestaande kerken en 16 daarvan in Noord-Brabant. De piek mar- Een nieuwe opbloei begin twintigste eeuw gebouwd in de periode keert het begin van de eerste neogotische golf werd al snel afgeremd door de Eerste Wereld- 1825-1850 verdeeld per aan kerken met vroege werken van rooms-ka- oorlog en het tekort aan bouwmaterialen denominatie, gebaseerd tholieke architecten als P.J.H. Cuypers, H.J. in die periode. Tijdens deze vijfde en kort- op gegevens uit Monu- van Tulder en A. Tepe. ste bouwgolf tussen 1900 en 1915 werd het menten in Nederland Na een licht dal rond 1880 werden in de niet onaanzienlijke aantal van 382 kerken 1996-2006. vierde bouwgolf tot 1900 in totaal 440 kerken gebouwd (afb. 36). Van dit totaal zijn er 145 gebouwd, waardoor het totale aantal in de (38%) rooms-katholiek en 105 (28%) gerefor- negentiende eeuw gebouwde kerken op 1348 meerd. Naast de 55 (14%) hervormde kerken komt (afb. 35).V an dit aantal zijn er 186 (42%) zijn er ook ruim 20 andersoortige hervormde rooms-katholiek en 115 (26%) gereformeerd kerken gebouwd, zoals voor de Nederland- en zijn slechts 59 (14%) hervormde kerken. se Protestanten Bond, en 22 andersoortige Daarnaast verrezen er onder meer 19 ander- gereformeerde kerken, alsmede 6 oud-ka- soortig gereformeerde kerken, 15 synagogen, tholieke kerken waaronder de forse nieuwe 10 doopsgezinde en 8 remonstrantse kerken. oud-katholieke bisschopskerk aan het Wil- De meeste kerken ontstonden in de volkrijk- lemsplantsoen in Utrecht (1912-1914). In deze ste provincies Zuid-Holland (69), Gelderland periode verrezen de meeste kerken in Noord- (65), Noord-Holland (62) en Noord-Brabant (56) en Zuid-Holland (55), Friesland (49) en (56), waarbij Friesland (55) licht terugvalt. De Noord-Brabant (42). De piek wordt gevormd piek wordt hier gevormd door de jaren 1886- door de jaren 1911-1915 met 145 kerken onder 1890 met 123 kerken, waarvan 44 rooms-ka- andere van Jos.Th.J. Cuypers, Jan Stuyt, Wolter tholiek en 42 gereformeerd. Van veel van de te Riele en Tjeerd Kuipers. vroegste gereformeerde kerken zijn de ont- Tegen de verwachting in blijken de mees- werpers onbekend, maar in deze periode ver- te kerken in het interbellum te zijn gebouwd. schijnen de eerste ontwerpen van de afzon- De zesde bouwgolf van 1915-1940 leverde in derlijk ontwerpende broers Roelof en Tjeerd totaal maar liefst 828 kerken op (afb. 37). Kuipers. Opnieuw zijn de meeste daarvan rooms-­

37 burg (110), Gelderland (70) en Zeeland (68), Kerken 1850-1880 terwijl de nieuwe Flevopolders goed zijn voor 60 45 kerken. De absolute uitschieter is de peri- 54 ode 1951-1955 met 244 kerken, waarvan 42 in 50 Limburg. Voorbeelden van wederopbouwar- 43 40 39 chitecten zijn F.P.J. Peutz en P.H.A. Starmans,

34 alsmede K.L. Symons en H. Eldering. 30 29 29 29 Alles overziend, blijken de vier grootste 27 28 28 24 denominaties in totaal 2.912 (89%) van de 20 18 18 3.273 kerken uit te maken gebouwd tussen 13 13 1800 en 1970. Daarvan zijn er 779 hervormd. 9 10 11 10 8 7 6 6 5 Opmerkelijk is dat de aanwas van de hervorm- 5 5 5 4 3 4 4 1 1 1 2 2 2 2 2 de kerken over de tijd vrij constant is gebleven 0 1851-1855 1856-1860 1861-1865 1866-1870 1871-1875 1876-1880 op gemiddeld 23 kerken per lustrum (dus een Herv 1 R.K. 1 Geref 1 Doops. Isr. Geref 2 Luth. kleine vijf per jaar) met een beperkte spreiding tussen 14 en 40 kerken (afb. 40). Het aantal rooms-katholieke kerken overstijgt dat van de hervormden definitief vanaf 1860 met een Afb. 34 katholiek; 368 (44%), gevolgd door 203 (25%) negentiende-eeuwse piek van 54 in 1871-1875 Grafiek van het aantal gereformeerde kerken en 113 (14%) hervormde en hoogtepunten in de twintigste eeuw van nog bestaande kerken kerken. Ook het aantal van 48 (6%) anders- 108 in 1921-1925 en 119 in 1951-1955. Het alge- gebouwd in de periode oortige gereformeerde kerken is behoorlijk. meen gemiddelde ligt in de tweede helft van 1850-1880 verdeeld per In deze periode verrijzen de meeste kerken de negentiende eeuw rond de 50 per lustrum, denominatie, gebaseerd in Noord- (155) en Zuid-Holland (125), Limburg dus 10 per jaar, en dat loopt in de twintigste op gegevens uit Monu- (95) en Gelderland (83). De piek wordt bereikt eeuw op tot 70 per lustrum (met een scherp menten in Nederland in de periode 1926-1930 met 240 kerken. In dal in 1941-1945). Voor de gereformeerden 1996-2006. die vijf jaar worden meer kerken gebouwd geldt dat na circa 1885 hun aantal kerken dat dan gedurende de gehele zeventiende eeuw. van de hervormden overstijgt. Gaat het vanaf Belangrijke architecten zijn dan A.J. Krophol- 1860 om ruim 10 per lustrum, daarna stijgt ler en H.W. Valk en voor de gereformeerden dat aantal tot boven de 30 met een lichte da- B.T. Boeyinga en B.W. Plooy. ling in de Eerste en een forse dip in de Tweede Na een scherpe daling gedurende de Twee- Wereldoorlog. Voor het aantal andersoortig de Wereldoorlog wordt in de wederopbouw- gereformeerden ligt na een start circa 1850 het periode een eindspurt ingezet. De leniging gemiddelde rond de 5 in de negentiende eeuw van de inhaalvraag tussen 1945 en 1970 vormt en 8 in de twintigste eeuw. de zevende en laatste kerkenbouwgolf met Van de kleinere denominaties (afb. 41) het opnieuw niet onaanzienlijke aantal van hebben de doopsgezinden hun bloeiperiode 715 kerken (afb. 38).6 De meerderheid wordt tussen 1845 en 1875 met rond de 8 kerken per opnieuw gevormd door 336 (47%) rooms-ka- lustrum. Tussen 1830 en 1890 staat de bouw tholieke kerken, gevolgd door 157 (22%) gere- van synagogen op één per jaar (afb. 44). Het formeerde kerken en 105 (15%) hervormden, aantal gebouwde lutherse kerken neemt na alsmede 51 (7%) andersoortig gereformeer- 1865 toe en apostolische kerken verschijnen den. In deze periode verrijzen de meeste ker- na 1880 op het toneel met enkele kerken per ken in Zuid-Holland (154), niet in de laatste lustrum. plaats vanwege de herbouw in Rotterdam (17) De zeven beschreven bouwgolven geven en in Noord-Holland (133), waarvan alleen al een nadere blik op de bouwproductie in 170 jaar in Amsterdam 37. Herstel van oorlogsschade en daarmee op de aanwas van het aantal kerken zorgde voor het forse aantal kerken in Lim- gedifferentieerd naar tijd en denominatie.

38 Architecten Kerken 1880-1900 60 Het totale kerkenbestand uit de periode 1800- 1970 van 3.273 stuks is behalve naar plaats 53 50 en tijd ook uit te splitsen naar architect. Het 48 44 42 41 blijkt dat van 931 (29%) kerken geen architect 40 bekend is. Dat kan komen omdat er nog geen 32 32 naam is gevonden, of de betreffende kerk niet 30 door een architect, maar door een plaatse- lijk bouwmeester of timmerman is gemaakt, 20 17 waarvan de naam buiten de archieven is geble- 15 15 12 ven. Opmerkelijk hierbij is dat van alle 1.328 10 9 6 5 5 5 5 4 3 3 3 rooms-katholieke kerken er maar in slechts 28 2 2 2 2 2 2 1 0 gevallen geen architect bekend is, oftewel in 1881-1885 1886-1890 1891-1895 1896-1900 slechts 2% van de gevallen. Dit staat in schril Herv 1 R.K. 1 Geref 1 Geref 2 Isr. Doops. Remon. contrast met de andere denominaties waarbij het aantal onbekende architecten aanmerke- lijk groter is, met 43% voor de gereformeer- den, 46% voor de hervormden, 56% voor de sy- wust rijkere uitstraling dat een ontwerper van Afb. 35 nagogen, 59% en voor de doopsgezinden 69%. naam veel meer van belang geacht werd. Daar- Grafiek van het aantal Andersom geredeneerd, kan in het algemeen bij komt dat vanouds veel meer onderzoek is nog bestaande kerken gezegd worden dat voor de kleinere kerken de gedaan naar rooms-katholieke kerken.7 Vanaf gebouwd in de periode kans groter is op een onbekende ontwerper. de belangrijke inventarisatie van negentien- 1880-1900 verdeeld per Daarnaast geldt voor de, in het algemeen ook de-eeuwse kerkelijke bouwkunst uit 1972 do- denominatie, gebaseerd grotere, rooms-katholieke kerken met een be- mineren de rooms-katholieke kerken.8 In de op gegevens uit Monu- menten in Nederland

Architect Levensdata R.K. 1 Herv 1 Geref 1 Geref 2 Doops. Totaal 1996-2006. 1 Tepe, A. 1840-1920 52 52 2 Franssen, C. 1860-1932 46 46 Tabel 1 3 Cuypers, P.J.H. 1827-1921 43 1 44 Meest productieve 4 Riele, W. te 1867-1937 38 1 39 architecten en hun nog 5 Stuyt, J. 1868-1934 34 34 bestaande kerken 6 Kuipers, Tj. 1858-1942 26 2 1 29 7 Molkenboer, Th. 1796-1863 27 27 8 Valk, H.W. 1886-1973 22 22 9 Groenendael, J.H.H. van 1868-1942 20 20 10 Margry, E.J. 1841-1891 19 19 11 Sluijmer, Joh. H. 1894-1979 19 19 12 Weber, C. 1820-1908 19 19 13 Franssen, J. 1893-1968 18 18 14 Cuypers, J.Th.J. 1861-1949 18 18 15 Soffers, P. 1821-1890 18 18 16 Boosten, A.J.N. 1893-1951 17 17 17 Molenaar, N. 1850-1930 17 17 18 Tulder, H.J. van 1819-1903 17 17 19 Kayser, J. 1842-1917 16 16 20 Plooy, B.W. 1890-1967 15 1 16

39 in de tijd als over de ontwerpers, maar op zich Kerken 1900-1915 geven ze nog weinig informatie over de groot- 60

54 te van de kerk en daarmee uiteindelijk ook

50 over de omvang van de toegepaste kapcon- 46 45 structie en de daarvoor gebruikte hoeveelheid 40 40 40 hout. In een eenvoudige gereformeerde zaal- kerk zal ongetwijfeld voor de kap veel minder 30 hout benut zijn dan voor een forse rooms-ka- 25 24 tholieke parochiekerk. Zonder een nadere 20 19 verdeling in grootteklassen van kerken is hier

12 moeilijk zicht op te krijgen. 9 10 8 Als basis is het daarvoor niet ondienstig 5 6 4 3 4 4 4 2 1 1 om eerst te bekijken wat een kerk nu precies 0 1901-1905 1906-1910 1911-1915 een kerk maakt. In de definitie van Van Dale Herv 1 R.K. 1 Geref 1 Geref 2 Herv 2 Vrijz. Herv Doops. gaat het bij een kerkgebouw om een ‘aan de openbare christelijke eredienst gewijd ge- bouw’. Een ruimere definitie hanteertreliwiki : ‘onder een religieus gebouw wordt verstaan Afb. 36 tijd gezien, blijkt het grootste aantal onbeken- een gebouw (bouwwerk dat een voor mensen Grafiek van het aantal de ontwerpen bij de hervormde kerken vóór toegankelijke overdekte, geheel of gedeel- nog bestaande kerken 1880 te liggen. Bij de beide gereformeerde telijk met wanden en dak omsloten ruimte gebouwd in de periode stromingen loopt dit nog door tot 1940. vormt) dat als hoofdgebruiksfunctie een reli- 1900-1915 verdeeld per Het is daarom niet voor niets dat de gieuze bestemming heeft (gehad) en alszulks denominatie, gebaseerd rooms-katholieke architecten er het meest (nog) zichtbaar in de primaire bouwvorm te op gegevens uit Monu- uitspringen, met de architect A. Tepe voorop herkennen is (..)’.10 De essentie is dat het in menten in Nederland als meest productieve architect (van nog be- beide gevallen gaat om een voor de religie als 1996-2006. staande kerken) met 52 kerken (tussen 1873- functie opgetrokken gebouw dat als zodanig 1905), gevolgd door C. Franssen (46; 1890- herkenbaar is. Anders dan bij reliwiki worden 1926), P.J.H. Cuypers (44; 1856-1917), W. te in deze studie kloosters en R.K. kapellen ver- Riele (39; 1901-1935) en J. Stuyt (34; 1900-1932). der buiten beschouwing gelaten. Op de zesde plaats staat pas een ontwerper van Het blijkt nog niet eenvoudig te zijn om gereformeerde kerken: Tj. Kuipers (29; 1880- een nadere functionele definitie van een kerk- 1923). De gestage processie van rooms-ka- gebouw te geven. De bijzondere rijkdom van tholieke kerkenbouwers wordt verder onder- de godshuizen in binnen- en buitenland en broken door B.W. Plooy (16; 1927-1958) en A. de speciale aandacht voor het vroege en het Rothuizen & P.J. ’t Hooft (15; 1947-1969) als bijzondere onttrekt het zicht op de pure sys- gereformeerde kerkenbouwers (tabel 1). Pas tematische morfologie van het gebouw zelf. op plaats 40 komen we in G. van Hoogevest (8; Bouwkundige woordenboeken en studies over 1912-1948) de eerste hervormde kerkenbouwer typologie bieden in dit opzicht weinig soe- tegen. Er zou nog veel meer te zeggen zijn over laas.11 Daar wordt slechts in hoofdlijnen ge- de architecten, hun kerken en de spreiding schreven over een basiliekvorm uit het oosten over het land dan wel per bisdom, maar dat en een centraalbouw uit het westen, waarvan valt helaas buiten het bestek van deze studie.9 het samengaan in de loop der tijd leidt tot een hallenkerk, kruiskerk en koepelkerk. Grootteklassen van kerken Primair voor een kerkgebouw is een lang- werpige ruimte met een verbijzondering aan Al deze kwantitatieve gegevens zeggen wel het één kopse kant. In zijn eenvoudigste vorm be- nodige over de verdeling per denominatie en treft het een zaalkerk met een liturgische plek

40 voor het eucharistische offer en een oriëntatie Kerken 1915-1940 naar het oosten (anders gezegd: ‘gesteld in de 120 12 heilige linie’). Kreeg het zaalgedeelte grotere 108 afmetingen, dan werd het om constructieve 100 97 redenen veelal opgedeeld in een middenschip, 90 gescheiden door zuilen van de zijbeuken ter 80 weerszijden, waarbij het schip doorgaans bo- 65 ven de zijbeuken uitsteekt (basilicale vorm). In 60 de iets meer uitgewerkte vorm loopt het schip 45 44 40 39 aan de oostzijde uit op een uitbouw in de vorm 34 32 29 van de apsis, oorspronkelijk de plaats voor de 25 25 24 20 18 14 zetel van de bisschop, de kathedra, met erom- 11 9 8 7 7 8 4 4 5 4 4 4 4 heen de zetels voor de ouderlingen, de pres- 2 2 3 3 2 2 1 13 0 byters. Het hoofdaltaar stond vlak voor de 1916-1920 1921-1925 1926-1930 1931-1935 1936-1940 apsis. De ruimte eromheen, het sanctuarium, Herv 1 R.K. 1 Geref 1 Geref 2 Apost. Vrijz. Herv Herv 2 was gereserveerd voor de kerkelijke dienaren voor de liturgische handelingen, waaronder zangers waaraan de ruimte zijn naam koor ontleent. Uiteindelijk verdween de kathedra omgeving aan te kondigen. De torenromp met Afb. 37 van deze plaats ten behoeve van het altaar daarop de spits en zeker een naaldspits zorgt Grafiek van het aantal dat op een verhoogd podium werd geplaatst, voor zichtbaarheid van verre. Koor, koorom- nog bestaande kerken waardoor een afscheiding ontstond tussen gang, crypte, transept, viering, schip, zijbeu- gebouwd in de periode het koor met altaarruimte en apsis enerzijds ken, toren(s) en eventuele galerijen vormen 1915-1940 verdeeld per en het schip anderzijds. Tussen het altaar en de constituerende elementen van een kerk, al denominatie, gebaseerd het schip kon ten dienste van de priesters dan niet aangevuld met bijwerk in de vorm van op gegevens uit Monu- een presbyterium of priesterkoor geplaatst traptorens, uitgebouwde kapellen en sacristie, menten in Nederland worden. Onder het verhoogde koor kwam in en aangebouwde ruimten en pastorie.15 1996-2006. de middeleeuwen niet zelden een crypte. De Na de reformatie kwam er, met de differen- scheiding tussen schip en koor werd soms ver- tiatie in denominaties, enige verandering in de sterkt door een doksaal. In de gotiek werd ook liturgie en die stelde zijn eisen aan het gebouw. in het verlengde van de zijbeuken rondom het Bij bestaande gebouwen betrof het vooral aan- koor een kooromgang aangebracht met ruim- passingen. Voor de hervormden hadden het te voor zij- en bijaltaren. Eveneens ten behoe- koor en de oriëntatie van de kerk hun belang ve van extra altaren ontstond een dwarsschip verloren en kwam de preekstoel centraal in het of dwarsbeuk, dan wel transept tussen koor schip te staan. Deze centraliserende tendens en schip. Dit ging doorgaans gepaard met een kon vooral bij nieuwbouw goed gerealiseerd verbijzondering op de kruising in de vorm van worden, waarbij zoveel mogelijk gelovigen een verhoging of vieringstoren. zo dicht mogelijk bij de verkondiger van het Het schip is doorgaans een rijzige langge- woord geplaatst werden. Dit had gedrongen rekte ruimte gericht op het hoofdaltaar. In dit rechthoekige of kruisvormige preekkerken tot schip plaatste men vanaf de late middeleeu- gevolg. In de woorden van Penn uit 1841: ‘Voor wen een preekstoel. Aan de westzijde in de Katholijke kerken is de kruisvorm zeer geschikt; zijbeuk kwam een ruimte die als doopkapel voor Protestantsche kan men ook van dezen ge- ging dienen. De westelijke zijde met de ingang bruik maken, maar dan moet de eene arm bijna was ook de plaats van het contrapunt voor geheel wegvallen, en de twee zij-armen mogen het koor: de toren.14 Deze dient als symbool slechts zeer kort zijn. In Protestantsche Kerken naar buiten en gaf door zijn hoogte de moge- is, wegens den galm, een regt plafond doelma- lijkheid aan de klokken om de diensten in de tiger dan een gewelf’.16

41 door de compacte zaalkerk met zijbeuken en Kerken 1940-1970 140 eventueel galerijen die net als de centraal- bouw in de vorm van koepelkerk, kruiskerk 119 120 of T-vormige kerk tot categorie (c) wordt ge- rekend. Een volgende stap is de axiale kerk 100 (d) met eenbeukig of driebeukig schip en een 80 koor, gevolgd door axiaal plus (e) met transept 72

60 en nevenkoren. Voor de grootste kerken is 60 58 48 50 de buitencategorie axiaal plus plus gecreëerd 40 (f ). Hieronder vallen bijvoorbeeld de grote 35 28 26 25 22 24 middeleeuwse kerken van Den Bosch, Gouda, 20 15 15 12 15 Deventer en Dordrecht die gezien hun grote 7 8 6 5 3 3 4 2 2 1 2 2 1 1 1 2 2 2 2 0 ouderdom in dit verhaal van kerken na 1800 1941-1945 1946-1950 1951-1955 1956-1960 1961-1965 1966-1970 verder geen rol spelen. Voor de jongere tijd Herv 1 R.K. 1 Geref 1 Geref 2 Apost. Divers Evang. valt slechts bij uitzondering een kerk in deze laatste categorie, zoals de rooms-katholieke St.-Bavokathedraal in Haarlem (1895-1930). Een indicatie van de omvang van dit laatste Afb. 38 Waar de ruimte beperkt was, kwamen er ga- gebouw is dat enkel de eerste fase (1895-1898) Grafiek van het aantal lerijen, zoals bij de oude lutherse kerk aan de van deze kerk al ruim meer dan het dubbele nog bestaande kerken Singel in Amsterdam (1632-1634). Ook werden van een gemiddelde neogotische parochie- gebouwd in de periode de galerijen speciaal bestemd voor vrouwen, kerk uit die tijd kostte.18 1945-1970 verdeeld per zoals in de Portugees-Israëlitische Synagoge Het indelen van een grote groep veelvor- denominatie, gebaseerd in Amsterdam (1671-1675) (afb. 45). Hoewel er mige kerkgebouwen in slechts zes morfologi- op gegevens uit Monu- veel meer valt te vermelden over de indeling sche categorieën heeft iets prozaïsch en doet menten in Nederland van preekkerken en hun bankenplan tende- niet altijd even goed recht aan het karakter van 1996-2006. ren de hervormden naar een kruisvorm.17 Bij het individuele kerkgebouw, zeker wanneer de gereformeerden, die eerst vooral in kleine daar ter indicatie nog een globaal prijskaartje zaalkerken bijeenkwamen, kregen de grotere aan gehangen kan worden. Voor een gebouw kerken niet zelden een T-vorm met de preek- uit buitencategorie (f ) overstegen de pure stoel in het midden van de lange wand. Bij de bouwkosten de fl. 200.000. Voor een gebouw rooms-katholieken bleef voor de eucharistie uit categorie axiaal plus (e) moet gedacht wor- de langgerekte kruiskerk met koor het ideaal. den aan bouwkosten tussen de fl. 100.000 en Het hoofdkoor werd echter niet meer voorzien fl. 200.000.19 De pure bouwkosten voor een van een kooromgang, maar geflankeerd door axiale kerk (d) zijn te schatten op tussen de nevenkoren die aansluiten op het transept. fl. 50.000 en fl. 100.000.20 De kosten voor de Pas gedurende het interbellum ontstonden de compacte zaalkerk en de centraalbouw (c) zijn eerste pogingen tot de bouw van een breder te stellen tussen de fl. 25.000 en fl. 50.000.21 en meer gedrongen schip met ondieper koor, Voor de minder eenvoudige (b) en eenvou- waardoor ook hier meer gelovigen dichter bij dige zaalkerken (a) lagen de kosten onder de de plaats van handeling konden geraken. ­fl. 25.000.22 Op grond van deze ontwikkelingen is het Deze bedragen krijgen des te meer reliëf mogelijk om een morfologische indeling te wanneer ze afgezet worden tegen de bouwkos- maken (afb. 39), met als meest eenvoudige ten voor arbeiders- of afdakswoningen die in vorm (a) de zaalkerk: eenbeukig en al dan niet die tijd voor gemiddeld fl. 760 per stuk tot stand met apsis. De iets minder basale zaalkerk, veel- kwamen, terwijl een burgerwoning rond de al met portaal dan wel geveltoren, wordt hier fl. 2.290 kostte, een herenhuis circa fl. 6.950 zaalkerk plus genoemd (b). Dit wordt gevolgd kostte en voor een (fabrikanten)villa gemiddeld

42 Categorie-indeling

Afb. 39 Tekening van een mor- fologische categorie-in- a deling op plattegrond- vorm: a. zaalkerk; b. zaalkerk plus; c. centraalbouw, d. axiaal; b e. axiaal plus.

c

d

e

43 Vier grote denominaties 1800, waardoor er 209 kerken overblijven, het- 140 geen overeen komt met 6,4% van het bestand

120 1800-1970 voor geheel Nederland. Kerken uit de buitencategorie (f ) zoals de Lebuïnuskerk 100 in Deventer en de Bovenkerk in Kampen vallen

80 door hun ouderdom af. Het resultaat is weer- gegeven in tabel 2. 60 Een vergelijkbare analyse kan gedaan wor- 40 den van de torens van de 209 kerken en in het

20 bijzonder de torenspitsen. Daarbij blijkt dat maar liefst 118 kerken geen toren bezitten, 0 maar soms wel een geveltoren hebben. De 91 1-1815 1-1915 resterende kerken met toren beslaan 43,4% 1961-1965 1851-1855 1946-1950 1936-1940 1816-1820 1806-1810 1951-1955 1966-1970 1866-1870 1941-1945 1871-1875 1876-1880 1886-1890 1891-1895 1901-1905 1906-1910 1926-1930 1956-1960 1841-1845 1861-1865 1826-1830 181 1801-1805 1881-1885 1896-1900 191 1916-1920 1931-1935 1846-1850 1856-1860 1821-1825 1831-1835 1826-1840 1921-1925 van het testbestand. Door het ontbreken van Herv 1 R.K. 1 Geref 1 Geref 2 een toren verdwijnt, zoals te verwachten, de categorie van de eenvoudige zaalkerk (a) bui- ten beeld. De resultaten zijn weergegeven in Vier kleine denominaties tabel 3. Het mag duidelijk zijn dat in de hogere 12 ingesnoerde naaldspits het meeste hout ver-

10 werkt is.

8 Categorie en denominatie

6 Een dergelijke indeling in typen en categorie-

4 ën geeft een nuttige indicatie van de omvang van de kerk, maar krijgt pas reliëf in verband 2 gebracht met de denominatie en de bouwpe- riode. De grote lijn daarbij is dat in de perio- 0 de 1800-1850 in eerste instantie overwegend 1-1815 1-1915 kleinere kerkgebouwen verrezen en pas in 1961-1965 1851-1855 1946-1950 1936-1940 1806-1810 1816-1820 1951-1955 1966-1970 1866-1870 1941-1945 1926-1930 1871-1875 1876-1880 1886-1890 1891-1895 1901-1905 1906-1910 1956-1960 1841-1845 1861-1865 1826-1830 181 1801-1805 1931-1935 1881-1885 1896-1900 191 1916-1920 1846-1850 1856-1860 1821-1825 1831-1835 1826-1840 1921-1925 de periode 1850-1940 forsere gebouwen met Doops./Bapt. Isr. (Ev). Luth. Apost. onderling aanzienlijke verschillen tussen de denominaties. In de periode 1945-1970 verre- zen veel, soms ook forse, maar vaak simpeler fl. 16.730 moest worden neergeteld.23 Deze be- gebouwde kerken, waaraan opvalt dat de kap- dragen beslaan de periode 1890-1900 en zijn constructies sterk versimpeld zijn en niet zel- alleen bedoeld ter indicatie.24 den in staal uitgevoerd werden. Hoewel nadere onderbouwing extra on- Testonderzoek Overijssel derzoek zou vergen, lijkt vooralsnog de hypo- these gerechtvaardigd dat de grootte van de Op basis van de beschrijving van de kerken in kerkgemeenschap recht evenredig is aan de de provincie Overijssel in Monumenten in Ne- fysieke grootte van de kerk. De versterkende derland en gecontroleerd aan de hand van de trend daarbij is dat hoe kleiner de denomi- foto’s op reliwiki is een beperkt testonderzoek natie, des te kleiner de kerk en hoe groter de uitgevoerd waarbij de kerken en kerktorens denominatie, des te groter de kerk, waarbij er in bovengenoemde zes categorieën zijn inge- juist aan de rooms-katholieke kerkgebouwen deeld. Van de 268 in MiN-Overijssel vermelde architectonisch meer aandacht werd besteed. kerken stammen er 59 uit de periode van vóór Penn zegt in 1841 over de katholieke kerken:

44 Klasse Tabel 2 Type a b c d e Eindtotaal Soorten kerken verdeeld over vijf categorieën: Zaalkerk 45 14 59 Overijssel. Zaalkerk plus 13 13 Forse zaalkerk 7 7 Afb. 40 (p.44 boven) Centraliserende kerk 7 7 Grafiek van het aantal T-vormige zaalkerk 5 5 nog bestaande kerken Forse kruiskerk 4 4 van de vier grote deno- Griekse kruiskerk 3 3 minaties gebouwd in Kruiskerk 15 6 21 de periode 1800-1970, Brede zaalkerk 21 1 22 gebaseerd op gegevens Eenbeukige kerk 11 11 uit Monumenten in Driebeukige basiliek 9 2 11 Nederland 1996-2006. Driebeukige hallenkerk 7 3 10 Driebeukige kruisbasiliek 4 4 8 Afb. 41 (p.44 onder) Driebeukige kruiskerk 5 7 12 Grafiek van het aantal Driebeukige pseudobasiliek 12 4 16 nog bestaande kerken Eindtotaal 45 34 55 55 20 209 van een viertal kleinere denominaties gebouwd in de periode 1800- ‘Deze gebouwen mogen slechts het verheven- verwachting na het herstel van de bisschop- 1970, gebaseerd op ste, edelste en zuiverste karakter dragen; door pelijke hiërarchie meer axiale en axiaal plus gegevens uit Monu- hen moeten hooge en ernstige denkbeelden kerken (afb. 43). Daarnaast blijft een sterke menten in Nederland uitgedrukt worden (…) Echter heeft men ook onderstroom van zaalkerken voor de kleine 1996-2006. hier kategoriën. Zoo vereischt de Katholijke denominaties. godsdienst een luisterrijker versiering harer Tabel 3 Kerken, dan wel de Protestantsche; alhoe- Bestek en houtbehoefte Soorten torens verdeeld wel bij de laatste eene statige en het gemoed over vijf categorieën: verheffende opluistering nooit mag ontbre- Ieder kerkgebouw heeft een kapconstructie die Overijssel. ken’.25 in grootte toeneemt naarmate de omvang van De hypothese is getest op de subset van de kerk zelf toeneemt. Om een idee te krijgen 209 Overijsselse kerken uit de periode 1800- van de houtbehoefte en van de gebruikte ter- 1970. Bij de verdeling over de omvangrijkere minologie en houtafmetingen, is een aantal denominaties (afb. 42) is opvallend dat voor de rooms-katholieke kerken geen zaalkerken Torenspits a b c d e Eindtotaal zijn gebouwd.26 De piek ligt bij de rooms-ka- Achtkante lantaarn 1 1 2 tholieken bij de axiale en axiaal plus kerken. Achtkante spits 1 3 2 6 Bij de hervormde en gereformeerde kerken zijn, zoals te verwachten, de centraalkerken Ingesnoerde naaldspits 2 5 3 10 dominant en bij de kleinere denominaties Ingesnoerde spits 5 17 6 28 overheersen de kleinere kerken, vooral zaal- Lantaarn 3 3 2 8 kerken. Naaldspits 2 3 5 Tenslotte kan nog een verdeling gegeven Slanke spits 1 3 4 worden over de 34 afzonderlijke perioden van Spits tentdak 1 4 1 6 vijf jaar tussen 1800 en 1970, waarbij blijkt dat Spits met tentdak 3 5 6 14 in eerste instantie overwegend zaalkerken en Spits met zadeldak 2 1 4 1 8 zaalkerken plus gebouwd werden en volgens Eindtotaal 0 10 22 42 17 91

45 Afb. 42 (boven) Grafiek van de verdeling Categorieën per denominatie (Overijssel) 60 van de verschillende ca- tegorieën platte­grond­ indeling per denomina- 50 49 tie (Overijssel).

40 Afb. 43 (onder) Grafiek van de verdeling 30 van de verschillende ca- tegorieën plattegrond­ 20 20 19 indeling per vijf jaar in 17 15 de periode 1800-1970 11 10 10 9 (Overijssel). 8 6 6 5 5 5 3 2 1 1 1 1 1 1 1 0 R.K. 1 Herv 1 Geref 1 Geref 2 Isr. Doops. Luth.

a b c d e

Categorieën per lustrum (Overijssel) 25

20

15

10

5

0 1801-1805 1806-1810 1811-1815 1816-1820 1821-1825 1826-1830 1831-1835 1826-1840 1841-1845 1846-1850 1851-1855 1856-1860 1861-1865 1866-1870 1871-1875 1876-1880 1881-1885 1886-1890 1891-1895 1896-1900 1901-1905 1906-1910 1911-1915 1916-1920 1921-1925 1926-1930 1931-1935 1936-1940 1941-1945 1946-1950 1951-1955 1956-1960 1961-1965 1966-1970

a b c d e

kerkbestekken geanalyseerd. Van de 135 in de en de plaats van het onderdeel. Echter niet archieven aangetroffen bestekken van kerken altijd is de beschrijving even gedetailleerd. uit de periode 1793-1952 zijn er op praktische Vaak wordt volstaan met het totaal aantal te gronden 38 (28%) stuks geselecteerd voor na- verwerken kubieke meters, of worden wel de dere analyse.27 In de bestekken wordt in de houtmaten, maar juist niet de houtlengten meest gunstige gevallen een hele lijst van het vermeld, dan wel alleen de dimensies voor de toe te passen houtwerk opgesomd met daar- kerkkap en niet die voor de torenspits of an- in de aanduiding van houtsoort, afmetingen dersom.

46 Om de bestekken onderling vergelijkbaar Van de genoemde 38 bestekken bleken Afb. 44 te maken, is een indeling gehanteerd verge- er 27 geschikt voor een nadere analyse. Deze De synagoge met lijkbaar met de boven genoemde constitue- bestekken zijn opgesteld in de periode tussen naastgelegen woonhuis rende elementen van het kerkgebouw. Daarbij 1824 en 1919. Van 25 kerken kon de omvang te Weesp in 1840 ge- werd voor het kerkgedeelte zelf een indeling van het hout voor de kerkkap berekend wor- bouwd naar plannen van aangehouden in kerkkap als totaal, inclusief de den en van 17 kerken bevatten de bestekken een onbekend gebleven eventuele kap van de kooromgang dan wel ne- voldoende gegevens over de torenspitsen. bouwmeester. venkoren, hoofdkap, de kap van de zijbeuken Uit deze gegevens blijkt dat gemiddeld in de en de kap van het transept. Een tweede groep onderzochte groep voor een kerkkap 43,7 Afb. 45 wordt gevormd door de kap voor de toren, in kubieke meter hout wordt gebruikt met een Deel van het interieur de vorm van een torenspits. De derde groep van forse spreiding tussen de 10 en de 110 kubieke van de Portugees-­ benodigd houtwerk is een restgroep, bijdaken, meter. Voor een torenspits ligt het gemiddel- Israëlitische Synagoge bijtorens, bijwerk en vloeren omvattend. Deze de houtverbruik op 16,9 kubieke meter (afb. in Amsterdam met zicht laatste groep wordt hier voor de overzichtelijk- 46). Bij tien bestekken bleek het te gaan om op de vrouwengalerij. heid buiten beschouwing gelaten. de bouw van forse complete axiale kerken uit

47 Afb. 46 de categorie d en e. Daarbij was het mogelijk bouwhout benut wordt voor de kerkkap en Deel van het interieur om de onderlinge verhouding tussen kerkkap een kwart voor de torenspits. van de houten naald- en torenspits te bepalen. De gemiddelde kap- Nader onderzoek zou meer duidelijkheid spits van de St.-Gum- grootte van deze groep van tien bedroeg 43,4 moeten verschaffen, maar als voorlopige hy- maruskerk te Wagen- kubieke meter en de omvang van de torenspits pothese kan gesteld worden dat in een gewo- berg uit 1903-1904. 16,3 kubieke meter, een verhouding van 73% ne torenspits rond de 15 kubieke meter hout versus 27% (afb. 47). Meer algemeen gesteld werd verwerkt en in een naaldspits rond de blijkt dat, afgezien van het elders in de kerk 20 kubieke meter, met, zoals gezegd, een ge- verwerkte hout, driekwart van de hoeveelheid middelde van rond de 16,3 kubieke meter per spits. Uitgaande van het testbestand van 209 Overijsselse kerken, waarvan er 91 een toren Categorie Ov Ned m3/stuk Totaal m3 Tabel 4 hebben, zou voor de 3.273 kerken als geheel a 45 705 10 7.050 Houtverbruik per cate- gelden dat er 1.425 een toren hebben en dat b 34 532 20 10.640 gorie plattegrondvorm. daar dan in totaal 23.513 kubieke meter hout c 55 861 30 25.830 in is verwerkt. d 55 861 45 38.745 Voor de kerkkappen zelf ligt een dergelij- e 20 313 60 18.780 ke berekening iets minder eenvoudig, omdat f 0 1 110 110 het bij de geselecteerde bestekken vrijwel uit- spits 91 1425 16,5 23.513 sluitend om grotere kerken gaat. De categorie Totaal 208 3273 124.668 a komt bij de bestekken niet voor en van de

48 Afb. 47 Kerkbestekken houtverbruik Grafiek van de in een 140 aantal bestekken voor- Spits Kerk geschreven hoeveel- 120 heid hout voor kerken gesorteerd op totale 100 houtbehoefte.

80

60

40

20

0 Erp 1843 Velp 1884 Dalen 1824 Hoorn 1881 Ursem 1919 Herveld 1871 Haarlem 1893 Uithoorn 1834 Zaandijk 1878 Berkhout 1884 Woerden 1890 Harlingen 1857 Harmelen 1900 Assendeft 1893 Nistelrode 1840 Den Haag 1875 Lutjebroek 1876 Assendelft 1886 Nieuwkuijk 1872 Spanbroek 1908 Aarle-Rixel 1844 Gorinchem 1836 Everdingen 1898 Amsterdam 1880 Leeuwarden 1853 Raamsdonkveer 1891 Barger-Oosterveld 1905

enige kerk met een bestek uit de b-categorie De verdeling in categorieën voor de pro- is de kerk zelf niet bewaard gebleven.28 De 26,7 vincie Overijssel getransponeerd naar Neder- kubieke meter hout daar verwerkt ligt aan de land als geheel en vermenigvuldigd met de bovengrens van de verwachten hoeveelheid. geschatte hoeveelheid verbruikt hout per ca- Gemiddeld 10 kubieke meter voor een catego- tegorie leidt tot tabel 4. rie a en 20 kubieke meter voor een categorie Op basis van deze globale schattingen b is de voorlopige aanname. Centraliserende lijkt in de kerken de enorme hoeveelheid van kerken zijn eveneens weinig tussen de onder- 124.668 kubieke meter hout te zijn verwerkt. zochte bestekken te vinden. Naar aanleiding Voor de bouw van de kerken werd in de 170 van de twee kerken die hiertoe gerekend kun- jaren tussen 1800 en 1970 derhalve per jaar nen worden, lijkt een gemiddelde hoeveel- gemiddeld 733 kubieke meter hout verbruikt, heid van 30 kubieke meter niet onrealistisch. oftewel ieder jaar opnieuw 49 gevulde afval- Op grond van de tien bestekken die slaan op containers van 15 kuub hout. Hoewel dit veel axiale kerken categorie d lijkt daar een gemid- lijkt, blijkt deze hoeveelheid bij nadere be- delde maat van 45 kubieke meter gerechtvaar- schouwing maar een fractie van de totale hoe- digd. Naar aanleiding van de zeven grotere veelheid hout die jaarlijks werd ingevoerd.30 axiale kerk categorie e zou in die categorie uitgegaan kunnen worden van 60 kubieke meter.29 De nieuwe St.-Bavo in Haarlem, waar volgens bestek 110 kubieke meter hout in de kap verwerkt is, staat als buitencategorie (f ) op zichzelf.

49

4 Hout voor boven de gebedsruimte

Tussen de bouwopgave en de uitgevoerde worden de ziel van den handel in Timmerhout Afb. 48 constructie is er een rol weggelegd voor de uit te maken’, aldus Van Dalen in 1806.1 Van al Droogschuur van hout- bouwmaterialenhandel die voor de benodig- het aangevoerde hout wordt slechts een be- zaagmolen ‘Het Jonge de bezaagde bomen moet zorgen en daarmee perkt gedeelte voor bouwhout gebruikt, niet Schaap’ aan de Zaanse voor de levering van niet onaanzienlijke hoe- in de laatste plaats omdat ook niet al het hout Schans. veelheden hout. Voor de kerken gebouwd na daarvoor geschikt is wat betreft hardheid en 1800 bestond het constructiehout vrijwel zon- duurzaamheid. Van het hout dat wel geschikt der uitzondering uit naaldhout: grenen, vu- is, wordt het rondhout, dat men doorgaans ren en dennen. Wat van ver werd aangevoerd, zonder veel bewerking als funderingspalen verzaagde men hier, of kwam gezaagd, waarbij onder de nieuwbouw heidde, hier buiten be- in het laatste kwart van de negentiende eeuw schouwing gelaten. Dat geldt ook voor het het machinale zagen de taak overnam van de ‘fijnhout’, dat als benaming in gebruik is voor door wind voortgedreven houtzaagmolens. bouwhout dat niet primair voor construc- Naast bestekhout werd er steeds meer met tiedoeleinden benut wordt, maar juist voor standaardmaten gewerkt (afb. 48). specifieke toepassingen zoals afwerkingen en betimmeringen.2 We beperken ons tot het Houtinvoer bouwhout in engere zin, doorgaans zaaghout genoemd.3 ‘Hoe wel het Timmerhout gezegd kan wor- De beschikbaarheid aan inlands construc- den te groeijen over den geheelen aardbol, tiehout schoot al in de middeleeuwen danig zoo zijn er nogthans landen, die inzonder- tekort, waardoor invoer noodzakelijk was. heid gezegd kunnen worden Timmerhout te Dit geschiedde toen doorgaans uit Duitsland geven. De bosschen in Duitschland en Noor- en de Ardennen. Naar de verzamelplaats werd wegen staan daar voor bekend; men krijgt uit over Wesels hout of Luycks hout gesproken. Na dezelven zoo veel hout, dat zij gezegd kunnen de middeleeuwen kwam steeds meer hout uit

51 Afb. 49 Houtvlotten 1857-1910 Grafiek van de hoeveel- 100000 heid hout per houtvlot 90000 ingevoerd uit Duitsland in de periode 1857- 80000 1910, naar Everwijn 70000 1912 p. 219. 60000

50000

40000

30000

20000

10000

0 1857 1858 1859 1860 1861 1862 1863 1864 1865 1866 1867 1868 1869 1870 1871 1872 1873 1874 1875 1876 1877 1878 1879 1880 1881 1882 1883 1884 1885 1886 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910

Blauw hout in tonnen Geel trendlijn

Zuid-Noorwegen en Oost-Pruisen, waarbij de Dit had een achteruitgang van de Zaanse zage- hoeveelheid naaldhout die van het eikenhout rij tot gevolg: in 1795 werkten er langs de Zaan uiteindelijk verre oversteeg.4 In de zeventien- nog slechts 144 zaagmolens.7 de eeuw kwam het belangrijkste deel uit Noor- Volgens Everwijn werd in het jaar 1890 wegen. In de achttiende eeuw verschoof de ruim een half miljoen ton hout ingevoerd en invoer naar het Oostzeegebied. Daarnaast dat getal liep op tot ruim boven het miljoen in bleef er toch elk jaar een niet onaanzienlijke 1910. Hiervan was overigens slechts een klein hoeveelheid hout in houtvlotten de Rijn af- gedeelte bouwhout. Veel hout werd gebruikt zakken. voor spoorliggers, telegraafpalen, mijnhout Een belangrijke impuls was de uitvinding dan wel als hout voor kisten en vaten.8 Vol- van de houtzaagmolen door Cornelis Corne- gens Everwijn werd tot circa 1876 het meeste liszoon van Uitgeest. In 1594 bouwde hij een ingevoerde hout in Nederland gezaagd, waar- eerste houtzaagmolen met krukas in Alkmaar. na de zagerijen in de productielanden deze Hij verhuisde vervolgens naar de Zaanstreek. taak meer en meer overnamen. Extra aandacht In 1630 stonden daar 53 zaagmolens en in besteedde Everwijn aan de ‘Holländerflösse’, 1730 het enorme aantal van 256 molens. Niet de houtvlotten die met een lengte van 200 en voor niets bezocht tsaar Peter de Grote in 1697 een breedte van ruim 60 meter de Rijn afvoe- Zaandam. In 1731 zou naar verluidt de helft ren om in de regel bij Dordrecht ontmanteld tot driekwart van de te Amsterdam verkochte te worden. Tussen 1857 en 1878 werd daardoor Noorse en Oosterse balken aan de Zaan ver- jaarlijks rond de 60.000 ton hout aangevoerd, zaagd zijn.5 In de Zaanstreek zelf maakte men waarna de hoeveelheid gestaag afnam tot net een onderscheid naar herkomst van het hout boven de 10.000 ton in de periode 1905-1910 in Rijns, Oosters (Oostzeegebied) en Noords (afb. 49).9 (Scandinavië).6 De traditionele centra van Everwijn schreef dat er in 1819 het niet ge- houthandel zoals Dordrecht, Amsterdam en ringe aantal van 395 houtzagerijen werkten en Rotterdam namen pas in de loop van de acht- dat dit aantal in 1858 opliep tot 462 en in 1873 tiende eeuw protectionistische maatregelen. zelfs tot 560. Met de komst van de stoomma-

52 Afb. 50 Houtinvoer houthandel Dekker 1900-1953 Grafiek van de hout­

140000 invoer van houthandel Dekker uit Scandinavië 120000 en de Baltische staten in de periode 1900-1953 100000 met diepe dalen voor beide wereldoorlogen, 80000 naar Verkade 1955 p. 57.

60000

40000

20000

0 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 1917 1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953

Blauw ingevoerd hout in M3 Geel globale trendlijn

chine ontstonden er na 1870 loonzagerijen op van het congres van coniferenkenners in Dres- stoomkracht. In 1870 stichtte C. Roggenkamp den.13 Daar werd bepaald dat grenenhout af- naar verluidt de eerste Nederlandse stoomtim- komstig is van de pinus sylvestris of grove den merfabriek onder de naam ‘Molly’ te Appin- dan wel pijnboom genoemd. Een volgroeide gedam,10 waarna kort daarop de stoomtim- pijnboom is doorgaans 70-90 jaar oud met merfabriek van F.H. van Malsen in Den Haag een hoogte van ruim 30 meter en een dikte volgde. Voor de verwerking van hun eigen van 60-90 cm. Het beste grenen komt volgens houtproductie werd in 1881 bij de Twickeler Storm van ’s Gravesande uit Narwa en Riga aan houtzagerij een stoommachine ingeschakeld. de Oostzee.14 Bij vuren gaat het om de picea ex- De stoomhoutzagerij Nahuis te Groenlo met celsa, ook fijne den, fijnspar, of met een oude een stoommachine uit 1918 is nog in gebruik benaming vuchte (Duits: Fichte) genoemd. als werkend museum. Door de concentratie De fijne den heeft gelijke vormen als de pijn- die in de loop der tijd plaatsvond, liep het aan- boom. Vanouds had het gezaagd vuren uit Ko- tal zagerijen terug tot 380 in 1910. Veel hout perwijk (een plaats gelegen boven Stavanger bleef echter via de Zaanstreek ingevoerd en in Noorwegen) een goede naam. Dennenhout werd daar verzaagd (afb. 50).11 is na de middeleeuwen afkomstig van de abies pectinata, ook zilverden, of den (Duits: Kiefer) Houtsoorten en zaagwijzen genoemd.15 Als volgroeide boom van 100-120 jaar heeft de den doorgaans een hoogte van 36 Naaldhout was vanaf 1620 het belangrijkste meter en kan hij een dikte tot 120 cm. krijgen. constructiehout. Het werd onder meer ge- Naast deze drie houtsoorten kwam in de loop bruikt voor kappen en dus ook voor kerkkap- van de negentiende eeuw ook Amerikaans gre- pen. Vanouds heerste er de nodige spraakver- nen op de markt in de vorm van pitch pine of warring over de benaming van de drie meest oregon pine. bekende Europese naaldhoutsoorten: grenen, Na het vellen wordt het loofhout (eiken) vuren en dennen.12 Pas in 1887 werd hieraan van zijn schors ontdaan, terwijl men die bij definitief een einde gemaakt naar aanleiding het naaldhout bij voorkeur laat zitten. De

53 Afb. 51 onbewerkte gevelde ronde stammen worden bij de grotere stammen over juffers, en daar- Stapel gezaagd hout rondklossen genoemd of in het Engels ‘logs’. naast over de zwaardere kolters die aan de voet aan de kade bij hout- Soms wordt dit stamhout op lengte afgekort tot vierkant beslagen werden en de nog zwaardere zaagmolen ‘Het Jonge blokken. Bij vuren- en grenenhout is er bij de twaalf ellens, waarbij de laatste een lengte van Schaap’ aan de Zaanse houtwinning ook sprake van ‘kapbalken’. Deze twaalf meter (40 voet) dienden te hebben.18 Schans. naam heeft echter niets te maken met hout De rondklossen worden doorgaans ver- voor kapspanten. Het gaat om stammen die zaagd met behulp van verticale zaagramen na de kap uitgezocht worden op een bepaalde waarin 12 tot 20 zagen op afstand zijn geplaatst kwaliteit en een lengte tussen de 14 en 30 voet. door middel van hardhouten stelhoutjes waar- De dikte aan het topeinde van minder dan 10 bij de tussenruimten overeenkomen met de duim wordt daarbij ondermaats genoemd en maat van de gewenste ribben, platen dan wel boven de 12 duim overmaats.16 In het alge- planken. Deze, in houtzaagmolens gebruike- meen wordt gerekend met ondermaats (23 x lijke, methode werd in eerste instantie ook 25 cm.), maats (26 x 30 cm.) en bovenmaats (30 standaard bij stoomzaagmolens (afb. 51). N a x 35 cm.).17 In de houthandel worden 12 stuks enige tijd ging daar echter ook gezaagd worden maatsbalken met een lengte van 18 voet en een met een horizontaal zaagraam met slechts één dikte van 11 duim aan het topeinde een ‘tult’ zaag. Op deze wijze kon met minder zaagverlies genoemd, hetgeen overeen komt met 4,464 gezaagd worden, maar duurde het zagen van kubieke meter hout. Van Dalen spreekt in 1806 een stam als geheel wel langer. Het horizontale

54 Naam Dikte Breedten in mm. Tabel 5 Binten x200 250 230 200 Afmetingen van bezaagd x180 200 180 hout volgens KVH 1940. x150 230 200 Ribben x(150) (180) (150) x125 180 150 125 x100 180 150 125 100 77 100 75 Platen x(125) (280) (250) (230) (200) x100 (300) 280 250 230 200 77 (280) 255 230 205 180 155 (65) (230) (205) Baddings 65 180 165 155 140 130 Richels 65 100 75 63

zaagraam werd vooral toegepast bij kostbaar- maar worden alleen op bestelling gezaagd der hout en groter formaat bestekhout. Uitein- en heten derhalve bestekhout.22 Hout tussen delijk gingen cirkel- en bandzagen in de machi- 15 bij 20 cm. en 7,5 bij 7,5 cm. wordt ribhout nale zagerij domineren.19 genoemd, de lichtere stukken onder de naam richels of regels. Platte brede stukken hout Houtmaten dikker dan 5 cm. heten platen en de smallere stukken heten baddings, terwijl stukken hout Van oudsher worden de afmetingen van het dunner dan 5 cm. planken of delen worden hout uitgedrukt in Amsterdamse voeten en genoemd. De Hoofdcommissie voor Norma- duimen.20 Bij het met de hand zagen, reken- lisatie in Nederland bracht in 1927 de eerste de men het houtverlies van de zaagsnede niet keuringsvoorschriften voor hout (KVH) uit mee, terwijl men dit bij het machinaal zagen met daarin aanduidingen van de handels- juist wel deed. Daardoor was machinaal ge- maten en handelsbenamingen voor bezaagd zaagd hout, waarvan de dikte in duimen werd hout. Deze voorschriften zijn in 1940 herzien uitgedrukt, in werkelijkheid tot een kwart onder de naam KVH 1940 als norm N1012 duim dunner. Bij de invoering van het metri- (tabel 5).23 sche stelsel (1816) werd dit verschil gecorri- In de zagerij wordt dagelijks veel stam- geerd door in ‘mm blijvens hout’ te gaan reke- hout verzaagd tot de voor de balken, ribben nen. Toch bleef men lange tijd de houtmaten in en delen courante maten. Dit hout wordt Amsterdamse duimen uitdrukken, hetgeen in voorraads­hout of courant hout genoemd. de praktijk later in Engelse duimen (2,54 cm.) Bij hout dat van deze maten afwijkt, spreekt overging. men van bestekhout of van buitenmaats hout. Volgens Zwiers maakt men nog in 1920 in Hout dat in het buitenland is gezaagd, maar in de handel een onderscheid in rondhout, be- ons land verder wordt verzaagd, heet binnen- slagen hout, gekloofd hout en bezaagd hout, lands gezaagd hout. De gemiddelde lengte van maar of er toen werkelijk nog veel sprake was het buitenlands gezaagd hout is voor Russisch van gekloofd hout mag in twijfel getrokken hout 22 voet (6,69 m.) en voor Zweeds hout 16 worden.21 Waar het gaat om houtmaten groter voet (4,86 m.). Sirag geeft als meest voorko- dan 15 bij 20 cm. wordt van balkhout of van mende houtlengten 4,5 m. (16 Amsterdamse binten gesproken. Deze houtmaten zijn in voet), 5,1 m. (18 voet), 5,6 m. (20 voet), 6,2 m. de regel niet als handelsmaten voorhanden, (22 voet) en 6,8 m. (24 voet).24

55 Afb. 52 dan heeft de balk in het midden een beslo- Tekening van twee BalkenBalken uit uit stamhout stamhout ten hart en is daardoor constructief zwakker. varianten om te komen 10 duims stamhout Deze balken worden gebruikt voor construc- tot het maximum aan 10 duims stamhout tief minder belangrijke onderdelen. Voor bezaagd hout uit tien- constructief belangrijke doeleinden wordt duims stamhout. het liefst hartgekloofd hout of nog beter hart- vrij hout gebruikt. Het bestek voor de kerk te Herveld uit 1871 schrijft voor: ‘best bezaagd bovenlands dennen of Koperwijks vuren’, 2 maal 3 x 8 duim 3 maal 2,5 x 6,5 duim waarbij het hout meskant bezaagd moest zijn 2 maal hartgekloofd 2 maal hartvrij; 2 maal 3 x 8 duim 1 maal3 maal besloten 2,5 x hart 6,5 duim buiten het hart. 2 maal hartgekloofd 2 maal hartvrij; De ontwikkeling van gekantrecht naar 1 maal besloten hart hartgekloofd hout voltrekt zich in de loop van de negentiende eeuw. De gegevens ontbreken om daar gedetailleerd zicht op te krijgen, maar Bestekhout wordt op bestelling uit stam- in het algemeen kan gesteld worden: hoe ou- hout gezaagd, waarbij naar schatting drie- der, hoe groter de dimensies van het gebruikte kwart van het stamhout tot vierkant gezaagd hout. Deze regel dient natuurlijk gecorrigeerd hout kan worden gezaagd. De rest is afval. Het te worden voor de afmetingen van de kap: uitzoeken van het juiste bestekhout uit het een grotere overspanning vraagt immers om stamhout met het oog op het minste zaagver- zwaardere balken. Maar de betere mogelijk- lies was één van de ingewikkeldste werkzaam- heid van het berekenen van de krachten in een heden van een zagerij.25 Dit bestekhout werd constructie en het toenemende gebruik van als regel niet meer in duimsmaten, maar vol- dubbel uitgevoerde kaponderdelen maken dat gens het metriek stelsel gezaagd. De verkoop de doorsnede van het hout kleiner en recht- van het bestekhout geschiedde op twee ma- hoekiger van vorm wordt. Bijvoorbeeld bij de nieren. Bij de eerste manier kwam de gehele kap van de hervormde kerk in Dalen uit 1824 stam, inclusief afval, voor rekening van de werden forse balken van 30 x 20 en 24 x 16 cm. koper. Gezien de mogelijke interne scheuren gebruikt, bij de kerk H.H. martelaren van Gor- in het hout was dit nogal risicovol. Daarom is kum in Gorinchem (1835) komen moerbinten de tweede manier van de ‘levering op bestek’ van 42 x 42 cm. voor en stijlen van 36 x 26 cm. voor de koper veiliger, maar over het alge- en bij de O.L. Vrouwe Presentatiekerk van Aar- meen ook duurder. le-Rixtel (1844) meten de kapspruiten 26 x 18 cm. Bij de St.-Maria Magdalenakerk in Wormer Bestekken voor kerkkappen uit 1868 werden de spruiten, balken en korbe- len gemaakt van hout van 20 x 15 cm. Dat blijkt Veel oudere kapconstructies bestaan overwe- een gebruikelijke maat rond die tijd, met voor gend uit gekantrecht stamhout met een forse de windschoren en gordingen de afmetingen maat, waarbij voor elke balk één boom werd van 20 x 10 cm. Begin twintigste eeuw worden gebruikt. Door deze grotere maat is het inge- de spantbalken smaller en hoger, zoals in de sloten hart in het hout geen storende factor St.-Gerardus Majellakerk te Barger-Oosterveld van betekenis. Dat wordt het wel, als van één uit 1905 waar de kappoten 23 x 10 cm. bedra- stam meerdere ribben dan wel platen gezaagd gen, terwijl bij de St.-Bavokerk in Ursem de worden. De mergkoker die zich in het hart van spanten 30 x 10 cm. zijn en, onder de dakto- elke boom bevindt is namelijk van mindere ren, 30 x 12 cm. kwaliteit dan de rest van het hout. Wanneer In de door de firma Jongeneel samenge- uit één boom een oneven aantal balken met stelde Handleiding hout uit 1951 wordt gesteld een rechthoekige doorsnede worden gezaagd, dat goed gezond en hartgekloofd hout ge-

56 Breedten in cm.

Hoogte in cm. 3 5 6 7 10 12 14 17 20

5 ruiter

10 spanribben spanribben

12 bintbalken makelaars

15 gordingen bintbalken makelaars

17 spanribben nokken kielkepers makelaars

20 bintbalken vloerleggers gordingen makelaars

22 gootplanken keerplanken

23 bintbalken vloerleggers bintbalken bintbalken

28 onderbinten­ moerbalken onderbinten

30 gootbodems muurplaat muurplaten onderbinten

35 onderbinten

36 kilplanken

40 loopplanken muurplaten muurplaten

42 muurplaten

bruikt moet worden voor kapspanten in de Hout per boom Tabel 6 maten 2½ x 6½ duim (65 x 165 mm.), 3 x 7 duim Houtmaten per (80 x 180 mm.) en 3 x 8 duim (80 x 205 mm.) en Voor balken en stammen werd doorgaans in kaponderdeel eind dat gordingen de maten 2½ x 6½ duim (65 x kubieke meters gerekend, toen gewoonlijk negentiende eeuw. 165 mm.) en 2½ x 6 duim (65 x 155 mm.) dienen stère genoemd. Voor gezaagd hout is de ku- te hebben.26 bieke inhoud de dikte maal de breedte maal De afmetingen van het gebruikte hout de lengte. Volgens Plasschaert betaalde men verschillen niet alleen in de tijd, maar ook in 1894 voor ribhout van 15,4 x 20,6 cm. per per onderdeel van de kap. Voor de twee be- kubieke meter voor vuren fl. 30, voor grenen stekken van A. Tepe voor de kerken in Am- fl. 33 en voor Amerikaans grenen fl. 42.28 sterdam (1880) en Everdingen (1898) zijn de Bij het stamhout ligt dit iets ingewikkel- houtmaten gegroepeerd naar hun functie in der. Ondanks de licht taps toelopende vorm de kap (tabel 6).27 Daarbij blijkt dat voor de van de boom wordt veelal gerekend met een op druk belaste onderdelen, zoals de make- pure cilindervorm, volgens de formule πr2l, laars, voor een vierkante doorsnede gekozen oftewel in versimpelde vorm: 22/7 x straal x wordt vanaf 12 x 12 cm. en dat de bintbalken straal x lengte.29 Zo geeft bijvoorbeeld een beginnen bij 20 x 10 cm. De onderbinten be- boom van 10 meter lengte met een doorsnede horen tot de zwaarste onderdelen, evenals de aan de top van 10 duim (25,4 cm.) een bruto muurplaten. Aan de linkerkant van bijgaand hoeveelheid van 0,507 kubieke meter hout, overzicht staan de dunne onderdelen, zoals oftewel 0,507 stère. de gootplanken en loopplanken, en hele- Voor het vaststellen van de hoeveelheid maal linksboven de ruiter die boven op de bezaagd hout uit het stamhout werd de vuist­ nok wordt geplaatst. regel aangehouden: ‘van het quadraat der

57 Afb. 53 middellijn kan altijd ± de helft vierkant be- jaarlijks benodigd voor de kerkenbouw komt Houtloods gebouwd zaagd worden’.30 Zo kunnen bijvoorbeeld uit dit overeen met 1.182 kubieke meter stam- circa 1880 achter het een 10 duims boom twee stuks hout van 3 x hout. Omgerekend naar bomen met een dia- atelier van gewijde 8 duim gezaagd worden (totaal 48 vierkante meter van 10 duim en een lengte van 10 meter beeldhouwkunde van duim) of drie stuks van 2,5 x 6,5 duim (totaal blijken dan 2.329 bomen nodig te zijn. In het de firma P.J.H. Cuypers 48,75 vierkante duim). In het eerste geval zijn algemeen wordt gesteld dat per hectare 70 en. F.C. Stoltzenberg te de beide platen van 76 x 203 mm. hartgekloofd loofhoutbomen en 100 naaldhoutbomen ge- Roermond. en in het tweede geval heeft de middelste van produceerd kunnen worden, hetgeen per jaar de drie gezaagde baddings van 63 x 165 mm. neerkomt op een hoeveelheid hout afkomstig een besloten hart (afb. 52). van een grondstuk van 233 hectare (oftewel Theoretisch gezien, leveren beide platen grofweg 466 voetbalvelden). uit dit bovenstaande voorbeeld totaal 0,309 stère bezaagd hout op, afkomstig uit een Houthandel boomstam van 0,507 stère. Dit komt neer op een houtverlies van 38%. Voor de gemiddelde Hoewel Amsterdam in de middeleeuwen een hoeveelheid van 733 kubieke meter bezaagd hoofdrol in de houthandel speelde, gingen de hout genoemd in het vorige hoofdstuk als houtzagers uit Zaandam vanaf de zeventiende

58 eeuw de boventoon voeren. Naast houtzagers Laatstgenoemde was firmant van de sinds waren deze ook houthandelaren.31 In 1655 was 1694 bestaande Zaanse houthandel Van de er in West-Zaandam een eerste houtveiling Stadt en Endt. De bond sloot zich later aan en tot 1811 vonden er jaarlijks houtveilingen bij de Bond van Vereenigingen van Fabrikan- in Zaandam plaats.32 Onder de vele personen ten en van Handelaren in Materialen voor het die zich daar met de houthandel bezig hiel- Bouwbedrijf, maar die bond was te veelomvat- den, ontwikkelde Hendrik Stadlander, die in tend en viel in 1924 uit elkaar. In 1930 waren 1744 met één zaagmolen begon, zich tot een bij de houtbond 250 leden aangesloten. De in de negentiende eeuw belangrijke houthan- bond bestaat nu nog onder de naam Konink- delaar. Houthandel William Pont werd in 1828 lijke Vereniging van Nederlandse Houtonder- te Edam opgericht en verhuisde in 1876 naar nemingen en telt momenteel 270 leden.36 Zaandam nabij het Noordzeekanaal waar het een van de grootste houthandels van Neder- land werd. Niet ver daar vandaan vestigde zich in 1919 de bekende houtverwerkende fabriek van Bruynzeel. In 1855 stichtte J an Dekker zijn (stoom-)houtzagerij en houthandel Dek- ker in Zaandam.33 In Rotterdam bezat Abra- ham van Stolk al vanaf 1727 een houthandel aan de Rotterdamse Schie. Ook de Groninger Veenkoloniën, met een in die tijd niet onaan- zienlijke handelsvloot die vooral de Oostzee bevoer, werden een centrum van houthandel. Vanaf 1823 dreef de firma K. & J. Wilkens een houthandel in Veendam en in 1837 kwam daar de houthandel J.M. Meihuizen & Zoon bij.34 In 1879 vestigde de houthandel Schuring zich te Nieuwe Pekela. Een andere bekende naam is de in 1797 gestichte firma vanH uybertus Jon- geneel te Utrecht. In Deventer vestigde zich in 1842 Pieter Stoffel met een stoomhoutzagerij. In de tweede helft van de negentiende eeuw had vrijwel elke grote stad een houthandel, zo- als houthandel L. Romein in Leeuwarden die in 1878 adverteerde met ‘bestekhout op keur te leveren volgens opgaaf’ en de stoomhout- zagerij en schaverij G.T. Coers uit Arnhem die in 1887 eveneens adverteerde met alle soorten bestekhout. In de loop van de twintigste eeuw traden er vereniging en concentratie op. Zo kwam er in 1897 een vereniging van Houthan- delaren te Groningen en in 1909 ontstond de Drentsch Overijsselsche Houthandel, die in 1982 overging in de Houtunie.­ 35 Eveneens in 1909 werd de Bond van Ne- derlandse houthandelaren opgericht met de toenmalige burgemeester van Zaanstad C.A. Elias als voorzitter en H. Endt als secretaris.

59

5 Kreupele en ­andere spanten

Bezaagde balken vormen de basis van de im- schillende gedaanten vervaardigd, al naar Afb. 54 posante kapconstructies die al eeuwenlang de geaardheid van het klimaat. Immers daar Overzicht van verschil- op traditionele wijze gebouwd werden. Met waar het in de zuidelijke deelen van Europa lende kapvormen zoals het afschaffen van de gilden in de Franse tijd veel minder regent, dan in de noordelijke, afgebeeld in Brockhaus’ ging de kennis daarover grotendeels verlo- waar de regen meer menigvuldig is, kunnen Konversations-Lexikon, ren. De slapte in de bouw gedurende de eer- de daken in de eerstgemelde streken vlakker 14de editie uit 1898. ste helft van de negentiende eeuw versterkte gemaakt worden dan in de meer noordelijke, dit kennisverlies. Het lijkt er daarom op alsof alwaar men voor eene gemakkelijke afwate- alle kennis over de te maken kapconstructies ring meer te zorgen heeft. De daken kan men opnieuw verworven moest worden. In de ne- onderscheiden in vlakke, gebroken, en ronde gentiende-eeuwse handboeken werd daartoe of gebogen daken’.1 in eerste instantie eerder naar het buitenland Zo begint Van Heusden in 1833 zijn hoofd- en de klassieke oudheid gekeken, dan naar de stuk over het bewerken van kappen. Bij zijn in- bestaande eigen middeleeuwse kapconstruc- deling in soorten daken grijpt hij terug op het ties die dichter bij de hand waren, maar ver- boek van Brade uit 1827, die in zijn boek op- scholen (afb. 54). merkt dat sommige schrijvers ook gewag ma- ken van ‘Gotische daken, welke zeer hoog zijn’ Soorten daken en ‘Italiaanse daken, welke zeer plat zijn’.2 Op een vergelijkbare wijze maakt Timmerman in ‘Kappen zijn zoodanige betimmeringen, als zijn woordenboek uit 1835 een onderscheid dienen tot dekking onzer gebouwen, waar- in ‘vlakke, gebrokene en ronde of geboge- aan gemeenlijk ook de naam daken gegeven ne, wordende en de vlakke weder verdeeld in wordt. Derzelver voornaamste doel is, de Duitsche en Hollandse tent- of schilddaken’.3 gebouwen tegen de uitwerking van regen, Hoewel niet als zodanig vermeld, had sneeuw enz. te beveiligen. Zij worden in ver- Brade het boek van Stieglitz uit 1796 geraad-

61 Afb. 55 pleegd. Daarin staan maar liefst elf verschil- ist und unmittelbar auf den Hauptbal- Tekening van een lende soorten daken:4 ken eine platte Deckung hat, schilddak zoals afge- ‘1. d as Gotische, oder Altdeutsche, wel- 10. Das Kuppeldach, das von allen vier beeld in Vermaarsch ches so hoch als breit ist, und dessen Seiten ausgebogene, nach einem Zir- 1664 pl. **, betiteld als Sparren länger sind als die Hauptbal- kelstück geschnittene Sparren hat, ‘Italiyans huis dack’. ken, oder die Spannung des Gebäudes, 11. Die welsche Haube, ein Dach, das 2. d as Neudeutsche, das in einem halben theils eingebogene, theils auswärtsge- Afb. 56 Zirkel kann geschlossen werden, und bogene Sparren hat, die oben in einer Tekening van een deel dessen Höhe der halben Balkenlänge Spitze sich vereinigen.’ van een kapconstructie gleich ist, met een fliering voor- 3. d as Altfranzösische, dessen Sparren so Waarschijnlijk ingefluisterd doorV itruvius, zien van de naam ‘Gor- lange sind als die Balken, die enkel flauwe daken kende,5 koos Brade uit- dinch’ zoals afgebeeld in 4. Das Neufranzösische, gebrochene, eindelijk voor ‘Flaauwe daken’ als zijn favoriet. Vermaarsch 1689 pl. E. Mansarddach, welches nicht in ei- Volgens hem hebben deze daken ‘echter, be- ner Linie in die Höhe geht, sondern halve derzelver beter aanzien, aanmerkelijke gleichsam aus zwey übereinander ge- voordeelen in andere opzichten boven de stei- setzten Dächern besteht, lere; derzelver vlakken zijn kleiner, vereischen 5. das italienische, welches nur den vier- alzoo minder bouwstoffen, en zijn minder aan ten oder fünften Theil seiner Breite de uitwerking van stormwinden blootgesteld’.6 hoch ist, Over het mogelijke nut van de zolder als zoda- 6. Das holländische, Zelt- oder Walm- nig sprak Brade zich verder niet uit. dach, das von allen vier Seiten schräg zuläuft und schiefe Dachgiebel hat, Klassieke traditie welche Walmen genannt werden, 7. d as Giebel- oder Satteldach, das zwey Brade greep terug op architectuurboeken uit gerade Giebel hat, und nur von zwey de zeventiende en achttiende eeuw. Die gin- Seiten schief abläuft, gen vrijwel uitsluitend over de juiste proporti- 8. d es einhängige Taschen- oder Pultdach, onering van de klassieke orden in de geest van das nur auf einer Seite abhängig ist, Vitruvius. Aan de technische realisatie van de 9. d as platte oder gerade Dach, das eben gebouwen zelf werd daarin nauwelijks enige

62 aandacht besteed. Men ging ervan uit dat het manier van bouwen werd geassocieerd dat het Afb. 57 bouwen wel in de praktijk zelf geleerd werd. afgezet ging worden tegen het (Oud) Duitse Tekening van een kap- Daarom is het niet verwonderlijk dat wat des- dak. Toch stonden de Hollandse steden, net spant zoals afgebeeld in ondanks uit de bouwpraktijk in die boeken als alle andere steden in de Republiek, vol Serlio 1619 6de boek terecht kwam, vaak verwarrend was of soms met die ‘Duitse daken’, een zadeldak tussen p. 179, met in de zelfs minder juist.7 topgevels (toen ook brandgevels genoemd). boven­ste tekening een Als voorbeeld kan het werk van Joost Veelbetekenend is dat deze passages nog lan- hangstijl (‘king-post Vermaarsch dienen in zijn versie van 1664, ge tijd kritiekloos overgenomen werden. In de truss’) geflankeerd waarin hij omstandig de ‘5 colommen’ uitlegt Bosboom-herdruk van 1821 keren de platen uit door twee secundaire volgens de tractaten van Scamozzi, Palladio en Vermaarsch onveranderd terug.9 hang­stijlen (‘queen-post Vignola. Hij begint echter met een bijvoegsel In zijn ‘Sluyt-Reden’ komt Vermaarsch zelf trusses’). In de onderste waarin hij de uitslag van een dak toont, met terug op de Italiaanse daken. Hoewel hij zegt tekening zijn vijf als toelichting ‘Beschryvinge van de Paviljoen- niet over de materialen zelf te willen spreken, hangstijlen getekend. sche Daecken, die men oock gemeenlijck Ita- stelt hij toch ‘.. dat dese Daken alle zijden gelij- liaansche Daecken noemt’.8 De bijbehorende cke veel tot malkander toevallen, dat oock altijt Afb. 58 afbeelding toont dat het om een heel ander een Cappint wert gestelt op de halve breedte Tekening van een Italiaans dak gaat dan door Brade werd ver- van ’t Werck naer binnen’.10 Met andere woor- kapspant voor een brug woord, namelijk om wat wij nu een schilddak den: dat het midden van het dakschild ter on- zoals afgebeeld in noemen (afb. 55).I ntrigerend is dat deze vorm dersteuning een (half ) spant benodigde. De Palladio 1570 3de boek nu juist in andere boeken, en ook hierboven bijbehorende afbeelding toont een kapdoor- pl. III, met in totaal vijf bij Stieglitz, met ‘Hollands dak’ aangeduid snede met een niet geheel juist weergegeven hangstijlen. Aan beide wordt. De uitstraling van de Hollandse classi- ‘steeckbint’ met topmakelaar (afb. 56). Opmer- zijkanten is (in paars cistische architectuur vanaf het tweede kwart kelijk is dat hij de langsbalk als ‘Gordinch’ aan- aangegeven) een secun- van de zeventiende eeuw bleek inmiddels duidt. Ook dit komt onveranderd bij Bosboom daire hangconstructie dermate groot dat het schilddak of het omlo- in 1821 terug. Het lijkt erop dat ons huidige aangebracht die in pende schildak (bijvoorbeeld van het Maurits- bouwhistorisch onderscheid tussen fliering Engeland bekend staat huis in Den Haag) zo sterk met de Hollandse en gording in die tijd nog niet gemaakt werd. als ‘Palladian truss’.

63 Afb. 59 Drie voorbeelden van hangspanten in Enge- land gebruikelijk, zoals schematisch afgebeeld in Langley 1746 pl. 93.

Afb. 60 Tekening van een kap- spant van de lutherse Kerk in Den Haag uit 1760 naar een gecor- rigeerde tekening van Janse 1989 fig. 513 met in paars aangegeven de extra steunende balken vergelijkbaar met de Palladian truss (en in lichtgroen recentere aanpassingen).

0 1 5m

64 Men was zich er vermoedelijk niet expliciet een flauw hellend dak met in het midden een van bewust dat de betreffende langsbalk in de hangstijl of makelaar (in het Engels een king- loop der tijd licht was gekanteld van fliering tot post truss genoemd), geflankeerd door secun- gording. Dit voorbeeld toont de kloof die be- daire hangstijlen (queen-post trusses). Tevens stond tussen de gedrukte kennis in de klassieke is te zien dat de houtverbindingen met ijzeren traditie en de werkwijze van de timmerlieden stroppen zijn versterkt (afb. 57).11 Op deze wij- die hun kennis in die praktijk mondeling over- ze was een grotere belasting op trek mogelijk leverden en waar begin negentiende eeuw een dan bij traditionele kappen. Ook Palladio fors gat in was geslagen. hield zich naar aanleiding van het werk van Vitruvius bezig met versterkte houtconstruc- Grotere oudere kappen ties, maar dan vooral ten dienste van houten bruggen zonder pijlers.12 Nieuw was daarbij Voor de bouw van grotere kappen, waaron- dat hij onder de flauw hellende kapspruiten der de kerkkappen, ging in de zeventiende aan beide zijkanten een tweede, secundaire en achttiende eeuw in de praktijk de middel- kapbalk aanbracht die van de muurplaat tot de eeuwse traditie gewoon door. Wel vond een buitenste secundaire hangspanten doorloopt. aantal moderniseringen ingang. Die waren In Engeland raakte deze constructie bekend voor een deel terug te voeren op de klassieke als Palladian truss (afb. 58).13 traditie. Renaissance-schrijvers als Sebastiano De spaarzaam in deze Italiaanse archi- Serlio hadden zich in de zestiende eeuw met tectuurtraktaten vervatte technische kennis het werk van Vitruvius bezig gehouden en zijn vond in de zeventiende eeuw zijn weg naar het werk in verband gebracht met de genoemde noorden. Al in 1607 had de Duitse architect Italiaanse traditie van de flauw hellende da- Elias Holl een ‘Italiaanse’ constructie ontwor- ken. In zijn in 1575 verschenen ‘zevende boek’ pen.14 In Engeland werden deze nieuwe ideeën ging Serlio op kapconstructies in. Hij toonde onder meer door Inigo Jones en Christopher Wren verwerkt.15 Ze vonden toepassing in kap- pen die, anders dan in Nederland, nooit ont- worpen waren om als opslagzolder te kunnen Afb. 61 dienen (afb. 59).16 Het is niet ondenkbaar dat Deel van een kapspant deze ontwikkelingen via de omweg van Enge- van de lutherse kerk in land uiteindelijk Nederland hebben bereikt.17 Den Haag met rechts Voor kerkkappen en openbare gebouwen de verticale hanger die gold eveneens dat deze in principe niet als op- extra wordt afgeschoord slagzolder hoefden te dienen. Het eerste meer naar de buitenmuur. moderne constructieprincipe dat bij de grote- Ook zijn de forse re kapconstructies in deze gebouwtypen werd smeed­ijzeren ankers toegepast, is al genoemd. Het betreft lange goed zichtbaar. horizontale kapbalken waar men ter verstevi- ging een afgeschoorde standvink in het mid- den plaatste. Een goed voorbeeld hiervan is de verbouwing van het stadhuis in Deventer uit 1692 (afb. 62). V ergelijkbare constructies uit die tijd zijn op een aantal plekken in Leiden aangetroffen.18 Ook elders verschijnen derge- lijke zogeheten ‘overspannen balken’, zoals in 1700 in het topgedeelte boven de burgerzaal van het Amsterdamse Stadhuis19 en in 1772 bij de modernisering van kasteel Loenersloot.20

65 Afb. 62 Deel van de zolder van het stadhuis van Deven- ter uit 1692 met links de afgeschoorde standvink onder de balk van de zakgoot.

Deze schoren die ‘opwaarts naar het mid- al sinds de zestiende eeuw aan terrein. Deze den gericht’ waren, dienden ter versterking in de richting van de dakhelling geplaatste van de onderliggende kapbalk. Daarnaast langsbalken stimuleerden het ontstaan van kwamen er in de achttiende eeuw ook kappen kapspruiten die ter ondersteuning doorgaan met karakteristieke schoren ‘neerwaarts naar van de muurplaat tot aan de nok. Zij namen het midden gericht’, zoals in de kap van de min of meer de plaats in van de sporen die lutherse kerk in Den Haag (1760), waar naast van muurplaat tot fliering liepen en verder het principe van de ‘Palladian truss’ extra van de fliering tot de nok. Deze kapspruiten, schuin geplaatste schoren de zolderbalk met die forser zijn uitgevoerd dan sporen en op de kap verbinden (afb. 60). Na advies van Si- grotere afstand van elkaar staan, dragen de - bout Bollard nam meestertimmerman Her- iets ingelaten – gordingen. De spruiten zijn manus van Valkenburg het werk aan voor de zelf verbonden met de horizontale trekbal- bouw van deze imposante kerkkap met der- ken en versterkt door korbelen. Voorbeelden tien grote spanten (afb. 61).21 hiervan zijn te vinden in twee contemporaine Naast beide genoemde modernere ontwik- plaatwerken over kappen van Poley uit 1770 en kelingen won de toepassing van gordingen Erzey uit 1777 (afb. 63).22

Onderdelen kapconstructie Afb. 63 Tekening van een kap- ‘De vlakken der daken rusten op zoogenaam- spant zoals afgebeeld in de Kapgebinten of Dakstoelen, zijnde een zamen- Poley 1770 pl. II waarbij stelsel van balken, of ook wel van planken. geen sprake meer is van Een kap bestaat uit een zeker getal kapgebin- gestapelde jukken, maar ten of dakstoelen, welke de nok en de gordin- van tot in de nok door- gen dragen, waarop de spanribben komen te lopende kapspruiten. De rusten, benevens de panlatten of planken, gordingen zijn in deze naar den aard der bedekking’.23 Zo begint kapspruiten ingelaten. Brade zijn bespreking van de kapconstructie zelf, waarbij hij met gordingen in feite flie- 0 6 12 24 36 42 voet ringen bedoelde en met spanribben sporen.

66 Storm van `s Gravesande verbeterd

Afb. 64 (linksboven) Afb. 65 (rechtsboven) Afb. 66 (linksonder) Afb. 67 (rechtsonder) Tekening van een kapspant Tekening van een kapspant Tekening van wat volgens Storm Tekening van de ‘Oud-Hollandse zoals afgebeeld in Brade 1827 zoals afgebeeld in Storm van van ’s Gravesande pl. 18 fig. kapconstructie’ zoals door pl. 13 fig. 4 van een traditioneel ’s Gravesande 1850 pl. 18 fig. 318a een ‘Oud-Hollandse kap- Plasschaert 1897 fig. 519 juk met korbelen en blokkelen 320a van een traditioneel juk constructie’ is, waarbij de gor- overgenomen uit Storm van met daarop een steekspant met vergelijkbaar met dat van Brade dingen zo diep in de kapspruiten ’s Gravesande (links) met rechts haanhout. 1827. Daarnaast een variant met zijn ingelaten dat voor de sterkte de door Plasschaert zelf voorge- afgeschoorde makelaar op de van deze kapspruiten te vrezen stelde verbetering. jukdekbalk. valt. Mogelijk is deze onjuiste afbeeldings­wijze terug te voeren op een verkeerd begrip van de tekeningen uit Poley 1770.

De horizontale dwarsbalk ter ondersteuning aan den muur (…) zoude zijn (…) en, zoo het noemt Brade de bindbalk, waarna hij vervol- te vrezen mogt zijn, dat deze balk door des- gens een beschrijving geeft van het Hollandse zelfs lengte mogt komen door te buigen, zoo spant met ‘Twee bind- of kapsteilen’ die de brengt men er de korbeels aan en verbindt bindbalk dragen. Hij vervolgt ‘… meestal stelt deze bindstijlen met den muur, door middel men deze bindstijlen in eene schuine rigting, van blokkeels’. Hij vervolgde: ‘Op den voor- opdat derzelve draagpunt zoo nabij mogelijk noemde bindbalk komen te rusten de sprui-

67 Afb. 68 ten ..’.24 ‘Bij kappen van een groote wijdte Tekening van een brengt men, ter ondersteuning dezer sprui- Oud-Hollands spant ten, ook nog een dwarsregel aan, welke men volgens Zwiers 1920 fig. den naam van Hanebalk geeft, en die des noods 456 met twee gestapel- ook met korbeels kan versterkt worden; of, tot de jukken en daarop een meerdere ondersteuning van de nok, brengt steekspant met haanhout men dikwerf een loodregte stijl aan, welke zoals in middeleeuwse den naam van Makelaar draagt, en ook alweder kerken voorkomt. door middel van korbeels met de spruiten kan verbonden worden’ (afb. 64).25 Hierna stelde Afb. 69 Brade: ‘Meestal bezigt men in ons rijk eiken- Tekening van een hout tot kapgebindten; het greenenhout kan Hollands spant zoals echter daartoe ook gebezigt worden, en heeft afgebeeld in Plasschaert het voordeel van minder specifieke zwaarte te 1897 fig. 515b, dat hebben, waardoor het gebouw minder last te te beschouwen valt dragen krijgt’. Hij sluit dit deel af met ‘De af- als een jukspant met stand der kapgebindten of dakstoelen wordt daarop een steekspant meestal op 2 à 3 el gesteld’. Daarbij publiceer- met haanhout en een de hij een tabel voor de afmetingen van het topmakelaar, zoals vanaf benodigde hout (tabel 7).26 de zestiende eeuw in Van de andere belangrijke schrijvers uit de Nederland gangbaar. eerste helft van de negentiende eeuw volgde Van Heusden Brade in grote lijnen, maar hij Afb. 70 besteedde relatief meer aandacht aan de hout- Tekening van een verbindingen.27 Het meest informatief is Storm bijzondere variant van ’s Gravesande in zijn hoofdstuk ‘over de van het Hollandse daken’.28 Ook hij spreekt over gordingen terwijl spant zoals afgebeeld hij flieringen tekent en zegt ‘de bovenste, in in Wattjes 1931 dl. 9 de top geplaatste gording noemt men de nok’, fig.656 naar ontwerp waarna hij vervolgt: ‘Tegen deze nok en gordin- van C.H. Peters uit 1877 gen worden, in de rigting der helling van het voor het Departement dak span-ribben geplaatst, ook spanten, sparren of van Justitie in Den Haag. spoorhouten genoemd’.29 Vervolgens beschrijft De kapspruiten worden hij het ‘Hollandsch kapgebindt’ dat bestaat uit 9,20 m hier verbonden door twee bindstijlen die tot ondersteuning dienen drie dubbel uitgevoerde 0 1 5m van een horizontale bindbalk. ‘Deze balk wordt trek­platen die buiten de zo hoog geplaatst, dat men er ongehinderd kapspruiten doorsteken. onder door kan gaan, terwijl zijne lengte zich regelt naar de helling van het dak, die dus eerst Afb. 71 moet bepaald worden, aangezien de uiteinden Tekening van een van de bindbalk binnen de spanribben moe- verbeterd Hollands spant ten blijven. Ten einde alle schranking en ont- volgens Zwiers 1920 fig. zetting van het gebindt voor te komen, het zij 453 waarbij de kreupele bij storm, het zij bij ongelijke sneeuwbelasting stijlen de kapspruiten enz., worden er korbeelen aangebracht’. Hij ver- ondersteunen en waar volgt met ‘de verdere zamenstelling van ieder net daarboven de trek- kapgebindt is als volgt: op den voormelden plaat is aangebracht. bindbalk worden met pen en gat twee spruiten

68 schuins tegen elkander gesteld, die boven half bel voor de afmetingen van het hout, waarbij Afb. 72 en half ineengewerkt, eene soort van vork vor- hij net iets zwaardere balken voorschrijft dan Tekening van een men, waarin de nok wordt gelegd. Ten einde Brade (tabel 8). 31 vergelijkbaar verbeterd het doorbuigen der spruiten te beletten, wordt Opmerkelijk was wat Storm van ’s Grave­ Hollands spant volgens ter halve hoogte, tusschen bindbalk en nok, sande vervolgens beweerde over wat hij als Wattjes 1931 dl. 9 fig. een hane-balk geplaatst’. ‘Bij kapgebindten van Oud-Hollandsche kap betitelde: ‘Oudtijds stel- 650a met klossen ter eenigzins belangrijke [over]spanningen wordt de men de Hollandsche dakgebindten, vooral ondersteuning van de er midden op den hanebalk, die men dan soms bij steile daken, eenigzins anders zamen, dan gordingen en ijzeren nog door korbeelen ondersteunt, een loodreg- boven beschreven is: de spruiten liepen tot op strips en bouten ter te stijl of makelaar geplaatst’. ‘Men laat de make- de muurplaat door, en werden onmiddellijk versteviging. laar ook wel doorlopen tot op den bindbalk, en door de bind-stijlen ondersteund, terwijl de laat den hanebalk dan soms weg: doch brengt bindbalken ook in de spruiten met pen en gat Afb. 73 in plaats daarvan korbeelen of schuine schoren verbonden waren; de gordingen werden half Tekening van een aan’ (afb. 65).30 Over de lengterichting van de en half op de spruiten ingelaten, waardoor kapspant in de vorm van kap zegt hij: ‘Is het dak wegens de ligging van deze laatste zeer verzwakte, - of wél werden ze een eenvoudige sporen­ het gebouw aan sterke stormwinden blootge- bij de aanwending van een makelaar slechts kap in de hervormde steld, dan brengt men tusschen de dakgebind- met voorloeven op de spruiten geplaatst. kerk te Denekamp uit ten, onder de gordingen, nog wel kruis-schoren, Beide constructiën zijn echter (…) wat weder- 1811 naar een tekening wind-banden of wind-schoren aan’. Ook Storm van stands-vermogen betreft, zeer ondoeltreffend in Janse 1989 fig. 89. ’s Gravesande sluit zijn tekstdeel af met een ta- ingericht’.32 Hoewel die laatste conclusie op Tabel 7 Afmetingen van het hout Wijdte Afstand Zwaarte voor de kap volgens Bindhout Spruit Gordingen Spanribben Nok Brade 1827. Meter Meter Cm. Cm. Cm. Cm. Cm. 5-6 2 10 x 15 8 x 12 8 x 10 5 x 8 8 x 10 6-7 2½ 15 x 18 12 x15 11 x 13 5 x 8 10 x 13 7-8 3 18 x 22 15 x 18 13 x 15 6 x 9 13 x 15 8-9 3 18 x 25 15 x 20 13 x 15 8 x 10 13 x 15 9-10 3 20 x 25 15 x 20 13 x 15 8 x 10 13 x 15

69 Tabel 8 Wijdte Afstand Zwaarte Afmetingen van het hout Bindhout Spruiten Gordingen Nok Blokkelen voor de kap volgens Meter Meter Cm. Cm. Cm. Cm. Cm. Storm van ’s Gravesande tot 5 2 à 3 10 x16 8 x 10 8 x 10 10 x 10 8 x 10 1850. 6-7 3 13 x 18 10 x 16 10 x 13 13 x 13 10 x 16 8-9 3 18 x 23 13 x 18 13 x 16 16 x 16 10 x 16 10 3 21 x 26 21 x 26 13 x 18 16 x 16 10 x 16

zich niet te bestrijden valt, is het toch waar- te werken en de werkelijk voorhanden oude- schijnlijk dat hij zich heeft vergist en in plaats re kappen. Ook Plasschaert beeldde in 1897 van een Oud-Hollandse kap een kap met kap- de uit Storm van ’s Gravesande overgenomen spruiten voor ogen had die van muurplaat tekening af, maar gaf daarbij zijn eigen verbe- tot nok doorliepen, zoals afgebeeld bij Poley, tering. Hij schreef: ‘Men begint thans bij den maar dan met te sterk ingelaten gordingen. huisbouw met geringe afwijking het Holland- De door hem afgebeelde geschematiseerde te- sche kapspant weder samen te stellen, zooals Afb. 74 kening versterkte dit beeld dusdanig dat men dat oudtijds placht te geschieden; (…) geven Deel van een verbeterd zich achteraf terecht zorgen over de stabiliteit wij een teekening, zooals de constructie vroe- Hollands spant in de kap kon maken (afb. 66). ger was ingericht, terwijl aan de rechterzijde van het postkantoor van de tegenwoordige constructie in afwijking van Winterswijk uit 1938, Hollandse kapconstructies den vroegeren vorm is voorgesteld’. Zijn ver- voorzien van dubbel uit- betering bestond er vooral uit de gordingen gevoerde trekplaten die Het voorbeeld van Storm van ’s Gravesande minder sterk in te laten en niet op hun plat, de makelaar inklemmen. toont eens te meer de kloof tussen de gedruk- maar rechtop te plaatsen (afb. 67).33

70 Veel van de toenmalige verwarring over wat een Oud-Hollandsche kap nu werkelijk was, nam hij daarmee echter niet weg. De term zelf is ook nogal misleidend, omdat er van deze kappen in de gehele Republiek meer buiten Holland zijn gebouwd dan in Holland zelf. Zwiers geeft in zijn boek over houtcon- structies, waarvan de eerste druk uit 1907 da- teert, een meer adequate beschrijving: ‘Voor zeer steile daken werd vroeger algemeen de Oud-Hollandsche kap, (…) geconstrueerd. Deze bestaat uit twee jukken of dakstoelen en een spant. Op de bintbalken dezer dakstoelen werden dikwijls zolders gelegd, waardoor men groote bergruimten (vlieringen) verkreeg’.34 Zwiers beeldde een etagespant af dat heel goed uit de late middeleeuwen zou kunnen stammen (afb. 68). Zowel bij Brade, Storm van ’s Gravesan- de als Plasschaert wordt een Hollands spant beschouwd als een jukspant met daarop een steekspant geplaatst met hanebalk en eventu- eel een topmakelaar (afb. 69). In feite gaat het hierbij om een vanaf de zestiende eeuw gang- bare kapconstructie met een kapspant en een daarop geplaatst schaarspant met haanhout, naar zijn vorm ook wel A-spant genoemd. De schuin geplaatste spantbenen, ook sparren of kapspruiten genoemd, van dit A-spant vingen de flieringen en later de gordingen op. Een bijzondere toepassing van het Hol- de nok doorlopen en daar een tophoek van Afb. 75 lands spant is te vinden in het pand aan het 90º maken, vormen de kapspanten. Horizon- Tekening van een Plein, hoek Lange Poten, dat in 1877 werd ge- taal worden ze door trekplaten verbonden ‘Hollands’ spant zoals bouwd naar plannen van C.H. Peters als De- en op korte afstand daaronder worden ze ge- afgebeeld in Urbain partement van Justitie en nu onderdeel van schraagd door schuin geplaatste spantbenen, Vitry 1832 pl. 95. het Tweede Kamercomplex uitmaakt. De deels of kreupele stijlen. Deze kreupele stijlen ne- door sloffen versterkte schuin geplaatste kap- men de spatkrachten op en rusten op de zol- spruiten lopen in dit geval niet van de muur- derbalklaag. Ze zijn door blokkelen aan de plaat, maar van de zolderbalklaag door tot aan muurplaat verbonden (afb. 71). In plaats van de nok. Ze zijn verbonden met drie stel dubbel een juk met daarop een A-spant geplaatst zoals uitgevoerde trekplaten die buiten de spruiten bij het Hollandse spant, worden trekplaten en doorsteken. Op beide uiteinden rusten de flie- kreupele stijlen tot één geheel met de sprui- ringen die door kleine korbelen worden on- ten. Bij grotere kappen werd op de trekplaat dersteund (afb. 70).35 een makelaar aangebracht ter ondersteuning Uit de Hollandse kap ontwikkelde zich aan van de nokgording. het eind van de negentiende eeuw het verbe- Al snel ontstond er een variant waarbij de terde Hollandse spant. Twee schuin geplaatste trekplaat de spruiten en makelaar aan beide sparren of spruiten die van de muurplaat tot zijden inklemde. In plaats van de meer be-

71 Afb. 76 werkelijke pen- en gatverbindingen kon door Kerkkappen Vergelijkend overzicht deze verdubbeling met moerbouten volstaan van belangrijke kerken worden. De gordingen werden nog slechts mi- Wat deze ontwikkeling in het Hollandse spant zoals afgebeeld in niem in de spruiten ingelaten en ondersteund voor kerkkappen heeft betekend, is om een Durand 1842 pl. 8. door een klos die op het spant werd vastgena- aantal redenen niet goed te achterhalen. In geld. alle leerboeken werd aangegeven dat het Hol- De belangrijkste ontwikkelingen in de landse spant vooral gebruikt werd bij gewone loop van de negentiende eeuw in de kapcon- kappen met een niet al te grote overspanning. structie was dat over het algemeen genomen Gezien het voorgaande zou dat dan alleen de doorsnede van het gebruikte hout steeds opgaan voor de kleinere kerken van het type rechthoekiger ging worden. Daarnaast kwam zaalkerk en zaalkerk plus. Juist naar die klei- naast de pen- en gatverbinding de dubbe- nere kerken is, vanwege hun relatieve onbe- le uitvoering van met name trekplaten met langrijkheid, nog weinig onderzoek gedaan. moerbouten als verbindingsmiddelen. Te- Voor centraalbouwen en grotere axiale kerken vens kwamen ijzeren ankers in gebruik om kwamen na de middeleeuwen andere kap- onderdelen met elkaar te verbinden en wer- constructies in aanmerking waarin overigens den de gordingen ondersteund door klossen gaandeweg wel enkele van de bovengenoem- (afb. 72). Dergelijke kappen werden op vele de moderniseringen werden meegenomen. plekken toegepast, zoals in de kap van het Janse beeldt in dit verband de kap van de postkantoor te Winterswijk uit 1938, maar kleine hervormde kerk van Denekamp af (afb. zonder blokkelen (afb. 74). 73).36 Deze in 1811 gebouwde Napoleonskerk

72 heeft een eenvoudige sporenkap met haan- hout en schoorwerk. In hoeverre deze kapcon- structie maatgevend is voor andere Napole- onskerkjes elders, dan wel voor andere kleine kerken uit de eerste helft van de negentiende eeuw, is door gebrek aan vergelijkbaar on- derzoeksmateriaal helaas niet goed te beant- woorden. In de contemporaine literatuur kwam de kerk als gebouw er maar bekaaid af, evenals de kapconstructie. In 1826 stelde J.N.L. Durand: ‘Het komt zelden voor dat men heilige ge- bouwen moet ontwerpen, gezien de extreme hoeveelheid die er overal van bestaan’ om zich vervolgens snel en zonder afbeelding van dit onderwerp af te maken.37 Als uitvloeisel van de seculiere idealen van de Franse revolutie sprak hij daarbij over ‘temples’ en niet over ‘églises’. Enkele daarvan beeldt hij af in zijn Parallèle d’ar- chitecture (afb. 05-22).38 Brade, die Durand op de voet volgde, sloeg het onderwerp kerken bij het ontwerpen van gebouwen derhalve maar geheel over.39 Over de wel door hem tussen andere kapconstructies afgebeelde kerkkap met schoorwerk zegt hij verder niets.40 Bij de Franse architect Urbain Vitry, die Brade in het voorbijgaan noemt, komen eveneens geen kerken voor, maar wel een afbeelding van een kapconstructie die we herkennen als een Hol- lands spant, hetgeen opnieuw te denken geeft over de juistheid van het toponiem ‘Hollands’ (afb. 75).41 Gugel volgde in 1887 bij de behandeling Afb. 77 Penn schreef in zijn boek uit 1841 wel over van het type kerken de beschrijving van Penn Vergelijkend over- ‘het inwendige eens gebouw’, maar zonder in grote lijnen, maar was iets uitgebreider over zicht van kerken zoals ook maar iets over kapconstructies te vermel- de overdekking van de kerkruimte. Hij schreef afgebeeld in Gugel 1887 den. Hij beperkte zich tot ‘het Plafond der dat die ‘geschiedt in den regel door middel van dl. 3 pl. 29 met aan kamers’.42 Na een enthousiast verhaal over de steenen gewelven, door geheel of gedeeltelijk de bovenzijde in het kerk als gebouwtype verderop in zijn boek,43 open en zichtbare kappen, of door houten midden de opstand kwam hij kort te spreken over wat hij plafonds balken- of caisson-zolderingen; ook houten en plattegrond van de noemde: ‘De plafonds der eerste Christen-ker- gewelven vinden in onzen tijd wederom veel- hervormde kerk van ken bestonden slechts uit open balken, die vuldige toepassing. Geplafoneerde zolderin- Katwijk. door twee of vier zuilenrijen geschraagd wa- gen zijn, zeer terecht weinig gebruikelijk; zij ren, zoodat men het dakverband zien kon. – zijn met de waardigheid van het gebouw even- Later toen men de Kerken meer tegen gevaar zeer in strijd als met het degelijke en monu- van brand wilde beschutten, begon men ze te mentale karakter dat aan kerken behoort ei- overwelven, en de zuilen werden toen door gen te zijn. (…) Ook bij toepassing van houten pijlers vervangen’.44 Op de kap zelf ging hij ver- zolderingen, die ten eerste veel goedkoper zijn der niet in. dan steengewelven en ten tweede uit een acus-

73 Het werk van Hittenkofer waar dat van Gugel op was gebaseerd, toont wel enkele kerkkap- pen, maar dat zijn verder onbenoemde oude Duitse kerken (afb. 79). De voorlopige conclusie kan luiden dat in de bouwkundige boeken uit de eerste helft van de negentiende eeuw wel kappen aan de orde komen, maar nauwelijks voorbeelden van kerkkappen, en daar waar over kerken gesproken wordt, er vrijwel geen aandacht is voor kappen. Desondanks is wel uit de boeken op te maken dat voor de kleinere kappen de traditionele jukkenconstructie vervangen ging worden door de Hollandse kap en tegen het eind van de eeuw door de verbeterde Holland- se kap. Bij grotere kappen die in de middeleeu- wen uit gestapelde jukkenkappen bestonden vond men andere oplossingen. Voorzichtig kan vooralsnog gesteld worden dat de vernieu- wing in de ontwikkeling van de kap niet in eer- ste instantie bij de kerkkappen te zoeken valt, maar bij andersoortige gebouwen. De waar- digheid van het kerkgebouw verordonneerde enerzijds een gewelfd plafond van hout dan wel steen in een ‘passende’ vorm en anderzijds leidde de nadruk op het silhouet van de kerk steevast tot een hoogopgaande kap.47 Over een kerkkap met geknikte daken dan wel met deels plat uitgevoerde daken werd niet eens gedacht, ook niet toen het constructief gezien mogelijk werd. Pas na de Tweede Wereldoor- Afb. 78 tisch oogpunt de voorkeur verdienen, moeten log gingen door de hernieuwde aandacht voor Vergelijkend overzicht de buitenmuren door contreforten of lisenen vroeg-christelijke kerken hier en daar flauwe van een aantal ziende plaatselijk (onder de kapspanten) worden ver- ‘Italiaanse’ daken toegepast worden. Het ge- kappen zoals afgebeeld zwaard’.45 Als kerkelijke voorbeelden toonde volg is dat de overgrote meerderheid van de in Gugel 1882 dl. 2 hij opmerkelijk genoeg uitsluitend Duitse kerken steevast een grote ‘loze’ ruimte bevat pl. 24 , helaas zonder protestantse kerken met uitzondering van de tussen godshuis en hemel met daarin een zo naamsvermelding van in 1887 gereedgekomen hervormde kerk van goedkoop en zo eenvoudig en zo doelmatig de gebouwen. Katwijk naar ontwerp van H.J. Jesse. Hij zegt mogelijk gebouwde kapconstructie, waarbij daarover ‘De overdekking der kerk wordt door het lijkt dat de wat geringe dimensies daarvan Afb. 79 de bijna geheel open kap gevormd’ (afb. 77). gecompenseerd werden door de bindende fac- Vergelijkend overzicht Bij de ‘binnenordonantieën’ schreef hij enkel tor van het altijd aanwezige dakbeschot. van Duitse romaanse over ziende kappen.46 In de bijgevoegde plaat en gotische kerken met meer recente voorbeelden daarvan toon- en kerkkappen zoals de hij ziende kappen in combinatie met hang- afgebeeld in Hittenkofer werken, helaas zonder de voorbeelden bij 1877 pl. 57. naam te noemen, waardoor we niet weten of het überhaupt om kerkkappen ging (afb. 78).

74 75

6 Hangen, schoren en springen

Het verbeterde Hollandse spant schoot tekort alleen wegens het daartoe benoodigde zware Afb. 80 voor kerken met een grotere overspanning hout en menigte van ijzer zeer kostbaar, maar Detail van de koningstijl dan het doorsnee woonhuis. Het volstond zij vereischen ook sterke en goed verbonden in de koorsluiting van ook niet meer om, zoals voordien, gestapelde steigers, om dezelve op te rigten, en kunnen de St.-Bavokathedraal jukken toe te passen. De al bij Serlio bekende alleen aan zeer bekwame timmerlieden toe- te Haarlem gebouwd in hangende en schuin doorstekende schoren vertrouwd worden’.2 Hij zag meer in de nader 1895-1898. vonden wel ingang bij grotere overspannin- te noemen Philibertspanten. Toch besprak gen. IJzeren ankers en stroppen kregen een Brade hangwerken met zowel één als twee belangrijke rol toebedeeld om de samenhang ‘hangzuilen’ (afb. 81). Deze verticale stijlen te verzekeren en tevens de dimensies van de worden in de nok met de spantbenen en aan balken te drukken. Daarbij kwam dat in de de onderzijde met een ijzeren beugel aan de tweede helft van de negentiende eeuw de mo- horizontale trekbalk verbonden. Dergelijke gelijkheid om houtconstructies te kunnen be- houtverbindingen met ijzeren beugels kun- rekenen sterk toenam (afb. 80). nen op trek belast worden en dat feit maakt een makelaar tot een ‘hanger’. Hangwerken Als voorbeeld van een hangwerk met een overspanning van vijftien meter gaf Brade een Bij overspanningen waarbij de ‘balken van kapconstructie naar ontwerp van de Duitse ar- zoodanig eene lengte zijn, dat men daar- chitect Gilly (afb. 82) met zowel een spant als bij doorbuiging te vrezen heeft, maakt men een tussenspant. Voor grotere overspanningen gebruik van zoogenaamde hang- of wel van gaf hij opnieuw een voorbeeld van deze archi- schoor- en springwerken’ stelde Brade in 1827.1 tect: ‘Bij daken welke eene wijdte van onge- Erg enthousiast daarover was hij echter niet: veer 20 ellen hebben, maakt men gebruik van ‘Groote of zoodanige hang- en schoorwerken, die twee hangstijlen; hiervan vindt men bij Gillij eene zeer breede ruimte bespannen, zijn niet tot voorbeeld opgegeven, dat van het Natio-

77 Afb. 81 Principetekening van een hangwerk zoals afgebeeld in Brade 1827 pl. 13 fig. 9 en 10 met boven één en onder twee hangstijlen of makelaars, die met ijzeren stroppen aan de trekbalk bevestigd zijn.

Afb. 82 Tekening van een hangwerk naar ontwerp van de Duitse architect F.D. Gilly voor een over- spanning tot maximaal vijftien meter, links met hangstijl en rechts als tussenspant, zoals afgebeeld in Brade 1827 pl. 14, fig. 19.

0 1 5m

0 1 5m

78 naal Theater te Berlijn, waarvan de wijdte der meter en twee hangers ‘bij grootere wijdten’ bespanning 60 Berl. voeten (18,60 el) en de van vijftien tot achttien meter. Bij overspan- hoogte der kap 26 v (8,06 el) bedraagt en welke ningen tot twintig meter zouden beide con- van eene buitengewone sterke en eenvoudige structies gecombineerd kunnen worden (afb. zamenstelling is’. Over de kap schreef hij ver- 84). Plasschaert gaf als voorbeeld van een volgens: ‘Bij den eersten opslag, zoude deze hangkap met twee afgeschoorde hangers de constructie een weinig al te gewaagd schij- kap van de Studentensociëteit ‘Phoenix’ te nen, wanneer men dezelve met eene vol hout Delft uit 1878 naar ontwerp van F.J. Nieuwen- gepropte zamenstellingen vergelijkt’, om ver- huis met een overspanning van 13,3 meter.8 volgens schielijk te verduidelijken dat het hier Storm van ’s Gravesande noemde het ge- slechts om een licht belaste constructie ging.3 bruik van hangkappen ‘reeds zeer oud’ en ver- Ook Storm van ’s Gravesande verstond wees daarbij naar een dakgebint ‘hetwelk op onder een hangwerk een ‘zamenstel’ van een de Basilica van St. Paulus extra muros te Rome horizontale balk, een verticale hanger en twee rustte; welk gebouw van de 9de eeuw dagteek- schuin geplaatste hangschoren. Hij plaatste ende, doch in 1823 afbrandde’. Voor Nederland daarbij de waarschuwing: ‘Het is uit de een- noemde hij voorbeelden van kappen met één voudigste regelen der statica klaar, dat bij ieder hanger en een haanhout onder de bovenste hangwerk de schoren zóó op den horizontale gording toegepast bij het Coolsingelzieken- zullen moeten gesteld en verbonden worden, huis te Rotterdam naar ontwerp van W.N. Rose dat er geene uitglijding kan ontstaan’. Spat- uit 1840 en de Boreelkazerne te Deventer naar krachten op de voetpunten zouden wij nu zeg- plannen van B. Looman uit 1847-1849.9 Naast gen. 4 In de woorden van Timmerman in 1835: een Frans voorbeeld gaf hij ook een, niet na- ‘De hangwerken worden veelal met de schoor- der benoemd, voorbeeld van een Duitse kerk- werken vereenigd, gebruikt. Deze daken zijn, kap met een schip van 9,5 meter en stucgewel- door de groote hoeveelheid ijzer, die er aan ven tegen een Philibertconstructie (afb. 85). moet worden gebruikt, zeer kostbaar, en wor- Ter toelichting schreef hij: ‘Het dakgebindt is den dus niet als in hooge noodzakelijkheid grootendeels zamengesteld uit zware platen, aangebragt’.5 Pijtak had daar in 1848 al aan- voor zoo veel de stijlen betreft verdubbeld, en zienlijk minder moeite mee: ‘De hangstijlen onderling met schroefbouten vereenigd’.10 worden meestal door ijzeren beugels (hang- beugels) of stroppen aan den horizontalen Enkele en meerbeukige balk verbonden’.6 Met het beschikbaar komen kerkkappen van meer en goedkoper ijzer in de loop van de negentiende eeuw verdwenen allengs alle be- De door Storm van ’s Gravesande opgevoerde zwaren en werden niet alleen de verbindings- Duitse kerkkap is om twee nadere redenen van middelen, maar ook gehele delen van de kap- belang. Het betreft een kap waarbij zowel de constructie in ijzer uitgevoerd. hoofd- als de zijbeuk als één geheel werden Tegen de spatkrachten aan de kapvoet overkapt. Deze constructie blijkt kenmerkend werden bij grotere overspanningen ‘neuzen’ te zijn voor Duitsland, Oostenrijk en Bohe- onder de balk aangebracht - bij bouwhistorici men. Janse zegt daarover dat men bij dergelij- mutatis mutandis bekend als sleutelstukken ke enorme daken van ‘de Duitse constructie- - en verbonden met schuingeplaatste ijzeren wijze gebruik maakt, waarbij ter hoogte van stroppen, ‘scheien’ geheten. Tevens konden de scheiding tussen de beuken een houtcon- de spantbenen over een deel van hun leng- structie in de lengterichting van de kerk werd te verzwaard worden met ‘verdikstukken’ opgericht, als ware het een houten wand’.11 (afb. 83).7 Tot de meest imposante van deze constructies Storm van ’s Gravesande adviseerde één behoren de vijftiende-eeuwse kappen van de hanger voor afmetingen van tien tot twaalf Stephanskirche in Wenen en de Frauenkirche

79 Afb. 83 Tekening van een hang- werk met één hangstijl zoals afgebeeld in Zwiers 1920 fig. 445 met zowel ‘neuzen’ aan beide uiteinden onder de trekbalk als verdikstukken onder de kap­spruiten, alles stevig verbonden met ijzeren stroppen. 7,80

0 1 2,5 m Afb. 84 Tekening van een fors hangwerk met drie hangstijlen zoals afgebeeld in Storm van ’s Gravesande 1850 pl. 21 fig. 354. De schoren en verdikstukken ter weerszijden van de buitenste hangstijlen­ (in lichtpaars aangegeven) vormen samen een secundaire hangcon­ structie.

Afb. 85

Tekening van een verder 20 el (=m) onbekende Duitse kerk- kap zoals afgebeeld in Storm van ’s Gravesande 1850 pl. 23 fig. 369 waarbij zowel hoofd- als zijbeuken onder één kap gevat zijn (met in lichtpaars de schoren). Boven de stuc­gewelven zijn bogen in de vorm van een Philibert­ constructie aangebracht.

4,00l 9,50l 4,00l

0 1 5m 80 in München.12 De forse windkracht die derge- lijke kappen kan teisteren, was voor Janse het doorslaggevende argument waarom ze niet in Nederland voorkwamen. Een valide argu- ment, gezien het feit dat een soortgelijke forse kap van de Buurkerk te Utrecht uit 1443-1444, na zwaar te zijn beschadigd bij de stormramp van 1674, toch maar door drie kleinere paral- lelle kappen met zakgoten werd vervangen.13 De Buurkerk vormt een uitzondering op de re- gel die bevestigt dat in Nederland in principe één kap per beuk wordt toegepast. Bij een een- beukige kerk gaat het om één hoofdkap en bij een hallenkerk om drie parallelle kappen met zakgoten. Bij basilicale kerken is de hoofd- beuk van één kap voorzien en hebben beide zijbeuken in het algemeen een lessenaarsdak, waarvan de spruiten aan de hoge zijde tegen de muren van de middenbeuk rusten. Bij een basilicale kerk met lichtbeuk zit een venster- strook tussen de kap van de zijbeuken en de voet van het zadeldak boven de middenbeuk. Bij pseudobasilicale kerken ontbreekt die en lijken de lessenaarsdaken en het zadeldak bij- na naadloos in elkaar over te gaan (afb. 86). Opnieuw blijkt hier de negentiende-eeuw- se discrepantie tussen de theoretische boek- werken en de nog bestaande, maar nog niet goed bestudeerde, oudere gebouwen.14 In de één kap (afb. 87). 17 De vertaler vond ‘bij vele Afb. 86 boekwerken worden doorgaans grotere, bij- hier te lande in later tijd gebouwde kerken (…) Aanzicht van de zondere en recent gerealiseerde gebouwen de constructie der bekapping hoofdzakelijk St.-Willibrorduskerk aangehaald, terwijl in de praktijk de construc- gelijk aan de geschetste, doch in één detail ge- te Lemmer gebouwd ties vooral degelijk en eenvoudiger van uit- wijzigd’. Volgens hem rusten de stijlen niet te- in 1897-1901 naar ont- voering blijken te zijn. Naast het grotere en gen de muren van de middenbeuk, maar staan werp van N. Molenaar, het bijzondere kregen ook de voorbeelden van ze daar bovenop met in de lengte een muur- gezien vanuit het verder weg veelal de voorkeur. De genoemde plaat eronder. Grofweg gesproken kan de kap, noord­oosten. Bij deze voorbeelden uit Frankrijk en uit Duitsland wanneer de muren van de middenbeuk door- pseudobasilicale kerk pasten, zoals gezien, niet altijd even goed in getrokken worden, ook gezien worden als een hebben de zijbeuken de Nederlandse traditie.15 zadeldak geflankeerd door twee lessenaarda- een eenvoudig lesse- Ditzelfde kan gezegd worden voor het ken. Deze aanpassing tot eenvoud komt dich- naarsdak en heeft de boek van Harres over timmerwerken dat in ter bij de Nederlandse wijze van construeren hoofbeuk een rijzige 1861 door J.G. van Gendt uit het Duits werd van kerkkappen. kapconstructie. vertaald en in 1879 en 1889 een herdruk beleef- Een voorbeeld van een pseudobasilicale de.16 Ook hierin kwamen enkelvoudige, dub- kerk waarbij de hoofd- en zijbeuken onder bele en driedubbele hangwerken aan de orde, één kap werden geplaatst, is de St.-Joseph- af en toe voorzien van kritisch commentaar kerk in Den Bosch. De kerk werd in 1858-1859 van de vertaler, onder meer geïllustreerd met gebouwd in opdracht van de paters Redemp- afbeeldingen van driebeukige kerken onder toristen naar ontwerp van A. van Veggel en is

81 Afb. 87 een vroeg-neogotische kerk waarvan het rijke toont opmerkelijke overeenkomsten met een Tekening van een verder interieur is geïnspireerd op de architectuur afbeelding in het toen net verschenen boek onbekende driebeukige van de nabij gelegen St.-Jan. Wel zijn de kruis- van Viollet-le-Duc over de Franse gotische ar- Duitse kerkkap zoals rib- en stergewelven uitgevoerd in stucwerk chitectuur (afb. 89).19 In Den Bosch hebben de afgebeeld in Harres 1879 op latten (afb. 91).18 Anders dan bij latere ker- kapspruiten die in de nok samenkomen een fig. 168 met in de kap ken, waarbij muren van de hoofdbeuk in de makelaar, die gepend staat in de horizontale één centrale makelaar kap doorlopen, zijn hier op de pijlers van de trekbalk net boven het stucgewelf van het mid- op een trekplaat, ge- hoofdbeuk verticale standvinken geplaatst denschip. Ook de bovenste gordingen worden flankeerd door verticale waarin de spruiten rusten die van dakvoet tot door de al genoemde schoorconstructie met stijlen (in lichtpaars) de nok lopen. De horizontale trekbalk van de windverband ondersteund. Het is vooralsnog die de kapspruiten dakvoet is in de standvink gepend. Ook werd onduidelijk of deze op zich opmerkelijke con- halverwege ondersteu- een extra schoor geplaatst van de dakvoet naar structie ook in andere kerkkappen uit die tijd nen alsmede de nodige de standvink. Het meest opmerkelijk zijn ech- voorkomt. versterkende schoren. ter de schuin naar buiten geplaatste schoren die vanaf de horizontale trekbalken naar de Schoor- en springwerken Afb. 88 kapspruiten lopen ter hoogte van de gordin- Tekening van een spring­ gen. In de lengterichting lopen vanuit deze Een ander opvallend element bij de door werk zonder doorgaande schoren windschoren die in de gordingen Storm van ’s Gravesande opgevoerde Duitse trekplaat, dat bij nadere gepend zitten (afb. 92). Deze constructie ver- kerk zijn de schuine trekbalken die vanuit de beschouwing nog veel centrale hangstijl schuin naar onder lopen. lijkt op een traditionele Andersom geredeneerd: er lopen twee scho- jukkenkap, maar dan ren vanuit een lager punt naar boven om de zonder trekbalk zoals hangstijl net boven het midden te ondersteu- afgebeeld in Brade 1827 nen. Dit wordt een hangschoorwerk of kort- pl. 14 fig. 23 (Brade weg schoorwerk genoemd. In het door Storm tekent beide kaphelften van ’s Gravesande getoonde voorbeeld lopen met varianten). de schoren van stijl naar stijl. In vele andere gevallen lopen de schoren van de muurplaat, Afb. 89 of ter schoring van de bintbalken schuin naar Vergelijkbare schuin boven, zoals dat door Brade wordt afgebeeld geplaatste schoor zoals (afb. 90) en in essentie verschilt dit niet veel afgebeeld in het derde van de genoemde Haagse lutherse kerk. deel van Viollet-le-Duc Het schoorwerk dat Brade als voorbeeld 1857 p. 22. geeft, is in feite wat een springwerk genoemd

82 0 1 5m

0 1 5m wordt waarbij de constructie veel overeen- in het geval dat het gewelf bewust iets hoger Afb. 90 komsten vertoont met een kap met tonge- in de kap werd geplaatst, of wanneer de krui- Tekening van een welf, waarbij het juk echter zonder door- nen van de stenen kruisgewelven anderszins schoorwerk met een gaande trekbalk iets lager tussen de muren het maken van trekbalken belemmerden. forse overspanning is geplaatst (afb. 88). De term springwerk is Vanwege de genoemde spatkrachten aan de zoals afgebeeld in Brade afgeleid van het Duitse sprengwerk, een over- voet dienen deze schoren bij een hangwerk 1827 pl. 14 fig. 21 met spanningswerk met als belangrijkste ken- stevig met ijzeren ankers aan de voetbalk (in lichtpaars aange- merk dat de doorgaande trekbalk aan de kap- bevestigd te worden ‘tegen uitglijding’. Bij geven) de schoorcon- voet ontbreekt.20 De horizontale koppeling een springwerk wordt hiertoe doorgaans een structie tegen de twee is doorgaans hoger in de kap aangebracht. muurstijl tegen de muur aangebracht die hangstijlen (Brade De mogelijkheid om de doorgaande trekbalk daar op een console rust en van waaruit de tekent beide kaphelften weg te laten, is van groot belang bij kerken, schoor ontspringt. met varianten).

Afb. 91 Kapconstructie van de St.-Josephkerk te Den Bosch uit 1858-1859 naar ontwerp van A. van Veggel. De verticale stijl aan de linkerzijde is vergelijkbaar met die op de tekening van Harres 1879.

Afb. 92 Detail van de schuin oplopende schoor met windschoren in de St.-Josephkerk te Den Bosch die respectieve- lijk in de kapspruit en de gordingen gepend is.

83 Afb. 93 Tekening van een kapspant van de manege te Wiesbaden uit 1837 zoals afgebeeld in Storm van ’s Gravesande 1850 pl. 23 fig. 367. Vanuit de muurstijlen ondersteunen twee paren schoren met verschillende hellingen de kapspruiten.

18,00

0 1 5m

Afb. 94 Tekening van de kapconstructie van de Nieuwe Kerk te Zierik- zee uit 1835-1848 naar Janse 1989 fig. 603 met twee paar schoren die het onderste deel van de kapspruiten ondersteu- nen en houten schenkels ter bevestiging van het stucgewelf.

19,05

0 1 5m

84 Vrijwel alle schrijvers illustreren het spring- tongewelf, zoals gebruikelijk in de neoclas- Afb. 95 werk met telkens dezelfde afbeelding van de sicistische architectuur rond het midden van Foto gemaakt door manege uit 1837 bij het Paleis van de Hertog de negentiende eeuw. Als voorbeeld toont hij Jacob Olie in 1892 van Nassau te Wiesbaden gebouwd naar ont- de Nieuwe Kerk in Zierikzee die na een brand tijdens de bouw van de werp van Georg Moller. Deze ‘rijbaan’ had zo- van de voorganger in 1832 in 1835-1848 werd door G.W. Vixseboxse wel een breedte als een hoogte van 18 meter gebouwd met J. Bourdrez als uitvoerend archi- ontworpen Muiderkerk (afb. 93).21 Zowel de muurstijlen, de ‘verlengde tect. De kap heeft een dakhelling van 45º en te Amsterdam. blokkelen’ (ook steekbalken genoemd) en de een overspanning van 19,05 meter.23 De spring- schoren (bij Harres ‘trekkers’ geheten) als de werkspanten dragen aan de voet twee schoren horizontale trekbanden hoger in de kap zijn van de muurstijlen naar de spantbenen, zodat dubbel uitgevoerd en bij de kruisingen half- de doorbuiging daarvan gereduceerd wordt. houts ingekeept en met schroefbouten ver- De hoger gelegde trekbalk van 30 x 24 cm. bonden.22 Later in de negentiende eeuw werd wordt door korbelen ondersteund en heeft in in een aantal gevallen, indien mogelijk en ge- het midden een makelaar. Via deze makelaar wenst, nog een trekstang tussen de blokkelen lopen kruisschoren naar de schenkels van het aangebracht, zoals bij de genoemde hervorm- schenkelspant waartegen de latten voor het ge- de kerk te Katwijk van H.J. Jesse uit 1886-1887. stucte plafond zijn aangebracht (afb. 94). Springwerken waren volgens Janse zeer ge- Volgens Janse kwamen de oude bouwvor- schikt voor het vormen van een gestukadoord men met steile daken en stenen gewelven in

85 neogotische­ kerken nog wel eens in conflict met ‘Een andere Haagse kerk, de St.-Paschalis de toegepaste moderne constructies. Hij geeft Baylon­kerk aan de Wassenaarseweg, in 1919 daarbij als voorbeeld de in 1893 naar ontwerp ontworpen door A.J. Kropholler, kreeg ook van P.J.H. Cuypers gebouwde St.-Martinuskerk springwerken, waarvan de ondersteuning te Groningen,24 waarbij hij stelde dat omdat de aan de onderzijde afwijkt van de gebrui- kruin van het gewelf hoger lag dan de dakvoet kelijke constructie. Er werden als het ware en geen trekbalken gemaakt konden worden korbeelstellen gemaakt onder steekbalken, er noodzakelijkerwijze wel voor een spring- waarop de spantbenen en de standzonen van Afb. 96 werk-achtige constructie gekozen moest wor- de spanten rusten. Voor de stijfheid zijn op Tekening van het in den (afb. 97). J anse vond een springwerk niet de spantbenen verzwaringen aangebracht, 1989 afgebrande spring- geëigend voor een steile dakhelling: ‘Dit getim- waarin de gordingen rusten. Alle onderdelen werk van de Muiderkerk merte mag dan wellicht statisch verantwoord zijn dubbel uitgevoerd en met veel beugels te Amsterdam op basis geweest zijn, de opbouw ervan is inferieur ten aan elkaar verbonden. Al deze voorzorgen van de foto van Jacob opzichte van de doordachte en op ervaring be- hebben niet kunnen verhinderen, dat de Olie. rustende constructies uit voorgaande eeuwen’.25 steekbalken aan de binnenzijde naar bene- Toch is dit laatste maar zeer de vraag, omdat den nijgen’.26 Misschien gelukkig voor hem Afb. 97 de constructie van de Groninger kerk bij nader miste Janse bij zijn bespreking het door Wat- Tekening van de inzien geen uitzondering blijkt te zijn. Ook is tjes afgebeelde schoorwerk van de gerefor- springwerk-achtige er in statisch opzicht in principe niets mis met meerde kerk van Bergen (NH) uit 1927 naar kapconstructie in de steil omhoog stekende schoren zoals te zien bij ontwerp van B.T. Boeyinga. Deze kerk heeft St.-Martinuskerk te de kapconstructie van de Muiderkerk te Amster- een wel zeer steile kap, waarbij de stuclijn Groningen uit 1893 naar dam uit 1892 naar ontwerp van G.W. Vixseboxse van het gewelf langs de steile zijschoren en Janse 1989 fig. 604 (afgebrand 1989) (afb. 95) (afb. 96). onderzijde van de kruisschoren loopt en de (rechts een spant, links Ook modernere springwerken konden horizontale koppeling helemaal ter hoogte een tussenspant). Janses instemming niet geheel wegdragen: van het haanhout ligt (afb. 98).

Doorsnede boven kolom Doorsnede over venster

0 1 5m 86 Constructieleer van die gegevens had Delprat een aantal for- mules ontwikkeld. Ook Harres besteedde een Rond 1840 begon de leer der ‘werktuigkunde’ hoofdstuk aan de ‘Weerstand van het hout’, tot ontwikkeling te komen. Die bestond uit drie waarbij hij de balken zowel als draagstijl, als onderdelen: de ‘leer van het evenwicht’ (stati- trekker en als ligger behandelde. Voor de balk ca), de ‘leer der beweging’ (dynamica) en de als ligger benutte hij een formule voor het krachten die op een (wiskundig) lichaam kon- breukmoment van het hout in een gewogen den werken. In 1840 publiceerde I.P. Delprat verhouding met de elasticiteitscoëfficiënt van een boek over de beginselen daarvan ten dien- de gebruikte houtsoort maal de doorsnede ste van de kadetten der genie in Breda. Als van de balk.29 Met andere formules kon de één van zijn collega’s op de Bredase Konink- doorbuiging van de balk berekend worden, lijke Militaire Academie verwees Storm van waarbij Harres zich haastte te vermelden dat ’s Gravesande naar Delprats werk en somde het bij de berekening om een maximumbelas- enkele van diens principes op.27 Vrijwel gelijk- ting gaat en ‘dat zoowel voor stijlen als voor tijdig kwam in Nederland vanaf 1858 Bernoulli’s trekkers of liggers de permanente belasting niet Vademecum op de markt met tabellen en formu- meer mag bedragen dan 1/10 van het brekend les voor de (werktuig)bouw.28 gewicht. Is de belasting momentaneel [kortston- Constructieleer bestond naast een wiskun- dig], dan kan ze 1/5 van het brekend gewicht Afb. 98 dig deel ook uit een deel bepaald door de ma- bedragen’.30 Tekening van een zeer teriaaleigenschappen. Pas door combinatie In onze ogen is de norm dat de permanen- steil kapspant met daarvan kon in de praktijk gerekend worden te belasting slechts 1/10 van het brekend ge- springwerk van de aan de te ontwerpen houtconstructies. De wicht mag zijn, oftewel een veiligheidscoëffi- gereformeerde kerk te Engelsen Peter Barlow en Thomas Tredgold ciënt (γ) van 10, heel hoog. De materiaalfactor Bergen uit 1927 zoals hadden respectievelijk in 1817 en 1820 proeven (γm) verschilt echter per constructiemateriaal afgebeeld in Wattjes gedaan naar de veerkracht van hout. Op grond en is bijvoorbeeld voor staal wegens de homo- 1931 dl. 9 fig. 753a.

0 1 5m 8,80 87 Afb. 99 Tekening van de kapconstructie van de oude St.-Michaelkerk te Zwolle uit 1848 met boven het tussenspant als hangwerk en bene- den het hoofdspant als springwerk naar Janse 1989 fig. 605.

Afb. 100 Tekening van een kapspant met ham- merbeam-constructie van de Gotische zaal te Den Haag uit 1840 naar Janse 1989 fig. 606.

0 1 5m

88 gene samenstelling aanzienlijk lager dan voor vervolgde hij met het berekenen van de ‘span- Afb. 101 hout. De hogere veiligheidsfactor voor hout is ningen’ in een ijzeren kap met de krachten De eenvoudige lesse- het gevolg van het feit dat dit materiaal sterk die op de (stalen) stangen en vervolgens op naarskap met gordingen afhankelijk is van eventuele onvolkomenhe- de (gietijzeren) staven van de vakwerkspanten boven één van de den (noesten, scheuren). Daarom is ook in de uitgeoefend worden. zijbeuken van de O.L. huidige berekeningsmethoden de veiligheids- Ook Schmitt & Landsberg gingen in hun Vrouwe van Altijd- coëfficiënt voor hout nog steeds aan de hoge boek uit 1911 uitgebreid in op de ‘Statische durende Bijstand te kant en daarmee de toelaatbare spanningen Grundlagen’ van kapconstructies. Na eerst Roosendaal uit 1874. een flinke factor kleiner dan de theoretisch maximale spanning. De veiligheidsfactor als zodanig is evenwel uit de moderne bereke- ningsmethoden verdwenen en vervangen Afb. 102 door tabellen in een houtwijzer met sterktege- Detail van een makelaar gevens van hout.31 met montagemerken en Eind negentiende eeuw kwam Plasschaert bijbehorende schoren van met een nieuwe vuistregel om de doorsnede de St.-Bavokathedraal te van een dakspar te berekenen.32 Hierop geba- Haarlem uit de bouw­ seerd, gaf hij vervolgens regels om sneeuwbe- periode 1895-1898. lasting en windbelasting te berekenen, waar- bij hij als voorbeeld de berekening van een tentdak gaf. Op grond van deze basisregels

89 Afb. 103 het principe van de berekening van de spat- bouwconstructies nog slechts in algemene zin Kerk en vieringskoepel krachten in een driehoekspant te hebben uit- de constructieve principes bespreken of deze, van de St.-Petruskerk gelegd, gaven ze bij elke andere constructie zoals bij Zwiers in 1920, zelfs helemaal niet te Vught uit 1881-1884 schematisch aan waar men in statische zin behandelen. Wattjes ging alleen nog in op de gezien in 2009 vanuit rekening mee moest houden.33 Naarmate de knooppuntberekening van houten en stalen een bouwkraan. constructies uit meerdere onderdelen beston- vakwerkspanten. den, zeker bij samengestelde spanten, werden Afb. 104 de berekeningen ingewikkelder ten gevolge Deel van de kap- van buigmomenten en dwarskrachten. Niet constructie van de zelden bleken de ontworpen constructies sta- St.-Petruskerk te Vught tisch onbepaald. Dat wil zeggen dat ze niet gezien naar een top- meer op puur wiskundige wijze te berekenen gevel. Opmerkelijk zijn zijn, maar opgelost moeten worden door ge- de opvallend gekromde bruik te maken van voorlopige aannames, dan spantbenen onder het wel door de problemen grafisch op te lossen haanhout. (grafostatica). Vanaf begin twintigste eeuw zijn de berekeningen een specialisme gewor- den, met als gevolg dat de leerboeken van

90 Afb. 105 Tekening van het springwerk in de kapconstructie van de hervormde kerk van Sint-Jacobiparochie uit 1834 waarbij de vlakste schoren met de kap- spruiten en tussenstijlen samen bijna een houten vakwerk vormen. Tekening op basis van Kingmans 1988 p. 35.

Afb. 106 Tekening van een kap- spant van de O.L. Vrou- we van Altijddurende Bijstand te Roosendaal boven de hoofdbeuk uit 1907-1909 op basis van de bestektekening. De kap lijkt sterk op een verbeterd Hollands spant, maar dan zonder trekbalk.

Afb. 107 Tekening van een 7,80 kapspant van de St.- Petruskerk te Vught op 0 1 5m basis van een tekening van Bouwstudio Pelser Hartman 2009.

12,50

0 1 5m

91 Afb. 108 (linksboven) Deel van een kapspant C van de St.-Bavokathe- draal te Haarlem in de vorm van een hangwerk­ met de makelaar­ ver- bonden aan de trek­balk en daarboven een dubbel uitgevoerde trekplaat.

Afb. 109 Detail van een kapspant in de nok bij de samen- komst van de makelaar en de kapspruiten en daaronder­ het dubbel uitgevoerde bovenste haanhout. Ook zijn de in de lengterichting geplaatste­ windschoren zichtbaar net onder het haanhout in de makelaar gepend.

Afb. 110 (links onder) Detail van kapspant A met een ‘hangende’ makelaar en een dubbel uitgevoerde trekplaat waarlangs ter weerszij- den een dubbel uitge- Hoewel er dus steeds meer berekend kon pen in te delen zijn.34 Uit de periode rond 1840 voerde schoor loopt. worden en daarmee minder zwaar dan vóór noemt hij daarvan twee soorten, beide afge- 1840 geconstrueerd hoefde te worden, bleef leid van het hang- en springwerk. In het door Afb. 111 men rekening houden met een ruime marge hem aangehaalde geval van de oude St.-Mi- Detail van kapspant A aan veiligheid, ingegeven door het gebruik chaelskerk aan de Nieuwstraat te Zwolle, naar met aansluiting van de van hout als niet-homogeen natuurlijk mate- ontwerp van Th. Molkenboer uit 1848,35 gaat schoor op het blok- riaal. Want hoe goed men ook kon berekenen, het om een kap met een totale overspanning keel tussen de beide toch had men rekening te houden met moge- van 16,5 meter en een hoofdbeuk van 8 meter. muurplaten. Ook is de lijke gebreken in het hout. Voor gewone con- Het hoofdspant kan gezien worden als een dubbel uitgevoerde structies kon men al snel volstaan met grove driebeukige kap, maar de tussenspanten zijn steile schoor zichtbaar vuistregels binnen een veilige marge en dat een samengesteld hangwerk (afb. 99). ter ondersteuning van gold zeer zeker voor kerkkappen. Daarnaast noemt Janse de uit 1840 stam- de kapspruit. mende Gotische zaal van paleis Kneuterdijk in Samengestelde spanten Den Haag als de herleving van de oude ziende kappen die vanwege de Engelse invloed ham- Janse bespreekt bij de kapconstructies van na merbeam-constructies worden genoemd. De 1800 ook enkele samengestelde spanten die hammerbeam zelf komt in feite overeen met volgens hem niet zomaar bij de andere kap- de steekbalk van het springwerk. Deze steek-

92 12,00 12,00 12,00 12,00 KapspantKapspant A A KapspantKapspant C C 0 10 1 5m 5m KapspantKapspant B (met B onderbroken(met onderbroken schoren) schoren) 0 10 1 5m 5m

balk wordt door een console ondersteund, voorzien van klinknagels deze onvervorm- Afb. 112 maar anders dan bij een springwerk wordt de baarheid. Vakwerkachtige constructies, die in Tekening van kapspanten schoor niet schuin, maar verticaal geplaatst feite samengesteld waren uit kapspruiten met van het schip van de als een hanger (afb. 100). Op deze wijze wordt daaronder een vrijwel parallel lopende schui- St.-Bavokathedraal te een driebeukige constructie bereikt waarbij ne steekschoor en onderling met stijlen ver- Haarlem uit 1902-1906 de ‘zijbeuken’ ter versteviging van het hoofd- bonden, kwamen echter wel voor, zoals in de op basis van een teke- spant dienen en daarbij de lengte van de over- door Th. Romein in 1834 ontworpen hervorm- ning van Van Hoogevest spanning verkorten. de kerk te Sint-Jacobiparochie (afb. 105).37 architecten 2011 met Een dergelijk samenstelsel van construc- kapspanten A en B met tieonderdelen leidt al snel tot een zogeheten Kerkenconfectie kenmerken van een vakwerkconstructie. Daarbij worden balken springwerk en kapspant door middel van kruishouten of schoren met Voor de kerkenbouw in de tweede helft van C als een hangwerk. elkaar verbonden. De sterkte van deze con- de negentiende eeuw bleek het springwerk in structie wordt bepaald door de aldus ontstane één of andere vorm de meest gekozen oplos- onvervormbare driehoeken met op de knoop- sing voor de kapconstructie over het midden- punten onwrikbare verbindingen vormen die schip. In verreweg de meeste gevallen ging het overigens zelf constructief als scharnier wer- om een middenschip met een overspanning ken. Vakwerkconstructies zijn altijd statisch die weliswaar die van een gemiddeld woon- onbepaald en konden alleen op grafostatische huis overtrof, maar toch in het algemeen wijze berekend worden, bijvoorbeeld met de maar zelden een overspanning van tien tot Cremona-methode.36 twaalf meter oversteeg. Het middenschip van Hoewel Janse de in 1846 als manege ge- de St.-Martinuskerk te Sneek uit 1869-1872 bouwde, maar in 1853 tot kerk omgebouwde, naar ontwerp van P.J.H. Cuypers was niet Willemskerk in Den Haag noemt (afgebroken veel breder dan tien meter.38 Hetzelfde geldt 1971) zijn er weinig negentiende-eeuwse hou- voor zijn St.-Bonifatiuskerk in Leeuwarden ten vakwerken gebouwd, omdat men met de uit 1882-1884. De meeste andere ‘axiaal-plus’ toenmalig beschikbare bouten niet de beno- kerken uit de laatste helft van de negentien- digde ‘onwrikbaarheid’ van de knooppunten de en het eerste kwart van de twintigste eeuw kon bereiken. Pas later gaven stalen kappen overschreden deze breedtemaat evenmin. De

93 Afb. 113 forse St.-Bavokathedraal in Haarlem is met en groeide daarmee uit tot een driebeuki- Deel van het houten een overspanning voor het middenschip van ge kruisbasiliek met apsis, zijkapellen en kruisgewelf van de ruim twaalf meter aan de grote kant. Een niet dubbel torenfront. Het is een voorbeeld van remonstrantse kerk te al te grote overspanning, in combinatie met stukadoorsgotiek, waarbij de gewelven in Rotterdam. de door de katholieken geprefereerde stenen gewelven, leidde ertoe dat de toch verder niet Afb. 114 zichtbare kapconstructies van kerken zo een- Deel van een kapspant voudig en simpel mogelijk uitgevoerd werden; met makelaar en scho- de kap als confectieproduct ter afdekking van ren in de remonstrantse de vele nieuw te bouwen dorpskerken. Met de kerk te Rotterdam, nodige variaties geldt dat eveneens voor de gezien net boven het meeste van de in het kader van kanjerprojec- dubbel uitgevoerde ten onderzochte kerkkappen waarvan er hier- haanhout. onder in chronologische volgorde een aantal genoemd wordt. Architect Th. Asseler ontwierp de 1874 ingewijde O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand te Roosendaal, die ook Paterskerk werd genoemd naar de opdrachtgevers pa- ters Redemptoristen. In 1907-1909 werd de kerk vergroot naar plannen van A.J. de Bruin39

94 stuc zijn uitgevoerd met behulp van houten ning van 12,5 meter. Per spant bevindt zich een ribben met daarop latjes waarop het gips- trekbalk tussen de bouwmuren van ruim deze pleister werd aangebracht. Anders dan bij de lengte, die ter weerszijden van een muurstijl eerder genoemde, eveneens voor de paters is voorzien en door een korbeel wordt onder- Redemptoristen gebouwde, St.-Josephkerk steund. De muurstijl rust op een kraagsteen in Den Bosch gaat het om een basilicale kerk en daarop staat ook één van beide gekromde en is het muurwerk van het middenschip ho- balken die samen een halve cirkel vormen ger opgetrokken. Bij de zijbeuken is daarbij en samenkomen onder de makelaar in het aan weerszijden een eenvoudig zadeldak over midden (afb. 107). De toepassing van deze ge- deze gewelven aangebracht (afb. 101). De in de kromde spantbenen in het schoorwerk zonder Afb. 115 tijd van de verbouwing vernieuwde kap over dat daar enige aanwijsbare reden voor is, mag Tekening van een kap­- de krap acht meter brede hoofdbeuk is even- opmerkelijk genoemd worden. Waarom ze ­spant van de remon- eens zeer eenvoudig uitgevoerd als een soort daar precies zijn toegepast, is onduidelijk en strantse kerk te Rot- kruising van een springwerk en een verbeterd ook was het onmogelijk te bepalen hoe men terdam uit 1896-1897 Hollands spant (afb. 106). deze kromming gerealiseerd had. Per spant in de vorm van een Architect C. Weber ontwierp in Vught de steekt aan weerszijden vanaf de borstwering springwerk, gemaakt op St.-Petruskerk waaraan in 1881 werd begon- een schoor door naar de tegenoverliggende basis van een tekening nen. Ondanks een tijdelijke tegenslag door de kapspruit. Beide schoren kruisen voor en ach- van Braaksma & Roos instorting van een deel van het noordertran- ter de makelaar langs. Architectenbureau 2010. sept in 1882 kwam de kerk in 1884 gereed.40 Tot de belangrijkste negentiende-eeuwse Het gaat om een driebeukige kruiskoepelkerk kerken behoort de St.-Bavokathedraal, ge- Afb. 116 in neoromaanse vormen met aan beide zijden bouwd als hoofdkerk van het bisdom Haar- Tekening van een een klaverblad-vormig gesloten transept, een lem. Het is een opmerkelijk grote driebeukige kapspant van de halfrond gesloten koor en een achtkante vie- kruisbasiliek met een rond gesloten koor met St.-Gummaruskerk te ringskoepel die uiteindelijk in hout werd uit- apsis en een kooromgang met straalkapellen. Wagenberg uit 1903- gevoerd (afb. 103. De kap bevindt zich in een De kerk naar ontwerp van J.Th.J. Cuypers werd 1904 naar een tekening moeilijk bereikbare, maar forse ruimte (afb. in drie fasen gebouwd.41 Koor en transept van Van Hoogevest 104). Het middenschip heeft een overspan- kwamen in 1895-1898 tot stand. De vieringto- architecten 2011.

7,40 10,35

0 1 5m 0 1 5m

95 Afb. 117 Overzicht van de kapconstructie van de St.-Gummaruskerk te Wagenberg richting koor met zicht op de twee dubbel uitgevoer- de haanhouten.

Afb. 118 Detail in de St.- Gummaruskerk te Wagenberg van de aan- sluiting van de trekbalk op de muur door middel van een extra ijzeren trekstaaf van de balk naar de muur. ren, het schip en de onderbouw van de twee uit 1902-1906. Tussen beide constructies zijn westtorens volgden in 1902-1906 en de vol- verwaarloosbaar kleine verschillen zichtbaar. tooiing van de westtorens, het voorportaal en Ondanks de omvang van de kerk als geheel be- de buitentribune pas in 1927-1930. Het inte- draagt de overspanning van het middenschip rieur wordt gedekt door een serie van stenen slechts twaalf meter. Afb. 119 kruisribgewelven. De kapconstructie van het Een deel van de kapconstructie is voorzien Deel van een kapspant koorgedeelte dateert uit 1895 en van het schip van montagemerken (afb. 102). De uitvoering van de St.-Barbarakerk van de kap is vrij simpel met enkele gepende te Nieuwegein met de verbindingen, een enkel anker en voor de rest schoren gepend in de is de constructie geheel gespijkerd. In hoofdlij- makelaar en ijzeren nen zijn er twee verschillende soorten spanten strips die van de scho- toegepast (afb. 112).42 De belangrijkste kapspan- ren doorlopen tot aan ten (C) zijn telkens per travee boven de schei- de tegenover gelegen dingsbogen tussen de gewelven geplaatst. Zij kapspruiten op de plaats waar een schoor die ondersteunt.

Afb. 120 Detail van een kapspant van de St.-Barbarakerk te Nieuwegein net onder de loopbrug waar de schoren in de makelaar zijn gepend en met toognagels en een ijzeren strip zijn ge- borgd. De dubbele haan- houten zijn onderling met bouten verbonden.

96 12,90 12,90 12,90

0 1 5m 10,75 1 0 1 5m 0 0 1 5m 5m

hebben een trekbalk ter hoogte van de muur- waarbij de kreupele stijlen ter hoogte van de Afb. 121 plaat (afb. 108). Bij de tussenliggende spanten muurplaat voorzien zijn van dubbel uitgevoer- Tekening van een (A en B) ontbreekt deze muurplaat, omdat de de blokkelen. De beide grote schuine schoren kapspant van de St.- bolling van het gewelf dit onmogelijk maakte. per spant lopen van de muurplaat tot de kap- Barbara­kerk te Nieuwe- De makelaar ‘hangt’ daardoor als het ware bo- spruiten aan de andere zijde. De spanten heb- gein uit 1909-1910 op ven de gewelfkap (afb. 110). Constructief wordt ben wel een horizontale trekplaat net boven basis van de bestek­ deze verzwakking opgevangen door de toepas- het houten gewelf, maar geen haanhout (afb. tekening. De constructie sing van een extra schoor en een kreupele stijl 114). Alleen de makelaar staat gepend in de heeft de vorm van een aan beide zijden (afb. 111). De makelaar vormt horizontale trekbalk, voor de andere verbin- springwerk met dubbel de spil in de spanten en is net boven de onder- dingen zijn bouten gebruikt, al dan niet met uitgevoerd haanhout kant aan beide zijden voorzien van een schoor aanvullende ijzeren ankers. waartussen schoren en die uitkomt in het midden van de kapspruiten. Een goed voorbeeld van een typische ka- makelaar zijn geklemd. Ter verdere versteviging zijn per spant drie sets tholieke dorpskerk uit het begin van de twin- van dubbel uitgevoerde haanhouten aange- tigste eeuw is de St.-Gummaruskerk te Wagen- Afb. 122 bracht (afb. 109). berg in westelijk Noord-Brabant, gebouwd Tekening van de Eveneens uit het einde van de negentien- in 1903-1904 naar ontwerp van P.J. van Genk St.-Lambertuskerk te de eeuw is de in 1896-1897 naar plannen van (afb. 116).44 Het is een driebeukige neogoti- Maastricht uit 1914- Henri Evers en Jacobus Stok gebouwde remon- sche kruisbasiliek met monumentale toren, 1916 op basis van een strantse kerk te Rotterdam (afb. 115).43 Het gaat kundig ontworpen en met op zijn functie toe- tekening van Van der om een forse kerk in neoromaanse vormen gesneden materiaalgebruik waarmee binnen Werf en Mass 2011 met twee torens van ongelijke hoogte, waar- het toegemeten budget een maximale zeg- met een door schoren van één met achtzijdige lantaarn. De hoofd- gingskracht werd bereikt. De kapconstructie ‘opgetild’ drievoudig vorm van de kerk is een Grieks kruis met één met een overspanning van ruim zeven meter hangwerk. afgeknotte arm. Hierdoor maken de zadelda- is eveneens op haar doel toegesneden in de ken een kruisvorm. De grote kerkruimte wordt vorm van een A-vormig hangspant met een gedekt door een houten kruisgewelf met in de trekbalk net onder het midden en een hanen- armen aansluitende kruisgewelven, alles uit- balk in de top. Beide zijn dubbel uitgevoerd. gevoerd met kraaldelen van Amerikaans gre- Schoren boven de trekbalk ondersteunen de nen (afb. 113). De kap zelf is een springwerk spruiten halverwege (afb. 117). De verbindin- met een overspanning van ruim tien meter, gen van de hanger en de trekbalken zijn met

97 Afb. 123 in 1909-1910 gebouwd naar plannen van H. Detail van een kapspant Kroes (afb. 121).45 Het gaat om een traditionele, van de St.-Lambertus- in sobere neogotiek uitgevoerde, eenbeukige kerk te Maastricht met kruiskerk met apsis, zijkapellen en een westto- zicht op de buitenste ren. Het middenschip heeft een overspanning hangstijl verbonden aan van een kleine elf meter en is voorzien van bak- de trekbalk, links daar- stenen stergewelven. De kapconstructie is een naast een schoor tussen goed voorbeeld van een springwerk waarbij de trekbalk en kapspruit beide schuine trekbalken ter weerszijden in de en aan de bovenzijde makelaar gepend zijn (afb. 119). Net daaronder een dubbel uitgevoerd bevindt zich de dubbel uitgevoerde horizonta- haanhout. le trekbalk, waardoor net onder de loopplank in de kapruimte een driehoekige constructie is ontstaan (afb. 120). Haaks op de schuine trek- balken loopt een schoor naar de kapspruiten. De schuine trekbalken hebben aan de onder- zijde nog een verbinding met de kapspruiten door middel van een dubbel uitgevoerde ver- ticale schoor. Opmerkelijk zijn hier de ijzeren bouten uitgevoerd. In de moerbalk zijn extra stroppen die de schuine trekbalken verbinden schuine trekankers aangebracht die tot in de met de kapspruiten ter hoogte van de schoren. muur doorlopen en daarmee in feite de schui- De pen- en gatverbindingen beperken zich in ne schoren, kenmerkend voor een spring- deze kapconstructie tot de makelaar, de rest is werk, vervangen (afb. 118). verbonden met bouten. Een springwerk is wel toegepast bij de Een goed voorbeeld van een schoorwerk St.-Barbarakerk te Nieuwegein. Deze kerk werd is te zien in de St.-Lambertuskerk te Maas-

Afb. 124 Het dak van de St.-Lambertuskerk te Maastricht van boven gezien richting het zuiden.

98 Afb. 125 Aanzicht van de her- vormde Nieuwe Kerk aan de Bollenhofsestraat te Utrecht uit 1910 ge- zien vanuit het zuiden.

tricht. Het spant is door schoren net iets op- gebruik gemaakt van Kunradersteen (afb. 124). getild, waardoor het meer is dan een hang- Vanwege steeds terugkerende verzakkingen in werk, maar niet de grote schuine trekbalken de ondergrond zijn de kruisgewelven in het van een springwerk heeft (afb. 122). De kerk schip in 1977 in lichter materiaal vernieuwd. naar ontwerp van J.H.H. van Groenendael De kapconstructie over het schip heeft een werd gebouwd in 1914-1916.46 Het is een kruis- overspanning van een kleine dertien meter kerk met centraliserende plattegrond, dub- en is uitgevoerd als een geschoord hangspant bel torenfront en hoge vieringkoepel, in een met relatief flauw hellende kapspruiten en mengeling van stijlvormen ontleend aan de drie hangers (afb. 123). De centrale trekbalk neoromaanse, Byzantijnse en neogotische wordt aan beide zijden ondersteund door een bouwkunst. Voor de buitenbekleding werd schoor. De drie hangers zijn met ijzeren strop-

99 pen aan de trekbalk bevestigd. Nabij de plaats waar de beide buitenste hangers de kapsprui- ten ondersteunen, zit een dubbel uitgevoerd haanhout. Nabij de nok bevindt zich nog een tweede, eveneens dubbel uitgevoerd, haan- hout. De beide sets haanhouten zijn met bou- ten bevestigd, de andere delen zijn gemaakt met traditionele houtverbindingen. Een laatste hier te vermelden voorbeeld is de Nieuwe Kerk in Utrecht die in 1910 specifiek werd gebouwd voor de hervormde eredienst. De Amsterdamse architect C.B. Posthumus Meyjes sr. ontwierp deze kruiskerk van 1000 zitplaatsen in sobere rationalistische vormen (afb. 125). 47 Het kapplan toont in de lengte- richting acht spanten en twee strijkspanten, Afb. 126 alsmede telkens een spant en een strijkspant Blauwdruk van het kap- in beide brede dwarsarmen (afb.127). Volgens plan van de hervormde bestek zou voor de balklagen grenenhout uit Nieuwe Kerk te Utrecht Riga verwerkt moeten worden en in de kap uit 1910. zelf 4 kubieke meter grenenhout en 45 kubie- ke meter vurenhout of Rijnlands dennenhout. Afb. 127 Voor de ijzeren bouten, beugels, trekstangen Tekening van een kap- etc. werd op 2000 kilo gesmeed ijzer gere- spant (kapspant B) van kend. De hoofdspanten zijn springwerken met de hervormde Nieuwe kreupele stijlen die de spruiten onder de trek- Kerk te Utrecht op basis plaat ondersteunen (afb. 126). De kapspanten van de bestektekening. met een overspanning van ruim achttien me-

18,30 0 1 5m

100 ter kunnen in feite beschouwd worden als een gelijkheden van het berekenen van kapcon- Afb. 128 vergroot, verbeterd Hollands spant met extra structies en de toepassing van ijzeren ankers Foto van een kapspant schuine trekbalken die de spruiten net onder gaat het daarbij om naar verhouding veel ieler van de hervormde het haanhout ondersteunen. De trekplaat gedimensioneerde kapconstructies dan bij de Nieuwe Kerk te Utrecht wordt extra versterkt door twee hangers ter robuuste middeleeuwse kappen. De dunnere tijdens de bouw met weerszijden van de makelaar, waardoor aan spanten ondersteunen de gordingen die het een kapspant tijdens het de bovenzijde tussen de beide horizontale dakbeschot dragen, waardoor het dakbeschot ophijsen. trekhouten een kruisvorm is ontstaan. Dit is als zodanig relatief een belangrijker rol in de goed zichtbaar op de beide tijdens de bouw constructie is gaan spelen. De membraan- gemaakte foto’s (afb. 128). Zoals bij vele her- constructie als samenstelsel van relatief dun vormde kerken is het plafond van de kerkzaal gedimensioneerde kapspanten, gordingen en direct onder het kapspant aangebracht, wat dakbeschot houdt gezamenlijk de dakbedek- de kerkzaal meer allure gaf, maar de kapruim- king op hoogte ter beschutting van de onder- te reduceerde tot een moeilijk toegankelijke liggende kerk. rest­ruimte. De hierboven genoemde voorbeelden van kerkkapconstructies zijn zonder uitzon- dering als een soort membraanconstructies te beschouwen. Door de toegenomen mo-

101

7 Franse ­nieuwigheden

Naast traditionele kapconstructies met zadelda- der huizen niet hooger dan eene zekere maat Afb. 129 ken kwamen in de moderne tijd andere kappen mogten liggen; de begeerte, nu ook op den Interieur van de tot ontwikkeling met een afwijkende vorm en zolder nog eenige vertrekken ter verhuring St.-Dominicuskerk te constructie. Ze hadden met elkaar gemeen dat beschikbaar te hebben, en alzoo, zonder de Amsterdam uit 1883- het om buitenlandse invloeden ging, vooral bedoelde verordening te overtreden, toch het 1893 naar ontwerp van uit Frankrijk. Hoewel deze ontwikkelingen in meest mogelijke voordeel van een gebouw te P.J.H. Cuypers waarbij de loop van de negentiende eeuw een steeds trekken, leidde tot de zamenstelling der be- boven het vlakke grotere rol in het dakenlandschap gingen spe- doelde kapgebindten’.2 Storm van ’s Gravesan- plafond een ijzeren len, bleef de invloed daarvan op de kerkkappen de vond ze niet sierlijk en, ‘des winters koud kap is toegepast en beperkt. Wel werden elementen overgenomen, en des zomers zeer warm, alzoo ongeriefelijk’. onder het plafond de mits deze de bouwkosten niet al te sterk opdre- Brade wees erop dat als er kamers in wer- ijzeren plafondbalken ven (afb. 129). den ondergebracht er ook vele dakvensters door bogen ondersteund vereist waren ‘en deze blijven toch bij de beste worden. Mansardekappen constructie derzelve bestendige regengaten’.3 Desondanks wonnen de mansardedaken in de ‘Gebroken daken, waarvan de dakvlakken en loop der tijd in toenemende mate aan popula- schilden uit twee gedeelten bestaan, het on- riteit, vooral bij de woningbouw met een pan- derste zeer steil, het bovenste daarentegen nendak voor het steile deel en een zinken dak zeer vlak liggende: deze daken zijn ook bekend voor het vlakke. Wanneer dit flauw hellende onder den naam van mansardes’, schrijft Storm deel in de loop van de twintigste eeuw nage- van ’s Gravesande in 1850.1 Hij doelt daarbij op noeg vlak uitgevoerd wordt, spreekt men van de uitvinding van de Franse architect François een ‘onvolledige mansardekap’. Mansart naar aanleiding van ‘eene verorde- Voor kerkkappen was de mansardekap ning, door de politie van Parijs uitgevaardigd, weinig relevant, omdat er in de kap nooit ver- waarbij bepaald werd, dat de kroonlijsten huurbare ruimten kwamen, het gebroken dak

103 Afb. 130 niet bij het architectonische concept paste en Tekening van de niet op de laatste plaats omdat zo min moge- langsdoorsnede van de lijk dakvensters de kans op lekkage en repara- hervormde Nieuwe Kerk tie minimaliseerde. Slechts zelden kwam een te Katwijk aan Zee uit kapvorm met een vlakker bovenstuk voor. 1887 zoals afgebeeld in Een uitzondering hierop is bij de hervormde het blad De Bouwmees- Nieuwe Kerk in Katwijk aan Zee uit 1886-1887 ter 1887 pl. 16. naar plannen van H.J. Jesse. De forse breedte van het schip van ruim 17 meter zou tot een dermate hoogopgaande kap leiden, dat Jesse besloot tot een afgeplat bovendeel met een geringere hellingshoek (afb. 130) (afb. 131).

Philibertspanten

Van een andere Franse vinding sijpelde wel enige invloed naar de kerkenkappen door. Het betreft de oplossing van de Franse architect Philibert de l’Orme. Anders dan bij Mansart duurde het lange tijd alvorens zijn uitvinding uiteindelijk toegepast ging worden. Al in 1561 publiceerde De l’Orme zijn ‘Nouvelles Inventi- planken.4 Timmerman zegt hierover: ‘Boog- ons pour bien bastir’ met daarin een construc- stukken die de boogschinkels vormen, worden tiemethode bestaande uit twee of drie met gemaakt van zogenaamd 1½ of 2 duims hout. verspringende naden op elkaar gespijkerde De vergaringen moeten in de eene en ande-

Afb. 131 Tekening op basis van Hoogeveen-Brink 1997 p. 20 van de dwarsdoor- snede van de hervormde Nieuwe Kerk te Katwijk met een afgeplat stuk dak.

0 1 5m 17,75

104 re zijde in het verband over elkaar schieten, Het duurde in Nederland nog tot het twee- Afb. 132 en de boogstukken vast op elkander worden de kwart van de negentiende eeuw voordat Deel van de Philibert- gespijkerd’.5 De planken zijn schenkelvormig Philibertspanten toegepast werden. Storm constructie van het bijgezaagd en daarom spreekt men ook over van ’s Gravesande noemde de manege van de bijgebouw van kasteel schenkelspanten. Doorgaans hebben ze een Koninklijke Militaire Academie te Breda uit Beverweert uit circa halfcirkel- of spitsboogvormige vorm. 1827 met een overspanning van 22 meter (ge- 1855, halverwege Brade vond het ronduit onverklaarbaar dat sloopt 1962).10 Na het midden van de negen- verbonden door deze constructie zo lang op beperkte schaal tiende eeuw kwamen ze vaker voor; zoals bij trekstangen. toegepast bleef.6 De eerste grote constructie het Kamerling Onnes Laboratorium te Leiden was de Parijse Halle au blé (korenbeurs) uit (1859) en de Amsterdamse Cavaleriekazerne Afb. 133 1783 (afgebrand 1802) met een overspanning (1863). Ook het tussen 1851 en 1862 gebouwde Detail van de gebogen van bijna 38 meter. Brade was met name in- bijgebouw van kasteel Beverweert heeft derge- gordingen tussen de genomen met het feit dat ‘nog minder dan lijke schenkelspanten, die halverwege verbon- spantbenen in de kap 1/3 van het hout tot eene gewone Kap benoo­ den zijn door ijzeren trekstangen (afb. 132). van de kooromgang van digd’ was en tevens op arbeidskosten werd Ook Philibertspanten vonden maar wei- de St.-Bavokathedraal te bespaard.7 Hij vermeldde ook het na brand nig toepassing bij kerkkappen. Schenkelstuk- Haarlem uit 1895-1898. vernieuwde dak van het Theater in München ken werden wel vanaf de zeventiende eeuw uit 1823-1824 naar ontwerp van Carl Friedrich bij stucgewelven toegepast en ook in de ne- von Wiebeking met een overspanning van 33 gentiende eeuw bleef dit het geval. Voor de meter.8 Harres schreef over de vrijwel gelijk- draagconstructie werden ze echter vrijwel niet vormige overspanning van de koepel van de gebruikt. L.J. Immink zou bij de bouw van de St.-Ludwigkerk te Darmstadt naar plannen doopsgezinde vermaning aan de Oostzijde van de al genoemde Georg Moller uit 1822- 82 te Zaandam in 1860-1862 Philibertspanten 1827 met de tekst: ‘Door het aanbrengen van hebben toegepast.11 Bij de St.-Bavokathedraal de banden en schroeven heeft Moller de Phi- in Haarlem zijn in de koorsluiting uit 1895-1898 libertkappen tot een hoogen graad van vol- schenkels gebruikt als een soort ‘rondlopen- maaktheid gebracht ...’.9 de’ gordingen tussen de spantbenen (afb. 133).

105 Afb. 134 Architect A.C. Bleijs schreef in het bestek uit structie om de al genoemde redenen dat voor Interieur van de voor- 1886 voor de bouw van de St.-Odulphuskerk te een niet in het zicht komende kap een simpel malige handweverij te Assendelft schenkelspanten voor: ‘De schin- springwerk een goedkopere oplossing was. Zierikzee uit 1839 met kelspanten bestaan elk uit 2 schinkels van op de verdieping een opgeklampt 3 cM. vurenhout door klossen Emy- en Polonceauspanten Emyspant. zw. 0,08 bij 0,20 aaneengekoppeld, met spie- gelstukken zw. 0.018 M. tegen de klossen aan Naast schenkelspanten met rechtopstaande Afb. 135 beschoten, geprofileerd enz.’ Deze gebogen planken kwamen er ook spanten opgebouwd Detail van een Emy- schenkelspanten werden geplaatst tegen de uit platliggende gebogen planken. De Fran- spant in de voormalige spantpoten van de ziende kap.12 De toepas- se kolonel der genie A.R. Emy publiceerde in handweverij te Zierikzee sing van Philibertspanten blijkt dus beperkt te 1828 een ‘Description d’une Nouveau Système uit 1839 met zichtbaar blijven tot decoratie en enkele constructieve d’Arcs Pour Les Grandes Charpentes’. Opnieuw de vijf lagen gebogen details, maar nooit specifiek als hoofdcon- zijn het maneges (in Libourne, Saumur en planken, net onder het Poitiers) waar deze nieuwe constructie voor blokkeel door een ijze- het eerst werd toegepast, doorgaans met een ren anker vastgehouden overspanning van rond de 20 meter.13 De re- en daaronder door een cent tot concertzaal omgevormde en aan die bout. van Libourne verwante manege van de Caser- ne Fonck in Luik werd in 1837 gebouwd met Afb. 136 een overspanning van 25 meter.14 Storm van Detail van een Polon- ’s Gravesande schreef over Emyspanten: elk ceauspant uit circa 1880 spant ‘bestaat uit ten minste 5 lagen plat op in een gebouw in het elkaar gelegde, behoorlijk gebogen planken Arsenale in Venetië met (…) Verder zijn de planken verbonden met ij- verticaal de dikkere zeren banden en met bouten; de bouten zijn gietijzeren drukstaaf 18 streep dik, en staan 0,80 el van elkander; en horizontaal de ronde zij worden met zware hamers in zeer juist stalen trekstaven. Hier passende gaten ingedreven, om daardoor alle is nog gebruik gemaakt speling of beweging voor te komen’.15 Rond van houten kapspruiten. 1840 werd bij de Keppelse IJzergieterij een der- gelijke constructie met vergelijkbare schroef-

106 0 1 5m

16,50

bouten gemaakt met een overspanning van Met het in toenemende mate beschikbaar Afb. 137 bijna 18 meter (gesloopt 1988). 16 In 1839 werd komen van betere kwaliteit welijzer en later Tekening op basis van te Zierikzee een bestaand woonhuis aan het staal werd het mogelijk om op grotere schaal ij- foto’s van de kapcon- Kerkhof verbouwd tot een handweverij voor zeren trekstangen toe te passen. Al in de zeven- structie van de her- de gebroeders Salomonson. Daarbij gebruikte tiende eeuw paste men smeedijzeren trekstan- vormde kerk te Zaandijk men Emyspanten met een overspanning van gen in kerken toe, zoals bij de Westerkerk uit 1878 met een negen meter en met vijf lagen plat op elkaar in Amsterdam (1620-1637), maar na het mid- trekbalk waarvan het gelegde houten planken. Dit recent gerestau- den van de negentiende eeuw ontstond een middelste deel door een reerde pand is één van de weinige Nederlandse nieuw type kapspant samengesteld uit afzon- trekstang is vervangen. Emyspanten (afb. 134 en 135).17 derlijk op druk en trek belaste onderdelen. De Afb. 138 Tekening van een kapspant met een zoge- heten Duits spant naar ontwerp van B. Looman zoals afgebeeld in de Bouwkundige Bijdragen van 1849 pl. 14.

Afb. 139 Kapconstructie met dubbel Polonceauspant zoals toegepast in het tussen 1916 en 1920 gebouwde Ir. D.F. Woudagemaal te Lemmer met een overspanning van vijftien meter.

107 Afb. 140 Foto van de uitzon- derlijke inwendige staalconstructie van de Notre-Dame du Travail te Parijs uit 1897-1902.

Franse spoorwegingenieur Camille Polonceau onderling verbonden werden. In eerste in- publiceerde in 1840 voor het eerst een con- stantie paste men nog houten kapspruiten, structie waarbij twee onderspannen balken haanhouten en soms ook houten drukstaven schuin tegen elkaar werden geplaatst en ver- toe (afb. 136), maar gaandeweg verschenen volgens beide knooppunten van drukstaaf gietijzeren delen voor de drukstaven en sta- en trekstangen door een horizontale ligger len staven voor de trekstangen. Vroege voor-

108 13,40 Uitvoering 1871 Voorstel 1866

0 1 5m 0 1 5m

beelden van Polonceauspanten zijn de kap Een variant op het Polonceauspant is wat Afb. 141 van de manege te Leeuwarden naar ontwerp in de literatuur een ‘Duits spant’ wordt ge- Tekening van de her- van Thomas Romein (1856), de korenbeurs te noemd. Het gaat in feite om een met ijzer ver- vormde koepelkerk aan Groningen (1863-1865) en de markt voor boter, sterkt steekspant.19 Twee schuine kapspruiten de Stadhouderskade in kaas en eieren te Utrecht (1864). Een construc- worden door een trekbalk verbonden. Daarbij Amsterdam uit 1884 tie met één drukstaaf wordt een enkel Polon- loopt vanuit de nok een verticale trekstaaf op basis van foto’s met causpant genoemd. In de vroege twintigste naar het midden van de trekbalk waar de aan in rood de trekstangen eeuw werden vaak geheel in staal uitgevoerde de onderzijde verbonden is met twee schuine aangegeven. dubbele Polonceauspanten toegepast met per trekspanten die naar de beide kapvoeten lo- helft twee extra druk- en trekstangen waarmee pen en daar zijn vastgemaakt aan gietijzeren Afb. 142 tot 25 meter overspannen kon worden. Bij het voetstukken. Storm van ’s Gravesande noemt Tekening van de in 1916-1920 gebouwde Ir. D.F. Woudagemaal een Engels voorbeeld van een dergelijke kap kapconstructie van de te Lemmer paste men een dergelijke kapcon- op een loods van de dokken te Liverpool.20 St.-Willibrorduskerk structie toe met een overspanning van 15 meter Plasschaert spreekt in 1897 over ‘kappen van buiten de Veste te (afb. 139).18 het Amerikaansch stelsel’.21 In alle gevallen Amsterdam op basis van wordt verwezen naar de door B. Looman ont- ontwerp- en bestek­ worpen (gesloopte) kap van een fouragemaga- tekening met rechts het zijn voor de cavalerie te Deventer uit 1846 met voorstel voor een ijzeren een overspanning van 16,5 meter (afb. 138).22 kap uit 1866 en links Emy- en Polonceauspanten zijn bij de con­ de uiteindelijk in 1871 structie van kerkkappen niet toegepast vanwe- uitgevoerde kap met de ge de inmiddels bekende overwegingen dat ijzeren trekstaven aan de het geen al te grote overspanningen betrof en onderzijde, vergelijkbaar gestreefd werd naar de goedkoopste oplos- met een Duits spant. sing. Toch gingen wel steeds meer trekstaven in kerkkappen toegepast worden. Niet altijd, Afb. 143 maar wel vaak, kwamen in protestantse ker- Deel van de geheel ijze- ken de trekstangen in het zicht, zoals bij de ren kapconstructie van in 1878 naar ontwerp van J. van der Koogh ge- het tussen 1830 en 1841 bouwde hervormde kerk te Zaandijk (afb. 137). gebouwde Walhalla De trekstaaf komt met een deel van de kapcon- nabij Regensburg.

109 Afb. 144 De driebeukige ruimte heeft stalen kolom- Foto van de hervormde men, stalen vakwerkspanten in de kap en in koepelkerk aan de de lengterichting als windverband (afb. 140). Stadhouderskade in De Jugendstildecoratie wijst eveneens op het Amsterdam uit 1884 uitzonderlijk moderne karakter van deze kerk tijdens de sloop in 1972. waar – in ieder geval inwendig – de eerlijkheid van het materiaal voorop staat. In die zin doet het gebouw denken aan het in 1898-1903 ge- reedgekomen Beursgebouw naar ontwerp van H.P. Berlage, onze grootste pleitbezorger van de eerlijkheid van het materiaalgebruik. Bij kerken stond eerlijkheid van materiaal niet zozeer voorop, maar vooral het decorum van een middeleeuwse, neogotische, dan wel een zeventiende-eeuwse, classicistische, vormge- ving, waarbij het eerlijke bouwmateriaal ach- ter pleisterwerk, muurschilderingen en gewel- ven werd verstopt. In de constructieve ontwikkeling in de negentiende eeuw gingen ijzer- en later staal- constructies een steeds belangrijker plaats in- nemen.24 Dit had uiteindelijk zijn weerslag op structie in het zicht onder het houten plafond, de kerkkappen - al was het maar vanwege de waardoor de constructie aldaar (maar onjuist) genoemde trekstangen. In Duitsland werden als hammerbeamspant wordt aangeduid.23 wel een aantal kerken uitgerust met dubbele Polonceauspanten, zoals de St.-Caeciliakerk te IJzeren spanten Harsum bij Hildesheim uit 1886.25 Oosterhoff noemt in zijn boek over constructies van ijzer Naar plannen van Leo von Klenze werd tussen en beton geen enkele Nederlandse kerk met 1830 en 1841 nabij Regensburg het Walhalla ijzeren kappen, maar wel veel andere - vaak gebouwd in de vorm van een klassieke Griekse spectaculaire - ijzerconstructies zoals de kap tempel met een flauw hellend dak van 22,5°. van Panorama Mesdag te Den Haag uit 1881.26 Ondanks zijn klassieke uiterlijk is de kapcon- Alleen bij bijzondere onderdelen werd voor structie heel modern van vorm en geheel in kerken in enkele gevallen overwogen om een welijzer uitgevoerd, met een woud van stan- ijzeren kap toe te passen. Als voorbeeld daar- gen en staven als resultaat (afb. 143). Het pres- van noemde Oosterhoff de hervormde Koepel- tige van de in opdracht van koning Ludwig I kerk aan de Stadhouderskade te Amsterdam. van Beieren gebouwde erehal strekte zich Voor deze kerk, die in het verlengde van het klaarblijkelijk ook uit tot de uitzonderlijke, Leidseplein lag, werd voor de koepel met spits geheel ijzeren, kapconstructie erboven. een stalen vakwerkconstructie toegepast. De Toch bleef dit een uitzondering, net kerk verrees in 1884 naar plannen van de rela- als een kerk die, hoewel van buiten geheel tief onbekende architect A.J. van Beek en werd met natuursteen bekleed, van binnen een in 1972 gesloopt.27 Voor de kruisarmen paste staalconstructie met ziende kap heeft. Het Van Beek een goedkopere houten kapconstruc- gaat hierbij om de Notre-Dame du Travail tie toe met trekstangen (afb. 144) (afb. 141). aan de Rue Vercingétorix in het Parijse XIVe Cuypers liet zich ook met ijzerconstruc- arrondissement, gebouwd in 1897-1902 naar ties in. Zo schetste hij voor de St.-Hippoly- plannen van architect Jules-Godefroy Astruc. tuskerk te Delft in 1882 een, uiteindelijk niet

110 uitgevoerde, ijzeren kap en zou hij voor de St.- kerk werd in 1970 gesloopt. Bij de eveneens Afb. 145 Jozefkerk te Groningen (1887) een ijzeren spits in Amsterdam gebouwde St.-Dominicuskerk Foto van de St.-Willi- hebben ontworpen.28 In zijn eerste spectacu- uit 1883-1893 gebruikte Cuypers voor het eerst brorduskerk buiten de laire ontwerp voor de St.-Willibrordus buiten daadwerkelijk een ijzeren bekapping boven Veste te Amsterdam de Veste te Amsterdam uit 1866 tekende hij een vlak plafond. tijdens de bouw in 1871 voor de kap een stalen spant met geklonken Uiteindelijk bleek dat al die moderne met zicht op een deel verbindingen en gordingen van profielstaal buitenlandse invloeden maar betrekkelijk van een verder afgetim- (afb. 142).29 Zijn aanmerkelijk soberder tweede weinig toepassing in de kerkkappen kregen. merd kapspant. en uiteindelijke ontwerp uit 1871 werd tenslot- De constructieve vernieuwing voltrok zich te uitgevoerd met een traditionele houten kap vooral bij andere gebouwtypen. Bij kerkkap- met trekstangen volgens de principes van het pen had men geen enkele behoefte om voor- ‘Duitse spant’ met trekstangen die van de kap- op te lopen, wanneer een goedkope en dege- voet naar de makelaar lopen (afb. 145). Ook bij lijke kap ook goed kon volstaan. andere kerkkappen zijn vergelijkbare verster- kingen toegepast. Deze belangrijke Cuypers-

111

8 Storten, monteren en lijmen

Tijdens het interbellum vond een opmerkelij- centralisatie van de godsdienstige samenkom- Afb. 146 ke opleving in de kerkenbouw plaats. De ruim sten noodig heeft gemaakt, maar ook omdat Interieur van de in 1919 800 in die periode gebouwde kerken vormen het godsdienstig leven zich meer en meer door K.P.C. de Bazel een kwart van het totaal aantal kerken tus- heeft gedifferentieerd en in een zeer groot ontworpen, maar pas in sen 1800 en 1970. Naast vele kleinere nieuwe aantal grootere of kleinere groepen en krin- 1927-1929 uitgevoerde, kerken verrezen andere kerkvormen; korter gen heeft vertakt. De kerkbouw van onzen tijd synagoge van Enschede en meer gedrongen van vorm. Dit leidde bij krijgt hoofdzakelijk te maken met het schep- waar voor de buiten- de rooms-katholieke kerken tot zogeheten pen van ruimten voor ongeveer duizend zit- koepel gelamineerde ‘Christocentrische kerken’ met een korter plaatsen of minder. Ook de toenemende on- spanten zijn gebruikt. schip en bredere overspanning. De kappen kerkelijkheid leidt tot beperkte ruimten’.1 Dit van deze kerken werden steeds vaker uitge- schreef Miedema in 1936 in zijn boek over de voerd als ziende kappen, gebouwd zonder Hedendaagsche Kerkelijke Bouwkunst voorafgaand kapruimte met gebruik van nieuwe materia- aan een overzicht van een aantal moderne len als beton, staal en (gelamineerde) houten Europese kerken. spanten (afb. 146). Miedema begon met de in meerdere op- zichten vernieuwende St.-Antoniuskerk te Interbellumkappen Bazel uit 1927 naar ontwerp van Karl Moser. Hierover schreef hij: ‘Het interieur is blank en ‘De tijd van het bouwen van machtige cathe- licht. De constructie van de wanden, de zuilen dralen en omvangrijke kerkgebouwen is voor- en het gewelf in gewapend beton is eenvou- bij, ten eerste omdat de groote scheppingen dig en eerlijk. Zij schept een ruimte, die be- op dit gebied uit het verleden zorgvuldig wer- vrijdend werkt (..)’ (afb. 147).2 De eveneens in den geconserveerd en tot op heden in gebruik beton uitgevoerde Notre-Dame du Raincy net zijn, zij het ook veelal met inperking van de buiten Parijs uit 1922-1923 naar plannen van ruimte, vervolgens omdat de stedenbouw de- de broers Auguste en Gustave Perret was voor

113 21,05 0 1 5m

publiceerde de wat eigenzinnige A.J. Krop- holler in 1931 een eigen boek Over hedendaag- schen kerkbouw met daarin voorbeelden van door hem ontworpen rooms-katholiek werk. Kropholler brak een lans voor een Christo- centrische kerk: voor ‘… de werkdadige deel- name aan de hoogheilige geheimen en aan het openbaar en plechtig gebed …’ geldt ‘de gelegenheid te scheppen, om de geloovigen zoo goed mogelijk aan de H. Handelingen Afb. 147 hem eveneens een lichtend voorbeeld, net als te laten deelnemen. (…) Wij moeten dus de Interieur van de geheel de uit staal en glas opgetrokken Melanchton- plaatsruimte in de kerken zooveel mogelijk in gewapend beton kerk naar ontwerp van Otto Bartning. Deze in de breedte zoeken. Korte en breede kerken opgetrokken St.- kerk werd voor een tentoonstelling te Keulen zijn te verkiezen boven smalle en diepe’.6 Ook Antoniuskerk te Bazel in 1928 gebouwd en in 1931 te Essen herbouwd ging hij in op de economische eisen: ‘de meest uit 1927 naar ontwerp (verwoest 1943).3 Bartnings Auferstehungskir- economische bouwwijze voor hedendaagsche van de Zwitserse archi- che uit 1929-1930 in Essen - een centraalbouw kerken is die, waarbij men het noodige maakt, tect Karl Moser. in staalskeletbouw van Kruppstahl - overleef- en dat degelijk maakt, maar waarbij men weg- de de oorlog wel. Hierin vallen de dakhuid en laat, hetgeen men zou kunnen missen’. Voor Afb. 148 de zichtzijde nagenoeg samen, waardoor de de hoogte van een gewone kerk adviseerde hij Tekening van een kap- kapruimte verdween en de ijzerconstructie in tien meter met muren waarop direct het dak spant van de ziende kap het zicht kwam. kon beginnen. Daarnaast achtte hij de bouw van de St.-Paschalis Kerken in het interbellum mochten zich van ‘kruisgewelfjes’ oneconomisch en sugge- Baylonkerk te Den Haag in een grote algemene belangstelling verheu- reerde tevens om af te zien van duur materiaal uit 1919-1921 naar ont- gen getuige de publicaties van Wattjes over voor de bouw.7 Met zijn nadruk op eerlijkheid werp van A.J. Kropholler Moderne Kerken (1931) en het aparte deel over van het materiaal wees hij ook gewelven af in- met ruimhartig gebruik kerken in de serie Moderne Bouwkunst in Neder- dien die uitgevoerd zouden worden in hout of van ijzeren ankers, land (1932).4 In 1928 vond een congres voor beton, omdat dit geen ‘regelrecht uitvloeisel bouten en deuvels zoals religie en bouwkunst plaats van protestantse der techniek’ zou zijn. Bij hout paste volgens afgebeeld in Wattjes signatuur waaraan diverse bekende architec- hem een ziende kap: ‘Voor hout is dat de zicht- 1931 dl. 9 fig. 782. ten deelnamen zoals J. Gratama, H. van der bare dakstoel, die reeds in de oud-Christelijke Kloot Meijburg en H.P. Berlage.5 Daarnaast kerk in gebruik was’.8

114 Bethlehemkerk te Den Haag uit 1931 naar ont- Afb. 149 werp van J.C. Meischke en P. Schmidt.11 Tekening van het uit Als iconische kerkgebouwen uit het inter- prefabelementen van bellum verschenen in diverse publicaties: de gewapend beton be- St.-Annakerk te Amstelveen met gemetselde staande kapspant van bogen (1927, J.P.L. Hendriks),12 de Raw Aron de Kathedraal te Reims Schuster Sjoel aan de Heinzestraat in Amster- na de herbouw in 1920- dam met betonconstructie (1928, H. Elte),13 de 1921 naar plannen van hervormde kerk te Eerbeek met een houten Henri Deneux, zoals gewelf en steekkappen (1930, H. van der Kloot afgebeeld in het blad Meijburg)14 en de gereformeerde kerk te Ber- Het Bouwbedrijf uit gen (NH) uit 1927 van B.T. Boeyinga.15 1926 p. 418.

Kappen in beton Afb. 150 Ziende kappen werden steeds meer toe- Detail van de betonnen gepast, niet enkel in zadeldakvorm, zoals Door de beschieting van de stad Reims in de prefabelementen in de bij Krophollers St.-Paschalis Baylonkerk aan Eerste Wereldoorlog brandde de middeleeuwse kap van de Kathedraal de Wassenaarseweg in Den Haag uit 1919- kap van de kathedraal op 19 september 1914 vol- van Reims uit 1920- 1921 (afb. 148),9 maar ook in paraboolvorm, ledig af. Bij de herbouw in 1920-1921 werd voor 1921 met duidelijk zoals bij de gereformeerde kerk in Nieuw- de kapconstructie gebruik gemaakt van een in- zichtbaar de eiken Amsterdam (1925, W. van Straten) en de re- genieus systeem van betonnen prefabelemen- wiggen. monstrantse kerk aan de Diepenbrockstraat ten. Naar plannen van architect Henri Deneux in Amsterdam (1933, J. Roodenburgh).10 Door stelde men ‘planken’ van gewapend beton met deze ziende kappen kwam de constructie in afmetingen van 4 x 20 x 2 à 3 meter samen tot het zicht en verdween de kapruimte. In enke- een soort Philibertspanten, waarbij de ‘plan- le gevallen kwamen slechts de kapspanten in ken’ onderling met betonnen dwarsstukken het zicht en werd daartussen plaatmateriaal werden gekoppeld en met eiken wiggen op- bevestigd, bijvoorbeeld in de vorm van Celo- gesloten. Op deze wijze herbouwde men de 15 tex, een materiaal dat verwant lijkt aan zacht- meter hoge en evenzo brede kap in dit moder- board, maar gemaakt is van geperste suiker- ne materiaal (afb. 149) (afb. 150).16 rietvezels. Het werd onder meer gebruikt in de In 1919 publiceerde A.J. Kropholler zijn gereformeerde kerk te Westzaan uit 1928 naar plan om de kerk van de O.L. Vrouwe van Lour- plannen van J. & D. Eilman en de hervormde des te Scheveningen in een ‘zichtbare kap van

115 14,50

0 1 5m

Afb. 151 gewapend beton’ uit te voeren, bestaande uit zijn met stalen strips en bouten (kardoezen Tekening van de door- een rij ‘doorloopende monierspanten van ± 28 genoemd) (afb. 153).18 snede van de Cenakelkerk M. draagwijdte, een grote spitsboogvorm aan Tot dan toe werden voor kerken slechts van de Heilig Land de binnenzijde vertoonende’. Ook de gordin- specifieke onderdelen in gewapend beton uit- Stichting met de hout- gen zouden in beton uitgevoerd worden en de gevoerd zoals de koepel van de Cenakelkerk constructie waarvan onderste delen van de spanten bekleed met van de Heilig Land Stichting uit 1915 naar ont- de onderrand de dunne geglazuurde tegels.17 Met de financiering van werp van J. Stuyt.19 De uitvoering daarvan lag gewapend betonnen het een en ander wou het echter vooralsnog in handen van de Industriële Maatschappij F.J. schaal tegen ‘uitbuiling’ niet vlotten. Toen er uiteindelijk in 1927 vol- Stulemeijer & Co. uit Breda,20 waar in 1912 de behoedt, op basis van doende geld beschikbaar kwam, werd de kerk civiel-ingenieur Jan Gerko Wiebenga in dienst een tekening van TAK voltooid onder leiding van C.M. van Moor- kwam die de betonberekening voor zijn reke- Architecten 2012. sel. Hij bestelde daartoe in Remagen (D) tien ning nam.21 De koepel met een diameter van prefab betonnen spantbenen voor in totaal 14,5 meter en een hoogte van 5 meter werd Afb. 152 vijf driescharnierspanten. Opvallend is dat de uiteindelijk slechts 10 centimeter dik.22 Om De beschilderde koepel randen van de betimmerde spanten afgezet deze fragiele constructie te behoeden tegen van de Cenakelkerk van de Heilig Land Stichting gezien naar boven.

Afb. 153 Interieur van de O.L. Vrouwe van Lourdes te Scheveningen uit 1927 naar ontwerp van C.M. van Moorsel met betimmerde betonnen driescharnierspanten afgezet met stalen strips.

116 ‘uitbuiling’ (een vorm van knik in het bollend vlak), werd boven de koepel een houten kap- constructie aangebracht, die contact maakt met de betonnen koepel (afb. 151) (afb. 152).23 Als inmiddels zelfstandig constructeur leverde Wiebenga de berekening voor de eveneens door Stuyt ontworpen St.-Catharinakerk in Den Bosch uit 1916-1917 met een betonnen koepel van 22 meter. Boven deze koepel werd een hogere kegelvormige houten kapcon- structie aangebracht, waarschijnlijk om zowel de viering meer aanzien te geven als de kap beter toegankelijk te maken voor reparaties.24 Pas na de Eerste Wereldoorlog verrees er een aantal in gewapend beton uitgevoerde kerken. rijen werd in beton vergemakkelijkt. Het ma- Afb. 154 Opmerkelijk zijn de beide door aannemer H. teriaal werd mede daarom toegepast bij de Deel van de stalen Diepenbroek in 1921 gebouwde gereformeerde genoemde Amsterdamse synagoge van H. Elte kapconstructie op een kerken in het Friese Heerenveen en Tijnje.25 Op in 1928 en de hervormde Jeruzalemkerk in Am- gewapend betonnen de gevelstenen staat te lezen over ‘de eerste be- sterdam in 1929 naar ontwerp van F.B. Jantzen. vloer op de zolder van tonstorting’, maar het betonwerk beperkte zich Over de laatstgenoemde kerk schreef men: het Atlantichuis te tot de gevels. Voor de ziende kap (minus een ‘deze inwendige vormgeving is alleen met Rotterdam gebouwd in plat bovenstukje) werden houten spanten en toepassing van moderne bouwconstructies op 1928 naar plannen van een horizontaal dakbeschot toegepast. ongekunstelde wijze te verwezenlijken’.30 P.G. Buskens. In zijn boek over constructies uit 1931 pu- Hoewel ook in andere kerken uit het inter- bliceerde Wattjes een tekening van een G‘ ew. bellum gewapend beton werd toegepast, nam beton vakwerkspant van een kerkgebouw’ het gebruik uiteindelijk toch geen overwel- die helaas niet nader wordt aangeduid.26 Ook digende vlucht. De bewerkelijkheid van het publiceerde hij een tekening van het ‘elip- maken van de bekistingen op grotere hoogte tisch boogspant zonder scharnieren’ van de in combinatie met het later in de jaren twintig St.-Johannes de Doperkerk te Eygelshoven bij duurder worden van arbeidsloon lag hier aan Kerkrade gebouwd in 1921-1922 naar plannen ten grondslag. Prefab-systemen zoals in Reims van A.J.N. Boosten en J. Ritzen met een over- vonden in Nederland geen ingang, wel andere spanning van 18 meter.27 Tussen de spanten goedkopere constructieoplossingen. van gewapend beton zijn betonnen gordingen geplaatst waarop een houten beschot is aan- Kappen met staal en steengaas gebracht.28 De hervormde Bethlehemkerk aan het Zwanenplein te Amsterdam werd op een Staalconstructies werden bij kerken spaar- vergelijkbare wijze in 1923-1924 geconstrueerd zaam toegepast en dan met name voor bijzon- naar ontwerp van A. Moen in de vorm van een dere doeleinden. Zoals vermeld, lag het zwaar- zaalkerk van 12 x 19 meter met twee beton- tepunt van de constructieve ontwikkeling van nen boogspanten.29 Ook H.P. Berlage maakte overkappingen niet bij kerken, maar bij an- in 1925-1926 voor de bouw van de Christian dere gebouwen met grotere overspanningen Science Kerk in Den Haag met zijn grote waai- zoals de perronkap van het Centraal Station ervormige zaal voor 700 zitplaatsen gebruik in Amsterdam uit 1889 met een overspanning van een constructie van gewapend beton. van 45 meter of de Beurs van Berlage uit 1898- Door de betonconstructie werden platte da- 1903 met een kleinere overspanning van ruim ken mogelijk die een afzonderlijke kapruimte 21 meter, beide ruim breder dan een doorsnee overbodig maakten. Ook de bouw van gale- interbellumkerk.31

117 Afb. 155 Staal werd in de jaren dertig van de twin- Detail van een stalen tigste eeuw goedkoper en kwam daardoor rui- kapspant in de kap van mer beschikbaar. Op enkele plaatsen nam het de St.-Petrus’ Stoel in kapconstructies de rol van houten spanten van Antiochië-kerk over. De overwegend van rooms-katholieke te Berlicum met een kerken bekende architect P.G. Buskens paste stalen framewerk met in zijn kerken dan wel geen stalen spanten toe, structie toe bij zijn ontwerp van de Allerhei- daarop steengaas voor maar wel in zijn Atlantichuis aan het West- ligst Sacramentkerk aan het Poortlandplein in het aanbrengen van de plein in Rotterdam uit 1928 (afb. 154). Wattjes Delft in 1938-1940. Het gaat hierbij om geklon- stuclaag. publiceerde de in staal uitgevoerde vieringkap ken stalen vollewandspanten met aanlangers van de St.-Antonius Abtkerk aan de Jan Kruijff- voor de (kortere) zijbeuken.34 Afb. 156 straat in Rotterdam-Delfshaven. Bij het ont- Vanaf 1920 werd in Nederland steengaas Deel van de stalen werp voor deze kerk van 1300 zitplaatsen paste geproduceerd.35 Op de kruispunten van een kapconstructie van de architect A.J. Kropholler in 1929-1930 voor het netwerk van staalgaas bevinden zich geperste St.-Petrus’ Stoel van schip een houtconstructie toe en voor de vie- en gebakken terracotta kruisjes. Dit buigzame Antiochië-kerk te Berli- ringstoren een staalconstructie. De vieringsto- materiaal bleek onder meer goed geschikt voor cum uit 1932-1934 naar ren van deze, inmiddels gesloopte, kerk werd het maken van gewelven die vervolgens afge- ontwerp van H.C. van de gebouwd door de Gebr. Vincent, een fabriek stuct werden.36 Voor de flauwe gewelven van Leur, ter plaatse van de voor constructiewerk en kunstsmeedwerken de St.-Hubertuskerk in het Limburgse Genhout kruising. uit Schiedam.32 uit 1937-1938 paste architect A.J.N. Boosten De architect K.P. Tholens paste bij en- dit materiaal toe. Tot de mooiste voorbeelden kele van zijn kerken ‘holle ijzeren spanten’ behoren echter de door H.C. van de Leur in de toe. Voor de St.-Stephanuskerk in Amster- trant van Dom Bellot gebouwde Christocentri- dam-Noord (1932-1933) met 22 meter over- sche kerken, zoals de St.-Gerardus Majellakerk spanning en 700 zitplaatsen benutte hij der- in Utrecht uit 1934, maar zeker ook de St.- gelijke stalen spanten. Toen een jaar eerder bij Petrus’ Stoel van Antiochië-kerk te Berlicum zijn eerste ontwerp van de St.-Augustinuskerk uit 1932-1934. Voor de brede overspanning met in Amsterdam met een breedte van 30 meter kruisgewelven van laatstgenoemde kerk werd de bouw van gewelven te duur bleek te zijn, een staalconstructie gebruikt met daartus- paste hij daar voor het eerst dergelijke stalen sen gewelven van gestuct steengaas (afb. 155) kniespanten toe. Deze rustten op consoles (afb. 156).37 Het is vooralsnog nog onbekend boven de bogenrijen van de zijwanden.33 Ook hoe wijd verbreid het gebruik van steengaas architect H. Thunissen paste een staalcon- voor gewelven in kerken is geweest.

118 Houten vakwerkconstructies de grote druk op de relatieve kleine doorsne- Afb. 157 de voor een aanzienlijke vervorming van de Tekening van een Hout bleef het meest gebruikte materiaal voor stalen bout zorgen. Ter voorkoming daarvan half kapspant van de kapconstructies die steeds vaker in het zicht gebruikte Oscar Leeuw voor de houten vak- hervormde Juliana- kwamen. Bij de O.L. Vrouwe Hemelvaartkerk werkkap boven de grote zaal van het Concert- kerk te Apeldoorn uit te Voorburg uit 1925 paste P.G. Buskens een gebouw De Vereeniging te Nijmegen in 1914- 1927-1928 volgens het ziende kapconstructie toe met de houten 1915 stalen knoopplaten die de bouten tegen systeem Dehall met een spanten tussen de steekkappen uitgevoerd als afschuiving beschermden.41 Kort daarna, in combinatie van gebogen enkele parallelle kreupele stijlen, waardoor de 1919, kwamen de zogeheten Kübler-deuvels binnenrand en rechte houtconstructie sterk benadrukt werd.38 Ook op de markt, bedacht door A. Jackson van de buitenrand, zoals afge- de hervormde kerk te Kinderdijk van Jan Wils firma Karl Kübler uit Stuttgart-Göppingen. beeld in Wattjes 1931 uit 1924 heeft inwendig een dominante hou- Het ging om eikenhouten schijven van ruim 6 dl. 10 p. 39. ten spantconstructie.39 Zijn collega Wiebenga cm. diameter met een ijzeren ring aan de bui- hield zich rond die tijd ook met hedendaagse tenzijde en een gat voor de bout in het mid- Afb. 158 kapconstructies bezig, zoals blijkt uit zijn arti- den. Door dit grotere oppervlak van de deuvel Een Bulldog-kramplaat kel uit 1926 waarin hij een lans brak voor mo- konden de schuifkrachten beter opgenomen in zijn huidige uitvoe- derne Polonceau-achtige houtconstructies.40 worden. Kort daarop verschenen er ook an- ring met een doorsnede Bij de nieuwe houten constructies maak- dere vormen van deuvels op de markt. Deze van 7,5 cm. en naar ten de traditionele pen- en gatconstructies zogeheten ringdeuvels, al dan niet uitgevoerd beide kanten omgebo- meer en meer plaats voor eenvoudiger en als gietijzeren of hardstalen ringen, hebben gen punten. goedkopere stalen bout- en stripverbindin- een maat van 8-10 cm. gen tussen de balken. De schuifkrachten die Wattjes toonde in zijn boek de hervormde bij de houten balken optraden, konden door Julianakerk aan de Deventerweg in Apeldoorn naar plannen van J.G. en P.K. Mensink uit 1927- 1928 met afgetimmerde spanten. De vijf paar spanten voor deze kerk werden uitgevoerd vol- gens het systeem Dehall van de Deutsche Hal- lenbau Aktiengesellschaft in Hösel (Ratingen) in een combinatie van een soort Emyspant voor de boogvorm aan de binnenzijde en rech- te dakspruiten aan de buitenkant. Beide delen werden onderling verbonden door een vak-

119 Afb. 159 voorbeelden van bekend. Naast ringdeuvels Interieur van de her- kwamen ook stalen schijven met omgebogen vormde kerk aan de Ka- punten op de markt, zoals de tandschijfdeu- pelstraat in Emmen uit vels van de firma Metzke & Greim. 1923 naar ontwerp van Hieruit ontwikkelde zich de kramplaat. J. en Th. Stuivinga met Deze rechthoekige en later ronde platen van een ziende kapconstruc- Siemens-Martens staal met alternerend naar tie waarin gelamineerde beide kanten omgebogen punten werden in gebogen spanten. 1923 op de markt gebracht door de Noorse ingenieur O. Theodorsen. Vanwege hun vast- Afb. 160 houdende grip werden ze Bulldog-kramplaten Tekening van een genoemd (afb. 158).43 Ze waren onder meer doorsnede van diverse bedoeld ter vervanging van halfhoutse lipver- soorten gelamineerde bindingen.44 Ze zijn onder meer verwerkt in de spanten met rechts- kapspanten voor de groenteveiling te Aalsmeer boven een ‘spitsboog uit 1929 naar ontwerp van J.F. Berghoef.45 De kerkspant met opbouw’ belangrijkste in een boek daarover afgebeel- in de brochure Nemaho werkconstructie met gebruikmaking van ring- de kerkconstructie met Bulldog-kramplaten Doetinchem 1953. deuvels (afb. 157).42 Ook de bekende Duitse was de in 2003 afgebrande gereformeerde kerk houtbouwfirma Christoph & Unmack uit Nies- aan de Kloppersingel te Haarlem uit 1926 naar ky benutte een eigen systeem met deuvels, ontwerp van B.T. Boeyinga.46 In de voorberei- maar daar zijn in Nederland vooralsnog geen ding op de bouw van deze kerk bleek dat een constructie in hout uiteindelijk goedkoper was dan in staal mogelijk zou zijn. Boeyinga ge- bruikte een vergelijkbare constructie in de ge- reformeerde kerk te Bergen op Zoom uit 1927- 1928. Ook de gereformeerde Westerkerk te Kampen naar plannen van B.W. Plooy uit 1929- 1930 werd op een dergelijke wijze gereconstru- eerd,47 evenals een kleine kerk in het Limburg- se Lauradorp (Landgraaf ).48 Al snel kregen de kramplaten een geduchte concurrent.

Gelamineerde spanten

Meestertimmerman K.F.O. Hetzer uit Weimar bezon zich eind negentiende eeuw op nieuwe constructiemogelijkheden van hout. Het be- vredigde hem niet dat bij een op buiging be- laste balk de versere en jongere buitenste hout- vezels hogere spanningen te verwerken kregen dan de taaiere binnenste vezels. Zijn oplossing was om de balk in het hart door te zagen en de delen vervolgens omgekeerd aan elkaar te lij- men. Hij gebruikte daar caseïnelijm voor die verwant was aan de natuurlijke kleefstoffen in het hout. Uiteindelijk bleek het efficiënter om een aantal smallere planken op elkaar te lij-

120 men op een manier die vergelijkbaar is met de Emyspanten waar de planken nog door ijzeren bouten en banden bij elkaar werden gehou- den. Materiaalbesparing werd verkregen door, net als bij staalconstructies, naast een volwan- dige uitvoering het lijf smaller te maken en de flenzen dikker. Het idee van deze I-vorm was afkomstig van zijn zoon O.A. Hetzer. De houten onderdelen werden onder druk gelijmd tot gebogen gelamineerde spanten. In 1906 kreeg Hetzer zijn patent en de eerste spanten kwamen in 1907 op de markt. Vader en zoon Hetzer traden evenwel in 1910 uit de firma Otto Hetzer AG. Eén van de eerste con- structies met Hetzerspanten was de in 1911 uitgevoerde koepel van de universiteit van Zürich. Het jaar daarop werd het patent als li- centie aan andere firma’s uitgegeven. Toen de Hengelose ingenieur R.W.H. Hof- de top een haanhout met makelaar is aange- Afb. 161 stede Crull in 1920 te Doetinchem een fabriek bracht (afb. 159) (afb. 160).51 Wattjes toont de Foto van de bouw van de voor elektrische draaistroommotoren sticht- ‘Hetzer-kap’ van de derde gereformeerde kerk synagoge te Enschede in te, betrok hij daarbij ingenieurs van de firma aan de Tidemanstraat in Rotterdam-Delfsha- 1927-1928, waarbij ge- Hetzer uit Weimar. De plaatselijke houthandel ven naar ontwerp van J. de Jonge uit 1924 (ge- bruik werd gemaakt van G.J. Horsting zag wel iets in een samenwer- sloopt 1975).52 Ook toonde hij de volwandige gelamineerde houten king, met als gevolg de gezamenlijke oprich- Hetzerspanten die waren toegepast voor de spanten, zoals afgebeeld ting van de ‘NV Houthandel voorheen G.J. koepel met een spanwijdte van 18 meter van in Wattjes 1931 dl. 10 Horsting, Eerste Nederlandsche Maatschappij de nog wel bestaande synagoge te Enschede, p. 249. voor Houtconstructies’, later afgekort tot Ne- gebouwd in 1927-1928 (afb. 161).53 Uit een arti- maho te Doetinchem. De Duitse ingenieur kel over de nieuwe gereformeerde kerk te Vel- Hugo Storck werd technisch directeur. Mede sen-Noord naar plannen van H. van Emmerik vanwege de crisis in Duitsland maakten met uit 1924 bleek dat deze T-vormige kerk ook hem een aantal andere ingenieurs van Hetzer met Hetzerspanten was uitgevoerd: ‘Het dak- de overstap naar Doetinchem. De eerste toe- beschot is met de gordingen in het gezicht ge- passing construeerde men nog met in Weimar laten. Het interieur is als het ware geheel en geproduceerde spanten. Op deze wijze verrees al door dit kapconstructie-systeem beheerscht in 1922 de eerste grote Nederlandse construc- en toont de groote architectonische waarde tie, de tentoonstellingshal voor de RAI in der Hetzer-spantconstructie’.54 Andere kerken Amsterdam.49 Daarna ging de Nemaho zelf de met gelamineerde spanten zijn onder meer spanten produceren, onder meer in 1930 voor de oud-katholieke kerk te Amersfoort (1927; de Brabanthal in Den Bosch. W. van Gent), de St.-Laurentiuskerk te Hoog- De eerste opdracht voor de Nemaho was karspel (1929-1930; K.P. Tholens) en de ge- evenwel de kerk voor de Hersteld Apostoli- reformeerde kerk te Wezep (1939; M. van der sche Gemeente te Enschede uit 1922.50 Ook de Veen). Vanaf 1922 leverde de Nemaho gelami- door J. & Th. Stuivinga ontworpen hervormde neerde spanten voor ongeveer één kerk per kerk aan de Kapelstraat in Emmen uit 1923 is jaar. Na de Tweede Wereldoorlog werden dat voorzien van dergelijke vroege gelamineerde er meer, maar toen verschenen er ook concur- spanten waarbij de gebogen delen met an- renten op de markt.55 kers aan de kapspruiten zijn verbonden en in

121

9 Sober en ­flauwhellend

In de Tweede Wereldoorlog gingen honder- En hoe het Nederlandsche Christendom? Zal Afb. 162 den kerken door bombardementen of andere het ook herrijzen? Of zal het kalm zijn preekje Interieur van de in oorlogshandelingen verloren. De wederop- voortzetten, waar de Duitschers het hebben 1951 gereedgekomen bouwperiode voorzag in een inhaalvraag aan afgebroken? En hoe zal de verhouding zijn hervormde Kruiskerk te kerken die naadloos doorliep in een ware tusschen Nederlanderschap en Christendom? Amstelveen uitgevoerd hausse in de kerkenbouw. Stijgende loonkos- Op deze vragen zoeken wij een antwoord’.1 met stalen portaalspan- ten beperkten de financiering van de kerken Dat schreef de Groninger hoogleraar gods- ten die de dakconstruc- steeds sterker, met soberder gebouwen tot ge- dienstwetenschappen G. van der Leeuw in tie dragen. volg waarvan de kapconstructies meer en meer 1944. Hij brak een lans voor erkenning van de uitwisselbaar werden met die van gebouwen wederzijdse beïnvloeding van beide grootste voor sport, handel en industrie. Bouwkosten kerkelijke stromingen: ‘Onze volksgemeen- en ontkerkelijking zorgden na 1970 voor uitval schap werd door de gereformeerde belijde- van de vraag naar kerkgebouwen (en kapcon- nis gevormd uit de catholieke Nederlanden. structies) (afb. 162). Daarmede is gezegd, dat ons volksbestaan tweeërlei wortel heeft, een catholieken en een Wederopbouw gereformeerden’.2 Na de oorlog kreeg Van der Leeuw als minister van Onderwijs, Kunsten en Al tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er na- Wetenschappen de kans het oude verzuilde gedacht over de periode daarna. Geloof was in politieke bestel te ‘doorbreken’. De verkiezin- de oorlog een belangrijke bron van kracht en gen in 1946 toonden echter de nog onvermin- troost geweest, maar had in 1944 ook geleid derde kracht van de verzuiling. tot een afsplitsing onder de streng gerefor- Rond de 200 kerken waren in de oorlog ge- meerden (vrijgemaakt gereformeerd). Door heel vernield en vele honderden beschadigd, velen werd gedacht over de tijd na de oorlog: waarvan 600 zwaar en 400 licht gehavend.3 ‘Hoe zal het herrezen Nederland eruit zien? Al gedurende de oorlog waren enkele van de

123 Naoorlogse kerken 140 132 121 120

104 99 100 95 92 94 87 85 84 86 86 83 80 80 76 78 76 68 60

44 40 37 36

20 19 17 16 6 6 2 3 3 0 1941 1942 1945 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971

Afb. 163 in 1940 vernielde kerken herbouwd. Nadat Grafiek van het aantal in 1945 het meest dringende eerste herstel kerken gebouwd per was gepleegd, begon een gestage stroom aan jaar in de periode 1941- nieuwe kerkgebouwen op gang te komen. De 1971 op basis van Lijst overheid was doordrongen van de noodzaak van Nederlandse kerken daarvan en maakte de herbouw financieel 1963 en Uit en in de mogelijk ondanks de moeilijke economische steigers 1967. tijden: ‘Daarbij gaat zij ervan uit, dat gebou- de presentatie van in totaal veertien ontwer- wen moeten worden gesticht, die de waardig- pen voor rooms-katholieke, gereformeerde Afb. 164 heid, die de eredienst eigen moet zijn, zullen en hervormde kerken. Vele van de ontwerpen Voorpagina van het beantwoorden.’4 In 1949 trad de ‘Oorlogsscha- zouden pas jaren later gerealiseerd worden, boek van H.G. van deregeling kerkelijke gebouwen’ in werking, maar de tentoonstelling kan desondanks ge- Beusekom Heeft de waarbij de overheid 75% van de herbouw- en zien worden als representatief voor de periode nieuwe stadswijk een herstelkosten van kerken en kapellen voor zijn van 1945 tot 1955 waarbij de wederopbouw en hart? uit 1953 met daar- rekening nam.5 inhaalvraag aan kerken voorop stond. op afgebeeld een teke- Zowel bij de katholieken als bij de protes- In 1954 werd op initiatief van de Oecume- ning van de hervormde tanten bleek een streven naar vernieuwing nische Raad van Kerken de ‘prof. dr. G. van der kerk van Emmeloord. van de architectuur. Om dit te tonen, kwam Leeuwstichting’ opgericht als ‘ontmoetings- er een tentoonstelling met medewerking van centrum van kerk en kunst’. De stichting zou de ministers van Wederopbouw en Volks- nog een belangrijke rol spelen in het denken huisvesting, Johan Ringers, en van Onder- over moderne kerkbouw. In 1957 maakte ze wijs, Kunsten en Wetenschappen, G. van der een tentoonstelling in het Amsterdams Stede- Leeuw. Architect G.H. Holt deed de vorm- lijk Museum onder de titel ‘Ark: 10 jaar Kerk- geving. Begin 1948 werd de tentoonstelling bouw’.7 ‘Nederlands Nieuwe Kerken’ geopend.6 In Tijdens de gehele wederopbouwperiode de bijbehorende catalogus stonden algeme- tot 1965 werden ruim 1500 nieuwe kerken ge- ne inleidingen door M.J. Granpré Molière en bouwd. Na een aarzelende start in 1949 volgde G. van der Leeuw. Daarnaast was er aandacht een grote vlucht met 1953 als voorlopig hoog- voor liturgie en kerkgebouw door J.N. Bakhui- tepunt. Bestedingsbeperking ten gevolge van zen van den Brink, K.L. Symons en N. van der de Korea-crisis en opnieuw in 1957 zorgde Laan, ook werden de nieuwe stromingen in voor enige jaren stagnatie, waarna de kerken- de kerkbouw toegelicht door R. Miedema en bouw begin jaren zestig zijn absolute top be- H. Thunissen. Tenslotte werd overgegaan op reikte (Afb. 163).

124 Wijksgewijze groei soort stedelijke dorpen met daarin een ‘satel- lietkern’ met algemene voorzieningen, waar- In het decennium van 1955 tot 1965 werden onder winkels.10 In die nieuwe stadswijken de uitbreidingen van steden en dorpen bepa- zouden ook de nieuwe kerken hun plaats vin- lend en verschoof de nadruk van de inhaal- den. Dit in de vorm van wijkkerken, echter niet vraag naar de ‘uitbreidingsvraag’ aan kerken. meer zoals voorheen met ruim duizend, maar De meest schrale economische periode leek nog met maximaal 600 zitplaatsen. Essenties inmiddels voorbij. In 1952 werd een percen- van deze wijkkerken waren; ‘de kerkzaal, de tageregeling voor overheidsgebouwen inge- ruimten voor catechisatie, jeugdwerk en wijk- steld van maximaal 1,5% van de bouwsom aan verzorging alsmede een pastorie en een con- kunsttoepassingen. In de katholieke kerk wa- ciërgewoning.11 Omdat Van Beusekom, auteur ren kunstuitingen altijd al sterk met de kerk- van het boek Heeft de nieuwe stadswijk een hart?, bouw verweven, maar ook de Generale Synode zelf de kerk van Emmeloord op de voorpagina der Hervormde kerk wees in het rapport Begin- selen van Kerkbouw uit 1954 op de didactische waarde van de monumentale kunst.8 Tot één Afb. 165 van de spraakmakende werken behoort de Voorgevel van de her­- gereformeerde Pinksterkerk te Heemstede uit vormde kerk ‘De Hoek- 1956 van J.H.C. Spruit en Chr. Nielsen met zijn steen’ te Emmeloord enorme schokbeton glas-in-betonwand naar uit 1951-1952 naar ontwerp van Berend Hendriks.9 ontwerp van S. van Een essentie van het tweede decennium Ravesteyn. van de wederopbouw was de wijkgedachte. Deze gedachte was in essentie afgeleid van Afb. 166 de tuinstadgedachte met als centrale idee om Voorpagina van de door uitbreidingen van steden te groeperen als een de prof. dr. G. van der Leeuwstichting in 1963 gepubliceerde Lijst van Nederlandse kerken.

125 in aanbouw zijnde Thomaskerk in Amsterdam van K.L. Symons (afb. 167).15 Samen geven bei- de boekwerken, met daarin vermelding van in totaal rond de 1750 kerken, een onovertroffen overzicht van kerkbouwactiviteit tijdens de wederopbouw. Een stimulans in deze latere periode was de Wet premie kerkenbouw die tussen 1962 en 1971 subsidie verstrekte voor de bouw van kerken. Toenemende welvaart en krapte aan arbeids- krachten leidden in 1963 tot een loonexplosie met meer consumptie tot gevolg en navenant duurdere kerkgebouwen. In de inmiddels ge- reedgekomen Thomaskerk vond daarom in 1967 een studiedag plaats over ‘De kosten van de kerkbouw’ waar onder meer de stijgende Afb. 167 afbeeldde (afb. 164), lijkt het geoorloofd om de bouwkosten versus de levensduur van de kerk Voorpagina van de meest sprekende voorbeelden van de wijkge- aan de orde kwamen.16 door de prof. dr. G. van dachte in de nieuwe dorpen van de Noordoost- der Leeuwstichting in polder te zoeken. Daar werden – net als eerder Herbouw en vernieuwing 1967 gepubliceerde in de Wieringermeerpolder – per dorp drie ker- aanvulling op de lijst ken gebouwd; een rooms-katholieke, een her- Bij het Duitse bombardement van Coventry van Nederlandse kerken vormde en een gereformeerde. In de grotere op 14 november 1940 werd de kathedraal ver- onder de titel Uit en in dorpen, zoals Marknesse, werd dit aangevuld woest. Herbouw volgde in moderne vormen de steigers. met een tweede gereformeerde kerk, terwijl in 1956-1962 naar plannen van Basil Spence in de hoofdplaats Emmeloord een bredere Afb. 168 waaier aan denominaties te vinden was (afb. Voorpagina van een 165).12 brochure in de toenter- Het hoogtepunt van de bouwhausse aan tijd bekende AO-serie kerken lag rond 1962. In de zomer van 1963 uit december 1954 over verscheen het opmerkelijke boekje Lijst van de Moderne Kerkbouw. Nederlandse kerken 1945-1963, samengesteld in opdracht van de prof. dr. G. van der Leeuw- stichting, met daarin vermelding van ruim 1400 kerken ‘onverschillig van welk kerkge- nootschap’ (afb. 166).13 In de inleiding schreef men: ‘Na de oorlog is zoveel ter discussie ge- komen wat voordien vaststaand leek. En de kerkbouw is niet buiten deze stroomversnel- ling gebleven. In allerlei richting is gezocht, waarbij wegen zijn ontdekt, die vroeger on- zichtbaar waren. Er waren ook doodlopen- de wegen bij. Maar nieuwe vergezichten zijn verschenen. Men heeft de indruk dat voor het ogenblik alle registers geopend zijn’.14 In de jaren daarop verrezen nog zoveel kerken dat er al in 1967 een aanvulling verscheen onder de titel: Uit en in de steigers met op de omslag de

126 van een nieuw schip met slanke betonnen zui- len en ruitvormige ribben waartussen houten Afb. 169 gewelfvelden onder een vlak dak. Bij de op 23 Interieur van de kapel november 1943 door Engelsen gebombardeer- van de Notre-Dame de Kaiser Wilhem Gedächtniskirche in Berlijn du Haut te Ronchamp kwam eveneens naast de torenruïne in 1959- met aan de bovenzijde 1960 een interessante moderne kerk tot stand van de muur een dunne naar plannen van Egon Eiermann. De acht- lichtstreep waardoor het kantige kerk bestaat uit een staalskeletbouw dak lijkt te zweven. bekleed met betonelementen voorzien van glas-in-lood. Wellicht het meest invloedrijke Afb. 170 naoorlogse kerkgebouw is de Notre-Dame du Buitenzijde van de kapel Haut te Ronchamp, gebouwd in 1950-1954, Vergelijkbaar spectaculaire herbouw ken- van de Notre-Dame du naar ontwerp van Le Corbusier nadat ook hier de Nederland niet. De Laurenskerk in Rotter- Haut te Ronchamp uit de voorganger was verwoest. De fascinerende dam en de Eusebiuskerk in Arnhem werden 1950-1954 naar ont- betonnen structuur en zijn fraaie inwendige uiteindelijk in oude vormen herbouwd. Dat werp van Le Corbusier. lichtval inspireerden vele architecten (afb. 170). nam overigens niet weg dat lokaal zeer ver- Het dunne omgebogen betonnen dak, dat zo- dienstelijke ontwerpen tot stand kwamen ter wel dak als plafond in één is, rust op in de muur plaatse van verwoeste voorgangers,17 zoals de weggewerkte kolommen, waardoor het op een in 1959 gereedgekomen nieuwe Gedachtenis- kleine lichtrand lijkt te zweven (afb. 169). kerk te Rhenen naar ontwerp van J. Kirch in

127 aan andere kerken.21 Spraakmakende architec- ten zoals Holt, Duintjer en Symons bepaalden het debat. 22 Het interieur van de door Symons ontworpen Adventskerk te Aerdenhout met zijn betonconstructie en zijn gekleurde glazen glasvlakken vertoont mogelijk de meeste in- vloed van Notre-Dame du Haut in Nederland (afb. 171).23

Welgevormde liturgische gebruiksmachines24

De behoefte in de nieuwe wijken bestond uit wijkkerken die als satellieten van de hoofd- kerk konden dienen en tevens zelf een palet aan zielzorg leverden. Het grote aantal nieu- Afb. 171 een combinatie van een betonskelet en bak- we wijken en dus de even zovele benodigde Interieur van de her- stenen muren. wijkkerken legde een forse druk op de be- vormde Adventskerk In de literatuur over de kerkenbouw in de schikbare financiële middelen.V oor zover de te Aerdenhout uit 1958 naoorlogse periode springt overwegend een waardigheid van het gebouwtype dit toeliet, naar plannen van K.L. aantal grotere kerken in het oog uit de Rand- werd naar goedkopere oplossingen gestreefd. Symons met sterke in- stad dat telkens weer in de contemporaine li- De aankleding van de kerk werd daarbij niet vloed van Le Corbusier. teratuur opduikt. Over de grote meerderheid ontzien. Aan de andere kant stond de groeien- van de resterende wederopbouwkerken is niet de noodzaak om meer aandacht te besteden Afb. 172 of nauwelijks gepubliceerd,18 laat staan dat er aan de akoestiek en het binnenklimaat van de De hervormde Opstan- aandacht werd besteed aan de constructie dan dingskerk te Amster- wel de kapvorm van deze gebouwen (afb. 168). dam, ook Kolenkit Veelal figureren de St.-Jozefkerk (1950-1951; genoemd, uit 1956 G.H. Holt en K. Tholens), de St.-Catharinakerk naar plannen van M.F. (1955-1956; A. Evers en G.J.M. Sarlemijn), de Duintjer met boven de Opstandingskerk (Kolenkit) (1956; M.F. Duin- kerkzaal en beneden de tjer) en de Pniëlkerk (Het Theelichtje) (1953- zogeheten gemeente- 1954; B.T. Boeyinga), alle uit Amsterdam, de woning. H.H. Antonius en Lodewijk (1956-1957; W. Wouters)19 en Chr. Triomfatorkerk (1960-1962; G. Drexhage) beide uit Den Haag, de Kruis- kerk te Amstelveen (1951; M.F. Duintjer), de St.-Bavokerk te Rotterdam-Pendrecht (1958- 1960; H. Nefkens) en de Paaskerk te Zaandam en de Adventskerk te Aerdenhout, beide uit 1958 van K.L. Symons. Daarnaast kregen de buiten de Randstad gelegen O.L. Vrouwe van Altijddurende bijstand te Breda (1952; M.J. Granpré Molière), de St.-Annakerk te Heerlen (1953; F.P.J. Peutz) en de gereformeerde kerk te Nagele (1958-1960; Van den Broek & Bakema) de nodige aandacht.20 In het kielzog van deze voorbeelden werd beperkt aandacht besteed

128 nieuwbouw. Een onverwarmde kerk met een slecht verstaanbare dominee of pastoor werd niet meer acceptabel gevonden. Voor de kerk als geheel namen de faciliteiten een steeds be- langrijkere plaats in. Behalve voor de kerkzaal kwam er aandacht voor aanvullende ruimten zoals een wijkzaal, catechisatielokaal en sani- taire voorzieningen. Het resultaat was dat er Wouda bestaat uit een hoger doosvormig deel Afb. 173 per kerk minder geld beschikbaar was, maar met aan één zijde lagere blokvormige aanbou- Luchtfoto van de de bouwkosten sterk stegen en de functionele wen. Alleen de slanke betonnen torenvorm Marcuskerk te eisen tevens aanzienlijk hoger werden. onderscheidt de kerk nog van een willekeuri- Utrecht-Hoograven uit In 1959 verscheen er een boekje enkel ge- ge sporthal. 1958 met de tegen de wijd aan de nevenruimten waarvoor als geheel Zowel bij de stapeling van de functies als kerkzaal aangebouwde ook wel de naam ‘gemeentewoning’ in zwang bij de spreiding is de aandacht voor de kap- zogeheten gemeente- kwam.25 Een belangrijk thema was daarbij of constructie gering. Dat was onder meer een woning met vergader- de nieuwe kerk uitgevoerd zou moeten wor- gevolg van de toegenomen mogelijkheden en andere ruimten, zoals den als een verdiepingskerk met boven de om goedkoop grotere overspanningen te kun- afgebeeld in Blanken- kerkzaal en beneden de gemeentewoning of nen realiseren, hetgeen de flexibiliteit van de steijn & Overbosch 1959 dat de kerkzaal los daarvan moest staan met liturgische opstelling in de kerkzaal zelf ten p.10. de gemeentewoning als een ‘staart’ in de aan- goede kwam. Zo had de St.-Maria Königin te grenzende laagbouw. Hoewel de auteurs on- Keulen (1954; Dominikus Böhm) één grote Afb. 174 der meer de Pinksterkerk te Heemstede en de kerkzaal met het altaar aan één van de lange Aanzicht van de Kolenkit te Amsterdam als verdiepingskerken zijden.26 Deze vernieuwende wijze van opstel- Marcuskerk te Utrecht afbeeldden (afb. 172), neigden ze zelf naar een ling die preludeerde op de inzichten van het uit 1958 naar ontwerp voorkeur voor een functioneel onderscheid Tweede Vaticaans Concilie werd overgenomen van J.B. baron van tussen kerkruimte en gemeentewoning die door G.J. van der Grinten in de St.-Nicolaas- Asbeck met rechts de architectonisch geheel verschillend behan- kerk te Venlo uit 1961.27 kerkzaal en links de deld werden. Zo werden de in de Utrechtse In al deze wederopbouwkerken lijkt de gemeentewoning. wijk Hoograven tot stand gekomen hervorm- kapruimte iets uit een ver verleden. Van die de Marcuskerk (1958) en de gereformeerde ruimte tussen gewelf en dakbeschot was wei- Immanuelkerk (1959) afgebeeld. Bij de eerst- nig meer overgebleven. De trend van de inter- genoemde, naar ontwerp van J.B. baron van bellumkerken had zich voortgezet waarbij de Asbeck, is de gemeentewoning vormgegeven kapruimte sterk was gereduceerd en de con- als een op een school lijkende laagbouw met structie in de kerkzaal zichtbaar werd. In het platte daken en kreeg de hogere kerkzaal een rapport Beginselen van Kerkbouw uit 1954 werd er flauwhellend dak (afb. 173) (afb. 174). De nabij- nadrukkelijk op gewezen om overtollige ruim- gelegen Immanuelkerk naar ontwerp van Sj. te zoveel mogelijk te voorkomen.28

129 Wederopbouwkappen gedekt door een samengesteld balkenplafond met moer- en kinderbinten en een korbeelstel Voorafgaand aan het verdwijnen van de aan de kant van de apsis. Boven het plafond be- kapruimte raakten al in de loop van het in- vindt zich een lage kapruimte met een eenvou- terbellum gewelven in onbruik als te duur en dig steekspant (afb. 175).30 In de gelijksoortige te bewerkelijk. In de meer tradionele krin- H. Sacramentskerk in Amsterdam-Noord naar gen, doorgaans katholieke, werd dat gezien ontwerp van A. Evers en G.J.M. Sarlemijn uit als een gemis. Intrigerend zijn in dit verband 1951-1952 is het plafond geheel weggelaten en is twee kerken van J. van Dongen. In 1939 ont- de kap zichtbaar, met daarin eenvoudige hou- wierp hij de St.-Theresiakerk te Apeldoorn, ten hangspanten voorzien van drie hangers.31 waarin dan wel geen gewelven meer werden Ook de iets grotere O.L. Vrouwe van Altijddu- toegepast, maar men wel per travee massieve rende Bijstand te Breda uit 1951-1953 heeft een bakstenen bogen sloeg waartussen gordingen vergelijkbare zichtkap met hangspanten.32 Afb. 175 kwamen te liggen die het dak dragen.29 Het Tussen de hangspanten liggen gordingen met Principetekening geheel gaf een ‘zwaarte’ vergelijkbaar met de daarop sporen. Het laat zich aanzien dat op de van een eenvoudig kerken van Kropholler. Van Dongen herhaal- sporen een soort dakplaten liggen. Bij dit soort steekspant met een de deze constructie in 1941-1942 bij de bouw naoorlogse bouwplaten zou het kunnen gaan flauwe helling, getekend van de H.-Geestkapel te Assel (bij Kootwijk) om geperst suikerriet (Celotex) of gewoon riet op basis van Jellema, met eveneens ‘gemetselde spanten’ en houten (Oosterhoutse bouwplaat).33 Meischke & Muller gordingen, ditmaal voor wat betreft de bogen Bij de hervormde kerk in Almkerk gebruik- 1964 dl. 3 p. 163. onder het mom van houtgebrek. ten Chr. Nielsen en J.H.C. Spruit in 1950 voor Houtgebrek bestond zeer zeker geduren- de kap houten spanten met spruiten die door Afb. 176 de de Tweede Wereldoorlog en nog enkele ja- een houten Polonceauspant ondersteund wer- Tekening van een hou- ren daarna, waardoor er nijver gezocht werd den met een stalen trekstang als verbinding ten spant in de vorm van naar constructies die hout konden vervangen, (afb. 176). Een andere modernere variant van een soort Polonceau­ meestal in de vorm van gewapend beton. Dat een kerk met houten spanten is de hervorm- spant met houten liet onverlet dat in de meer traditionele krin- de kerk te Bant uit 1959 naar ontwerp van C. druk- en trekstaven in gen de houten kapconstructie gewaardeerd Wegener Sleeswijk & S.J.S. Wichers. Hier lopen de hervormde kerk te bleef. De St.-Dominicuskerk in de Utrechtse de beide kreupele stijlen vanaf de vloer naar de Almkerk uit 1950 naar wijk Oog-in-Al uit 1951 naar plannen van H. van nok, maar vormen tevens de standzoon voor Van Mourik & Steffen Putten is een driebeukige kerk met een neo- de grote dakkapel aan de beide zijden van de 1950 p. 16. romaanse uitstraling waarvan het schip wordt kerkzaal.34

130 Staalharde kappen driebeukige kerk waarbij het dak wordt ge- Afb. 177 vormd door stalen spanten. In de middenbeuk Aanzicht van de O.L. Net als in de vooroorlogse periode was een wordt die constructie aan het oog onttrokken Vrouwe ten Hemel­ kerk met een staalconstructie ook na de oor- door een cassetteplafond van redwoodhout opneming te Nijmegen log een uitzondering. In de H.H. Theobaldus en in de zijbeuken door graatgewelven van uit 1961-1962 naar en Antoniuskerk te Overloon van J. Strik uit steengaas, zoals Boosten dat ook al kort voor ontwerp van L.A.J. de 1956 wordt de dakconstructie gevormd door de oorlog deed.37 Bruijn. De staalcon- een voor het altaar geplaatst stalen portaal Bij de sloop in 2007 van de kerk te Ospel- structie van kerk en waarop de stalen liggers rusten die het eigen- dijk uit 1959 bleek dat Weegels daar gebruik klokkentoren lijken lijke dak dragen.35 Ook in de Onbevlekt Hart had gemaakt van in het muurwerk opgeno- aan een sportstadion te van Mariakerk te Weert uit 1955 naar plannen men stalen portaalspanten. Helaas eveneens refereren. van P.H. Weegels lopen vergelijkbare stalen gesloopt zijn de Maria Reginakerk te Boxtel balken die het dak dragen naar de gemetselde uit 1959 naar ontwerp van Strik met stalen Afb. 178 triomfboog. Tussen de balken zijn hier lang- portaalspanten aan de buitenzijde en de Deel van het muurwerk gerekte troggewelven van gestuct steengaas O.L. Vrouwe van Binderen te Helmond uit 1955 met schokbetonnen aangebracht.36 Interessant is ook de St.-Lam- van C. Roffelsen met sikkelvormige spanten vensters van de her- bertuskerk in Horst uit 1953-1954 naar ontwerp en daarin een soort ‘lichtstraten’. vormde Kruiskerk te van A.J.N. Boosten. Het is een fraai vormgege- Nog wel bestaand, en herbestemd, is de Amstelveen uit 1951. ven, maar constructief relatief eenvoudige, O.L. Vrouwe ten Hemelopneming te Nijme-

131 Afb. 179 gen, ook Daniëlskerk genoemd, naar ontwerp portalen aan de kapvoet van stalen trekstan- Doorsneden van de van L.A.J. de Bruijn uit 1961-1962 (afb. 177).H et gen voorzien werden. Tegen de onderzijde hervormde Kruiskerk dak van de waaiervormige zaal, de gebogen van het spant is een plafond van mahonie- te Amstelveen uit buitengevel en de ranke kerktoren zijn in staal hout aangebracht.39 In beide gevallen is de 1951 met daarin de opgetrokken. De kolommen van de construc- kapruimte tot nul gereduceerd en het dak met staalconstructie (en tie zijn in de kerkzaal zichtbaar, maar de stalen daarin de staalconstructie door aftimmering trekstang) zichtbaar zo- liggers met daarop de dakvloer zijn aan het zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken (afb. als afgebeeld in Mazure zicht onttrokken door een schrotenplafond.38 179). 1957-1960 dl. 2 p. 70. Spectaculair in meerdere opzichten is de De constructie van de gereformeerde in 1951 gereedgekomen hervormde Kruiskerk Christus Koningkerk te Amsterdam-Water- Afb. 180 te Amstelveen naar ontwerp van M.F. Duintjer. graafsmeer uit 1956 naar plannen van W. van Detailtekening van de Niet enkel de situering en silhouetwerking der Kuilen en C. Trappenburg wordt eveneens kapconstructie van de zijn indrukwekkend maar ook de detaillering gevormd door een zo verborgen mogelijk ge- St.-Jozefkerk te Amster- in baksteen met ontelbaar vele kleine schok- houden staalskelet met plat dak. De bekleding dam-Sloterdijk met de betonvensters die het interieur verlichten van beide langswanden bestaat uit platen van betonnen kinderbalken (afb. 178). De dragende buitenwanden staan glas-in-schokbeton naar ontwerp van Berend (donker) en daartussen geheel vrij van de stalen portaalspanten die de Hendriks.40 beneden bimsbeton stalen gordingen dragen waarop het dak rust. In de jaren zestig werd nog voor een aan- cassetteplaten en boven De bouwvoorschriften vereisten dat de stalen tal kerken een staalconstructie gebruikt zo- bimsbetonkanaalplaten, naar een tekening in Van der Schrier 1952 p. 337.

0 10 50cm

132 als in de door J. van Dongen ontworpen St.- Nicolaaskerk te Odijk uit 1963, een grote brede zaalkerk met een staalskelet en gelaste buis- vormige vakwerkspanten die het eigenlijke dak dragen.41

De kerk en de koude steen

Hoewel voor de oorlog beton als materiaal in principe als kerkonwaardig werd beschouwd, ging het in de loop van de wederopbouwperi- ode een steeds grotere rol spelen, niet meer in het verborgene, maar bewust op de voorgrond tredend als een uitdrukking van het moder- nisme. Dat vergde van alle partijen de nodige gewenning. Zo schreef Vriend in 1959: ‘Ker- ken van gewapend beton behoren nog steeds tot de architectonisch discutabele gevallen, vooral in Nederland, waar de baksteen op es- thetisch-wijsgerige gronden van hogerhand tot de oudste materialen gerekend behoort te worden. Alleen een architect met een grote overtuiging kan zulk een betonkerk beginnen en dóórzetten’.42 Het meest karakteristieke voorbeeld van een kerk met een geheel betonnen skelet is de St.-Jozefkerk te Amsterdam-Sloter- dijk uit 1951-1952 naar plannen van G.H.M. Holt en K.P. Tholens (afb. 121).43 Hier is het beton­skelet opgevuld met Kunradersteen en schokbetonplaten aan de buitenzijde en baksteen in de lichtbeuk aan de binnenzijde. Het platte dak werd voor de zijbeuken uitge- voerd in bimsbetoncassetteplaten. ‘Voor een betere isolatie is op de dakplaat nog een laag klinkerisolietbeton gestort, en daarop is een aan den Rijn die meer aan katholieke kerken Afb. 181 dakbedekking van 3 lagen bitumenvilt aange- leverde (afb. 183).45 De torenpartij van de in bracht’. 44 Boven het schip werden bimsbeton Ook de gereformeerde Pniëlkerk te Am- gewapend beton uitge- cassetteplaten toegepast die opgelegd wer- sterdam-Sloterdijk uit 1954 naar plannen van voerde St.-Jozefkerk te den in de kinderbalken tussen de gewapend B.T. Boeyinga heeft een in het werk gegoten Amsterdam-Sloterdijk betonnen raamspanten van de hoofdcon- betonskelet. De gevels zijn uitgevoerd in sier- uit 1951-1952 naar structie. Op deze kinderbalken, die aan de beton in een gesloten en een open variant. plannen van G.H.M. Holt bovenzijde wat doorsteken, werd een tweede De lichtuitstraling bij de open variant geeft en K.P. Tholens. dak aangebracht bestaande uit bimsbetonka- de kerk zijn bijnaam ‘het Theelichtje’ (afb. naalplaten (afb. 180) met daarop eenzelfde 182).46 De daken van de zijbeuken worden soort dakbedekking. De benodigde bims- gedragen door betonbalken, de hoofdruimte betonplaten werden hoogstwaarschijnlijk heeft stalen sikkelspanten met daarop bims- betrokken bij de firma Oosthoek uit Alphen betonplaten. Anders dan bij de St.-Jozefkerk

133 Afb. 182 De voormalige gere- formeerde Pniëlkerk te Amsterdam, ook het Theelichtje genoemd, uit 1953-1954 naar plan- nen van B.T. Boeyinga.

waar ze meeontworpen waren, werden hier de betonnen schaalconstructies, ingedeeld hoogstwaarschijnlijk cassetteplaten onder de naar schaaltype.49 Met de koepelschaal van de merknaam Arkeldak toegepast, afkomstig uit Cenakelkerk uit 1915 als opmaat presenteerde het overwegend gereformeerde gebied nabij Haas de koepelschalen van de H. Geestkerk te Gorinchem (afb. 184).47 Niet enkel de architec- Roermond (1957; F.P.J. Peutz) met 32 meter ten en aannemers behoorden tot dezelfde ge- diameter en de Pastoor van Arskerk te Delft loofsgemeenschap als de opdrachtgevers van (1959; J.H. Froger) met 28 meter diameter. de te bouwen, maar, daar waar na te gaan valt, Voor de laatstgenoemde kerk had Haas zelf de strekte dit zich uit tot de producenten van de constructieberekening gemaakt. bouwmaterialen. Bij de Adventkerk in Loosduinen uit 1955 Na de oorlog waren de mogelijkheden van naar ontwerp van K.L. Symons werd op de betonnen schaaldaken toegenomen. Hoewel centrale kerkruimte één grote tonschaal toe- vooral toegepast bij fabrieken bleek hun nut gepast met een lengte van 25 en een breedte ook voor kerken. Beide gebouwtypen hadden van 15 meter.50 Deze Zeiss-Dywidagschaal met gemeen dat grotere overspanningen werden een dikte van 8 cm. had in de lengterichting gevraagd en dat er niets boven op het dunne aan beide zijden rondgebogen zogeheten tra- gebogen dak gebouwd hoefde te worden. Na- jectorenwapening. Deze vijf wapeningstaven dat het octrooi voor het oorspronkelijk Duitse waren echter geen gewone wapeningstaven, systeem Zeiss-Dywidag in 1949 was verlopen, maar voorgespannen staalkabels. De door kon deze constructie algemeen gebruikt wor- aannemersbedrijf v/h Boele & Van Eesteren den. Het systeem bestaat uit dunne gebogen berekende en uitgevoerde constructie was op dakvlakken met daarin een netwapening, het moment van de bouw in 1954 ‘state-of-the- aangevuld met constructief noodzakelijke ge- art’.51 Met rubberoid dakleer aan de bovenzijde bogen trekstangen, trajectoren genoemd. 48 en een witte sauslaag aan de onderzijde had In een themanummer van Cement in 1961 gaf de betonschaal als dakconstructie verder niets A.M. Haas een overzicht van de verschillen- meer nodig (afb. 186).

134 Drie andere kerken werden gedekt door bogen schaaldak opgevangen door een be- elk zeven geschakelde schalen die gezamenlijk tonskelet. De toegepaste schaaldaken waren de kerkzaal overspanden. Bij de O.L. Vrouwe niet van het bovengenoemde systeem, maar Onbevlekt Ontvangen aan de Slinge in Rot- dikker.54 Helaas is deze opmerkelijke kerk in- terdam (1957-1958; H. Nefkens) waren de scha- middels gesloopt. De architectonisch minder len 4,8 meter breed. De inmiddels tot theater uitgesproken St.-Michaëlkerk van het Eikske omgebouwde St.-Annakerk te Helmond (1954; bij Landgraaf van J.J. Fanchamp uit 1954-1956 J.W.C.J. Bijnen) heeft een vergelijkbare opzet. met vergelijkbare halfronde schaaldaken be- Bij de St.-Gerardus Majellakerk te Gemert uit staat nog wel. 1959 zijn de schalen elk 34 meter lang en 7 me- Tevens werden betonnen vouwschalen ter breed, waarmee in totaal een imposante door Haas besproken, zoals op de St.-Petrus’ vrije overspanning van 34 bij 49 meter bereikt Bandenkerk te Son (1960: C.G. Geenen & L.R.T. werd. Volgens Haas waren dit ‘wellicht de Oskam). Het meest spectaculair zijn de hyp- ton-schalen met de tot nu toe grootste over- parschalen, of hyperbolische paraboloïden: spanning in Nederland’.52 Deze door J. de Jong in twee richtingen negatief gekromde vlak- ontworpen kerk geldt als één van de belang- ken. Volgens Haas werden de eerste Neder- rijkste kerken van de Bossche School.53 Daar- landse geprefabriceerde hypparschalen van aan kan worden toegevoegd dat dit één van de voorgespannen beton in 1961 toegepast bij belangrijkste naoorlogse kerkkappen dan wel de St.-Christoforuskerk te Maastricht-Caberg kerkdakconstructies is (afb. 185). van A.H.J. Swinkels en B.H.F.L. Salemans. Dit Ook de eerder genoemde Gedachteniskerk architectonisch vernieuwende dak bleek ech- te Rhenen uit 1959 past in het rijtje schaal- ter al vanaf het begin bouwkundig een zorgen- daken. Hier gaat het om een kruisgewelf van kind vanwege de vele lekkages. De kerk werd snijdende tonschalen. Ook de St.-Jozefkerk uiteindelijk in 1996 gesloopt.55 De mooiste te Vaals (1958, J.H.A. Huysmans) had een ge- hypparschaaldak heeft de Paaskerk te Amstel-

Afb. 183 Voorpagina van een brochure voor Bimsbe- tonplaten van de firma Oosthoek uit circa 1955.

Afb. 184 Pagina uit de brochure van de Betondak, fabriek van Bouwmaterialen Arkel uit circa 1950.

135 Afb. 185 Bij in 1959 gebouwde St.-Gerardus Majella- kerk te Gemert bereikte men met zeven gescha- kelde tonschalen een overspanning van 34 bij 49 meter: de grootste van zijn soort in Neder- land. Na gedeeltelijke herbestemming vormen nu de rechter drie scha- len het dak boven de gereduceerde kerkzaal.

veen uit 1962, maar dat is een houten dak- kerkelijke voorbeeld van deze opmerkelijke schaal. dakconstructie. Tegen het eind van de jaren vijftig werden Toenemende arbeidskosten maakten zowel de gebogen schaaldaken te duur in de uitvoe- schaalconstructies als betonskeletbouw uitein- ring, omdat ze geheel bekist moesten worden; delijk te duur. Aan het eind van de jaren vijftig een arbeidsintensieve en daarmee dure aan- werd voor de dakconstructie veelal overgestapt gelegenheid. Een opmerkelijke variant op de op gelamineerde houten spanten of stalen vak- gebogen schaaldaken, ook populair voor fa- werkspanten. Bij een enkele kerk koos men brieksdaken, was het fuséedak. Dat werd toe- voor geprefabriceerde betonnen portaalspan- gepast op de St.-Jozefkerk in Sittard-Stadbroek uit 1952-1954 naar ontwerp van J.H.A. Huys- mans.56 Voor de westpartij met parabolische vormen en voor het licht gebogen hoofddak Afb. 186 benutte men in het dak deze ‘fusées cerami- Interieur van de her- ques’. Dit zijn geribde holle kruikvormige ele- vormde Adventkerk te menten gebakken van Limburgse klei met een Loosduinen uit 1955 werkende lengte van 28 cm. en een diameter naar ontwerp van K.L. van 8 cm. die in elkaar passen.57 Ze werden op Symons met in het mid- een verrolbare bekisting in een specielaag ge- den één grote betonnen steld en ook met specie afgesmeerd. De aloude tonschaal van het sys- vinding werd in 1938 nieuw leven ingeblazen teem Zeiss-Dywidag. door de Franse architect J. Couëlle die speciaal naar de kerk in Stadbroek afgereisd kwam en opgetogen schijnt te zijn geweest over het re- sultaat. Toch bleek de kerk ernstige gebreken te vertonen. In 2001 werd hij uiteindelijk ge- sloopt. Daarmee verdween dit enige bekende

136 Afb. 187 De gereformeerde­ kerk van Nagele uit 1958- 1960 naar ontwerp van J.H. van den Broek & J.B. Bakema waarbij inwen- dig de geprefabriceerde voorgespannen liggers rusten op de betonstenen muren waaruit de gehele kerk is opgetrokken.

ten met voorgespannen liggers die in het werk sters. Binnen rusten gelamineerde spanten verbonden werden met de prefab kolommen. op consoles in deze steunberen. Trekankers Dit is het geval bij de St.-Isoduruskerk te Nagele verbonden de voeten van de spanten en de (1962-1963; Th.J. Taen & Th.C. Nix). 58 Bij de na- gordingen en de dakbeschieting waren, zo- bijgelegen gereformeerde kerk (1958-1960; J.H. als inmiddels gebruikelijk, vanuit de kerk- van den Broek & J.B. Bakema) rusten de gepre- zaal zichtbaar.59 De Nemaho te Doetinchem fabriceerde voorgespannen liggers op muurver- die deze gelamineerde spanten produceerde, dikkingen in de betonstenen muren (afb. 187). toonde in de productcatalogus uit circa 1953 Het is niet toevallig dat juist te Nagele, waar de een aantal kerken, waaronder één van een se- architectuur als geheel modernistisch van vorm rie van kerken die G.O. Vetter in 1950 voor Cu- is dan in de andere dorpen in de Noordoostpol- raçao ontwierp.60 Misschien het interessantste der, het moderne voorgespannen beton werd voorbeeld is de hervormde kerk te Emmeloord gebruikt. De firma Schokbeton speelde daar- uit 1950 naar ontwerp van S. van Ravesteyn bij een belangrijke rol. Zij leverden de beton­ met een overspanning van 12,5 meter (afb. elementen uit hun fabriek in het nabij gelegen 188) (afb. 189). Om esthetische redenen waren Kampen, waar ook de schokbetonelementen volwandige gebogen spanten aan de binnen- voor alle landbouwschuren in deze nieuwe pol- zijde met een betimmering van hout opgevuld der vandaan kwamen. tot een halve cirkelvorm. Op de spanten zelf liggen gordingen met daartussen een aftim- Variaties in houtconstructies mering in de vorm van bouwplaten en op de gordingen een beschot met dakpannen. Ook Schokbeton voor de vensters en gelamineerde de lutherse kerk in Rotterdam met een over- spanten als constructie vormde in de jaren vijf- spanning van 13 meter (1947-1949; B. van der tig een populaire combinatie. Bij de hervorm- Lecq) kreeg vergelijkbare gladde gelamineerde de kerk te Ochten uit 1952 naar ontwerp van A. houten spanten. Bij de hervormde Goede Her- Eibink werden voor de kerkzaal steunberen derkerk te Leeuwarden uit 1954 paste architect gemetseld met daartussen schokbetonven- A.C. Nicolai gelamineerde kniespanten toe

137 Afb. 188 Voorpagina van een brochure voor gela- mineerde spanten van Nemaho Doetinchem uit 1953.

Afb. 189 Pagina uit een brochure van Nemaho Doetin- chem met daarin een afbeelding van het inte- rieur van de hervormde kerk te Emmeloord uit 1951-1952 met gelami- neerde spanten.

Afb. 190 Interieur van de gereformeerde kerk te Schoonebeek naar ont- werp van A.C. Nicolai uit 1949 met gelamineerd houten spanten met een met een I-profiel en versterkingsribben.61 Mo- houten stijlen die op regelmatige hoogten van I-profiel. gelijk had hij ze ook al het jaar eerder toege- afstandhouders zijn voorzien. Een dergelijke past in zijn gereformeerde Maranathakerk te constructie is te zien bij de gereformeerde Im- Eindhoven en zeker bij de gereformeerde kerk manuelkerk in de Utrechtse wijk Hoograven in Schoonebeek uit 1949 (afb. 190). Het lijkt uit 1959 (afb. 191). er op dat gelamineerde spanten met name populair waren bij gereformeerde kerken, zo- als blijkt uit de relatief kleine zaalkerk van de Gereformeerde Gemeente te Goes (1953; Chr. de Heer). Ook de productieve gereformeerde kerkenbouwer H. Eldering paste ze toe in zijn kerken te Dinxperlo (1951) en Ens (1955). Rond 1953 kwam een concurrent van de Nemahospanten op de markt onder de naam Heko gelijmde houten kapspanten, gemaakt te Scherpenzeel. In een reclamefolder staat de (vrijgemaakt) gereformeerde kerk te Vlaar- dingen uit 1953 afgebeeld naar plannen van A. Verschoor en T. Bier evenals de gereformeerde kerken te Putten (1953) en Moordrecht (1954).62 Beide firma’s ontwikkelen in de loop van de jaren vijftig ook een andere variant spant. Het betreft een variant op een portaalspant met een horizontale dakligger die aan beide uiteinden wordt ingeklemd tussen verticale

138 Het in 1951 opgerichte Houtvoorlichtings- de boven- en gedeeltelijk aan de onderzijde Afb. 191 instituut stond aan de wieg van het stimu- aangebracht’ (afb. 192).67 Detail van de spantcon- leren van nieuwe constructiemethoden in In de publicatie over de zes kerken die structie van de Immanu- hout,63 niet alleen in de vorm van gelamineer- zijn gekozen ‘uit de vele kerken die in alle elkerk te Utrecht-Hoog- de spanten, maar ook als spijkerspanten en windstreken van Nederland verrijzen’ wordt raven uit 1959 naar houten vakwerkspanten en schaaldaken.64 In de loftrompet gestoken op de nieuwe rol van ontwerp van Sj. Wouda 1964 resulteerde dit in twee publicaties waar- het hout voor de constructieve vormgeving.68 in de vorm van een por- in een aantal kerken vermeld worden, zowel Helaas bestaat de kerk uit Zevenaar, ‘in gedurf- taalspant met onderling als onderdeel van een algemeen constructief de vormen, vertolkt door hout dat met zaag, verbonden dubbele verhaal,65 als in de vorm van een monografie mal en lijm tot nieuwe vorm en afmeting is staanders. over zes kerken.66 Bij de al genoemde St.-Nico- gebracht’ niet meer.69 Het gaat om de in 2001 laaskerk te Venlo, het hoofdwerk van G.J. van gesloopte Maria Koningin uit 1959, waar archi- Afb. 192 der Grinten uit 1960, werden voor de kerkzaal tect P.H.A. Starmans zijn visie op de Notre-Da- Afbeelding van de (met een overspanning van 29,5 meter), 1,5 me du Haut in hout vormgaf gebruik makend dakconstructie van de meter hoge vakwerkspanten toegepast ‘met van tien gelamineerde spanten van de Nema- St.-Nicolaaskerk te evenwijdige onder- en bovenrand en dubbele ho (afb. 193).70 Bij de St.-Jozefkerk te Bruns- Venlo uit 1960 naar diagonalen van rondstaal. De houtverbindin- sum (1960; A. Schwencke) en de hervormde ontwerp van G.J. van der gen geschieden door middel van ringdeuvels. Thomaskerk te Zeist (1962; M.F. Duintjer) zijn Grinten zoals afgebeeld Het vurenhouten plafond is gedeeltelijk aan hoge rechte gelamineerde spanten toegepast in Pestman 1964 p.14.

139 Afb. 193 Aanzicht van de Maria Koningin te Zevenaar uit 1959 naar ontwerp van P.H.A. Starmans in een vrije variant op de Notre-Dame du Haut, gefotografeerd enkele jaren voor de afbraak in 2001.

die respectievelijk op betonnen en stalen ko- schaal die op twee steunpunten schijnt te ba- lommen werden geplaatst.71 Veel aandacht lanceren, een houten gewelf in maat en lijn, ging uit naar de hervormde Paaskerk te Am- als nooit eerder gezien. Een hypparschaal, in stelveen uit 1962 naar plannen van J.B. baron plattegrond 21,50 x 21,50 m met een schaal- van Asbeck: ‘daar verscheen ook een kerk in dikte van slechts 6 cm. Uit de situatie volgde Amstelveen, gedekt door één enkele dunne de vorm, uit de vorm de constructie, uit de

Afb. 194 Exterieur van de hervormde Paaskerk te Amstelveen uit 1962 naar plannen van J.B. baron van Asbeck met de hypparschaal die van boven met dakleer gedekt is.

140 Afb. 195 Interieur van de Paas- kerk te Amstelveen gezien naar het altaar.

bestemming het materiaal. Eén enkel houten Later in de jaren zestig werden schuin gewelf overspant deze kerkruimte, een prach- geplaatste, maar verder recht gelamineerde tige klankbodem voor woord en muziek’ (afb. spanten toegepast die soms zowel binnen als 194).72 De schaal zelf bestaat uit 3 lagen hout buiten de kerk steken. Een voorbeeld daarvan van ieder 2 cm. dik die op elkaar zijn gespij- is de doopsgezinde kerk te Emmen uit 1961 naar kerd en gelijmd, met randbalken van 18 x 50 plannen van Y.S. Dijkstra die afgebeeld is op de cm. van gelamineerd hout. Boven op de hou- voorpagina van het boek Een hut om in te schuilen: ten schaal kwam een isolatielaag van houtwol- Kerken van nu en morgen.74 Bij de door W.G. Quist cement, bedekt met dakleer. Onder de schaal ontworpen gereformeerde kerk te Zwijndrecht hing men een schrootjesplafond van Califor- uit 1964 wordt de kap in de vorm van een groot nian redwood (afb. 196). Met het feit dat het piramidevormig dak bepaald door deze schui- dak schijnbaar op twee steunpunten rust en ne spanten die aan de voet buiten de gevel door een glasstrook boven de muren lijkt te uitsteken.75 Ook de Adventkerk van de Zeven- zweven, is ook deze kerk duidelijk schatplich- de-dags Adventisten in Rotterdam uit 1968 naar tig aan de Notre-Dame du Haut (afb. 195).73 ontwerp van Van Asperen en Hallema heeft een vergelijkbare constructie met binnen op de spanten een windverband van in het dakvlak Afb. 196 schuin geplaatste staalstrips en bouwplaten Detail van het interieur tussen de spanten (mogelijk van gasbeton).76 van de Paaskerk te Niet voor niets wordt voor de architectuur uit Amstelveen met het die periode gesproken over ‘pyramides en ten- schrootjes­plafond van ten’77 die dan wel plastischer van vorm zijn dan redwood dat boven de de doosvormige kerken van daarvoor, maar muren lijkt te zweven. toch vooral te zien zijn als een laatste nabloei van een rijke Nederlandse kerkbouwtraditie.

141

10 Deflatie tussen plafond en pan

De kerkkap is de opgestoken paraplu boven zeker één kerk per jaar door brand beschadigd Afb. 197 het gebouw. Voor de constructie werd in eer- dan wel geheel vernield werd. Van de cam- Altaar en deel van het ste instantie voortgebouwd op de traditie van panile te Venetië is bekend dat hij sinds zijn plafond van de Paaskerk vóór de Franse tijd. Allengs veranderden de stichting in de negende eeuw negen keer door te Amstelveen. forse kapconstructies in rankere door de toe- de bliksem werd getroffen alvorens men in genomen mogelijkheid om de kapconstruc- 1776 een bliksemafleider aanbracht.1 Hoewel ties te berekenen. Verschillen tussen de de- Benjamin Franklin de bliksemafleider al ruim nominaties weerspiegelden zich in de ruimte tien jaar daarvoor, in 1752, had uitgevonden, tussen plafond en pan. In het algemeen gold stuitte de toepassing daarvan bij kerken in eer- dat de kap, die eerst als een losse hoge hoed ste instantie op weerstand bij de kerkelijke au- op de kerk drukte, afzakte tot een pet en door toriteiten. Weigering tot het aanbrengen van moderniseringen na de Tweede Wereldoorlog een bliksemafleider resulteerde in 1767 in de als strak over de oren getrokken muts inte- ontploffing van de kerk te Brescia waar Vene- graal deel van de wijkkerken uit ging maken tianen kruit in de kelders hadden opgeslagen (afb. 197). met duizenden slachtoffers als gevolg. In 1782 zorgde Cornelis Krayenhoff voor de eerste Ne- Brand en herbouw derlandse bliksemafleider aan de Martinikerk te Doesburg en in 1838 kreeg de Groninger Hoge bomen vangen veel wind. Hoge kappen Martinitoren er een, waarna uiteindelijk toch - en torenspitsen - hadden aanzienlijk te lijden vele kerken volgden. Ook de kennis over blik- van blikseminslagen. Dat overkwam de Maar- semafleiders steeg (afb. 198).2 tenskerk in Zaltbommel in 1538, 1545, 1545, Dat nam evenwel niet weg dat vele kerken 1696 en zelfs nog in 2002. Een vooralsnog en vooral kerkkappen nog eind negentiende niet goed te onderbouwen, maar niet onrea- eeuw geregeld bezoek van de rode haan kre- listische, aanname is dat vóór 1800 hierdoor gen; Apeldoorn 1890, Roermond 1892, Scha-

143 bouw in “ouden vorm”, in historischen stijl, heeft altijd zijn eigenaardige bezwaren. E en tijd geleden zag ik bij zoo’n herbouw moer- binten namaken van 2 vuren platen 8 x 28 cM., op kleinen afstand van elkander gelegd, wel- ke dan later bekleed werden met 2 cM. dikke eikenhouten plankjes en waardoor een balk 25 x 30 cM. werd geïmiteerd’.4 Uiteindelijk werden kerk en toren in Vlissingen na de dood van Frowein in oude vormen hersteld na ingewonnen advies van P.J.H. Cuypers en de hulp van A. Mulder. De reconstructie was inclusief een replica van het in 1839 aangebrachte tongewelf. In de kap verwerkte men nieuw Russisch eikenhout.5 Nader onderzoek zou op zijn plaats zijn, maar het is aan te nemen dat men na calami- teiten doorgaans geneigd was om terug te grij- pen op de situatie van vóór de brand, inclusief een zo goed mogelijk terugbrengen van de oude kapconstructie, ook als een soberder herstel had volstaan.6

Kapconstructie als tarra

Waar een steile helling oorspronkelijk voor- al een functionele vereiste tegen regen was, werd de hoogopgaande kap in de negentien- de eeuw het waarmerk van een dominant godshuis, zeker in combinatie met een rijzige toren. Dergelijke door Van Rooy wat denigre- rend ‘vestzakkathedralen van Cuypers’7 ge- noemde kerken, waren in de tweede helft van die eeuw het middel bij uitstek voor de eman- Afb. 198 gen 1895, Boskoop 1895, Haastrecht 1896, ciperende rooms-katholieke bevolkingsgroep Voorpagina van het Asperen 1896.3 Begin twintigste eeuw volgden om zich als gelijke te presenteren van de alou- boek van J.C.G. van Wijk Harmelen 1900, Monster 1901, Middelharnis de - hervormde - middeleeuwse kerk. Gebruik Aanleg en beproeving 1904 en in 1911 zowel IJsselstein, Binnenwij- van vóórreformatorische stijlmiddelen uitte van bliksemafleiders uit zend als Vlissingen (afb. 199). In de laatste drie zich in neogotische vormen, waartoe inwen- 1920. gevallen werd de hulp ingeroepen van J.F.L. dig een stenen gewelf behoorde. Tussen de ar- Frowein die als architect de nodige kennis had chitectonisch gewilde hoogopgaande kap en van kerken met brandschade. Zijn herbouw het, de kerkruimte afsluitende, gewelf bleef al van de kerk in Vlissingen had nogal wat voeten doende een forse loze ruimte over. in de aarde, omdat er stemmen opgingen om Deze ruimte was natuurlijk bij uitstek de de toren in gewapend beton te restaureren. ruimte voor de kapconstructie en in feite daar In deze discussie werd en passant melding ook voor bedoeld. Maar voor de tweede helft gemaakt van andere manieren om onvermij- van de negentiende eeuw kan gesteld worden delijke vernieuwingen te verdoezelen: ‘Her- dat de niet onaanzienlijke kapruimte tevens

144 een wezenlijk gevolg was van architectoni- In die zin is de eerste helft van de negen- Afb. 199 sche wensen. Deze waren het grootste bij het tiende eeuw met zijn vaak neoclassicistische Aanzicht van het uit- rooms-katholieke kerkendeel. Meer prozaïsch (waterstaat) kerken constructief een voortzet- gebrande schip van de verwoord, kan gesteld worden dat tussen het ting van de constructieve tradities van vóór hervormde kerk te bruto volume van de kerk en het netto volume de Franse tijd, waarna de tweede helft van de Vlissingen richting toren van het kerkelijk interieur de kapconstructie negentiende eeuw de grootste kapruimtes na de brand in 1911. als de tarra te beschouwen is; dat wil zeggen kende, gevormd door steeds rankere draag- de niet-bruikbare ruimte van het gebouw die constructies. In de tweede helft van de negen- samen met de constructie de verpakking van tiende eeuw zette vooral bij de protestanten de ruimte vormt.8 De ‘lucht’ in die verpakking de traditie door om het, doorgaans houten, nam men in eerste instantie voor lief, en werd plafond hoger in de kerkruimte te plaatsen pas later gereduceerd. Deze, voor huidige be- en aldoende meer ‘lucht uit de verpakking’ te grippen, onvoordelige bruto-netto verhou- drukken. Door deze ingezette letterlijke ‘de- ding dient vooral gezien te worden als teken flatie’ van de tarra kwam in de kerkzaal steeds van luxe; wie het breed heeft, kan het breed meer constructie in het zicht. Dit leidde uit- laten hangen. eindelijk in de periode van de wederopbouw

145 Afb. 200 Tekening van een kerkkapspant volgens Scheltema 1905 pl. 31 en 32, in de vorm van een springwerk waar onder tegen de kreupele stijlen en schoren het houten plafond aange- bracht is.

0 1 5m

tot een vrijwel ‘vacuüm’ getrokken kapruimte dige lijn getrokken van west naar oost door waarbij de constructieve verpakking als een het midden van schip en priesterkoor. Die nauwsluitend gewaad om de gebedsruimte linie dient op het oosten gericht, of georiën- sloot en de tarra tot vrijwel nul kromp. teerd, te zijn.10 In de meest letterlijke gevallen kreeg de De heilige linie kapruimte een door geometrie bepaalde om- grenzing en een door symboliek bepaalde Met name bij de rooms-katholieken speelden lengte (en richting). Niet alleen Cuypers, maar proporties een wezenlijke rol bij het ontwerp. ook vele andere neogotische kerkenbouwers, De gelijkzijdige driehoek diende als belang- volgden deze principes, waarbij er voor de rijkste instrument voor het bepalen van de constructie van een normale axiale kerk op hoofdafmetingen. Bij de St.-Augustinuskerk het oog geen wezenlijk verschil bestond tus- te Nijmegen uit 1884 gebruikte Cuypers de sen het werk van Cuypers, Tepe of Franssen gelijkzijdige driehoek om de hoogte van de dan wel Molenaar of anderen. Toch waren er sluitsteen van het middenschip vast te stel- ook uitzonderingen. ‘Ten einde de kosten van len uitgaande van een basis genomen tussen overdekking van eene dusdanige breede ruim- de binnenmuren van de zijbeuken. Met een te zoo gering mogelijk te maken, is deze niet grotere driehoek bepaalde hij vervolgens de met steenen gewelven overkluisd, maar met nokhoogte van de kap.9 Aldus bestemden twee eene houten zoldering betimmerd’, zo schreef congruente driehoeken de binnen- en buiten- Cuypers in 1884 over zijn St.-Dominicuskerk ruimte van deze kerk. in Amsterdam.11 Bij deze kerk uit 1883-1893 Naast de geometrie bepaalde de symboliek gebruikte hij voor het eerst daadwerkelijk een en iconografie de rest van de rooms-katholie- ijzeren bekapping boven het vlakke plafond. ke kerk. Van die symboliek is de heilige linie Wel worden de omtimmerde ijzeren plafond- het belangrijkst, dat wil zeggen de denkbeel- balken ondersteund door bogen die te zien

146 zijn als een vage verwijzing naar de gordelbo- waardoor er meer kappen in het zicht kwa- gen tussen de hier weggelaten gewelven. men. Opmerkelijk is daarbij een architect als De mogelijke kleine verschillen in de Kropholler die in zijn tijd en daarna overwe- constructie van de kap per bisdom en per ar- gend werd miskend als verstokt traditionalist chitect vielen derhalve in het niet bij de meer en epigoon van Berlage evenwel constructief dominante en vooral zichtbaarder uitingen tamelijk vernieuwend blijkt te zijn. Hij over- in steen. De kapconstructie was en bleef een woog al vroeg het gebruik van gewapend be- constructief noodzakelijk, maar uiteindelijk tonkappen, paste staal in ten minste één van ondergeschikt, onderdeel van de kerk die zijn kapconstructies toe en benutte ziende hoofdzakelijk door geometrie en symboliek houten kappen die hij voorzag van stalen sta- geregeerd werd. Zo moet de ‘vingerafdruk’ van ven en waarbij hij ringdeuvels gebruikte. In dit de architect dan ook zeker niet in de kapcon- licht beschouwd, was Kropholler mogelijk be- structie gezocht worden. langrijker voor de constructieve ontwikkeling Pas toen de liturgie ging veranderen, volg- van de kapconstructie dan Tepe, Franssen en de de vorm van de kerk en daarmee de kap en Molenaar tezamen. In meer of mindere mate uiteindelijk ook de kapconstructie. De brede- gingen op een vergelijkbare wijze onvermoe- re, Christocentrische, kerken vroegen om gro- de vernieuwingen uit van andere eveneens tere overspanningen. Gestegen bouwkosten wat ‘vergeten’ architecten als Valk, Te Riele, hadden gewelven inmiddels te duur gemaakt Wielders, Boosten, Peutz en De Jong.

Afb. 201 Interieur van de her- vormde kerk te Katwijk aan Zee uit 1886-1887 naar ontwerp van H.J. Jesse.

147 Afb. 202 Boven de preekstoel midden van de trekbalken door schuine trek- Interieur van de staven. Nog gebruikelijker was om de forse hervormde kerk te Waar bij de rooms-katholieken de kapcon- houten moerbalken aan de kapvoet tussen de Apeldoorn uit 1892 naar structie over het algemeen tussen gewelf borstweringen te vervangen door trekankers ontwerp van J. Verheul. en dakbeschot lag, maakte het gewelf bij de zoals men dat van zeventiende-eeuwse protes- protestanten onderdeel uit van de kapzone. tantse kerken kende. De kap stond daarbij niet meer als een losse Nieuw was daarbij dat men voor het zicht- hoge hoed op de borstwering met als basis de bare deel van de constructie onder het gewelf tussen de gewelfkruinen gelegen moerbalken, voor een combinatie kon kiezen. Aan de bei- maar was eerder gevormd als een platte pet. de muurzijden kwam een balkstuk dat met Het houten gewelf stak in de kapruimte tot sleutelstuk, korbeel en muurstijl samen één aan de onderste trekbalken. Deze constructie- geheel vormde. Soms stond hierop nog een ve verzwakking werd opgevangen door boven kreupele stijl, maar de verbinding tussen bei- het gewelf de kapvoet te verbinden met het de balkstukken werd gevormd door een dun-

148 ne ijzeren trekstaaf die dwars door de kerkzaal liep (afb. 200). Dergelijke constructies zijn te vinden in de hervormde Nieuwe Kerk te Kat- wijk aan Zee uit 1886-1887 naar ontwerp van H.J. Jesse (afb. 201) en de daarop geïnspireerde grote kerk Apeldoorn uit 1892 naar ontwerp van J. Verheul (202). In een lezing over het pro- testantse kerkgebouw stelde Jesse: ‘Het pla- fond mag niet gewelfd, maar door platte vlak- ken begrensd zijn’.12 Dat zou de akoestiek ten goede komen en was een belangrijk verschil in een protestantse kerk waar het woord boven de rituele handeling ging. Een vergelijkbare constructie werd in 1921 toegepast door H.A. Reus en B. van Bilder- beek bij de Christelijk Gereformeerde kerk te Dordrecht, waar de constructie van de kreu- pele stijlen vanaf de muurstijlen de trekstan- gen overbodig maakte (afb. 203). In andere gevallen, zoals bij de genoemde hervormde kerk te Zaandijk uit 1878, ging een soortgelij- ke constructie op die van een hammerbeam lijken. De scheiding van de kapconstructie in een zichtbaar deel onder het gewelf dan wel plafond en een aan het zicht onttrokken deel daarboven reduceerde de omvang van de kapruimte. De meerderheid van de protestantse ker- ken was, net als die van de andere kleinere de- nominaties, aanzienlijk kleiner van omvang dan de meeste rooms-katholieke. Daarbij was de vorm zelden nog axiaal, maar eerder cen- traal met een kruisvorm of een T-vorm. Voor De andersoortig gereformeerde kerken waren Afb. 203 de nog kleinere kerken volstond de zaalvorm nog bescheidener en compacter van omvang. Interieur van de chris- met een navenant kleine kap. Een voorbeeld Als zaalkerk versmolten ze optisch met de aan- telijk gereformeerde van een kruisvorm is de remonstrantse kerk sluitende straatwand. kerk te Dordrecht uit te Rotterdam uit 1896-1897 (afb. 205). Opmer- Uiteindelijk verschoof de trend helemaal 1921 gezien naar het kelijk is dat door die kruisvorm de kerkkap van de monumentale middeleeuwse kerken, orgel met in de ziende aanzienlijk minder dominant is en de blik via de dominante negentiende-eeuwse kerken kapconstructie spanten gevangen wordt door de hoge hoektoren en en bescheiden interbellumkerken naar enkel met kreupele stijlen die lagere traptoren. De overwegend gerefor- beschuttende naoorlogse kerkruimten. Door trekstangen overbodig meerde kerken bouwende T. Kuijpers won in groeiende rationalisatie werd in dit laatste ge- maken. 1890 de prijsvraag voor het ontwerp van de val de kap tot een strak over de oren getrokken doopsgezinde kerk in Deventer waar hij een nauwsluitende muts. Daarmee verdween de versimpelde vorm van de van Jesse bekende kapruimte en versmolt de kapconstructie met kap toepaste (afb. 204).13 Protestantse kerken de verdere draagconstructie tot één integrale waren wel in het stadsbeeld aanwezig, maar constructie. minder dominant dan de rooms-katholieke.

149 vraag voor de kapruimte. Of in een breder ver- band gezien: behoort deze ‘restruimte’ wel tot het interieur of valt het binnen de tarra die bij een gekozen constructiewijze onver- mijdelijk blijkt? Kan de kapruimte boven de gebedsruimte in dat opzicht gelijk gesteld worden aan de kruipruimte onder de kerk, dan wel aan de utilitaire dienstruimten of leiding­schachten die aanwezig zijn tussen het gebouw als geheel en de optelling van de af- zonderlijke interieurs die samen het interieur uitmaken? De definitie van een interieur is: een‘ sa- menstel (onderlinge relatie, structuur en ruimtelijke verhoudingen) van één of meer ruimten, de afwerking daarvan (wanden, vloeren en plafonds) en de inrich- ting (roerende zaken).14 Onze ‘visblaas’ van inge- sloten lucht van de kapruimte lijkt hier niet persé onder te vallen, maar eerder bij de om- hullende structuur te behoren als een secun- daire ruimte voor reparatie en onderhoud. In die zin beschouwd, eindigt het interieur aan de bovenzijde bij de afwerking van het plafond van de kerkzaal. Wel heeft deze constructieve binnenruim- te met de historische binnenruimten van het interieur gemeen dat ze beide tot het private domein behoren. Bij kerken gaat het dan wel niet om een privé-persoon, maar om een bis- dom of kerkgenootschap; openbaar toeganke- lijk zijn ze desondanks in principe toch niet. Hoewel dit minder geldt voor de kerkzaal is de beklimming van de kap nooit vanzelfspre- kend. Bezoek is enkel na toestemming en af- Afb. 204 Verborgen interieur? spraak mogelijk en de tijdrovendheid daarvan Interieur van de heeft het met het interieurhistorisch onder- doopsgezinde kerk aan De forse kapruimte tussen plafond en pan zoek gemeen. de Brink te Deventer van vóór zijn latere reductie is intrigerend, uit 1890 naar ontwerp maar presenteert tevens een methodisch pro- Onder een oecumenisch dak van Tj. Kuijpers met een bleem. Ieder gebouw wordt bepaald door het versimpelde vorm van materiaal en de constructie waarvan het is op- Een vloed van kerken overspoelde ons land in de kapconstructie uit gebouwd en heeft een omsluitende structuur de twee decennia na de Tweede Wereldoorlog, Katwijk. en een beschut interieur. Tot de bouwkundige deels ter vervanging en deel als inhaalvraag, structuur behoort de kapconstructie, maar die maar vooral ter bevrediging van de behoefte wordt buiten het zicht gehouden door het ge- van een groeiende bevolking. Zo bouwde men welf dan wel het plafond van de gebedsruimte. jaren lang elk jaar rond de honderd kerken tot- Terwijl de gebedsruimte zelf ontegenzeggelijk dat vanaf de jaren zeventig van de twintigste tot het interieur behoort, is dat nog maar de eeuw het geloof verflauwde dan wel verschoof

150 naar andere godsdiensten. Waar de woning- wel haaklassen vervangen door bouten en Afb. 205 nood tijdens de wederopbouw als volksvijand deuvels dan wel draadnagels of was het spant Deel van het houten nummer één werd gezien, bleek er ook een als geheel gelijmd. tongewelf van de manifeste kerkennood. Geconfronteerd met De naoorlogse aanwas van kerken was mis- remonstrantse kerk te een grote vraag leidde dit tot woekeren met de schien imposant en de architectuur, afgezien Rotterdam uit 1896- bescheiden hoeveelheden beschikbare bouw- van de nodige uitzonderingen, niet altijd even 1897 naar ontwerp van materialen, wat de expressieve kracht van het spectaculair. Wel doet zich een verontrustend Henri Evers en Jacobus gebouw niet altijd ten goede kwam. In 1962 proces voor bekend van het bedrijfsleven. Het Stok. zei men daar over: ‘Wanneer we nu kerken ‘last in, first out’ geldt ook voor vele kerken. bouwen vraagt menig werker – en ook menig Zij die het laatst uit de steigers kwamen, vielen voorbijganger – zich af wat voor geheimzin- niet zelden het eerst door de sloop. Hierdoor nigs en vreemds de architect nu weer heeft zijn inmiddels al vele voorbeelden van juist bedacht. De verzuchting dat het helemaal niet vernieuwende dakconstructies verdwenen. op een kerk lijkt, wordt tijdens de bouw maar al te vaak gehoord.’15 Modernisering en rationalisering leidde tot een naar elkaar toegroeien van de archi- tectonische uitingen van de verschillende de- nominaties en dat gold niet minder voor de constructie. Als er nog houten dakconstruc- ties toegepast werden, waren alle traditionele houtverbindingen met pen en gat of lip- dan

151

11 Bijzonder of ­alleen groot?

Niet zozeer uit luxe, maar uit noodzaak, kre- treinen en later auto’s te laten passeren. Met Afb. 206 gen de voorreformatorische kerken majestu- enige fantasie kan de brugconstructie gezien Interieur van de Rotter- euze kappen die pas goed bewonderd kunnen worden als een smalle variant van de kapcon- damse Koopmansbeurs worden in de verborgen ruimte tussen gewelf structie, waarbij onder de overspanning de ri- uit 1935-1937 naar en pan. Met de komst van de industrialisa- vier doorstroomt en het spoor of de weg door plannen van J.F. Staal. tie verschoof het constructieve belang van de ‘kapruimte’ geleid wordt. Het aantal span- De staalconstructie van de kerkkap naar een positie tussen servet en ten is daarbij beperkt tot twee en aan water- en gelaste vollewandspan- tafellaken; te groot voor een verbeterd Hol- winddichtheid wordt geen noemenswaardige ten heeft een overspan- lands spant en te klein voor een grote mo- aandacht geschonken. Ook bij bruggen trad ning van 48 meter. derne kapconstructie. De voorhoede van de de ontwikkeling op van steen en hout via ijzer constructieve ontwikkeling verschoof naar en staal naar gewapend beton en later voor- stationskappen en markthallen (afb. 206). gespannen beton.1 De verschillen zijn echter uiteindelijk toch zo groot dat we hier bruggen Forse kapconstructies verder buiten beschouwing laten. Bij andersoortige grote gebouwen werd Tot de Franse tijd behoorden kerken tot de de kapconstructie nog wel in hout uitgevoerd, grootste gebouwen van de stad. Daarna werden maar in de literatuur over de constructieve ze overvleugeld door nieuwere bouwtypen met ontwikkeling verschoof de aandacht na 1850 al een flinke overspanning boven de belangrijkste snel van hout naar de nieuwe verworvenheden ruimte, zoals maneges, schouwburgen en later van ijzer en later staal als constructiemiddel. stationskappen en markthallen. Om nog maar Oosterhoff noemt de imposante, maar in 2004 niet te spreken van de nieuwe kunstwerken die helaas uitgebrande, manege van Moskou uit vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw 1817. Deze werd gebouwd na verwoesting ten ten behoeve van de toegenomen mobiliteit gevolge van de Franse inval van 1812, naar ont- overal over de rivieren verschenen, eerst om werp van de Spaanse geniegeneraal Agustin de

153 Afb. 207 Deel van de kapcon- structie van het NV-huis (nu Tivoli) te Utrecht uit 1926 met zicht op de rechter hanger van het hangwerk met twee hangers.

Afb. 208 Deel van de kapcon- structie van het Centraal Station te Amsterdam uit 1889 met een over- spanning van 45 meter.

Betancourt, die in 1808 het Franse leger had den met een overspanning van ruim 73 meter. verruild voor het Russische. De gerealiseerde rij- Deze enorme constructie werd in 1889 over- baan, 166 meter lang en 45 meter breed, had een troffen door de bouw van het Palais des Ma- zevenvoudig houten hangwerk. Ook later wer- chines te Parijs. Daarbij paste men geklonken den dergelijke hangconstructies nog veelvuldig stalen driescharnier vakwerkspanten toe met voor niet-kerkelijke gebouwen toegepast, zoals een onwaarschijnlijk grote overspanning van in 1926 in het relatief bescheiden tweevoudige 110 meter en een hoogte van 43 meter. Dit was hangwerk over de zaal van het NV-huis, nu beter tot zijn sloop in 1909 de grootste overspan- bekend als de popzaal Tivoli in Utrecht met een ning ter wereld voor een gebouw. Het had met overspanning van 18 meter (afb. 207). gemak een forse kerk kunnen omvatten. Met de bouw van het imposante Chrystal Palace te Londen in 1851 begon de definitieve Kapconstructies van eigen bodem doorbraak van constructies van ijzer en glas. Voor het dak gebruikte men welijzeren vak- De ontwikkelingen in Londen en Parijs wer- werkliggers, maar het boogvormig afgesloten den in Nederland op gepaste afstand gevolgd. middentransept met een overspanning van 22 Naar voorbeeld van het Chrystal Palace verrees meter werd nog uitgevoerd met houten Phi- in Amsterdam tussen 1859 en 1864 het Paleis libertspanten.2 Kort daarna bouwde men in van Volksvlijt. Het werd eveneens in ijzer en 1852-1854 in Londen het Paddington Station staal uitgevoerd, met een middenbeuk met waarvan de drie welijzeren boogspanten ieder een overspanning van 19 meter. In 1929 brand- een overspanning van ruim 31 meter hebben. de het paleis af. Voor de nieuwe markthal in In korte tijd verbeterde de kwaliteit van het ij- Utrecht uit 1864 met een overspanning van 18 zer en daarmee de constructiemogelijkheden, meter en de korenbeurs in Groningen uit 1865 zodat bij de bouw van het St.-Pancrasstation met een breedte van 22 meter gebruikte men in Londen in 1866-1868 een serie gigantische Polonceauspanten (afb. 209).3 Bij deze con- ijzeren vakwerkspanten opgericht kon wor- structies van ijzer en staal varieerde de over-

154 Afb. 209 Deel van de kap- constructie van de Groninger Korenbeurs uit 1865 met gietijzeren ‘korbelen’ ter verkor- ting van het gebruikte Polonceauspant.

spanning over het algemeen tussen de 15 en aliseerd en in 1936 bij het tentoonstellings- 20 meter; de overspanning van de Hollandse gebouw Houtrust te Den Haag (gesloopt Manege te Amsterdam bedraagt 15 meter en 2000) bouwde men een tweebeukige hal met die van de Beurs van Berlage uit 1898-1903 te overspanningen van beide 45 meter. De staal- Amsterdam uit 1903 21 meter. Overspanningen constructie van de hal van de Rotterdamse van stationskappen starten bij 20 meter, zoals koopmansbeurs uit 1941 overspande 48 meter. die te Zwolle uit 1868, oplopend tot de groot- De kroon werd destijds gespannen door de ste: de kap van het Centraal Station te Amster- Centrale Markthal te Amsterdam uit 1934 met dam uit 1889 met een overspanning van 45 maar liefst 64 meter (afb. 210). Na de oorlog meter (afb. 208). speelden de gelamineerde spanten weer een De overspanning van de grote machinehal belangrijke rol in de ontwikkeling. De in 1968 van het geheel in gewapend beton uitgevoer- gebouwde Groenenoordhal te Leiden was de Radio Kootwijk uit 1918-1921 meet 23 meter daarbij de grootste houten overspanning in (afb. 213). In de eerste helft van de twintigste Nederland met 75 meter (gesloopt 2012). De eeuw verschoof de aandacht van stationskap- gelamineerde spantconstructie van bijna 50 pen naar hallen. Zoals gezien kreeg de RAI meter van de sporthal van de Technische Ho- tentoonstellinghal te Amsterdam in 1931 een geschool te Delft resteert nog wel. De houten overspanning van 30 meter door toepassing overspanning van dit door P. Elling ontworpen van gelamineerde houten spanten.4 Ook de gebouw uit 1957-1958 was destijds met bijna 50 nog bestaande veemarkthal, nu Brabanthal, te meter de grootste van Nederland (afb. 211).5 ’s-Hertogenbosch kreeg in 1930 een gelijk gro- te en gelijksoortige constructie. Zieltogende zielzorgcentra De gelamineerde spanten kregen een geduchte concurrent aan stalen vollewand- In dit overspanningsgeweld speelden de kerken spanten. Bij de Apollohal in Amsterdam werd geen rol van betekenis meer. Dit mede omdat in 1935 een overspanning van 35 meter gere- bij een gemiddeld kerkgebouw een overspan-

155 Afb. 210 Aanzicht van de enorme Centrale Markthal te Amsterdam uit 1934 met een overspanning in vorm van een staalcon- structie van 64 meter.

ning van 12 meter al breed en van 15 meter zelfs in het stadsbeeld heeft plaats moeten maken ruim te noemen was. Dit ondanks de ontwikke- voor een zielzorgcentrum, dat aansluiting Afb. 211 ling van de meer gedrongen vorm van de inter- zoekt bij het woonmilieu’.6 Een wijkkerk met Doorsnede van de bellumkerken waarbij de driebeukige structuur 600 zitplaatsen vond men in de wederopbouw- sporthal van de TH-Delft verlaten werd voor een bredere middenbeuk. periode een mooie maat en voor kleinere ge- uit 1957-1960 zoals Het overgrote deel van de kerken werd in de nootschappen bouwde men navenant kleinere afgebeeld in Mazure loop van de twintigste eeuw zelfs kleiner van gebedsruimten. Eén van de voorbeelden van 1957-1960 dl. 3 p. 21. opzet. Enorme kerken, zoals de St.-Vituskerk te een dergelijke kleinere kerk met ruim honderd Toentertijd was de hal Hilversum uit 1892 met 1800 zitplaatsen, of de zitplaatsen is de Maranathakerk die Hannie en met 50 meter de groot- al genoemde Nieuwe Kerk te Katwijk met 1900 Aldo van Eyck rond 1985 ontwierpen voor de ste houten overspanning zitplaatsen, werden minder gevraagd. Of, in de Molukse gemeenschap in Deventer en die daar van Nederland. woorden van Van Rooy: ‘De kerk als dominant in 1991-1992 verrees (afb. 212).

156 Ook begonnen er verschuivingen op te treden, waarbij kerkgenootschappen verhuis- den naar gebouwen van andere gezindten voor wie hun gebouw te groot werd. Tekenend daarvoor is de synagoge aan de Golstraat te Deventer die in 1892 werd gebouwd (afb. 214), maar in 1951 aan de christelijk gereformeerde kerk werd verkocht. Na een fusie met andere gereformeerde groeperingen kwam de kerk in 2009 weer vrij. Het gebouw wordt sinds 2010 weer af en toe voor haar oorspronkelijke Jood- se functie gebruikt. Anderzijds verrezen op de pas ontgonnen bodem van Flevoland kerkcentra waarin meer- dere gezindten samengingen, zoals de gerefor- meerden en hervormden in ’t Lichtschip te Le- één of meer kerkzalen van beperkte omvang en Afb. 212 lystad uit 1978 met een zaal van 350 zitplaatsen daarmee van beperkte dakconstructie. Interieur van de synago- naar plannen van E.M. Fontein. In Almere-Ha- ge te Deventer uit 1892, ven ontwierp G. Steen in 1977 de kerk de Goede Moderne houtwerken die van 1959 tot 2009 in Rede voor gebruik door zowel de gereformeer- gebruik is geweest bij den, hervormden als katholieken en in Alme- Na de jaren zeventig van de twintigste eeuw de christelijk gerefor- re-Stad gold hetzelfde voor de Lichtboog (1984), werd de bouw van kerken minder. Slechts een meerde kerk. in Almere-Buiten voor de Drieklank (1985) en beperkt aantal nieuwe kerken verrees, zoals in Zeewolde voor het kerkcentrum Open Haven in 1995 aan de Rietveldseweg 23 te Culemborg (1985) (afb. 216). Alle betreft het gebouwen met voor het kleine kerkgenootschap Filadelfia

Afb. 213 Interieur van de machinehal van Radio Kootwijk uit 1918-1921 naar plannen van J.M. Luthman. Vanwege zijn vorm werd het zend- station wel aangeduid als ‘kathedraal op de Veluwe’.

157 (2008; 2550 zitplaatsen), Staphorst (1999; 2300 zitplaatsen), Goes (1979; 2250 zitplaatsen) en Veenendaal (1998; 2220 zitplaatsen).7 Voor deze grote kerken was en bleef de keus van gelamineerde houtconstructies een goede. De rol van de Nemaho was inmiddels uitgespeeld en overgenomen door De Groot Houtbouw in Vroomshoop en Heko te Scher- penzeel (later Ede). Veel van de grote refor- matorische kerken zijn ontworpen door Van Beijnum architecten uit Amerongen. Bij de door hen ontworpen kerk te Barneveld zijn de gelamineerde houtconstructies gemaakt door Heko spanten. Daarbij werd 210 ku- bieke meter vurenhout in de dakconstructie verwerkt. Heko leverde ook de spanten voor Afb. 214 (afb. 215). Over het algemeen valt daarbij een het kerkgebouw De Rank te Nieuwegein naar Ingang van de beschei- verlies van het midden te constateren. Ener- ontwerp van R. Kuiper van Van Hoogevest ar- den Maranathakerk te zijds verrezen er nog enkele kleine kerken en chitecten uit 2007. Hans Verborg van datzelfde Deventer uit 1991-1992 anderzijds ontstond een eveneens beperkt aan- architectenbureau maakte in 2004 bij de Ge- naar plannen van Aldo tal grote nieuwe kerken voor de Gereformeer- reformeerd Vrijgemaakte Noorderlichtkerk te en Hannie van Eyck. de Gemeenten in Nederland of voor de na 2004 Wezep gebruik van gelijmde houtconstructies ontstane Hersteld Hervormde Kerken. In het van De Groot Vroomshoop. Hier ging het om Afb. 215 laatste geval gaat het om kerkgenootschappen 60 kubieke meter vurenhout. Aanzicht van de in 1995 die buiten de PKN waren gebleven. Doorgaans Laatstgenoemde firma was ook betrokken nieuw gebouwde kerk betreft het kerken in strengere gemeenten in bij de herbouw van de door brand in 2007 ver- voor de kleine kerk­ de ‘Biblebelt’ met een opvallend groot aantal woeste Elleboogkerk te Amersfoort uit 1846- gemeenschap Filadelfia zitplaatsen. Voorbeelden zijn de kerk in Op- 1847 (afb. 11-12). Bij het herstel van de kerk in te Culemborg. heusden (1999; 2850 zitplaatsen), Barneveld 2010 naar plannen van Verlaan & Bouwstra architecten kreeg de kerk een nieuwe kapcon- structie in de vorm van een ruimtelijk vakwerk in hout (afb. 219) (afb. 218).8 Bij de twee 45 meter lange en 9 meter hoge vakwerken zijn potloodvormige houten staven gebruikt die uitkomen op stalen knooppunten.9 Eigenlijk is hiermee de cirkel weer rond. Door de toepassing van driedimensionale houten vakwerkspanten in de herbouw van de kap van de Elleboogkerk is, zij het slechts bij uitzondering, weer constructieve vernieuwing zichtbaar in een kerkkapconstructie.

158 Besluit Afb. 216 Aanzicht van de Voor bouwhistorici blijkt er een grote fasci- ingangspartij van het natie uit te gaan van de mysterieuze ruimte kerkcentrum Open in de kap van de kerk: een ruimte waar vrijwel Haven te Zeewolde uit niemand komt, maar waar de kerk niet zon- 1985 met zowel een der kan. Daar bevindt zich de kapconstructie katholieke als een ge- die het religieuze gebouw water- en winddicht combineerde hervormde houdt. Van dergelijke ruimten zijn er nog en gereformeerde een fors aantal over. Over het middeleeuwse kerkzaal. gedeelte daarvan is het nodige bekend, maar over de jongere aanzienlijk minder. Bij een aantal jongere kerken die in het kader van de kanjersubsidies gerestaureerd werden, zijn de kapconstructies bezocht. Voor de ande- re kerkkappen uit dezelfde periode bleek dit minder goed mogelijk vanwege praktische be- perkingen. Toch is hier de gelegenheid te baat plaats door het statisch kunnen berekenen genomen om tot een overzicht te komen van van kapconstructies worden de kapconstruc- de ontwikkeling van de deze kapconstructies ties ieler van vorm. Ankers en andere ijzeren tussen 1800 en 1970. verbindingsmiddelen nemen de plaats in van Er blijkt zich een ontwikkeling voor te traditionele pen- en gatverbindingen. Hang- doen van de eerste helft van de negentiende werken en springwerken die niet zonder deze eeuw waarin de traditionele timmermans- ijzeren verbindingen kunnen bestaan, vorm- kunst nog hoogtij viert naar veel simpeler den de kern van deze nieuwe kapconstructies. constructies later die eeuw. Niet in de laatste Doordat kerkkappen altijd beschoten zijn, Afb. 217 Brand in de Amersfoort- se Elleboogkerk op 22 oktober 2007 waarbij kap en dakruiter geheel verloren gingen.

159 toegepast werden. De aandacht verschoof Afb. 218 daarmee van timmermanskunst naar ingeni- Detail van het ruimtelijk eurskunst. vakwerk in de Elleboog- Bij de nieuwe kerken deed zich een ver- kerk waar de houten schil voor tussen de denominaties, waarbij staven in de stalen de rooms-katholieke kerken het meest in het knooppunten samen- oog springen en die van de andere gezindten komen. doorgaans bescheidener van vorm zijn. Dat gold ook voor de kappen, die bij de katholie- ken nog lang door stenen gewelven aan het zicht onttrokken werden. Protestanten benut- ten vaak houten plafonds die wat hoger in de kapconstructie werden geplaatst, waardoor ontlenen zij daaraan een zekere mate van een deel daarvan in het zich kwam en de res- stabiliteit. Zodoende ontwikkelde de kapcon- terende kapruimte geringer werd. Gaandeweg structie zich meer en meer tot een membraan- werd dat model ook door de katholieken over- constructie waarbij een slanke houtconstruc- genomen en vanaf het interbellum zette de tie de dakhuid op hoogte houdt. ontwikkeling zich algeheel door met ziende Waar in middeleeuwse kerken de kapcon- kapconstructies als resultaat. De kapruimte structies belangrijke constructies zijn, geldt verschrompelde uiteindelijk tot vrijwel nul; dit voor de jongere kerkkappen niet meer, om- van een membraan tot een dakvlies. Vooral in dat de aandacht zich verplaatste naar grotere de wederopbouw is dit dakvlies regel en ver- en meer spectaculaire constructies van hallen werd de kapconstructie tot dakconstructie. en bruggen waarbij ook moderne materialen Rationalisering van het ontwerp gekoppeld

Afb. 219 Interieur van de Elle- boogkerk na herbouw van de kap in de vorm van een ruimtelijk vakwerk in hout.

160 aan toenemende aandacht voor bouwfysische laat staan bouwhistorisch onderzocht en dat Afb. 220 eisen leidde ertoe dat deze kerken een com- geldt evenzeer voor de bijbehorende kapcon- Foto met een pactere constructie kregen. Of in de woorden structie. Voorzichtigheid is gewenst, want overzicht van de van Janse: ‘Na de Tweede Wereldoorlog en de vooral bij wederopbouwkerken geldt het prin- kapspanten tijdens periode van wederopbouw kwam de tijd van cipe ‘last in, first out’: die kerken die het laat- de bouw van de prefabbouw, spijkerspanten, kunststoffen, ste uit de steigers kwamen, hebben de meeste hervormde Nieuwe voorgespannen beton en ruimtevakwerken. kans om als eerste onder de sloopkogel te val- Kerk te Utrecht met Er kwamen geen spectaculaire getimmerde len en daarmee ook belangrijke voorbeelden op de voorgrond één houtconstructies meer tot stand. Ingenieurs van dakconstructies. van de spanten die hebben altijd moeite gehad met het natuur- De ontwikkeling van de kapconstructie opgehesen wordt. lijke en in de letterlijke zin van het woord van de kerkkap is in deze studie aangegrepen onberekenbare bouwmateriaal hout’.10 Een om tot een overzicht te komen van de ont- enkel geval, zoals de herbouw van kap van de wikkeling van het kerkgebouw als groep en Elleboogkerk in Amersfoort, vormt hier een zijn verdeling naar plaats, tijd en gezindte. uitzondering op. Deze ‘sociometrie’ van dit gebouwtype toont Waar de kapconstructies van vóór de Fran- de golven van aanwas en aspiratie in de on- se tijd vrijwel zonder uitzondering zijn be- derzochte periode. Dit schraagt mogelijk een schermd als onderdeel van de kerk, geldt dat beter begrip van de huidige regressie en de voor de jongere en jongste kerken in mindere daarbij te maken keuzes. Het gaat immers om mate. Vooral van de wederopbouwkerken zijn het belangrijkste bouwtype van onze steden nog slechts weinig voorbeelden beschermd, en dorpen (afb. 220).

161 bouwd als zodanig ontworpen religieus gebouw. 26 van der Meiden 1976, i.h.b. 244. Noten Bij reliwiki staan lemma’s van tien gesloopte ker- 27 v oor deze periode zijn de rooms-katholieke ka- ken alsmede drie noodkerken, twee kloosters en pellen buiten beschouwing gelaten. Deze kapel- Inleiding twee voorreformatorische kapelrestanten. Zes len dienen enkel als plaats voor devotie en niet lemma’s waren dubbel en acht lemma’s gaven voor kerkviering: 41 daarvan dateren uit de ne- geen relevante gegevens. Daarnaast betreffen gentiende en 37 uit de twintigste eeuw, waarvan 1 Opgedragen aan Harry de Olde (1933-2012) en veel vermeldingen religieuze gemeenschappen in totaal 53 (68%) in Limburg. Regnerus Steensma (1937-2012) twee belangrijke ondergebracht in wijkgebouwen dan wel voor- kerkendeskundigen uit het noorden des lands, malige scholen of woonhuizen. Het zwervende 3. Opbloeiende behoeften die het ongetwijfeld met enkele details in deze bestaan van de kleine Russisch-Orthodoxe kerk studie minder eens zouden zijn geweest, maar en van de Volle Evangelische gemeente leverde 1 i n de grafieken worden per bouwgolf de zeven mogelijk met een belangrijk deel ook weer wel. in beide gevallen vier lemma’s op. De conclusie belangrijkste denominaties weergegeven. 2 janse 1989, met Prof. Dr. Ruud Meischke als pro- is dat naast de genoemde vervuiling bij reliwiki 2 naar analogie van de aan de UVA gedoceerde ‘fi- motor. wat ruim omgesprongen is met de eigen defini- nanciële geografie’, zou hiervoor van ‘bouwhis- 3 e en eerste versie van dit hoofdstuk is tie en het beter was geweest om per denominatie torische geografie’ gesproken kunnen worden. Janse 1988. Een samenvatting hiervan is J anse de ontwikkelingsgeschiedenis te schetsen om zo 3 Zeegers 1993. 1991. onevenwichtigheid terug te brengen. 4 dubbelaar 1990. 4 v gl. Janse 1965. 5 Stenvert 1996-2006. In de serie zijn enkel kerken 5 Kerk in Hazerswoude, De Rijnbode, 24-04-1892. 5 v gl. Hoffsummer 1995 waarin vele Waalse kap- opgenomen die op het moment van publica- 6 v oor de compleetheid zijn de 6 kerken gebouwd pen op een systematische wijze dendrochrono- tie nog bestonden. Naar analogie van de term in de periode 1941-1945 hierin meegenomen. logisch gedateerd zijn. Voor Nederland zijn een museometrie dat over kwantitatief/cijfermatig 7 Kalf 1906-1914, Dubbelaar 1990. flink aantal kerken inmiddels wel dendrochro- onderzoek naar museumcollecties gaat, kan 8 Rosenberg 1972 noemt en 379, waarvan 276 nologisch onderzocht, maar nog niet in één sa- hier gesproken worden over monumentometrie (73%) rooms-katholiek. menhangend overzicht gepubliceerd. (www.cultureelerfgoed.nl/roerend-erfgoed/on- 9 Zie voor een voorbeeld voor een dergelijke regio- 6 d e principetekeningen van de kappen zijn voor- derzoek-museometrie). nale spreiding Kolman e.a. 1997, 25. En voor een zien van schaalstokken. Bij enkele, uit boeken 6 het gaat om 1769 kernen en 714 omgevingsker- overzicht van de werken van W. te Riele, Bulletin afkomstige, tekeningen bleek dat echter niet nen. Daarnaast zijn er nog 112 omgevingsobjec- KNOB, 107(2008), 101-125. mogelijk. ten. Zie ook Stenvert e.a. 2006, 97. 10 www.reliwiki.nl: Definitie religieus gebouw (ge- 7 Kloosters en kapellen in andere rooms-katholie- raadpleegd 28 december 2012). ke gebouwen zijn hierin niet opgenomen. Wel 1. Opmaat 11 h aslinghuis & Janse 2001, 251-252; Zwiers 1918, zijn hierin de 153 rooms-katholieke kapellen 616; Seidl 2006, 277-280. Pevsner 1979 rept in het opgenomen die soms al uit de achttiende eeuw 1 dit hoofdstuk is een gedeeltelijke bewerking geheel niet over kerken. dateren en niet zelden fors van omvang zijn. van: Stenvert & Van Tussenbroek (red.) 2007, 12 n ieuwbarn 1908, 25. Met het altaar in het oosten 8 h ier exclusief Rozenburg, Pernis, Overschie, 156-161. en de ingang in het westen, waarbij het noorden Oud IJsselmonde, Hoogvliet, Hoek van Holland, 2 h oekstra 2009, 71. de evangeliezijde is en het zuiden de epistelzijde. Hillegersberg, Heijplaat en Delfshaven. 3 Boekwijt & Van Drunen 1996. 13 Steensma 1981, 6-19. 9 hier exclusief Scheveningen en Loosduinen. 4 janse 1965, 46. 14 Penn 1841, 390 vindt torens bij kerken: ‘volstrekt 10 in 2013 had Nederland 408 gemeenten. (Dat 5 j anse 1989, 255 spreekt minder juist over drie- niet noodzakelijk … daarom is het beter, dat een is exclusief de drie bijzondere gemeenten in hoeksgebint. Raadhuis dan wel eene Kerk een Toren hebbe’. Caribisch Nederland: Bonaire, Saba en Sint 6 Orsel 2009. 15 Penn 1841, 384-385 citeert Marc-Antoine Laugier, Eustatius). 7 j anse 1989, 264. Neue Anmerkungen über die Baukunst, Paris 1768, die 11 Waarbij de gemeente Vianen (in Monumenten in 8 van der Hoeve 2004. als voornaamste onderdelen van de kerk noemt: Nederland in het deel Zuid-Holland behandeld) 9 Ozinga 1929. ‘1. Het Portaal, 2. Het Schip, 3. De Zijbeuken, 4. bij de provincie Utrecht is meegerekend. 10 Ozinga 1929, Plaat 62b. Hij spreekt nog over de Het Koor, 5. Het Altaar, 6. De Predikstoel, 7. De 12 Zie Pey 1993, 23-36. kerk te Kloosterveen (de oudere benaming voor Doopvont, 8. De Gaanderijen, 9. Het Muzijk- 13 vergelijk Van der Meijden 1976. Smilde). koor, 10. De Sacristij, 11. De Biechtstoelen, 12. 14 i n het verdere vervolg over kerken zal deze groep 11 janse 1989, 258. De Zitplaatsen voor de gemeente, 13. Het Orgel’. verder niet worden meegerekend. Gedetailleerd beschreef Penn p. 389: ‘Wat be- 15 de groep lutherse kerken is vergeleken en aange- treft 12. – De Zitplaatsen. In Katholijke Kerken 2. Waarlijk representatief vuld met de bevindingen uit het onderzoek naar geschiedende plegtige diensten op onderschei- Lutherse kerkinterieurs gedaan in 2010 door den punten, waar een ieder zich heen moet kun- 1 Waarvan 51% hervormd en 35% katholiek. Laura Roscam Abbing als onderzoeksstage voor nen wenden; vandaar dat vaste Zitplaatsen niet Beukers 2009, 66. de RCE. dienstig zijn; het is zelfs beter, om er geen aan 2 Beukers 2009, 65. Van Swigchem 1984, 54, 16 Strikt genomen is de Anglicaanse kerk niet pro- te brengen, en het geheele schip vrij te laten. spreekt voor circa 1835 over 2.795 kerken, waar- testants, maar kent protestantse elementen. Worden er echter vaste Zitplaatsen aangelegd, van 963 rooms-katholieke en 1838 protestantse 17 Kunstreisboek voor Nederland, I Noord-Holland, zoo moeten deze veel ruimer dan in Protestantse (waarvan 1535 hervormd en 303 voor de rest, Zuid-Holland, Amsterdam 1940 (eerste druk, met Kerken zijn, en zulks wegens het knielen; men waaronder 119 doopsgezinde). platendeel), 114-119 met daarin de beschrijving rekent voor elke persoon ongeveer 65 vierkante 3 www.reliwiki.nl (geraadpleegd 27 december van vooroorlogs Rotterdam. Ned. palmen; zijn het banken, zoo moet de eene 2012). 18 Pey 1993. van de andere 1,10 Ned. El af staan, en dient er 4 voor een test is voor de gemeente Deventer 19 Waarvan 16 uit de categorie ‘R.K. II’, waarbij het voor knielbanken gezorgd te worden…’. gekozen, die met 21 kerken in Monumenten in Ne- voor deze periode over vrij forse gebouwen gaat. 16 Penn 1841, 391. derland (MiN) vermeld staat en met 76 lemma’s 20 dit is gerekend met aftrek van de categorie ‘R.K. 17 van Swigchem 1984. in reliwiki. De 21 kerken stonden alle in reliwiki II’ waarin 59 kapellen, waarvan 47 in Limburg 18 landheer 2004, 270. vermeld. Vier wederopbouwkerken (twee her- staan. 19 d e R.K. St.-Josephkerk te Enschede uit 1893 kost- vormde wijkcentra, een apostolische kerk en 21 i n die tijd sprak men nog over gereformeerd, te fl. 122.000. Gegevens uit het architectuurblad een gebouw voor het Leger des Heils) alsmede waar we nu hervormd zouden zeggen. De Opmerker zoals gebruikt voor Stenvert 1993. twee sterk verbouwde, maar cultuurhistorisch 22 janse 1989. De nog nader te noemen remonstrantse kerk te interessante, kleinere kerken hadden opname in 23 nadere vergelijking en koppeling aan dendroda- Rotterdam uit 1896-1897 kostte fl. 103.895. MiN verdiend. Daarnaast staan in Deventer nog teringen kan hier zinvol zijn. 20 d e R.K. O.L. Vrouwe Geboortekerk te Losser uit vier interessante kerken van na 1970 en vermeldt 24 geciteerd in Pey 1993, 23. 1900 kostte fl. 85.680 en de R.K. St.-Lambertus- reliwiki drie oninteressante en één sterk ver- 25 deze regeling eindigde in 1875. kerk te Hengelo uit 1888 fl. 93.880.

162 21 de Geref. Oosterkerk te Enschede uit 1894 kostte 16 van As & Wiedijk 1946, 112. 15 valeriani 2006; Yeomans 2009. fl. 22.089. 17 Sirag 1935, 12. Beslagen vurenhout uit Sundsvall 16 langley 1746, pl. 88-94. 22 h et evangelisatiegebouw (Geref 2) Graaf van in Noorwegen. 17 tussenbroek 2009, 123, noot 75. Buren­straat 12 te Deventer uit 1890 kostte fl. 18 van Dalen 1806, 269. 18 Orsel 2009, 129. 9.759. De Opmerker afloop van aanbesteding 24 19 finsterbusch & Theile 1987. 19 de Roon 2008. november 1890. 20 1 Amsterdamse voet = 11 duim = 28,3 cm.; 1 duim 20 de Vries 2008, 229. 23 Stenvert 1993, 94. = 25,7 mm. 21 Coenraad Hoeneker nam de bouw van de kerk 24 de prijsindex in de periode 1848-1914 varieerde 21 Zwiers 1920, 24. als zodanig aan terwijl Pieter de Swart de voorge- tussen 92 en 139 (met 1902=100 als ijkjaar), waar- 22 van der Kloes 1908, 77-78. vel ontwierp. Schmidt 1999, 183-184. Oorspron- door de genoemde bedragen met de nodige sla- 23 d eze norm werd opgevolgd door de KVH 1954 (N kelijk had de kap twee zakgoten, maar die zijn gen om de arm ook voor de periode 1848-1914 als 1012), de KVH 1970 (NEN 3180) en de KVH 1980 vrij recent onder één groter dak gebracht. globale richtlijn aangehouden kunnen worden. (NEN 5468). Gebruik van de tussen haakjes staan- 22 Poley 1770; Erzey 1777. Voor een prijsindex op de bouwactiviteiten voor de maten werd ontraden. De aanduiding ‘x’ be- 23 Brade 1827, 160. de periode 1850-1914 zie Engberts 1977, 155-157. treft enkel binnenlands gezaagd hout. 24 ‘Spruiten. Men noemt spruiten in een dak, de 25 Penn 1841, 393. 24 Sirag 1935, 13. ribben die gebruikt worden om den nok te dra- 26 Bij de categorie zaalkerk plus gaat het bij nader 25 van As & Wiedijk 1946, 126. gen, en die met pen en gat in de bindbalk zijn inzien om twee uitzonderingen. 26 Overbeek 1967 (zevende druk), 66-67. bewerkt. Wanneer men hanebalken in een dak 27 h et gaat om geschreven ‘Bestek en voorwaar- 27 u itgetrokken op grond van de beide bestekken aanbrengt, dan worden zij met zwaluwstaarten den’, of ‘Bestek en conditiën’ uit de periode van A. Tepe voor Amsterdam (1880) en Everdin- in de spruiten bewerkt; edoch wanneer men ma- 1824-1952. Beschikbaarheid in kopie bij de RCE gen (1898). kelaars gebruikt, bevestigt men de spruiten met was één van de redenen voor selectie, daarnaast 28 Plasschaert 1897, 67. pennen en gaten in de makelaars, terwijl deze waren in de archieven van Utrecht en Hoorn een 29 v an As & Wiedijk 1946, 211-212. Voor een in- laatste aan den nok op dezelfde wijze worden aantal bestekken in één keer te bekijken. houdsberekening op basis van de omtrek geven opgesloten. De spruiten der gebrokene daken 28 de doopsgezinde kerk van Harlingen uit 1857 ze: omtrek x omtrek x 7/88 x lengte, hetgeen ‘ku- worden, even als in een Hollandsch dak, met werd in 1997 gesloopt. beren’ genoemd wordt. pen en gat in den bindbalk bewerkt en verbon- 29 h out benodigd voor de kap (60 m3) en voor 30 van As & Wiedijk 1946, 199. den, doch door geene hanebalken ondersteund.’ de spits (16,5 m3) geeft in totaal 76,5 3m tegen 31 Over de geschiedenis van de houthandel na 1800 Timmerman 1835, 70. een prijs in 1894 van fl. 33,- per kuub, oftewel is nog weinig samenvattends geschreven. In 25 Brade 1827, 161. fl. 2.524,50.D it komt overeen met 2,5% van Malcolm 1930 komt de historische ontwikkeling 26 Brade 1827, 162. Brade spreekt nog over ellen en de gemiddelde bouwsom van een kerk van nauwelijks ter sprake. duimen, maar bedoelt daarmee meters en centi- fl. 100.000, waarbij de kosten voor de baksteen 32 Schillemans 1947. meters. doorgaans tegen de 10% lopen. 33 verkade 1955. 27 v an Heusden 1833, 151-170. Van Dalen 1806, die 30 h et is nog geen 1% van wat Houthandel Dekker tus- 34 goelema 1993. wel het nodige over timmerhout zegt, besteedt sen 1900-1939 en 1946-1953 gemiddeld per jaar aan 35 Cloo 1988. helemaal geen aandacht aan kappen of andere kubieke meters hout invoerde. Verkade 1955, 57. 36 www.vvnh.nl houtconstructies., 28 Storm van ’s Gravesande 1850, 308-342 en de pla- 4. Hout voor boven de gebedsruimte 5. Kreupele en ­andere spanten ten XVIII-XXIV. 29 Storm van ’s Gravesande 1850, 309-310. 1 van Dalen 1806, 248. 1 van Heusden 1833, 159. 30 Storm van ’s Gravesande 1850, 311. 2 Met fijnhout bedoelde men naast eikenhout 2 Brade 1827, 158. 31 Storm van ’s Gravesande 1850, 312 [staat 212] vooral hardhout. Te Wechel 1945, 35. 3 timmerman 1835, 19. Bij een ander lemma stelt Storm van ’s Gravesande spreekt nog over ellen 3 hierbij gaan we voorbij aan de op zich interes- hij: ‘Duitsch dak. Een Duitsch dak is een zooda- en duimen, maar bedoelt daarmee meters en sante discussie hoeveel van het beschikbare nig, welks bespanning uit twee schuinsche vlak- centimeters. bruikbare hout over de eeuwen als bouwhout ken bestaan, en tusschen twee gevelmuren zijn 32 Storm van ’s Gravesande 1850, 313. gebruikt kon worden en hoeveel er daarvan voor besloten; hierin van een Hollandsch dak onder- 33 Plasschaert 1897, 623. de scheepsbouw en voor waterbouwkundige scheiden, dat het laatstgenoemde uit vier vlakken 34 Zwiers 1920, 262. werken benodigd werd. is zamengesteld, waarvan de driehoekigen de 35 janse 1989, 300; Wattjes 1930, deel 9, 240. 4 janse 1965, 36-47; De Vries 1994, 46-49. schilden genoemd worden, De Duitschers bren- 36 janse 1989. Hij heeft het over de R.K. kerk, maar 5 de Vries & Van der Woude 1995, 356-358. gen, volgens Gilly, de gordingen onder de bind- dat is onjuist. Vgl. Stenvert 1998, 91-92. 6 Schillemans 1947. balken aan, en ondersteunen denzelven door 37 durand 1825, dl. 2, 35. ‘Rarement aura-t-on 7 Sinds 2007 wordt op de Zaanse Schans op tra- stijlen, die op de zolder-balken komen te rusten. des édifices sacrés à construire, vu l’excessive ditionele wijze hout gezaagd door de naar oud Deze manier van zamenstellen is, naar ons inzien, quantité qui en existe partout’. bestek herbouwde houtzaagmolen ‘het Jonge zeer ondoelmatig, dewijl hiertoe veel meer hout 38 durand 1842, pl. 8-11. Schaap’. wordt vereischt, en de zolder-balken onnoodig 39 Brade 1828. 8 everwijn 1912, 210. bezwaard worden’. Timmerman 1835, 24. 40 Brade 1827. 9 everwijn 1912, 219. 4 Stieglitz 1796, 196-197. 41 vitry, deel 2, 128-129. De Franse editie is uit 1827. 10 naar aanleiding van Plasschaert 1897, 61. Corne- 5 vitruvius Boek IV,2. Peters 1997, 116-117. In 1854 verscheen een Nederlandse vertaling, zie: lis Roggenkamp was de stichter van de fabriek 6 Brade 1827, 159-160. Brouwer 211, 435-436. gelegen aan de Dijkstraat in Appingedam die 7 een historiografische studie hiernaar zou op zijn 42 Penn 1841, 217-218. sloot in 1928 en waarvan de gebouwen rond 1985 plaats zijn. 43 Penn 1841, 377-393. zijn gesloopt. 8 vermaarsch 1664, plaat ** (ook in zijn editie uit 44 Penn 1841, 383. 11 verkade 1953. Over de periode 1953-1970 ontbre- 1689). 45 gugel 1887, 172-173 en plaat 29. ken de gegevens. 9 Zonder dat er in de tekst op ingegaan werd. 46 gugel 1882, 58-63 en platen 23-24. 12 Zie ook Brouwer 2011, 99-114. Bosboom 1821. 47 eén van de weinige uitzonderingen hierop über- 13 Beissner, L., Handbuch der Coniferen-Benennung: 10 vermaarsch 1664, Sluyt-Reden, p,. 28 haupt is de uit 1773-1775 stammende hervormde Systematische Einteilung der Coniferen etc., 11 Serlio 1619, Libro Settimo, 196 ‘Degli armamenti kruiskerk van Ouderkerk aan de Amstel met per angenommen als Grundlage für die einheitliche di legnami’. arm twee zadeldaken met een zakgoot ertussen, Benennung der Nadelhölzer in Deutschland vom 12 Palladio 1738, 66-68 en plaat III. zoals in Amsterdam in die tijd pakhuizen werden Kongress von Coniferen-Kennern und -Zuchtern 13 valeriani 2006. gebouwd. Ozinga 1929, 133-134. in Dresden am 12. Mai 1887, Erfurt 1887. 14 gebaseerd op een vergelijkbare constructie van 14 Storm van ’s Gravesande 1850, 72. de kap van het Dogenpaleis in Venetië. Valeriani 15 van der Kloes 1908, 16-17. 2008; Vollmar 1985.

163 6. Hangen, schoren en springen teklassen in gebruik volgens de NEN-EN 338. Zie: mecum, RV Blad Samengestelde spanten 01 (1987). Houtwijzer Bouwen, Sterktegegevens van hout, Almere 5 timmerman 1835, 10. 1 Brade 1827, 165. Van Heusden 1833 vermeldde 2007. www.houtinfo.nl/pdf/houtwijzer. Ooster- 6 Brade 1827, 171. In Duitsland was het David Gilly hangwerken en schoorwerken in het geheel hoff 2008, 150-151. die zich in een publicatie uit 1797 Über Erfindung, niet. 32 Plasschaert 1897, 642. Hij geeft de formule: bh2 Construction und Vortheile der Bohlen-Dächer met deze 2 Brade 1827, 165. = (3 a l p s) / 8 c b. Waarbij b en h de breedte en materie bezig hield. 3 Brade 1827, 169. Met el wordt hier meter be- hoogte zijn, a de afstand tussen de sparren hart 7 Brade 1827, 176. doeld. Friedrich David Gilly maakte in 1800 op hart, l de afstand tussen de steunpunten on- 8 Brade 1827, 179. een ontwerp voor het Nationaltheater aan de der en boven, p de belasting van het dak, s de 9 harres 1879, 109-111. Gendarmenmarkt in Berlijn. Niet hij, maar Carl overspanning van het dak en c de coëfficiënt van 10 Storm van ’s Gravesande 1850, 317 en fig. 373. Gotthard Langhans ontwierp uiteindelijk het de vastheid (alles in cm2). 11 Kingma, Jur, ‘Stadsarchitect en ingenieur Im- theater, dat al in 1817 door brand werd verwoest 33 Schmitt & Landsberg 1911, 83-123. mink: zijn werk en zijn netwerk’, www.zaans-in- en in 1819-1821 werd vervangen door het hui- 34 janse 1989, 305. dustrieel-erfgoed.nl. dige gebouw naar plannen van Karl Friedrich 35 j anse 1989, 305 heeft het over de St.-Josephkerk 12 Bestek en Voorwaarden voor het bouwen eener Schinkel. Feist 1982, 115. en Janse 1991, 05-6 over de St.-Michaelskerk. Het Kerk met Toren voor de R.C. Parochie H. Odulp- 4 Storm van ’s Gravesande 1850, 324. gaat om de in 1848 gebouwde St.-Michaelskerk hus te Assendelft, Amsterdam 1960, 13. Kopie 5 timmerman 1835, 39. die in 1892 als kerk buiten gebruik raakte toen (nr. CWO 64182) bibliotheek RCE. 6 Pijtak 1848, 201. de nieuwe St.-Michaelskerk aan de Roggestraat 13 Storm van ’s Gravesande 1850, 320-321; Plas- 7 Zwiers 1920, 256. naar ontwerp van N. Molenaar gereed kwam schaert 1897, 637 8 Plasschaert 1897, 632. (gesloopt 1965). Het gebouw van de oude St.- 14 hoffsummer 1995, 119-120. 9 Strom van ’s Gravesande 1850, 328. Voor de Michaelskerk werd in 1892 in gebruik genomen 15 Storm van ’s Gravesande 1850, 320. streep = mm. Rotterdamse kap zie ook Plasschaert 1897, 632. door de R.K. Werkliedenvereniging St.-Joseph. en el = m. 10 Storm van ’s Gravesande 1850, 330. De kap komt 36 Bedacht door de Italiaanse wiskundige Luigi 16 j anse 1989, 314-315. Zie ook Orsel 2011, 23-26 die ook voor in Scheffelaar 1855, afb. 145. Cremona. laat zien dat schroefbouten al in de achttiende 11 janse 1989, 117. 37 Kingmans 1988, 35. eeuw in kappen werden toegepast. 12 Ostendorf 1908, 64-65; Schmitt & Landsberg 38 de Blauw 1984, 30. 17 de Kat, Raaijmakers & Van der Zwan 2011. 1911, 100. 39 Stades- Vischer & Stenvert 2011 (c). O.L. Vrouwe 18 Boonstra e.a. 2012, 125; Rörink & Van den Broek 13 janse 1989, 116-117. van Altijddurende Bijstand, Kade 21, Roosen- 1916. 14 Een uitzondering wordt gevormd door daal. 19 janse 1989, 324-325; Oosterhoff 1988, 113. Viollet-le-Duc 1857, die wel een hoofd- 40 Stades- Vischer & Stenvert 2011 (a). St.-Petruskerk, 20 Storm van ’s Gravesande 1850, 332 en fig. 358. stuk wijdt aan kappen in oude Franse Heuvel 2, Vught. De kerk werd in 2005 buiten ge- 21 Plasschaert 1897, 653. kerken, waaronder in Rouen en Reims. bruik gesteld. Helaas kon de kap niet zelf bezocht 22 l ooman, B., ‘Beschrijving van eene kap, 15 Ook Brouwer 2011 wijst op dit probleem. worden. Daarom is gebruik gemaakt van foto’s Fouragemagazijn voor de Kavallerie te Deven- 16 harres 1879. en tekeningen van Bouwstudio Pelser Hartman ter’, Bouwkundige Bijdragen, 5(1849), kol. 257-260. 17 harres 1879, 82-100, met name afb. 163 en 166. te ’s-Hertogenbosch. Storm van ’s Gravesande 1850, 333 en fig. 379. 18 Stenvert & Stades-Vischer 2010. St.-Josephkerk, 41 erftemeijer, Looyenga & Van Loon 1997. 23 www.historischeverenigingkoogzaandijk.nl, on- Sint Josephstraat 15, Den Bosch. De kooromgang St.-Bavokathedraal, Leidsevaart 146, Haarlem. der korte omschrijving Zaandijkerkerk. diende vroeger als sacristie en pastorie. De kerk De kerk zelf is door De Fabryck uit Utrecht on- 24 de Groot 1982. werd in 1948-1949 versoberd, kreeg in 1961 een derzocht. De kap is in oktober 2012 bezocht. 25 Schmitt & Landsberg 1911, 75. nieuwe dakruiter en werd in 1971 gesloten, waar- 42 Op de tekening van de architect wordt onder- 26 Oosterhoff 1988, 194. na in 1992 verbouwingen volgden. Deze kerk be- scheid gemaakt tussen de spanten A, B en C, 27 Rosenberg 1972, 92. Op de plaats van de kerk hoorde niet tot de kanjers, wat mede de reden is waarbij het verschil tussen A en B enkel een on- staat nu het Marriothotel. waarom hiervan geen tekening is opgenomen. derbroken windschoor betreft. 28 van Leeuwen 2007, 205. 19 viollet-le-Duc 1857, dl. 3, p. 22. 43 dekker & Stenvert 2011. Remonstrantse kerk, 29 van Leeuwen 2007, 135-137. 20 janse 1989, 303. Museumpark 3, Rotterdam. 21 Storm van ’s Gravesande 1850, 329, pl. 367; 44 Stades- Vischer & Stenvert 2011 (b). St.-Gummar- 8. Storten, monteren en lijmen Harres 1879, 107; Plasschaert 1897, 636; Schmitt uskerk, Dorpsstraat 56, Wagenberg. & Landsberg 1911, 135; Zwiers 1920, 267 en zelfs 45 d ekker & Stenvert 2010. St.-Barbarakerk, Konin- 1 Miedema 1936, 9. nog Dirkse 1934, 295. De manege werd in 1962 ginnelaan 3, Nieuwegein. 2 Miedema 1936, 14. afgebroken ten behoeve van een vergaderzaal 46 v an Ginkel-Meester & Stenvert 2011 (b). St.-Lam- 3 Maguire & Murray 1965, 18-21. voor de Hessische Landstag, die inmiddels ook bertuskerk, Koningin Emmaplein 7, Maastricht. 4 Wattjes 1931; Berlage e.a. 1932. al weer gesloopt is. Vanwege permanente scheurvorming volgde 5 gratama e.a. 1928. 22 h arres 197. Volgens de vertaler was bij de mane- constructief herstel in 1926, 1933 en 1997. In 1966 6 Kropholler 1931, XX. Eerder in een wat aange- ge een ‘behagelijke’ vorm geconstrueerd ana- is het koor vernieuwd en uitgebreid. In 1985 paste vorm verschenen in Bouwkundig Weekblad loog aan ‘het natuurlijke constructie-systeem werd de kerk gesloten en bij de laatste restaura- 47(1926), 13-15, 23-30. van onze middeleeuwsche bouwmeesters’. tie opnieuw ingrijpend constructief hersteld. 7 Kropholler 1931, XXIII-XXIV. 23 janse 1989, 303. 47 d e Nieuwe Kerk, Bollenhofsestraat 138a, Utrecht 8 Kropholler 1931, XXVIII. 24 van der Woud 1985. De kerk werd in 1982 ge- is geen kanjer, maar van de kerk zijn het bestek 9 Kropholler 1931, 10-14. sloopt. en tekeningen bewaard gebleven. Utrechts 10 Miedema 1936, pl. 39 en 40. 25 janse 1989, 303. Archief 747 Nederlandse hervormde gemeente 11 Toepassingen van Celotex in Bouwwerken, Amsterdam 26 janse 1989, 303. Utrecht, inv.nr. 326. De kerk werd gebouwd door 1929 en Celotex producten, Amsterdam ca. 1935. 27 Storm van ’s Gravesande 1850, 94. Hij geeft als aannemer Gerrit Wegerif uit Apeldoorn voor 12 Berlage e.a. 1932, 24-25, 47. verschijningsdatum 1832. Delprat 1840. fl. 51.767. Het gebouw is rond 1960 inwendig 13 Berlage e.a. 1932, 19-23, 46. Miedema 1936, pl. 28 Brouwer 2011, 72-79. verbouwd. 28-29. 29 harres 1879, 50. Hij hanteert de formule: 14 Berlage e.a. 1932, 28-30, 49. F=R/6.b.h2, waarbij F het breukmoment is; R is 7. Franse nieuwigheden 15 Berlage e.a. 1932, 14, 44. de elasticiteitscoëfficiënt en b en h zijn de breed- 16 Kleinlogel 1947, 92-96; R.L.A.S. 1926. te en de hoogte van de balk. Met een R voor 1 Storm van ’s Gravesande 1850, 309. 17 Kropholler 1918-1919. Afkomstig van de fabriek eikenhout van 675 en voor dennen- en grenen- 2 Storm van ’s Gravesande 1850, 314. Ouderzorg te Leiderdorp, Krophollers vaste leve- hout van 600. 3 Brade 1829, 163-164. rancier van tegels en baksteen. 30 harres 1879, 54. 4 delorme 1648 (1981), Livre X, 284-301. Zie ook H. 18 Wattjes 1927. 31 Sinds 2003 zijn er in Nederland Europese sterk- Bemelmans, ‘Schenkelspanten’, Restauratievade- 19 van Ginkel-Meester & Stenvert 2011 (a).

164 20 Stenvert 2010. Opgericht in 1898 en in 1918 om- 5 landheer 2004, 421. 37 www.kerkgebouwen-in-limburg.nl onder Horst gedoopt tot Internationale GewapendBeton- 6 v an Oppen e.a. 1948, 9. De tentoonstelling zou Lambertus. bouw. vervolgens een tiental steden aandoen. De tech- 38 v an Meijel 2001, 30-33. Bij de herbestemming 21 Molema 1987, 26-29. nische aspecten zouden kort daarop uitgebreid van de kerk tot zorgcentrum in 2004-2007 is 22 Scharroo 1930, 98-99. aan de orde komen in de publicatie van de Stich- de aangrenzende gemeentewoning vervangen 23 tomlow 1997. ting Ratiobouw 1948. door woningbouw. De stalen kolommen en het 24 Stuyt 1932. 7 Forum, 12(1957)1 /2 (overdruk) en voor een recen- schrotenplafond zijn in de centrale ruimte zicht- 25 Stenvert e.a. 2000, 164, 293. sie daarvan Vriend 1959, 151-154. baar gebleven. 26 Wattjes 1931, dl. 10, 176. 8 Beginselen van kerkbouw 1954, 116-119. 39 de portalen zijn samengesteld uit DIE 50 profie- 27 Wattjes 1931, dl. 10, 187; Oosterhoff 1988, 262. 9 Burkom & Spoelstra 2007, 55. len (met een breedte van 50 cm.). De kerk heeft 28 i n de betonbalken waren waarschijnlijk aan de 10 Bos 1946. 650 zitplaatsen en de bouwkosten bedroegen fl. bovenzijde blokjes ingegoten waarop het hout 11 van Beusekom 1953, 42. 920 per zitplaats. Van Bijleveld & Claassen 2007, bevestigd kon worden. 12 van Woensel 1996. 82-84; Mazure 1957-1960, deel 2, 70-75. 29 Miedema 1936, pl. 37-38; Oosterhoff 1988, 262. 13 Blankesteijn-Blees 1963. Uiteindelijk zouden in 40 forum 12(1957)1/2. 30 van Rosse 1948, 155. de periode tot 1965 ruim 1500 kerken gebouwd 41 www.reliwiki.nl onder Odijk Nicolaas. 31 Wattjes 1931, dl. 10, 130 en plaat II; Oosterhoff worden. 42 vriend 1959, 147-148. 1988, 162. De toegepaste tweescharnier­ boog- 14 Blankesteijn-Blees 1963, 7. 43 Mulder 2011, 162-164. Hoogewoud 2002. spanten uit 1903 werden in 1909 alsnog voorzien 15 Blankesteijn & Overbosch 1967. De lijst zelf was 44 van der Schrier 1952, 336. Klinkerisoliet bestaat van trekstangen. samengesteld door het secretariaat van de stu- uit poreuze kleibolletjes die ook in hydrocul- 32 Wattjes 1931, dl. 10, 309-312; Kropholler 1931, 58- diekring Kerkbouw en Eredienst. turen worden toegepast. Voor daken geeft het 65; Fock. e.a. 187-209. 16 Overbosch, W.G. ‘De kosten van kerkbouw’, gewichtsbesparing. Daarom paste F.P.J. Peutz dit 33 Mulder 2011, 111-115 (de St.-Augustinuskerk werd in: Blankesteijn & Overbosch 1967, 1779-1787. materiaal ook toe bij zijn H. Geestkerk in Roer- in 1977 gesloopt), 128-130. Interessant is het citaat naar aanleiding van de mond uit 1956-1957. 34 www.reliwiki.nl Delft, Poortlandplein. Thomaskerk ‘Misschien is het maar gelukkig, dat 45 in de brochure Oosthoek Bimsbeton - Isobims uit 35 Bot 2009, 148. een hele reeks van recenter bouwsels wat minder circa 1955 staat vermeld dat Holt bimsbeton had 36 Ceves, N.V., Steengaas, Utrecht s.a. (circa 1960), degelijk is geconstrueerd en waarschijnlijk ook toegepast bij de door hem ontworpen H. Maria 15-16. wel nooit een plaats op de monumentenlijst Geboortekerk te Dussen (NB) uit 1953. 37 v riendelijke mededeling Karel Emmens. De kerk zal krijgen’. Iets verderop waar M.F. Duintjer 46 volgens een foto in Van Beekum 2003, 62 werd is zomer 2012 gesloten. over zijn Pinksterkerk zei ‘dat hij … niet meer het sierbeton gemaakt door Verwo Woerden. 38 Berlage e.a. 1932, dl. 15, 12-13. heeft willen realiseren dan een veredeld onder- 47 Arkeldaken werden gemaakt door de NV Beton- 39 Wattjes 1931, Moderne Kerken, afb. 289-291.H ij dak, een beschutting-voor-een-ogenblik, een dak, een dochtermaatschappij van De Vries Rob- situeert de kerk in Nieuw-Lekkerland. aanwijzing dat de gewone dagelijkse dingen en bé te Gorinchem. 40 Wiebenga 1926. materialen hun waarde in zichzelf dragen’. Beide 48 Stenvert 2010b. 41 Wattjes 1931, dl. 10, 20, 24-25. kerken zijn uiteindelijk ook niet voorgedragen 49 haas 1961. 42 Wattjes 1931, dl. 10, 37-40, 45-46. Ook voor de om aangewezen te worden als rijksmonument 50 Ook zijn Adventkerk in Aerdenhout uit 1958 Julianakerk te Veenendaal uit 1928 is deze con- uit de periode 1959-1965. heeft een gebogen schaalconstructie, maar hier structie door dezelfde architecten gebruikt. 17 voorbeelden zijn de St.-Lambertuskerk in Horst zijn de schalen haaks op de lengterichting ge- 43 Schoemaker 1942. (1952-1954; A.J.N. Boosten), de Zoete Naam plaatst. Von Santen 2007, 82. 44 ‘ Technisch nieuws voor het bouwbedrijf’, Jezuskerk te Oeffelt (1954; N. van der Laan) en de 51 haas 1961, 429. Forum, 12(1957)1 /2, 5-9. Het Bouwbedrijf, 3(1926), 237. H.H. Theobaldus en Antoniuskerk te Overloon 52 haas 1961, 430. 45 Wattjes 1931, dl. 10, 53. (1955-1956; J. Strik). 53 d e Haan & Haagsma 2010, 219. Zie ook 46 Op den Oordt 1927; Schoenmaker 1942. 18 Kruidenier 2006, 8. www.jandejongstichting.nl. In 1985 werd de kerk 47 Schoemaker 1942, 52. 19 voorpagina boek Van Rooy 1959. verkleind en teruggebracht tot drie traveeën. De 48 Schoemaker 1942, 55. Het lijkt te gaan om 20 Maguire & Murray 1965, 132-135 (als enige Neder- resterende vier werden onderverdeeld. Op de de St.-Theresia en Joannes Boscokerk, landse kerk). begane grond kwam de Gemertse bibliotheek Salasianenstraat 118 uit 1933 naar ontwerp van 21 v an Rooy 1959, Mourik & Steffen 1960, Blan- en daarboven werden acht wooneenheden ge- J. Beersma. kesteijn & Overbosch 1964. maakt. 49 hengeveld 1979, 39-40; Wattjes 1931, dl. 10, 86. 22 Sijmons & Berkhof 1951; Van Bijleveld & Claassen 54 Kuipers 2002, 87. 50 Mogelijk gaat het om de tot moskee omgebouw- 2007. 55 www.kerkgebouwen-in-limburg.nl onder Ca- de kerk in de Atjehstraat 27. www.reliwiki.nl. 23 v on Santen e.a. 2007, 82. In Mens, Lootsma & berg Christoforus. 51 in Nemaho 1953, ongep. staat een overeenko- Bosman 1985, wordt vooral ook de Paaskerk in 56 www.kerkgebouwen-in-limburg.nl onder Stad- mende doorsnede van wat daar heet een ‘spits- Amstelveen genoemd. broek. boog kerkspant met opbouw’. In de redengeven- 24 van Rooy 1959, 12. 57 Stenvert 2012, 258-261. de omschrijving van dit rijksmonument wordt 25 Blankesteijn & Overbosch 1959. 58 Maguire & Murray 1965, 134; Van Woensel 1996, (naar hier blijkt per abuis) nog over ‘schenkel- 26 Maguire & Murray 1965, 58. 164. spanten’ gesproken. 27 Szénássy 1967, 72. 59 www.reliwiki.nl onder Ochten Hervormde kerk. 52 Wattjes 1931, dl. 10, 90-91. 28 Beginselen 1954. I.h.b. paragraaf 14. De commis- 60 nemaho circa 1953. De firma staakte rond 2005 53 Wattjes 1931, dl. 10, 249. sie bestond uit de architecten J.F. Berghoef, zijn productie en ging in 2012 failliet. 54 Wattjes 1926, ihb 440. Wattjes spreekt over Wij- J.H. van den Broek, H.T. Zwiers en de theologen 61 van Mourik & Steffen ca. 1960, 84-89. keroog, het gaat daarbij om de kerk aan de Grote J.N. Bakhuizen van den Brink, A. Faber en W.J. 62 folder Heko Spanten ca. 1953. Hout- of Koningsweg 73. de Wilde. 63 Op initiatief van de Nederlandse Houtbond en 55 hengeveld 1979, 68. 29 van Rooij 1959, 15. de Bedrijfsgroep Houtindustrie. D.J. van Amstel 30 Reith ca. 1954, 60-61. De kerk aan de Palestrina- was directeur van dit instituut. 9. Sober en ­flauwhellend straat 1 is gemeentelijk monument. 64 Korfker 1960 en Korfker 1962. 31 Mulder & Schilt 1993, 32. 65 Pastman 1964. 1 v an der Leeuw 1945, 3. Gerardus van der Leeuw 32 Kuypers 2002, 84. 66 van Amstel 1964. werd in 1918 hoogleraar en was bestuurslid van 33 Bot 2009, 248. Er is nog weinig onderzoek 67 Pestman 1964, 15; Szénássy 1969,72. de in 1931 opgerichte ‘vereeniging Kerkopbouw’. gedaan naar naoorlogse bouwplaten. 68 v an de zes kerken zijn de Mariakerk in Volendam 2 van der Leeuw 1945 (geschreven in 1944, gepu- 34 Blankesteijn & Overbosch 1964, 54-57. (1962; H.T. Oudejans en A.C. Alberts) en de Ad- bliceerd in 1945), 55. 35 van Rooij 1959, 23. ventkerk te Amersfoort (1962; T. van Hoogevest) 3 Stichting Ratiobouw 1948, 5. 36 www.kerkgebouwen-in-limburg.nl onder Weert opgenomen vanwege hun houtgebruik in het 4 van Oppen e.a. 1948, 8. Onbevlekt Hart van Maria. interieur en niet vanwege hun houtconstructie.

165 69 van Amstel 1964, ongep. 5 Opmerkelijk is dat de overspanning niet over de 70 van Amstel 1964; Hengeveld 1979, 50. breedte van juist over de lengte van de zaal van Literatuur 71 van Amstel 1964; Voor de Thomaskerk Blanke­ 28 x 40 meter is geplaatst. Mazure 1957-1960, stein & Overbosch 1964, 76-79. deel 3, 19-27. Alings jr., Wim e.a., Wij bouwen, Utrecht s.a. [1962]. 72 van Amstel 1964, ongep.; Pestman 1964, 51; 6 van Rooy 1959, 87. Amstel, D.J. van, Zes Nederlandse kerken, Amsterdam Blankestijn & Overbosch 1964, 96-101. 7 www.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_grootste_ 1964. 73 Pestman 1964, 64. Bij de eveneens in 1962 gereed- Nederlandse_kerkgebouwen_naar_zitplaatsen. As, L.W. van & K. Wiedijk, Het Hout: Soorten, herkomst, gekomen, maar in 2004 gesloopte, O.L. Vrouwe 8 hovens 2012. handel, opslag, verwerking, Deventer s.a. (ca. 1946). van Altijddurende Bijstand te ’s-Gravenhage wer- 9 Constructieberekening André de Prouw en Barnard, W. e.a., ‘Ark: 10 jaar kerkbouw: Moderne den vier hypparschalen gecombineerd. www.reli- technisch advies voor de houtconstructie H.E. architectuur in modern materiaal Schokbeton’, over- wiki.nl onder ’s-Gravenhage Goudsmitsgaarde 2. Lüning. druk Forum, 12(1957)1/2, 1-58. 74 Blankestijn & Overbosch 1964. Nu in gebruik als 10 janse 1988, 52. Beekum, Radboud van, B.T. Boeyinga 1886-1969: kerk van de Zevende-dags Adventisten. Amsterdamse School architect, Bussum 2003. 75 Steensma & Van Swigchem 1986, 103. Beginselen van Kerkbouw: Rapport uitgebracht aan de 76 www.reliwiki.nl onder Rotterdam Adventkerk. Generale Synode der Nederlands Hervormde kerk door de daar- 77 Steensma & Van Swigchem 1986, 109. toe benoemde commissie, ‘s-Gravenhage 1954. Bemelmans, H., Schenkel-Spanten, Delft 1987. 10. Deflatie tussen plafond en pan Berends, G., Historische houtconstructies in Nederland, Arnhem 1996. 1 Bosscha 1864, 234. Dat nam niet weg dat hij in Berends, G. & J.J. Voskuil, De benaming van houtverbin- 1902 instortte en in 1912 herbouwd werd. dingen en constructieve elementen bij oude boerderijen: een 2 v elde, A. van der, ‘Aanwijzing tot het stellen van voorstel tot normalisering, Arnhem 1973. bliksem-afleiders, naar het Fransch’, Bouwkundige Berlage, H.P. e.a. (red.), Moderne bouwkunst in Nederland: Bijdragen, 5(1849), kol. 225-254; Doorn, C.J., De No 15 Kerken, Rotterdam 1932. Bliksemafleider: Eene handleiding bij het ontwerpen, Beukers, E. (eindred.), Erfgoedbalans 2009: Archeologie, vervaardigen, stellen en beproeven van afleiders op aller- monumenten en cultuurlandschap in Nederland, Amersfoort lei soort van gebouwen, molens en schepen, Haarlem 2009. 1867; Wijk, J.C.G. van, Aanleg en beproeving van Beusekom, H.G. van, Hoe krijgt de nieuwe stadswijk een bliksemafleiders: Weten en kunnen No. 15, Amsterdam hart?, Den Haag 1953. 1920 (tweede druk). Bijleveld, Marylse van & Tonny Claassen m.m.v. Cindy 3 Weissman, A.W., ‘Kerkbranden’, De Opmerker, Curré, M.F. Duintjer 1908-1983: Strak, helder, open – architec- 32(1897), 293-294. tuur als drager van een nieuwe samenleving, Rotterdam 2007. 4 ‘ Herbouw St. Jacobstoren te Vlissingen’, Bouw- Blankesteijn-Blees, G., Lijst van Nederlandse kerken 1945- kundig Weekblad, 31(1911), 602-604. 1963 (samengesteld in opdracht van de prof. dr. G. van 5 Middelburgse Courant, 01-07-1912. der Leeuwstichting), Amsterdam/’s-Gravenhage 1963. 6 t och blijkt dat niet altijd even zeker gezien het Blankesteijn, H.R. & W.G. Overbosch, Brandend Braam- feit dat men na de brand van de kathedraal van bos: 1. De nevenruimten, Amsterdam 1959. Chartres in 1836 de kapconstructie aldaar niet in Blankesteijn, H.R. & W.G. Overbosch, Uit en in de stei- hout uitvoerde, maar in de vorm van een gietij- gers: Kerkbouw in Nederland 1960-1967, Amsterdam 1967. zeren constructie met stalen trekstaven met een Blauw, Sible de, De Sint Martinuskerk te Sneek: Gotische vor- overspanning van 14,2 meter breed en 10 meter men in negentiende-eeuwse bezieling, Sneek 1984. hoog. Boekwijt, Harry & Ad van Drunen, ‘Het middeleeuwse 7 v an Rooy 1959, 13. tussenbalkjuk opnieuw beschouwd’, Jaarboek Monu- 8 het begrip ‘Tarra-oppervlak’ wordt ook gebruikt mentenzorg, Zwolle/Zeist 1996, 19-28. in de Nen 2580:2007 ‘Oppervlakten en inhouden van Boonstra, Ido e.a., Het Ir. D.F. Woudagemaal: Een levend gebouwen –Termen, definities en bepalingsmethoden’ werelderfgoed op stoom, Utrecht 2012. als het verschil tussen het Bruto Vloeroppervlak Bos, A., De Stad der Toekomst, De Toekomst der Stad: Een (BVO) en het Netto Vloeroppervlak (NVO). stedebouwkundige en sociaalculturele studie over de groeiende 9 van Leeuwen 2007, 204-205. De kerk werd in stadsgemeenschap, Rotterdam 1946. 1944 zwaar beschadigd en in 1947 afgebroken. Bosboom, Sijmon, De vyf colom-orden, met derzelver deu- 10 nieuwbarn 1908, 25. ren en poorten, welëer door wylen Sijmon Bosboom, uit den 11 geciteerd in Van Leeuwen 2007, 145. beroemden Venetiaanschen-bouwmeester, Vincent Scamozzi in 12 van Neck 2012, 175. minuten overgebracht, Amsterdam 1821. 13 Stenvert 1986, 176-178. Bosscha, J., Het boek der uitvindingen, ambachten en fabrie- 14 deze definitie is gebaseerd op Barbara Laan in ken, Leiden 1864 (derde druk). het Ten geleide van Laan e.a. 2000, 5, en in over- Brade, W.C., Theoretisch en praktisch handboek, ten dienste leg met Eloy Koldeweij tekstueel wat aangepast. van ingenieurs, architecten, opzichters, timmerlieden, metse- 15 Alings e.a. 1962, 129. laars en verdere bouwkundigen, ’s-Gravenhage 1827 (twee- de deel, behelzende de tweede afdeeling, zevende 11. Bijzonder of ­alleen groot? hoofdstuk over de kappen). Brade, W.C., Theoretisch en praktisch bouwkundig hand- 1 Oosterhoff 1997-1999. boek, ‘sGravenhage 1828 (derde deel behelzende de 2 Oosterhoff 1980, 90-91. derde afdeeling, tweede hoofdstuk). 3 voor een meer gedetailleerd overzicht zie Brouwer, Petra, De wetten van de bouwkunst: Nederlandse Oosterhoff 1988. architectuurboeken in de negentiende eeuw, Rotterdam 2011. 4 Bedoeld wordt de oude RAI die in 1961 werd ver- Buis, Jaap, Historia Forstis: Nederlandse bosgeschiedenis, vangen door de nieuwe RAI waarvan de centrale, Wageningen 1985. door A. Bodon ontworpen, Europahal een over- Burkom, Frans van & Yteke Spoelstra, Monumenta- spanning heeft van 67,5 meter waarbij stalen le Kunst: Categoraal Onderzoek Wederopbouw 1940-1965, driescharnierspanten zijn toegepast. Amsterdam/Zeist 2007. Cloo, Auke, 1000 jaar Houthandel: De schoorbalken voor de Houtunie, Coevorden 1988.

166 Crol, W.A.H., Van houtnegotie tot houthandel N.V. 1727-1952 Groot, H.J. de, Handboek voor timmerlieden, Am- Janse, Herman (sam.), Spijkers en draadnagels, Leiden [Abraham van Stolk & Zoonen], Rotterdam 1952. sterdam 1914 (derde druk). 2004. Cuypers, Jos, Jan Stuyt & Xav. Smits, De nieuwe St. Jacob Goudeau, Jeroen & Agnes van der Linden (red.), Jan Jellema, R., M.C.A. Meischke & J.A. Muller (red.), te ’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch 1907. Stuyt (1868-1934): Een begenadigd en dienend architect, Bouwkunde voor het hoger technisch onderwijs: Deel III, Delft Dalen, J. van, De Bouwkunstenaar, of volledige beschrijving Nijmegen 2011. 1964 (achtste druk). van al het gene wat tot deze konst betrekking heeft, Dordrecht Gugel, Eugen, Architectonische vormleer, Amsterdam Kalf, J., De Katholieke kerken in Nederland: Dat is de tegen- 1806. 1880-1888 (vier delen). Tweede deel 1882. Derde deel woordige staat dier kerken met hunnen meubeling en versiering Davidson, Ellis A., Drawing for carpenters and joiners, 1887. beschreven en afgebeeld, Amsterdam 1906-1914. Londen etc. s.a. (ca. 1900). Haan, Hilde de & Ids Haagsma, Gebouwen van het Plas- Kat, Holger de, Maarten Raaijmakers & Adriaan van Dekker, Irene & Ronald Stenvert, St.-Barbarakerk, tische getal: Een lexicon van de ‘Bossche School’, Haarlem der Zwan, Lamineren zonder lijm: Een cultuurhistorische Koninginnenlaan 3, Nieuwegein, Bouwhistorische opname, 2010. verkenning naar de weverij Salomonson en de Emyspanten van Utrecht 2010 (bouwhistorisch rapport BBA). Haas, A.M., ‘Betonnen schaalconstructies in Neder- Zierikzee, Rotterdam 2011. Dekker, Irene & Ronald Stenvert, Remonstrantse land’, Cement, 13(1961), 421-453. Keuringsvoorschriften voor hout als bouwmateriaal en voor- Kerk, Museumpark 3, Rotterdam: Bouwhistorische Opname, Harres, B., De samenstelling der voornaamste timmerwer- schriften voor houtbereiding: K.V.H. 1940, N1012, s.l. 1940. Utrecht 2011 (bouwhistorisch rapport BBA). ken: praktisch handboek voor ambachtslieden (voor Neder- Kiekens, D., Machinale houtbewerking: Een handleiding Delorme, Philibert, Architecture de Philibert De L’Orme: land bewerkt door J.G. van Gendt Jr.), Amsterdam 1879 voor houtdrogen, de aanschaffing en de behandeling van hout- Edition intégrale de 1648, Liège 1981. (tweede druk). bewerkingsmachines en het onderhoud der gereedschappen, Delprat, J.P., Beginselen der mechanica, voor de kadetten der Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen: Ver- Deventer 1948 (vierde druk). artillerie en genie, Breda 1840. klarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouw- Kingmans, Hugo, Groate kerk van Sint Jacobiparochie: Dirkse, Alph., Houtconstructieleer, Goes 1934. historie, Leiden 2001 (vierde druk). Bedelman edelman, Leeuwarden 1988. Dubbelaar, L.. Lijst van katholieke kerken in Nederland Heidema, E.J., ‘Houtverbindingen’, Bouw, 10(1955), Kleinlogel, A., Fertigkonstruktionen im Beton- und Eisenbe- (typescript), s.l. 1990. 206-211. tonbau, Berlin 1949 (eerste druk 1929). Dunk, Thomas H. von der, ‘Wat er staat is zelden Helfrich, K., J.F. Benders & W.A. Casparie, Handzaam Kloes, J.A. van der, Onze bouwmaterialen. Deel IV: Hout en Waterstaat: Overheidsbemoeienis bij de vormgeving hout uit Groninger grond: Houtgebruik in de historische stad, andere plantaardige materialen, isoleer- en pakkingstoffen, van katholieke kerkgebouwen in Gelderland in het Groningen 1995. Maassluis 1908 (tweede druk). tweede kwart van de negentiende eeuw’, Bulletin KNOB, Hemert, Ries van, Houtconstructies, balklagen, gebinten, Knippenberg, Hans, De Religieuze Kaart van Nederland: 91(1992)1, 1-14. kapconstructies: Handboek voor timmerlieden betrokken bij Omvang en geografische spreiding van de godsdienstige gezind- Durand, J.N.L., Précis des leçons d’architecture données a restauratie van monumenten, Amsterdam 2005. ten vanaf de Reformatie tot heden, Assen/Maastricht 1992. l’école royale polytechnique, Paris 1823-1825 (twee delen). Hengeveld, D.J., Het gelamineerde hout in Nederland: De Köck, Berndt & Stefan M. Holzer, ‘Baroque Timber Durand, J.N.L., Recueil et parallelle des édifices en tout genre, geschiedenis van de Nemaho, Delft 1979. Roofs without a Continous Tiebeam’, in: Kurrer, Paris 1842 (tweede druk) (facsimile 1986). Heusden, Leendert van, Handleiding tot de burgerlijke Karl-Eugen, Werner Lorentz & Volker Wetzk (ed.), Pro- Elzinga, Gert, De hervormde kerk te Sint Jacobi Parochie, bouwkunde. Uitgegeven door de maatschappij tot nut van’t ceedings of the Third International Congress on Construction Leeuwarden 1981. algemeen, Amsterdam 1833. History, Cottbus 2009, 903-910. Engberts, G.E., De Nederlandse en Amsterdamse bouwactivi- Hittenkofer, Vergeleichende Architektonische Formenlehre: Kolman, Chris, Ben Olde Meierink & Ronald Stenvert, teiten 1850-1940, Deventer 1977. Eine populäre Darstellung zur Formenkenntniss der wichtigsten Monumenten in Nederland: Noord-Brabant, Zeist/Zwolle Erftemeijer, Antoon, Arjen Looyenga & Marike van Baustilperioden, Leipzig 1877. 1997. Roon, Getooid als een bruid: De nieuwe Sint-Bavokathedraal Hoeve, J.A. van der, Toren van de Nieuwe Kerk, Spui 175 te Korfker, D., Modern construeren met hout, Amsterdam te Haarlem, Haarlem 1997. Den Haag, bouwhistorische verkenning, Utrecht 2004. 1960. Erzey, Adrianus, Architectura of Bouw-konst, behelzende Een Hoekstra, Maarten Jan, Huis, tuin en keuken: Wonen in Korfker, D., ‘Hout als constructiemateriaal in heden korte Beschryvinge, over de voornaamste Grondbeginselen der woorden door de eeuwen heen, Amsterdam/Antwerpen en toekomst’, Bouwperspectiefnummer Misset’s bouwwe- Teeken-Konst, van de Civile (of Burgerlyke) Bouwkonst, zoo als 2009. reld, 48(1962)5, 240-215. derzelve alhier, gemeenlyk in Order geleerd wordt .., Amster- Hof, T, Houtaantasting en haar bestrijding, Amsterdam s.a. Kropholler, A.J., ‘Gewapend beton bekapping’, Gewa- dam 1780. (ca. 1953). pend beton, 7(1918-1919), 160-162. Ettinger, J. van & J.J. van der Wal, Het bouwbedrijf in Hoffsummer, Patrick, Les charpentes de toitures en Wallo- Kropholler, A.J., ‘Over hedendaagschen kerkbouw’, nederland (Deel 2/3 serie Boeiende Statistiek), Leiden nie: Typologie et dendrochronologie (XIe-XIXe siècle), Namur Bouwkundig Weekblad, 47(1926), 13-15, 23-30. 1943. 1995. Kropholler, A.J., Over hedendaagschen kerkbouw: met af- Everwijn, J.A.C., Beschrijving van handel en nijverheid in Hollander, Jord den, Ooit gesloopt Nederland, Amster- beeldingen van kerkelijke en profane werken van den schrijver, Nederland, ‘s-Gravenhage 1912 (drie delen). dam 1985. Genf 1931. Feist, Peter H. (red.), Karl Friedrich Schinkel, Berlin 1982. Holzer, Stefan M. & Berndt Köck, ‘On the Use of Iron Kruidenier, M., Kerken: Categoraal onderzoek wederop- Finsterbusch, Edgar & Werner Thiele, Vom Steinbeil zum Elements in Southern Bavarian Roofs of the Baroque’, bouw 1940-1965, Zeist 2006. Sägegatter: Ein Streifzug durch die Geschichte der Holzbearbei- in: Kurrer, Karl-Eugen, Werner Lorentz & Volker Wetzk Kuipers, Marieke (red.), Toonbeelden van de wederop- tung, Leipzig 1987. (ed.), Proceedings of the Third International Congress on Con- bouw: Architectuur, stedenbouw en landinrichting van herrij- Fock, C.W. e.a., ‘De Sint-Antonius Abt te Rotter- struction History, Cottbus 2009, 821-828. zend Nederland, Zwolle 2002. dam-Delftshaven’, Bulletin KNOB, 73(1974), 187-209. Hoogeveen-Brink, Joyce, H.J. Jesse: Architect 1860-1943, Laan, Barbara e.a. (red.), Achter gesloten deuren: Bron- Ginkel-Meester, Saskia van & Ronald Stenvert, Ge- Rotterdam 1997. nen voor interieurhistorisch onderzoek 1800-1950, Jaarboek bouwencomplex Heilig Land Stichting, Profetenlaan 2, Heilig Hoogewoud, Guido, ‘”De kerk der tuinsteden is de Cuypersgenootschap, Rotterdam 2000. Landstichting Groesbeek: Bouwhistorische opname, Utrecht voorhoede van de kerk op ontdekkingsreis”’, Jaarboek Landheer, Hugo, Kerkbouw op krediet: De financiering van 2011 (a) (twee delen) (bouwhistorisch rapport BBA). Cuypersgenootschap 2001, Rotterdam 2002, 38-56. de kerkbouw in het aartspriesterschap Holland en Zeeland en de Ginkel-Meester, Saskia van & Ronald Stenvert, Hoogewoud, Guido, Jan-Jaap Kuyt & Aart Oxenaar, bisdommen Haarlem en Rotterdam gedurende de periode 1795- St.-Lambertuskerk, Koningin Emmaplein 7, Maastricht: Bouw- P.J.H. Cuypers en Amsterdam: Gebouwen en ontwerpen 1860- 1965, Amsterdam 2004. historische opname, Utrecht 2011 (b) (bouwhistorisch 1898, ‘s-Gravenhage 1985. Langley, B. & T., The Builder’s Jewel: Or the Youth’s Instruc- rapport BBA). Hovens, Sandra, ‘Elleboogkerk herrijst: Stadsgezicht tor, and Workman’s Remembrancer, explaining Short and Easy Goelema, W.E., ‘De Russische handel in kapbalken Langegracht hersteld’, Kroniek, 14(2012)1, 10-11. Rules, Made familiar tot the meanest Capacity for Drawing and van de fa. J.M. Meihuizen & Zoon’, BMGN, 108(1993)4, Janse, H., Bouwers en bouwen in het verleden: de bouwwereld Working, London 1746. 683-698. tussen 1000 en 1650, Zaltbommel 1965. Leeuw, G. van der, Balans van Nederland, Amsterdam 1945. Gratama, J. e.a., Religie en bouwkunst, Huis ter Heide 1928. Janse, H., Houten kappen in Nederland 1000-1940, Delft Leeuwen, A.J.C. van, Pierre Cuypers architect (1827-1921), Groot, A. de, ‘De Muiderkerk: protestantse kerkbouw 1989. Zwolle/Zeist 2007. in Amsterdam aan het eind van de 19de eeuw’, De Sluit- Janse, H., Houten kapconstructies in Nederland 1800-1940, Lijdsman, P.M.E., Kennis van bouwstoffen. Deel I: Hout, steen, 6(1990)1, 3-21. Zeist 1988. Deventer 1943 (tweede druk). Groot, A. de, ‘Rationeel en functioneel bouwen 1840- Janse, H., ‘Houten kapconstructies in Nederland Looman, B., ‘Beschrijving van eene kap geplaatst op 1920’, in: Het Nieuwe Bouwen: Voorgeschiedenis/Previous in 19de en 20ste eeuw’, Restauratievademecum, 1991, het in 1846 nieuw gebouwde fourage-magazijn’, Bouw- History, Delft 1982, 23-83. RV blad 05; 1-10. kundige Bijdragen, 5(1849), kol. 257-260.

167 Maguire, Robert & Keith Murray, Modern churches of the Penn, J.J., Handboek der Schoone Bouwkunst, Breda 1840- Sijmons, K.L. & H. Berkhof, Protestantsche Bouwkunst, world, London 1965. 1841 (twee delen in één band). ’s-Gravenhage 1951. Malcolm, A.G., De houthandel van Nederland, Amsterdam Pestman, J.H., Vormgeving in hout: Van ligger tot schaaldak, Sirag Jzn., M., Handelsvormen van enige bouwmaterialen, 1930. Amsterdam 1964. Amsterdam 1935 (derde druk). Mazure, J.P. (inl.), Constructie gebouwen 1-5, Delft 1957- Pevsner, Nikolaus, A History of Building Types, London Soest, J. van, De bosbouw in Nederland, Wageningen 1950. 1960. 1979. Stades-Vischer, Elisabeth & Ronald Stenvert, St.-Pe- Meiden, Anne van der, Welzalig is het volk: Bijgewerkt en Pey, E.B.F., Herstel in Nieuwe Luister: Ideeën en praktijk van truskerk Heuvel 2, Vught: Bouwhistorische opname, Utrecht uitgebreid portret van De zwarte-kousenkerk, Baarn 1976. Overheid, Kerk en Architecten bij de restauratie van het middel- 2011 (a) (bouwhistorisch rapport BBA). Meeteren, Hilde van, De geest leidt het schip: Een categora- eeuwse katholieke kerkgebouw in Zuid-Nederland (1796-1940), Stades-Vischer, Elisabeth & Ronald Stenvert, St.-Gum- le studie en waardestelling van kerken en kapellen uit de Weder- Nijmegen 1993. maruskerk, Dorpsstraat 56, Wagenberg: Bouwhistorische op- opbouw (1945-1965), Zeist 1999. Poley, Jacob, Architectura cicilis of naauwkeurige ontwerpen name, Utrecht 2011 (b) (bouwhistorisch rapport BBA). Mens, Robert, Bart Lootsma & Jos Bosman, Le Corbusier en verzameling van verscheidene zeer fraaye groote Kap-wer- Stades-Vischer, Elisabeth & Ronald Stenvert, Paters- en Nederland, Utrecht 1985. ken, van huizen, schuuren, pakhuizen enz., Amsterdam 1770. kerk – O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand, Kade 21, Roosen- Miedema, R., Hedendaagsche kerkelijke bouwkunst: Van R.L.A.S., ‘Gewapendbeton schenkelspanten’, Het daal: Bouwhistorische opname, Utrecht 2011 (c) (bouwhis- buiten- en binnenland en haar betekenis voor liturgie en oecu- Bouwbedrijf, 3(1926), 417-418. torisch rapport BBA). menische beweging, ‘s-Gravenhage 1936. Plasschaert, B.F., Beknopt praktisch leerboek der Burgerlijke Steensma, Regn., Kerken wat doe je ermee, Baarn 1981. Meijel, Leon van, Categorale studie: Naoorlogse kerken en en Water-Bouwkunde. Deel 1: Burgerlijke Bouwkunde, Gouda Steensma, Regn. & C.A. van Swigchem (red.), Honderd- kapellen in Nijmegen 1940-1970, Nijmegen 2001. 1897 (tweede druk). vijftig jaar gereformeerde kerkbouw, Kampen 1986. Molema, Jan & Peter Bak (red.), Jan Gerko Wiebenga: Reith, B., Honderd Jaar Kerkbouw in Nederland, Haarlem Stenvert, Ronald, ‘Nieuwe doelen voor oude kerken’, Apostel van het Nieuwe Bouwen, Rotterdam 1987. s.a. (circa 1953) Fibula, 23(1982)1, 8-13. Mourik, W.J. van & Wim K. Steffen, Hervormde kerk- Roever, Margriet de, ‘In het kielzog van Cuypers: Stenvert, Ronald, ‘Het Penninckshuis te Deventer: bouw na 1945, ’s-Gravenhage s.a. (ca. 1960). Projecten van een eigenbouwer in de 19e-eeuwse Onderzoek naar achtergronden van gebouw en res- Mulder, David, K.P. Tholens (1882-1971): Moderne architec- stadsuitbreidingen te Amsterdam’, Holland, 33(2001), tauratie’, Bulletin KNOB, 85(1986)4, 161-183. tuur – traditionele vormen, Rotterdam 2011. 100-122. Stenvert, Ronald, ‘Bouwers en bouwkundigen in Mulder, Suzanne & Jeroen Schilt, Jonge architecten in de Roon, Dik de, ‘Ook balken kunnen overspannen wor- Twente 1866-1906’, Overijsselse Historische Bijdragen, wederopbouw 1940-1960, Bussum 1993. den: Bijzondere constructie in het Gebouw der Maat- Zwolle 108(1993), 19-96. Neck, Niels van, ‘Een Apeldoorns “onderonsje”: De schappij Felix Meritis’, in: Amsterdam Monumenten & Stenvert, Ronald e.a., Monumenten in Nederland, Zeist/ veelbesproken prijsvraag voor een protestantse kerk Archeologie 7, Amsterdam 2008, 63-73. Zwolle 1996-2006 (twaalf delen). te Apeldoorn (1890-1891)’, Bulletin KNOB, 111(2012)3, Rooy, A.J.J. van, Nederlandse kerkbouw op een keerpunt, Stenvert, Ronald, ‘Stampen, spuiten & schokken: 170-179. Haarlem s.a. (circa 1960) Gestolde massa: Bouwhistorie: gewapend beton Deel NEMAHO Doetinchem - Holland: Houtconstructies, Doetin- Rörink & Van den Broek, Geïllustreerde Prijscourant van 1’, Vitruvius, 3(2010)10, 22-29. chem s.a. (circa 1953). staal- en ijzerconstructien als kappen, kolommen, complete Stenvert, Ronald, ‘Schokken, spannen en spuiten: Nieuwbarn, M.C., Het Roomsche Kerkgebouw: leer der gebouwen etc., Enschede s.a. (1916). Steenharde brokken: Bouwhistorie: gewapend beton algemeene symboliek en ikonigrafie onzer katholieke kerken, Rosenberg, H.P.R., De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Deel 2’, Vitruvius, 3(2010)12, 16-22. Nijmegen 1908. Nederland, ‘s-Gravenhage 1972. Stenvert, Ronald, Biografie van de Baksteen 1850-2000, Oordt, J.H.H. Op den, ‘Een moderne kapconstructie’, Rosse, I.Th. van, ‘Nederlands nieuwe kerken en de Amersfoort/Zwolle 2012. Het Bouwbedrijf, 4(1927), 13-15. “moderne architectuur”’, Bouwbedrijf en Openbare wer- Stenvert, Ronald & Elisabeth Stades-Vischer, Voormalige Oosterhoff, J., Geschiedenis van de bouwtechniek, Delft ken, 25(1948)15, 147-151, 155-160. St.-Josephkerk Sint-Josephstraat 15, Den Bosch: Bouwhistorische 1979. Santen, Jacqueline von e.a., Monumenten van Herrezen Opname, Utrecht 2010 (bouwhistorisch rapport BBA). Oosterhoff, J., Constructies: Momenten uit de geschiedenis Nederland, Amersfoort 2007. Stenvert, Ronald & Gabri van Tussenbroek (red.), In- van het overspannen en ondersteunen, Delft 1980. Scharroo, P.W., Overkappingen: Gewapend Beton Biblio- leiding in de Bouwhistorie: Opmeten en onderzoeken van oude Oosterhoff, J. (red.), Bouwtechniek in Nederland 1: theek, Deel V, Leiden s.a. (1930) (eerste druk 1919). gebouwen, Utrecht 2007. Constructies van ijzer en beton: Gebouwen 18001940: Overzicht Scheffelaar, P.D., Volledig kappenboek bevattende de za - Stichting Houtvoorlichtingsinstituut Amsterdam, en typologie, Delft 1988. menstellingen van de meest verschillende vormen van kappen, Houtvademecum, deel II Handelsafmetingen van hout, Am- Oosterhoff, J. (red.), Bruggen in Nederland 1800-1940, welke van hout vervaardigd kunnen worden naar de Hoogduit- sterdam s.a. Utrecht 1997-1999 (drie delen). sche uigave van M. Winter, Gorinchem 1855. Stichting tot rationalisatie van het bouwen “Ratio- Oosterhoff, J., Kracht + vorm: Inleiding in de constructieleer Scheltema, P.H., Trappen & kappenboek: Verzameling van bouw”, Enige wetenschappelijke problemen bij de bouw van van bouwwerken, Zoetermeer 2008. voorbeelden van de meest gebruikelijke vormen van houten kerken, ’s-Gravenhage 1948. Oppen, W.K. van e.a., Nederlands Nieuwe Kerken, Amster- trappen en kappen ten dienste van bouwkundigen, ambachts- Stieglitz, C.L., Die Baukunst der Alten: Ein Handbuch für die dam 1948. lieden en leerlingen, Rotterdam ca. 1905. Freunde der Kunst: Nebst einem Architektonischen Wörterbu- Orsel, Edwin, ‘Klassizistische Dachkonstruktionen des Schoemaker, R.L.A., Houten vakwerk-constructies met toe- che, Leipzig 1796. 17. und 18. Jahrhunderts in Leiden’, in: Zalewski, Paul passing van Bulldog-kramplaten, Delft 1942 (tweede druk). Storm van ‘s Gravesande, C.M., Handleiding tot de kennis (Hrsg.), Dachkonstruktionen der Barockzeit in Norddeutschland Schillemans, C.A., De houtveilingen van Zaandam in de der Burgerlijke en Militaire Bouwkunst: Bouwkundige Leercur- und im benachbarten Ausland, Petersberg 2009, 124-135. jaren 1655-1811, ’s-Gravenhage 1947. sus, ten gebruike der Koninklijke Militaire Akademie, Breda Orsel, Edwin, ‘Oude Moeren: Een signalering’, Nieuws- Schmidt, F.H., Pieter de Swart: Architect van de Achttiende 1863 (platen derde druk, tekst tweede druk 1850). brief SBN, 50(2011), 23-26. Eeuw, Zwolle/Zeist 1999. Stuyt, Jan, ‘Over koepelbbouw’, Van Bouwen en Sieren, Orsel, Edwin, ‘Baddingen of platen: Vroege onge- Schmitt, Eduard & Theodor Landsberg, ‘Raumbe- 3(1932)7, 97-108. schaafde ‘plaat’-balklagen’, Nieuwsbrief SBN, 52(2012), grenzende Konstruktionen’, in: Handbuch der Architek- Swigchem, C.A., T. Brouwer & W. van Os, Een huis voor 65-70. tur, 3. Theil, 2. Band, 4. Heft, Leipzig 1911. het Woord: Het Protestantse kerkinterieur in Nederland tot Ostendorf, Friedrich, Die Geschichte des Dachwerks erläu- Schoemaker, R.L.A., Houten vakwerk-constructies met toe- 1900, ‘s-Gravenhage/Zeist 1984. tert an einer grossen Anzahl mustergültiger alter Konstruktio- passing van Bulldog-kramplaten, Delft 1942 (tweede druk). Timmerman, W.C., Bouwkundig woordenboek of verzame- nen, Leipzig/Berlin 1908 (reprint). Schrier, W. van der, ‘Een kerk in gewapend beton te ling van bouwkundige benamingen, alfabetisch gerangschikt Overbeek, J.J., Hout handleiding, Utrecht 1967 (zevende Amsterdam’, Cement, 4(1952)19-20, 334-337. ten dienste van eerstbeginnenden, Breda 1835. druk). Schokbeton, N.V., Een greep uit de door ons in 1938 uitge- Tomlow, Jos, ‘Dr. Pierre Cuypers & Sohn & Co. und Ozinga, M.D., De Protestantsche Kerkenbouw in Nederland: voerde werken, Zwijndrecht 1938. ihre Rolle bei der Entwicklung vom Gewölbe zur Van Hervorming tot Franschen Tijd, Amsterdam 1929. Seidl, Ernst, Lexikon der Bautypen: Funktionen und Formen Schale in den Niederlanden um 1900’, in Architectura, Palladio, Andrea, The Four Books of Andrea Palladio’s der Architektur, Stuttgart 2006. 27(1997)1, 40-50. Architecture, London 1738 (facsimile 1965). Szénássy, István, Architectuur in Nederland 1960-1967, Tussenbroek, Gabri van, ‘Dachwerke des 17. und Pijtak, G.C.W., Bouwkundig woordenboek, of verklaring van Amsterdam 1969. 18. Jahrhunderts in Amsterdam – Tradition und de meest gebruikelijke technische benamingen, voorkomende Serlio, Sebastiano, Tutte l’opere d’architettura et prospecti- Erneurung’, in: Zalewski, Paul (Hrsg.), Dachkonstrukti- bij de burgerlijke bouwkunde, waterbouwkunde en spoorwe- va di Sebastiano Serlio Bolognese, Venezia 1619 (facsimile onen der Barockzeit in Norddeutschland und im benachbarten gen, ’s-Hertogenbosch 1848. 1964). Ausland, Petersberg 2009, 105-123.

168 Valeriani, Simona, ‘The Roofs of Wren and Jones: Zalewski, Paul (Hrsg.), Dachkonstruktionen der Barockzeit A Seventeenth-Century Migration of Technical Know- in Norddeutschland und im benachbarten Ausland, Peters- Bronnen en archieven ledge from Italy to England’, Working Papers on the berg 2009. Nature of Evidence: How Well Do “Facts” Travel?, No. 14/06 Zeegers, Gerda, Op de Hoogte blijven, Woerden 1993. Groesbeek, Heilig Land Stichting (www.lse.ac.uk/collection/economichistory/) Zwiers, L. (red.), Bouwkundig woordenboek, Amsterdam • Archief Bestuur Heilig Land Stichting en Eerste Valeriani, Simona, ‘Behind the Façade: Elias Holl and s.a. [na 1918] (twee delen). Hulp Stichting, 1911-2009; Heilig Land Stichting the Italian Influence on Building Techniques in Augs- Zwiers, L., Houtconstructies, Amsterdam 1920 (vierde Bestuur financiën/rekeningen 1916-1918. burg’, Working Papers on the Nature of Evidence: How Well Do druk). “Facts” Travel?, No. 29/08 (www.lse.ac.uk/collection/ Zwiers, L., Beknopt leerboek der constructieve-burgerlijke Hoorn, Westfries Archief economichistory/) bouwkunde, Rotterdam 1929. • 1397 Aannemersbedrijf Hille, Ursem, inv.nr. 55 Verkade, Margaretha A., Honderd jaren Dekker’s hout: • 1322 Dorpsbestuur en gemeentebestuur Berk- gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig hout, inv.nr. 944 bestaan van Dekker’s houthandel Zaandam, Zaandam 1955. • 1063 RK. Statie, sedert 1858 parochie van de H. Vermaarsch, Joost, Eerste deel der Bouw-kunst, ofte grondi- Bonifacius, Spanbroek, inv.nr. 914 ge bewijs-redenen, over den sin ende Practijck van den Autheur • 1150 RK Statie, later Parochie van de H. Nicolaas, Vincent Scamozzi, Leiden 1664 (tweede druk 1689). Lutjebroek, inv.nr. 84 Viollet-le-Duc, E., Dictionnaire Raisonné de l’Architecture • 0656 Hervormde Gemeente Hoorn, inv.nr. 327 Française du XIe au XVIe siècle, Paris 1857 (tome 3), 1- 58 • Koog aan de Zaan, Gemeentearchief Zaanstad ‘Charpente’. • Assendelft, Herv. kerk en toren, aanbesteding Vitruvius, Handboek bouwkunde (vertaling Ton Peters), 22 december 1893 [bibliotheek Zaanstad 02.124]. Amsterdam 1997. • Zaandijk, Herv. kerk, aanbesteding 29 oktober Vitry, Urbano, Il Proprietario architetto, Venezia 1832 1878 [bibliotheek Zaanstad 01.917]. (twee delen). Volbeda, A., ‘Het “Pannekoek-dak”: Een interessante Rotterdam, Nederlands Architectuurinstituut dakconstructie’, Bouw, 12(1957), 734-736. • BOEY Archief Boeijinga Vollmar, Bernd, ‘Die Dachwerkkonstruktionen der • CUBA Archief Bureau Cuypers. Elias Holl’, in: Elias Holl und das Augsburger Rathaus, Regensburg 1985, 67-72. Utrecht, Het Utrechts Archief Vriend, J.J., Reflexen: Nederlands bouwen na 1945, Amster- • 558 Aartsbisdom Utrecht, instituten voor de dam 1959. priesteropleiding, inv.nr. 859. Vries, Dirk Jan de, Bouwen in de late Middeleeuwen: Stedelij- • 552 Franciscanen Nederland, bestuur, inv.nr. ke architectuur in het voormalige Over- en Nedersticht, Utrecht 2869, 2951, 4170, 3002, 3181, 3182, 3348, 3762, 1994 (diss.). 3953. Vries, Dirk J. de, ‘Niederländische Dackwerke des 18. • 747 Nederlandse hervormde gemeente Utrecht, Jahrhunderts: Stillstand oder Erneuerung?’, in: Za- inv.nr. 326. lewski, Paul (Hrsg.), Dachkonstruktionen der Barockzeit in Norddeutschland und im benachbarten Ausland, Petersberg 2009, 136-146. Illustratieverantwoording Vries, Dirk J. de, ‘Kapconstructies uit de 18de eeuw: stilstand of vernieuwing?’, Bulletin KNOB, 107(2008)5/6, Alle foto’s en tekeningen zijn door de auteur zelf ge- 224-232. maakt of afkomstig uit zijn collectie met uitzondering Vries, Jan de & Ad van der Woude, Nederland 1500-1815: van: De eerste ronde van moderne economische groei, Amsterdam • Orsel, Edwin, Delft (onderlegger): 17. 1995. • Vries, Dirk de, Utrecht: 60. Wattjes, J.G., ‘Onze Lieve Vrouwe van Lourdeskerk • Amersfoort, Van Hoogevest architecten (onder- te Scheveningen: Architect: C.M. van Moorsel’, Het legger): 93, 95 rechts. Bouwbedrijf, 4(1927), 321-326. • Amersfoort, Rijksdienst voor het Cultureel erf- Wattjes, J.G., Constructie van gebouwen, Amsterdam 1931 goed: 45 rechts, 102, 112, 116 onder, 120 boven, (tweede druk) (tien delen). 122, 128 boven, 136 onder, 138 onder, 145, 147, Wattjes, J.G., Moderne kerken in Europa en Amerika, 148, 149, 153, 159 onder (T. Penders), 160 boven, Amsterdam 1931. 160 onder. Wattjes, J.G., ‘Gereformeerde kerk te Wijkeroog’, • Amsterdam, Stadsarchief: 4, 95, 110, 111. Het Bouwbedrijf, 3(1926), 438-440. • Delft, T ak architecten (onderlegger): 116 links- Wechel. Ant. te, Fijnhout: Eigenschappen en toepassingsmo- boven. gelijkheden, Amsterdam 1945. • Den Bosch, Bouwstudio Pelser-Hartman: 90 bo- Wiebenga, J.G., ‘Hedendaagsche houten kapcon- ven, 90 onder, 91 onder. structies’, Het Bouwbedrijf, 3(1926), 322-325. • Den Haag, Braaksma & Roos Architectenbureau Wijdeveld, Eva, Kerken in Noord-Brabant: Categoraal (onderlegger): 95 links. onderzoek wederopbouw 1940-1965, Zeist 2004. • Maastricht, Van der Werf en Nass (onderlegger): Wijk, J.C.G. van, Aanleg en beproeving van bliksemafleiders: 97 rechts. Weten en kunnen No. 15, Amsterdam 1920 (tweede druk). • Tilburg, Regionaal archief: 8. Woensel, J.T.W.H. van, Kerkopbouw en kerkbouw in de IJs- • Utrechts, Het Utrechts Archief: 100, 101, 161. selmeerpolders, Lelystad 1996. • Wikipedia Commons: 15, 108, 115 rechts. Wolf, Gustav, Wolf’s praktische Ausführung der Schiftund und Dachverbandhölzer nebst Berechnungen der Linien, Flächen und Körper, Leipzig 1925. Woud, A. van der, ‘De St.-Martinus en de in Groningen’, Bulletin KNOB, 84(1985)4, 195-219. Yeomans, David, ‘Baroque roofs in England’, in: Zalewski, Paul (Hrsg.), Dachkonstruktionen der Barockzeit in Norddeutschland und im benachbarten Ausland, Peters- berg 2009, 153-164.

169 gespan samenstelsel van twee sporen met bijbeho- kramplaat rond of vierkant ijzeren plaatje met gekar- Termenlijst rende haanhouten. telde rand, gebruikt tegen schuifkrachten bij verbin- gootplank stevige plank als bodem van de dakgoot. dingen. aanloper (oplanger) verlengstuk van een spoor. gording licht gekantelde langsbalk tussen topgevels kreupele stijl schuin geplaatste stijl (afb. 9). ankerbalkgebint gebint waarbij de dekbalk door de of jukken waarop in de schuinte van het dak direct krommer (kromhout) kromgegroeid eikenhout ge- (iets uitstekende) gebintstijlen heen wordt gestoken. dakbeschot aangebracht kan worden (afb. 9). bruikt voor jukbenen en korbelen. A-spant zie steekspant en schaarspant. kruiskerk kerk met een transept. axiaal plus kerk axiale kerk met transept en neven- haanhout (hanebalk) horizontale verbindingsbalk kruisschoor twee elkaar kruisende schoren tussen koren (afb. 39). tussen twee tegenover elkaar staande sporen (afb. 9). twee stijlen van een kapconstructie. axiale kerk langgerekte kerk met toren, een- of drie- Hammerbeam (steekbalk) horizontale balk die door beukig schip en koor (afb. 39). hangers en schoren met de bovenlig­gende trekbalk langsverband schoren in de lengterichting van een verbonden is en deze stijver maakt. kapconstructie voor stevigheid in die richting. baddings gezaagd grenenhout van 6,5 bij 13 tot 18 hangschoorwerk zie schoorwerk log zie rondklos. cm.; smaller dan een plaat. hangspant (hangwerk) spantconstructie waarbij de loopplank brede houten delen die in de lengterich- balkhout gezaagd hout groter dan 15 bij 20 cm. trekbalk via hangers verbonden is met de kapsprui- ting van kap over de spanten gelegd worden. besloten hart balk waarin het constructief zwakkere ten. Afhankelijk van het aantal hangers wordt van een hart van de boomstam opgesloten zit (afb. 52). enkelvoudig, dubbel of drievoudig hangwerk gespro- makelaar verticale middenstijl van een kapspant; bestekhout (buitenmaats hout) forse, op bestelling ken (afb. 83 en 84). indien door beugels met een trekbalk verbonden uit stamhout gezaagde balken. hangstijl (hanger) verticale stijl tussen trekbalk en hangstijl genoemd (afb. 9). bimsbeton lichtgewichtbeton met puimsteengruis. kapspruit en daarmee door ijzeren beugels verbon- mansardedak gebroken dak waarbij de dakschilden bintbalk (jukdekbalk) horizontale balk die twee stij- den (afb. 9). geknikt zijn en elkaar aan de bovenzijde onder een len verbindt. hartgekloofd hout balk met aan één zijde een deel stompe hoek in de horizontale nok snijden. bint (balk) grootste maat gezaagd hout, ook moerbint van het constructief zwakkere hart van de boomstam mergkoker constructief zwakkere kern in het hart van genoemd. (afb. 52). de boomstam. blokkeel horizontaal houten element aan de voet van hartvrijhout balk gezaagd buiten het constructief middenschip (middenbeuk, langsschip), hoofdschip een jukstijl (afb. 9). zwakkere hart van de boomstam (afb. 52). van basiliek of hallenkerk. Bulldog-kramplaat (merknaam) zie kramplaat. Hetzerspantconstructie zie gelamineerd spant. moerbint zie bint. Hollands spant spantconstructie van een juk met montagemerk merk op onderdelen van een hout- centraalbouw (centraalkerk) symmetrisch bouwwerk op daarop een A-spant met hanger (afb. 69). constructie dat een getal aangeeft en de montage grond van een cirkel, veelhoek of Grieks kruis (afb. 39). hoofdschip zie middenschip. vergemakkelijkt. Christocentrische kerk kerk met een korter schip en hypparschaal in twee richtingen negatief gekromd muurplaat zware houten plaat, overlangs op een bui- bredere overspanning. vlak. tenmuur gelegd (afb. 9). courant hout zie voorraadshout. crypte ruimte onder een verhoogd koor. juffer zwaardere boomstam van naaldhout. neus (sleutelstuk) langwerpig plat stuk hout ter on- juk (gebint, spant) dragende houtconstructie, be- dersteuning van het balkeinde. dakbedekking (dakhuid) materiaal waarmee het dak staande uit een jukdekbalk, twee verticale of schuin- nevenkoor koorruimte tegen het hoofdkoor aange- waterdicht is gedekt, doorgaans pannen of leien. geplaatste (kreupele) stijlen (jukbenen) en daartussen legen. dakbeschot houten beplanking tussen kapconstruc- schoren (korbelen). Bij verticaal geplaatste stijlen nok horizontale snijlijn van twee schuine vlakken. tie en dakbedekking. Bij sporen ligt het doorgaans ho- spreekt men van gebint. nokgording rib in of vlak onder de nok van een kap- rizontaal en bij gordingen is het doorgaans verticaal jukbalk zie jukdekbalk. constructie (afb. 9) . aangebracht. jukbeen (jukstijl) verticaal of schuin gestelde stijl van nokjuk (nokgebint) stijl met twee schoren, rustend dakhelling schuinte van het dakvlak. een juk (afb. 9). op een onderstaand juk. dakhuid zie dakbedekking. jukdekbalk (bintbak) horizontale dekbalk die twee nokstijl stijl onder de nokgording die op een kapjuk dekbalkgebint gebint waarbij de dekbalk (iets over- jukstijlen verbindt (afb. 9). of trekplaat staat. stekend) op de gebintstijlen ligt. deel plat stuk gezaagd naaldhout, aanzienlijk breder kap samenstel van houten, ijzeren of betonnen on- onderbinten zwaarste onderdelen van een kap, vaak dan hoog. derdelen dat de dakbedekking draagt. gebruikt voor trekbalken. driehoeksjuk juk waarbij de jukbenen (later kap- kapbint (kapbalk) balk in een kapconstructie. Oud-Hollandse kap jongere benaming voor een mid- spruiten genoemd) elkaar in de nok ontmoeten. kapconstructie wijze waarop een kap geconstrueerd deleeuwse jukkenkap (afb. 68). driescharnierspant spant samengesteld uit twee te- is. overspannen balk balk met een middenstijl waarop gen elkaar geplaatste geknikte of gebogen delen. kapruimte ruimte tussen de dakbedekking en het schoren zijn afgespannen (afb. 15). Duits spant een met ijzeren trekstaven versterkt plafond of gewelf. steekspant (afb. 138). kapspant (kapgebint) samenstelsel van dragende on- Palladian truss secundaire hangconstructie aange- dwarsschip zie transept derdelen van een kap in één vlak. bracht in een hangspant (afb. 58). kapspruit (spar) schuin geplaatste kapbalk die van de Philibertspant houten boogspant samengesteld uit Emyspant gebogen kapspant opgebouwd uit op el- muurplaat tot de nok loopt (afb. 9). korte boogvormig bijgezaagde planken. kaar gestapelde en met bouten en stroppen vastge- kathedra zetel van de bisschop. plank gezaagd plat stuk eikenhout, aanzienlijk breder maakte planken (afb. 134). klinkerisolietbeton soort lichtgewichtbeton. dan hoog (later ook van naaldhout). etagejuk bovenste van de op elkaar gestapelde jukken kniespant spant waarbij een verticaal onderdeel met plaat plat en breed stuk hout dikker dan 5 cm.; breder in een kap. een knik in één geheel overloopt in een schuin deel. dan baddings. Vaak onderdeel van een driescharnierspant. Polonceauspant ijzeren kapspant opgebouwd uit fliering (jukplaat) horizontaal gelegen langsbalk ter kolter zwaardere boomstam van naaldhout die aan de twee onderspannen driehoekige liggers, verbonden ondersteuning van de sporen (afb. 9). voet vierkant is beslagen. door een trekstaaf; soms ook uitgevoerd met houten fuseédak gebogen dak gemaakt met in cement geleg- koor aan de oostzijde gelegen kerkgedeelte waar onderdelen. de holle kruikvormige elementen. zich het (hoofd)altaar bevindt. Het kan recht, rond of portaalspant spant met horizontale bovenregel en veelhoekig gesloten zijn en is soms voorzien van een verticale stijlen, waarvan beide hoeken stijf zijn. gasbeton soort lichtgewichtbeton. kooromgang. preekkerk relatief sobere (protestantse) kerk inge- gebint juk met verticaal geplaatste stijlen. kooromgang doorlopende omgang om het koor. richt voor de prediking. gelamineerd spant gebogen spant bestaande dunne korbeel kromme of rechte schoor tussen een verticaal presbyterium (priesterkoor) gedeelte van het koor op elkaar gelijmde planken. en een horizontaal onderdeel van een houtconstruc- met hoofdaltaar en koorgestoelte. gemeentewoning naoorlogse benaming voor het ge- tie (afb. 9). profielstaal gewalst staal, veelal met een I-vormige heel aan nevenruimten bij een kerk. doorsnede.

170 pseudobasilicale kerk kerk waarvan de middenbeuk steengaas netwerk van staalgaas met op de knoop- zaalkerk bescheiden rechthoekige, niet door reeksen weliswaar hoger is dan de zijbeuken, maar toch geen punten geperste en gebakken terracotta kruisjes. zuilen of pijlers onderverdeelde, eenbeukige kerk vensterzone bezit. stère specifieke benaming voor een kubieke meter (afb. 39). (rond)hout. zaalkerk plus zaalkerk met een portaal dan wel een ribhout (ribben) dunne balken van ongeveer vierkan- strop ijzeren band of open beugel ter bevestiging van geveltoren (afb. 39). te doorsnede. houten delen aan elkaar (afb. 9). zadeldak dakvorm bestaande uit twee hellende vlak- richel (regels) dun timmerhout. ken die elkaar in de nok snijden. ringdeuvel ronde metalen ring die gebruikt wordt bij tandschijfdeuvel ringdeuvel met omgebogen pun- zakgoot goot tussen twee dakvlakken. het verbinden van twee houten delen. ten. ziende kap kap waarvan de constructie niet door ge- rondklos (log, stamhout) gevelde onbewerkte ronde tarra hier: het verschil tussen de bruto en netto in- welven of een plafond aan het oog is onttrokken. boomstam. houd van een gebouw. zijbeuk kerkruimte, parallel aan het hoofdschip en ruimtelijk vakwerk vakwerkconstructie waarbij de telmerk zie montagemerk. daarvan gescheiden door zuilen of pilaren. verbindingen tussen de balken niet in één vlak liggen. tongewelf gewelf dat te beschouwen is als de boven- zijkoor zie nevenkoor. ste helft van een liggende cilinder. zweep zie windlat. sanctuarium plaats voor het allerheiligste. tonschaal dunne schaalconstructie in de vorm van de schaarspant eenvoudig kapspant (of bovenste deel bovenste helft van een liggende cilinder. van grotere kapconstructie) bestaande uit twee trajector op grond van de constructieberekening ge- schuinstaande (scharende) stijlen die elkaar onder de bogen trekstang in een betonconstructie. nok kruisen; soms met trekplaat. transept langwerpige ruimte die het middenschip schenkelstuk aan één of beide zijden boogvormig loodrecht kruist en daarmee in open verbinding staat. bewerkt houten element. trekplaat (trekbalk) horizontale balk in een kapcon- schenkelspant zie Philbertspant. structie; kan de trekkrachten in een constructie op- schilddak dakvorm bestaande uit twee driehoekige vangen (afb. 9). aan de smalle en twee trapeziumvormige dakvlakken trekstaaf (trekstang) ijzeren stang die trekkrachten aan de lange zijde die elkaar in de horizontale nok opneemt. snijden. tussenbalkjuk juk waarbij de jukbenen doorsteken schip vrijwel altijd aan de westzijde gelegen gestrekt en de jukbalk ertussen is bevestigd. deel van een kerk, eenbeukig of door in de lengterich- tussenhangbalk halverwege tussen de jukken beves- ting lopende arcaden onderverdeeld in middenschip tigde balk die met ijzeren stroppen aan de flieringen en zijbeuken. verbonden is ter ondersteuning van de zoldervloer. schokbeton door schokken extra verdichte hardbe- T-vormige kerk kerk bestaand uit een eenbeukig ton. schip met haaks daarop een transept. schoorwerk kapspant met schuin geplaatste schoren twaalf ellens zware stammen van naaldhout met een en hangers teneinde de doorbuiging van de trekbalk lengte van twaalf meter. te verminderen. schuifkracht kracht die optreedt in een op afschuiven uitbuiling knikachtige vervorming in het bollend belast onderdeel. vlak. secundaire hangconstructie zie Palladian truss. spanrib (spoorhout) zie spoor. vakwerkconstructie constructie waarbij balken en spant zie juk. stijlen in één vlak kruislings met elkaar verbonden spar zie kapspruit worden tot een onwrikbaar geheel. spatkrachten krachten op een gebogen constructie verbeterd Hollands spant kapspant waarbij de kreu- die naast een verticale ook tot een horizontale kracht pele spantbenen de kapspruiten ondersteunen net leidt en daarmee tot zijdelings uitwijken. onder de plaats waar de trekbalk in de kapspruiten spoor (dakspoor) betrekkelijk dun rechthoekig of rond gepend zit (afb. 71). stuk hout dat van dakvoet tot de nok loopt (afb. 9). verdieping ten opzichte van de borstwering iets lager sporenkap kapconstructie bestaande uit een gespan gelegde zoldervloer onder de kap. van twee sporen met bijbehorende haanhouten. verdikstuk verzwaring van een deel van de construc- springwerk kapspant waarbij de schoren uitsteken tie (afb. 83). naar muur- of wandstijlen en de (laagste) trekbalk bo- viering kruising van midden- en dwarsschip, vaak be- ven de borstwerking gelegd wordt. nadrukt door een vieringtoren of dakruiter. spruit zie kapspruit. vliering op de fliering gelegde vloer in een kapcon- staalskeletbouw dragend samenstelsel van stalen structie. stijlen, kolommen en balken. vlieringvloer zolder in de kapruimte ter hoogte van staande stoel Duitse kapconstructie waarbij de flie- de flieringen. ringen gedragen worden door een rij stijlen en niet voorgespannen ligger betonnen ligger waarin de door jukken. bewapening onder spanning is gebracht voordat de stamhout zie rondklos. belasting op de constructie komt. standjuk rechte stijl aan beide uiteinden van een voorraadshout stamhout verzaagd tot courante bintbalk in een gebint. houtmaten. standvink stijl, aan twee zijden van korbelen voor- zien, ter ondersteuning van een balk in de lengterich- windlat (windbalk) schuin oplopende lat gespijkerd ting van de kap. tegen een serie daksporen als windverband. standzoon korte verticale stijl aan de voet van een windschoor schuin tussen juk en fliering geplaatst spantbeen of dakschoor. schoor ten dienste van de langsstabiliteit van de kap- steekbalk verlengd blokkeel zie ook Hammerbeam. constructie. steekkap kleine kap boven een hoog venster, haaks windverband houtconstructie in de lengterichting op de kapconstructie staand. die de windbelasting kan opnemen en tevens scheef- steekspant eenvoudig kapspant (of bovenste deel van trekken voorkomt. grotere kapconstructie) bestaande uit twee schuin- wurm (worm) zie fliering staande stijlen verbonden door een trekplaat en veelal met een makelaar.

171 Apeldoorn: 143 Bosboom, Sijmon (1614-1662): 63 Register namen en Apeldoorn, Grote Kerk (Hervormd): 148, 149 Boskoop, Hervormde kerk: 144 instellingen en plaatsen Apeldoorn, Julianakerk (Hervormd): 119 Bourdrez, J. (w. 1841-1851): 85 Apeldoorn, St.-Theresiakerk (R.K.): 130 Boxtel, Maria Reginakerk (R.K.): 131 en gebouwen Appingedam: 36, 53, 163 Braaksma & Roos Architectenbureau: 95 Arkeldak, firma, Gorinchem: 134, 135, 166 Brade, Willem Christiaan (1792-1858): 61, 62, 63, 66, Aalsmeer, groenteveiling: 120 Arnhem: 17, 28 67, 68, 69, 73, 77, 78, 82, 83, 103, 105, 164 Aarle-Rixtel, O.L. Vrouwe Presentatiekerk (R.K.): Arnhem, Eusebiuskerk: 127 Breda, Koninklijke Militaire Academie (manege): 105 49, 56 Asbeck, Johannes Bernardus van (1911-2010): 129, 140 Breda, O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand (R.K.): Aerdenhout, Adventskerk (Hervormd): 128, 166 Asperen: 144 128, 130 Alberts, Anton Carel (1927-1999): 167 Asperen, Willem Cornelis van (1926-1985): 141 Brielle, Catharijnekerk (Hervormd): 17 Alkmaar: 52 Assel bij Kootwijk, H.-Geestkapel (R.K.): 130 Broek, Johannes Hendrik van den (1898-1978): 128, Almere-Buiten, De Drieklank: 157 Asseler, Theodorus (1823-1879): 94 137, 166 Almere-Haven, De Goede Rede: 157 Assendelft, Hervormde Kerk: 50 Bruijn, L.A.J. de (w. 1956-1983): 131, 132 Almere-Stad, De Lichtboog: 157 Assendelft, St.-Odulphuskerk (R.K.): 50, 106 Bruin, A.J. de (w. 1884-1910): 94 Almkerk, Hervormde Kerkv130 Astruc, Jules-Godefroy (1862-1955): 110 Brunssum: 27 Alteveer: 26 Brunssum, St.-Jozefkerk (R.K.): 139 Amersfoort, Adventkerk (Hervormd): 167 Baak: 31 Bruynzeel: 59 Amersfoort, O.L. Vrouwe ten Hemelopneming of El- Bakema, Jacob Berend (1914-1981): 128, 137 Buren, Synagoge: 36 leboogkerk (R.K.): 158, 159, 160, 161, 183 Bakhuizen van den Brink, Jan Nicolaas (1896-1987): Buskens, Petrus Gerardus (1872-1939): 117, 118, 119 Amersfoort, Oud-Katholieke kerk: 121 124, 166 Amstel, D.J. van: 167 Bant, Hervormde Kerk: 130 Chartres, Kathedraal: 167 Amstelveen, Kruiskerk (Hervormd): 123, 128, 131, 132 Barger-Oosterveld, St.-Gerardus Majellakerk: 26, 56 Christoph & Unmack, firma, Niesky: 120 Amstelveen, Paaskerk (Hervormd): 140, 141, 143, 166 Barlow, Peter (1776-1862): 87 Cock, Hendrik de (1801-1842): 32 Amstelveen, St.-Annakerk (R.K.): 115 Barneveld, De Hoeksteenkerk Gereformeerde Ge- Coers, G.T. (w. 1878): 59 Amsterdam: 19, 25, 26, 38, 52, 58, 124 meenten in Nederland: 158 Corbusier, Le (Charles-Edouard Jeanerret-Gris) (1887- Amsterdam, Apollohal: 155 Bartning, Otto (1883-1959): 114 1965): 127, 128 Amsterdam, Beurs van Berlage: 116, 117, 155 Bazel, Karel Petrus Cornelis de (1869-1923): 113 Corneliszoon van Uitgeest, Cornelis (ca. 1550-ca. Amsterdam, Bethlehemkerk (Hervormd): 117 Bazel, St.-Antoniuskerk (R.K.): 113, 114 1607): 52 Amsterdam, Cavaleriekazerne: 105 Beek, Hervormde kerk: 32 Couëlle. Jacques (1906-1996): 136 Amsterdam, Centraal Station: 117, 154, 155 Beek, A.J. van (w. 1879-1884): 110 Coventry, Kathedraal: 126 Amsterdam, Centrale Markthal: 155, 156 Beersma, Johannes Josephus Theodorus (1896-w. Cremona, Luigi (1830-1903): 93, 165 Amsterdam, Christus Koningskerk (Gereformeerd): 1933): 166 Culemborg, Drostenhuis: 17 132 Beijnum architecten, Van, Amerongen: 158 Culemborg, Filadelfia: 157, 158 Amsterdam, Europahal nieuwe RAI: 167 Bellot, Dom Paul (1876-1944): 118 Curaçao: 137 Amsterdam, Grote Hoogduitse Synagoge: 20 Bergen (NH), Gereformeerde kerk: 86, 87, 115 Cuypers, Jos Th.J. (1861-1949): 37, 39, 95 Amsterdam, Hollandse Manege: 155 Bergen (NH), Ruïnekerk (Hervormd): 28 Cuypers, Pierre J.H. (1827-1921): 9, 28, 37, 39, 40, 58, Amsterdam, H. Sacramentskerk (R.K.): 130 Bergen op Zoom, Markiezenhof: 19 86, 93, 103, 110, 111, 144, 146 Amsterdam, Jeruzalemkerk (Hervormd): 117 Bergen op Zoom, Gereformeerde kerk: 120 Amsterdam, Koepelkerk (Hervormd): 109, 110 Berghoef, Johannes Fabe (1903-1994): 120, 166 Dalen, Hervormde kerk: 49, 56 Amsterdam, Lutherse kerk (Oude): 42 Berkenwoude, Hervormde kerk: 18 Dalen, Jacobus van (1743-na 1811): 51, 54 Amsterdam, Mozes en Aäronkerk (R.K.): 36 Berkhout, Hervormde Kerk: 49 Darmstadt, St.-Ludwigskerk (R.K.): 105 Amsterdam, Muiderkerk (Hervormd): 85, 86 Berlage, Hendrik Petrus (1856-1934): 110, 114, 117, 147, Dehall, firma: 119 Amsterdam, Noorderkerk: 20 155 Dekker, houthandel: 53, 59, 163 Amsterdam, Opstandingskerk (Kolenkit) (Her- Berlicum, St.-Petrus’ Stoel van Antiochiëkerk: 7, 11, Delfshaven: zie Rotterdam-Delfshaven vormd): 128 118 Delft, armamentarium: 20 Amsterdam, Paleis van Volksvlijt: 154 Berlijn, Kaiser Wilhelm Gedächtniskirche: 127 Delft, Allerheiligst Sacramentkerk (R.K.): 118 Amsterdam, Pinksterkerk (Hervormd): 166 Berlijn, Nationaltheater: 79, 164 Delft, Pastoor van Arskerk (R.K.): 134 Amsterdam, Pniëlkerk (Het Theelichtje) (Gerefor- Bernoulli, Christoph (1782-1863): 87 Delft, Sporthal Technische Hogeschool (Nu TU): 156 meerd): 128, 133, 134 Betancourt, Augustin de (1758-1824): 154 Delft, St.-Hippolytuskerk (R.K.): 110 Amsterdam, Portugees-Isr. Synagoge: 20, 42, 47 Betondak: 135, 186 Delft, Studentensociëteit ‘Phoenix’: 79 Amsterdam, RAI (Oude): 121, 167 Beusekom, Hendrik Gerrit van (1893-1976): 124, 125 Delprat, Isaac Paul (1793-1880): 87 Amsterdam, Raw Aron Schuster Sjoel: 115, 117 Beverweert, koetshuis kasteel: 105 Den Bosch: 17, 18, 35, 42 Amsterdam, Remonstrantse kerk: 115 Bier, Teunis (1922-1985): 138 Den Bosch, Brabanthal: 121, 155 Amsterdam, St.-Augustinuskerk (R.K.): 118, 166 Bijnen, Josephus W.C.J. (1916-1993): 135 Den Bosch, Hervormde kerk: 35 Amsterdam, St.-Catharinakerk (R.K.): 128 Bilderbeek, Bernardus van (1876-1955): 149 Den Bosch, St.-Catharinakerk (R.K): 117 Amsterdam, St.-Dominicuskerk (R.K.): 103, 146 Binnenwijzend, Hervormde kerk: 144 Den Bosch, St.-Josephkerk (R.K.): 81, 82, 83, 95, 164 Amsterdam, St.-Franciscus van Assisiëkerk (De Blauwhuis, St.-Vituskerk (R.K.): 26 Den Haag: 17, 26 Boom) (R.K.): 36 Bleijs, Adrianus Cyriacus (1842-1912): 106 Den Haag, Bethlehemkerk (Hervormd): 115 Amsterdam, St.-Franciscus Xaveriuskerk (R.K.): 49 Bodon, Alexander (1906-1993): 167 Den Haag, Chr. Triomfatorkerk (Gereformeerd): 128 Amsterdam, St.-Ignatiuskerk (De Zaaier) (R.K.): 7 Boele & Van Eesteren, aannemersbedrijf v/h: 134 Den Haag, Christian Science Kerk: 117 Amsterdam, St.-Jozefkerk (R.K.): 128, 132, 133 Boeyinga, Berend Tobia (1886-1969): 38, 86, 115, 120, Den Haag, Departement van Justitie (voormalig): 68 Amsterdam, St.-Stephanuskerk (R.K.): 118 128, 133, 134 Den Haag, Gotische zaal paleis Kneuterdijk: 88, 92 Amsterdam, St.-Willibrorduskerk buiten de Veste Böhm, Dominkus (1880-1955): 129 Den Haag, H.H. Antonius en Lodewijk kerk (R.K.): 128 (R.K.): 109, 111 Boksum, Hervormde kerk: 19 Den Haag, Houtrusthallen: 155 Amsterdam, stadhuis: 65 Bollard, Sibout (w. 1759-1761): 66 Den Haag, Lutherse kerk: 21, 23, 64, 65, 66, 82 Amsterdam, Thomaskerk (Hervormd): 126, 166 Bolsward: 16 Den Haag, Mauritshuis: 63 Amsterdam, Westerkerk: 20, 107 Bond van Nederlandse houthandelaren: 59 Den Haag, Nieuwe Kerk: 20 Amsterdam, Zuiderkerk: 20 Bond van Vereenigingen van Fabrikanten en Handela- Den Haag, O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand Amsterdam-Noord: zie Amsterdam ren in Materialen Bouwbedrijf: 59 (R.K.): 167 Amsterdam-Sloterdijk: zie Amsterdam Boosten, Alphonse Jean Nicolas (1893-1951): 39, 117, Den Haag, Panorama Mesdag: 110 Amsterdam-Watergraafsmeer: zie Amsterdam 118, 131, 147 Den Haag, St.-Jacobus de Meerderekerk (R.K.): 49

172 Den Haag, St.-Paschalis Baylonkerk (R.K.): 86, 114, 115 Faber, A.: 166 Hilversum, St.-Vituskerk (R.K.): 156 Den Haag, Willemskerk (voormalig): 93 Fanchamp, Jan Joseph (1912-1982): 135 Hindeloopen, Gereformeerde kerk: 37 Denekamp, Hervormde kerk: 69, 72 Ferwert, Hervormde kerk: 19 Hittenkofer, Max: 74 Deneux, Henri (1874-1969): 115 Fontein, Erik Maarten (*1932): 157 Hoek van Holland: 162 Deutsche Hallenbau Aktiengesellschaft, Hösel (Ra - Franklin, Benjamin (1706-1790): 143 Hoeneker, Coenraad: (w. 1737-1772): 23, 164 tingen): 119 Franssen, Casper J.H. (1860-1932): 7, 39, 40, 146, 147 Hoensbroek: 27 Deventer: 42, 162 Franssen, Joseph G.C. (1893-1968): 39 Hofstede Crull, Rento W.H.: (1863-1938): 121 Deventer, Boreelkazerne: 79 Froger, Jules Henri (1903-1976): 134 Holl, Elias (1573-1646): 65 Deventer, Broederenkerk: 16 Frowein, Johan F.L. (1955-1914): 144 Holt, Gerardus H.M. (1904-1988): 124, 128, 133, 166 Deventer, Doopsgezinde kerk: 149, 150 Hoofdcommissie voor Normalisatie: 55 Deventer, Evangelisatiegebouw: 163 Geenen, Cornelis Gerardus (1902-1973): 135 Hooft, Pieter Johan ’t (1914-1977): 40 Deventer, fouragemagazijn: 109 Geervliet, Hervormde kerk: 18 Hoogevest architecten, Van, Amersfoort: 93, 95, 158 Deventer, Lebuïnuskerk: 42, 44 Gemert, St.-Gerardus Majellakerk (R.K.): 135, 136 Hoogevest, G. van: 40 Deventer, Maranathakerk (Moluks): 156, 158 Gendt, Johan Godart (1803-1875): 81 Hoogevest, T. van: 167 Deventer, stadhuis: 20, 65, 66 Generale Synode der Hervormde kerk: 125 Hoogkarspel, St.-Laurentiuskerk (R.K.): 121 Deventer, Synagoge / Christelijk Gereformeerde Kerk: Genhout, St.-Hubertuskerk (R.K.): 118 Hoogvliet: 162 157 Genk, Petrus Johannes van (1844-1919): 97 Hoorn, Hervormde kerk: 49 Diepenbroek, H. (w. 1920-1921): 117 Gent, Willem van (w. 1918-1940): 121 Horst, St.-Lambertuskerk (R.K.): 131, 166 Dijkstra, Yme Sytze (1918-w. 1982): 141 Gilly, David (1748-1808): 164, 165 Horsting, houthandel G.J.: 121 Dinxperlo, Gereformeerde Kerk: 138 Gilly, Friedrich David (1772-1800): 77, 78, 164 Houten, J.S. en H.C. van: 35 Docters van Leeuwen, Johannes H. (w. 1843): 36 Goes, Kerk Gereformeerde Gemeente: 158 Houtunie: 59 Doesburg, Martinikerk: 143 Goes, Sionkerk, Gereformeerde Gemeente: 138 Houtvoorlichtingsinstituut: 139 Dongen, Johannes G.A. van (1896-1973): 130, 133 Gogh, Theodorus van (1822-1885): 32 Huysmans, Jean H.A. (1913-1974): 135, 136 Dongeradeel: 26 Gorinchem, H.H. Martelaren van Gorcumkerk: 49, 56 Dordrecht: 26, 35, 42, 52 Gouda: 42 IJsselstein, Hervormde kerk: 144 Dordrecht, Christelijk Gereformeerde Kerk: 149 Granpré Molière, Marius Jan (1883-1972): 124, 128 Immink, L.J. (1822-1869): 105 Drentsch Overijsselsche Houthandel: 59 Gratama, Jan (1877-1947): 114 Drexhage, Geert (1914-1982): 128 ’s-Gravenhag0: zie Den Haag Jackson, A.: 119 Driebergen-Rijsenburg, Grootseminarie Rijsenburg: Grieken, P. van: 32 Janse, Herman (1926-2006): 7, 10, 11, 18, 19, 31, 32, 64, 36 Grinten, Gijs Joost van der (*1927): 129, 139 69, 72, 79, 81, 84, 85, 86, 88, 92, 93, 161 Driebergen-Rijsenburg, St.-Petrus’ Bandenkerk (R.K.): Groenendael, J.H.H. (Hubert) van (1868-1942): 39, 99 Jantzen, Ferdinand Bernardus (1895-1987): 117 36 Groningen, Korenbeurs: 109, 154 Jesse, Hendrik Johannes (1878-1930): 74, 85, 104, 147, Duintjer, Marius Frans (1908-1983): 128, 132, 139, 166 Groningen, Martinitoren: 143 149 Durand, Jean-Nicolas-Louis (1760-1834): 72, 73 Groningen, St.-Jozefkerk (R.K.): 111 Jones, Inigo (1575-1652): 65 Dussen, H. Maria Geboortekerk (R.K.): 166 Groningen, St.-Martinuskerk (R.K.): 86 Jong, Jan de (1917-2001): 135, 147 Groot Houtbouw, De, Vroomshoop: 158 Jonge, Jos de (1887-1965): 121 Edam, Grote kerk: 18 Gugel, Eugen H. (1832-1905): 73, 74 Jongeneel, firma Huybertus, Utrecht: 56, 59 Eerbeek, Hervormde kerk: 115 Eiermann, Egon (1904-1970): 127 Haarlem: 26 Kampen, Bovenkerk: 44 Eibink, Adolph (1893-1975): 137 Haarlem, Gereformeerde kerk: 120 Kampen, Westerkerk (Gereformeerd): 120 Eikske bij Landgraaf, St.-Michaëlkerk: 135 Haarlem, stadhuis: 17 Katwijk aan Zee, Nieuwe Kerk (Hervormd): 73, 74, 85, Eilman, J. &. D. (w. 1883-1930): 115 Haarlem, St.-Bavokathedraal (kanjer): 42, 49, 77, 89, 104, 147, 149, 150, 156 Eindhoven, gereformeerde Maranathakerk: 138 93, 94, 95, 105 Kayser, Johannes (1842-1917): 39 Elburg, Arent toe Boecophuis: 17 Haas, A.M.: 134, 135 Keppel, IJzergieterij: 106 Eldering, Hindrik (1915-1993): 38, 138 Haastrecht, Hervormde kerk 144 Kerkrade: zie ook Rolduc Elias, Carl Adolf (1869-w. 1909): 59 Hallema, Guido (1915-w. 1968): 141 Kerkrade: zie ook Eygelshoven Elling, Petrus J. (1897-1962): 155 Harlingen, Doopsgezinde kerk: 49, 163 Kessels, Marietje (1889-1900): 9 Elte, Harry (1880-1944): 115, 117 Harmelen, Hervormde Kerk: 49, 144 Keulen, Melanchtonkerk: 114 Emmeloord, Hervormde kerk: 124, 125, 126, 137, 138 Harres, B.: 81, 82, 83, 85, 87, 105 Keulen, St.-Maria Köningin (R.K.): 129 Emmen: 26 Harsum bij Hildesheim, St.-Caeciliakerk: 110 Keyser, Hendrick de (1565-1621): 20 Emmen, Doopsgezinde kerk: 141 Hazerswoude, Remonstrantse kerk (voormalig): 36 Kinderdijk, Hervormde kerk: 119 Emmen, Hervormde kerk: 120, 121 Heemstede, Pinksterkerk (Hervormd): 125, 129 Kirch, Jules H.M. (1919-1998): 127: Emmerik, H. van (w. 1915-1924): 121 Heer, Chr. de: (w. 1943-1964): 138 Klenze. Leo von (1784-1864): 110 Emy, A.R. (1771-1851): 106 Heerenveen, Gereformeerde kerk: 117 Kloetinge, Hervormde kerk: 18 Endt, H. (w. 1909): 59 Heerlen, St.-Annakerk (R.K.): 128 Kloosterveen: zie Smilde Ens, Gereformeerde kerk: 138 Heijplaat: 162 Kloot Meijburg, Herman van der (1875-1961): 114, 115 Enschede, Geref. Oosterkerk: 163 Heilig Land Stichting, Cenakelkerk: 116, 134 Koninklijke Vereniging van Nederlandse Houtonder- Enschede, Hersteld Apostolische Gemeente, kerk: 121 Heko Spanten, Scherpenzeel / Ede: 138, 158 nemingen: 59 Enschede, St.-Josephkerk (R.K.): 163 Helm, Willem van der (w. 1655-1675): 20 Koogh, Jan van der (1838-1913): 109 Enschede, Synagoge: 113, 121 Helmond, O.L. Vrouwe van Binderen (R.K.): 131 Kootwijk, Radio Kootwijk: 155, 157 Erp, St.-Servatiuskerk (R.K.): 49 Helmond, St.-Annakerk (R.K.): 135 Kopenhagen, Trinitatis Kirke: 14, 15 Erzey, Adrianus (w. 1772-1780) 66 Hendriks, Berend (1918-1997): 125, 132 Koperwijk: 53, 56 Essen, Auferstehungskirche: 114 Hendriks, Johannes P.L. (1895-1975): 115 Krayenhoff, Cornelis R.T. (1758-1840): 143 Essen, Melanchtonkerk: 114 Hengelo, St.-Lambertuskerk (R.K.): 163 Kroes, Hermannus (1864-1952): 98 Everdingen, St.-Petrus en Pauluskerk (R.K.): 49, 57, 163 ’s-Hertogenbosch: zie Den Bosch Kropholler, Alexander Jacobus (1882-1973): 38, 86, Evers, Adriaan (1914-1997): 128, 130 Herveld, St.-Willibrorduskerk (R.K.): 49, 56 114, 115, 118, 130, 147, 165 Evers, Henri (1855-1929): 151 Hetzer, Karl Friedrich Otto (1846-1911): 120 Kübler, firma Karl, Stuttgart-Göppingen: 119 Everwijn, Jan Charles August (1873-1939): 52 Hetzer, Otto Alfred (1876-1937): 121 Kuilen, Wouter van der (1923-2003): 132 Eyck, Aldo van (1918-1999): 156, 158 Hetzer AG, firma Otto, Weimar: 121 Kuiper, Ronald: 158 Eyck, Hannie van (*1918): 156, 158 Heusden, Leendert van (ca. 1772-1861): 61, 68 Kuipers, Roelof (1855-1922): 37 Eygelshoven, St.-Johannes de Doperkerk (R.K.): 117 Hijken: 26 Kuipers, Tjeerd (1859-1942): 37, 39, 40, 150 Hillegersberg: 162 Kuyper, Abraham (1837-1920): 33

173 Laan, Nicolaas van der (1908-1986): 124, 166 Moorsel, Cornelis Marie (1892-1962): 116 Pey, Ineke: 29 Landgraaf: zie Eikske Moser, Karl (1860-1936): 113, 114 Piaam, Hervormde kerk: 26 Langhans, Carl Gotthard (1732-1808): 164 Moskou, manege: 153 Pijtak, Gulaterus C.W. (1822-1855): 79 Lauradorp, St.-Theresia en Johannes Boscokerk Mulder, Adolph (1856-1936): 144 Pingjum, Hervormde kerk: 26 (R.K.): 120 München, Frauenkirche: 79-80 Plasschaert, Bernardus Franciscus (1835-1893): 57, 67, Lecq, Bastiaan van der (1891-1961): 137 München, Theater: 105 68, 70, 71, 79, 89, 109, 181 Leerdam, Hervormde kerk: 18 Plooy, Bastiaan Willem (1890-1967): 38, 39, 40, 120 Leeuw, Gerardus van der (1890-1950): 123, 124, 166 Nagele, Gereformeerde Kerk: 128, 137 Poitiers, manege: 106 Leeuw, Oscar (1866-1944): 119 Nagele, St.-Isodoruskerk (R.K.): 137 Poley, Jacob (w. 1770): 66, 67, 70 Leeuwarden, Goede Herderkerk (Hervormd): 137 Nahuis, Groenlo: 53 Polonceau, Camille (1813-1859): 108 Leeuwarden, manege: 109 Narwa: 53 Pont, William, houthandel: 59 Leeuwarden, St. Bonifatiuskerk (R.K.): 93 Nefkens, Henricus N.M. (1918-w. 1967): 128, 135 Post, Pieter (1608-1669): 23 Leeuwarden, St.-Franciscuskerk (R.K.): 49 Nemaho, Doetinchem: 120, 121, 137, 138, 139, 158 Posthumus Meyjes sr., Christiaan Bernhard (1858- Leeuwarden, Synagoge: 36 Nes, St.-Clemenskerk (R.K.): 28 1922): 100 Leeuwstichting, Prof. dr. G. van der: 124, 125, 126 Nicolai, Adrianus Cornelis (1914-2001): 137, 138 Prouw, André de: 167 Leiden: 20, 26, 65 Nielsen, Christiaan (1910-1995): 125, 130 Putten, Gereformeerde Kerk: 138 Leiden, Groenenoordhal: 155 Nieuw-Amsterdam, Gereformeerde kerk: 115 Putten, Herman van (1907-1966): 130 Leiden, Kamerling Onnes Laboratorium: 105 Nieuwdorp, Gereformeerde kerk: 37 Leiden, Pieterskerk: 18 Nieuwegein, De Rank: 158 Quist, Willem Gerard (*1930): 141 Lelystad, ’t Lichtschip: 85 Nieuwegein, St.-Barbarakerk (kanjer): 96, 97, 98, 165 Lemmer, Ir. D.F. Woudagemaal: 107, 109 Nieuwenhuis, Ferdinand Jacob (1848-1919): 79 Raamsdonkveer, O.L. Hemelsvaartkerk (R.K.): 49 Lemmer, St.-Willibrorduskerk (R.K.): 81 Nieuweschans, Synagoge: 36 Raincy, Notre-Dame: 113 Leur, Hendrik Christiaan (1898-1968): 7, 118 Nieuwkuijk, St.-Johannes de Doperkerk (R.K.): 49 Ratiobouw, Stichting: 166 Libourne, manege: 106 Nieuw-Lekkerland: zie Kinderdijk Ravenstein, St.-Luciakerk (R.K.): 30 Liederholthuis: 26 Nijeveen, Hervormde kerk: 17 Ravesteyn, Sybold van (1889-1983): 125, 137 Limbricht, St.-Salvatiuskerk (R.K.): 15 Nijmegen: 18, 28 Redemptoristen: 81, 94, 95 Loenersloot, kasteel: 65 Nijmegen, Concertgebouw De Vereeniging: 119 Regensburg, Walhalla: 109, 110 Londen, Chrystal Palace: 154 Nijmegen, O.L. Vrouwe ten Hemelopneming (R.K.): Reimerswaal: 28 Londen, Paddington Station: 154 131 Reims, kathedraal: 115, 117 Londen, St.-Pancrasstation: 154 Nijmegen, St.-Augustinuskerk (R.K.): 146 Remagen: 116 Looman, Bernardus (1811-1870): 79, 107, 109 Nistelrode, St.-Lambertuskerk (R.K.): 49 Reus, Hendrik Adrianus (1872-1935): 149 Loosduinen: 162 Nix, Thomas Charles (1904-1990): 137 Rhenen, Gedachteniskerk: 127, 135 Loosduinen, Adventkerk (Hervormd): 134, 136 Noordoostpolder: 26, 126, 137 Riele, Wolter A.M. te (1867-1937): 37, 39, 40, 147 Losser, O.L. Vrouwe Geboortekerk (R.K.): 163 Notre-Dame du Haut: zie Ronchamp Riga: 53, 100 Luik, Caserne Fonck: 106 Nuenen, Hervormde kerk: 32 Ringers, Johannes Aleidis (1885-1965): 124 Lüning, H.E.: 167 Ritzen, Nicolaas Jozef Kornelis (1896-1961): 117 Luthman, Julius Marie (1890-1973): 157 Ochten, Hervormde Kerk: 137 Roermond, Atelier van gewijde beeldhouwkunde: 58 Lutjebroek, St.-Nicolaaskerk (R.K.): 49 Odijk, St.-Nicolaaskerk: 133 Roermond, H. Geestkerk: 134, 166 Oecumenische Raad van kerken: 124 Roermond, Kartuizerklooster: 19 Maartenshoek: 26 Oeffelt, Zoete Naam Jezuskerk (R.K.): 166 Roermond, St.-Christoffelkathedraal (R.K.): 143 Maastricht: 26 Oirschot, Hervormde kerk: 18 Roffelsen, A. 72 Maastricht, Dominicanenkerk: 19 Olie, Jacob (1834-1905): 85, 86 Roggenkamp, Cornelis (1860-1925): 131 Maastricht, Minderbroederskerk: 19 Oosterhoff, J.: 110, 153 Rolduc: 19 Maastricht, O.L.-Vrouwebasiliek: 15 Oosthoek, firma, Alphen aan den Rijn: 133, 135 Roman, Jacob (1640-1716): 20 Maastricht, St.-Christoforuskerk (R.K.) 75 Oosthuyse, Petrus Juducus van (1763-1816): 36 Rome, Basilica St. Paulus extra muros: 79 Maastricht, St.-Lambertuskerk (kanjer) (R.K.): 97, 98, Opheusden, kerk Gereformeerde Gemeenten in Ne- Romein, L. houthandel: 59 135, 165 derland: 158 Romein, Thomas Adrianus (1811-1881): 93, 109 Maastricht, St.-Mathiaskerk: 19 Orme, Philibert de l’ (1512-1577): 104 Ronchamp, Notre-Dame du Haut: 127, 128, 139, 140, Maastricht, Waalse kerk: 21 Oskam, Leendert Rokus Teunis (1925-w. 1966): 135 141 Maastricht-Caberg: zie Maastricht Ospeldijk, H. Geestkerk (R.K.): 131 Roodenburg, Jordanus (1886-1972): 115 Malsen, F.H. van, stoomtimmerfabriek: 53 Oud IJsselmonde: 162 Roosendaal, O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand Mansart, François (1598-1666): 103 Oudejans, Hendricus Theodorus (1928-1992): 167 (kanjer): 89, 91, 94, 165 Margry, Everardus Johannes (1841-1891): 39 Ouderkerk aan de Amstel, Hervormde Kruiskerk: 21, Rooy, A.J.J. van: 144, 156 Marssum (F), Hervormde kerk: 19 164 Rose, Willem Nicolaas (1801-1877): 79 Marsum (Gr), Hervormde kerk 16 Ouderzorg, fabriek te Leiderdorp: 165 Rothuizen, Arend (1907-1990): 40 Medemblik, Synagoge: 36 Ouëndag, Bert Johan (1861-1932): 35 Rotterdam: 28,: 11, 14, 16, 23, 30, 99 Meerssen, Hervormde kerk: 32 Overloon, H.H. Theobaldus en Antoniuskerk: 131, 166 Rotterdam, Adventkerk van de Zevende-dags Adven- Meihuizen & Zoon, J.M., Veendam: 59 Overschie: 162 tisten: 141 Meischke, Johan Coenraad (1889-1966): 115 Ozinga: , Murk Daniël (1902-1968): 21 Rotterdam, Atlantichuis: 117, 118 Mensink, J.G. en P.K.: 119 Rotterdam, Coolsingelziekenhuis: 79 Metzke & Greim, firma: 120 Palladio, Andrea (1508-1580): 63, 65 Rotterdam, Derde Gereformeerde kerk: 121 Middelburg: 28 Parijs, Halle du Blé: 105 Rotterdam, Evangelisch Lutherse kerk (nieuwe): 137 Middelburg, Lutherse kerk: 21 Parijs, Notre-Dame du Travail: 108, 110 Rotterdam, Koopmansbeurs: 153, 155 Middelharnis, Hervormde kerk: 144 Parijs, Palais des Machines: 154 Rotterdam, Laurenskerk: 28, 127 Miedema, R.: 113, 124 Parrega, Hervormde kerk: 26 Rotterdam, Lutherse kerk: 28 Ministerie van Waterstaat: 32 Pastoraal Concilie te Noordwijkerhout: 33 Rotterdam,O. L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen (R.K.): Moen, Adriaen (1879-1950): 11762 Penn, Johannes Jacobus (1812-1849): 41, 44, 73, 163 135 Molenaar, Nicolaas (1850-1930): 39, 81, 146, 147 Pernis: 162 Rotterdam, Oosterkerk: 28 Molkenboer, Theo (1796-1863): 39, 92 Perret, Auguste (1874-1954): 113 Rotterdam, Remonstrantse kerk (kanjer): 94, 95, 151 Moller, Georg (1784-1852): 85, 105 Perret, Gustave (1876-1952): 113 Rotterdam, Schotse kerk: 28 Monster, Hervormde kerk: 144 Peters, Cornelis Hendrik (1847-1932): 68, 71 Rotterdam, St.-Antonius Abtkerk (R.K.): 118 Moordrecht, Gereformeerde Kerk: 138 Peutz, Frederikus P.J. (1896-1974): 38, 128, 134, 147, 166 Rotterdam, St.-Bavokerk (R.K.): 128

174 Rotterdam, St.-Rosaliekerk (R.K.): 28 Taen, Theo J. (1889-1970): 137 Wagenberg, St.-Gummaruskerk (kanjer): 48, 95, 96, Rotterdam, Synagoge: 28 TAK architecten: 116 97, 165 Rotterdam, Waalse kerk: 28 Tepe, Alfred (1840-1920): 37, 39, 40, 57, 146, 147, 163 Wattjes, Johannes Gerhardus (1879-1944): 68, 69, 87, Rotterdam, Zuiderkerk: 28 Theodorsen, O.: 120 114, 119, 121 Rozenburg: 162 Tholens, Karel Petrus (1882-1971): 118, 121, 128, 133 Weber, C. (Karel) (1820-1908): 39, 95 Thunissen, Hendricus J.W. (1890-1972): 118, 124 Weegels, Peter Hubertus (1904-1966): 131 Salemans Bartholomeus H.F.L. (1921-1981): 135 Thurah, Lauridis de (1706-1759): 15 Weert, Onbevlekt Hart van Mariakerk (R.K.): 131 Salomonson, handweverij Gebr.: 107 Tijnje, Gereformeerde kerk: 117 Weesp, Kerk Nederlandse Protestantenbond: 35 Sarlemijn, Gerardus Josephus Maria (1909-1993): 128, Tilburg, Heilig Hartkerk / Noordhoekkerk (R.K.): 9 Weesp, Synagoge: 47 130 Timmerman, W.C.: 61, 79, 104 Wegener Sleeswijk, Cornelis (1909-1991): 130 Saumur, manege: 106 Tollus, Adrianus (1783-1847): 36 Wegerif, Gerrit, aannemer: 165 Schagen, Hervormde kerk: 143 Trappenburg, Cornelis (1892-1978): 132 Wenen, Stephanskirche: 79 Scheltema, Petrus Herman (1856-1923): 11, 146 Tredgold, Thomas (1788-1829): 87 Werf en Mass, Van der: 97 Scheveningen: 162 Tulder, Henry Jacques (1819-1903): 37, 39 Westzaan, Hervormde kerk: 21 Scheveningen, O.L. Vrouwe van Lourdes: 115, 116 Tweede Vaticaans Concilie, Rome: 33, 129 Westzaan, Gereformeerde kerk: 115 Schiedam: 35 Twickel, houtzagerij: 53 Wezep, Gereformeerd Vrijgemaakte Noorderlicht- Schinkel, Karl Friedrich (1871-1847): 164 kerk: 158 Schmidt, Pieter (1888-1955): 115 Uithoorn, Hervormde Kerk: 49 Wezep, Gereformeerde Kerk: 121 Schmitt & Landsberg: 89 Urbain Vitry, Marie Joseph (1802-1863): 71, 73 Wichers, Sytze Johannes Sophius (1919-1993): 130 Schokbeton, firma: 125, 131, 132, 133, 137 Ursem, St.-Bavokerk (R.K.): 49, 56 Wiebeking, Carl Friedrich von (1762-1842): 105 Schoonebeek, Gereformeerde Kerk: 138 Utrecht: 15, 26 Wiebenga, Jan Gerko (1886-1974): 116, 117, 119 Schuring, houthandel Nieuwe Pekela: 59 Utrecht, Buurkerk: 81 Wielders, Jan Joseph (1883-1949): 147 Schwencke, Alex (1919-2004): 139 Utrecht, Doopsgezinde kerk: 21 Wieringermeerpolder: 126 Sellingen, Hervormde kerk: 16 Utrecht, Immanuelkerk (Gereformeerd): 138, 139 Wiesbaden, manege Paleis Hertog van Nassau: 84, 85 Serlio, Sebastiano (1475-ca. 1554): 63, 65, 77 Utrecht, markt voor boter, kaas en eieren: 109, 154 Wijk, J.C.G. van: 144 Sint-Jacobiparochie, Hervormde kerk: 91, 93 Utrecht, Marcuskerk (Hervormd): 129 Wijkeroog: zie Velsen-Noord Sirag, M. (1882-1936): 55 Utrecht, Nieuwe Kerk (Hervormd): 99, 100, 101, 161, 165 Wilde, W.J. de, theoloog: 166 Sittard-Geleen: 26 Utrecht, NV-huis / Tivoli: 154 Wilkens, firma K. & J., Veendam: 59 Sittard-Stadbroek, St.-Jozefkerk (R.K.): 136 Utrecht, Oud-katholieke kerk: 37 Wils, Jan (1891-1972): 119 Sluijmer, Johannes Hermannus (1894-1979): 39 Utrecht, St.-Dominicuskerk (R.K.): 130 Winterswijk, Postkantoor: 70, 72 Sluis: 26 Utrecht, St.-Gerardus Majellakerk (R.K.): 118 Woerden, St.-Bonaventurakerk: 36, 49 Smilde, Hervormde Kerk: 21 Utrecht-Hooggraven: zie Utrecht Workum: 26 Sneek: 26 Utrecht-Oog-in-Al: zie Utrecht Wormer, St.-Maria Magadalenakerk: 56 Sneek, St.-Martinuskerk (R.K.): 93 Wouda, Sjoerd (1915-1987): 129, 139 Snoek, Arnoldus: 36 Vaals, Lutherse kerk: 21 Wouters, Willebrodus Cornelis (1897-1960): 128 Soffers, Petrus Johannes (1821-1890): 39 Vaals, St.-Jozefkerk (R.K.): 135 Wren, Christopher (1632-1723): 65 Son, St.-Petrus’ Bandenkerk (R.K.): 135 Valk, Hendrik Willem (1886-1973): 7, 38, 39, 147 Spanbroek, St.-Bonifaciuskerk (R.K.): 49 Valkenburg, Harmanus van (w. 1760): 66 Zaandam: 52, 58, 59 Spence, Basil (1907-1976): 126 Veen, Meindert van der (1911-w. 1969): 121 Zaandam, Doopsgezinde vermaning: 105 Spruit, Johannes Hendricus Christiaan (1910-1988): Veenendaal, Adventkerk Gereformeerde Gemeenten: Zaandam, Paaskerk: 128 125, 130 158 Zaandijk, Hervormde Kerk: 49, 107, 109, 149 Staal, Jan Frederik (1879-1940): 153 Veenendaal, Julianakerk: 166 Zaanse Schans: 51, 54 Stadbroek: zie Sittard-Stadbroek Veggel, Arnoldus van (1809-1876): 81, 83 Zaanstad: 26 Stadlander, Hendrik, houthandelaar: 59 Velp, O.L. Vrouwe Visitatie Kerk: 49 Zaltbommel, Maartenskerk: 19, 143 Staphorst, Hersteld Hervormde kerk: 158 Velsen-Noord, Gereformeerde Kerk: 121 Zeewolde, Open Haven: 157, 159 Starmans, Petrus Hubertus Antonius (*1927): 38, 139, Venetië, Arsenale: 106 Zegward: zie Zoetermeer 140 Venetië, Campanile: 143 Zeilberg, St.-Willibrorduskerk: 7 Stavanger: 53 Venetië, Dogenpaleis: 164 Zeiss-Dywidag: 134, 136 Steen, G. (w. 1956-1979): 157 Venlo, stadhuis: 17, 18 Zeist, Thomaskerk (Hervormd): 139 Stieglitz, Christian Ludwig (1756-1836): 61, 63 Venlo, St.-Nicolaaskerk: 129, 139 Zevenaar, Maria Koningin kerk: 139, 140 Stiens, Hervormde kerk: 18, 19 Verbeek, P.: 36 Zierikzee, handweverij: 106, 107 Stoffel, Pieter, houthandelaar: 59 Verborg, Hans: 158 Zierikzee, Nieuwe Kerk (Hervormd): 29, 84, 85 Stok, Jacobus Pieter: (1862-1942): 97, 151 Vereniging van houthandelaren Groningen: 59 Zierikzee, St.-Lievemonstertoren: 29 Stolk, Abraham van, houthandelaar: 59 Verheul, Johannes (1860-1948): 148, 149 Zoetermeer, Hervormde kerk: 21 Stoltzenberg, François Charles (1805-1875): 58 Verlaan & Bouwstra architecten: 158 Zundert, Hervormde kerk: 32 Storck, Hugo (1879-1939): 121 Vermaarsch, Joost (w. 1664-1689): 62, 63 Zürich, koepel universiteitsgebouw: 121 Storm van ’s-Gravesande, Carl Marius (1809-1880): 53, Verschoor, Adrianus (1903-1966): 138 Zwiers, Lambertus (1871-1953): 55, 68, 71, 80, 90 67, 68, 69, 70, 71, 79, 80, 82, 84, 87, 103, 105, 106, 109 Verwo, Woerden: 166 Zwijndrecht, Gereformeerde Kerk: 141 Straten, W. van (w. 1913-1931): 115 Vetter, Guido O.: 137 Zwolle, Grote Kerk: 13 Strik, Jan (1912-1992): 131, 166 Vianen: 162 Zwolle, St.-Michaelkerk (oude): 88, 92 Stuivinga, Jan (1881-1962): 120, 121 Vilsteren: 26 Zwolle, station: 155 Stuivinga, Theo (1880-1959): 120, 121 Vincent, Gebr., Schiedam: 118 Stulemeijer & Co., Industriële Maatschappij F.J., Bre- Viollet te Duc, Eugène (1814-1879): 82, 164 da: 116 Vitruvius (eerste eeuw voor christus): 62, 65 Stuyt, Jan (1868-1934): 37, 39, 40, 116, 117 Vixseboxse, Gerrit Willem (1856-1905): 85, 86 Sûdwest Fryslân: 26 Vlaardingen, Gereformeerde Kerk: 138 Sundsvall: 163 Vlissingen, Hervormde kerk: 144, 145 Swart, Pieter de (1709-1773): 164 Volendam, Mariakerk (R.K.): 167 Swinkels, A.H.J. (1900-1971): 135 Voorburg, O.L. Vrouwe Hemelvaartkerk (R.K.): 119 Symons, Karel Lodewijk (1908-1989): 38, 124, 126, 128, Vriend, Johannes Jacobus (1896-1974): 133 134, 136 Vries Robbé, firma De, Gorinchem: 166 Vught, St.-Petruskerk (kanjer): 90, 91, 95, 165

175 Summary ingly common to angle purlins so that they were flush with the roof rafters rather than Church buildings have always appealed to the resting horizontally on a brace. Eventually, imagination. Most surviving pre-Reformation this practice prevailed and the square-set roof churches in the contain impres- plates became obsolete. Also relatively new in sive timber roof frames, which can only really this period was the use of the ridge purlin. In be admired in the concealed space between the seventeenth century, more complex styles the vaulted ceiling and the roof proper. These of roof – requiring additional support – began have long attracted the attention of building to appear. historians. Herman Janse describes numer- ous examples in his 1989 book, Houten kappen To properly understand Dutch church roofs, in Nederland 1000-1940 (Timber Roof Frames in it is essential to know something about the the Netherlands, 1000-1940). But this work role of the church itself as the most impor- provides only sketchy coverage of develop- tant building in any community, and also ments from 1800 onwards, leaving open the about ecclesiastical developments down the question of how roof-frame design evolved years. After minor corrections, from the se- between then and 1970. As a by-product of the ries of monographs Monumenten in Nederland 2009-2012 programme of the national subsi- (Monuments in the Netherlands) we can de- dy scheme for major restorations of national termine that there are more than 4700 church monuments, the Cultural Heritage Agency of buildings of cultural and historical interest the Netherlands identified that topic as one in the country. These are distributed across requiring further research. This publication is some 2500 communities of all sizes, almost the result of that effort. half of which have just one historic house of worship. Larger villages and small towns may Every building requires protection against have up to five, whilst cities like Rotterdam rainwater. Before flat roofs became a practical and Amsterdam have many more. Just over proposition, Dutch builders invariably opted a third of the surviving churches are Dutch for a pitched roof supported by an internal Reformed (hervormd), just under a third are frame. Intriguingly, though, and by contrast Roman Catholic and a seventh are Reformed with the functional attics created in houses (gereformeerd). The remainder, accounting and other structures, in churches the resulting for about a fifth of the total number, belong to space was generally provided with a relatively a variety of other denominations. Classified by elaborate roof boarded frame despite serving period, a fifth of the buildings have mediaeval no useful purpose whatsoever. origins and almost a quarter date from before 1800. The rest, numbering more than 3300, Like other architectural features, roof frames were built between 1800 and 1970. change gradually over time. The oldest known examples in the Netherlands consist of a series On average, twenty churches per annum were of common rafters, spaced at regular inter- completed during those 170 years. But we can vals along the length of the roof. To improve identify seven distinct “waves” of construc- stability, at a later stage supports were added. tion within this period. The first primarily in- First, in certain regions, these took the form volved small Dutch Reformed churches in the of longitudinal elements. Later, and over a predominantly Catholic south of the country, wider area, trusses with square-set roof plates after the 1798 Constitution introduced free- bearing het common rafters came into use. dom of religion and forced the Protestants To create bigger roofs, trusses were sometimes torelinquish buildings taken over during the constructed one on top of another. From the Reformation. Government subsidies stim- fifteenth century onwards, it became increas- ulated the second wave, which lasted until

176 1850. The third, up until about 1880, was by knowledge drawn from architectural text- dominated by the establishment of larger books. Rather than established local prac- Catholic churches. The fourth, ending in 1900 tice, their theoretical perspective extolled or so, saw a sharp increase in the number of international examples and the works of Reformed places of worship. It was urban classical antiquity. As early as the seventeenth expansion which stimulated the fifth wave, century, new ideas had begun to find their in the years leading up to the First World War. way into the construction of Dutch church And that was also a factor in the sixth wave roofs with the introduction of the king post. of the interwar period, as was increasing re- The key textbooks by Brade (1827), Storm van ligious denominationalism. Finally, the sev- ’s Gravesande (1850) and Plasschaert (1897) enth and most productive wave coincided addressed typically Dutch roof frames and the with the post-war reconstruction effort from enhanced structure known as the “improved 1945 onwards. Strikingly, throughout this en- Holland truss”. This was used mainly in hous- tire period it was the Roman es, though, and was too small for churches. which built both the largest and the most In fact, churches as a category of building are extravagant places of worship. barely mentioned in publications of this peri- od. And when they are, high, steeply pitched Obviously, the overall size of a church large- roofs are deemed most appropriate for struc- ly determines the span of its roof and the tures of such divine purpose. amount of timber needed to support it. In a substantial Catholic church with a tradition- Churches with a much greater roof span than al axial design, a quarter of that goes into the any house required a different type of support- spire and rest into the main roof – one which ing framework altogether. Even as far back as generally requires three times as much wood the Renaissance, suspended structures featur- as that in a more modest Protestant church. ing a king post lashed to the horizontal tie- beam with iron straps were not unknown. The Almost without exception, the material used addition of inclined, wall-mounted braces un- is softwood. This has always had to be import- derneath the beam created a strutwork struc- ed into the Netherlands, in log form, before ture which, thanks to the combination of king being cut either to order or to the standard post and bracing, allowed the roof to bridge dimensions of the day. Whereas early roof a wider gap. Better iron connections made it frames consist mainly of roughly hewn tree easier to build frames of this kind, subject as trunks, over time smaller sections became they were to tensile force as well as pressure. more and more widely used, taken in consid- In this respect, engineers’ increasing ability to eration the physically weaker core of the tim- calculate the properties of wooden structures ber to excessive structural forces. Despite the was also a great help. Not least, it allowed the development of more efficient sawing meth- dimensions of the various components to be ods, more than a third of the total volume reduced to the minimum necessary for their of a log was lost in transforming it into roof required performance. The result was sort of timbers. The Dutch timber trade long centred membrane structure of suitably sized tim- on the wind-powered sawmills of the Zaan- bers with iron connectors and roof boards, streek region, but industrial mechanisation which could be installed over the body of the eventually enabled mills elsewhere in the church to create a cheap yet effective support- country to supply wood in the dimensions ing framework for a visually attractive pitched needed for roof frames. roof.

Early in the nineteenth century, the carpen- Various other kinds of frames also appeared, ter’s traditional craft skills were supplanted most with one thing in common: they had

177 originally been developed in France. The man- chitectural innovation and a growing interest sard roof, with its double pitch, was used only in acoustics, climate control and ancillary fa- rarely for churches because it was regarded as cilities such as additional rooms and sanitary detracting from their imposing appearance. provision. Many local churches of this period Philibert trusses, laminated arch trusses, were designed as “spiritual community cen- made from short planks bolted together, were tres”. But the huge demand for new buildings, used only for curved roof details. And other combined with rising labour costs, increasing- forms of composite truss also failed to make ly strained church finances. That resulted in an impression in Dutch church architecture, more austere structures, with roofs that were primarily because they were relatively expen- more or less interchangeable with those cov- sive. The same applied to iron as a building ering sports halls and factories. Steel framing material. The influence of all these innova- was now commonplace, and some churches tions thus remained limited, with only some were built entirely of concrete, as thin shells individual elements – such as iron tie-rods or even out of prestressed concrete. The use of linking the foot of the frame with the king laminated wood really took off, too. In all of post – being adopted. these cases, the roof void shrank to virtually nothing and the supporting framework was Between the world wars, there was a remark- integrated into the roof itself. Increasing secu- able revival in church-building activity in the larisation from 1970 onwards largely eliminat- Netherlands. As much as the large number ed the demand for new churches, and hence of new places of worship needed in the ex- for their roof frames. panding cities, coupled with the appearance of new denominations, this was also due to When, despite the presence of lightning con- changes in the liturgy and, not least, to ad- ductors, timber frames were destroyed by fire, vances in building methods and materials. the tendency used to be to reconstruct them Taking their inspiration from abroad, revival- in the original manner. For a very long time ist movements demanded places of worship the high pitched roof, and the substantial void with shorter naves and wider roofs. As a novel it created, were features that typified Dutch material, reinforced concrete was at first used churches. That void can be regarded as a bal- only hesitantly in ecclesiastical architecture. It ancing factor between the overall volume of did allow the construction of compact church- the building’s outer shell and its interior. And es with interior balconies, but was rather ex- the unused space within it, containing only pensive. As was steel, which was therefore the roof supports, as a sign of the luxury the used only for special projects or roofs with church was long able to permit itself. Protes- very wide spans, sometimes in combination tants tended to fit their ceilings higher, thus with clay lathing. One novelty was the use of leaving a smaller void. Over time, however, iron dowels and nail plates, which facilitated the nature of that space changed: first from a good, simple wooden assemblies. Laminated tall hat to a flat cap, and latterly to a close-fit- timber trusses first appeared in 1920 and were ting hood around the supporting structure. soon being used for churches, even though This reduction brought that structure into they did expose the supporting structure. plain view, so that now it is no different from that holding up the roof of any building. Hundreds of churches were destroyed during the Second World War. Although the recon- Until the Napoleonic era, churches were the struction period began simply with a need largest buildings in the Netherlands and their to restore these losses, as it progressed there roof frames the biggest structures of their was another ecclesiastical building boom. kind. With the onset of the Industrial Revo- This went hand in hand with a desire for ar- lution, the structural significance of those

178 frames was reduced to a status somewhere be- tween that of a serviette and a tablecloth: too big for the “improved Holland truss” but too small to take advantage of the cutting-edge advances in roof design. Bridges took over the lead in span engineering, with iron and steel now its preferred materials. Other types of building also gained wider and wider roofs spans, some capable of enclosing a substantial church. In the Netherlands, market halls and railway stations vaulted ahead; churches were left playing a modest supporting role.

The few new churches built since 1970 have almost all been small in scale, or interdenom- inational. Only very occasionally has a larger place of worship been commissioned, in most cases for one of the more orthodox Reformed congregations. Laminated trusses have often played a structural role in these projects.

After the so-called Elleboogkerk in Amersfoort was destroyed by fire in 2007, it was decided to rebuild it with timber roof trusses, open and modern in style. That has put this church right back at the forefront of developments in structural engineering, where church roofs and their supporting structures spent so many centuries.

179 Colofon

Uitgave WBOOKS, Zwolle [email protected] www.wbooks.com i.s.m. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed [email protected] www.cultureelerfgoed.nl

Tekst Ronald Stenvert

Vormgeving Richard Bos, Wergea

Over de auteur Ronald Stenvert (Deventer 1955) studeerde bouwkunde aan de HTS in Deventer en kunst­ geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waar hij in 1991 promoveerde op het proefschrift Constructing the Past: Computer-Assisted Architectural-Historical Research. Hij is sinds 1995 werkzaam als architectuur- en bouwhistoricus bij het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis te Utrecht, waarvan hij medeoprichter is. Hij was hoofdauteur van de reeks Monumenten in Nederland (1995-2006). In 2012 verscheen van hem Biografie van de baksteen 1850-2000.

Voorzijde: Nieuwe kerk te Zierikzee uit 1935-1848, achterzijde: Muiderkerk te Amsterdam tijdens bouw in 1892, voorflap: Viering St.-Petrus’ Stoel van Antiochiëkerk te Berlicum uit 1932-1934, achterflap:Koorgedeelte St.-Bavokathedraal te Haarlem uit 1895-1898

© 2013 WBOOKS / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed / Ronald Stenvert Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wet- telijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteurs- recht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2013.

ISBN 978 90 663 0723 0 NUR 648 Ronald Stenvert KerkkappenNederland in -

Kerkgebouwen hebben eeuwenlang het beeld van stad en dorp gedomineerd. Onder hun vaak imposante daken zit een kapconstructie die het gebouw water- en winddicht houdt, maar verder een verborgen bestaan leidt in de schemerduistere ruimte tussen pan en plafond. Aan de hand van een tiental pas gerestaureerde kerken schetst dit boek de 1800 1970 ontwikkeling van traditionele gestapelde houtconstructies naar modernere bouwvormen.

Meer dan de hel van de bestaande kerken dateert uit de periode tussen 1800 en 1970, toen Ronald Stenvert de vraag naar nieuwe kerken vrijwel stilviel. Vanuit een bredere cultuurhistorische context gaat dit boek in op de ontwikkeling van de toegepaste hang-, schoor- en springwerken in de kerkkappen. Ook het gebruik van moderne materialen, zoals ijzer, beton en gelamineerde spanten komt aan bod. Een interessante periode daarbij is het Interbellum, toen de forse kapruimte kleiner werd en kap en dak uiteindelijk ineensmolten, waardoor de kapconstructie meer in het zicht kwam. Ronald Stenvert KerkkappenNederland in -

Kerkgebouwen hebben eeuwenlang het beeld van stad en dorp gedomineerd. Onder hun vaak imposante daken zit een kapconstructie die het gebouw water- en winddicht houdt, maar verder een verborgen bestaan leidt in de schemerduistere ruimte tussen pan en plafond. Aan de hand van een tiental pas gerestaureerde kerken schetst dit boek de 1800 1970 ontwikkeling van traditionele gestapelde houtconstructies naar modernere bouwvormen.

Meer dan de hel van de bestaande kerken dateert uit de periode tussen 1800 en 1970, toen Ronald Stenvert de vraag naar nieuwe kerken vrijwel stilviel. Vanuit een bredere cultuurhistorische context gaat dit boek in op de ontwikkeling van de toegepaste hang-, schoor- en springwerken in de kerkkappen. Ook het gebruik van moderne materialen, zoals ijzer, beton en gelamineerde spanten komt aan bod. Een interessante periode daarbij is het Interbellum, toen de forse kapruimte kleiner werd en kap en dak uiteindelijk ineensmolten, waardoor de kapconstructie meer in het zicht kwam.