Plangebied Molenweg/N9 in Burger- Vlotbrug
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 5543 375037 voor Chr. Plangebied Molenweg/N9 in Burger- vlotbrug Gemeente Schagen Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek 2200 voor Chr. 700 voor Chr. 150 na Chr. 320 na Chr. 250 na Chr. 1650 na Chr. Colofon Opdrachtgever: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Titel: Plangebied Molenweg/N9 in Burgervlotbrug, gemeente Schagen; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek Status: eindversie Datum: mei 2016 auteur: drs. R.A.C. Kroes Projectcode: SCWM Bestandsnaam: NO5543_SCWM.docx projectleider: drs. R.A.C. Kroes projectmedewerker: drs. J.A. Schenk ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 3998918100 Bewaarplaats documentatie: RAAP West-Nederland Autorisatie: ir. G. de Boer Bevoegd gezag: gemeente Schagen ISSN: 0925-6369 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b telefoon: 0294-491 500 1382 LV Weesp telefax: 0294-491 519 Postbus 5069 E-mail: [email protected] 1380 GB Weesp © RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2016 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Plangebied Molenweg/N9, gemeente Schagen; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek Samenvatting In opdracht van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft RAAP in mei 2016 een archeologisch bureauonderzoek (BO) uitgevoerd voor plangebied Molenweg/N9, gemeente Schagen. De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om op deze locatie een waterber- ging aan te leggen, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen (paragraaf 1.3) kan worden geconcludeerd dat bij de aanleg van de waterberging vermoedelijk archeologische resten zullen worden verstoord. Resten van bewoning op de top van het veen uit de Late IJzertijd tot en met de Vroege Middel- eeuwen zijn óf geërodeerd, óf te verwachten tussen 0,9 en 2,2 m –Mv. Dit is ruim dieper dan de nu geplande ingrepen van 0,5 m diep. Op en direct onder maaiveld zullen zeer waarschijnlijk resten worden aangetroffen van een veld- slag die hier heeft plaatsgevonden op 10 september 1799. Hierin zijn twee soorten resten te onderscheiden: 1. Voorwerpen die rondom of tijdens de slag zijn verloren, weggegooid of afgeschoten Het zal hierbij gaan om uitrustingsstukken als (delen van) geweren, sabels, bajonetten, uniformknopen, gespen en kogels. Dergelijke resten zullen uit de aard der zaak vooral aan en vlak onder maaiveld gevonden worden. Vooralsnog moet ervan worden uitgegaan dat ze in principe overal worden aangetroffen. Dit is afhankelijk van de troepenbewegin- gen destijds. Onderzoek aan dergelijke resten kan extra kennis verschaffen over het ver- loop van de veldslag. Ze zullen vrijwel uitsluitend opgespoord kunnen worden door mid- del van metaaldetectie. 2. Ingegraven sporen, zoals veldgraven, loopgraven en schansen Een veldgraf is al eens aangetroffen. Bekend is dat de dijk en het boezemwater van de Zijpepolder is gebruikt als ‘wal en gracht’. Het is de vraag of de troepen destijds loop- graven of schansen nodig hebben gehad, en of ze de tijd gehad hebben om die aan te leggen, maar mogelijk is het zeker. Ook dit is mede afhankelijk van de troepenbewegin- gen destijds. Dergelijke ingegraven resten zullen vrijwel zeker vondsten bevatten als on- der (1) genoemd, alleen zullen deze zich te diep in de bodem bevinden om met metaal- detectie te worden opgespoord. In de regel zijn sporen van ingravingen altijd herkenbaar aan een verkleuring en/of veranderde structuur van de bodem die tijdens het graven wordt gesignaleerd. Geofysisch onderzoek kan in bepaalde gevallen vooraf uitsluitsel geven over de aanwezigheid van ingravingen. Gezien de plaatselijke geologie en bodem is magnetometrisch en grondradaronderzoek geen optie, daarvoor is de grondwaterstand te hoog en de bodem te kleiig. Weerstandsonderzoek kan wel worden toegepast. Schan- sen worden door dit type onderzoek vrijwel altijd opgespoord, loopgraven alleen als ze ruim bemeten zijn en/of lang open hebben gelegen, veldgraven alleen als ze in groepen liggen of als het massagraven betreft. Individuele veldgraven zijn slecht opspoorbaar. RAAP-notitie 5543 / eindversie, mei 2016 Plangebied Molenweg/N9, gemeente Schagen; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voor- genomen bodemingrepen vervolgonderzoek aanbevolen. Daarbij is de belangrijkste overweging dat het een gebied van circa 7 hectare betreft, wat tot hoge kosten zal leiden als het integraal met één onderzoeksmethode wordt onderzocht. Daarom wordt aanbevolen de volgende gefa- seerde aanpak als optie in studie te nemen: 1. Een extra bureauonderzoek met als doel op basis van de bekende troepenbewegingen en gevechtshandelingen een uitspraak te doen over de verwachting op resten van de veldslag in het plangebied en dan met name of binnen het plangebied onderscheid gemaakt kan wor- den tussen zones waar niets te verwachten valt en waar wel. 2. Een verkennend detectoronderzoek waarbij het plangebied steekproefsgewijs wordt onder- zocht met als doel te bepalen waar zich eventuele vondstconcentraties bevinden. Vooron- derstelling is daarbij: de verspreiding van kwijtgeraakte, weggegooide en afgeschoten mobi- lia geeft aan waar gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden en dat geeft weer aan waar schansen, loopgraven en veldgraven kunnen worden verwacht. 3. Volledig detectie- en weerstandsonderzoek in de zone als onder punt 2 bepaald. Met als doel de gevechtshandelingen te reconstrueren (detectie) en de locatie van ingegraven resten te lokaliseren. 4. Nader gravend onderzoek naar de ingegraven resten (dan wel inpassing). Hierbij wordt een in ieder geval een stop-moment aanbevolen tussen stap 2 en 3 om de nadere consequenties van de onderzoeksresultaten voor het project te kunnen beoordelen. Stap (2) en (3) zijn goed te combineren met OCE-onderzoek. Op het moment dat OCE- onderzoekers hun locaties hebben gedetecteerd en de voorwerpen gaan ‘benaderen’ kan een archeoloog meelopen om – naast de reeds vastgestelde locatie – te registreren om wat voor vondst het gaat. Veel vondsten uit slagveldcontext gelden wettelijk namelijk als ‘strategisch ma- teriaal’ en worden direct na benadering geruimd zodat nader archeologisch onderzoek niet mo- gelijk is. Directe registratie in het veld is dan ook noodzakelijk. Bovenstaande aanpak houdt in dat alleen dat deel van het plangebied wordt onderzocht dat ook aantoonbaar potentie heeft om onze kennis over de veldslag te vergroten, en de rest van het plangebied dus niet. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Weten- schap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). RAAP-notitie 5543 / eindversie, mei 2016 Plangebied Molenweg/N9, gemeente Schagen; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek Teneinde de gevolgen van het aantreffen van toevalsvondsten in de niet onderzochte delen van het plangebied in goede banen te leiden wordt aanbevolen een passieve archeologische bege- leiding conform het protocol inventariserend veldonderzoek voor proefsleuven (IVO-P) uit de KNA versie 3.3 uit te laten voeren. Passieve archeologische begeleiding houdt in dat wanneer tijdens de grondwerkzaamheden vondsten of sporen worden aangetroffen, een archeoloog wordt ingeroepen om deze vrij te leggen, te documenteren en veilig te stellen. Een archeologische begeleiding behoort plaats te vinden op basis van een goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior- archeoloog en ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bevoegde overheid. RAAP-notitie 5543 / eindversie, mei 2016 Plangebied Molenweg/N9, gemeente Schagen; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ....................................................................................................................... 6 Administratieve gegevens ....................................................................................................... 7 1 Inleiding ............................................................................................................................. 8 1.1 Kader ...................................................................................................................................... 8 1.2 Ligging van het plangebied ....................................................................................................... 8 1.3 Planomschrijving ...................................................................................................................... 9 1.4 Doel- en vraagstelling ............................................................................................................... 9 1.5 Kwaliteit ................................................................................................................................... 9 2 Bureauonderzoek ............................................................................................................. 10 2.1 Methode ...............................................................................................................................