Sex-lokstoffen Sex-lokstoffen voor bladrollers van 414.11 bosbouwkundige betekenis

Sex attractants for tortricid of sylvicultural significanee

C, J. H. Booij en S, Voerman

Instituut voor Onderzoek van BeSlrijdingsmiddelen, Wageningen

Inleiding Summary

De vrouwtjes van veel vlindersoorten scheiden, wan­ The significanee of tortricid moths In West-European neer ze paringsbereid zijn, geurstoffen af om manne­ forestry is reviewed. The most important species oc­ tjes van de eigen soort naar zich toe te lokken. Deze curring in the Netherlands are Iisted with their host­ geurstoffen, zogenaamde sex-feromonen, hebben een plants and infestation effects (Tab!e 1). The present voor elke soort karakteristieke chemische samenstel­ know!edge about sex at/ractants for these species, ling. Met behulp van synthetische sex-lokstoffen is het severa! of which have recentiy been discovered, is mogelijk grote aantallen mannetjes van één bepaalde eva!uated (Tabel 2). Prospeets for the application of soort te vangen. Bij de bestrijding van vlinderplagen in sex attractants in contra! programs are discussed. fruitteelt, landbouw en tuinbouw probeert men hiervan in toenemende mate gebruik te maken (Minks 1975; Boness 1980). Toepassing van sex-lokstoffen bij vi in­ Op Europese schaal zijn er echter meer soorten van derplagen in de bosbouw heeft tot nu toe slechts in be­ bosbouwkundig belang. In het handboek van Schwen­ perkte mate plaatsgevonden (Daterman et al. 1980). ke (1978) worden enkele tientallen soorten genoemd Dit komt enerzijds doordat bij toepassing van sex-lok­ die zo nu en dan of slechts lokaal schade veroorzaken. stoffen vele praktische problemen optreden en ander­ Bij een aantal daarvan zijn bestrijdingsmaatregelen zijds doordat voor verscheidene schadelijke soorten soms noodzakelijk. De meeste van deze schadelijke tot voor kort nog geen sex-lokstof bekend was. De laat­ bladrollersoorten komen ook in Nederland voor, maar ste jaren is de kennis over sex-lokstoffen, vooral wat hebben tot nu toe zelden de plaagstatus bereikt. In ta­ betreft bladrollers, aanzienlijk toegenomen. Aangezien bel 1 wordt een overzicht van de belangrijkste soorten daarbij ook een aantal soorten van bosbouwkundige gegeven met de voedselplanten en de schade die ze betekenis is, is het zinvol hieraan een wat bredere be­ veroorzaken. AI deze soorten kunnen in de Nederland­ kendheid te geven. Deze kennis kan van nut zijn bij be­ se bossen worden aangetroffen. Eén ervan, de gevlek­ strijding van mogelijk toekomstige plagen. te larixboorder (Cydiaï zebeana) werd in 1982 voor het eerst in Nederland gevangen met behulp van sex­ De betekenis van bladrollers voor de bosbouw lokstoffen (Booij en Diakonoff 1983).

Wanneer bladrollers in hoge dichtheden in bossen De chemische samenstelling van sex-lokstoffen voorkomen kan door rupsenvraat aanzienlijke schade aan bomen worden toegebracht. De rupsen vreten van Door onderzoek van de afgelopen 20 jaar is de chemi­ bladeren of naalden, of boren zich in de knoppen, sche structuur van sex-lokstoffen van ongeveer 500 scheuten of in de bast. Hierdoor kunnen aanwasverlie­ vlindersoorten bekend geworden, waaronder 200 blad­ zen, galvormingen of andere misvormingen optreden. rollersoorten () en 200 uiltjes (Noctuidae). In Nederland is de betekenis van bladrollerplagen in de Hiebij is gebleken dat veel vlinderferomonen binnen la­ bosbouw betrekkelijk gering. Door Doom (1982) wor­ milies sterk op elkaar lijken en vaak bestaan uit relatief den voor Nederland slechts vijf soorten genoemd die eenvoudige stoffen. Het zijn meestalonvertakte ketens zo nu en dan schade veroorzaken. Dit zijn de harsbuiI­ van 12, 14, 16 of 18 koolstolatomen met één ol twee rups (petrova resinel/a), de dennelotrups (Rhyacionia dubbele bindingen. Aan het eind van de keten bevindt buoliana), de denneknoprups ( turionel/a), zich gewoonlijk een acetaat ot een alcohol-groep. In li­ de groene eikebladroller (Tortrix viridana) en de popu­ guur 1 zijn de structuren van enkele veel voorkomende lierenscheutboorder (Gypsonoma aceriana). Mogelijk verbindingen weergegeven. Vaak bestaan sex-feromo- zou ook de sparrebladroller (Epinotia tedel/a) tot de meer schadelijke soorten gerekend moeten worden. "I = Laspeyresia.

385 Tabel 1 Schadelijke bladrollers in de Nederlandse bosbouw Table 1 Torlricid pest species in Dulch forestry soort voedselplant aantasting Archips xylosteana Quercus, Tilia, Salix bladvraat Pinus knopvraat, galvorming Choristoneura murinana vraat aan naalden eydia pactolana Picea vraatgangen onder schors Cydia zebeana larix vraatgangen onder schors Epinotia tedella Picea vraat aan naalden Gypsonoma aceriana Populus boort in jonge scheuten Pelrova resinella Pinus harsgallen jonge twijgen Rhyacionia buoliana Pinus knopvraat, vervormingen Tortrix viridana Quercus bladvraal Zeiraphera diniana Larix, Picea, Pinus cembra naaldvraat

c c c c c C COC de gevonden sex·lokstoffen niet geheel specifiek, Ma· \ 1\\ 1 \ 1 \ 1 \ 1 \ 1 \ 1 \ 1 gelijk kan door toevoeging van andere componenten of E 11-14: Ac CCCCCCCC 11' 11 door verandering van de mengverhouding de specifici· o teit verbeterd worden. Wanneer één stof twee of meer soorten aantrekt die gelijktijdig vliegen en moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn kan dit voor de praktijk c C C C C COC problemen opleveren. Zo wordt met de lokstof van 1\ 1\1\1\1\1\1\1 Blas/es/hia /urionella tevens het mannetje van B. post· Z 11-14 : Ac C C=C C C C C C C 11 11 ieana aangetrokken, dat er sterk op lijkt Rhyaeionia o buoliana, die ook door E9·12:Ac wordt aangetrokken, is pas later in het seizoen actief. 8 Ook de sex·lokstof van de gevlekte larixboorder, Cy· C C=C C C C O-H dia zebeana, trekt twee andere soorten aan, namelijk 1\1 \1\1\1\1 Cydia eoniferana en Cydia cosmophorana. De laatste Z 8-12:0H C C C C C C twee soorten, die bosbouwkundig van weinig belang Fig. 1 Structuurformules van Irans-l1-tetradeceen-l-ol ace­ zijn, lijken erg op elkaar, maar zijn gemakkelijk van de taat (E11-14:Ac), cis-l1-tetradeceen-l-ol acetaat (Z11- gevlekte larixboorder te onderscheiden, 14:Ac) en cis·S·dodeceen·l·ol (ZS·12:0H). Een bijzonder geval doet zich voor bij de grijze larix· Fig. 1 Siructural formulae of trans-1'-tetradecen-1-ol aee­ mot, Zeiraphera diniana, Bij deze soort worden ver· tate (E1H4:Ac), cis·1Hetradecen+ol acetate (Z1H4:Ac) and cis·8·dodecen·1·ol (Z8·12:0H). schillende biotypen onderscheiden die respectievelijk aan Larix, Pieea en Pinus eembra (arve) gebonden zijn, Het interessante daarbij is dat de larixvorm en de nen uit twee of meer van dergelijke verbindingen, die arvevorm verschillende sex·feromonen gebruiken door het vrouwtje in een bepaalde verhouding worden (Baltensweiier 1978), ' afgescheiden, Er zijn twee manieren om er achter te komen welke stoffen voor bepaale soorten werkzaam Toepassing van sex-lokstoffen in de zijn. De klassieke manier is de chemische analyse van bosbescherm ing stoffen die door het vrouwtje in de feromoon klieren worden geproduceerd. De tweede manier is het toet· De bosbouw in Nederland kent slechts weinig bladrol· sen van bepaalde verbindingen in het veld op hun ma· lerplagen waarvan de schade dusdanig is dat intensie· gelijk attractieve werking voor bepaalde soorten, Sinds ve bestrijding noodzakelijk is, Uit het oogpunt van mil· het bekend is dat veel bladrollersoorten worden aange· lieu· en natuurbescherming is het gebruik van toxische trokken door combinaties van verschillende C12 en bestrijdingsmiddelen in bosgebieden meestalonge· C14 verbindingen, zijn talloze mengsels in het veld ge· wenst Andere meer millieu·vriendelijke bestrij· test (Ando et al. 1981, Booij and Voerman 1984). Voor dingsmiddelen dienen dan ook zoveel mogelijk onder­ de meeste bladrollersoorten van bosbouwkundige beo zocht te worden. Het gebruik van sex·lokstoffen lijkt tekenis is momenteel een sex·lokstof bekend, In tabel daarbij perspectieven te bieden, aangezien deze stof· 2 worden deze stoffen voor de verschillende soorten fen een soortspecifieke werking hebben en vermoede· aangegeven. Verscheidene van deze sex·lokstoffen lijk zeer weinig millieubelastend zijn, zijn in Nederland door "field·screening" gevonden Sex·lokstoffen kunnen op verschillende manieren (Booij and Voerman 1983). Helaas is een aantal van gebruikt worden: 386 Tabel 2 Sex·lokstoffen voor schadelijke bladrollers in de bosbouw Table 2 Sex attractants for tortricid pest species in forestry soort sex·lokstof literatuur Archips xylosteana Z11-14:Ac + E11-14:Ac (98:2) Frérot et al. 1979 Blastesthia turionella E9-12:Ac Booij en Voerman 1984 Chorisloneura murinana Z9-12:Ac + Z11-14:Ac(10:1) Priesner et al. 1980 Cydia pactolana Z8-12:0H Booij en Voerman 1984 Cydia zebeana E8-12:Ac + E1 0-12:Ac (1:1) Booij en Voerman 1984 Epinotia tedella E9-12:Ac + Z9-12:Ac (9:1) Booij en Voerman 1984 Gypsonoma aceriana E1O-12:Ac + E10-12:0H (3:1) Booij en Voerman 1984 Pelrava resineila E9-12:Ac + Z9-12:Ac (1 :1) Booij en Voerman 1984 Rhyacionia buolinana E9-12:Ac Smith et al. 1974 Tortrix viridana Z11-14:Ac Am et al. 1979 Zeiraphera diniana E11-14:Ac of E9-12:Ac Baltensweiier et al. 1978 (Larix) (Pinus cembra) a om de aanwezigheid van bepaalde soorten vast te niana) (Am, 1979). Het is de vraag in hoeverre deze stellen (signalering) en de dichtheid van de populatie techniek ook op minder schadelijke soorten met vol­ te schatten, doende rendement toegepast kan worden. Voorlopig b als middel Om vlindermannetjes van een soort mas­ kunnen de nu bekende sex-lokstoffen in ieder geval saal weg te vangen, gebruikt worden voor signalering, schatting van popu­ c als middel om de communicatie tussen mannetjes latiedichtheden en het bepalen van het vluchtverloop. en vrouwtjes te verstoren (verwarringstechniek). Door de hoge gevoeligheid van mannelijke vlinders Literatuur voor de soorteigen sex-lokstof, kan de aanwezigheid van een soort reeds bij lage populatiedichtheden vast­ Ando, T., Kuroko, H., Nakagaki, S., Saito, 0., Oku, T., and Ta­ gesteld worden. Tevens kan met behulp van vallen, die kahashi, N., 1981. Multi·componenl sex atlraetants in sys· voorzien zijn van een lokstof, het vluchtverloop nauw­ tematie field tests of male . Agric. Biol. Chem. 45: 487-495. keuring geregistreerd worden. Hoewel de vangsten in Arn, H. 1979. Developing control by disruption of sex deze vallen toenemen naarmate de populatiedichtheid pheromone communication: Conclusions from programs hoger is, blijkt het schatten van de populatiedichtheid on lepidopterous pests in Switzerland. In: Ritter, F. J. (ed.). uit de vangstgegevens een lastige zaak te zijn. Val­ "Chemical Ecology: Odour Communication in Animais" . vangsten worden namelijk door vele factoren beïn• Elsevier/North-Holland Biomedical Press, Amsterdam: vloed, zoals temperatuur, wind, type en ouderdom van 365-374. Baltensweiler, W., Priesner, E., Arn, H., and Delucchi, V., de val etc. Deze problemen zijn o.a. voor de in Canada 1978. Unterschiedliche Sexuailockstoffe bei Lärchen· und zeer schadelijke soort Choristoneura fumiferana (eas­ Arvenform des Grauen Lärchenwicklers (Zeiraphera dinia­ tem spruce bUdworm) uitvoerig onderzocht (Sanders na Gn., Lep. Torlricidae). Milt. Schweiz. Entomol. Ges. 51: 1978). 133-142. Het massaal wegvangen van mannetjes als bestrij­ Boness, M., 1980. Die praktische Verwendung van Insek­ dingsmaatregel kan alleen succesvol zijn als vrijwel al­ tenpheromonen. In: Wegier, R. (ed.). "Chemie der Pflan­ zenschutz- und Schädlingsbekämpfungsmittel". Band 6. le mannetjes worden weggevangen. De enkel overge­ Springer, Berlin, Heidelberg, New Vork: 165-184. bleven mannetjes kunnen namelijk vele vrouwtjes be­ Booij, C. J. H. en Diakonoff, A., 1983. Cydia zebeana (Ratze­ vruchten. Deze methode is dan ook alleen effectief bij burg) (Lepidoptera, Tortricidae), een opmerkelijke bladrol· lage populatiedichtheden en veel vallen per hectare. Ier, nieuw voor de Nederlandse fauna, gevangen met sex· Het meest belovend lijkt de verwarringstechniek lokstoffen. Entomol. Ber. 43: 129-134. (confusion, cummunication disruption). Hierbij wordt Booij, C. J. H. and Voerman, S., 1984. New sex attractants for 35 tortricid and 4 ether lepidopterous speCies, found by een hoge concentratie sex-lokstof in de lucht gebracht, systematic fieldscreening in The Netherlands. J. Chem. waardoor de mannetjes zich niet meer op de door de Ecol. (in press). vrouwtjes afgegeven geurstoffen kunnen oriënteren en Daterman, G. E., Sartwelt, C., Sower, l. l., 1980. Prospeets de paring verstoord wordt. In Amerika heeft men deze for controlling forest lepidoptera with controlled release techniek met wisselend succes toegepast tegen de pheromone formulations. In: Baker, R. (ed.) "Contratled plakker (Lymantria dispar), de douglasfir tussock Release ol Bioactive Materiais" . Academie Press, Inc., New Vork: 213-226. (Orgyia pseudotsugata), de eastern spruce budworm Doem, 0., 1982. SChadelijke Bosinsekten. In: Bosbescher­ (Choristoneura fumiferana) en de western pi ne shoot ming. Pudoe, Wageningen (147-315). borer (Eucosma sonomana) (Daterman et al., 1980), Frérot, 8., Descoins, C., Lalanne-Cassou, B., Saglio, P. et en in Europa tegen de grijze larixmot (Zeiraphera di- Bauvais, F., 1979. Essais de piégeage sexuel des lépidop-

387 tères Tortricidae des vergers de pommiers par des aUrac· monitoring spruce budworm populations (Lepideptera Ter· tils de synlhèse. Ann. Zool. Ecol. animo 11: 617·636. Irieidea). Can. Ent. 110: 43·50. Minks, A. K., 1975. Sexferomonen van Lepidoptera: Onder· Schwenke, A, 1978. Die forslschädlinge Europas, Band 3: zoek naar hun mogelijke toepassing in de gewasbescher· SchmeUerlinge. Verlag Paul Parey, Berlin. ming. Gewasbescherming 1975 (4): 65·70. Smith, R. G., Oaterman, G. E., Davis, G.O., McMurtey, K. 0., Priesner, E., Bogenschutz. H., and Arn, H.,1980. A sex aUrac· Roalefs, W. L, 1974. Sex pheromone of Ihe European Pi· tant for the European fir budworm moth, Choristoneura na Sheot Moth: Chemical identificatien and field tests J. In· murinana. Z. Naturforsch. 35c :390·398. seel Physiol. 20: 661·668. Sanders, C. J., 1978. Evaluation of sex aUractant traps for

van de stand van de verworven kennis, en zijn dus Boekaankondiging lang niet allemaal te beschouwen als afgerond. Daar· entegen zijn ze bij uitstek geschikt om buitenstaanders Flevobericht nr. 216: 50 jaar Bosbouw en Bos­ op de hoogte te brengen van de huidige stand van za­ bouwkundig Onderzoek in de IJsselmeerpolders ken. Tezamen geven ze een beeld van de merkwaar· dige, vaak heel ongewone situaties die zich bij de beo In het begin van de jaren dertig van deze eeuw geraak­ bossing van voormalige zee· en meerbodems voor· len de ontwikkelingen rond de uitvoering van het plan doen. "tot afsluiting en gedeeltelijke drooglegging van de Zui­ Niet eerder zijn bossen aangelegd in een milieu dat derzee" in een stroomversnelling. Bijna tien jaar tevo­ zo afweek van het vertrouwde werkterrein en in een ren was men begonnen met de dijkaanleg en in 1930 omgeving die, ook onder de invloed van het werk zelf, was het zover dat de Wieringermeer droog viel terwijl zo snel veranderde. Niet eerder ook heeft men zich zo twee jaar later de Afsluitdijk gesloten werd. De Zuider­ bewust bezig gehouden met de functies die deze bos­ zee werd een zoetwaterbekken en de ontginnings· en sen in de samenleving zouden moeten (of kunnen) ver­ inrichtingswerken van de eerste grote polder moesten vuilen. aangevat worden. Tot die werkzaamheden behoorde Het zou te ver voeren om op te sommen welke on· ook het aanbrengen van boombeplantingen en de aan· derwerpen behandeld worden. Ze worden gegroe­ leg van bossen. AI in 1931 werden de eerste proefne· peerd onder de hoofden: "Algemene Aspecten", mingen op dit gebied aangezet. Vijftig jaar later kon "Teelt", "Groeiplaats", "Ziekten en Plagen", Natuur­ men terugzien op een hele ontwikkeling vanaf de eer­ wetenschappelijke Aspecten", "Landschap", "Recrea· ste voorzichtige stappen tot bosaanleg op drooggeval· tie", "Mechanisatie" en "Financiële Planning". Zeer len zeebodem tot de grootschalige aanplant van bos­ waardevol is ook de uitvoerige bibliografie die aan het sen waarvan grote betekenis voor de Nederlandse sa­ eind is opgenomen. menleving verwacht wordt. Gold in het begin als motief Een enkele kritische opmerking kan hier en daar ge­ voor bebossing vooral het (enigszins) produktief ma­ maakt worden bij een paar slordigheden, waarschijnlijk ken van voor de landbouw onbruikbare (en voor de ingeslopen ten gevolge van het feit dat sommige au­ bosbouw ook niet zo erg geschikte) gronden, thans teurs is gevraagd te rapporteren over lopend onder­ speelt naast de mogelijkheid van zelfs hoge houtpro­ zoek. Een deel van het materiaal schijnt niet tijdig in duktie, het scheppen van recreatieruimte, landschap passende vorm beschikbaar te zijn geweest. Daardoor en natuurgebied in de doelstellingen mee. kan het voorkomen dat verwezen wordt naar niet opge­ Ter gelegenheid van de afsluiting van de eerste hal· nomen illustraties of naar moeilijk te interpreteren ta­ ve eeuw werd op 8 en 9 oktober 1981 een symposium bellen. gehouden waarover in dit tijdschrift destijds al bericht Als geheel echter is dit een publikatie die de lezer is. Tijdens dit symposium werd toegezegd dat de volle· goed informeert over wat men in vijftig jaar werk aan dige teksten van de inleidingen in de reeks "Flevobe· bebossing en beplanting in het kader van het grootste richten" gepubliceerd zouden worden. Dat is nu ge· project dat Nederland tot nu toe heeft aangepakt, heeft schied, maar meer dan dat. ervaren en hoe men denkt dit alles voort te zetten en Het Flevobericht dat nu is verschenen, bevat niet al· verder te ontwikkelen. leen de inleidingen en de discussie van het Sympo· Dit Flevobericht kan besteld worden door overma· sium, maar daarnaast vele bijdragen over de talrijke king van f 25,25 (incl. verzendkosten) op giro 869847 onderzoekingen en ervaringen die in de loop der jaren van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders te Lely· aan bossen en beplantingen zijn verricht en opgedaan. stad. Vele van deze bijdragen geven momentopnamen J. J. Westra 388