Internationaal Cultuur- Beleid Als Ideologisch Strijdperk
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
79 Internationaal cultuurbeleid Internationaal cultuur- beleid als ideologisch strijdperk Toine Minnaert Het internationaal cultuur- beleid wordt van oudsher bepaald door het ministerie van Buitenlandse Zaken en het cultuurministerie. Afhankelijk van de politieke signa tuur van het kabinet slingert het beleid heen en weer tussen liberale en sociaal demo cra tische accenten. Leveren schurende ideologieën per definitie een onwerk bare politieke situatie op of kunnen ze leiden tot beleid dat beter aan- sluit bij de werkelijkheid. Internationaal cultuurbeleid (ICB) is altijd Frans Timmermans (staatssecretaris BZ) een beleidsterrein geweest van afstemming en Ronald Plasterk (minister OCW) en onder en gedeelde verantwoordelijkheid (Minnaert Rutte I (2010-2012) leverde de VVD Uri 2009, 2012). Het ICB wordt bepaald in gezamen- Rosenthal (minister BZ) en Halbe Zijlstra lijk overleg door meerdere ministeries. Op dit (staatssecretaris Cultuur). In het huidige moment zijn dat het ministerie van Buiten- kabinet-Rutte II zijn de verantwoordelijke landse Zaken (BZ) en het ministerie van bewindspersonen de PvdA-ministers Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).1 Timmermans (BZ) en Jet Bussemaker (OCW). Dat levert spanning op aangezien de ministe- Zij hebben te maken met de door hun liberale ries verschillende beleidsdoelen hanteren. voorgangers ingezette beleidskoers, waarmee Het interdepartementale karakter veroor- het een van de terreinen is waar het sociaal- zaakt in potentie bovendien ideologische liberale compromis van de coalitie tot uitdruk- spanningen, vanwege de verschillende king kan komen. politieke kleur van de betrokken bewinds- De internationale context speelt bij beide lieden, hetgeen compromissen noodzakelijk coalitiepartijen een rol in hun standpunt over maakt. Het is sinds de eerste beleidsschreden kunst en cultuur. De PvdA koppelt het beleid in 1970 slechts driemaal voorgekomen dat één daarbij aan verheffing en ontplooiing: ‘Onze partij de relevante beleidsposten bezette: musea, monumenten, landschap en molens onder Kok II (1998-2002) leverde de PvdA Dick trek ken grote aantallen toeristen naar ons Benschop (staatssecretaris BZ) en Rick van land. Beeldende kunst, dans, dj’s en orkesten der Ploeg (staatssecretaris Cultuur), onder behoren tot de absolute wereldtop. Dat biedt Balkenende IV (2007-2010) leverde de PvdA geweldige mogelijkheden tot leren en 80 Boekman 95 Sociaal-liberaal cultuurbeleid begrijpen, tot verheffen en ontplooien. We moet centraal staan, en culturele verdragen blijven in ons cultuurbeleid kiezen voor inter- maken deze ontmoeting tussen burgers nationale excellentie en brede toeganke lijk- mogelijk. De Kamer roept in een motie op tot heid.’2 De VVD richt de blik meer op behoud een nadere uitwerking, maar voordat die echt en trots op de eigen cultuur. Op haar website kan aanvangen valt het kabinet. staat te lezen: ‘Kunst en cultuur zijn van Het centrumlinkse kabinet-Den Uyl (1973- waarde voor de Nederlandse samenleving. 1977) presenteert in 1976 de tweede Nota betref- Behoud van cultureel erfgoed en cultuur- fende de Internationale Culturele Betrekkingen educatie zijn belangrijke taken van de over- (Stoel et al. 1976). Verantwoordelijk voor deze heid. Nederland heeft namelijk een rijk nota waren PvdA-ministers Max van der Stoel cultureel erfgoed, en daar mogen we trots op (BZ) en Jos van Kemenade (OW), D66-staats- zijn.’3 Twee standpunten die elkaar niet uit- secretaris Laurens-Jan Brinkhorst (BZ) en sluiten, maar tegelijkertijd wel een duidelijk PPR-minister Harry van Doorn (CRM). De andere visie laten zien op de Nederlandse bespreking van deze nota vindt pas plaats cultuur in relatie tot het buitenland. Twee onder het centrumrechtse kabinet-Van Agt I standpunten ook die in de geschiedenis van (1977-1981). CDA-staatssecretaris Durk van het ICB geregeld naar voren zijn gekomen en der Meij (BZ), CDA-minister Til Gardeniers- van links naar rechts slingeren. Berendsen (CRM) en VVD-minister Arie Pais (OW) moeten dus een beleidsnota van hun Ideologische standpunten voorgangers verdedigen, waarmee de rol van In 1970 verschijnt onder het centrumrechtse oppositie en coalitie voor PvdA en VVD is kabinet-De Jong de eerste Nota betreffende de omgewisseld. Daardoor kunnen beide zich Internationale Culturele Betrekkingen (Luns et al. 1970). De auteurs zijn de ministers van BZ, Onderwijs en Wetenschappen (OW) en Cultuur, Vooral de bedreiging Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), van de nationale identiteit alle drie in handen van christelijke partijen. In de nota ligt het accent op de veranderde door de oprukkende Euro- verhoudingen in de wereld en het belang van pese samen werking wordt culturele uitwisseling tussen burgers. In het Kamerdebat dat volgt wordt uitgebreid stil- een terugkerend punt in de gestaan bij nationale identiteit als onderdeel parlementaire behandeling van het beleid. Vooral de bedreiging van die identiteit door de oprukkende Europese van het onder werp samen werking wordt een terugkerend punt in de parlementaire behandeling van het onder- werp. Over de doelgroep van het beleid zijn kabinet en Kamer het eens. De term ‘vermaat- schappelijking’ valt geregeld om aan te geven dat het volk de doelgroep van het beleid moet zijn en niet de kunstenaar. Sterker nog, kunst met de grote K is volgens Kamer en kabinet juist te dominant geweest in de culturele uit- wisseling. De ontmoeting met andere culturen 81 Internationaal cultuurbeleid kritisch over het beleid uitlaten. Het debat zit profiel te hebben. De kunsten kunnen bij dat wellicht daarom vol met ideologisch getinte profiel een rol vervul len, maar die is in dat uitspraken. Zo ziet PvdA-kamerlid Aad Kosto geval nadruk kelijk instrumenteel. Brinkman het beleid ook als richtinggevend voor het tracht dit te verzachten door in het debat te nationale integratiedebat: ‘Het ziet ernaar blijven benadrukken dat dat wat hem betreft uit dat aanzienlijke groepen vreemde lingen niet het enige doel is van internationale zich metterwoon in ons land vestigen. […] uitwisseling, maar het kwaad lijkt al mijn fractie is wel van mening dat de inter- geschied. nationale culturele betrekkingen kunnen worden benut om het begrip tussen Neder- Verschuiving landers en vreemdelingen [te] vergroten.’4 Een belangrijk keerpunt in het ICB vormt Opnieuw is dus voor de PvdA het begrip tussen Cultuur zonder grenzen, het rapport van de culturen een belangrijk doel. In datzelfde Wetenschappelijke Raad voor het Regerings- debat verwoordt VVD-kamerlid Annelien beleid (WRR 1987). Tot dan toe lag de coördi- Kappeyne van de Coppello de liberale visie: na tie c.q. het primaat bij BZ en zorgden OW en ‘De problematiek van minderheden, volkeren, CRM/WVC meer voor de inhoudelijke invul- groepen in een groter verband, staat inter- ling. De WRR pleit ervoor om in het beleid het nationaal meer in de belangstelling dan cultuurbeleid als vertrekpunt te nemen. Dit vroeger. Daarbij blijkt dat de eigen identiteit leidt tot een verschuiving van de inhoudelijke van een volk of een groep sterk gebonden is discussie over het ICB naar de beleidsnota’s aan het voortbestaan van een eigen taal. Als van het nationale cultuurbeleid. De Neder- een volk zijn taal verwaarloost, is het bezig landse kunst- en cultuursector wordt daar- zijn eigen cultuur te vernietigen.’5 De twee mee meer de doelgroep dan het instrument ideologische zijden van de medaille klinken van het beleid. Met het aantreden van het door: het begrip voor de andere culturen en de centrumlinkse kabinet-Lubbers III in 1989 bescherming van de eigen cultuur. keert de sociaaldemocratische ontmoetings- En weer is het lang stil. Het zou tot 1985 gedachte weer terug in het centrum van het duren alvorens een korte vervolgnotitie beleid. Ontwikkelingen als de val van de Muur verschijnt. Inmiddels is het centrumrechtse en de oprichting van de Europese Unie zorgen kabinet-Lubbers I (1982-1986) aangetreden en voor een sterkere internationale c.q. mondiale waait er een meer liberale wind door Neder- oriëntatie. Het buitenland is niet de bedreiging land. In deze notitie van VVD-staats secretaris van nationale identiteit of de potentiële Wim van Eekelen (BZ) en de CDA-ministers markt, maar de context waarbinnen kunst en Wim Deetman (OW) en Elco Brinkman (WVC) cultuur betekenis krijgen. Dit leidt bijvoor- wordt de term Holland Promotion als beeld tot een aparte paragraaf in de cultuur- beleidsdoel geïntroduceerd (Eekelen et al. nota van PvdA-minister Hedy d’Ancona 1985). Eerder dat jaar had Brinkman tijdens de (WVC). In deze nota, Investeren in cultuur Ambassadeurs conferentie het begrip al laten (WVC 1992), wordt onder andere gesteld dat vallen, ongelukkig gecombi neerd met de artistieke kwaliteit wordt bepaald in een uitspraak dat kunst als glijmiddel voor internationale context. economische betrekkingen kan dienen.6 Het Van 1994 tot 2002 kent Nederland zijn eerste buitenland krijgt de rol als potentiële markt sociaal-liberale kabinetten, Paars I en Paars toebedeeld, en om op die markt van betekenis II. Het sociaal-liberale standpunt komt in te kunnen zijn dient Nederland een positief Paars I vanzelfsprekend van de hand van D66- 82 Boekman 95 Sociaal-liberaal cultuurbeleid staatssecretaris Aad Nuis (OCW). Samen met op een aantal welgekozen gebieden samen- PvdA-staatssecretaris Michiel Patijn (BZ) hang en ambitie aan de dag leggen’ (Nicolaï et schrijft hij in 1997 de beleidsbrief waarin de al. 2006, 5). De ontmoetingen blijven, maar ze verdeling van de HGIS-Cultuurmiddelen worden steeds minder vrijblijvend. Het econo- uiteen wordt gezet (Patijn et al. 1997).7