Tijd Bestaat Niet. Leven En Werk Van Jan Wolkers
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Tijd bestaat niet. Leven en werk van Jan Wolkers redactie Murk Salverda en Erna Staal bron Murk Salverda en Erna Staal (red.), Tijd bestaat niet. Leven en werk van Jan Wolkers. De Bezige Bij, Amsterdam / Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1996 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/salv007tijd01_01/colofon.php © 2009 dbnl / Murk Salverda en Erna Staal 1 [De DBNL is niet gemachtigd een illustratie uit het origineel hier weer te geven] redactie Murk Salverda en Erna Staal, Tijd bestaat niet. Leven en werk van Jan Wolkers 7 Interview met Jan Wolkers door Hella S. Haasse M.m.v. Murk Salverda en Erna Staal H Herinner jij je die bijeenkomst, op 15 juni 1972 in Den Haag, in Diligentia, waar we deel uitmaakten van een gezelschap schrijvers die allen op de een of andere manier met die stad verbonden waren: sommigen, zoals onder anderen ik, omdat we er werkten en woonden, anderen - Remco Campert bij voorbeeld - omdat ze er geboren waren of er vroeger gewoond hadden, en jij, omdat je ooit aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten hebt gestudeerd. We zaten op een rij achter een lange tafel, op een podium, en lazen om de beurt een door Den Haag geïnspireerde tekst voor. Jij was de hekkesluiter. Je had geen boekje of papier bij je, maar wel een koffertje, waaruit je een kom, een klopper, eieren, suiker en bessensap tevoorschijn haalde, om vervolgens ten overstaan van het in beschaafde verbazing toekijkende publiek ‘Haagse Bluf’ te bereiden. Dat was een ongegeneerde, laconieke, in wezen Amsterdams-geinige demonstratie van onafhankelijkheid, maar ook - zo heb ik me later gerealiseerd - een voorbeeld van een kenmerkend element in je werk. Met behulp van iets tastbaars drukte je een hele gedachtengang uit. Die kom met ‘Haagse Bluf’ was een beeld, in de dubbele betekenis van object en literair-geladen symbool. En de gewichtigheid daarvan werd tegelijkertijd ontkracht door de humor. Weet je nog? W Eerlijk gezegd was ik het vergeten. Niemand kon zo goed ‘Haagse bluf’ kloppen als mijn moeder. ‘Ergens moeten uw handen nog bezig zijn te zorgen dat ik niet verloren ga.’ H Er is bij jou op een indrukwekkende manier sprake van een dubbeltalent: beeldend kunstenaar en schrijver. Op het eerste gezicht lijkt dat heel complex. Maar het komt eigenlijk allemaal neer op een gedreven kijken. Tot je zesendertigste ben je alleen beeldend kunstenaar geweest. Daarna verscheen het ene boek na het andere. Had literatuur altijd al een belangrijke functie in je leven, voor je begon te publiceren? W Als we thuis niet zo'n gereformeerd gezin waren geweest, was er nooit zo'n belangstelling bij me ontstaan voor het geschreven woord. Mijn familieleden kunnen ook heel goed vertellen en praten. Er is een soort aanleg, het zit in de genen. En dan is er natuurlijk de traditie van het bijbellezen. Je bent toch met taal bezig, drie keer per dag, aan tafel... zo'n mooi stuk proza, zoals mijn vader dat voorlas. Je fantasie werd als het ware aangeblazen. De bijbel is een boek met zoveel geweld, en zoveel details van menselijk handelen en mishandelen. Het bevat zoveel literaire genres: de psalmen, het Hooglied, de wetten en al die verschillende stijlen van de profeten. Een groot deel van de bijbel is poëzie. Op school was ik al tegelijk aan het schrijven en aan het tekenen. Ik was daar koppig in, deed het allemaal redactie Murk Salverda en Erna Staal, Tijd bestaat niet. Leven en werk van Jan Wolkers 8 op mijn eigen manier. Als we van die saaie landschapjes moesten tekenen, met zo'n glad gazon, precies binnen de lijntjes! dan zat ik, met mijn tongpunt tussen mijn tanden, grassprieten te krassen. ‘Gras groeit recht omhoog!’ zei ik, toen de onderwijzer er wat van zei. En ik schreef eens een opstel, over een toren met uilen, waarover de meester zei: ‘Ik heb gerild!’ Dat ging dus hand in hand. Ik was als klein kind ook al met klei bezig. Dan maakte ik van die duiveltjes, en die bakte ik in de kachel. Dus mijn vader schrok zich elke keer rot als hij de kachel op moest porren. Dan zag hij ineens tussen de brandende cokes zo'n duivelskopje. Dan riep ik: ‘Voorzichtig!’ Maar je weet dat een protestants gezin met de duivel niet voorzichtig is. Men gooit er zelfs een inktpot naar, zoals Luther. Thuis hadden we de verzamelde werken van Willem Bilderdijk. ‘Befloersde trom, / Noch rouwgebrom, / Ga romm'lende om, / Voor mijn gebeente’... dat vond ik prachtig. Mijn vader las dat nooit voor. Hij las de bijbel, of De Standaard, of speelde Bach of een psalm op het harmonium. En de schoolboeken bevatten gedichten, bij voorbeeld van Boutens en Jacques Perk en Hendrik de Vries: ‘Mijn broer, gij leedt / Een einde, waar geen mens van weet,’ en zo. Ik las de schoolboeken van mijn vrienden die op de HBS zaten. Daar zat ik niet op, ik moest naar de Ulo, dat had de onderwijzer zo geregeld. Ze hielden rekening met ons milieu en de armoede thuis. Ik had bioloog willen worden. Die Ulo heb ik zelf getorpedeerd. Ik ging van school af, had allerlei baantjes, werd geconfronteerd met het harde leven. Ik heb me toen echt wel een poosje verloren gevoeld. Ik zag er ook heel extreem uit, had voor die tijd erg lang haar, droeg een échte plusfour-broek tot vlak onder de knie (en niet zoals iedereen toen tot halverwege de kuit). En in een vuilnisbak van rijke mensen had ik een handvol vlinderdasjes gevonden, een beetje vergeeld. Die dasjes heb ik thuis gewassen, en die had ik dan om. Als ik met m'n vrienden over de Steenstraat in Leiden liep, zeiden ze: ‘Daar loopt Lord Wanhoop.’ Als er toen ‘gangs’ geweest waren, was ik vast in de gevangenis terechtgekomen. De interesse voor en het lezen van literatuur heeft me eigenlijk gered. H Je hebt in je jeugd heel bewust gekozen voor de beeldende kunst. En dan eerder voor het beeldhouwen dan voor het schilderen of tekenen. W Tekenen is een noodzakelijk onderdeel van de opleiding. Dat tekenen, naar levend model en naar voorwerpen, heb ik gedaan aan de Avondtekenschool en de Academie Ars Aemula Naturae in Leiden. Daarmee ben ik al begonnen in '41. Ik maakte toen voornamelijk stillevens. Eigenlijk was dat alleen maar een voorbereidend stadium, dat ook nog eens onderbroken werd door de hongerwinter. H Ik ken Oegstgeest ook uit de hongerwinter. Die tijd hebben mijn man en ik doorgebracht bij mijn schoon- redactie Murk Salverda en Erna Staal, Tijd bestaat niet. Leven en werk van Jan Wolkers 9 ouders op de Rhijngeesterstraatweg. Ik liep haast elke dag heen en weer naar Leiden, om gecondenseerde melk voor mijn dochtertje te kopen. Het kan niet anders of ik ben je wel eens tegengekomen. Ik heb daar vaak aan moeten denken wanneer ik je verhalen las. Na de oorlog ben je verder gaan studeren aan de Haagse Academie? W Ja, tot 1949. Daarna ging ik naar de Rijksacademie in Amsterdam, dat was toch de beste opleiding. Beroemd ook. Bronner was daar docent geweest, mensen als bij voorbeeld Mari Andriessen hadden er gestudeerd. In mijn laatste paar jaren werkte ik er niet meer overdag, maar ik heb nog lang 's avonds model getekend. In die periode werkte ik in klei. Dat werd dan eerst in gips gegoten en daarna weer in brons. Er stonden beelden van mij op groepstentoonstellingen, bij voorbeeld in het Stedelijk Museum ‘Jongen met haan’ en ‘Vrouw met kat’. Dat laatste beeld is toen dadelijk aangekocht voor de stad Groningen door het Nederlands Bouwfonds. Ik heb nooit moeite hoeven doen om opdrachten te krijgen. Ze schreven mij aan. Het is eigenlijk allemaal vanzelf gegaan. Ik heb nooit een brief verstuurd, behalve in 1954, en dat had niets met financiële zaken te maken. Toen heb ik een brief geschreven voor een opdracht, en dat was voor een penning van Martinus Nijhoff. Daar wilde ik graag iets voor maken na zijn dood. Dan kan je ook zien hoe vroeg dat was... mijn bewondering voor Nijhoff, die stamde uit de oorlog. H Tot welke traditie in de beeldhouwkunst reken je dat vroege werk van je? W Echte voorbeelden heb ik niet gehad. Misschien Despiau, een leerling van Rodin, die veel vrouwenfiguren heeft gemaakt. In 1954 heb ik een maand gewerkt bij Manzù aan de Sommeracademie. Toen ik naar hem toe ging had ik foto's bij me, onder andere van ‘Vrouw met land’. Hij was echt verrast. In mijn geest zat al een Latijnse honger naar harmonie. Later ben ik ook bij Zadkine geweest. Dat beeld van hem voor Rotterdam, de personificatie van de stad waar het hart uit gerukt is, dat vind ik een van de mooiste beelden in West-Europa. Toen ik bij hem kwam, als één van zijn laatste Nederlandse leerlingen, was hij eigenlijk al een beetje verzand geraakt in een decoratieve barok, nogal chocoladeletterachtig. Nou kan je überhaupt niets van zo iemand leren. Je moet zo'n man niet nadoen, daar heb je niets aan. Mensen die zo individualistisch werken, daar moet je alleen maar naar kijken. H Vaak heb ik me afgevraagd of je destijds begonnen bent met schrijven, omdat je je enigszins vastgelopen voelde in je ontwikkeling als beeldend kunstenaar. Is er een verband tussen je vroege verhalen en je werk in de jaren '59/'60, toen je schilderijen maakte met behulp van allerlei afval? Composities samengesteld uit de inhoud van de vuilnisbak, maar die een uiterst suggestieve en zelfs esthetische indruk maakten. redactie Murk Salverda en Erna Staal, Tijd bestaat niet. Leven en werk van Jan Wolkers 10 W Veel van die schilderijen hadden te maken met mijn persoonlijke leven.