Bacchus En Christus. Twee Lofzangen Van Daniel Heinsius
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Bacchus en Christus. Twee lofzangen van Daniel Heinsius Daniël Heinsius editie L.Ph. Rank, J.D.P. Warners en F.L. Zwaan bron Daniël Heinsius, Bacchus en Christus. Twee lofzangen van Daniel Heinsius (eds. L.Ph. Rank, J.D.P. Warners en F.L. Zwaan). W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1965 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hein001lphr01_01/colofon.php © 2011 dbnl / L.Ph. Rank / erven J.D.P. Warners / erven F.L. Zwaan 4 Voor de jongste Daniel, P. Daniel Warners Daniël Heinsius, Bacchus en Christus. Twee lofzangen van Daniel Heinsius 5 Voorwoord Dit boek is ontstaan uit een mij door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen verstrekte opdracht: de voorbereiding van een heruitgave van Daniel Heinsius' lofzangen op Bacchus en Christus. Deze voorbereiding hield mij twee jaar bezig. Voor de uitgave kreeg ik van hetzelfde Departement een subsidie, waarvoor ik hier gaarne zeer hartelijk dank. Behalve de twee genoemde hymnen leek het zinvol de opdrachten van Scriverius aan Iacob van Dyck en het betoog van Heinsius tot Scriverius gericht aan de hymnen te laten voorafgaan, zoals ook het geval is in de uitgave, die ik uit de verschillende edities koos. Mijn samenwerking met Dr. F.L. Zwaan bracht mij er toe hem te vragen de verklarende aantekeningen voor zijn rekening te nemen. Hij stelt er echter prijs op, te verklaren dat door de reeds grote omvang van het boek hij genoodzaakt was zich in zijn aantekeningen sterk te beperken en alleen de noodzakelijkste toelichting te geven. Dr. L. Ph Rank las met mij mijn commentaar door en wees me op een groot aantal plaatsen, die mijn aandacht ontsnapt waren, terwijl hij ook de indices samenstelde. Het leek me juist hun beider namen mede op de titelpagina te vermelden. Het boek ziet er nu aldus uit: na mijn inleiding komen de teksten. Op de linkerpagina de gedichten van Heinsius, met daaronder de commentaar van Scriverius, precies zo gedrukt als in de uitgave, die hier een herdruk beleeft. Op de rechterpagina mijn doorlopende commentaar, die bedoelingen en inzichten van Heinsius en Scriverius, alsmede hun bronnen, zo goed mogelijk wil belichten. De cijfers in de commentaar verwijzen naar de versregels van Heinsius' gedichten, de cijfers tussen haakjes verwijzen naar het commentaar van Scriverius. Onder deze commentaar de verklarende aantekeningen van collega Zwaan, met daartussen ook nog wel korte mededelingen, die niet in de commentaar een plaats konden vinden. Hoe moet de lezer dit ingewikkelde patroon volgen? Naar mijn mening doet zij of hij het beste Heinsius' gedichten eerst in hun geheel te lezen. De 17e- en 20e-eeuwse commentaar kunnen daarna wellicht hun diensten doen. Daniël Heinsius, Bacchus en Christus. Twee lofzangen van Daniel Heinsius 6 Allerlei zaken kon ik in deze uitgave geen plaats meer geven. Ik had heel graag reeds in deze uitgave Heinsius' literaire bronnen van klassieke of renaissancistische oorsprong uitvoeriger willen behandelen, maar er was geen ruimte voor dat doel. Een enkele maal verwijs ik naar Ronsard. Binnen niet te lange tijd hoop ik elders een comparatistische studie aan deze boeiende zaak te wijden. Een moeilijke kwestie is de vraag: welke bijbelvertaling(en) gebruikten Heinsius en Scriverius? Zeker is het dat ze de vertaling van Marnix kenden, eveneens staat het vast dat de Vulgaat hun zeer bekend was. Ik veronderstel dat de geleerde ‘dichter en schrijver’ zich ook vaak van eigen vertalingen bedienden. Over de gravures die in de lofzang van Bacchus te vinden zijn het volgende: de maker is Jacob Matham (1571-1631), die een goed deel van zijn leven in Haarlem woonde (Zie: F.W.H. Hollstein: Dutch and Flemish Etchings, Engravings and Woodcuts, 1450-1700, Vol. XI, p. 236, Amsterdam, z.j.). Het lijkt me dat zeker niet alle afbeeldingen voor de lofzang van Heinsius gemaakt zijn: sommige komen duidelijk niet overeen met de tekst. In de door mij gebruikte uitgave signaleerde ik een aantal drukfouten. Voor de meeste van deze heb ik een andere lezing voorgesteld. Enkele fouten heb ik stilzwijgend verbeterd, terwijl ik een aantal afkortingen aanvulde, zonder daarvan rekenschap af te leggen. In de loop der jaren heb ik vaak hulp gehad van vakgenoten en theologen. Twee wil ik met name noemen: Professor P. Smulders S.J. uit Maastricht die me een dag lang de weg wees in Migne, en Professor Dr. C.W. Mönnich, die ik op de onmogelijkste uren per telefoon mocht raadplegen. Professor Dr. W.A.P. Smit dank ik voor zijn altijd aanwezige belangstelling, Professor Dr. J.C. Brandt Corstius voor de ‘ruimte’ die hij mij verschaft. Het laatste woord van dank is voor haar, die er het allermeeste recht op heeft. J.D.P. WARNERS Daniël Heinsius, Bacchus en Christus. Twee lofzangen van Daniel Heinsius 7 Inleiding I. Daniel Heinsius Het is overbodig om bij een nieuwe uitgave van de twee omvangrijkste Nederlandse gedichten van Daniel Heinsius uitvoerig stil te staan bij het leven van deze geleerde dichter, over wie elders, hetzij in de handboeken, hetzij in een afzonderlijke biografie de lezer zich kan laten inlichten1. Men zou kunnen aanvoeren dat de biografie van Ter Horst verbetering behoeft: de auteur staat zeer negatief tegenover zijn object, maar wij zouden er op kunnen wijzen dat in deze biografie een grote hoeveelheid gegevens aan de lezer geschonken worden, evenals vele citaten uit Heinsius' werk. Onze bedoeling is het, aan de hand van de twee grote hymnen, tot een voorlopig en partieel oordeel te komen. De Nederlandse gedichten van Heinsius zijn jeugdwerk en derhalve behoeven wij onze aandacht niet te richten op des dichters latere leven. Hier volgen slechts enkele opmerkingen over de jonge Heinsius, voorzover ze biografisch en met het oog op de te behandelen hymnen van betekenis zijn. Daniel Heinsius is op 9 juni 1580 te Gent geboren. Zijn vader, Nicolaas Heinsius, was griffier bij de Raad van Vlaanderen, protestant van geloof en voorts bewonderaar van Erasmus. Al spoedig na de geboorte van Daniel werden de omstandigheden der protestanten steeds slechter en Daniel wordt naar veiliger streken overgebracht, eerst naar Veere. Later vertrekken ouders en zoon naar Londen, maar heel spoedig daarop keert de familie terug, nu naar de noordelijke Nederlanden, eerst naar Delft, dan naar Rijswijk. Te Vlissingen doorloopt Daniel de Latijnse School, vervolgens gaat hij op zestienjarige leeftijd (?) naar Franeker om aldaar rechten te studeren. De voorkeur van de jonge student gaat overigens uit naar de letterkundige studie, natuurlijk naar die der klassieke letteren, en in het bijzonder naar het Grieks. In 1598 wordt hij ingeschreven als leerling van de Leidse Hogeschool. Spoedig is hij een befaamd student, 1 D.J.H. ter Horst, Daniel Heinsius, Utrecht, 1934. Zie ook Gesch. v.d. Letterkunde der Nederl., IV, 19 vv., 's-Hertogenbosch-Brussel, z.j. Voorts: W.A.P. Smit, De dichter Revius, p. 44 vv., Amsterdam, 1928. Daniël Heinsius, Bacchus en Christus. Twee lofzangen van Daniel Heinsius 8 in hoog aanzien bij Janus Dousa, de curator van de Academie; ook de wereldberoemde classicus J.J. Scaliger heeft grote waardering voor zijn kennis. In 1600 verschijnt het eerste wetenschappelijke werk: een uitgave van Silius Italicus' Punica, terwijl in 1601 aantekeningen op deze auteur het licht zien. In deze uitgave publiceert Heinsius enige Latijnse poëzie, benevens een Latijnse vertaling van een Grieks anacreonteum van eigen maaksel. In hetzelfde jaar volgt een uitgave van enige dialogen van Seneca, een werkje dat althans vermoedelijk aan Heinsius toegeschreven kan worden. In 1602 ziet zijn tragedie Auriacus, waarvan de moord op Willem de Zwijger het onderwerp vormt, het licht. Blijkbaar is dit en nog enig ander werk voldoende geacht om Heinsius tot docent aan de Leidse Academie te benoemen. Toen hij 23 jaar oud was volgde zijn benoeming tot ‘extra-ordinaris Professor Poeseos’, terwijl in 1605 een bevordering volgt: hij wordt ‘extra-ordinaris Professor Linguae Graecae’. In zijn eerste hoogleraarsjaren is de geleerde in enkele amoureuze affaires gewikkeld: in zijn gedichten leren we een Rossa en een Thaumantis kennen, meisjes waar we verder niets van weten maar die de jonge professor tot een zeer directe liefdespoëzie brengen1. Intussen publiceert Heinsius zeer veel, zowel op literair als wetenschappelijk gebied. In 1603 verschijnen Latijnse gedichten en een Hesiodusuitgave! Boeiend en kenmerkend is het dat onze dichter Homerus boven Vergilius stelt; er bestond namelijk een humanistenstrijd, van vroeg uit de renaissance stammend, tussen de Homeristen en de Maronisten (Vergiliusaanhangers), een strijd die literair hierop neerkomt dat de Maronisten voor het zo gecultiveerde werk van de Latijnse hofdichter kozen, terwijl de Homeristen de natuurlijke menselijkheid van Homerus ver boven het te gemaniereerde van Vergilius stelden. Nog in hetzelfde jaar gaf Heinsius zijn Theocritus uit; deze oudst bekende Griekse pastorale dichter (3de eeuw voor Chr.) genoot zijn bijzondere voorkeur en liefde: Heinsius heeft in zijn jeugd onder het pseudoniem Theocritus gedicht. Deze voorkeur hoeft niet alleen afgeleid te worden uit de keuze van dit pseudoniem; veel aardiger is het dat de hebreeuwse naam Daniel en de griekse naam Theocritus eenzelfde betekenis hebben: de door God te oordelen mens. In 1605 verschijnt zijn Laudatio Funebris Jani Dousae; in 1606 een nieuwe druk van zijn Poemata, opgedragen aan Cornelis van der Mijle. In het volgende jaar is Heinsius benoemd tot bibliothecaris. Na de dood van Scaliger (1609) wordt hij gewoon hoogleraar in het Grieks. Hij 1 Zie Georg Ellinger, Gesch. der Neulat. Lyrik in den Niederl., III, 1, 17 vv. Daniël Heinsius, Bacchus en Christus. Twee lofzangen van Daniel Heinsius 9 heeft, in het bijzonder in de aanvang, een zeer groot gehoor tot zich getrokken: van alle zijden kwamen Nederlanders en buitenlanders naar zijn levendige, inspirerende colleges luisteren. Belangrijk voor onze verdere onderzoekingen is nog een uitgave van 1610: een commentaar van Cunaeus (1586-1638) op het 48 boeken omvattende werk van de dichter Nonnus, de ‘Dionysiaca,’ verschijnt met een verhandeling van Heinsius over de dichter.