View metadata, citation and similar papers at core.ac.uk brought to you by CORE

provided by Radboud Repository

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

The following full text is a publisher's version.

For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/105217

Please be advised that this information was generated on 2018-07-08 and may be subject to change. tz «

s . ‘Het is inderdaad buitengewoon moeilijk om thans te zeggen, » _£2 waar de kunst in onzen tijd ophoudt en waar zij begint, waar men nog spreken mag van een dienen der Muze en waar fig s | · er feitelijk nog slechts sprake is van een veile deerne.n

S. fig Herinneringen als bron fiS ft In mijn tweede studiejaar te Nijmegen werd ik studentassis­ tent van de gevreesde professor dr. P.H. Winkelman, de hoog­ leraar Economische en Sociale Geschiedenis. Vertrouwen deed hij zijn assistenten niet: tweemaal in de week stond hij ’s ochtends, het gouden zakhorloge betekenisvol in de hand, te wachten of ik wel op tijd arriveerde om de biblio­ theek in te gaan en te werken aan een van de onvoltooide en ook onvoltooibare kaartsystemen waarop hij zo verzot was. Op zo’n werkdag kwam gewoonlijk tegen halfelf zijn secre­ « taresse binnen met de dwingende vraag of mijnheer Rietber­ gen maar even bij de professor wilde komen. Bedeesd nam ik dan plaats in een stoel tegenover het grote bureau waar­ "» achter dit kleine, ietwat gezette mannetje zat. Aanvankelijk dacht ilc nog dat ik geïnstrueerd zou worden in de geheimen van de bibliotheconomie, een van zijn passies, of, natuurlijk, C in de arcana van het valc Geschiedenis zelf. Hoewel dat soms gebeurde, ging zijn monoloog, want dat was ’t, meestal over c c iets heel anders: over zijn vaderstad . Daarover sprak hij niet zoals mijn Rotterdamse oom Jaap over diezelfde > stad sprak, met brede gebaren en een kleurrijk enthousiasme dat hem ertoe bracht in de jaren zestig zijn jaarlijkse logé- tje, mij, mee te nemen naar wijken die na meer dan twintig « jaar nog de sporen van de oorlog droegen, wijken die dan, thuis in zijn Rralingse huis, weer tot leven kwamen in de talloze door hemzelf voor en tijdens de oorlog gemaakte foto’s en films. Neen, professor Winkelman gaf telkens weer EE een echt college over zíjn Rotterdam, en eigenlijk maar over één aspect ervan: de Italiaansche Opera, daar, in het interbel­ lum. Dan kreeg zijn stem een klank die de grijze, saaie col- ■ I " legestem nooit had - veel van zijn studenten S. vielen bij hem moeiteloos terug in hun ruw onderbroken post-kroegnachtslaap. De na­ men van Gina Cigna en Sara Scuderi rolden over zijn dunne lippen en il< luisterde. Aan­ vankelijk met het wat lacherige gevoel: ach, « als hij mij betaalt om zijn tijd te verdoen... maar later eenvoudigweg gefascineerd door ■1 = de verhalen over grote sterren en grote rol­ len die deze kleine man kennelijk geraakt hadden zoals niets anders hem ooit geraakt leek te hebben. i : Overigens zat ook in de verhalen van oom Jaap dikwijls muziek, want als hij mij mee­ « nam naar de concerten in De Doelen aan het Schouwburgplein vertelde hij in de pau­ Operazangeres Gina Cigna zes vaak met een weemoed die ik later bij (Spaarnestad Fotoarchief, Haarlem)

i C. v. N., ‘Sociologische w andelingen door Rotterdam’, Weekblad gewijd aan de belangen van Rotterdam, 1 1 november 1930. 45 met zijn bewondering voor Van Gilse en Pijper - werden tót 22 november 1930 en weer vanaf 11 oktober 1933 in de Doe­ len vertolkt, eerst in de oude en daarna in de nieuwe Doelen, die in 1940, na zeven seizoenen dus, alweer teloorgegaan is. Men speelde en repeteerde ook in het Tivoli-theater aan de Coolsingel, waar in 1918 Het Genootschap van Beroepsmusici tot Onderlinge Kunstbeoefening was opgericht, dat in 1937 uitgroeide tot het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest. Vaak ook klonk het R P h o in de Groote Schouwburg, die al in de late negentiende eeuw van de Coolsingel verplaatst was naar een zijstraat, de Aert van Nesstraat. Ook de grote zan­ geressen en zangers die decennialang hun Italiaanse klan­ ken uitzonden over de Maasmonding deden dat vanuit die schouwburg; slechts de kleinere stemmen hoorde men nog aan de Coolsingel zelf, in het Casino, waar vooral operettes ▲ Interieur van de Doelen aan de Coolsingel, circa 1920 (Gemeentearchief Rotterdam) en revues gegeven werden. Al was de Coolsingel dus niet de ▼ A. van der Pot, D. van Ameijden van Duijm en W.N. Rose, de Doelen aan de Coolsingel, enige baslijn onder Rotterdams hoge C, met enkele zijstra­ 1842-1844 (Spaarnestad Fotoarchief, Haarlem) ten zoals de al genoemde Aert van Nes, de Hoogstraat en de Winkelman opnieuw bespeurde, over de vooroorlogse klan­ Pompenburgsingel was Rotterdams boulevard wel degelijk ken in de oude Doelen aan de Coolsingel.2 En ik twijfelde er de culturele long van de stad, waardoor niet alleen die C’s niet aan: de hoge C, en eigenlijk alle cultuur - voor mij was alle cultuur toen nog vanzelfsprekend wat men later ‘elite­ 2 Zie voor de geschiedenis van De Doe­ W.H.R. van Manen, Mr. R. Mees, J. de cultuur’ ging noemen - was geconcentreerd in het hart van len: J. Oudenaarden, de Doelen een con­ Meester Sr., H.G.J. de Monchy, H. Nijgh, cert- en congresgebouw dat wortelt in de E.V.H.M. Ruempol, Ed.G. Schürm ann, Rotterdam, aan die drukke straat die oom Jaap ‘boulevard’ Middeleeuwen. De geschiedenis van de Rot­ J.A. de Visser en G. Vlug. noemde, die zich breed uitstrekte voor het stadhuis waar hij­ terdamse Doelen en zijn vijf voorgangers, 5 Ibidem, p. 18. Rotterdam 2000. 6 Ibidem, p. 10. zelf werkte en waarop hij, zoals alle Rotterdammers, zo bui­ 3 J. Bank, M. van Buuren (medew. 7 Ibidem, p. 21. tengemeen trots was. Amsterdammers of Hagenaars zou hij M. Braun, D. Draaisma), 1900: Hoogtij 8 Ibidem, p. 13 van burgerlijke cultuur, Den Haag 2000, 9 Ibidem, p. 12. altijd lichtelijk malicieus vragen waar bij hen dan toch het hoofdstuk 14. 10 A. van Waasdyk, ‘Rotterdamsche stadhuis stond... Maar die Doelen, die stonden in de jaren 4 ‘W aarom ik van Rotterdam houd?’, Figuren’, in: H.A. Meerum Terwogt, in: H.A. M eerum Terwogt en H. Vlug H. Vlug (samenst.), Het boek van Rotter­ 1960 niet aan de Coolsingel. Nu pas weet ik hoe het precies (samenst.), Het boek van Rotterdam. ‘Wat dam. W at niet in Baedeker staat’, Am ster­ zat: de symfonieën van de Rotterdamse componisten van wie niet in Baedeker staat’, [1931], dam [1931], p. 40. p. 9-22. De bekende Rotterdammers die 1 1 Geciteerd uit de handelingen van de mijn oom een liefhebber was - pas twintig jaar later begreep in dit hoofdstuk aan het woord komen gemeenteraad in: P. van de Laar, Stad ik hoezeer hij zelfs nog in de jaren zestig zijn tijd vooruit was zijn: Elizabeth Baelde, Suze Groeneweg, van Formaat. Geschiedenis van Rotterdam in Alida Tartaud Klein, L.M. de Buy Wen- de negentiende en twintigste eeuw, Zwolle niger Hulsebos, Mr. W alter F.C. Baars, 2000, p. 353. D.G. van Beuningen, J.J.M. Driebeek, Mr. Jacq. Dutilh, H. Hyacinth Hermans, 46 Coolsingel G.G. van der Hoeven, Jan Hudig L.Jzn., uj m n i e t i n B F E D E K E f t 5 TRHT werden gezongen maar, meer in het algemeen, cultuur met een grote C werd gemaakt. Toen ik begon aan mijn leestocht door de geschiedschrijving ROTTERQfltl van de cultuur in Rotterdam zoals die in stedelijlce zelfpor­ tretten, in muziek- en toneelrecensies en in de annalen van deftige culturele genootschappen vervat is, bekroop mij het gevoel dat de veelal wat zelf-kleinerende toon die daarin terugkeert - de bekende klacht over het gebrek aan cultuur in de werkstad - in merkwaardig sterk contrast staat met mijn eigen, zij het tweedehandse herinneringen. Al snel vroeg ik mij het volgende af: was het misschien zo dat onte­ genzeggelijk bestaande tegenstellingen als die tussen hoge en lage cultuur, tussen professionele, tussen door de elite gesanctioneerde en door amateurs bedreven cultuur, hebben geresulteerd in een mopperig discours, omdat veel cultuur­ uitingen simpelweg niet op hun waarde geschat werden? En zou het niet zo kunnen zijn dat bij dieper graven meer variatie en een veel grotere rijkdom blijken te hebben be­ A J

Werkstad eerst, cultuurstad later? Omslag van Het boek van Rotterdam. ‘Wat niet in Baedeker staat', Amsterdam [1931] (Gemeentearchief Rotterdam)

Zeker heeft het Rotterdam moeite gekost zich op cultureel vlak een reputatie te verwerven: Amsterdam voerde nu een­ ook op het gebied van ontspanning den toon aan te geven’7, maal de nationale boventoon, hetgeen ook blijkt bij lezing toch moest zijns inziens op het terrein van de kunst, de cul­ van het meest recente cultuurhistorische overzichtswerk tuur met de grote en de hoge C, nog wel wat gedaan worden. over Nederland in deze periode.3 In het interbellum was Rot­ Het raadslid mr. Jacq. Dutilh constateerde: ‘(...) Rotterdam terdams streven naar culturele erkenning nog niet voltooid. heeft zijn eigen problemen en karakteristieke moeilijkheden In 1931 werd de stad geportretteerd in Het boek van Rotterdam, om van een provinciestad met de grootste vastelandsche als deel in de aardige reeks met de titel: Wat niet in Baedeker haven te worden ook een groote, kunstzinnige woonstad en staat. Het boek begint met een hoofdstuk getiteld ‘Waarom een industriestad (...).’8 Ook het rooms-katholieke raadslid ik van Rotterdam houd?’, waarin enkele vooraanstaande mr. Walter Baars wees erop dat Rotterdam een ‘heerlijk Rotterdammers, vier dames en zestien heren, maar de dames breed arbeidsveld [was] voor wie van de stad ook als cultureel wel voorop, de stad in alle toonaarden karakteriseren als centrum houden’.9 ‘werkstad’, als plaats waar arbeidsvreugde ’s mensen deel Cultuur. Maar wat voor centrum stond Baars voor ogen? werd.4 Voor Johan de Meester, de gevierde en gevreesde Met cultuur bedoelde hij, dunkt mij, iets anders dan het toneelcriticus van de n r c die in diezelfde Schouwburg ‘kunst- amusement waarmee mannen als Dirk Reese en Abraham reputaties heeft gemaakt en gebroken’, was de stad troost­ Tuschinski, met hun dancings en bioscooptheaters ‘Rotter­ rijk juist omdat zij arbeidde!5 Toch roemde een van de vier dam uit de saaie verveling opgeheven [hebben], waarin het dames, de door heel Rotterdam op handen gedragen toneel­ een vijftien jaar geleden in al zijn deftigheid was ingedom­ speelster Alida Tartaud-Klein, de bewoners van Rotterdam, meld’, aldus Albert van Waasdyk in Het boek van Rotterdam.10 arm en rijk, ook omdat zij ‘om de “Kunst”’ naar de schouw­ Ingedommeld. Maar wanneer? De zojuist geciteerde uit­ burg gingen.6 Nu was zij misschien wat bevooroordeeld in spraken werden geformuleerd in 1931, twaalf jaar nadat het haar gunstige opinie: op haar ereavonden lagen tenslotte SDAP-raadslid Arie W. Heijkoop had gezegd dat hij ‘de arbei­ soms wel zeventig bloemstukken aan haar voeten. ders en de kleine burgerij [wilde] halen uit de gruwelijke Toneelminnend waren de bewoners van de Maasstad zeker, prikkel-bioscopen. Ik heb liever, dat ze gaan naar de opera, en dat overigens niet alleen: de Rotterdammers zongen op de dan dat “Rooie Sien” en “Bleke Bet” honderden malen wor­ brede armslag van Bernard Diamant met zijn flambard en den opgevoerd voor stampvolle zalen.’11 ze bewogen hun voeten in marspas op de muziek van Bart Volkstoneel, en de film, zo populair bij de gewone Rotterdam­

Verhallen tijdens zijn bekende pleinconcerten. Maar ook mers dat de n r c al in 1914 sprak van een ‘bioscoopepidemie’, al meende de voorzitter van de Koninklijke Nederlandsche werden niet alleen verguisd door Rotterdamse kunstpauzen Middenstandsbond, Ed.G. Schürmann, ‘dat Rotterdam na als de al genoemde De Meester en zijn collega-toneelcritici. jarenlangen harden arbeid zich thans de weelde veroorlooft Getuige de antibioscooplobby, die in de Maasstad al even

Coolsingel 47 Een stad van filmfanaten?

De film is een goede ingang voor een korte beschouwing over het veelbediscussieerde verschil tussen cultuur met een grote dan wel een kleine c. Voor velen, ook in Rotterdam, was het nieuwe medium slechts een door zijn massaliteit nog bedreigender vorm van smaakbederf dan het volkse melodrama, een bedreiging van ‘de cultuur’ zoals ook het variété en allerlei nieuwe muziekvormen dat waren. Toch wordt juist op dit veld duidelijk hoezeer zulke categorieën in de praktijk van het leven en dus in de geschiedschrijving onhanteerbaar zijn. Tal van Rotterdammers, ook uit de elite die zich zo graag met de hoge en grote C associeerde, gingen wel degelijk naar bioscopen en andere oorden van vermaak. Het eerste vaste filmtheater in Rotterdam, The Royal Ameri­ can Bioscope, opende in 1903 in het Tivoli aan de Coolsingel A J. Verheul Dzn, Groote Schouwburg, 1885-1887 (Gemeentearchief Rotterdam) - of Amsterdams claim de eerste avondvullende film, in 1907, ▼ J. Verheul Dzn, interieur Groote Schouwburg, uit: Croot Rotterdam, 27 januari 1931, p. 808 te hebben vertoond, geheel terecht is?15 Zeker is dat de bios- coopgang salonfähig werd toen Abraham Tuschinslci in 1912 zijn ongehoord luxe Thalia Theater voor een beduusd publiek openstelde, aan de Hoogstraat - het eerste Thalia, uit 1911, aan de Coolvest, moest worden afgebroken voor de nieuwbouw van het stadhuis - de bioscoopgang salonfähig werd. De premièregangers zagen een film van maar liefst 1200 meter over De Verlossing van Jeruzalem, een kruistochten- epos. La Gerusalemme Lïberata, zoals de oorspronkelijke titel luidde, was een van de eerste langspeelfilms überhaupt. Dat Tuschinski de film vertoonde in hetzelfde jaar als waarin deze in Rome van de montagetafel kwam, onderstreept eens te meer zijn organisatietalent. Het moet een van Nederlands eerste langspeelfilmvertoningen zijn geweest. Met de bouw in 1923 van het Grand Théâtre aan de Pompen- burgsingel probeerde de altijd alerte en creatieve Tuschinski de steeds sterkere concurrentie vóór te zijn: een nog weelde­ riger bioscoop, ingericht door de bekende art-decokunstenaar Jaap Gidding, die ook de elite kon verleiden. Daar, in ‘een der fraaiste bioscooppaleizen van Europa’, het ‘voornaamste Rotterdamsche film-theater’16, opende Tuschinski met Han- sterk was als elders, was film evenmin populair bij de heren nele’s Hemelvaart, een spektakel naar het bekende drama van politici, die deze bioscoopgangers toch vertegenwoordigden, Gerhard Hauptmann. De proloog op het toneel vóór het doek of het nu confessionelen, sociaal-democraten of liberalen bracht maar liefst 150 uitvoerenden op de been.17 In 1929 waren.12 Curieus genoeg was de dominicaner pater Hyacinth werd er voor het eerst een geluidsfilm gedraaid, Al Jolsons Hermans, journalist van De Maasbode en gemeenteraadslid, The SingingFool. En stunts zoals de invitaties aan Josephine hoewel hij aan de wieg stond van de Rotterdamse bioscoop­ Baker, Maurice Chevalier en Jeanette MacDonald - de laatste verordening van 1912, toch een van de meer vooruitstreven- toch een respectabele operazangeres-filmster! - hielden het den op dit vlak. Hij herkende in elk geval kwaliteit als hij die zag, bijvoorbeeld in Tuschinski’s Thalia Theater, dat in 12 Een overzicht van filmtheaters geeft: 15 Bank/Van Buuren 2000, p. 556. de herinneringen van Hyacinth - zeer boeiende lectuur! - H. Berg, Over stalles en parket. Rotterdam 16 Aldus de advertentie in het Weekblad en het witte doek. Een populair-historisch gewijd aan de belangen van Rotterdam, vrijwel altijd de betere films bracht; titels noemt hij helaas overzicht van de Rotterdamse en Schiedamse 28 decem ber 1929. niet.13 Natuurlijk werd er ook veel vullis vertoond. Pater Her­ bioscopen 1896-1956, Rotterdam 1996. 17 Zie de advertentie in het Rotter- Verder is van belang: O. de Wit, Van damsch Nieuwsblad, 2 1 decem ber 1923. mans noemde de meeste bioscoopproducten dan ook ‘erger bioscoopverordening naar bioscoopwet. De 18 Berg 1996. P-48-49· nog dan het papieren gevaar’, daarmee zichzelf citerend, na­ acceptatie van het medium film in Nederland 19 Ibidem, p. 34. in dejaren tien en twintig op gemeentelijk 20 Voor het nu volgende het w at chao­ melijk uit een brochure waarin hij de ook in Rotterdam om en nationaal niveau, doctoraalscriptie tische artikel: J. Huijts, ‘Filmliga Rot­ zich heen grijpende ‘pornografie’ aan de kaak gesteld had.14 Erasmus Universiteit, Rotterdam 1989, terdam’, in: Rotterdams Jaarboekje, 1975, vooral de hoofdstukken 2 en 4. p. 265-288. 13 H. Hermans, Van mensen en dingen die mij voorbij gingen, Den Haag 1945, p. 179 e.v. 48 Coolsingel 14 Ibidem, p. 179 e.v. Interieur Thalia Theater aan de Hoogstraat (Gemeentearchief Rotterdam)

Grand Théâtre in het nieuws.18 Eerder al had Tuschinski ge­ door zijn vorm te ontlenen aan zijn oorsprong in de industrie adverteerd met vertoningen van ‘het opzienbarende spreken­ en zijn inhoud aan algemene maatschappelijke problemen. de nieuws’. De keurige n r c zag juist daarin eveneens nieuwe Gelieerd als de organisatoren waren aan de al even keurige mogelijkheden. In 1935 kocht de krant de oude Cinéma Royal critici van de n r c , Johan Huijts en Coen Graadt van Roggen, aan de Coolsingel en opende er Cineac, voor doorlopende kregen de voorstellingen van de Rotterdamse Filmliga bijna journaalvertoningen maar ook voor het draaien van docu­ altijd goede recensies, terwijl de ‘commerciële’ producten, mentaires, een genre dat juist bij intellectuelen een genadig afkomstig uit het verderfelijke Hollywood, vaak afgekraakt oog vond.19 werden. Dat zinde natuurlijk de vele bioscoopexploitanten De film zorgde intussen wel voor heftige debatten, onder niet, die niet ten onrechte redeneerden dat zij met hun ad­ andere tussen de Rotterdamse en de Amsterdamse afdelingen vertenties diezelfde Courant draaiende hielden. Een boze van de Filmliga, die in oktober 1927 werd opgericht.20 Leden Tuschinski kwam echter met een goed plan. Eerst beschul­ van de lokale elite als J.J.P. Oud en J. Mees P.Rzn zaten in de digde hij de heren van de n r c van intellectueel en sociaal- Rotterdamse sectie, naast J. van der Pot, directeur van de elitair denken. Vervolgens dacht hij met hen mee, tijdens en meest onverdacht-culturele instelling van de stad, het Rotter- na een goede lunch waarvoor hij hen wist te strikken - op damsch Leeskabinet. In Rotterdam was men, in tegenstelling de uitnodiging hadden zij geen nee kunnen zeggen zonder tot in de hoofdstad, niet van plan een gescheiden ‘cultureel’ zich sociaal inderdaad als snobs te onthullen. In 1930 startte filmcircuit te gedogen: film was gemeenschapskunst, een Tuschinski met de vertoning van kwaliteitsfilms in zijn product van de nieuwe massasamenleving, dat vanuit die Grand Théâtre. Het begon met een memorabele nachtpre- situatie een nieuwe esthetiek moest zien te ontwikkelen, mière voor publiek in avondtoilet: René Clairs Sous les toits de

Coolsingel 49 Paris werd vertoond, in combinatie met de eerste tekenfilm Théâtre. Het was een nog stijlvoller gelegenheid, waar men van Walt Disney en een avant-gardistisch geluids- en beeld- vanaf 1926 het dansorkest The Ramblers kon horen onder experiment van Sergej Eisenstein, de beroemde Romance Sen­ leiding van de later legendarische Theo Uden Masman.28 timentale. In 1931 kwam fotograaf en beeldend kunstenaar Diezelfde Uden Masman werd in de jaren dertig door Jos. Laszló Moholy-Nagy er praten. In 1932 opende Tuschinski Holthaus, de vooruitstrevende Rotterdamse conservatorium- naast het Grand Théâtre een avant-gardebioscoop, Studio directeur, naar diens hogeschool voor de hoge C gehaald om ’32. Weer was de premièrefilm van René Clair, nu A nous la er de nieuwe muziek te onderwijzen. liberté21; gelijktijdig exposeerde Hendrilc Chabot er zijn ex­ Kortom, onderscheid maken tussen ‘lage’ en ‘hoge’ cultuur, pressionistische werken22 en trad Erika Mann er op met haar tussen de grote en de kleine c is niet goed mogelijk. Op en kritische cabaret Die Pfeffermühle. rond de Coolsingel liep alles en iedereen door elkaar, ook Cabaret was in Rotterdam eveneens populair. Ook de meer al wist men ongetwijfeld nog heel goed wie wie was en met gegoede en cultureel bevlogen Rotterdammers gingen naar welk meisje mezus en mezo getrouwd!, en bleven sommigen Koos Speenhoff luisteren. Toen die in 1915 jubileerde stond denken in twee werelden die gescheiden waren en moesten zijn gedenkboek bol van de grote namen uit de Rotterdamse blijven. en de nationale cultuur: Willem Kloos, Henriette Roland Holst en Helene Swarth bejubelden hem, Mengelberg roemde zijn melodieën, Berlage, Bloem, Boutens, Couperus, Emants Een stad van melomanen? en Leopold stuurden korte of langere groeten en gelukwen­ sen. Kortom: Speenhoff ‘mocht’. Dat hij na de Eerste Wereld­ De vurige wens van gemeenteraadslid Heijkoop tijdens de oorlog eigenlijk zijn grote tijd al achter zich had, bleek begrotingsdebatten van 1921 voor de financiering van volks- allengs. Buziau, die andere Rotterdamse kleinkunstenaar - schouwburgen - over opera hoorde men hem verder niet - het woord refereert precies aan dat vreemde onderscheid was onvervuld gebleven. Ook het adres dat maar liefst ze­ tussen ‘hoge’ en ‘lage’ kunst - mocht ook: ministers gingen ventien muziekverenigingen in 1922 aan de Rotterdamse voor in zijn huldiging, Mengelberg was al weer enthousiast, gemeenteraad richtten om hun bezorgdheid uit te spreken Royaards schreef mooie woorden.23 Cabaret was dus voor over het tekort aan concertzalen bleef zonder het verhoopte velen cultuur met een grote C, ook al kreeg Speenhoff nooit resultaat.29 De dommelsfeer duurde kennelijk voort, althans de gelegenheid op te treden in het kader van de voorstel­ waar het de cultuur met de hoge en van de grote C betrof lingen die de Rotterdamsche Kunstkring organiseerde, hoe Of betreft het hier slechts een perspectiefprobleem? Dom­ dikwijls hij er ook om vroeg. melde alleen de gemeenteraad, die van geen subsidies wilde Chic Rotterdam danste ook, en na 1918 niet alleen meer in weten, en komt dat, na zoveel decennia, vooral naar voren de eigen salons of tuinzalen dan wel op besloten bals in bij­ uit de geluiden van hen die juist meer overheidsbemoeienis voorbeeld de Doelen, maar ook in dancing Pschorr aan de wensten en die met hun kritiek op dit specifieke aspect het Coolsingel. De dancing opende in april 1924 en was al meteen totale beeld van de Rotterdamse interbellumcultuur hebben gerenommeerd vanwege de glazen koepel en, twee jaar meebepaald? later, de glazen, van onderen verlichte dansvloer, regelrecht Toegegeven, verwijzingen naar cultuur komt men weinig gekopieerd naar Parijse voorbeelden. Bekend is dat zelfs tegen in de grote Rotterdam-romans, zoals Stad (1932) van Hagenaars er kwamen, aangezien in de hofstad zo’n gedistin­ Ben Stroman en Haven, uit hetzelfde jaar, van Leo Ott, de geerde gelegenheid ontbrak.24 Zij konden er dan de nieuwe Rotterdamse filmmuzikant van het eerste uur die journalist Lambeth Walk dansen; Rotterdam had de Nederlandse pre­ en daarna schrijver was geworden. Maar toch, maakte de mière van deze rage.25 Eersteklas jazz hoorde men ook bij stad werkelijk zo’n ingedommelde indrulc wanneer men van Pschorr. Significant is dat de Rotterdamsche Dameskroniek van de Stationsweg op het Hofplein arriveerde, aan het begin 17 september 1929 niet alleen de lof zong van de smaakvolle

inrichting, maar ook van deze muziek: jazz nu dus ook voor 2 1 Berg 1996, p. 33. 'Wat niet in Baedeker staat’, Amsterdam dames! In het jaar 2000, bijna zeventig jaar na dato, herin­ 22 Zie de advertentie afgedrukt in: [1931], p. 48. H. Romer, Rotterdam in de jaren dertig, 3 1 Cocheret 1955, p. 117. nerde Tonny van der Horst zich nog optredens van het en­ Zaltbommel 1981, p. 49. 32 J. Kosten, Kroniek van vijfenzeventig semble van Louis Armstrong, de big band van Jack Hylton, 23 Voor de huldigingen van Speenhoff jaar Rotterdam Philharmonisch Orkest, dl. 1, en Buziau: Ch A. Cocheret, Openbare Ver­ Rotterdam 1994. Zie ook: E. Hitters, en van de chansonnières Mistinguett en Lucienne Boyer.26 makelijkheden. Een Rotterdams tijdsbeeld, Patronen van patronage. Mecenaat, protec­ Of de Dameskroniek ook wist dat Pschorr op de dinsdagmiddag 1875-1925, Rotterdam 19 55, p. 80 e.v.; toraat en markt in de kunstwereld, Utrecht A. de Haas, 't was anders, leven en levens­ 1996, p. 84-86. dienstdeed als ‘liefdesbeurs’ waar keurig getrouwde maar kring van ‘De heer Speenhoff, dichter-zanger’ 33 Wel is er een gereconstrueerd ar­ emotioneel dan wel materieel gehandicapte ‘dames’ zich (i869-1945), Rotterdam 19 71, p. 120-126. chief RPhG tot stand gekomen, dat in 24 Cocheret 1955, p. 119. het g a r berust en o.a. belangwekkende aanboden, overigens zeer tegen de zin van directeur Reese?27 25 Rom er 1981, p. 111. krantenknipsels bevat waaruit onder Tuschinski, die altijd goede ideeën nabootste als hij ze niet 26 T. van der Horst, ‘Dansen bij meer programma’s te reconstrueren Pschorr’, n r c Handelsblad, 19 juni 2000. zijn. zelfbedacht had - overigens liep hij meestal voorop -, open­ 27 Rom er 19 81, p. 110. 34 g a r , archief Jules Zagwijn. de in september 1924 de dancing La Gaîté boven zijn Grand 28 J. Bulterman, The Ramblers’ Story, 35 P.J. Blok, ‘Rotterdam-M uziekstad’, Bussum 1967. in: H.A. M eerum Terwogt, H. V lug 29 De tekst is bewaard in g a r , x x i i f 68. (samenst.), Het boek van Rotterdam. ‘Wat 30 H. Vlug, ‘De attracties van Rotter­ niet in Baedeker staat’, Amsterdam [1931], dam ’, in: H.A. M eerum Terwogt en H. p. 67-73. 50 Coolsingel Vlug (samenst.), Hetboekvan Rotterdam. Broek, Joop van den (johannes Hendrik) Rotterdam 4 oktoberi8g8 - Den Haag 6 septembeng78

van de Coolsingel? Daar, vanuit de bovenzalen van de eer­ J.H. van den Broek rondde in 1924 biedwaardige, fraai classicistische Delftsche Poort, weerklon­ zijn opleiding tot architect aan de Technische Hogeschool in Delft ken immers de tonen van de muziekgezelschappen die er af met een ingenieursdiploma. hun repetitielokalen hadden.30 En de vele bioscopen die er­ Tijdens zijn studiew as hij weinig uitzagen als gotische kathedralen en de dancings die oogden in aanraking gekomen met mo­ als oosterse harems31 weergalmden, n’en déplaise Heijlcoop derne ideeën over architectuur. c.s., van de muziek die honderden als Russen, Hongaren of Van den Broek ging werken op het architectenbureau van B.J. Roemenen vermomde keurige Hollandse jongens maakten Ouëndag in Rotterdam en in 1927 voor een op vermaak, liefst exotisch vermaak, belust pu­ vestigde hij zich in deze stad als bliek. zelfstandig architect. Een jaar la­ Het waren juist deze beroepsmusici uit de populaire sector ter maakte hij samen metW. van die, dagelijks geconfronteerd met de beperkingen van hun Tijen een studiereis naar Ernst May in Frankfurt, een architect functie van ‘muzikaal behang’, iets anders zochten. In 1918 met veel ervaring op het gebied kwamen zij bijeen op uitnodiging van de violist Jules Zag- van grootstedelijke volkswoning­ wijn, als kapelmeester verbonden aan bioscoop Imperial bouw. In Frankfurt kreeg hij de aan de Hoogstraat en een van degenen die zich ongelukkig nieuwe volkswoningbouw te zien voelden: hij componeerde zelfs een Douleur de I’Amel Zij for­ en mede daardoor geïnspireerd ontwikkelde hij zijn eigen mo­ meerden zich tot het al genoemde Genootschap van Beroeps­ derne en sociaal bewogen visie musici tot Onderlinge Kunstbeoefening, een coöperatie met op architectuur. zijn bureau. Brinkman was in zeker wat ondertonen van socialistisch idealisme die al in Naast zijn werk als architect die tijd echter al zo ernstig ziek

1920 het Rotterdamsch Philharmonisch Genootschap (r p Ii g ) doceerde hij, met enkele onder­ dat Van den Broek het werk van zou gaan heten en in 1937 het Rotterdamsch Philharmonisch brekingen, tussen 1928 en 1948 het bureau leidde. In 1947 werd bouwkunde aan de avond-mts Van den Broek doorC.H. van der Orkest (R P h o ) werd.32 Dit dus geslaagde initiatief toont een in Rotterdam. Zijn uitgangspunt Leeuw, toen curator aan de kennelijk veranderend of veranderd klimaat: Zagwijns eer­ was de constructie te laten uit­ Technische Hogeschool in Delft, dere poging om in 1909 de Rotterdamsche Orkest Vereniging komen in het bouwwerk. Dit is benoemd tot buitengewoon staande te houden was al na driejaar vastgelopen op gebrek zeer goed te zien in het ontwerp hoogleraar. In 1948 associeerde voor het woningcomplex Vroe- hij zich met J.B. Bakema. Na het aan financiële steun van de overheid, hoewel het publiek senlaan (1934-1935) in Blijdorp. overlijden van Brinkman in 1949 enthousiast was - ook toen al was ‘klassieke’ muziek een Dit halfopen woningcomplex werd de naam van het bureau in cultuurvorm die niet van entreeprijzen alleen kon bestaan. geldt nog steeds als een mijlpaal 1951 gewijzigd in Van den Broek Overigens moest het nieuwe Genootschap het vooralsnog in de ontwikkeling van de Neder­ en Bakema. Dit bureau zou een ook zonder subsidie doen: contributies van leden en dona­ landse volkshuisvesting en neemt grootstempel op Rotterdam druk­ in het oeuvre van Van den Broek ken, onder meer met de bouw teurs vormden de magere inkomsten, naast de recettes van een belangrijke plaats in. Van den van de Lijnbaan. de concerten - veel is er overigens niet van bekend want het Broek vond het monumentale en EVR archief van het Genootschap is in 1940 verbrand.33 Gelukkig traditionele plan van W.G. Witte- geven de wel behouden papieren van Zagwijn enig inzicht.34 veen voor Blijdorp weinig aan­ Bouwen vooreen open samenleving. Brinkman, Brinkman, Van der Vlugt, trekkelijk, omdat dit ontwerp met Zagwijns initiatief moet bezien worden tegen de achtergrond Van den Broek, Bakema, inl. J.Joedicke, gesloten bouwblokken ‘op botte van de rivaliteit tussen de Maasstad en de Amstelstad. Zoals tent.cat. Museum Boymans-van Beu- wijze aan het groen’ grensde. ningen, Rotterdam [1962] op zoveel terreinen woedde ook op het veld van de symfo­ Van den Broek zocht voor zijn A. Devolder e.a., Architectuur Rotterdam i8go-ig45. 40 gebouwen gedocumen­ nische muziek een concurrentiestrijd tussen Rotterdam en woningblok aan de Vroesenlaan teerd, Rotterdam 1991 Amsterdam. Het hoofdstedelijk Concertgebouworkest onder naar ‘een soepeler overgang H. Ibelings, Van den Broeken Bakema leiding van was in de laatste jaren van tusschen groen en bebouwing’. 1948-1988; architectuur en stedenbouw. Hij realiseerde een u-vormige De functie van de vorm, Rotterdam de negentiende eeuw een unicum geworden, constateerde vleugelbebouwing met gemeen­ 2000 P.J. Blok in 1931 in Het boek van Rotterdam.35 Zijns inziens was W. Vanstiphout, Van den Broek. Archi­ schappelijke tuinen, bergingen en tect. Rotterdam 1927-1948, Rotterdam het een unicum dat ook een unicum mocht blijven, als het speelruimte. Behalve deze open 2001 intussen maar verplicht was ook in Rotterdam te spelen - wat verkavelingswijze is ook de expe­ rimentele flexibele woningplatte- Portret: Architectenbureau Van den het overigens sinds 1889 al deed. Maar alleen de bevoorrechte Broek en Bakema, Rotterdam grond bijzonder: door middel leden van de Rotterdamse Sociëteit Harmonie mochten van schuifwanden, ingebouwde ernaar komen luisteren, in de Doelezaal aan de Coolsingel, opklapbedden en licht meubilair een in 1844 naar de Salie Pleyel te Parijs gemodelleerde was het heel gemakkelijk woon­ ruimte die aan zo’n duizend toehoorders plaats bood. Dat kamers ’s avonds in slaapkamers bleef zo totdat de upper ten besloot om weer eens iemand te te veranderen. In 1937 associeerde Van den Broek balloteren. De toegelaten (ongenoemde) persoon was een zich met J.A. Brinkman, die na vurig muziekliefhebber; gelukkig had hij een vermogende de dood van L.C. van der Vlugt vriend die Mengelberg ertoe kon overhalen om in de Groote een andere partner zocht voor

Coolsingel 51 Bruintjes, Henk Rotterdam 17 juni 1903 - Rotterdam 18 januari 1986

te zien op de tentoonstelling ‘So­ Schouwburg - het op de Milanese Scala geïnspireerde gebouw cialistische Kunst Heden’ in het met zijn rood pluche-en-gouden zaal - op de maandagavon­ Stedelijk Museum in Amsterdam, den voor iedereen toegankelijke abonnementsconcerten te op een tentoonstelling in Moskou, en in 1936 op een Rotterdamse geven. In de eerste jaren van de twintigste eeuw was boven­ tentoonstelling tegen het fascis­ dien Henry Viotta met zijn Residentie Orkest uit Den Haag me. Hierna werd het stil rond de er een graag geziene gast op de zondagmiddagen. Naar ver­ persoon en het werk van Henk luidt was het echter toch vooral de stedelijke elite die de Bruintjes. Zijn ogen gingen sterk concerten van deze twee gezelschappen bezocht. Voor de achteruit en hij besloot te stop­ pen met het maken van kunst. ‘gewone man’ kwam wel, met een subsidie van de gemeente Om in zijn levensonderhoud te Rotterdam, het Utrechts Stedelijk Orkest, onder leiding van voorzien hervatte hij zijn werk de bekende componist Jan van Gilse, die overigens ook de als huisschilder. Pas in de jaren dirigent was van het Rotterdamse Toonkunstkoor.36 Abonne­ zeventig kreeg Bruintjes door mentshouders van de Volksuniversiteit hadden opmerkelijk een oogoperatie zijn volledige gezichtsvermogen terug. Hij be­ genoeg toegang tot zowel de Doelezaal als de Schouwburg, Henk Bruintjes begon zijn car­ sloot de verloren kunstenaars- als daar concerten voor de leden werden georganiseerd.37 rière op twaalfjarige leeftijd als jaren direct in te halen met het Nu was er dus het nieuwe Rotterdamsch Philharmonisch schildersleerling bij Pontier, het maken van een omvangrijk nieuw Genootschap dat, hoewel bij de oprichting in 1920 natuurlijk bedrijf van zijn vader. Wout van oeuvre. Wout van Heusden wist nog geen orkest van nationale faam, het Rotterdamse mu­ Heusden, een collega van zijn hem weer te enthousiasmeren vader, ontdekte de schilderskwa- voor de grafiek, zodat Bruintjes ziekleven in de jaren twintig een impuls gaf met abonne­ liteiten van de jonge Bruintjes zich vol elan stortte op het maken mentsconcerten op de zaterdagmiddagen. Unieke initiatieven en raadde hem aan de avond- van etsen. Werd het vooroorlogse gaven het R P h G al snel een internationale naam. Een voor­ opleiding aan de Rotterdamse werk van Bruintjes gekenmerkt beeld hiervan is het twee weken durende, door leden van de academie te volgen. Al snel gaf door het onvoorwaardelijke re­ landelijke elite - prins-gemaal Hendrik was beschermheer - Bruintjes openlijk blijk van zijn volutionaire denken,vanaf de af keer van het kapitalisme, een jaren zeventig liet hij zich inspi­ gesteunde, Belgisch Muziekfeest in 1927, waarbij in de Groote mentaliteit die een leidraad in reren door het exact weergeven Schouwburg voornamelijk werk van levende Belgische com­ zijn leven zou worden. Hij raakte van de natuur. ponisten ten gehore werd gebracht. Dat was, dunkt mij, een bovendien geboeid door de ab­ MVK echte tour de force, getuige ook het commentaar van een stracte kunst uit Parijs. In 1921 had Bruintjes bij De Fakkel in Rotter­ M. Mooij (naw.), Links Richten (reprint), toenmalig recensent: ‘in België heeft de allernieuwste geest Amsterdam 1973 dam zijn eerste expositie, samen nog niet dermate wortel geschoten’.38 In hetzelfde jaar be­ H. Redeker e.a.. Negenenveertig etsen, met Piet Zwart, Paul Schuitema een tekening en vier houtsneden. Uitge­ geleidde het orkest de primaballerina Anna Pavlova op haar en Dick Elffers, kunstenaars met geven ter gelegenheid van de tachtigste triomfale tournee door Nederland. En ja hoor, de zwaan stierf wie hij zich verwant voelde. Om verjaardag van Henk Bruintjes, Rotter­ dam 1983 ook in Rotterdams Groote Schouwburg, zelfs tweemaal.39 in hun levensonderhoud te voor­ D. Gebuys, Henk Bruintjes: een beeld Vanaf 1921 bracht het R P h G zoals vermeld openbare concer­ zien werkten zij alle vier als huis­ van een Rotterdams kunstenaar, Heerlen schilder naast hun opleiding aan 1990 ten op de zaterdagmiddag, met gemakkelijk toegankelijke de Rotterdamse academie. Boven­ programma’s speciaal voor de arbeidende klasse. De toe­ dien volgden ze lessen taal en lite­ Zelfportret, ca. 1978, collectie Gemeentearchief Rotterdam gangsprijs was gebaseerd op het maximum dat een arbeider ratuur aan de Volksuniversiteit. kon en wilde besteden, namelijk vijftig cent per concert.40 Daar kwamen ze in aanraking met de denkbeelden van de dich­ Deze innovatie vormde de tegenprestatie voor de eerste, door ter Freek van Leeuwen, wat leidde dirigent Willem Feltzer bepleite en verkregen gemeentesub- tot het ontstaan van het militante sidie voor het seizoen 1920-1921 van maar liefst 3500 gulden. socialistische kunstenaarscollec­ Deze subsidie groeide allengs toen het RPhG met ingang van tief Links Richten. Het collectief het seizoen 1921-1922 zogenaamde pleinconcerten ging ver­ trad in 1931 voor het eerst naar buiten met een ‘solidariteitspam- zorgen. Een jaar later werd hiervoor uit de eigen gelederen flet’ tijdens de huurstaking in de een harmonieorkest samengesteld dat, gehuld in fraaie, Rotterdamse Tuindersstraat. militair ogende uniformen, in 1926 onder leiding kwam van Hierdoor werd Links Richten op Eduard Flipse.41 Met solisten uit het R P h G zelf, maar ook slag bekend en al snel volgden met steeds meer publiektrelckende grote namen werden er meer pamfletten over actuele politieke kwesties. Bertus Meijer deze gelegenheden enorm populair. De democratisering zorgde meestal voor de teksten, brak door, ook in de sociale cultuur die de klassieke muziek waar Bruintjes een houtsnede omgaf. Althans... bij maakte. De houtsneden van Er bleven bolwerken van cultureel en dus ongetwijfeld ook Bruintjes bij de uitgaven van Links Richten vormden de eerste wer­ sociaal-economisch bepaald snobisme. Naar de Nutszaal aan ken van zijn grafisch oeuvre. de Oppert, parallel aan de Coolsingel, trokken de echte lief­ In 1931 was werk van Bruintjes hebbers om kamermuziek te beluisteren. Daar kon men zich

52 Coolsingel Part graten, Etestvirwi,

het puikje van de Rotterdamse muziekcultuur voelen: de BezoektDQ

zegt wat zelfgenoegzaam de al geciteerde P.J. Blok, en hij t n t it r (Vlttïlllff« voegt er significant aan toe: ‘voor zover deze dan bij machte is, zich door het lidmaatschap toegang tot haar uitvoeringen ZONDAG 14 APRIL, te verzekeren’. Wie eenmaal binnen was, kon ‘de allereerste kwartetten der wereld’ beluisteren, met programma’s die, in den Circus Schouwburg en daar ging dit puikje duidelijk trots op, toonden dat Rot­ V ZAAL OPEN 9.48 - AANVAN8 10.30 terdam op dit vlak al evenmin conservatief was ‘als het dat V Medewerking verleent het ook overigens niet wenscht te zijn’.42 Overigens was ook de P PHILHARMONISCH Volksuniversiteit een vaste huurder van de Nutszaal, voor lezingen en muziekuitvoeringen. GENOOTSCHAP In de loop van het interbellum veranderde de situatie, in elk _ Dlr.dtHtarEd.Flipi· - R'itairi geval op het terrein van de professionele klassieke muziek. w k Bult·«· twoon populair ProgtammB, De echte muziektempel, de Doelezaal, was niet meer: de ; . 1 1 wasrondei: 40·=. 7 2 ic fraaie ruimte was eind 1930 als te bouwvallig en dus gevaar­ J p · 1. Ouverture Don. Juan lijk afgelceurd. Het was wachten - naar later bleek drie jaar - J " 1 . Mozart op de bouw van een nieuwe concertzaal en intussen werden • . . 2. 1'Arlesienne , Bizet Umwj· zo goed en zo kwaad als het ging de grotere koor- en orkest­ SSSL 8 Symphom. ™ . werken uitgevoerd in het Gebouw van Kunsten en Weten­ \ . 4 Dvorak,’'.. schappen. Helaas was dat een nauwelijks inspirerende ruimte: (Uit de qjeuw» wereld^. er konden weliswaar meer dan 4500 mensen in, maar het Kaarten ƒ 0.42, sted. bel. inbegrepén^stó gebouw was vooral geschikt als rolschaatsbaan en variété­ de bekénde adressen. DB BJBSTUREN. theater. Het brandde in 1937 af.

Met het RPhG traden intussen wel vocale solisten op als ▲ Affiche van het Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling en de Kunstzinnige Propaganda Berthe Seroen, Jo Vincent en Louis van Tulder, naast instru­ Commissie (Rotterdams Philharmonisch Orkest) ► De ‘Regenboogfinale’ van de Louis Bouwmeester-revue. Foto Rotterdamsch Nieuwsblad, mentalisten als Leonid Kreutzer en Paul Wittgenstein en, circa 1930 (Gemeentearchief Rotterdam) op het einde van de jaren dertig, Robert Casadesus. En nog steeds was er die socialistische ondertoon, zoals blijkt uit een nationale faam binnen te halen, maar hij was geen held in affiche waarop het Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling de interpretatie van complexe werken; sommigen meenden en de Kunstzinnige Propaganda Commissie gezamenlijk op­ overigens dat het orkest zelf evenmin genoeg kwaliteit bezat. roepen tot een bezoek aan het zondagochtendconcert voor een ‘buitengewoon populair programma’ dat voor 42 cent Mozart, Bizet en Dvoraks Vijfde beloofde.43 Zang uit vele kelen Toch leek het R P h G na nauwelijks een decennium zijn glorie­ tijd alweer gehad te hebben. De bezoekersaantallen liepen Kwakkelde het dan cultureel gezien aan de Coolsingel? Mis­ terug, hoewel niet duidelijk is of dat aan de heersende econo­ schien wordt het antwoord op die vraag evenzeer door een mische situatie geweten moet worden of aan de twee jaren specifiek perspectief bepaald als de vraag naar het onder­ waarin de Russische violist-dirigent Alexander Schmuller voor scheid tussen hoge en lage cultuur. het orkest stond. Zeker, soms trok Schmuller grote aantallen Rotterdam zong nog steeds uit volle borst en vele kelen, toehoorders, bijvoorbeeld toen in 1929 meer dan vierduizend bijvoorbeeld uit die van de leden van het Toonkunstkoor. Wagner-liefhebbers in het Gebouw van Kunsten en Weten­ Weliswaar was dat koor in veel Nederlandse steden een fe­ schappen naar zijn uitvoering kwamen luisteren. Rotterdam nomeen, maar het is tekenend dat al bij de oprichting van had in 1928 gehoopt met hem een musicus van zelfs inter- de eerste koren van de Maatschappij tot Bevordering van de Toonkunst, in 1829, de Rotterdamse organisatie zeer veel 36 Zie: H. van Dijk Jon van Gilse. Strijder 43 Kosten 1994, p. 36. meer leden had dan bijvoorbeeld de afdelingen in Amster­ en idealist. Een bijdrage tot de kennis van de 44 Cijfers in: T. Jum elet-van dam en Den Haag.44 In de vroege jaren van het interbellum Nederlandse muziekgeschiedenis in de pe­ Doeveren, Eene inrigting voor grondig en riode 1900-1944, Utrecht 1980. min kostbaar onderwijs. 150 jaar Muziek­ stond Toonkunst Rotterdam onder leiding van de bekende 37 Zie archief vu, g a r nr 75, doss. 119 scholen in Rotterdam, 1844-1994, Rotter­ muziekpedagoog A.B.H. Verhey, die, naar men op het einde (knipsels advertenties) en 122 (knipsels dam 1994, p. 17 e.v. recensies). 45 Blok [1931]. P- 67· van de jaren 1920 trots wist te melden, ‘den onbekenden 38 Geciteerd in: Kosten 1994, p. 32. schat van Russische muziek’ naar de Maasstad had gebracht.45 39 Groot Rotterdam, 8 april 1927, p. 54. 40 Van de Laar 2000, p. 382; Kosten 1994. P· 26. 4 1 Kosten 1994, p. 26 e.v., p. 34 e.v. 42 Blok [1931], p. 70. Coolsingel 53

Zijn opvolger Evert Cornelis was, in zijn keuze voor verge­ den Maasstedelingen vonden hier hun vertier, hun cultuur. ten oud repertoire en voor ‘werken, die niet den eeuwigen Behalve de tientallen koren waren er bovendien operette- kringloop der seizoenen reeds hebben meegemaakt’, al even en revuegezelschappen, accordeonverenigingen, arbeiders- vernieuwend.46 Daarnaast was er de Koninklijke Christelijke mandolineorlcesten, fanfares en harmonieën. De politie- Oratorium Vereeniging Excelsior van de beroemde Bernard harmonievereniging Hermandad, die in 1918 werd opgericht, Diamant, die met Toonkunst wedijverde in een jaarlijkse had maar liefst 312 donateurs en kon dirigent Thom Adee, Matthaus-opvoering die ‘tout Rotterdam’ tot zich trok. violist bij het R P h o , het niet geringe bedrag van 324 gulden Overigens had Rotterdam op dit punt ook een reputatie te per jaar betalen.51 Dergelijke gezelschappen zorgden voor verliezen: het was de stad waar, op 22 april 1870, de eerste de lichtere muziek, die men vooral ’s zomers kon beluiste­ Nederlandse uitvoering van de beroemde Bach-passie had ren, bijvoorbeeld in de Diergaarde. Maar ook het serieuzere geklonken, door het Rotterdamse Toonkunstkoor.47 De uit­ werk gingen de amateurs niet uit de weg. Het is waarschijn­ voeringen in het interbellum waren, al besefte men dat toen lijk dat degenen die dit repertoire speelden, bijvoorbeeld de niet zo, revolutionair, met hun snelle tempi.48 Wie beweert leden van de zich zelfs ‘Koninklijke’ mogende noemen ama­ dat Nikolaus Harnoncourt dat allemaal pas in de jaren zestig teur Orkestvereniging Symphonia, die al in 1861 was opge­ van de twintigste eeuw heeft uitgevonden? richt, uit de gegoede burgerij afkomstig waren, uit een milieu Als men eens gaat tellen, en bedenkt dat twee koren die ‘de waarin men van huis uit al een zekere muzikale, zelfs instru­ Matthaus’ zingen algauw zo’n tweehonderd gezinnen bij mentale opvoeding had gekregen. Analyseert men de pro­ Bachs muziek betrokken en dat jaar in j aar uit, dan is er toch gramma’s die Symphonia speelde, dan valt op dat van 1918 sprake van een aanzienlijke cultuurparticipatie. En deze tot 1924 in elk geval tijdens een van de drie jaarlijkse con­ twee melomane gezelschappen waren slechts het topje van certen werk van eigentijdse componisten werd uitgevoerd: een ware ijsberg van mannen- en gemengde koren: Rotte’s Zagwijn dirigeerde zijn eigen composities, maar men speelde

Mannenkoor en het Gemengd Koor d .e . m . o . s ., het eerste ook Ketting en Landré, alsmede buitenlandse tijdgenoten. waarin mannen en vrouwen tezamen zongen, dateerden al Van het midden van de jaren twintig tot het midden van de uit de tweede helft van de negentiende eeuw; de beide Maas­ jaren dertig is de programmering behoudender, wellicht als oevers hadden ook hun eigen Stem des Volks, de Rotterdamse gevolg van de persoonlijke smaak van de dirigenten? Vanaf Politie had haar zangvereniging en bij deze en de vele andere 1935 musiceerde de Orkestvereniging echter weer modern.52 koren voegde zich in de jaren twintig ook nog het Kralingsch Gevoegd bij het feit dat door allerlei organisaties er veel aan Vrouwenkoor. En dan heb ik het nog niet eens over de vele gedaan werd om de bevolking het beste van het beste voor te kinderkoren, de zogenaamde ‘Kleine Stemmen’, van Noord, schotelen - er waren jeugdconcerten voor burgerscholieren Oost, Zuid, West, Centrum en Charlois, die mede het verzoek en er was een artistiek zomermuzielcseizoen - moet gecon­ van 1922 ondertekenden waarin om een meer adequaat stateerd worden dat er voor een somber beeld eigenlijk geen ‘groot, modern ingericht Concert-gebouw’ werd gevraagd. bewijzen zijn. Sommigen schreven mistroostig dat voetbal De argumentatie in dit verzoek onthult een ander cultureel in de jaren twintig en dertig de zondagmiddagconcerten in leven dan het officiële. Het aantal concerten van al deze ama- de Diergaarde verdrong.53 Dat zal ongetwijfeld waar geweest teurverenigingen nam volgens de ondertekenaars van het zijn. Zelfs de concerten met de grootste solisten liepen niet. rekest enorm toe, maar de huurprijzen van de twee geschik­ Blok althans stond paf‘over de onbegrijpelijk-optimistische te zalen, de Doelen en de zaal van het Nut, waren te hoog. houding van heeren impressario’s, die vocalisten en instru­ Daardoor moesten ook de entreegelden hoger gesteld wor­ mentalisten van wereldnaam, van beginnende beroemdheid den, hetgeen de minder gegoeden uitsloot. Dat was onaan­ en van algehele onbekendheid naar onze stad sleepen met vaardbaar aangezien ‘het van zulk een onmiskenbaar groote het vrijwel zekere vooruitzicht, dat slechts het camouflerend beteelcenis is voor de volksontwikkeling en beschaving’ dat vrijkaartensysteem de doorzichtige illusie van tamelijke dit soort cultuur een kans krijgt, ‘opdat het zodoende moge­ belangstelling zal verwekken’.54 lijk zij, dat men meer en meer het werkelijk schoone van de Maar misschien was er in Rotterdam, zoals ook elders, iets kunst gaat waarderen boven de smaak-bedervende biosco­ anders aan de hand. Een bloeiende amateurmuziekbeoefe- pen en theaters.’49 Een nieuw theater was des te belangrijker ning garandeerde nu eenmaal geen geregeld concertbezoek. omdat de bestaande zalen ook te weinig podiumruimte Zulke gezelschappen bestonden goeddeels door en voor boden, vooral voor de soms vele honderden leden tellende zichzelf en de meeste leden hadden waarschijnlijk weinig kinderkoren, en voor de grote werken die men graag uit­ interesse in wat anderen boden. Zo konden talloze buurt- voerde, zoals Mahlers Achtste; niet voor niets had deze de zaaltjes vol zitten met muziekmakende mensen, terwijl de bijnaam Symphonie der Tausend... officiële concertzalen moeite hadden publiek te trekken. Uit de instructieve pagina’s van het onvolprezen periodiek Over dat laatste schreven dan, misprijzend meestal en vaak Groot Rotterdam wordt pas echt duidelijk hoeveel muziek de ook wat cultuurpessimistisch, de kunstcritici. De ‘door ons, stad maakte: bijna elke week jubileerde er wel een amateur- voor ons’-cultuur van de amateurs kreeg hun aandacht niet. muziekvereniging, en soms zelfs twee.50 Vele, vele honder­ Subsidie kregen, en dat in Rotterdam overigens maar mond-

56 Coolsingel Brusse, Mariejoseph Amsterdam 26 juli 1873 _ Alkmaar 5 januari 1941 jesmaat, alleen die organisaties die een culturele uitstraling garandeerden. Intussen mag men zich afvragen hoeveel van M.J.BKU3SE. de chique bezoekers van de met overheidsgeld instandge­ houden concerten, toneelvoorstellingen en tentoonstellin­ gen een intrinsieke cultuurpassie hadden, dan wel slechts gingen omdat het nu eenmaal sociaal gewenst was.

Wat was er mis met het Rotterdamse muziekleven?

Het is van belang na te gaan in hoeverre de min of meer officiële geschiedschrijving van Rotterdams cultuur in de jaren van het interbellum gekleurd is door het beperkte perspectief van de stedelijke elite, waardoor een nogal ver­ vormd beeld kan zijn ontstaan. Immers, wat ‘de massa’ leuk of mooi vond, was ook in Rotterdam niet altijd de smaak van de elite. Zo uitte de al dikwijls geciteerde Blok zich nogal minachtend over ‘het publiek, dat blijkbaar tevreden is met de voorstellingen die de Italiaansche Opera hier geeft, het eenige muziek-dramatische instituut dat zich op de been vermag te houden, sedert de Nederlandsche opera, onder Na een aantal jaren bij De Telegraaf geweest op de kinderwetgeving. en De Amsterdammer gewerkt te De onderkant van de samenleving haar verschillende benamingen en directies en de eens zoo hebben, belandde M.J. Brusse in en maatschappelijke misstanden artistielc-triomfantelijke Fransche Opera, die langzaam is 1892 als journalist bij de n r c . vormden vaak het onderwerp van doodgebloed, er het zwijgen toe hebben gedaan’.55 Inder­ Twee jaar later volgde hij daar Brusses boeken, bijvoorbeeld ook daad, de gloriedagen van de Nederlandsche of Hoogduitsche H. Heijermans op als eerste ver­ in Rotterdamsche zedeprenten, Opera, gefinancierd door mecenas Willem Simon Burger slaggever. Voor de n r c schreef dat in 1921 verscheen. Zijn wat hij verslagen van de belangrijk­ romantische beschrijving van het waren al lang voorbij. Deze Burger was, tussen haakjes, de ste gebeurtenissen en voorvallen leven aan de zelfkant werd wel veel oudere achterneef van die andere Burger, G.W., wiens in Nederland en het buitenland. vergeleken met het werk van nalatenschap, zoals de s d a p in 1928 bij monde van Heijlcoop Daarnaast schreef hij reeksen Dickens. voorstelde, voor de bouw van een grote, nieuwe concertzaal zondagsfeuilletons, boeken en MVK biografieën. In 1901 werd hij vrij­ diende te worden besteed. Burgers duiten legden echter, H. Wanting, 'M.J. Brusse, 1873-1941’, gesteld van redactioneel werk uiteindelijk, het fundament van het nieuwe gebouw van in: Bekende Rotterdammers door hun en kreeg hij zijn eigen rubriek stadgenoten beschreven, Rotterdam Museum Boymans.56 ‘Onder de menschen’, waarin hij 19 51, p. 105-107 De door vele Nederlandse zangers bemande Hoogduitsche de gebeurtenissen van mensen ‘Mariejoseph Brusse’, Elsevier, 29 janu­ ari 1966 van alledag beschreef. Deze korte, Opera had zich bijna dertig jaar lang, tussen 1860 en 1887, A. Lammers, ‘Mariejoseph Brusse’, column-achtige stukken worden met moeite, want zonder subsidie, financieel op de been ge­ in: Biografisch Woordenboek van Neder­ beschouwd als vroege voorbeel­ land, dl. II, Den Haag 1985, p. 81-83 houden, ook al was artistiek haar uitstraling zelfs meer dan den van de nieuwe journalistiek. R.F. Lissens, Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letterkunde. Auteurs, nationaal geweest; enige tijd was Rotterdam het West-Euro- Hij schreef vele boeken, die bijna anonieme werken, periodieken, Amster­ pese centrum voor groots gemonteerde en, naar men zegt, zonder uitzondering werden ge­ dam 1986 glansvol gezongen Wagner-vertolkingen.57 publiceerd door W.L. & j. Brusse’s Uitgeversmaatschappij, het be­ Portret: W. Wouters, collectie Maar wat was er mis met de zangers van de Italiaansche drijf vanzijn broers W illyenjo. Gemeentearchief Rotterdam Opera en de voorstellingen die tijdens het interbellum mijn Zijn grootste succes was Boefje, professor zo in vervoering brachten en die, voorzover ze op een feuilletonreeks die in 1903 het schellak zijn vastgelegd, ook nu nog van grote stem- voor het eerst verscheen in de n r c . kwaliteit getuigen. Het tijdschrift Groot Rotterdam, een van In 1904 maakte De Arbeiderspers er een omnibus van, die binnen een aantal maanden een verkoop 46 Ibidem, p. 67-68. Am sterdam 1993, p. 7-8,12. had van 200.000 exemplaren. 47 G. Hofman-Allema, ‘Het Amster­ 52 Een getypt overzicht getiteld 100 damse Toonkunstkoor en de Matthäus Jaar Symphonia. Programma's van 312 Daarnaast werd Boefje voor toneel Passion’, in: C.M. Schmidt e.a. (red.), concerten der Koninklijke Orkestvereniging bewerkt en in de theaters meer De Matthäus-Passion. 100 jaarpassietraditie Symphonia, 1861-19 61 w ordt bewaard in dan 750 keer opgevoerd. Boefje, van het Koninklijk Concertgebouworkest, GAR, XXIII C 17. waarin een typisch Rotterdams Bussum/Amsterdam 1999, p. 68. 53 Cocheret 1955, p. 108. straatschoffie centraal staat, 48 Blok [1931], p. 67 e.v. Verder: 54 Blok [1931]. P· 71. W.A. W agener, Muziek aan de Maas. Van 55 Ibidem, p. 71-72. vestigde de aandacht op het pro­ rietfluitje totxpho, Rotterdam 1968, 56 Van de Laar 2000, p. 371, 381. bleem van de verwaarloosde p. 154-177· 57 Bank/Van Buuren 2000, p. 535; jeugd, wat later van invloed is 49 Zie de tekst in: g a r , x x i i f 68. P. Ratsma, Ach lieve tijd. Zeven eeuwen 50 Ik nam de vijfde jaargang door (1927). Rotterdam, de Rotterdammers en hun ver­ 51 O. Beaujon, Rhapsody in Blue: Vijfen- tier, dl. 5 in de reeks: R. Feringa e.a. zeventigjaarPolitie-harmonievereniging (red.), Ach lieve tijd, Zwolle/Rotterdam Hermandad te Rotterdam, 1918-1993, 1986-1988, p. 10 5 e.v. Coolsingel 57 Buziau, johannes Franciskus Den H aag7jan u arii8 77- Rijswijl<3 februari 1958

in het buitenland doorgebroken de weinige bronnen die er zijn om iets van de betekenis van en voor Nederland verloren ge­ de Italiaansche Opera te reconstrueren, vermeldde nog gaan. Op de dag van Sinterklaas midden in de jaren dertig dat men in Rotterdam het ver­ in ig is trouwde Buziau met Mina Flartemink. Zij hadden elkaar ont­ scheiden van een verder ongenoemd ‘eigenlandsch opera­ moet bij de revue van Flenri ter gezelschap’ betreurde, al was het maar omdat zo Hall , waar zij beiden werkten. Nederlandse zangers de kunst van de operazang verleerden. Buziau was de ster van de Ter Hall- Maar het blad huldigde tegelijkertijd het voor Rotterdam en revue. Hij boekte veel succes met voor heel Nederland zo belangrijke streven van de optredens in Rotterdam en Am­ sterdam. Nadat Ter Hall zijn on­ Italiaansche Opera, die al vijfendertig jaar voorstellingen derneming wegens concurrentie produceerde die op alle fronten voldeden. Aanleiding voor had moeten opgeven, stapte Bu­ het artikel was het recent herleven van de traditie die door ziau in ig28 over naarde revue van de dood van directeur Arturo Borin leek te worden aange­ Louis Bouwmeester. Hier kreeg tast. Gelukkig waren de commissarissen van de n v De hij de kans om uit te groeien tot de grootste revueclown van Ne­ Italiaansche Opera erin geslaagd Cor van der Lugt Melsert derland. ‘Maar’, schreef Ch.A. tot intendant te benoemen en de muzikale leiding toe te Cocheret over hem, ‘ook al heeft vertrouwen aan Mario Parenti. ‘Mogen Rotterdam en het hij het witgeschm inkte gezicht Nederlandsche publiek toonen, dat zij deze eenige opera- van een clown, Buziau is gewoon­ instelling des lands opnieuw een generatie lang bewaren lijk géén clown. Hij is het beste te vergelijken met een karikatu­ willen’, schreef Groot Rotterdam terecht.58 De Italiaansche rist. Hij houdt ons een spiegel Opera verzorgde ook ‘gemeentelijke populaire voorstellin­ ‘Toen Buziau nog maar een echt voor en daarin laat hij ons vooral gen’, zoals een affiche vermeldt.59 Was het feit dat een be­ broekie was, schonk hij zijn om ­ onze kleine, menselijke tekort­ paalde maatschappelijke klasse juist deze opera’s bezocht geving al hoge kunst! Als zijn komingen zien.’ Buziau was een vader en moeder van huis waren, katholiek man en speelde niet op wellicht reden voor de zich sociaal en artistiek beter-voelen- sloegen Buziau en zijn kam era­ zondagen. Voor een vunzig gein­ den om er afkeurend de neus bij op te halen, zoals de uitla­ den aan het komedie spelen op tje in zijn werk was hij ook nooit ting van Blok in Het boek van Rotterdam lijkt te impliceren? dezoldervan het ouderlijk huis’, te vinden. De onmiskenbaar wat elitaire Blok suggereerde dat er met aldus de Haagse Courant van 17 Op 30 april ig 33 ontving Buziau het Rotterdamse muziekleven iets mis was omdat er iets mis oktoberig6g. een dienstbrief waarin stond Buziaus vader was van Franse vermeld dat hij ridder in de orde was met Nederlands muziekonderwijs - dat nogal eens door afkomst en een befaamd violist. van Oranje-Nassau was gewor­ onbevoegden werd gegeven. In zijn overzicht van de situatie Zijn moeder beheerste een inter­ den. Vele kranten vermeldden rond 1930 schrijft hij dan ook instemmend over het initiatief nationaal repertoire als zangeres. deze koninklijke uiting van waar­ van de Rotterdamse afdeling van Toonkunst om een Toon­ Bekend met het arme artiesten- dering met volle instemming. kunst Conservatorium op te richten en daar­ bestaan wilden zijn ouders hem In ig42 hield de Bouwmeester een betere toekomst geven, maar Revue op te bestaan. Dit bete­ van directeur te maken. Deze zou dan tegelijk de directie het liep anders. Op tienjarige leef­ kende het einde van Buziaus van de oude Rotterdamse Toonkunst-Muziekscholen moe­ tijd verkocht Johan Buziau al bis­ carrière, aangezien hij geen lid ten gaan voeren. Dat voorstel was echter al in 1925 geopperd cuits en chocolade in het circus, wilde worden van de Kultuur­ en destijds niet doorgegaan. Het bestuur van Toonkunst om zo deze wereld van dichtbij kamer. was ‘naar eigen verklaring - door het ultra-modernisme in te kunnen bewonderen. In i8gs In ig46 werd er een grote revue werd hij op zijn zeventiende lad- voor hem geschreven. Toen Bu­ Pijpers composities toch wel een weinig (...) afgeschrikt’.60 deracrobaat. Toen dit op niks ziau de anti-Duitse teksten onder Het Toonkunstonderwijs kwam toen onder leiding van de uitliep probeerde hij een goochel- ogen kreeg, besloot hij echter voornaamste concurrent, Willem Feltzer. Deze voormalige parodie uit, die een groot succes niet mee te doen, veel te bang eerste dirigent van het Rotterdamsch Philharmonisch leidde bleek te zijn. Buziau vormde toen als hij was dat de Duitsers terug­ het succesvolle, door hemzelf opgerichte Muzieklyceum zijn eigen groepje en sloot onder kwamen en revanche op hem andere contracten af voor Mar- zouden nemen. Willem Feltzer. Alleen al het bestaan van zoveel instituten seille, Tunis en Algiers. Na onenig­ ID waar muziekonderwijs genoten kon worden, geeft eens te heid in de groep besloot Buziau meer aan dat de muziek in Rotterdam een belangrijke plaats J.F. Buziau, Buziau vertelt... de revue van weer terug te komen naar Neder­ zijn leven, Amsterdam [1935] innam, hoewel volgens critici, onder wie ook Pijper, het land. Eenmaal terug creëerde hij J.B. de Cou e.a., Buziau, historische niveau nog weleens te wensen overliet. de act Professor Rikiri. Fliermee levensfilm van den kunstenaar van den boekte hij zoveel succes dat hij lach, Amsterdam [1935] Ch.A. Cocheret, Nederland lacht. Een negen jaar lang, tot het uitbreken 58 Groot Rotterdam, 1 decem ber 19 33, sche Dansschool in Maandblad Volksuni­ geschreven causerie over J.F. Buziau, p. 1200-1201. versiteit, 19 (1939) nr. 4. van de Eerste Wereldoorlog, in Rotterdam 1939 59 Zie de affiche voor de voorstelling 65 K. van Ommn, ‘Begin daar, waar ge­ de beste binnen- en buitenlandse van La Traviata, afgebeeld in Groot Rotter­ luid is’. Het Rotterdams Conservatorium en Portret: Bach, Gemeentearchief theaters optrad. In de oorlogstijd dam, 27 novem ber 19 31, p. 809. de Rotterdamse Dansacademie 1930-2000, Rotterdam was Buziau genoodzaakt zich op 60 Blok [1931]. P- 73- Rotterdam [2000], p. 54-55. het vaderlandse publiek te rich­ 61 Zie: Jumelet-van Doeveren 1994, 66 Over Flipse: I. Eyl, Eduard Flipse. Zijn p. 84 e.v. leven en zijn werk, Rotterdam 1959. Het ten, anders was hij vast en zeker 62 Advertentie Conservatorium Jos. archief van Eduard Flipse bevindt zich Holthaus in Maandblad Volksuniversiteit, in het g a r . 19 (1939), nr 4. 67 Rotterdamsch Nieuwsblad, 16 novem ­ 63 Jumelet-van Doeveren 1994, p. 116. ber 1929. 58 Coolsingel 64 Idem, p. 101; advertentie Rotterdam- 68 W agener 1968, p. 19 1. Eind 1930 werd Pijper dan toch directeur van het Toonkunst professionaliseerd. In 1931 werd de Rotterdamse Dansschool Conservatorium. De stad kende echter nóg een conservato­ opgericht. Corrie Hartong en Gertrud Leistilcow leidden rium, onder directie van Jos. Holthaus61, dat het beter deed: deze ‘voornaamste school ter plaatse voor dans, rhytmische volgens advertenties in het Maandblad van de Volksuniversi­ gymnastiek en trainingslessen’.64 Aanvankelijk was de Dans­ teit waren daar in september en oktober 1939 al 200 nieuwe school gekoppeld aan het Conservatorium Jos. Holthaus, leerlingen ingeschreven. Kennelijk waren die allemaal ge­ maar vanaf 1935 werd de opleiding onderdeel van het Toon­ grepen door de leuze: ‘zelfmusiceeren is geen luxe, doch in kunst Conservatorium. Daarnaast kende Rotterdam tal van deze tijden van depressie een geestelijke ontspanning, haast particuliere dansscholen, zoals die van de illustere Staluse even noodzakelijk als voeding en kleeding.’62 Pera en Netty van der Vallc.65 Na het bombardement op Rotterdam in mei 1940, waarbij Toonkunst haar conservatorium en haar muziekschool ver­ loor, kwam een fusie tot stand met het ‘Conservatorium Begin van het tijdperk Flipse Holthaus’.63 De nieuwe instelling, die de oude naam Toon­ kunst Conservatorium voerde en onder de tweekoppige di­ In 1930 trad Alexander Schmuller terug als dirigent van het rectie van Holthaus en Pijper stond, plukte de vruchten van RPhG om plaats te maken voor Eduard Flipse, al jarenlang de de fusie: met Holthaus kwam de componist Badings mee, tweede man. Zo begon een van de langdurigste dirigenten- maar de advertenties vermelden ook de namen van de pianist carrières die Nederland ooit gekend heeft: Flipse leidde het Stefan Askenase, de violist Oskar Back, de zangers Pauline orkest tot 1965.66 Hij slaagde erin het orkest tot een stedelijk de Haan-Manifargues en Willem Ravelli, terwijl wat later ook en landelijk instituut te maken, hoewel de financiële basis Suze Luger en Berthe Seroen het zangonderricht kwamen ook gedurende de jaren dertig niet verbeterde. Het bedrag versterken. ‘Zelf musiceeren verheft den geest en bevordert van 10.000 gulden waarmee men het in 1923 moest zien te de huiselijke sfeer’ meldden de advertenties, die nu voor doen, bleef tot 1937 onveranderd. Een anonieme recensent het eerst ook heuse doctorandussen onder het lerarencorps merkte in 1929 op dat het rpIig weliswaar een gemeentelijke opvoerden, voor muziekgeschiedenis! subsidie genoot, maar dat dit ‘een Rotterdamsche [was], dat Overigens werd ook het dansonderwijs in de jaren dertig ge- wil zeggen een, waarbij de kunst even te veel krijgt, om te overlijden en te weinig om zich welvarend te voelen...’67 Dat het Concertgebouworkest boven op een subsidie van de gemeente Amsterdam ook nog eens een riante rijkssteun genoot, die het RPhG niet kreeg, deed natuurlijk de gemoe­ deren opbruisen. De crisis van 1929 deed het orkest evenmin SINDS t SEPTEMBER 1?5> WERDEN 100 NIEUWE LEERLINGEN INGESCHREVEN. goed. En hoewel van geheel andere aard: ook de introductie Z ei f m u siceeren is ff een l tt-re doch in deze tijden van doproscie een geestelijke ontspan­ ning, haast even noodzakelijk als voeding en kleeding. van de ‘sprekende’ film, in hetzelfde jaar, was een ramp om­ Privaatles f 2.75, f 3.75, f 4.50, f 5.50 p. maand en hooger in : Plano Orgel Fluit Trompet dat vele musici in het RPhG voor hun eigenlijke broodwinning Viool Contrabas Hobo Trombone Cello Fagot Clarinol Gultoar, Banjo Solozang Slagwerk Saxophoon Accordeon afhankelijk waren van hun job in de bioscooporkesten. Dit EENiGE GREPEN UIT HET GEÏLLUSTREERD PROSPECTUS. inkomen viel nu in één klap weg.68 STEFAN ASKENASE landsche pianist. Flipse was echter inventief in het ontplooien van initiatieven SUPERIEURE PIANO« MEESTERKLASSE PIANO KLASSE EN REPER- TOIRE-STUDIE. om aan extra middelen te komen. Zo stelde hij een instru- Wekel. Privaatles vanaf ƒ 8«— per maand. Repertoire studie ƒ 5.·— mentenfonds in, en dat werd beloond: in 1939 schonk D.G. Lesgeld ƒ 1S,— p. r

TOON VERHEY van Beuningen een geheel nieuwe kopersectie. Ook ging E Oirecieur-Dirigenl I Flipse ertoe over om op nogal grote schaal in elk geval rede­ MEESTERKLASSE VIOOL.

LEIDER ORKESTKIASSE lijk betalende radioconcerten te verzorgen, grotendeels voor ORKEST-DIRECTIE. lesgeld /15.— p. maand lesgeld Orkest-dlrectie maf ƒ per maand. de KRO. Vanaf de geboorte van troonopvolgster Beatrix in WILLEM RAVELLI WILLT MARTIN 1938 glorieerde hij met de door Oranjefans druk bezochte Gevierde Nederland- Voortreffelijk bespeler sche Baritonzanger, SOLOZANG prinsesselijke verjaardagsconcerten. De financiële situatie (ORATORIUM LIEDEREN) verbeterde toen met steun van de grootondernemer Phs. van Ommeren en andere leden van de stedelijke burgeraristo- HENK BADINGS GERRIT VELLEKOOP Lid van de Commissie cratie een Stichting werd opgericht die de musici in dienst van Bijstand, Vooraan- Specialisi in het bespe- nam en fondsen probeerde te werven.

INSTRUMINTATIE. CUfblessen / 1 — p.mnd. In 1933 werd eindelijk een nieuwe concertzaal geopend, nu Privaatles vanaf ƒ 4.S0 lesgeld v af ƒ*.· p.mnd. per maand. De Doelen genoemd; helaas volgde het ontwerp niet de groot­ y g A A G T U I H I I I H H GEIUUSTREERD P R O S P E C T U S CONSERVATORIUM- schalige plannen die in 1928 tijdens de debatten over het legaat Burger waren geopperd en had het gerealiseerde ge­ bouw bovendien een bedenkelijke akoestiek. Toch bleek de Advertentie voor het Conservatorium Holthaus, uit: Maandblad der Volks­ universiteit te Rotterdam, s n o vem b en g jg (Gemeentearchief Rotterdam) bezettingsgraad redelijk. Belangrijk daarbij was ongetwijfeld 6o Coolsingel Flipses fantasievolle programmering, die ook de avant-garde - men noemde dat ‘noviteiten’ - niet schuwde. Toen hij in 1930 Gershwins Rhapsody in Blue ten gehore bracht, waren zowel de toehoorders als de recensenten uitzinnig, de eer­ sten van enthousiasme, de laatsten van woede.69 Tijdens elk concert liet hij werken van eigentijdse componisten horen, van Bartök en Strawinsky, maar ook van Albert Roussel, een Franse vriend van Flipse, die een terugkerende gast werd. Dat de contemporaine muziek dikwijls ook nog eens van Nederlandse bodem stamde, wekte alom verbazing. In Rot­ terdam hoorde men premières van de iets oudere garde van vaderlandse componisten, zoals Wagenaar en Diepenbrock, maar ook werk van de Beethoven van de Maasstad, Willem Pijper - met wie Flipse niet bepaald goed kon opschieten - en van diens leerling Henk Badings. Jonge componisten trokken naar Rotterdam om Flipse hun composities te laten zien. Eduard Flipse dirigeert het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest in De Doelen Hij was een van de weinigen die er verstand van hadden en (Gemeentearchief Rotterdam) wellicht de enige die ze ook nog wilde uitvoeren. Dat alles maakte Rotterdam een tijdje tot een landelijk centrum van plete inleiding over het symfonieorkest in 29 pagina’s. Al die muzikale vernieuwing en bovendien bracht Flipse juist deze pagina’s waren wel gericht tot jeugdige ‘jullie’, maar daar­ muziek ook buiten de grenzen, zoals tijdens een succcesvol door nog bepaald geen makkelijke lcost.72 concert in Brussel in 1938. Al na vijfjaar blikte de muziek­ Kortom, op het einde van de jaren dertig gloorde er hoop

recensent van de n r c , de rechtgeaarde Rotterdammer Eduard voor de ‘serieuze muziek’. Niet alleen leek het R P h G - vanaf Reeser, met groot enthousiasme terug op Flipses eerste lus­ 1937 R P h o geheten - zowel nationaal als internationaal door trum. Hij stelde de programmering met de vele noviteiten te breken, Rotterdam wilde bovendien opnieuw een opera- aan heel Nederland ten voorbeeld; die waardering bleef in centrum worden, met Chris van Dams initiatief voor het later jaren onverminderd.70 Nederlandsch Opera Ensemble dat, begeleid door het R P h o , Flipse wist bovendien de traditie van het R P h G om muzielc te in 1939 een aantal voorstellingen gaf. De gemeente voteerde brengen voor de bredere volksmassa, die niet naar Mengel­ meer geld, opmerkelijk genoeg mede om de door oorlogs­ berg in De Doelen kon of wilde luisteren, in ere te houden. dreiging uitvallende voorstellingen van het orkest met de In het verlengde hiervan lag het idee dat hij van Peter van N V Italiaansche Opera te compenseren. En toen kwam de Anrooy in Den Haag overnam: namelijk om op zondagmiddag oorlog echt: alle speellocaties van de afgelopen decennia jeugdconcerten-met-toelichtingte geven. De generatie van werden in één klap tot ruïnes, een groot deel van de instru­ na 1960 denkt natuurlijk dat dit fenomeen aan de Hudson menten verdween onder het puin, en de muziekbibliotheek, geboren is, in het brein van Leonard Bernstein, maar niets met een aantal onvervangbare, originele partituren - het is minder waar. En Flipse oogstte er groot succes mee. Met resultaat van Flipses vernieuwingsstreven en zijn contacten dezelfde strenge blik waarmee hij volwassen laatkomers hun met levende componisten - ging onherroepelijk verloren. gemak deed verliezen of zelfs maande om maar vast te ver­ trekken als ze de tram nog wilden halen, beter dan zijn uit­ voering van Debussy’s Printemps te verstoren, bestrafte hij Een stad van geboren toneelliefhebbers? ook de jonge herrieschoppers die hij op de zondagen pro­ beerde te boeien met als zeer verstandige tactiek: ‘vooral Volkstoneel en variété waren er in Rotterdam volop, al vanaf ogenblikkelijk en onverbiddelijk publiek inschakelen en niet de negentiende eeuw.73 De Davids-dynastie vierde er haar meer loslaten’.71 Leest men overigens de inleidingen op de triomfen, de al genoemde Speenhoff zong er zijn spot- en eerste concerten door Van Anrooy - Flipse nam het daarna treurverzen.74 In het Tivoli-theater bracht Louis Bouwmees­ over dan moet men wel concluderen dat de jeugd van toen ter jr. groots gemonteerde revues. Voor Turf in je Ransel, in heel wat meer aankon dan die van nu. Heuse verhandelin­ 1930, werd op grond van de voorverkoop twee maanden lang gen waren het, de eerste een muziekgeschiedenis in vijftien elke avond een volle zaal verwacht.75 En natuurlijk waren er pagina’s, een echte vogelvlucht dus, en de tweede een com­ de optredens van de clown Buziau, die volgens althans één chroniqueur ‘een kostelijk bezit voor heel Nederland’ was.76

69 Kosten 1994, p. 50-51 citeert de re­ g a r , xxix F 334,1-2. Groot Rotterdam, dat wel vaker de neiging had zaken erg po­ censies. 73 Cocheret 1955. sitief voor te stellen, zag in sommige revues zelfs een duide­ 70 Cfr. P. Micheels, Muziek in de schaduw 74 Zie: De Haas 1971. van het Derde Riß. De vaderlandse sym- 75 Groot Rotterdam, 10 janu ari 1930, lijke sociaal-maatschappelijke meerwaarde. Toen Stapper’s fonie-orkesten, 1933-1945, Zutphen 1993, p. 844. Revue in 1932 het toneel van Tivoli opkwam met de produc- P- 36-37- 76 G. Z a ls m a n jr.,‘Artiesten van den 7 1 g a r , Archief Flipse, nr. 112 . Coolsingel’, in: H.A. M eerum Terwogt 72 De beide Voorberichten voor het eerste en H. Vlug (samenst.), Het boek van Rot­ [respectievelijk tweede] jeugdconcert te terdam. ‘Wat niet in Baedeker staat’, Rotterdam zijn bewaard gebleven in: Amsterdam [1931], p. 99. Coolsingel 61 grote publiek kennelijk niet te hoop. Met de fusie, in 1920, van het Rotterdamsch Tooneel met het Haagse Hofstadtheater tot het Vereenigd Rotterdamsch Hofstad-Tooneel verloor de stad haar laatste professionele ensemble. Vanaf het midden van de jaren twintig kwam, met grote regelmaat overigens, het gecombineerd gezelschap forensend vanuit Den Haag, artistiek geleid door Cor van der Lugt Melsert. Het speelde als vanouds in de Groote Schouwburg, waar toen zijn broer en diens zoon de zakelijke scepter zwaaiden over een onder­ neming die, zo wilde Groot Rotterdam wel kwijt, geen gemeen­ telijke instelling was maar een particuliere. De directie zette zich niet in de eerste plaats in om winst te maken, maar ‘voor het nut en vermaak van velen’, zo wist het tijdschrift te melden. Voor dat nobele doel waren dan wel ruim zeven­ tig mensen in vaste dienst en het artikel suggereert duidelijk dat de Rotterdammers in deze barre tijden - het was decem­ ber 1931 - eigenlijk de plicht hadden ‘hun eigen schouwburg, met het interessante tooneel van levende menschen, die ook een zwaren strijd om het bestaan voeren’ te steunen met hun komst. Ten slotte kostte een toegangsbewijs weinig meer dan een bioscoopkaartje - altijd weer die strijd tegen de grote culturele concurrent!80 Welbeschouwd waren er in de jaren twintig op dramatisch gebied genoeg successen, en heus niet alleen vóórdat de eco­ nomische crisis toesloeg. Zeker, de honderden uitvoeringen van de toneelbewerking van M.J. Brusses archetypische Rot- terdam-roman Boefje waren een uitzondering. In 1923 was

Scène uit ‘Boefje’ door het n v Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad Tooneel. Op d e foto onder het gelijknamige boek voor het eerst op de planken gebracht, anderen Cor van der Lugt Melsert en Annie van Ees (Theater Instituut Nederland, Amsterdam) in 1935 beleefde het stuk zijn 500ste uitvoering, in 1937 zijn 600ste, waarna het ook verfilmd werd, nog steeds met Annie tie Holland-Afrika - Blank en Bruin, schreef het blad: ‘Dat de van Ees als, volgens mij, intussen wel wat belegen hoofdrol­ directie zelf de vriendschap tusschen de verschillende men- speelster. .. Maar hoewel ook hij natuurlijk ging kijken naar schenrassen helpt bevorderen blijkt uit ’t feit, dat ’n groep wat de Nederlandse equivalent was van Agatha Christie’s rasechte negerartiesten medewerking verleent (.. .).77 Dat al Mousetrap, verhaalt de al genoemde pater Hermans toch met dan niet ‘echte’ zwarte artiesten, zeker sinds Al Jolsons films plezier van tal van andere voorstellingen, onder andere van en de ‘Black and White Minstrel’-rage, in de hele westelijke stukken van Felix Timmermans, op zijn instigatie door Van wereld standaard waren, vermeldt de schrijver niet. der Lugt op het repertoire genomen.81 In het seizoen 1924- Maar ook voor het grote, dramatische gebaar was er ruimte 1925 gaf Van der Lugt niet minder dan achttien premières, in Rotterdam; zelfs meer ruimte dan gezelschappen om het waaronder acht Nederlandse stukken, het daaropvolgende gebaar te maken. Want de hoge toneelcultuur bloeide in de speelseizoen waren het er zeventien, met zeven Nederlandse stad niet echt, na een reeks debacles voor en tijdens de Eerste stukken.82 Een enkele blik in Groot Rotterdam leert dat men Wereldoorlog. Alleen het Rotterdamsch Tooneel overleefde in één willekeurige week in 1928 in de Groote Schouwburg als stedelijk gezelschap en bracht, met name in de Groote maar liefst twee verschillende voorstellingen kon zien: Schouwburg, ook vernieuwend repertoire, onder artistieke Madame Sans-Gêne, met Annie van der Lugt Melsert-van Ees leiding van Peter van Eijsden en Frits Tartaud, de eerste als heldin, en Pygmalion, met Fientje de la Mar als ster. On­ de echtgenoot van de bejubelde comédienne Marie Vink, de danks dit ruime aanbod misten de Rotterdammers een eigen tweede van de veelgeprezen tragédienne Alida Klein.78 Maar gezelschap. Maar ze wilden er niet genoeg voor betalen: zelfs met de subsidie van zo’n 10.000 gulden die de gemeente Frits Tartauds laatste, bijna tragische poging, met het Nieuw vanaf 1919 gaf, kon het gezelschap de kosten niet dekken. Er Rotterdamsch Tooneel, in 1926, liep twee jaar later op de was eenvoudigweg te weinig publiek voor, Rotterdammers klippen - ook al speelde Alida weer haar glansrollen, zoals gingen liever naar de komedie. Ook daar konden de dames de tragische Ibsen-heldinnen waarop zij patent leek te heb­ hun nieuwe robes showen en de heren waren sowieso meer ben.83 geïnteresseerd in luchtige niemendalletjes van allerlei aard.79 J.M. IJssel de Schepper-Beclcer, toneel- en literatuurecensente Voor het meer bezadigde toneel van eigen bodem liep het van het Weekblad gewijd aan de belangen van Rotterdam, beschrijft

62 Coolsingel in elegant en humoristisch proza in Het boek van Rotterdam de situatie van het toneel rond 1931. Zij roemt wat weemoedig MOTTIGE ‘de moderne richting in de toneelspeelkunst’ die zich een twintigtal jaren eerder in Rotterdam had gemanifesteerd - welke voorstellingen toen precies haar goedkeuring konden wegdragen, is uit haar bijdrage niet op te maken. In één adem JINUS wijst zij op het daarmee contrasterend ‘geëxperimenteer op Tooneel spel uit het Holla ndsche Matrozenleven, in 6 bedrijven, tooneelgebied, (...) al die probeerseltjes met de enscèneering’ door M. SP R EE Naar aanleiding van de beroemde „MARINE.-SCflE.TSEN’’ die de eigentijdse toneelkunst kenmerkten.84 Dat het gezel­ van A. WERUMÉUS BUN ING. ! - schap dat nu Rotterdam bespeelde in Den Haag zetelde, vond Ontelbare Opvoeringen door geheël Nederland en België. ze nog niet eens zo erg. Een echt groot probleem zag zij in de al te hoge toegangsprijzen: ‘We willen tooneel zien spelen, V IM JUB.. NL S P R E E ja - en liefst ook nog zonder erdoor geruïneerd te worden.’85 Onder alle luchthartige taal was haar eindoordeel pessimis­ M E O T L SOPHIE SPBEE tisch, want zij sluit het significant slechts vier bladzijden Slechts ZEVEN Opvoeringen, van lange stukje af met de constatering: ‘Ons toneelleven bestaat Vrijdag 2 tot en met Donderdag 8 April dus voornamelijk uit liefde voor relikwieën [zij doelde op de GEWONE PRIJZEN. nog steeds grote eerbied waarmee Rotterdammers de naam Plaatsbespreking van 10 tot 7 uur. .* Avond-Bureaa: half 8. Aanvang 8 uur. van mevrouw Tartaud noemden] en uit - wachten (...) En Vrijdag 9 April Gesloten wegens Generale Repetitie, onze Groote Schouwburg, die ontegenzeggelijlc de mooiste Zaterdag 10 April * Eerste Opvoering van: van het heele land is, wacht geduldig mee.’86 Maar de blik van deze onmiskenbaar tot de stedelijke intel­ ligentsia behorende dame op de Rotterdamse toneelcultuur blijkt beperkt. Het amateurtheater bloeide immers als nooit tevoren en vele gezelschappen werden juist in het interbel­ Drama in 6 bedrij^en. lum opgericht. Hiertoe droeg zeker bij dat de verzuilde samen­ Naar hetheroemde Fiimwerk „The White Sister", door George Mentone leving daarvoor allerlei aanzetten en mogelijkheden gaf.87 met SOPHIE SPREE in de Titelrol Al weer leert lezing van Groot Rotterdam hoeveel verenigingen

er op dit terrein waren: Door Vrienden Opgericht, Onderlinge ▲ Affiche gezelschap M. Spree (Gemeentearchief Rotterdam) Vriendschap, Ernst en Luim, Eigen Kracht, Kunst na den Ar­ ▼ Affiche Henri ter Hall Revue (Gemeentearchief Rotterdam) beid - de toneelvereniging van het bedrijf van Sidney van den Bergh88, dat overigens ook een eigen bedrijfsharmonie had - allemaal repeteerden ze wekelijks en speelden ze minstens CIRCUSD irecteur: SCHOUWBURG M. S P R E E . eenmaal per jaar, dikwijls in buurthuizen en feestzalen. Maar I JANUARI »926 en volgende Avonden - Half Acht of de vele honderden Thespis-adepten ooit naar het officiële toneel in de Groote Schouwburg kwamen? Het is overigens nog maar de vraag of de keurige studenten REVUE die met kennelijke inzet in 1931 het tienjarig bestaan van het HENRI TER HALL Rotterdamsch Studenten-Gezelschap vierden wel regelmatige i q n c schouwburggangers waren. Hoe dat ook zij, zij vierden hun m mmm JU P feest met een interessant, voor de gelegenheid geschreven Irv 3 , A cien toneelstuk getiteld Formule 5931, waarin het zo duidelijk actuele Eerste Nederl. Revue-Gezelschap conflict tussen mens en machine werd aangescherpt met de HENRI TER HALL JOHAN KÖHLER.

77 Groot Rotterdam, 8 januari 1932, 83 Verdoes 1951, p. 150. R o o sje K-öhler, J« B u /ia u » Pief K ö h le r Muziek van Gerrit van Weezel. p.989. 84 J.M. IJssel de Schepper-Becker, ‘Too­ Groot versterkt Orkest onder leiding van M. Spree Jr. 78 Cfr. M. van Eijsden-Vink, Mijn t00- neel in Rotterdam ’, in: H.A. M eerum neeïleven, [Utrecht/Schiedam] [1934]; Terwogt en H. Vlug (samenst.), Het boek 3 Schitterende Finales: F. Verdoes, ‘De Tartauds en enige an­ van Rotterdam. ‘Wat niet in Baedeker staat’, Rood en Zwart. deren’, in: Bekende Rotterdammers door Amsterdam [1931], p.75. — 2 5 5 0 7 5 hun stadgenoten beschreven, Rotterdam 85 Ibidem, p. 76. De Zilveren, de Gouden en de Diamanten Bruid 19 51, p. 139-151. 86 Ibidem, p. 77. De Glorie van het Westland 79 P. Koomen, ‘Konstrijcke Verpoo- 87 De oprichting van de gezelschappen singh’, in: E. Ruem pol (red.), Gedenkboek deduceer ik uit de jubileumdata in de Prijzen der plaatsen van f 0.60 tot f 3.00 alle rechten inbegrepen. Rotterdam, Rotterdam 1928, p. 479-510; jaargangen van Groot Rotterdam. Over Plaatsbespreking van 10 tot hal! 7 aan den Circus Schouwburg W. Schürm ann, De Berkelmans, Rotter­ de verzuilde cultuur: C.A. Davids, ‘Ver­ dam 1920, p. 508 e.v. enigingsleven en politiek in Rotterdam ZONDAGS 2 UUR MATINEE r tegen verminderde prijzen. 80 Groot Rotterdam, 27 novem ber 19 31, tussen 1850 en 1940’, in: Rotterdams p. 808-809. Jaarboekje, 1990, p. 279-309. 81 Hermans 1945, p. 166 e.v. 88 Zie: Gedenkboek uitgegeven ter gelegen­ 82 W.A. W agener,‘Vijftig jaren kunst­ heid van het 40-jarig bestaan van de toneel­ zinnig leven te Rotterdam, 1898-1940’, vereniging ‘Kunstna den Arbeid’, Rotterdam in: Rotterdams Jaarboekje, 1949, p. 149. 1922. Coolsingel 63 Operette ‘Tip Top’, opgevoerd door Ernst en Luim, uit: Groot Rotterdam, 16 maart 1928, p .1230

vraag of menselijk geluk ooit in een formule te vatten en zo men van cultuur alleen met gemeenschapsgeld gerealiseerd aan de hele mensheid mededeelbaar zou zijn. Het antwoord konden worden. was ontkennend maar het leverde, naar de beschrijving te Een instelling die blijkens haar goed gedocumenteerde an­ oordelen89, eigentijds toneel op met volgens de bijgaande nalen op het front van de stedelijke cultuur zeker van grote foto’s expressionistische decors die doen denken aan de ex­ invloed geweest is, is de Rotterdamsche Kunstkring, opge- perimentele films uit de jaren twintig, de meesterwerken richt in 1893.91 Het bestuur ondernam op allerlei terreinen van Lang, Murnau en Pabst. actie, hoewel de koers die men op de verschillende cultuur­ Een tussenpositie nam het toneel in dat werd verzorgd door velden voer nogal wisselend overkomt. Relatief progressief de in 1917 opgerichte Volksuniversiteit: voor haar leden - en was men waar het ging om de beeldende kunsten, werkelijk dat waren er vanaf eindjaren twintig zo’n 13.000 - verzorgde progressief op het vlak van de muziek en relatief behoudend ze tegen lage toegangsprijzen voorstellingen die soms in de op het terrein van het toneel. Schouwburg, soms in Tivoli plaatsvonden en ’s zomers in De programmering van muziekvoorstellingen was in goede het Park van Hoboken.90 handen bij de bestuursleden. Zij engageerden musici wier namen zelfs nu nog het water in de mond doen lopen. Tijdens de matinees in de eigen zaal aan de Witte de Withstraat, in Een stad alleen van elitecultuur? de Nutszaal dan wel in een van de grotere concertruimten traden gerenommeerde solisten en kamermuzikanten op uit In het voorgaande is de validiteit van het onderscheid tussen de gehele wereld: Casadesus, Horowitz, Menuhin, Piatigorski hoge en lage cultuur al ter discussie gesteld en werd gewezen

op de discrepantie tussen professionele en amateuristische 89 Zie: Groot Rotterdam, 13 november van deze en andere initiatieven inge­ cultuurbeoefening. Een laatste kwestie is ten slotte nog van 1931, p. 739- gaan, het proefschrift behandelt echter 90 Zie: L. Ott, Naar wijder horizon. Vijftig slechts de periode tot de Eerste W ereld­ belang voor het blootleggen van de schakeringen in het Rot­ jaar Volksuniversiteit in Rotterdam, Rotter­ oorlog. terdamse culturele leven van deze periode, namelijk de rol dam 1967, p. 70 e.v., en het hoofdstuk 92 De Leeuw 1985, p. 159,161. van P. van Ulzen elders in dit boek. 93 De namen worden terloops genoemd van het particuliere initiatief. Veel eigentijdse commenta­ 91 Het nu volgende is gebaseerd op: in G.H. W allagh, ‘Een W egw ijzer’, in: toren verheerlijkten de ‘liberale’ positie die cultuur tot een G.W. Huygens e.a„ Uit de Kunst. 75 jaar H.A. M eerum Terwogt, H. Vlug (samen- Rotterdamsche Kunst Kring, Rotterdam st.), Het boek van Rotterdam. ‘Wat niet in zaak van de gebruikers zelf maakte en veroordeelden ingrij­ 1985. Daarin bijdragen van: D. Wel­ Baedeker staat’, Am sterdam [1931], p. 180. pen van bovenaf, juist ook in die werkstad Rotterdam, waar ling, ‘De Kring en de beeldende kunst’, 94 De Leeuw 1985, p. 150. p. 43-88; E. Salomé, ‘Rhapsodie over 95 Het nu volgende is gebaseerd op: alles zo evident leek te lukken op basis van particulier mece­ vijfenzeventig jaar muziek’, p. 89-134; J.E. van der Pot, ‘De Rotterdamsche naat, door patronage. Anderen wezen erop dat sommige vor­ H. de Leeuw, ‘De podium kunsten’, Kring 1913-1942’, in: Rotterdams Jaar­ P· 135-177; S. Huygens, ‘Literaire activi­ boekje, 1962, p. 137-159. teiten’, p. 177-213. In A. van Kalmthout, 96 A.J. Teychiné Stakenburg, Beeld en Muzentempels: multidisciplinaire kunstkrin­ Beeldenaar. Rotterdam en MrK.P. van der gen in Nederland tussen 1880 en 19 14 , Hil­ Mandele, Rotterdam 1979, p. 62, 72. 64 Coolsingel versum 1998, wordt op de betekenis Canter, Bernard Utrecht 8 december 1871 - Den Haag 9 mei 1956

en Segovia, maar ook Myra Hess en het Pro Arte-strijkkwar- In 1917 vond in de zalen van de echter ook nog ‘gew oon’ posi­ tet. Men kocht de Fransche Opera uit voor een voorstelling in Rotterdamse Academie aan de tieve recensies over exposerende Coolsingel voor het eerst sinds Branding-leden. Rotterdam, waar Tsjaikovski’s Evgeni Onegin in 1918 zodoende 1906 de ‘Vierjaarlijksche’ plaats. Zijn eigen schilderstijl noemde zijn stedelijke première kreeg. Voor het vijfendertigjarig ju­ Dit was een vierjaarlijkse tentoon­ hij ‘ rithmisch pointillisme’. Dit bileum in 1928 werd een groot werk van André Caplet voor stelling van werken van levende stond tegenover wat Canter het soli, koor en orkest uitgevoerd; niet bepaald een risicoloze kunstenaars, die beurtelings in materiële pointillisme noemde, keuze. Ook haalde de rkic Pijpers opera Halewijn naar Rotter­ Amsterdam, Rotterdam, Den van bijvoorbeeld Van Gogh. Haag en Arnhem werd gehouden. Canter wilde met zijn stippeltjes- dam en organiseerde men in 1929 de eerste opvoering ter Er was in 1917 in Rotterdam ech­ techniek het verband tussen stede van Alban Bergs Wozzeck - ‘moeilijke’ muziek toen zo­ ter nauwelijks werk van jonge en geest en materie in beeld bren­ wel als nu. moderne kunstenaars te zien en gen. Hij noemde zijn kunst een er werden veel werken van de ‘zuiver geestelijke’ en streefde Vreemd genoeg was de r k i c als ‘impresario’ veel behouden­ schilderende juryleden tentoon­ der op het vlak van de podiumkunsten. Er werd eindeloos naar een zuivere uiting van zijn gesteld, terwijl anderen wegens onderbewuste gevoelens. Hij gedelibereerd over de merites van toneelstukken en te con­ plaatsgebrek waren geweigerd. maakte voornamelijk pastel­ tracteren uitvoerenden. De stukken waren te erotisch, te anti­ Bernard Canter, die redacteur tekeningen, met uiteenlopende katholiek, te zwaar, te licht en men was, zeker in de jaren was van het culturele tijdschrift voorstellingen als theaterfiguren, dertig, wars van probleemtoneel dat sociaal of politiek gela­ Holland Express, eiste ruimte voor bijbelse verhalen, portretten en de geweigerden zodat het publiek diverse landschappen. den was. Dat wilden de meeste leden niet, meende bestuurs­ zelf over de kwaliteit van hun In januari 1926 hield De Branding lid Jo Zwartendijk.92 Dat nam overigens niet weg dat de werken zou kunnen oordelen. in het voormalig postkantoor in programmering verrassend eigentijds was, met stukken van Uit protest tegen het Rotterdamse Rotterdam haar laatste tentoon­ Pirandello, O’Neill en Teirlinck. Else Mauhs, de befaamde kunstklimaat werd in 1917 een stelling. Hoewel de groep een voordrachtskunstenares, bracht in 1931 Cocteaus La Voix Hu­ federatie van moderne schilders aantal uitzonderlijke tentoon­ genaamd De Branding opgericht, stellingen had samengesteld, was maine, en haar iets jongere collega Charlotte Köhler kon het met als leden de Rotterdamse het doel, erkenning van de mo­ RKK-publiek drie uur (!) aan één stuk boeien met de mono­ kunstenaars Marius Richters, derne kunst in Rotterdam, niet loog Carrière van Robert Neumann, over de lotgevallen van Bernard Toon Gits, Laurens van bereikt. Rotterdam had nog altijd een showgirl. Dat het publiek de Rotterdams bourgeoisie Kuik, Herman Bieling, Ger La- geen eigen stedelijke kunstzaal. vertegenwoordigde, blijkt genoegzaam uit het gegeven dat dage (Gerlwh)Jan Sirks, Geert Bernard Canters stijl bleef na het Adegeest, Willem Smit, Wim einde van De Branding onveran­ er ook stukken in het Duits en Frans werden opgevoerd, Schuhmacheren Bernard Canter. derd. Hij ging door met het maken door buitenlandse toneelgroepen als het Théâtre du Vieux Erwas binnen De Branding geen van zijn ritmisch pointillistische Colombier en het Düsseldorfer Schauspielhaus.93 Wel vroeg sprake van één stijl. Wat de kun­ tekeningen. Jo Zwartendijk zich af of de meeste leden daar nu echt en­ stenaars bond, was het streven PB vernieuwende kunst te maken thousiast over zouden zijn.94 P. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende en deze kunst in Rotterdam een Even actief was de jongere muzentempel, de Rotterdamsche kunstenaars, Den Haag ig 6 g , p. 203 bestaansplek te geven. E. Brinkman, De Branding 1917-1926, Kring, gevestigd aan de Eendrachtsweg.95 Dat deze vereni­ Canter speelde in De Branding Rotterdam iggi ging zich, vreemd genoeg, op dezelfde terreinen bewoog als een belangrijke rol, hoewel hij de rkic, was de invloedrijke bankier K.P. van der Mandele slechts aan drie groepstentoon­ een doorn in het oog. Toch is er niets terechtgekomen van stellingen heeft deelgenomen. Naast schilder en redacteur van zijn visionaire plan om al dit soort stedelijke culturele in­ Holland Express was hij roman­ stellingen ter kruisbestuiving bijeen te brengen in een nieuw schrijver, ontwerper van speel­ te stichten Erasmushuis, dat gebouwd moest worden naar goed en artistiek leider van kunst- ontwerp van De Bazel.96 De doelstelling van de RK-leden, die zaal De Protector (1912-1913). vooral afkomstig waren uit de wereld van de vrije beroepen In deze Rotterdamse kunstzaal legde hij veel contacten die in zijn en de cultuur, was de ‘studie van wetenschappen, wijsbe­ Branding-tijd verdiept zouden geerte, godsdienst, ethiek en kunst’. Aan dat hooggestemde worden. ideaal werd invulling gegeven middels tal van exposities die In Holland Express bood Canter een kans gaven aan moderne kunstenaars, onder anderen leden van De Branding de moge­ aan Bauer, Koch, Manlces, Mondriaan, Radeclcer en Willink. lijkheid hun artistieke ideeën te publiceren. Zelf zette hij in het Maar men bood, zoals W illem Gispen in 1930 memoreerde, tijdschrift theorieën uiteen met bovendien ‘gastvrijheid (...) aan gevaarlijke nieuwlichters, een twijfelachtige argumentatie, geestelijke oproerkraaiers, futuristen, dadaïsten, filmmani- bijvoorbeeld over het beperkte alcken’. Gispen doelde waarschijnlijk op tentoonstellingen kunstbegrip bij vrouwen. Ook als die waarin het werk van de h o-groep centraal stond, en schreef hij over zijn paranormale ervaringen, zoals de geestver­ de manifestatie in 1927 van ‘kunstloze gebruiksvoorwer­ schijningen die hij zag. Naast pen: niet anti-kunst maar anti-kunstnijverheid’. Voor de rk al deze buitengewone zaken, werden lezingen gehouden door onder anderen Menno ter schreef hij tot zijn ontslag in 1919

Coolsingel 65 Chabot, Hendrik Sprang 2 augustus 1894 - Rotterdam 2 mei 1949

Chabot was een zeervaardig res­ Braak (over ‘de film van heden’), Klaus Mann (over Duitse taurateur van oude schilderijen, literatuur), ontdekkingsreizigster Alexandra David-Neel (over en met de inkomsten van dit res­ Tibet), en zelfs, in 1936, Ortega y Gasset (over de moderne tauratiewerk kon hij vele jaren in zijn onderhoud voorzien, ook samenleving). In de jaren dertig ontwikkelden zich deelclubs toen zijn vrije werk vrijwel niets voor debatten, voor studie van het Italiaans of van de kunst­ opleverde. geschiedenis, et cetera. De leden trokken er ook op uit: men In 1933 verbleef Chabot een tijd­ bezichtigde de nieuwe Van Nellefabriek onder leiding van lang in Zeeland, op het eiland de architecten. Walcheren, waar de ruige natuur grote indruk op hem maakte. Helaas veel minder goed gedocumenteerd is een organisatie Hij raakte daar bevriend met de als De Katholieke Kring, die kennelijk zeer actief was. Pater kunstcriticus A.M. Hammacher Hermans beschrijft de vele opera-, operette- en toneelvoor­ en de schilderes Charley Toorop. stellingen die deze Kring op touw zette: professionele gezel­ Na zijn terugkeer in Rotterdam schappen zoals dat van Hirsch werden ingehuurd om de in 1934 besloot hij aan de Rotte te gaan wonen, onder de rook leden in de bovenzaal van Tivoli te vermaken.97 van de stad. Het stugge boeren­ Kortom: particulier initiatief, patronage zo men wil, te over

leven in dit polderland vormde - en dat niet alleen voor eigen kring, want de r k i c bijvoor­ een inspiratiebron voor zijn werk. beeld stelde al haar manifestaties in de jaren dertig ook open In de jaren dertig kregen Chabot voor niet-leden. Toch leest men gedurende de hele periode Hendrik Chabot was in de jaren en enkele andere Rotterdamse dertig en veertig een van de be­ kunstenaars van Gemeentewer­ van het interbellum de bezorgde vragen, ontevreden ana­ kendste Rotterdamse beeldende ken de opdracht voor het beeld­ lyses en mopperige interpretaties van Rotterdammers die kunstenaars. Zijn faam reikte houwen van sluitstenen voor de probeerden te achterhalen waarom het allemaal wat minder verder dan zijn eigen stad, zo ex­ bruggen van de Statensingel in was - waarbij ik mij intussen toch echt afvraag of dat, objec­ poseerde hij in de jaren dertig het nieuwe Blijdorpkwartier. vrijwel jaarlijks bij Kunstzaal Van In 1938 schilderde Chabot een tief gezien, wel zo was. Hoe dat ook zij, de vragen, analyses Lier in Amsterdam. Zijn bekend­ Hollands polderlandschap voor en interpretaties zijn cultureel belangwekkend in zich. heid als ‘volksschilder’ stond de kapiteinshut van de Nieuw Jo Zwartendijk, bestuurslid van de r k i c , liet als kunstcritica echter een waardering door de Amsterdam. Chabots bekendste van de n r c in Het boek van Rotterdam de ‘plastische kunsten’ kunstkenners in de weg. sculptuur is zonder meer De Voet- de revue passeren en was eigenlijk zo pessimistisch niet. Op jeugdige leeftijd verhuisde baller uit 1936, die bij het Feyen- Hendrik Chabot met zijn familie oordstadion staat. Wel meende zij dat er sprake was van een nieuwe situatie.98 naar Rotterdam. Zijn vader was Nadat bijna al zijn werken bij het Zij constateerde dat het grootste deel van het Rotterdamse schoenmaker en al snel moest bombardementin meiig40 waren publiek, de ‘proletariërs’, waartoe zij 85 procent rekende, Hendrik zich ook in een vak be­ vernietigd, duurde het enige tijd evengoed aan snobisme, namelijk ‘proletariërs-snobisme’, kwamen. Toen hij elf was ging voordat Chabot weer aan de slag leed als de overige 15 percent met hun rijkelui’s snobisme. Chabot aan het werk bij de huis- en ging; het verlies van zijn werk had decoratieschilder P. van Hemert, hem psychisch gebroken. Toen Voor de eerste groep gold volgens Zwartendijk dat ‘als je de die aan de gedempte Binnenrotte Chabot tijdens de oorlogsjaren massa niet weet te pakken, zooals de valc-term luidt’, je er een bloeiend bedrijf had. Deze weer ging schilderen, maakte hij kunst niet aan kon slijten, noch in spirituele, noch in mate­ Van Hemert zag dat Chabot ta­ voornamelijk werk over de ver­ riële zin. Voor de massa moest er ‘eerst een roffel geslagen lent had en raadde hem aan de schrikkingen van de oorlog. Hij zijn en reclame gemaakt’. En de hang naar alles voor ieder­ avondcursus van de Rotterdamse schilderde vluchtelingen, verzet­ academie te volgen, om zijn ar­ strijders en onderduikers. Vele een, naar nivellering, roept het spookbeeld van de overheids­ tistieke vaardigheden verder te Rotterdammers kennen het schil­ subsidie op, een fenomeen dat leidt tot onvrijheid, aldus ontwikkelen. derij De brand van Rotterdam. Zwartendijk, tot vermenging met de politiek, zoals men ‘in Vanaf het begin van de jaren Na de oorlog werd Chabot gezien andere steden, in andere landen’ kan waarnemen. Daarbij twintig was Chabot werkzaam als als een wat traditionele, margi­ komt dat men de aandacht van de jeugd heeft verloren: ‘ze zelfstandig kunstenaar. Hij raakte nale kunstenaar. goed bevriend met de beeldend De laatste jaren is er een her­ heeft andere idealen; sport en dans en film. Wij moeten ons kunstenaar Adriaan van der Plas nieuwde interesse in zijn werk, daarbij neerleggen.’ De andere groep, de 15 procent die in en de fotograaf Jan Kamman. die mede te danken is aan de wezen het kunstleven instandhoudt, ach, daarin bepaalde Chabot exposeerde een paar opening van het Chabot Museum doorsneedeftigheid vaak de smaak, vond Zwartendijk, het­ keer met de Rotterdamse avant- in novemberi993. geen de kunsten ook al niet diende. gardistische kunstenaarsgroep PB De Branding en slootzich enige N. Tergast, Hendrik Chabot, Den Haag tijd aan bij de meer gem atigde 97 Hermans 1945, p.156-157. terdammers en hun vermaak’, in: R. 1946 98 J. Zwartendijk, ‘Het Rotterdam van Daalder e.a. (red.), Als de dag van gisteren. groep De Rotterdammers. Zowel L. Ott, Hendrik Chabot, leven en werk, nu en de plastische kunsten’, in: H.A. Honderd jaar Rotterdam, de Rotterdammers zijn schilderijen en werk op pa­ Rotterdam 1981 Meerum Terwogt, H. Vlug (samenst.), en hún stad, dl. 7, Zwolle/Rotterdam pier als zijn beelden zijn expres­ J. van Adrichem, Hendrik Chabot, schil­ Het boek van Rotterdam. ‘Wat niet in Baede­ 1990, p. 155. derijen en beeldhouwwerken, Rotterdam sionistisch van stijl, zijn favoriete ker staat’, Am sterdam [1931], p. 78-95; 101 Wallagh [1931], p. 143. 1990 onderwerpen waren mensfiguren voor de nu volgende analyse vooral: 102 Ibidem, p. 141. 10 3 Ibidem, p. 14a en p. 143. en landschappen. Portret: Chabot Museum, Rotterdam P- 91-95- 99 F.N. Maas, Honderd jaren Academie voor 104 Hermans 1945, p. 39. Beeldende Kunsten en Technische Wetenschap­ pen, Rotterdam 1951, p. 36-37, 69, 75. 100 W. Straathoff, ‘Als de dag van gis­ 66 Coolsingel teren. Honderd jaar Rotterdam, de Rot- Ondanks deze analyse, die mij in veel opzichten overtuigt behoren, en net zo gekoesterd zou worden als de oude mees­ en die voor de jaren dertig waarschijnlijk nog meer opgeld ters die in Museum Boymans te zien waren, is onwaarschijn­ zal hebben gedaan, werd de Coolsingel binnen twee jaar na lijk. Zonder zich ervan bewust te zijn, kwam men veelvuldig Zwartendijks woorden nog meer dan voorheen de slagader in aanraking met de cultuur van de toekomst. Veelvuldiger van het culturele centrum. Al sinds 1873 zetelde daar de Aca­ misschien wel, zeker in een stad als Rotterdam, dan met de demie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschap­ cultuur van het verleden. Pater Hermans schrijft, waarschijn­ pen, een onderwijsinstelling waar tienduizenden studenten lijk correct, dat de meeste Rotterdammers ‘Boymans’ nooit hun vorming kregen, maar die ook over een expositieruimte van binnen zagen en dat hun idee van een stilleven-met-vis beschikte die tot 1935 floreerde. Weliswaar was men na 1918 veeleer gevormd werd door hun wekelijkse bezoeken aan gestopt met de ‘kunstbeschouwingen’ op de wintermaan- de echte viscollecties op de Vischmarkt.104 dagen en waren ook de periodieke tentoonstellingen in on­

bruik geraakt, maar de kersttentoonstelling, afwisselend Deze bijdrage zou niet tot stand gekomen zijn zonder de inspirerende vrijheid gewijd aan kunst en techniek, bleef een ware Rotterdamse die mij in 1999-2000 geboden is als fellow van het ’ Institute of Advanced Studies te Wassenaar. Mijn dank gaat uit naar mijn collega Jolanda traditie: iedereen ging er heen." Jansen, die de tekst van kritisch commentaar voorzag. Vanaf 1931 werd het aanbod aan de Coolsingel aanzienlijk verbreed, toen men werk van eigentijdse, en zelfs ook Rotter- dams-eigentijdse kunstenaars kon gaan zien in het nieuwe Bijenkorf-filiaal. De expositie van Rotterdamse kunstenaars die er in 1931 was ingericht, trok zo’n 15.000 betalende be­ zoekers en de tentoonstelling van internationale ‘moderne meesters’ in 1932 liet maar liefst zes Picasso’s zien, naast wer­ ken van Kandinsky, Mondriaan en vele anderen.100 Zo werd bewaarheid wat G.H. Wallagh al in 1931 had geschreven in zijn bijdrage aan Het boek van Rotterdam, een duidelijk deels commercieel georiënteerde ‘wegwijzer’ langs Rotterdams zakelijke en culturele ondernemingen: ‘Zoo vervult “De Bijen­ korf” een zending in onze groote moderne stad. Haar taak is groot en veel omvattende, want allereerst leidinggevend. De smaak van het publiek kan ze veredelen en leiden (.. .).’101 Wallagh meende dan ook dat ‘de betekenis van een modern warenhuis in een moderne “Groszstadt” (...) voor een niet gering deel in haar cultureele waarde’ school.102 De dames die in de Bijenkorf winkelden - een volkszaak was het natuurlijk allerminst - werden inderdaad regelmatig geconfronteerd met het nieuwste van het nieuwste op het terrein van artistiek vormgegeven industriële producten: het art-decowoningtextiel van Jaap Gidding, modern Leerdams glaswerk, de nog veel modernere meubels van de Rotterdam­ mer Willem Gispen; het was er allemaal te koop en ook die­ genen die niet kochten moeten wel beïnvloed zijn in hun smaak, hun ideeën over kleding en woninginrichting. Wal­ lagh beschouwde de Bijenkorf dan ook niet als een winkel met een expositieruimte, nee, de Bijenkorf‘ís goed beschouwd een voortdurende tentoonstelling’, een ‘permanente ten­ toonstelling (...) van al het vele, dat de fantasie en het vernuft des menschen heeft gecreëerd’.103 Het warenhuis wordt hier beschreven als was het een blijvende wereldtentoonstelling. De cultuur van het Rotterdamse interbellum bloeide inder­ daad aan de Coolsingel, met hoge C’s en grote C’s, en niet zelden het weelderigst op de meest onverwachte plaatsen, zoals de Bijenkorf en andere niet-offlciële, zelfs commer­ ciële cultuurtempels. Of het toenmalige publiek vermoedde dat veel van de koopwaar in de Bijenkorf aan het einde van de eeuw tot het culturele erfgoed met een grote C zou gaan

Coolsingel 67