Intussen wegen we de spullen die we mee naar huis willen nemen, brengen de boot naar GIBSONS, de winterstal van Polka. Een laagje ijs knerpt tegen de boot en de meeuwen schaatsen over het ijs om wat brood van Willem op te pikken, ze schuiven vaak met veel gang de boot voorbij. De laatste nacht slapen we bij de familie van Rijn waar we met een heerlijke taart onze 30 jarige trouwdag vieren. De volgende dag brengt Arie ons naar het vliegveld: "Here you go, beye now". ======11-16 apr.1986. Na een heel fijne tijd in Nederland en een leuk weekje in Londen om wat onderdelen op te halen, haalt Arie ons op en de volgende dag gaan we per bus-ferrie-bus naar GIBBON waar Polka, onze "Home away from home", geduldig op ons ligt te wachten. Ze verkeert in prima staat, kurkdroog. Zoals het goede Nederlanders betaamt, beginnen we met de schoonmaak. De radar brengen we weg voor reparatie, het kost ons 4 uren om met diverse bussen, ferry en het laatste stukje zelfs met een taxi, om de juiste firma te vinden, die ergens in de weilanden

aan de buitenkant van het vliegveld zit. Dan besluiten we om de treadmaster platen van het dek te halen, ze hebben nogal geleden van de tropenzon en nu van opvriezend water waardoor ze beginnen los te laten. Na drie dagen hard werk hebben we ze er met bloedende vingers afgestoken en het dek glad en glimmend afgeslepen, nu hoeft het alleen nog maar geschilderd te worden. Zoals altijd voor een vertrek doen we boodschappen, hoeveel, dat weet je nooit, misschien wel voor 14 dagen in eenzame baaitjes zonder winkel, of voor maar twee dagen? 17 t/m 22 april.1986. Eindelijk kunnen dan toch de lijnen los. Wat een heerlijk gevoel om weer op open water te zijn, met net genoeg wind en een klein zonnetje. De zeilen gaan omhoog en we voelen ons weer echte water-zigeuners. We zien een aantal killerwhales, waarvan er één meters de lucht in springt, en later leggen we aan bij de steiger van een klein eilandje vlak bij Nanaimo. Met de rugzakken volgeladen gaan we op stap om een lange trail te volgen, langs allerlei historische resten van het eiland: Het dorp Saysetsen, de pulpstone quarry, de sandstone outcrop, de herring saltery, burial caves, lake Kanaka en nog een kolenmijn. Het is een mooie wandelïng, waarbij we niemand tegen komen en het is zoals het boekje zegt: "As you walk along this trail softly and listen closely you might be fortunate enough to hear the gosts, telling their stories. You'll be experiencing hundreds of years of hard work, succes and failure, celebration and heartbreak: the life of NEWCASTLE ISLAND". We blijven nog een dagje om een ander gedeelte van het eiland te verkennen, we zien veel herten, die hier niet in paniek wegrennen en dit is het eerste eiland waar we veel konijnen zien, ook de bekende zee-adelaars vliegen weer hoog boven ons hoofd. Daarna varen we naar NANAIMO, waar we onze nieuwe vouw-fietsen kunnen uitproberen, de oude tweedehandsjes waren echt op. We maken een tochtje langs de kust, heuvel op en af langs prachtig bloeiende bomen en vele kleurrijke tuinen. We bekijken de 168 ft. lange replica van de racing-schooner "Blue Nose", die ook te zien is op de Canadese 10 cents stukken.

165

23 april 1986. ’s Morgens krijgen we eerst koffiebezoek van Ross, een gestrande makelaar, die in een piep klein motorbootje woont met een grote hond, hij brengt twee mooie zalmen mee, onze eerste verse zalm dit jaar. Na de lunch gaan we op weg, om met slack-tide in de nauwe doorgang van de Dodd Narrows aan te komen. We zijn keurig op tijd en varen daarna naar de mooie PIRATE’S COVE. Gelijk maar de wandelschoenen aan voor een wandeling over een goed te volgen trail, zo nu en dan moet je wel over grote boomstammen klimmen. We komen weer geen mens tegen. De vogels laten merken dat ze ook blij zijn dat de zon nog even te zien is, we horen het timmerend geluid van een specht, en zien langs de waterkant veel loons, het zal niet zolang meer duren voordat ze naar het noorden vertrekken. 24 en 25 april 1986. We varen naar GABRIOLA ISLAND waar we aanleggen bij de Goverment Wharf. Jane, de havenmeesteres, is een heel speciale, 65 jr. en helemaal opgetut met roze en lichtblauwe make up en met een roze sjaal over de grijze haren. Ze komt thee drinken en begint terwijl we zitten te eten opeens een heel mooi gedicht te declameren. Daarna neemt ze ons mee in haar grote truck om bij de werf te gaan kijken en ramt daar een paal, maar dat geeft niets, de auto is sterk genoeg volgens haar, we komen gelukkig heelhuids bij de boot terug. Het is maar een klein eindje naar LADYSMITH, de wind is pal tegen. Bij Yellow Head denken we de punt nog net te kunnen halen, maar er blijkt nog een rots te zitten, enfin, we moeten toch nog schilderen. Dat willen we hier doen omdat er een fatsoenlijke grid is. 's Avonds meten we uit waar we het schip op de balken moeten zetten. Om 4 uur in de ochtend varen we er naar toe, maken vast aan de leuning van de ramp en de palen van de grid, en nu maar wachten tot het water zakt en de regen ophoudt. Het eerste gebeurt vrij vlug, het tweede niet, het wordt dus alleen schoonmaken van het onderwaterschip en geen schilderwerk.

26 en 27 april 1986. Vandaag is het wel mooi weer, we gaan op de fiets naar de wonderlijke "murals" in het dorp CHEMAINES, 10 km. verderop. Alle schilderingen en beelden hebben te maken met de houtkap en de indianen. 28 en 29 april 1986. Er is een ijskoude wind, dus trek ik diverse lagen met truien aan, bodywwarmer, muts en das en als je zo uitgedost naar buiten komt wat hoor je dan: "Here comes mom, in her best tropical outfit", dat komt door de zonnebril natuurlijk. Na een aardig hagelbuitje komen we bij SALTSPRING ISLAND aan, een rustige baai met veel vogels, maar geen vis. Het is niet zo ver naar SYDNEY SANDSPIT. We gaan met een kloppend hart over de ondiepten heen, maken vast aan een ankerboeitje en steken de oliekachel aan.

166

30 april 1986. We vertrekken naar Amerika, het is nog te bezeilen ook. In FRIDAY HARBOUR van San Juan Island klaren we in. Gauw wat melk gehaald en dan weer weg, de haven is een beetje te duur naar ons zin. Na een paar uur varen zijn we bij LOPEZ ISLAND, waar we vast maken aan een boeitje. 1 en 2 mei 1986 Het is een mooi zeiltochtje, waarbij Willem zich uitleeft door alleen al het werk te doen bij het overstag gaan om de diverse rifjes en rotsen te missen, ik bepaal me tot het keuken werk, wat uitgebreider dan normaal, want in BELLINGHAM verwachten we onze oude vriend Jack weer te vinden. En ja hoor, zodra we haven binnenvaren, zien we "Shag" liggen met een vrije plaats er naast. Jack rijdt met ons naar ANACORTES, één van de San Juan ISLANDS, waar we de afspraak maken om op 22 mei op de kant gezet te worden. 3 en 4 mei 1986. Vandaag is het de openingsdag van het zeilseizoen van de Bellingham Yacht Club, en de commodore nodigt ons uit om mee te varen in de parade. In ons beste donkerblauw varen we langs "Rosarie Princess” en "Discovery", waar we de Yanks laten zien hoe je behoort te groeten met een gestreken vlag, geen van de boten doet dat, er wordt ook niet terug gegroet, wel krijgen we een applaus, nou ja zeg! Het contact met diverse andere yachties in de buurt is goed en 's avonds doen we mee met een BBQ op één van de grotere schepen, na de maaltijd is er een gezellige sing-song met gitaren en een elektrische piano. De hele club gaat de volgende morgen naar de kerk, wij dus ook. Ook hier is er muzikale begeleiding van een piano en twee gitaren, enigszins in de country and western style. Om 10 uur is er een gezamelijk ontbijt en zo een echt Amerikaans ontbijt is niet mis: gebakken aardappelen, bacon, worstjes, gebakken eieren en pancakes met grote koppen koffie. Geen wonder dat je zoveel "Whitby-Whales" ziet, superzware jonge mannen en vrouwen. 5 t/m 12 mei 1986 Het wordt een weekje schilderwerk, het dek en onze badkamer, het vooronder dus, krijgen een likje. De meest vreemde mensen komen ons zo af en toe bezoeken. Willem gaat mee als begeleider met een hele groep jongelui van de kerk, wild-water-raften. Dat is met grote rubber boten een ijskoude rivier met rotsen en stroomversnellingen afpeddelen. Voor zo ver ik het begrepen heb waren ze na vijf minuten al drijfnat en het duurde drie uren; een interessant avontuur zei Willem. Maar dan breekt weer de tijd van vertrek aan, hoe leuk het hier ook is. Maandagavond wordt er voor ons een afscheid sing-song georganiseerd op één van de schepen. Het zingen wordt afgewisseld door sterke verhalen en grappen. 13 mei 1986. Het is zaak tussen de boeien te blijven in het smalle vaarwatertje, want links en rechts liggen grote moddervlakten. Als we Swimamish Channel naderen giert er een windkracht 8 om onze oren. Het is een nauw kanaal, maar met halve wind en een klein zeiltje op gaat het prima, wel met zo nu en dan een angstig oogje op wat electriciteitskabels. De wind tegen tij geeft hoge golven, we houden het voor gezien en ankeren met veel wind in het rustige water van de POLNELL BAY van Whitby Island. 14 t/m 16 mei 1986. Er staat een windje uit het zuiden vergezeld van wat regen recht op onze neus, dus laat ik de kuip aan Willem en vermaak me in de kombuis met het bakken van een cake. Het klaart al gauw op en we zijn zeer benieuwd of onze vrienden Tom en Mary van "Tashtego" (die we voor het eerst ontmoetten in Tahiti) in PORT LUDLOW zullen zijn, en ja hoor, al gauw na het binnen varen van de jachthaven ontwaren we hevig zwaaiende armen. Tom, die bij een boot-verhuurbedrijf werkt, moet naar een boat-show met één van de boten en onverwacht wordt besloten dat wij ook best mee kunnen, dus stappen we over op een soort caravan-motorboot met veel grote ramen. Met een gangetje van 28 knoop gaan we er vandoor.

167

In Everett aangekomen wordt het poetsen en boenen om het vaartuig klaar te maken voor de show. Je moet wel oppassen dat je niet te hevig je best doet, want dan heb je kans om een deurtje of latje in je handen te houden, zo slecht is de boot in elkaar geflanst. We rijden de volgende dag in een " motor-home " terug naar Port Ludlow.

17 t/m 21 mei 1986. Vandaag is er in Port Townsend een echte Amerikaanse parade ter ere van de vele rhododendrons, de "state- flower" van Washington. Die mooie struiken staan ook met schitterende kleuren in vele tuinen te bloeien. De parade is een mengelmoes van fraai uitgedoste wagens met vele glimlachende en wuivende ladies, auto's, paarden, Walt Disney figuren en natuurlijk de Brassbands met de fraaie majorettes, om de 40-jarige motor-hippies niet te vergeten. De volgende ankerplaats is de ondiepe haven van OAK HARBOUR. We wandelen naar de Hollandse molen. Er hebben hier vroeger veel Nederlanders gewoond, maar de meesten zijn, met koeien en al weggetrokken naar de Nederlandse nederzetting ten noorden van Bellingham toen dit gebied militair oefenterrein werd, het vee kon niet tegen de herrie. Later varen we naar een meerboei van HOPE ISLAND, Willem roeit er het eiland rond, tegen wind en tegen stroom, een goede oefening. Het eilandje ziet er nog al wild bebost uit, dus gaan we er een kijkje nemen. We beklimmen de glibberige wal maar kunnen niets vinden dat op een trail lijkt, dus roeien we een baaitje verder, en daar kunnen we door de bossen, en struiken, over boomstammen en door varens een soort van wandeling maken. Om de bijboot weer terug te kunnen vinden markeren we ons pad met pijlen gemaakt van takken en bladeren, Het zou gemakkelijker geweest zijn als we een bol rode wol bij ons gehad hadden, maar als goede padvinders moet je het ook met natuurlijke dingen kunnen. Ik denk dat we trouwens later maar de helft van onze merkpunten terug gevonden hebben! Dat het voorjaar begonnen is zien we aan een moedereend die in ijltempo haar tienkoppig kroost uit de gevaren zone brengt, en aan het ranke hert dat rustig staat te grazen, met een kleintje met zijn wipstaartje om haar heen springend. We varen naar PADILLA BAY van SADDLEBAG ISLAND. Willem zet het krabnet uit en na een uurtje hebben we vier grote krabben. We maken een fikse wandeling over het eilandje, we moeten wel goed uitkijken voor de vele rupsen, die in dikke klompen aan de vele struiken hangen, brr. Het is daarna een paar mijl naar ANACORTES, waar Polka de wal op gaat.

22 t/m 31 mei 1986. Deze hele week staat de boot, met prachtig weer, hoog en droog op het land, dus moeten wij ladder op en ladder af, vele malen per dag, De schroef wordt behandeld, het onderwaterschip geschilderd enz. Tom en Mary laten hun werk een dag in de steek om ons te helpen en Karl rijdt 's avonds met ons het eiland rond, we hebben boven op een berg een werkelijk schitterend uitzicht over de vele eilandjes. Als alles klaar is gaan we naar BELLINGHAM om alle vrienden daar gedag te zeggen.

168

1 en 2 juni 1986. Als dat gebeurt is varen we naar SUCIA ISLAND. Na een leuke klauterpartij zien we dat er boeitjes liggen in FOSSIEL BAY dus verhuizen we want we willen best wat fossielen zien te vinden. We klauteren en springen langs de hoge zandsteen rotsen tot dat we niet meer verder kunnen en we omhoog moeten. Het ziet er wel erg hoog uit, maar het lukt, langzaam aan, en vooral niet naar beneden kijken! Pfft, we zijn net een stel klipgeiten. De fossielen vinden we aan de andere kant van de baai.

3 juni 1986. Vandaag hebben we de "Stars and Stripes" weer omgewisseld voor de '" Maple Leave" in SOUTH PENDER ISLAND waar we inklaren, waarbij Willem, zonder het te weten, een leugen vertelt. Ik had in BELLINGHAM namelijk rustig groente en fruit ingekocht, maar je mag geen verse spullen over de grens brengen, ze kwamen gelukkig niet controleren! 4 juni 1986 Er is geen wind en dus gaat de motor aan, de gehele lange weg door de GULF ISLANDS naar VANCOUVER, waar we aan het eind van de middag bij GRANVILLE ISLAND afmeren. De familie brengt een stapeltje brieven. In de avond komt er een constante stroom vol geladen vaartuigen langs, allemaal naar het vuurwerk bij Expo'86, het is erg mooi. 5 t/m 7 juni 1986. We varen nog even langs de Expo'86 en dan gaan we naar HORSESHOE BAY. 's Avonds maakt Willem een praatje met een garnalenvisser en zijn vrouw, wat zij zo leuk vinden dat ze een 5 ponds zak met diepgevroren grote garnalen aan ons geven. Betty is zo aardig om in de kombuis de nodige aanwijzingen en recepten te geven, en onmiddellijk wordt er dus gekookt, gebakken en geproefd, erg lekker!

8 en 9 juni 1986. We vertrekken naar de mooie SMUGGLERS COVE. Jammer dat er zoveel muggen zijn, maar het nieuwe ingangsgordijn houdt gelukkig de meeste tegen. We glijden, met alleen de grote genua op, langzaam naar het noorden, we doen 7 uren over de 15 mijl naar GREEN BAY. Daar liggen we, omringd door bos, vlak naast een kleine waterval. 10 en 11 juni 1986. Willem gaat er meteen op uit om te vissen, en waar komt hij mee terug, slepend achter de dinghy? Een grote, glibberige toestand met vangarmen. Een grote octopus. Nog nooit zo'n beest behandeld, niet eenvoudig hoor en best ook wel eng, al die tentakels die je armen en handen proberen te pakken. Na een paar uren van hard werken en studeren, hebben we de meeste eetbare delen in de snelkookpan., waarna er een lekkere chowder op tafel komt.

169

We varen naar ANNIS BAY waar "Silver Willow" ligt, aan een grote bak van de fish-farm waar zij werken. Volgend jaar hopen zij zelf zalm te gaan kweken. We hebben tenslotte niet voor niets vanaf Japan tot hier het kweken van vis bestudeerd. Willem helpt Ian en wij vrouwen gaan met speedboot en auto naar SEYCHELT om boodschappen te doen.

12 en 13 juni 1986. We hebben de laatste jaren een reuze tijd gehad met Ian en MJ, maar nu moeten we echt good- beye zeggen, het valt niet mee, vanaf nu wordt het brieven schrijven. We varen naar BLUBBER BAY van het grote TEXADA ISLAND. Het hele eiland staat in het teken van de limestone, grote afgravingen en machines. Een kennis van een nicht werkt hier en als hij vanuit z'n kantoorraam onze driekleur ziet, komt hij meteen om de koffie. Later varen we naar een mooi strand bij SAVARY ISLAND. 14 juni 1986. Met 4 knopen stroom worden we door de Surge Narrows heen gesleurd, met hier en daar een draaikolk om ons heen. Halfweg het OKISELLO CHANNEL ankeren we in een nauwe doorgang van de OCTOPUS eilandjes. 15 t/m 17 juni 1986. Het is nog steeds slecht weer, maar de wind komt voor ons uit de juiste richting, dus varen we, zo nu en dan een boomstam ontwijkend naar VERE COVE van WEST THURLOW ISLAND. Met de kachel aan en een kruik in de kooi is het best vol te houden. Willem zorgt voor vis op de tafel en terwijl ik die klaar maak zeilt Willem naar MINSTREL ISLAND, een klein eilandje met drie huizen en een winkel met heel aardige mensen, we krijgen zomaar een halve liter ijs mee.

18 t/m 26 juni. We binden Polka vast aan een boom bij een waterval, in WATSON COVE, omgeven door steile bergwanden met een doorkijk naar de besneeuwde bergtoppen. We roeien tot vlak bij de waterval. De volgende dag varen we de SIMOOM SOUND in en, na wat voorzichtig zoeken vinden we een ankerplaatsje. Willem gaat vissen met de bijboot. Om zeven uur houd ik het wel voor gezien en maak de gehaktballen klaar, maar natuurlijk, een half uurtje later komt hij terug met een enorme visvangst: een 15 ponds red-snapper, enkele tongen en een mooie rock-fish, daar zit je dan met je gehaktballen ! Dat wordt urenlang vis fileren, bakken en inmaken. Daarna varen we naar MOORE BAY, waar we vastmaken aan een wankel steigertje.

170

De zomer begint met een hele dag regen, dus blijven we maar liggen, met over en weer koffiebezoek. Er is een klein marine-park met een rookhut die door de mannen gebruikt wordt om een grote zalm in te roken. We gaan de noordelijke wateren in, naar TURNBULL COVE, er heerst daar een doodse stilte, alleen onderbroken door het geruis van een beekje, geen otter of seal steekt zijn kop op. We roeien een poosje om toch nog wat beweging te hebben, want een wandeling is te gevaarlijk in dit dichte bos. Later varen we naar een heel nauwe doorgang waar Willem eerst de diepte probeert te peilen vanuit de bijboot, maar het lood schiet telkens weg door de stroom. We wachten tot het bijna hoog water is en dan wagen we het, langs de obstakels heen, met af en toe de mastttop in de boomtakken, best wel spannend. 24 en 25 juni 1986. Om 6 uur, midden in de nacht naar mijn gevoel, steken we over naar . Hier en daar hangen wat slierten mist die, met het wat aarzelende zonlicht, de sound een mooie slaperige sfeer geeft, maar misschien ben ik nog niet helemaal wakker. PORT HARDY is voorlopig de laatste grote plaats, dus is het jakken en jagen met de was, boodschappen enz. Die avond krijgen we onverwachts twee logees: de kok Greg en de schoolmeester John die een kayaktocht aan het maken zijn van af Haines in Noord-Alaska naar Seattle, ze hebben prachtige avonturen beleefd, en vinden het heerlijk om eens niet op harde steen of in een stekelige bush te slapen, maar op de zachte banken van Polka. 26 juni 1986. Na nog een laatste keer mail op gehaald te hebben zeilen we met prachtig weer langs de vele eilandjes, die je goed moet tellen, naar ALLISON HARBOUR aan het vaste land van BC. 27 en 28 juni 1986. We steken de CHARLOTTE SOUND over naar MILLBROOK COVE, waar al vele vissers liggen te wachten voor de gillnet-opening op Zondag, het is dan beter voor ons om niet in de buurt te zijn als zo 'n duizend boten hun netten uitzetten! De volgende dag varen we langzaam langs de kust van CALVERI ISLAND als Willem zijn eerste zalm van dit jaar vangt. Het moeilijkste is altijd om deze vechtjassen uit het water en in de boot te tillen, maar het lukt, en er landt een mooie vierponder in de kuip, vraag me nu niet welke van de vijf soorten het is. En warempel, een uurtje later wordt de tweede gepakt, genoeg dus voor 3 dagen vis. In SAFETY COVE wordt dan ook de gehele middag gekookt, gebakken en gerookt. 29 juni 1986. Vandaag varen we naar de overkant en we gaan weer ten anker in de mooie maar moeilijke FIFER BAY, waar we de hele middag met een grote magneet tevergeefs vissen naar het anker dat we de vorige keer hier verloren zijn. Intussen wordt er een stormwaarschuwing afgegeven voor dit gebied, en aangezien het hier niet zo 'n beste ankerplaats is, gaan we 's avonds anker op om naar KOEYE POINT te gaan. Maar na een uurtje varen wordt het ons duidelijk dat die inlet niet te bereiken is door de vele visboten, die daar overal achter hun netten liggen. Dan maar naar de overkant naar HECHTE ISLAND, waar we om 21.30 het anker laten vallen in GOLDSTREAM HARBOUR bij KELPIE POINT.

171

30 juni 1986 Nog steeds een stormwaarschuwing van kracht, dus blijven we maar een dagje liggen. Willem roeit met de dinghy door de smalle geultjes naar een goede plek om te vissen, ver van Polka vandaan. Als hij een grote snapper binnenhaalt wil hij dat beest met zijn manchette een klap op zijn kop geven, maar dat gaat even mis, het mes glijdt af en er zit een grote jaap in de dinghy. Gelukkig loopt die dan maar voor de helft leeg, zodat je een halve, vrij slappe rubberboot overhoudt, waar je dan helaas niet meer mee roeien kunt. Na ruim een uur hard peddelen met één riem tegen de harde wind, komt hij terug aan boord, toch wel erg blij dat het weer eens goed afgelopen is. 1 en 2 juli 1986. We kunnen twee kanten op, en besluiten, gezien het wisselvallige weer, de vele kleine eilandjes aan de buitenkant over te laten voor de terugweg, en nu eerst landinwaarts te gaan door de lange fjorden met de diepe wateren en de steile bergwanden. Een mooi gebied, maar niet zo grillig en overweldigend als Alaska, het is hier wat ronder, en meer begroeid. De prachtige ankerplaats heeft een toepasselijke naam: CATHEDRAL POINT. De volgende dag komen we aan in EUCOTT BAY in DEAN CHANNEL, waarover het volgende: "This bay has a hidden surprise at every turn, high stony mountains, several waterfalls cascade down hundreds of feet, marshes on shore, skunkcabbage and bears, arctic loons, maullards and canadian goose". Er zijn "hotsprings", het bad is niet schoon, maar prima om je haar te wassen! 3 en 4 juli 1986. We bereiken OCEAN FALLS na 5 uren op de motor. Dit plaatsje, waar nu nog maar 60 mensen wonen, werd vroeger, toen de papierfabriek nog in werking was, bewoond door 3000 mensen. De meeste grote gebouwen, zoals school en ziekenhuis staan er nog, maar van de gewone houten huizen zijn er niet veel meer over. We worden door één van de families uitgenodigd voor het avondmaal en we blijven praten tot één uur in de nacht. Hij zorgt voor de electriciteits centrale en vertelt daar over. Een hoog gelegen meer van 17 mijl lang met een stuwdam, zorgen voor voldoende waterkracht om het hele dorp en de fabriek van stroom te voorzien. We bezoeken de centale waar een centrifugaalpomp van ongeveer een meter doorsnede al die energie opwekt. Nu wordt de stroom via kabels door de bush geleverd aan een indianendorp, 30 km. er vandaan. We blijven een dagje liggen want de mannen gaan op de heilbot vangst. Ik maak vast wat inmaakpotten schoon, maar dat blijkt overbodig werk want de vangst is daar niet groot genoeg voor, dat zal je altijd zien. 5 en 6 juli 1986. We ankeren deze keer bij DUNN POINT en gaan met de bijboot de lagoon in, waarbij we nog net, door stijf langs de kant te varen, met onze kleine buitenboordmotor tegen de stroomversnellingen in terug kunnen komen. Veel bijzonders is er in de lagoon niet te zien. Er komt nog een jachtje binnen, de "Aurora", een oude 8 meter klasse. We nodigen Helen en Jack op de koffie.

172

7 en 8 juli 1986. Uit de marine-atlas: The mainland coast of B.C. from Vancouver to Prins Rupert consists of mesozoic granite rocks, formed in batholiths, large bodies of granite, several miles below the earth's surface, about 150 million years ago. En daar varen wij dan overheen in ons kleine scheepje om een gebied met tientallen kleine eilandjes, rotsen en riffen te bezoeken. Eerst nog even wat voorraad inslaan in BELLA-BELLA, een Indianen plaats, waar op maandag morgen behalve lekker brood niet veel vers voer te krijgen is, en dan op naar de TRIBAL GROUP. Als je de kaart bekijkt lopen de rillingen je over het lijf, al die zwarte puntjes op de kaart die rotsen aangeven. Het wordt dus langzaam varen, goed uitkijken en tellen. Op een gegeven moment komen we bij een heel nauwe doorgang, die we achterstevoren doorgaan, de stroom zet ons er door en mocht er onverwachts toch nog wat liggen dan kunnen we volle kracht de weg terug in, maar alles verloopt prima, we ankeren in een baai van STRIJKER ISLAND. Het zijn allemaal vulkanische eilandjes, die niet veel regenwater vasthouden, daarom is er weinig dierenleven, slechts een enkele vogel hoor je fluiten en dat is alles.

Het wordt weer een puzzelrit, we varen tussen brekers door die ondieptes aangeven, en langs kelpvelden, die je ook maar beter kan vermijden. Zo bereiken we de noordoost kant van GOOSE ISLAND, waar een schitterend wit strand ons uitnodigt om te ankeren en wat te strandjutten. We vinden niet veel, eigenlijk niets, maar langs de kant van het eiland verder varend weet Willem een grote glazen bol uit het water te vissen vanuit de bijboot, terwijl ik de boot bijna op een rots zet, tenminste dat dacht hij. Om 1600 uur ankeren we tussen GOOSE ISLAND en GOSING ISLAND, een mooi gebied waar we maar kort helemaal alleen liggen. In de avond komt er een piep-klein motorbootje aan met Ross en zijn grote hond Hiker die we al eerder ontmoet hebben in Nanaimo. 9 t/m 14 juli 1986. We gaan met Ross en zijn hond strandjutten langs een van de vele eilandjes. Zoals altijd weten de mannen dan niet van ophouden en komen zij met kletsnatte broeken en laarzen vol water terug. Ik ga eerder terug want dat de spit onder zal lopen met hoog water was me duidelijk. Na de lunch halen we met de twee bijboten een groot net met een heleboel lijn van het strand.

173

De rotsen en de vele wierplanten ontwijkend, steken we over naar DUCK ISLAND om te gaan wandelen. Het zou een wandeling van een uurtje worden, maar Ross had zich een beetje vergist. Na ruim twee uren van klimmen en klauteren over rotsen en honderden boomstammen, en zo nu en dan stoppend om een stuk touw, een glazen bol of plastic drijver op te rapen, blijkt dat we nog maar op de helft zijn. Gelukkig heb ik extra drinken meegenomen, en ook de hond drinkt wat limonade. Eindelijk zijn we terug bij de dinghies. Iedereen is bek-af, en dan doen de buitenboordmotoren het niet, geen van tweeën. Ik begin alvast te roeien om uit de planten te blijven terwijl Willem vertwijfeld rukt aan het startkoordje, en hè, hè, na een hele tijd doet hij het.We nemen Ross op sleeptouw en met gezwinde spoed, er staat 1,5 knoop tij, kunnen we nog net over de zandspit heen komen en zijn nog net vóór donker thuis. Dan denk je van een welverdiende nachtrust te kunnen genietcn, nou vergeet het maar. Midden in de nacht komt er een stormpje opzetten en daar heb je het: bonk ! Het anker is uitgebroken. Waarschijnlijk, zo ontdekken we later, omdat het op een grasplek zat met een dun laagje zand er over. In het stikdonker en in de gietregen is Polka met de achterkant van de kiel op de rotsen gezet met windkracht 7. Gelukkig komt het water nog een uurtje op. Willem kijkt eerst op de radar om te weten waar of we ergens zitten, en dan is het vliegensvlug in pyjama in de regen naar buiten en de motor aan. We willen proberen of het anker voldoende houdt om de neus van het schip in de wind te krijgen. Er staat 35 meter ketting uit, maar in alle haast zet Willem zoveel kracht dat de handel breekt, dus moeten we de reserve opzoeken. Het klinkt allemaal een beetje paniekerig, maar warempel, na een kwartierje, dat trouwens veel langer lijkt, komen we vrij van de rotsen, na nog een paar keer flink gebonkt te hebben, een geluid dat je door merg en been gaat. We moeten dus een andere ankerplaats op gaan zoeken, niet zo gemakkelijk in het donker met zulk weer, met regen die bijna net zo hard is als hagel. Enfin, in 12 meter water schijnt het anker te houden en om 4 uur durven we weer een oogje dicht te doen. Als we wakker worden blijkt ook nog dat de bijboot met motor verdwenen is. Na wat speurwerk met de kijker zien we het hele spul aan de andere kant van de baai op z’n kop op de rotsen liggen. Ross is zo aardig om met zijn bijboot de onze op te halen. Het valt niet mee om dat allemaal aan te zien door de kijker, zonder te kunnen helpen, maar zijn bootje is te wankel om ook Willem mee te laten varen, drijfnat komt Ross terug met onze rubber- duck. Maar de buitenboordmotor is er niet meer bij. De volgende morgen met laag water vinden we die ook, en na een goeie schoonmaakbeurt doet hij het weer prima. We blijven nog een paar dagen op deze mooie en afgelegen plek om wat bij te komen. De mannen maken nog een paar wandelingen, en vinden glazen bollen. 15 juli 1986. Ross doet z'n uiterste best om ons over te halen nog een paar dagen te blijven maar we gaan toch op pad naar de westkant van VANCOUVER ISLAND, hoewel het nog niet best is daar met de harde noordwestelijke wind, die al weken lang doorstaat. Het schommelt behoorlijk, met grote golven komen we in HEVATE STRAIT waar een lichtopstand ons naar kalm water geleidt. We ankeren in PRUTH BAY van CALVERT

ISLAND en lopen later door het bos naar een prachtig, maar saai strand.

174

16 en 17 juli 1986. We gaan vandaag voor de derde keer naar FIFER BAY om nog een poging te doen om het anker op te vissen dat we daar verloren. Wie had het over scheepsrecht? Weer geen succes. Midden in te nacht horen we een hoop motor geraas, het blijkt dat de vissersboot die na ons binnen gekomen is, op de rotsen gespoeld ligt en probeert er af te komen. Ze hebben een ongemakkelijke nacht, het achterschip steekt een heel eind omhoog. We varen daarna naar MILLBROOK COVE waar een vis-opening is, tientallen visboten hebben hun netten al uitgespreid die wij nu moeten zien te ontwijken. 18 juli 1986. We steken over rond CAPE SCOTT naar VANCOUVER ISLAND. In de mooie SEA- OTTER COVE maken we vast aan een boei. Willem maakt nog even een toertje met de bijboot, maar blijft op een respectabele afstand van de kant, want daar loopt een grote zwarte beer op haar gemakje rond te snuffelen. 19 t/m 22 juli 1986. Tegen de avond varen we een klein plaatsje binnen, waar de viskopers liggen. Er is een winkeltje, en er staan een paar huisjes langs een "board-walk", een soort steiger dus. Ik mag een wasmachine en de droger gebruiken, en die hebben we wel nodig na drie weken! De hele visvloot blijft een paar dagen binnen vanwege de noordwester storm, wij dus ook, best gezellig met hier een praatje en daar wat vis; één van de visboten heeft een Nederlander als kapitein. We hebben onverwachts "full-house", de één na de ander, vissers en zeilers, komt binnenvallen, waardoor het een leuke afscheidsavond wordt. 24 juli 1986. Eenmaal rond de kaap aan de zuidkant van BROOKS PENINSULA wordt het water wat rustiger en de temperatuur zeker 5 graden hoger. In in COLOMBIA COVE, achter JACKSON POINT liggen drie grote boeien, waarvan er dus één voor ons is. "The region of this coast has changed little since the days of the early explorers, Cape Cook remains a difficult navigational challenge, and a remarkably attractive cruising destination" Het zijn de onverwachte gebeurtenissen, hoe klein ook, die het reizen zo leuk maken. Die avond maken we een wandeling door het bos naar een mooi strand. Daar wordt een kampvuurtje gemaakt en een stel Canadezen trakteren ons op hun speciale lekkernij "smore", bestaande uit kaakjes met een stuk chocolade er tussen, intussen caramelliseren we marshmallows aan stokken in het vuur en stoppen die er bij, erg zoet en erg lekker, samen met chocolade melk een leuke Canadese picnic. Op de terugweg plukken we een doos vol zeekraal, groente voor twee dagen. 25 en 26 juli 1986. We lazen dat er bij de BUNDBY ISLANDS veel otters zitten, het is lang geleden, in de Aleouten, dat we deze grappige beesten zagen, dus zetten we koers naar de nauwe doorgang tussen de kleine eilandjes en ankeren op een schoon plekje. We roeien naar de wal, het waait erg hard, maar een beetje zout water daar moet je tegen kunnen. Willem loopt het eiland rond, als hij terugkomt vertelt hij over interessant klimwerk, er zijn veel inhammen met steile wanden. In ons volgende doel, de , willen we niet ankeren, de kaalgerooide berghellingen zijn te deprimerend, we varen door naar QUEEN COVE in ESPERANZA INLET, maar ook daar zien we de kaalkap. 27 t/m 30 juli 1986. Na een langzame zeildag over glad water komen we in THESIS aan, een klein plaatsje, ingesloten tussen de hoge, hier en daar kale, bergen. Samen met twee ons bekende zeiljachten liggen we een paar dagen aan de smalle steigers. De bewoners zijn reuze aardig, we mogen vrij liggen en krijgen nog een BC-vlag toe, van een paar anderen ontvangen we een groot stuk zalm en ze leven allemaal met ons mee, want onze post is er nog steeds niet.

175

31 juli 1986. We halen nog gauw even vers brood bij de warme bakker en varen dan naar de ingang van NOUTKA SOUND. Dit is Indianen-land en om hun enige totempaal te bekijken wordt van ons verwacht dat we een aantal dollars neertellen. We vinden opeens dat we al genoeg foto’s hebben van totempalen, we klauteren liever naar het vuurtorentje, voor het uitzicht. 31 juli 1986. Het is mistig, maar gelukkig is er de vuurtoren met een luide místhoorn waar we langs moeten en tegen de tijd dat we REFUGE BAY in zeilen, kunnen we het land weer zien. We pikken een boei op bij de HOT-SPRINGS en zitten na het avondeten vanuit een heet bad van de zonsondergang te genieten, heerlijk, net zoveel heet water als je maar wilt! 1 aug.1986. Samen met "Gingersnap" ankeren we achter een klein rif in de mooie MATHILDA INLET. Met de bijboot gaan we naar de verborgen waterval die van grote hoogte naar beneden valt in een ronde, door steile rotsen omgeven poel. Op de terugweg vullen we de rugzakken met zeekraal, de anderen plukken aarzelend ook wat, maar of ze het ooit zullen eten? De avond wordt gevuld met gepraat en koffie op de Polka. 2 aug.1986. Willem gaat met de bemanning van de drie andere boten via een bos-trail naar het strand, maar daar is het nogal warm en ze eindigen in een natuurbad. Daarna gaat het anker op en richting TOFINO. We slaan een zijpad in, langs vele ondieptes vol vogels en we zigzaggen tussen ontelbare krabpotten door naar MATHILDA INLET. Ook onze krabpot zit goed vol, vijftien stuks, waarvan er drie de

juiste maat hebben. Het wordt een heerlijke zee-maaltijd: Crabmeat casserole met zeekraal!

176

3 aug.1986. Aardig door elkaar geschud door de kris-kras tegen elkaar lopende golven en uitkijkend voor de vele krab-boeitjes, komen we, na een spannende tocht in de mist, via een vuurtoren en allerlei ondiepten, in de UCLUELET INLE'T, een inham van de grote . Het was dus geen rustig zondags-zeiltochtje, maar wie daarom vraagt kan beter op de Oosterschelde blijven. Het is fris, de "long John's" worden weer aangetrokken. 4 aug.1986. Een echt toeristen plaatsje, dit UCLUELET, net goed genoeg om naar de laundromat te gaan, wij zijn er gauw uitgekeken, allemaal hotels en motels, dus, ondanks de mist willen we proberen de kleine eilandjes in het midden van BARKLEY SOUND te vinden en na drie uur varen komen we inderdaad bij de BROKEN GROUP terecht, waar we langzaam tussen de vele eilandjes door toeren om een geschikte ankerplaats te vinden, liefst niet te diep en wel met uitzicht op de bergen; ja, we stellen wel eisen! 5 t/m 10 aug.1986. Het is een lang vaarwater naar PORT ALBERNI, 25 mijl, maar we hopen daar post op te halen, dus trekken we de zeilen omhoog want de wind blaast haast altijd de sound in, zomers .De post is ook hier erg traag, dus liggen we een poosje in dit door de houtindustrie beheerste stadje te wachten. De mensen zijn erg aardig en vele Nederlandse emigranten komen ons opzoeken. Willem vindt een portemonnee van de familie Put, wat tot gevolg heeft dat we een paar mooie rondritten door de omgeving maken, o.a. naar het Macmillan Park, waar de "Trees of Cathedral Cove" bewonderd worden. We ontmoeten verschillende andere Nederlanders, vaak mensen die zelf een boot hebben, zoals de "warme" bakker Everet Miller (Evert Mulder) en zijn vrouw Eena. Af en toe komt hij even aangerend om een krentenbrood of gevulde koeken te brengen. Hij was een boot aan het bouwen met zijn zoon, maar die is verongelukt. De boot is bijna klaar, en na wat praten pakt hij het project nu gelukkig weer op. 11 aug.-11 sep.1986. Het plan is om via de Amerikaanse westkust naar Mexico te varen, maar dat loopt even anders. Willem krijgt bij één van de vele karweitjes, een stukje metaal in zijn oog, met zo'n kracht dat hij op de operatietafel terecht komt, van varen voorlopig geen sprake. 12-14 sep.1986. Geheel onverwacht komen onze oude vrienden van Silver Willow ons opzoeken, het is een gezellig week-end, met een BBQ op de boot van Hans Steinecke, die ons trouwens enorm geholpen heeft met het rijden naar het ziekenhuis en dokters. Met de bijbootjes gaan we river-raften op de Somass River, met zo nu en dan aardige stroomversnellingen, Willem gaat ook mee, met een donkere lasbril op. 15 sep.-9 nov.1986. Willem helpt met het tuigen van Hans zijn zelfgebouwde betonnen zeiljacht. Hans woonde in Brazilië, maar moest in Duitse militaire dienst als jachtpiloot vliegen vanuit Calais in de oorlog; hij heeft daarover veel verhalen en foto’s. Hij heeft ooit eens gezeild op de meertjes bij Berlijn, maar dat is zijn enige zeilervaring. Toch zal hij later vertrekken met een vriendin die een keer naar Hawaii mee gezeild is. Ze varen in één keer om Kaap Hoorn naar de Falklands omdat ze daar een kaart van hebben, alle zeilen zijn dan stuk. Daarna willen ze naar Zuid-Afrika, maar daar slaan ze om in de Aghulles stroom, dagenlang zitten ze in een halfvol wrak tot ze door een toevallig passerende vissersboot worden gered, de boot is total loss.

Nederland. Nov 1986 tot maart 1987. We vliegen naar Londen om wat onderdelen te bestellen, en daar vandaan gaan we per ferry naar Nederland om de feestdagen met de familie thuis te vieren. We gaan via Londen terug om de spullen op te halen.

177

Vancouver Island. 7 t/m 20 maart 1987. Na een heel prettig verblijf in het koude Zeeland, zijn we weer terug op Polka. De boot is in goede conditie, maar alles aan en op het dek is aardig zwart van het roet van de papierfabriek, dat wordt dus eerst een paar weken schoonmaak. Ook de nieuwe vrienden en kennissen hebben weer allerlei leuke dingen bedacht die tijd vergen. We willen pas in het najaar richting Mexico varen in verband met het weer en de stroom, maar we vinden het geen straf om nog een tijdje in deze omgeving te blijven varen. We zijn van plan om langs de westkust van Vancouver eiland naar het noorden te varen en dan langs de oostkust af te zakken naar Victoria, om vandaar over te steken naar Oregon. 21 maart 1987. De lente begint vandaag en een uitbundig zonnetje zorgt er voor dat we de borstels en poetslappen in de respectieflijke hoeken en gaten gooien, om vervolgens de lijnen los te maken om een paar dagen op stap te gaan. We varen naar BARKLEY SOUND, naar het helemaal omsloten baaitje van POET NOOK, een prachtige, stille omgeving. Het is heerlijk om door de verrekijker de arenden weer te kunnen bekijken.

22 maart 1987. We parkeren Polka bij EFFINGHAM ISLAND en gaan aan de wal op. Een smal pad gaat dwars door een prachtig oud bos met knoestige bomen vol mos, en via een kleine kali, waar niet veel water in staat, komen we op de plaats waar vroeger een nederzetting van de Indianen geweest is, Willem loopt nog een eindje door langs 't rotsstrand om de grotten te bekijken, maar het is al half tij, dus geen kans meer om er in te gaan. We wanen ons alleen op de

wereld. 23 en 24 maart 1987. De gerookte mosselen en oesters als voorgerecht en de gebakken cod als hoofdmaaltijd smaken uitstekend. Via verschillende nauwe doorgangen en langs tientallen eilandjes varen we naar het ruige WOUWER ISLAND. De boot wordt met een extra lijn naar de wal vast gezet, want er is weinig draairuimte.

178

Met de bijboot gaan we naar één van de buitenste eilandjes waar de oceaan deining hoog opspuit tegen de rotsformaties. We volgen een soort van geitenpaadje, het is soms kruipen door de lage, wilde begroeiing, maar het uitzicht aan de andere kant is zeer de moeite waard,

we lunchen daar en Willem vindt natuurlijk weer ettelijke drijvers. Voor de nacht gaan we naar de zuidelijke baai van JACQUES ISLE, er loopt wat deining naar binnen, maar dat is lekker om te slapen. De volgende dag gaan we naar MARBLE COVE. Het is een héééél eind roeien naar de andere kant van de baai, maar we willen perse de grotten bekijken, dat valt tegen, maar de mossel oogst is uitstekend. 25 maart 1987. Na vier schitterende dagen, waarbij we weer zagen wat "cruising-life" betekent gaan we terug naar PORT ALBERNI, waar nog een paar karweitjes op het programma staan. Willem heeft tegen één van de kennissen die in de hout-industrie zit geklaagd over de kaalkap, zie foto. Nu krijgt hij een uitnodiging om een dag mee te gaan met een groep houthakkers, en iets te zien van het kappen en het herplantingsprogramma.

Willem: Ik ben dus uitgenodigd om een dag mee te gaan naar een kamp, 30 km. hier vandaan. Om 6 uur stap ik met ruim vijftig man in een snelle boot. De houtkap van een gebied werkt als volgt: Eerst gaat er een groep het bos in die de bomen ter breedte van een weg omzagen. Omdat het vaak steile hellingen zijn, wordt er soms met dynamiet net zolang rots weggeblazen tot er een soort weg is. Daar moeten later wel vrachtwagens met 100 ton bomen over kunnen! Er is een stuk van 1600 meter lang, dat Can.$ 1,6 miljoen gekost heeft, tot voor kort het duurste stuk weg van Canada. Na het aanleggen van de weg komt er een groep die met grote kettingzagen de bomen omzagen, en dan komt en een grote machine die via een lange, eindloze staalkabel de bomen met een soort schaar vast pakt en ze over de grond naar de weg sleurt„ Een kraan pakt ze dan op en legt ze op de vrachtwagen, die ze naar het water vervoert. Daar worden ze gesorteerd voor de zagerij, de triplexfabriek, de papierfabriek of voor export. Het transport daarheen gaat met sleepboten, in gebundelde vlotten. Ik ga dus eerst met de baas een uurtje per vrachtwagen naar de plek waar hij bezig is de weg te verlengen, door nog nooit eerder gekapt bos, vlak langs een riviertje. Het is er onaards mooi en het idee om die mooie woudreuzen om te zagen doet me pijn. Hij legt me uit wat een "Dutch-cut" is: dat is een extra zaagsnede in de zijkant, zodat de boom om een hoekje valt als 't ware! Hij zoekt een grote boom uit en zegt me in welke richting hij die boom wil neerleggen. Ik wil een foto maken en ga aan de veilige kant staan. Maar als ik dan de boom groter zie worden in mijn zoeker moet ik snel een paar grote sprongen maken over allerlei omgevallen boomstronken om me het vege lijf te redden!

179

Op de even eerder gemaakte foto is te zien dat de zaag vast zit en dat er met keggen gewerkt wordt om te proberen de boom de andere kant op te dwingen. Ik zie de humor er van wel in, maar de werkbaas niet. Ten eerste schaamt hij zich over zo'n blunder en ten tweede ligt zijn kettingzaag onder de boom, zodat hij om een reserve zaag moet om zijn eigen kettingzaag vanonder de boom te zagen. Op de boot vertelt hij me, dat hij vier uur moest lopen, en hij verzoekt mij beleefd doch dringend om er niet over te praten! Dan is het tijd voor mij om dit tafereel per kleine helicopter die me ophaalt te verlaten. Voor het eerst van m’n leven zit ik in een zeepbelletje een paar honderd meter boven bos en zee, wat is dat onbeschrijflijk mooi. Via de helicopter heb ik alle facetten van het kappen gezien, technisch indrukwekkend, maar het is alleen om economische redenen dat ze niet meer aan selectieve kap doen. Over ongeveer 70 jaar hopen ze weer te kappen. Het zou volgens mij goed zijn om hier en daar iets te laten staan, en gezien de 70 jaar, niet meer dan 1,5 % van de bomen te kappen. Het eerste gebeurt te weinig en wat het tweede betreft zitten ze in de buurt van de 4,5% in Canada. Ook worden er, ondanks alle toezegging van de regering, veel te weinig nieuwe boompjes aangeplant; om over bemesting of nazorg maar helemaal niet te praten. Vaak wordt alles schoongebrand. Van vijf tot acht jaar geleden gekapte stukken worden nu door kleine ondernemers nog prachtige stukken gele-en rode ceder gehaald met helikopters, voor export naar Japan. Ruim 1,5% van de kappers heeft per jaar een dodelijk ongeluk; nog eens 2,5% is blijvend invalide. Ze kunnen zich niet verzekeren. Bea gaat verder: 26 maart t/m 5 mei 1987. Aangezien de nieuwe mast die we aan Everett verkocht hebben uit Brouwershaven is aangekomen, wordt het een poosje hard werken voor Willem om alles in elkaar te zetten, zelfs ik mag zo nu en dan een touwtje of staaldraadje vasthouden. De boot wordt te water gelaten en de mast gaat er op als de kraanmachinist gevonden is. Alles past, na een paar uur staat alles er op. We installeren ook een rolfok op Polka. Ook "big George" is een zeiljacht aan het bouwen, van aluminium, hij vraagt wat advies en als dank nemen hij en zijn vrouw ons mee de ARROWSMITH op in zijn vrachtautootje, ze zijn daar lid van de ski club. Willen trekt de stoute skischoenen aan om, voor de eerste maal in zijn leven, op de lange gladde latten te gaan staan. Na een uurtje les lukt het hem al aardig de diverse heuveltjes af te glijden, hij hoeft zich maar één keer te laten vallen om niet over de rand te verdwijnen. De warme wijn is prima, en dat alles slechts een uur rijden van de boot vandaan!

Ongelooflijk, wat een land. De familie Krikke neemt ons mee naar "Long-Beach", waar 20 jaar geleden erg veel bomen zijn verbrand door een vonk uit een elektrische kabel die afbrak. Op het strand maken we een kampvuurtje om de meegenomen hotdogs te roosteren en dan worden ons de eerste beginselen van golf bijgebracht. Dat is lachen en lopen, om al die balletjes op te halen.

180

We maken een bus-tour om nog wat meer te leren over de kap en verwerking van de bomen. De bus rijdt ons de bergen in over steile landweggetjes en we zien allerlei grote machines aan het werk. We brengen ook een bezoek aan de pulp-fabriek, die voor veel stank en stof zorgt. 5 mei 1987. Nog een laatste dag om op te ruimen en nog wat laatste boodschappen, waarbij Everett, nog gauw even vier krentenbroden en acht paasbroodjes komt brengen, dat wordt dus een hele week leven op rozijnen en sukade. Adieu PORT ALBERNI ! We varen naar de SAN MATZO baai waar veel grote muggen zijn. Willem vangt een rockfish vanuit de rubberboot, die vindt dat niet leuk en prikt zeven gaatjes in het rubber met zijn scherpe stekels, dat wordt plakken. 6 t/m 9 mei 1987. We doen 3 uren over de 7 mijl naar BAMFIELD, een klein dorpje met een winkel en een straat van planken langs de huisjes, een "board-walk", de hoofdstraat bestaat uit water. Na de lunch bezoeken we John en zijn vrouw, ze wonen in een blokhut-achtige bungalow met een schitterend uitzicht op BARKLEY SOUND. Willem vertelt het rare verhaal van de bouw van de "Dream of Allwyn", waar John's broer een aantal jaren mee gevaren heeft, het ene verhaal lokt het andere uit, en dus blijven we maar eten. Door het donker gaan we terug, door de bush is best eng na al de beren- en cougar verhalen die we eerder op de avond hoorden, maar we worden alleen aangevallen door wat muggen. We maken van zeildoek zakken in de kuip voor al het touwwerk, geen gemakkelijk karweitje, maar een verbetering in de soms aanwezige chaos die de 14 verschillende lijnen soms veroor- zaken. De nieuwe 2 PK. Mariner buitenboordmotor wordt uitgeprobeerd, zelfs mij zal het misschien wel lukken om het ding aan de gang te krijgen. We bezoeken het Marine Biological Station. Willem heeft veel last van de insecten die dol schijnen te zijn op zijn after-shave. We zeilen daarna naar NETTLE eiland waar we rustig in een prachtig mooi baaitje liggen totdat een visser laat horen hoe goed zijn radio wel werkt. Hij komt 's avonds om een pakje boter vragen, en krijgt dat nog ook. 10 mei 1987. We steken de BARKLEY SOUND over naar een baaitje vlak achter AMPHRITITE POINT, de beruchte ingang van UCLUELET INLET. "Amphritite" was the mythological wife of Poseidon and as such was goddess of the seas. The name is appropriate here, because fish boats caught in winter storms in this area have often called on her divine intervention to help them make it safely into the harbour." 11en 12 mei 1987. Een depressie schudt ons uit onze dromen en zo nu en dan word een angstig oogje gewaagd aan de schaduwen buiten om te zien of Polka nog wel op dezelfde plaats ligt, geen nood, het is alleen het kreunende geluid van de ankerketting over wat stenen, dat ons op stang jaagt. In een gierende regenbui verhuizen we naar een steiger bij de trap met 52 treden, zodat we naar het dorp kunnen met een zak vol wasgoed. De volgende dag varen we naar . Het is wennen aan oceaandeining, langs de ondiepe kust staan vaak vervelende golven. In de buurt van Toxin, bijna tussen twee eilandjes in, liggen wat gratis ankerboeien. 13 mei 1987. Vandaag is het 6 jaar geleden dat we vertrokken, waar blijft de tijd! Tot nu toe gaat bijna alles goed, maar vandaag, de 13e, is het duidelijk onze dag niet. Het giet van de regen, maar toch gaan we op weg, want de boei, waar we aan vast liggen spoelt nu al bijna onder in dit tij-gat, met 5 knopen kolkt en draait het water om 't schip heen, zodat Polka begint te walsen. Als daar ook nog eens de storm die voorspeld is overheen komt, dan kan je je lol hier wel op, dus gaan we op weg naar BAWDEN BAY, maar die staat ons niet erg aan, dus op naar de volgende baai. Dat is helemaal niets, die wordt omringd door pas kaal gekapte bergen, dus weer terug naar BAWDEN BAY.

181

Daar ankeren we in 9 meter met aan de achterkant een lijn naar een half boven water liggende boomstam. Na een paar uur merken we dat het anker niet best houdt en dat we bijna boven op die boomstam liggen, dus dan maar in diep water geankerd, 12 meter, met 45 meter ketting. 14 mei 1987. De grauwe lucht van gisteren is weg, we gaan op tijd weg om door een smalle pas te varen. Onderweg stoppen bij een veld met zeekraal. Willem blijft op het schip en ik ga met de bijboot naar de kant om wat te snijden. Daarna varen we door naar YOUNG BAY van KASHUTL INLET, een heel mooi baaitje, omringd door groen beboste gebergten. Volgens onze reisgids is er een gemakkelijke wandeling van 1/4 mijl naar het meer, dus gaan wij op pad met mars-repen en limonade in de rugzak. We hebben wel eens meer een hike gemaakt door oerwoud, maar zoals vandaag nog nooit. Van een pad is nauwelijks sprake, we moeten dwars door nooit eerder gekapt bos over- en onder met mos begroeide boomstammen klimmen en kruipen. Zo nu en dan stappen we in een gat, met halfvergane bladeren en takken. Enorme bomen staan en liggen er, soms met een diameter van zeker 3 meter, daar moeten we dus omheen. Het is wel erg mooi , maar van het meer zien we uiteindelijk maar een klein stukje. De terugtocht gaat vlugger, oef, we zien er niet uit.

15 t/m 21 mei 1987. Het bijzonder lage water nodigt ons uit om vroeg in de ochtend gewapend met schop en mes naar de rotsachtige kant te peddelen, waar de grote oesters voor het oprapen liggen, de mosselen zijn in tegenstelling erg klein, maar bij elkaar is het uitstekend om een lekkere chowder van te maken. Naar HOT SPRINGS COVE is het maar 7 mijl en aan het eind van de middag, zitten we dan ook in het heerlijke warme natuurbad tussen de rotsen, terwijl we een mooi uitzicht hebben over de oceaan, zo nu en dan stuift er wat zout water over ons heen. Er waait een harde noordwester, daarom blijven we vier dagen in deze aardige baai, waar ook dagjesmensen per vliegtuigje of met de watertaxi van TOFINO gedropt worden. We maken kennis met een chirurg uit Nanaimo die met zijn vrouw in een klein speedbootje hier naar toe gevaren is. Ze koken op de steiger en slapen onder het dekkleed. Willem gaat met hem en een paar anderen op de forellenvangst, maar komt thuis met een zak vol schelpdieren! Daarna varen we langs de kust naar het noorden, naar de verwarde groep eilandjes en riffen van de Barrier islands. We vinden de doorgang en kunnen dan in rustiger water naar KYUQUOT varen, waar we aan de steiger vastmaken, tien minuten voordat de winkel voor een paar dagen sluit. Even later komt er ook een vliegtuigje aan de steiger, het blijft een raar gezicht. De bloemkool die ik nog net kan bemachtigen wordt 's nachts gestolen, waarschijnlijk door een kraai, die beesten nemen alles mee wat eetbaar is, snert vogels.

22 mei 1987. Een bezoek aan de BUNSBY eilanden is altijd de moeite waard; die groep van grillig gevormde eilandjes en rotsen heeft vele mooie ankerplaatsen en als je zachtjes met je bijbootje door de verschillende doorgangen en watertjes vaart, zie je hier en daar de koppen van nieuwsgierige zeeotters omhoog komen.

182

We gaan een paar strandjes langs om naar glazen ballen te zoeken, Willem vindt er natuurlijk weer drie, en ik niet één! 23 mei 1987. De volgende stopplaats is BATTLE BAY, een open baai met een heel lang strand, met aan het eind een riviertje. Dus wordt de lunch ingepakt en gaan we met de rubber duck dwars door het bos het riviertje op tot een paar omgevallen bomen ons de weg versperren. Het is er doodstil, met alleen wat vogelgeluiden, maar aan de sporen op het zand kunnen we zien dat er ook nog andere dieren wonen, en zien we ook een beer weglopen. Ik vind het best wel griezelig om toch nog zeekraal te plukken, maar het beest is waarschijnlijk nog banger voor ons, dan wij voor hem. 's Middags varen we door naar JACOBSEN POINT van COLUMBIA COVE bij BROOKS PENINSULA, waar we een boei oppikken.

24 mei 1987. We willen zeekraal plukken om te wecken, maar daarvoor is er hier niet genoeg, dus nemen we de trail door het bos naar het strand. De beren houden we op afstand door twee stenen tegen elkaar te slaan, een geluid waar ze niet van houden is ons verteld! Op het strand maken we een vuurtje om de meegebrachte aardappelen te roosteren, lekker hoor, ondanks dat ze niet helemaal gaar, en de uien verbrand zijn. Later gaan we naar het riviertje om wat was te doen. Het is een warme dag, Willem duikt in het riviertje maar springt er na een seconde al bijna blauw uit. Smeltwater is toch wel erg koud!

25 t/m 31mei 1987. We ronden CAPE COOK en maken om half elf vast aan een boei aan het eind van KLASKISH INLET. De volgende dag zeilen we met veel wind rond KWAKIUTL POINT naar het rustige water van WINTER HARBOUR. We krijgen weer eens ouderwets zout water over het dek. We liggen hier een aantal dagen verwaaid, maar dat geeft niet, de winkel is iedere middag open en de vissers en duikers zorgen voor genoeg aanspraak. 1 t/m 3 juni 1987. Ondanks de regen en wind gaan we er toch vandoor, we zouden hier anders nog vastroesten. De sound uit geeft ons aardig wat vlinders in de maag , we gaan recht tegen de witgekuifde rollers in en merken dat we niet erg golf-vast meer zijn, dit laatste stukje van de westkust van VANCOUVER ISLAND is nogal hobbelig en we voelen ons dan ook wat katterig. Eenmaal om CAPE SCOTT heen gaat het beter en in wat rustiger water bereikten we HOPE ISLAND. We hebben het goed uitgekiend en komen precies met dood tij aan bij de NAHWITTI BAR die in dit GOLETA CHANNEL ligt. We blijven in BULL HARBOUR en bezoeken het coast guard station samen met de mensen van twee andere jachten. ’s Avonds hebben we een gezellig potluck met z’n allen. 4 t/m 6 juni 1987. We komen in de mist terecht, de SatNav en radar komen goed van pas. We komen ten anker in de ons welbekende MILLWORK COVE. De volgende plaats is DAWSONS LANDING, waar Lucky en zoon om de koffie komen. We vangen een pot vol grote Dungeness krabben. waarvan we er 3 houden, dat is genoeg voor twee dagen, heerlijk!

183

7 en 8 juni 1987. Het is niet zover naar FIFER BAY, dus gaat het zeil omhoog en zeilen we in. Het door ons verloren anker heeft het goed naar zijn zin onder water en blijft daar ondanks de extra zware magneet die we gekocht hebben.

9 t/m 12 juni 1987. Ondanks de miezerige regen gaan we met een hengel en een oude paraplu met de bijboot de rivier op, stilte alom, met overal grote adelaars. Prachtige oude bossen langs beide oevers, zwaar overgroeid met diverse mos-soorten, soms in dikke plakken, dan weer in lange slierten neerhangend, zoals van de bomen uit het enge sprookjes bos. De forel is er wel, maar laat zich moeilijk pakken, omdat meneer zeehond ook in de omgeving aan het vissen is. Maar die ene forel smaakt toch uitstekend. ’s Middags gaan we door naar NAMU.Het slechte weer houdt ons daar gevangen. 13 t/m 21 juni 1987. We varen door de nauwe LAMA PASSAGE naar COUPER INLET waar we in FANNY COVE ankeren. We willen met de bijboot de rivier op, maar het blijft bij een poging, er is te veel stroom. Dan maar de krabpot gezet, die blijkt de volgende dag op het droge te staan, zonder krab, de indianen, die daar aan het vissen zijn lachen waarschijnlijk nu nog. We gaan naar de zuid-baai van GOSSLING ISLAND om te strandjutten. Wat een prachtig gebied is dit toch, lage grillige eilanden omgeven door rotsen en riffen, waar meters lange kelp overheen groeit dat het moeilijk maakt om er met de bijboot doorheen te komen. We trekken er vaak op uit, de bijboot volgeladen met koffie, brood en vis om te roosteren. Willem vangt in de zuidbaai een heilbot van 15 pond aan een heel klein haakje, zodat we hem met het harpoen binnen moeten halen. We klauteren weer wat af, over de rotsen en de vele boomstammen. We hebben een heerlijke tijd hier. `s Avonds krijgen we koffie bezoek van drie vissers die vanaf morgen vijf dagen op heilbot mogen vissen. Toch smaken ze ook heel goed als je ze buiten die openingstijd vangt! We zeilen de volgende dag tussen de vele eilandjes naar BELLA BELLA. Na een paar dagen van slecht weer varen we naar NAMU. We vullen er onze water tank met licht bruin muskeg water uit het meer. De bemanning van een paar visboten helpen ons daarmee onder veel gelach en gekwebbel, want zo nu en dan wordt er één goed nat, het zijn vluchtelingen uit Vietnam en ze varen in door Nederlandse kerken gesponsorde visboten. 22 t/m 25 juni 1987. In de regen bereiken we MILBROOK COVE. De volgende dag zit er genoeg krab in de pot voor 2 dagen. Terwijl ik die dingen zit schoon te maken vangt Willem al zeilende drie zalmen van ongeveer zes pond. Die avond staan er 5 potten ingemaakte zalm, terwijl we ons al zat gegeten hebben aan krab en zalm-steaks. Wie zeurt er dan nog over Hollandse nieuwe? We steken weer over naar VANCOUVER ISLAND en in PORT MC.NEILL worden we leuk ontvangen door de Chileense havenmeester en diverse zeilers, die allen een lijntje van ons willen aanpakken.

184

Het is even goed mikken om met die harde wind achter ons aan in het open plaatsje terecht te komen dat maar net groot genoeg is voor Polka, zonder dat we hier en daar een preekstoel meenemen. We pakken de fietsen om, via een gevaarlijke weg vol groot truck verkeer, naar 's werelds grootste “” Burl " te gaan kijken . Een burl is een uitstulping rond een boomstam, het is eigenlijk een ziekte. Deze burl weegt 22 ton en is 14 meter in omtrek! ’s Avonds krijgen we een paar Amerikanen op bezoek, zij zijn bijna weer thuis na 8 jaar zeilen. Interessante lui, ze bezochten, wel behoorlijk bewapend zoals de meeste van hun landgenoten, plekken waar wij niet over zouden piekeren, zoals Borneo en de Filippijnen.

26 t/m 28 juni 1987. We gaan naar ALERT BAY om nogmaals het mooie museum te bekijken. Het is een aparte wandeling, over een board-walk door moerasgebied. De grijsgekleurde dode bomen, waar het mos in lange slierten van afhangt, staan spookachtig boven het pikzwarte water. Er vliegen een heleboel zwarte kraaien om ons heen en we verwachten ieder ogenblik een heks op een bezemsteel door het bos te zien vliegen. We gaan naar BOAT BAY, een leuk plaatsje achter wat kleine eilandjes, gelukkig waait het niet hard want later blijkt dat ons anker aan een enorme kelp-plant vastzit. Het is hard werken om het anker met de plant boven te krijgen. 29 juni t/m 2 juli 1987. Na 47 mijl zeilen met de bollejan ankeren we in SHOAL BAY. Ian en MJ zijn hier een zalmkwekerij begonnen. Het is nog in het beginstadium, 2 steigertjes en 3 netten, waarvan in een bak een paar duizend kleine zalm rondzwemt, we hopen van harte dat het hun lukt. We helpen een beetje, maar vooral wordt er heel wat afgepraat en gelachen. 3 t/m 7 juli 1987. Het kleine vogel-eilandje MITLENACH is een aardige afwisseling, met zijn vele wilde bloemen en vogels. De volgende dag gaan we tussen de ondieptes door naar COMOX. De COMOX VALLEY is een mooie vallei met aardig wat boeren bedrijven. We maken er een tochtje op de fiets, maar 's middags vertrekken we en ankeren bij SANDY ISLAND een klein eiland dat voor een gedeelte bedekt is met zeekraal, zeker drie voetbalvelden groot, zes potten worden er ingemaakt. Later varen we naar DEEP BAY.

8 juli 1987. Snert weer is het, maar toch gaan we op weg, want in deze toeristische baai zonder toeristen, valt niets te beleven. Eenmaal buiten wordt het nog akeliger, 40 knopen wind recht op de neus. Toch hebben we geen zin om weer terug te gaan, dus stampen we maar door. Alles wordt goedgemaakt door de vangst van een mooie zalm bij de ingang van NORTH-WEST BAY. 's Avonds gaan we de kant op, het is allemaal "privé", en op de asfaltweg is ook niets te beleven! Bij het strand komen we in gesprek met een Schot die hier woont en dan wordt het toch nog een heel genoeglijke avond, met koffie van zijn Nederlandse vrouw.

185

8 tot 15 juli 1987. We varen naar NEW CASTLE ISLAND waar het druk is met andere jachtjes, dat zijn we niet meer gewend. We doen wat klusjes en krijgen bezoek van vrienden uit PORT Alberni. Dan varen we naar de ons bekende COAL HARBOUR in Vancouver. 16 juli t/m 1 aug.1987. We fietsen diverse malen om het Stanley park heen, 10 kilometer over een mooi fietspad met er naast een pad voor het hijgende joggers volk. Tijdens het Sea-festival genieten we van de jazz- concerten, en er treden bands op met precisie- marcherende meisjes. Het stadsleven heeft toch ook wel wat soms. Diverse oude en nieuwe vrienden komen afscheid nemen, waarschijnlijk voor heel lange tijd! 2 aug.1987. We varen naar de BUTCHART GARDENS waar we bij de achteringang vastmaken met een lijn naar de bomen. `s Avonds gaan we als enige en niet betalende bezoekers naar binnen en bekijken de prachtig verlichtte tuinen en de steeds veranderende hoge fonteinen, prachtig. 3, 4 en 5 aug. 1987. We gaan nog een paar dagen naar VICTORIA om afscheid te nemen van Canada. In de avond zijn er allerlei muzikanten, de laatste avond speelt er een symfonie orkest met een pianist op de grote trappen van het verlichtte parlement gebouw, een bijzondere ervaring.

Washington State. 6 aug. 1987. Vandaag wisselen we de "maple leaf" van Canada voor de "stars and stripes" van Amerika. Halverwege de JUAN DE FUCA straat komen we midden in de dikke mistbank. met de radar er bij gaat het goed, we varen vlak langs twee boeien, alleen bij de haven ingang van PORT ANGELES wemelt het van de kleine visbootjes. Het is zeer moeilijk om al die lijnen te ontwijken en één er van raakt dan ook een stuk vislijn met haak en vis aan Polka kwijt. De visser vindt het helemaal niet leuk, maar het is zijn eigen schuld; hij ging achter zijn vis aan en keek nergens naar. Er wordt in de haven een plaatsje voor ons gevonden en al gauw komt de douane ons inklaren; we moeten wel zelf op de fiets naar de immigratiedienst, en bekijken dan tegelijkertijd het best wel aardige dorp. 7 t/m 9 aug.1987. We maken een bustocht de bergen in naar HURRICAN RIDGE in het Olympic National Park. Op 5000 ft. hoogte hebben we een schitterend uitzicht, helemaal tot aan Victoria, maar vooral het uitzicht over de bergen is geweldig. We kiezen er een mooie dag voor uit, de eerste heldere dag van de laatste 3 weken zeggen ze. Later varen we naar NEAH BAY. 10 aug.1987. We brengen een bezoekje aan de U.S. coastguard om wat informatie want we hadden gehoord dat ze soms bar vervelend kunnen doen. Na een wat sloom begin worden ze toch wat actiever als Willem duidelijk laat merken dat hij geen genoegen neemt met alleen een snert foldertje. We bezoeken het museum dat een boel vertelt over het vroegere indianenleven in deze streek. 11 aug.1987. Het is meer dan 100 mijl naar de volgende haven, dus besluiten we na 45 mijl om te ankeren achter DESTRUCTION ISLAND, je kan er alleen ankeren als er geen deining staat, en dat is vandaag het geval, dus vlak onder de vuurtoren zetten we het kleine Bruce-anker uit, met lijn deze keer vanwege de grote diepte, en ook omdat we er tegenop zien om de volgende dag een heleboel ketting op te halen!

186

12 aug.1987. Het is om 5.30 al opstaan geblazen want de zandbar van de CHEHALIS RIVER moet om ong.14.00 uur overgestoken worden, zelfs met dood tij staan daar nog behoorlijke golven. Allebei onze dieptemeters laten het afweten, elektronica, poeh! Nog even, en dan kan ik op de voorpunt gaan staanen roepen: "by the mark 7", met de loodlijn dus. 13en 14 aug.1987. We varen naar WESTPORT, een typisch toeristenplaatsje waar alle vakantiegangers sportvissers zijn. Met de fiets rijden we wat rond en plukken bramen, die later in pie en pudding verwerkt worden, de halve keuken kleeft er van. Ook deze rivier heeft zijn zandbar, en in de middag stuiven we met een sterke vloedstroom de grote Colombia River op met om ons heen tientallen prachtig duikende pelikanen. Via een klein zijwatertje langs een dijkje met riet, het lijkt Holland wel, komen we in WARRENTON. We zijn nu in de staat OREGON, dus moeten we de douane opbellen om ons te melden, geen antwoord, dus een tape ingepraat, ze zoeken het maar uit! 15 en 16 aug.1987. Trygve en Aini die we eerder ontmoetten, rijden ons rond. We beklimmen samen een hoge toren en de beloning is een schitterend uitzicht over de grote Colombia rivier en de omgeving, de dalen en de gebergten, en de enorm lange brug die Washington met Oregon verbindt. We fietsen wat rond, in de buurt zijn valleien, koeien en kleine houten huizen. We bekijken het schamele plekje ASTORIA en kopen een paar kaarten. 17 aug.1987. Ondanks de koude noordwester staan we toch zo nu en dan te zweten als we 's morgens vroeg door een veld van ongeveer 800 sportvisbootjes moeten. Bij de buitenste boei denken we het gehad te hebben, maar dan komt de visserij inspectie, die wil toch wel even zien of wij wel vishaken zonder weerhaken gebruiken. De vislijn van Willem wordt bekeken en daar moeten ze wel om lachen, dat is geen erg professioneel tuig. Half de middag steekt de wind behoorlijk op, en dan doen de golven hetzelfde, dus ankeren we in SMUGGLERS COVE bij CAPE FALCON, waar al verschillende vissersboten liggen te schommelen. We zetten onze flopper- stoppers uit, allebei, en dat is niet vaak nodig!

18 aug.1987. We ronden CAPE LOOKOUT in dikke mistflarden met het naargeestige geluid van een brulboei en het harde gekrijs van de vele zeevogels, en om het nog wat onaangenamer te maken waait het zo'n 35 a 40 knopen, rechtstreeks van de noordpool zo te voelen. Ook laten de twee dieptemeters het afweten, net op het moment dat we de ankerplaats naderen, gelukkig hebben we nóg een losse op reserve. De ankerplaats is mooi, vlak bij steile rotsen die bewoond zijn door vele puffins, shags, enz. Wel rolt er zo nu en dan een williwow met 40 à 50 knopen wind naar beneden, maar dat zal in de nacht wel afnemen hopen we. 19 t/m 21 aug.1987. Het is 45 mijl naar NEWPORT. In de haven worden we per VHF opgeroepen en op niet mis te verstane wijze aangezegd om naar de coastguard steiger te gaan. Willems haren gaan dan al een beetje overeind staan, en als ze daarna met hun zware laarzen aan boord springend, zich niet eens voorstellen en zich als onbeleefde harken gedragen, dan is de maat vol en zegt Willem wat hij daar van denkt, wat zij op hun beurt ook niet zo leuk vinden. Enfin, de papieren worden ingevuld en daarna gaan we de marina in.

187

De harde noordwester houdt niet alleen de vissersvloot, maar ook ons een paar dagen in de haven vast. Eén van de vissersvrouwen brengt me gelukkig met haar auto naar de stad om boodschappen te doen, een enorme steile heuvel op, te steil om te fietsen. 22 aug.1987. We varen 80 mijl op de motor, naar de ingang van COOS BAY, we halen het net voor het donker. De douane laat ons buiten de rivier in de oceaandeining een uur wachten als we ons aanmelden per VHF, niet leuk. Eindelijk krijgen we toestemming om naar binnen te gaan, de volgende haven zullen we eerst naar binnen gaan en ons dan pas melden! 23 aug.1987. We pakken de fietsen en rijden naar SHORE ACRES, een staatspark, met hier en daar een stop om de kustlijn te bekijken. De kust bestaat uit zandsteen en de wind en golven hebben er behoorlijke gaten in gemaakt. Het park was vroeger een privé tuin van 743 acres, en is nu als "botanical gardens" te bezichtigen, het is heel erg mooi aangelegd. 's Avonds verhuizen we naar een anker plaats in de rivier waar we kunnen genieten van de duikende pelicanen, die hun avondeten aan het opzoeken zijn. 24 t/m 26 aug. Na een paar uur op de motor langs de nog in lichte nevels gehulde ruige kust, begint het te waaien, en bij het ronden van CAPE BLANCO stormt het, gelukkig hebben we dan net de riffen en rotsen achter ons gelaten. We ankeren bij PORT ORFORD waar een harde noordwester van de hoge heuvels op ons neervalt, maar het anker lijkt goed te houden. Samen met het Canadese jacht "Discovery" zeilen we naar BROWNINGS aan de CHETCO rivier. Het is mistig, en aangezien de haveningang zeer smal is maken we dankbaar gebruik van de radar om ons padje te vinden. Later gaan we een poosje het dorp in. 27 aug.1987. We varen tussen twee groepen rotsen door naar CRESCENT CITY. Eindelijk zijn we dan in CALIFORNIE, dat gaf me vroeger altijd visioenen van zon en bikini's. Nou, die zon zit achter de wolken en de zwemkleding ligt nog ingepakt achter in de kast; dikke truien zijn ons deel. 28 en 29 aug.1987. We zijn te laat wat het tij betreft en moeten nu om binnen te komen proberen de ondiepe ingang, de zogenaamde "bar", van de HUMBOLDT BAY tegen een volle eb en met grote rollers achter ons aan ruisend, over te steken. Ik vindt het bar griezelig, die grote krullers van achteren, maar volgens Willem is het gewoon zaak om de boot recht voor de golven te houden, als het schip dwars valt dan is dat niet zo best! Het gaat goed, de motor vol aan, en we krijgen zelfs geen spetter aan boord. Gelukkig zien we op de zeilclub pas later de foto's, en lezen de verhalen over schepen die in de ingang vergaan zijn. De volgende dag kijken we wat rond in het plaatsje EUREKA. Een beschrijving van deze kust uit "Night Crossings": The Pacific Northwest Coast of the United States is one of the most wave-swept seaboards in the entire world. It stands directly in the path of the massive North Pacific storm fronts. At times forty-foot breakers pound the region's 600 mile shoreline. From out at sea, this rugged continental land mass appears both primitive and impenetrable. Underwater reefs, rock- and sandbeaches, ancient forests, and jutting headlands define the shores. Six large bays and more than twenty rivers empty into the ocean. Each of them connects to the sea through a dangerously shallow passage. This zone of transition is called a "bar". 30 aug.1987. Het water boven de diverse diepe canyons, die voor grote diepte-verschillen zorgen, is op z'n minst gezegd rommelig, gelukkig staat er niet veel wind. Het wordt een race tegen het daglicht en om acht uur, net in het donker, ankeren we in SHELTER BAY tussen vele vissers, waarvan enkele zonder ankerlicht, de radar moet aan om ze te missen. 31 aug. en 1 sep.1987.

188

We verlaten deze open baai en met redelijk zicht bereiken we de nauwe ingang van FORT BRAGG, een visser wil onze gids zijn en wij volgen hem, wel met een waakzaam oogje op de dieptemeter, die zo nu en dan 3 meter aangeeft, en dat met hoog water! Je moet precies in het midden van de geul blijven, rotsen links en rechts, onder een brug door, waarachter het hoog gelegen dorp ligt, een plaatje, zo mooi! Na een kronkelig stukje rivier komen we in de marina. De volgende dag worden de filters van de motor schoongemaakt en doen we wat andere kleine werkzaamheden. 2 t/m 4 sep.1987. We zijn vroeg op om diesel te vullen en moeten dan twee uur wachten aan de olie steiger, enfin het is toch nog dikke soep buiten zo te zien. De kust waar we langs gaan is nu heel anders, hoge verticale rotsen met dor bruinig grasland, later wordt het wat heuvelachtig met daar doorheen de Highway 101, een drukke autoweg. Na een mooie zeiltocht ankeren we achter de FISH ROCKS. In de pilot staat: alleen binnen te varen met lokale kennis. We zetten er een flopperstopper uit tegen de deining. Daarna varen we 44 mijl op de motor naar BODEGA BAY waar we bij het strand ankeren. En dan is het maar 26 mijl naar de eerste baai in de GOLF OF FARALLONES, waarin aan het eind SAN FRANCISCO ligt, we ankeren in DRAKES BAY.

5 sep.1987. Eindelijk varen we dan onder de beroemde Golden Gate brug door, weer een mijlpaal bereikt. We ankeren in de buurt van SAUSALITO, waar het 4 meter diep is bij hoog water. SAUSALITO lijkt wel wat op de Franse Riviera, als de zon er is tenminste, een echt toeristen plaatsje, het is labour-day-week-end en dus stampvol mensen. 7 sep.1987. We gaan met de bus over de Golden Gate brug om de post op te halen bij het consulaat, waar we prettig ontvangen worden met een nederlandse babbel en een kop koffie.Daarna gaan we in een parkje bij Chinatown zitten, waar de Chinese mannetjes druk pratend commentaar leveren op de Mahjong-spelers. In een zijstraatje staat een heel vreemde houten auto,toch wel mooi! 9 sep.1987. Om de drukte wat uit de weg te gaan verhuizen we naar een ankerplaats bij ANGEL ISLAND, het grootste eiland in de baai. Willem beklimt er een hoge heuvel en heeft een mooi uitzicht. Het eiland had vroeger een groeve en de zandsteen daar vandaan werd onder andere gebruikt om ALCATRAS te bouwen, de bekende grote gevangenis. 10 sep.1987. We gaan wat dichter bij de stad liggen en ankeren bij een strand waar je één nacht mag blijven. Als we naar de kant roeien zegt er iemand: “Ha, ome Willem!” het is Hans de Boer uit Zierikzee; hij reist hier wat rond en wil best een paar dagen met ons meevaren. Bij alle toeristische attracties staan mensenmassa's, ook bij de street-cars, niets voor ons. We nemen de benenwagen en lunchen in een parkje met wat chow-mein uit een klein Chinees winkeltje en kopen ook wat van het plaatselijk beroemde zuurdeeg-brood. 11 t/m 13 sep.1987. We mogen aan de steiger van de Treasure Island Yacht club liggen, een kunstmatig eiland, dat gebouwd werd voor een wereldtentoonstelling en dat nu een marinebasis met jachthaven is.

189